Wijzigingsplan Naast dorp 1
Wijzigingsplan - Gemeente Lopik
Vastgesteld op 01-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.2 plan:
het bestemmingsplan "Wijzigingsplan Naast Dorp 1 te Polsbroek" van de gemeente Lopik;
1.3 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bestaand:
- 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- 2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan inwerking is getreden.
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.20 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór danwel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
- 1. vóór: het moet een open constructie zijn;
- 2. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.21 plankaart:
de analoge en digitale plankaart van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.
1.22 rooilijn:
de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen:
- evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
- dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
- evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.
bij nieuw te bouwen woning(en): het verlengde van de voorgevel van een naastgelegen woning
1.23 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.24 voorgevel:
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
1.25 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden bestaande uit een hoofdgebouw met de bijhorende aanbouwen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door dat deel van het bouwperceel waar gebouwen toegestaan zijn tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven;
2.2 dakkapel en goothoogte
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
2.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend;
2.7 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bodemingreep
het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.12 diepte
vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep;
2.13 ondergeschikte onderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1m bedraagt. Voor erkers geldt dat deze 1,5m voor de voorgevel van de woning aanwezig mogen zijn mits de overblijvende afstand van de erker tot de weg groter is dan 1,5m.
2.14 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;
2.15 peil
Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang:
- a. direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang + 25 cm;
- b. niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang + 25 cm.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, bruggen, fiets- en voetpaden, andere verhardingen, bermen, picknickplaatsen, fietsenstallingen, bushokjes, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, alsmede voor:
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het verkeer worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 10 m.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met aan huis verbonden beroepen.
4.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- 1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 6. de ruimte tussen bouwwerken.
6.2 Ondergronds bouwen
Voor het uitvoeren van ondergrondse (bouw)werkzaamheden gelden, behoudens beperkingen voortkomende uit de regels in Hoofdstuk 2 en / of 3 en behoudens aanvullende bepalingen van andere wetten en verordeningen de volgende bepalingen:
- 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar ook bovengrondse bouwwerken zijn toegestaan;
- 2. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- 4. Een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur met meer dan 4 personen per woning zoals aanwezig op het moment van ter visielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig mogen zijn;
- 5. Het realiseren van nieuwe woningen tenzij dat in de planregels in hoofdstuk 2 nadrukkelijk is toegestaan.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en voorzien is in verhaal van mogelijke (plan)kosten afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de regels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouw- en bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie waarbij deze geringe maat in elk geval niet meer is dan 5 m;
- d. de regels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt waarbij deze geringe maat in elk geval niet meer is dan 5 m;
- e. het toegestane aantal en de inhoud van woningen, ten behoeve van het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een bedrijfswoning of andere woning, niet zijnde een recreatiewoning, of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen worden gegeven (mantelzorg), met dien verstande dat:
- 1. de inhoud van de bedoelde woonruimte niet meer dan 250 m³ mag bedragen;
- 2. de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning respectievelijk de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende bijgebouw;
- 3. ingeval de bedoelde woonruimte in een van de woning vrijstaand gebouw wordt gebouwd, de afstand van dat bijgebouw tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
- 4. het bouwen op een zodanige wijze dient te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van de ontheffing ongedaan kan worden gemaakt;
- 5. alvorens te beslissen op een verzoek om ontheffing, winnen burgemeester en wethouders advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur;
- 6. burgemeester en wethouders trekken de verleende ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen;
- 2. De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het plan is voorzien van een watertoets;
- d. het plan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- e. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is waaronder zekerstelling van gemeentelijke (plan)kosten;
- f. dat het wijzigingsplan voor het overige beleidsmatig en stedenbouwkundig inpasbaar is.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking, wijziging of uitwerking van het plan is de volgende procedure van toepassing:
- 1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- 3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- 4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- 3. Het eerste lid onder artikel 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 11.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 11.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Het eerste lid onder artikel 11.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Wijzigingsplan Naast Dorp 1 te Polsbroek".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De eigenaar van de locatie naast de woning Dorp 1 te Polsbroek is voornemens twee woningen te bouwen. De gemeente wil hieraan haar medewerking verlenen. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan staat de bouw ervan alleen toe met een wijzigingsplan. Voorwaarde is dat het aspect geur geen probleem is. Dat is niet (meer) het geval. Dat is de reden om voorliggend wijzigingsplan te maken.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen naast Dorp 1 te Polsbroek. Het zijn de meest westelijke kavels van de gemeente Lopik in dit dorp. Direct naast het plangebied ligt de gemeentegrens waarna de gemeente Vlist begint.
