KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Leiding - Riool
Artikel 5 Leiding - Water
Artikel 6 Leiding Gas
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel

Nieuwe Zandweg 28, Linschoten

Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort

Vastgesteld op 05-03-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Montfoort, 'partiële herziening Nieuwe Zandweg 28'.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.201704NwZandweg28-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan/uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt en eenzelfde gebruik kent als het hoofdgebouw, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- of slaapgedeelten van een woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 agrarisch activiteiten bij wijze van hobby

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.7 bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte gebouw, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

het in het bestemmingsplan aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bestemmingsvlak, bouwperceel of bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 hobbymatig houden van dieren

het houden van dieren op een dusdanig kleine schaal dat er geen sprake is van een inrichting.

1.22 Inrichting

een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer.

1.23 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.24 nevenfunctie

functie welke ondergeschikt is aan een hoofdfunctie, uit de hoofdfunctie dient minimaal 50% van de bedrijfsinkomsten te worden gegenereerd.

1.25 ontsluitingsweg

een weg die uitsluitend dient om toegang te geven tot percelen en niet is ontworpen voor doorgaand verkeer.

1.26 opstelplaatsen

parkeervoorzieningen ten behoeve van de op naastgelegen gronden gelegen woning.

1.27 peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.28 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw op een perceel loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.29 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstanden onderling

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erf scheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.7 oppervlakte van een overkapping

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volwaardige veehouderijbedrijven, met uitsluitend als nevenactiviteit een intensieve veehouderij;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone' de nevenactiviteit intensieve veehouderij uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  3. c. de verkoop van de door het eigen bedrijf geproduceerde producten;
  4. d. mestvergistingsinstallaties;
  5. e. bedrijfswoningen;
  6. f. hobbymatige en productiegerichte paardenhouderijen met de bijbehorende voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': tevens een volwaardig fruitteeltbedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd': tevens voor een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij tevens veehandelsbedrijf': tevens een volwaardige intensieve veehouderij en een veehandelsbedrijf;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – loon-, aannemers- en verhuurbedrijf': tevens voor een loonbedrijf, tevens aannemersbedrijf en verhuurbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', niet zijnde gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone': tevens een volwaardige intensieve veehouderij;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag loonbedrijf': tevens voor opslag ten dienste van een loonbedrijf;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling': tevens voor een paardenstalling;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  15. o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Leiding - Riool

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Riool samenvallen.

4.2 Bouwregels

Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 4.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    9. 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a. wordt de beheerder gehoord.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 4.1;
  2. b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

Artikel 5 Leiding - Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Water samenvallen.

5.2 Bouwregels

Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 5.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    9. 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 5.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 5.1;
  2. b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

Artikel 6 Leiding Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van gasleidingen alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Gas samenvallen.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 6.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    9. 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a 1 tot en met 9 vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 tot en met 9 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 6.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  2. b. er vooraf schriftelijk advies wordt aangevraagd bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin en erven;
  2. b. toegangspaden;
  3. c. opstelplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de toegangspaden;
  4. d. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
  5. e. carports, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin': tevens voor een theetuin;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': voor bestaande bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen';
  8. h. bij deze bestemming behorende groen, water en verhardingen.

7.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 m.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn entrees en erkers toegestaan, voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte mag bedragen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn bijgebouwen toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarbij de oppervlaktes, goot- en bouwhoogtes zoals deze aanwezig waren tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan als maximaal toelaatbaar gelden;
  4. d. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.2 onder a en b voor de bouw van een entree of erker, mits:

  1. a. de diepte van de entree of erker niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. b. de breedte van de entree of erker aan de voorgevel niet meer bedraagt dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
  3. c. de goot- en of bouwhoogte van de entree of erker niet hoger is dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld, maar maximaal 4 m gemeten boven peil;
  4. d. de oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt;
  5. e. door het bouwen van de entree of erker de inhoud van de woning niet groter wordt dan 600 m³.

