Uitbreiding Terberg
Bestemmingsplan - Gemeente Lopik
Vastgesteld op 26-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Uitbreiding Terberg van de gemeente Lopik.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0331.bpuitbrterberg-BP01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
aan- of uitbouw:
een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
bebouwing:
ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, wenselijk is.
bestaand:
- bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een aangebouwd of op zichzelf staand, niet voor bewoning bestemd, gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
een als zodanig aangegeven lijn, die niet door bebouwing mag worden overschreden, behoudens de krachtens het plan toegestane overschrijdingen.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
dak:
iedere bovenbeƫindiging van een gebouw.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.
dienstverlening:
met detailhandel vergelijkbare bedrijfsactiviteiten gericht op de verlening van diensten aan het publiek, zoals een reisbureau, kapsalon, bank (met baliefunctie) of makelaarskantoor.
erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij ƩƩn woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming.
extensief recreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik, hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
kantoor:
een ruimte, welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie.
maatschappelijke voorzieningen:
overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare voorzieningen, alsmede kinderopvang.
natuurlijk-landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de bestaande of potentiƫle ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarde van het gebied, de ligging binnen de natuurlijke structuur en/of zijn belang voor de natuurlijke waterhuishouding van de omgeving.
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
overkapping:
een voor mensen toegankelijk, overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde.
peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
perifere detailhandel:
detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers en grove bouwmaterialen.
voorgevel:
de gevel of gevels van een gebouw, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiƫnteerd is (zijn) op het openbaar gebied.
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privƩ-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan ƩƩn huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding āspecifieke vorm van bedrijf - 1ā: voor een autohandel- en assemblagebedrijf alsmede voor de productie en reparatie van transportmiddelen met een maximale milieucategorie van 4.2.;
- b. ter plaatse van de aanduiding āspecifieke vorm van bedrijf - 2ā: uitsluitend voor opslag, parkeren en verkeersruimten (zoals perceelsontsluitingswegen) ten behoeve van het bedrijf zoals bedoeld onder a; met dien verstande dat opslag van brandgevaarlijke, ontplofbare of anderszins milieugevaarlijke stoffen niet is toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": uitsluitend voor verkeer- en parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder a. en b. bedoelde functies;
- d. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- g. water.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan aangegeven;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt dat de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen "nutsvoorziening" niet meer mag bedragen dan 4 m;
- d. in afwijking van het hiervoor bepaalde, gelden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 2" de volgende bouwregels:
- 1. gebouwen zijn niet toegestaan;
- 2. overkappingen zijn niet toegestaan;
- 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. en 2. is binnen het aanduidingsvlak ƩƩn gebouw of overkapping toegestaan ten behoeve van de bouw van een portiersloge, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m;
- 4. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegestaan waarbij de maatvoering als bedoeld onder f. van toepassing is;
- e. in afwijking van het hiervoor bepaalde gelden ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" de volgende bouwregels:
- 1. gebouwen zijn niet toegestaan;
- 2. overkappingen zijn niet toegestaan;
- 3. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegestaan waarbij de maatvoering als bedoeld onder f. van toepassing is;
- f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
- 1. 2,2 m voor geluidsafschermende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm'';
- 2. 10 m voor palen en (vlaggen-)masten;
- 3. 6 m voor speelvoorzieningen en kunstobjecten;
- 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op het achtererf;
- 5. 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op het voorerf.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 onder b, voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 9 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied', op voorwaarde dat:
- 1. dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- 2. voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand;
- b. lid 3.2 onder f, sub 4, voor het bouwen van een terreinafscheiding op het voorerf tot een bouwhoogte van maximaal 3 m, op voorwaarde, dat:
- 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
- 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
- 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- het aantal parkeervoorzieningen;
- de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- het milieu.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2, voor het gebruiken van de gronden als bedoeld in lid 3.1 voor bedrijfsgebonden kantoren tot een bebouwd oppervlak aan kantoorbebouwing van maximaal 1.500 m2, op voorwaarde dat dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - natuurlijkrecreatieve inrichting': uitsluitend voor groen met natuurlijk-landschappelijke waarden en extensief recreatief medegebruik;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een (perceels)ontsluitingsweg;
- d. water;
- e. paden voor langzaamverkeer.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
- 1. 6 m voor kunstobjecten;
- 2. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. het is verboden op de in lid 4.1 onder b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
- 1. het aanbrengen van bebossing en/of beplanting;
- 2. de aanleg van verhardingen;
- 3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 4. het graven, vergraven, verbreden en/of dempen van watergangen.