Op onderstaande kaart (linker afbeelding) is de locatie met een vierkantje globaal weergegeven. Op de luchtfoto (rechter afbeelding) zijn de gronden waar het om gaat goed te zien. Het zijn de akkergronden gelegen tussen bestaande bebouwing en de watergang in. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de betrokken gronden en de omgeving.
![]() | ![]() |
Afbeelding: Globale ligging plangebied (Bron Google Maps) |
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Naast Dorp 1 te Polsbroek'. Dit plan is vastgesteld door de raad op 22 november 2011. In dat plan hebben de gronden van het onderhavige plangebied de bestemming 'Wonen' en 'Verkeer'. In dit plan was een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bouw van 2 woningen onder voorwaarden toegestaan. De afwijkingsprocedure kon alleen doorlopen worden als het aspect geur geen problemen veroorzaakt voor omliggende bedrijven en een goed woon- en leefklimaat voor de woningen aanwezig is.
Tegen het besluit van vaststelling van het bovengenoemde bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is op 11 december 2012 behandeld. Hieruit komt naar voren dat het betreffende bestemmingsplan van rechtswege blijft gelden, met dien verstande dat de afwijkingsmogelijkheid ('korte procedure') is veranderd naar een wijzigingsmogelijkheid ('uitgebreidere procedure') met voor het overige dezelfde voorwaarden.
Voor de beschrijving van de uitspraak van de Raad van State wordt verwezen naar bijlage 3 bij de toelichting. Volledigheidshalve is ook het vastgestelde bestemmingsplan en bijlagen van 'Naast Dorp 1 te Polsbroek' opgenomen in bijlage 4 en 5. De door de Raad van State bepaalde veranderingen zijn in rood aangegeven in dat plan.
Het voorliggend plan is het wijzigingsplan wat gebruikt maakt van de wijzigingsmogelijkheid in het geldende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
In dit hoofdstuk wordt het plan zelf en de relatie tot de omgeving beschreven. Daarnaast wordt er een relatie gelegd tussen het beoogde initiatief en het geldend beleid.
2.1 Het Plan
Het plan bestaat er uit twee woningen te bouwen op gronden die nu nog gebruikt worden als akkergrond. Onderstaande afbeelding geeft schetsmatig de ligging van de beide hoofdmassa's aan. Onderstaande afbeelding maakt ook inzichtelijk dat de beide woningen niet per se gelijk van omvang en uiterlijk zijn (daarom zijn er verschillende 'blokjes' opgenomen). De definitieve bouwplannen worden ontwikkeld binnen de kaders van voorliggend wijzigingsplan. Die bouwplannen worden (uiteraard) ook afgestemd met welstand (zie ook http://welstandsnota.lopik.nl/) en op dat moment is de architectuur van de woningen bekend.
![]() | |
2.2 Het Plan In Relatie Tot De Omgeving
Het plangebied is nu nog in gebruik als grond voor akkerbouw. Dit in de vorm van een volkstuin; er is geen sprake van bedrijfsmatig agrarisch gebruik. De locatie ligt aan het westelijke einde van het dorp Polsbroek. Polsbroek is een typisch lintdorp in het Groene Hart. Aan de westzijde ligt een watergang en aan de oostzijde van het plangebied liggen enkele woningen. Door de bouw van de twee woningen wordt het lint als het ware afgerond.
Bijgevoegde afbeeldingen laten het plangebied zien. Op de eerste foto is het plangebied 'recht' vanaf de weg gefotografeerd. Op de middelste afbeelding is het plangebied 'naar het oosten' toe gefotografeerd. De fotograaf staat daarbij in de gemeente Vlist, aan de overkant van de watergang. Duidelijk zichtbaar op deze middelste foto zijn de laatste huizen van het lint door Polsbroek. De onderste foto is vanaf 'de achterzijde' van het plangebied gemaakt naar de weg toe. Op deze foto is duidelijk zichtbaar dat er naast (westelijk, op de foto dus rechts) een groenstrook ligt. Die groenstrook blijft onveranderd. Deze strook is mede van belang voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.