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. een paardenbak is slechts toegestaan ten dienste van de bij de tuin behorende woning;
  2. b. de afstand van een paardenbak tot een naburig bouwperceel bedraagt tenminste 30 m;
  3. c. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
  4. d. een paardenbak mag maximaal 800 m2 groot zijn. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een groter oppervlakte aanwezig was, geldt deze oppervlakte als maximaal toelaatbaar;
  5. e. buitenverlichting is niet toegestaan bij een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale hoogte van de lichtmasten is 4 meter;
    2. 2. maximaal 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan;
    3. 3. de masten worden direct aan of bij een paardenbak geplaatst;
    4. 4. maximaal 60 LUX/m2 gemeten 1 meter boven de bodem van de bak;
    5. 5. de lichtbundel wordt door middel van een afscherming gericht op de paardenbak;
    6. 6. de verlichting mag gebruikt worden van 7.00 uur 's ochtends tot 22.00 uur 's avonds.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in bestemd voor:

  1. a. wonen, met bijbehorende gebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. bed & breakfast van 320 m2, ter plaatse van de aanduiding "specifike vorm van wonen - bed en breakfast" (bb);
  5. e. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
  6. f. het hobbymatig houden van dieren, waaronder schapen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  8. h. opslag in gebouwen ter grote van 145 m2 , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag ' (op);
  9. i. opslag ter grote van 145 m2, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag'.

8.2 Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  1. a. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd, tenzij op de plankaart een ander aantal is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. b. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Bij- en aanbouwen mogen ook buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  3. c. de inhoud van een woning mag ten hoogste 750m3 bedragen, tenzij de bestaande inhoud van de woning groter is;
  4. d. het ter plaatse aanwezige aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  5. e. de goothoogte van een woning mag maximaal ten hoogste 2,5 meter aan zijkant van de woning, 5,7 meter aan de wolfseinden of 4,5 meter ter plaatse van het portaal. De totale bouwhoogte mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  6. f. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal, buiten de genoemde oppervlaktes voor opslag 145 m2, bed en breakfast 320 m2, per woning 50m2 bedragen;
  7. g. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mogen respectievelijk ten hoogste 3 en 5 meter bedragen, tenzij bestaande bebouwing een hogere goot of nokhoogte heeft;
  8. h. de goothoog van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen; de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  9. i. de afstand van de gebouwen tot de erfafscheiding dient ten minste 3 meter te bedragen;
  10. j. de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  11. k. dakkapellen op het dakvlak aan de voorzijde van een woning zijn toegestaan, met dien verstand dat:
    1. 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,75 meter, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
    3. 3. de onderzijde zich meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet bevindt;
    4. 4. de bovenzijde zich meer dan 0,5 meter onder de daknok bevindt;
    5. 5. de zijkanten zich meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
    6. 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op een goede ruimtelijke en milieutechnische inpassing, bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van nieuw te bouwen woningen.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op de gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 3 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 9.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de archeologische bestemming geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

11.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald - niet meer bedragen dan:

  1. a. van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 m;
  2. b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  3. c. van overkappingen 3 m;
  4. d. van lichtmasten 12 m;
  5. e. van overig straatmeubilair 6 m;
  6. f. van antennes 5 m;
  7. g. van tuinmeubilair 2 m;
  8. h. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

11.3 Ondergronds bouwen

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, jo. Artikel 2.4. van het inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 (stbl.1993.no 50) evenals Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

12.2 Bijgebouw

Wonen in een bijgebouw is niet toegestaan.

12.3 Nevenfuncties

In relatie tot de bestemmingen en bouwmogelijkheden is een (bedrijfsmatige) nevenfunctie in de vorm van een bed & breakfast op het bouwvlak passend en toelaatbaar zijn ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast'.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Archeologisch waardevol gebied 3

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Maten

Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  1. a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
    1. 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%;
    2. 2. bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
    3. 3. het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door eerder verleende omgevingsvergunningen.
  2. b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 15 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012, partiële herziening Nieuwe Zandweg 28'.

Montfoort 5 maart 2018