- b. de onder a. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
- 1. die passen binnen de hoofddoelstellingen van het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;
- 2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
- 3. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
- c. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt slechts verleend, indien de werken en/of werkzaamheden, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, geen onevenredige afbreuk doen aan het onder b. sub 1. bedoelde inrichtingsplan.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterberging en waterhuishouding;
- c. voorzieningen ten behoeve van kruisend wegverkeer, zoals bruggen en andere kunstwerken;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een (perceels)ontsluitingsweg;
- e. bij de onder a. bedoelde functie behorende groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- c. groenvoorzieningen, tuinen en erven;
- d. water.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2.1 onder b en e, teneinde het toegestane aantal en de maximale inhoud van woningen te vergroten, ten behoeve van het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een woning of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen worden gegeven, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud van de bedoelde woonruimte niet meer dan 250 m3 mag bedragen;
- 2. de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte niet meer mogen bedragen dan die van de betreffende woning respectievelijk de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende bijgebouw;
- 3. ingeval de bedoelde woonruimte in een van de woning vrijstaand gebouw wordt gebouwd; de afstand van dat bijgebouw tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
- 4. het bouwen op een dusdanige wijze dient te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beƫindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van de afwijking, ongedaan kan worden gemaakt;
- 5. alvorens het bevoegd gezag beslist op een verzoek tot afwijken, dient de aanvrager een advies te overleggen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen medisch adviseur;
- 6. het bevoegd gezag trekt de afwijking in, indien de bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.
- b. lid 6.2.1 onder c, teneinde de maximum goothoogte van een hoofdgebouw te vergroten tot maximaal 4,5 m, met dien verstande dat:
- 1. indien wordt afgeweken, de vergroting van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
- c. lid 6.2.1 onder e, teneinde de maximale inhoud van de woning, bestaande uit een hoofdgebouw plus aanbouwen, te vergroten tot maximaal 750 m3, met dien verstande dat:
- 1. indien wordt afgeweken, een woning met een inhoud van 750 m3 dient te passen binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
- d. lid 6.2.2 onder d, voor een grotere goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen, met dien verstande dat afwijken alleen mogelijk is indien de grotere goot- en/of bouwhoogte:
- 1. zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
- e. lid 6.2.4 onder c, voor het bouwen van een erf- en/of terreinafscheiding op het voorerf tot een hoogte van maximaal 2 m, op voorwaarde, dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
waarbij geldt dat de maximale hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, en de maximale hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn, maximaal 1 m mag bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 100 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 2.500 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 100 cm ten opzichte van maaiveld.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie 5
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die bodemverstorende werkzaamheden inhouden die onder de m.e.r.-plicht vallen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in lid 10.1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
- c. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- c. het (gedeeltelijk) laten vervallen van de bestemmingen Waarde - Archeologie 3, Waarde- Archeologie 4 en/of Waarde - Archeologie 5; indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven.
- d. Het toekennen van de bestemmingen Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 en/of Waarde - Archeologie 5 aan gronden binnen het plan, indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Uitbreiding Terberg.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 1 Indicatief Bodemonderzoek Locatie Dorp 199 Te Benschop
Bijlage 1 Indicatief bodemonderzoek locatie Dorp 199 te Benschop
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek 2012
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek 2012
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan flora en fauna
Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Vooroverlegreaties
Bijlage 4 Nota van beantwoording inspraak- en vooroverlegreaties