![]() | |
De te bouwen woningen komen op vrij kleine kavels. Het totale plangebied is circa 380 m² groot. De woningen worden in lijn gebouwd met de voorgevels van de naastgelegen woningen. De woningen krijgen door deze ietwat beperkte ruimte eerder het karakter van kleine woningen dan van grote vrijstaande panden. Dit wat kleinschalige karakter past goed op deze locatie als afsluiting van de kern Polsbroek.
2.3 Beleid In Relatie Tot Dit Plan
Ten aanzien van het beleid in relatie tot dit plan wordt verwezen naar de toelichting van het vastgestelde bestemmingsplan in bijlage 4. Sinds de vaststelling van dat bestemmingsplan en het opstellen van het voorliggend wijzigingsplan heeft de provincie Utrecht op 4 februari 2013 de nieuwe Provinciale ruimtelijke verordening en Provinciale ruimtelijke structuurvisie vastgesteld. Dit beleid voorziet niet in andere uitgangspunten die invloed hebben op het voorliggend plan. Verder is er geen beleid gemaakt dat invloed heeft op het voorgenomen plan, behoudens beleid t.a.v. het aspect geur. Dit wordt in hoofdstuk 3 toegelicht.
Het plan past binnen in het rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid zoals is omschreven in bijlage 4.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Van deze aspecten is reeds in het vastgestelde bestemmingsplan “Naast Dorp 1” verslag gedaan. Hieruit komt naar voren dat het realiseren van de twee woningen uitvoerbaar wordt geacht, op het aspect geur na.
In dit hoofdstuk zal nader ingegaan worden op het aspect geur. De motivering voor de uitvoerbaarheid van de overige bij dit plan behorende aspecten is beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan “naast Dorp 1” (zie bijlage 4 en 5).
Ligging plangebied
De kern Polsbroek wordt in planologische zin tot het verstedelijkt gebied gerekend. Het plangebied is namelijk gelegen binnen de “rode contour”. Zoals aangegeven in het provinciaal ruimtelijk beleid wordt binnen deze contour de concentratie van bebouwing nagestreefd om zodoende de verdichting van het eigenlijke landelijk gebied te voorkomen. Aansluitend op het plangebied is sprake van aaneengesloten bebouwing met een woon- en verblijffunctie. Van oorsprong kunnen de kernen binnen de gemeente Lopik getypeerd worden als lintbebouwing. Hierdoor ontbreekt van oudsher een duidelijke dorpskern. Ten westen van het plangebied eindigt de bebouwde kom omdat vanaf de gemeentegrens niet langer sprake is van aaneengesloten bebouwing. Het begrip “bebouwde kom” komt in veel wet- en regelgeving voor en is daarom ook op vele manieren te interpreteren. De gemeente Lopik heeft er voor gekozen om bij gebrek aan een eenduidige begripsdefinitie, bij de vaststelling van de “Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Lopik 2008” , een aparte kaartbijlage te voegen waarop alle begrenzingen duidelijk zijn weergegeven. Het plangebied valt binnen de begrenzing van de bebouwde kom zoals aangegeven op deze verbeelding. Inmiddels is er ook de nodige jurisprudentie over het begrip “bebouwde kom” in relatie tot het geurbeleid bekend. Gelet op de “Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Lopik 2008” en uitgaande van jurisprudentie mag aangenomen worden dat het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom.
Activiteitenbesluit milieubeheer (1 januari 2013)
Per 1 januari 2013 is het gewijzigde Activiteitenbesluit milieubeheer in werking getreden. Daarmee is het Besluit landbouw milieubeheer ingetrokken. Veel veehouderijen vallen onder het Activiteitenbesluit. De voorschriften voor de beoordeling van geurhinder van het houden van de dieren staan zijn opgenomen in paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit.
Ingevolge artikel 3.117, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, vindt het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dierenverblijf met dieren zonder geuremissiefactor niet plaats mag vinden op minder dan 100 meter vanaf een geurgevoelig object dat binnen de bebouwde kom is gelegen.
Ingevolge artikel 3.118, eerste lid, zijn de artikelen 3.115 tot en met 3.117 niet van toepassing voor zover bij verordening op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) andere waarden of afstanden zijn gesteld. In dat geval vindt het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dierenverblijf niet plaats, indien na die oprichting, uitbreiding of wijziging de geurbelasting die de inrichting vanwege dierenverblijven waar dieren met geuremissiefactor worden gehouden veroorzaakt op geurgevoelige objecten, groter is dan de in de verordening vastgestelde belasting dan wel, indien binnen de inrichting de afstand tussen enig dierenverblijf waar dieren zonder geuremissiefactor worden gehouden en een geurgevoelig object kleiner is dan in de verordening vastgestelde afstand.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wgv bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld en een geurgevoelig object ten minste 100 meter indien het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom is gelegen. Ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onder a, van de Wgv kan bij gemeentelijke verordening worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere afstand van toepassing is dan de afstand genoemd in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat deze ten minste 50 meter bedraagt indien het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom is gelegen.
Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en de verordening geurhinder en veehouderij 2008
Bij besluit van 21 april 2009 heeft de raad van de gemeente Lopik een geurgebiedsvisie en geurverordening als bedoeld in artikel 6 Wgv vastgesteld. In artikel 4 van de geurverordening is de minimale afstand voor geurbelasting, in afwijking van artikel 4, eerste lid, van de Wgv gesteld op 50 meter. Nu bij verordening op grond van artikel 6 van de Wgv andere afstanden zijn gesteld zijn de afstanden als bedoeld in artikel 3.117, eerste lid, van het Activiteitenbesluit niet meer van toepassing.
Planspecifiek: Geurcontouren en afstanden
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van een zonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de aan te houden afstanden vanuit de Wgv wordt dit geregeld.
De vragen daarbij zijn:
- Is ter plaatse van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling een goed woon- en verblijfsklimaat gegarandeerd?
- Worden omliggende bedrijven, in dit geval wordt de nabij gelegen veehouderijen, (onevenredig) in hun belangen geschaad?
Het aspect wat in dit kader van doorslaggevend belang is, is het aspect geur in relatie tot het westelijk gelegen agrarische (melkvee)bedrijf aan de Slangeweg 1. Deze veehouderij, welke recent is uitgebreid, valt onder het Activiteitenbesluit. Er worden 150 melkkoeien (inclusief jongvee) en 40 schapen gehouden. Voor het bepalen van het leefklimaat ter plaatse van het plangebied moet worden uitgegaan van de meest recente milieuhygiënische inzichten. Deze zijn vastgelegd in de Wgv. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan “Naast Dorp 1” heeft De Roever Omgevingsadvies, een geuronderzoek, documentnummer 20110883-C02, d.d. 28 juli 2011, opgesteld (zie bijlage 1).
Voor de schapen geldt een geuremissiefactor van 7,8 ouE/m3. De totale geuremissie bedraagt dan 312 ouE/s. Deze geuremissie is dusdanig klein, dat de bijbehorende geurcontouren niet op een kaart te tonen zijn. De geurbelasting ter plaatse van het plangebied door toedoen van de schapen is verwaarloosbaar klein. Voor het melkvee en het jongvee gelden vaste afstanden. Volgens de “Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Lopik 2008” moet, zoals gezegd, rekening worden gehouden met een afstand van 50 meter. Op de onderstaande afbeelding is te zien dat de afstand tussen het dierenverblijf waar dieren zonder geuremissiefactor worden gehouden en het plangebied, en daarmee ook het geurgevoelig object, meer dan 50 meter bedraagt. De afstand tot het plangebied bedraagt 53 meter. Het dierenverblijf is zoals te zien op de tweede afbeelding op de uiterste grens van agrarisch bouwvlak van het perceel Slangeweg 1 gebouwd. Het perceel Slangeweg 1 maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan “Landelijk gebied” dat op 26 oktober 2010 is vastgesteld door de gemeente Vlist.
afstand plangebied tot dierenverblijf en verbeelding bestemmingsplan 'Landelijk gebied' van dierenverblijf
Vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat kan gezegd worden dat in het geval er tussen een inrichting en een woning de daarvoor geldende afstand wordt aangehouden, in beginsel mag worden aangenomen dat bij die woning een goed- woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Bij haar uitspraak van 6 maart 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijlage 3) reeds geoordeeld dat de raad van de gemeente Lopik voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat, nu er in de toekomstige situatie een grotere afstand bestaat tussen het bedrijf en de voorziene woningen dan de in de geurverordening genoemde 50 meter, op het moment dat het gewijzigde Activiteitenbesluit van kracht zou zijn, het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen aanvaardbaar zal zijn.
Omdat de afstand tussen het dierenverblijf en de dichtstbijzijnde nieuwe woning groter is dan de in de geurverordening vastgestelde afstand van 50 meter kan gesteld worden dat het agrarisch bedrijf op het perceel Slangeweg 1 te Vlist in een toekomstige situatie nog kan uitbreiden of wijzigen. Daarbij zal de agrarisch ondernemer uiteraard ook het voor hem geldende bestemmingsplan in acht moeten nemen. Dit voorziet momenteel niet in een oostelijke uitbreiding van een dierenverblijf. Na de inwerkingtreding van het gewijzigde Activiteitenbesluit wordt de bedrijfsvoering van het betreffende agrarisch bedrijf niet langer belemmerd door de nieuwbouw van twee woningen binnen het plangebied.
Uit het geuronderzoek behorende bij het bestemmingsplan “naast Dorp 1” blijkt tevens dat de te realiseren woningen nooit een belemmering kunnen vormen voor de veehouderij aan de Oranjekade 31 te Polsbroek. Het nieuwbouwplan vindt plaats buiten de vergunde en worst-case afstandscontouren van de veehouderij aan de Oranjekade 31. De geur vanuit de veehouderij vormt nu en in de toekomst geen belemmering voor de nieuwbouw van twee woningen binnen het plangebied.
Hiermee voldoet het wijzigingsplan aan de wijzigingsbevoegdheid waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bij haar uitspraak van 6 maart 2013, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf heeft voorzien. Aan de wijzigingsbevoegdheid kan toepassing gegeven worden omdat het aspect geur niet langer een onevenredige belemmering vormt voor omliggende bedrijven en een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
Bijzonderheden in dit wijzigingsplan
Voorliggend wijzigingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Wonen waarbij de woonfunctie wordt neergelegd. Dit plan legt zowel de woonfunctie als de bouwmogelijkheid neer voor twee woningen met bijbehorende bouwbepalingen;
- Verkeer waarbij de verkeersfunctie wordt mogelijk gemaakt met bijhorende inrichting.
Onder de in de regels opgenomen begripsbepaling 'bestemmingsplan' wordt het voorliggend wijzigingsplan bedoeld.
Voor het overige kent dit plan geen noemenswaardige bijzonderheden.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Inspraak En Overleg
Inspraak
Ten behoeve van dit plan is geen inspraak gehouden. De wettelijk vooraankondiging volgens artikel 1.3.1 van het Bro heeft wel plaatsgevonden. De omwonenden zijn reeds op de hoogte doordat in het geldende bestemmingsplan de mogelijkheid van het realiseren van twee woningen is opgenomen.
Overleg
Ten behoeve van dit plan is vooroverleg gevoerd in het kader van artikel 3.1.1. Bro. Hierbij hebben het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, de Provincie Utrecht en de gemeente Vlist een reactie ingediend. In de nota van beantwoording vooroverlegreacties, die als bijlage is toegevoegd, zijn de overlegreacties samengevat en beantwoord. De vooroverlegreacties hebben geen aanleiding gegeven het plan aan te passen.
Naast het vooroverleg ten behoeve van dit plan is reeds vooroverleg geweest in het kader van het vastgestelde bestemmingsplan van 'Naast Dorp 1 te Polsbroek. Voor de volledigheid is het verslag hiervan ook in de bijlage opgenomen.
5.2 Van Ontwerp Naar Vaststelling
Op het ontwerp van dit wijzigingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. In het vaststellingsbesluit, wat na vaststelling door het college van Burgemeester en Wethouders bij dit wijzigingsplan wordt gevoegd, wordt verslag gedaan van de mogelijke zienswijzen als ook van de mogelijke wijzigingen die bij vaststelling worden doorgevoerd.
Hoofdstuk 6 Conclusie
In voorgaande hoofdstukken is een verantwoording gegeven van de gemaakte keuze voor het realiseren van de twee woningen. Hierbij is qua motivering van het plan aangesloten op het vastgestelde bestemmingsplan 'Naast Dorp 1 te Polsbroek'. In aanvulling van het vastgestelde bestemmingsplan is in Hoofdstuk 3 ingegaan op het gewijzigde geurbeleid. Met deze motivatie is het plan op alle uitvoerbaarheidsaspecten haalbaar geacht. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de wijze van bestemmen zoals dat gevraagd wordt in artikel 3.1.3 van het Bro. In het hoofdstuk 5 is verslag gedaan van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties zijn betrokken bij de voorbereiding van dit plan.
Op basis van voorstaande alinea, opgezet volgens artikel 3.1.6 van het Bro, wordt geconcludeerd dat dit wijzigingsplan inpasbaar is in het beleid, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is. Door uitvoering van dit wijzigingsplan wordt als afronding van de kern Polsbroek een tweetal woningen gebouwd.