KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 5 Verkeer - Berm
Artikel 6 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsinventarisatie
2.1 Algemeen
2.2 Situering En Begrenzing
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Het Centrale Open Deel
4.3 De Noordelijke Grafvelden: Groene Kamers
4.4 De Zuidelijke Grafvelden: Boomgaard
4.5 Voorzieningen
Hoofdstuk 5 Onderzoek Planeffecten
5.1 Algemeen
5.2 Archeologie
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Bodemkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Geluid
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Milieueffectrapportage
5.9 Natuur En Soorten
5.10 Verkeer
5.11 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Planvorm
6.3 Planregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen
8.4 Vaststelling
8.5 Beroep
Bijlage 1 Raadsbesluit Locatiekeuze 2008
Bijlage 2 Brief Gemeente Montfoort 1982
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan Watertoets
Bijlage 7 Vooroverlegreacties
Bijlage 8 Reactie Milieudienst Bodemonderzoek
Bijlage 9 Reactienota Zienswijzen

Begraafplaats De Stuivenberg

Bestemmingsplan - gemeente Montfoort

Vastgesteld op 09-08-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg" van de gemeente Montfoort.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPBegraafplaats-vg01

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 andere werken:

werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.8 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.17 grafbedekking

gedenkteken op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren.

1.18 kamperen:

vorm van verblijfsrecreatie waarbij nachtverblijf plaatsvindt in een tent, caravan, camper, tenthuisje of ander kampeermiddel, geen bouwwerk zijnde.

1.19 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.20 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.21 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.22 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.23 urnenmuur

bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van nissen om crematie-as in te bewaren.

1.24 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen, beplanting en plantsoenen;
  2. b. paden;
  3. c. parkeervoorzieningen, inclusief ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. een samenhangend bebouwingsbeeld.

Artikel 4 Maatschappelijk - Begraafplaats

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats, met de daarbij behorende:

  1. a. strooivelden ten behoeve van het uitstrooien van as en urnenmuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - crematie-as';
  2. b. voorzieningen in de vorm van onder meer opslag, toiletruimte, kleedruimte, schuilgelegenheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voorzieningen';
  3. c. wegen en paden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  6. f. waterlopen en waterpartijen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen
  8. h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend bebouwingsbeeld.

Artikel 5 Verkeer - Berm

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Berm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. toeritten en paden;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  4. d. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterwegen;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, (natuurvriendelijke) oevers, duikers, bruggen, dammen en steigers;
  5. e. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. een samenhangend bebouwingsbeeld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van omgevingsvergunning voor het afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen;
  2. b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde bouwhoogten en percentages, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.

10.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Procedure bij nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen, is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste 2 weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijk wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige Regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg"

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 december 2010.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de kern Montfoort zijn momenteel twee gemeentelijke begraafplaatsen aanwezig, aan de Lodewijkstraat en de Julianalaan. De capaciteit van beide begraafplaatsen is op korte termijn volledig benut. Bij de bestaande begraafplaatsen zijn onvoldoende mogelijkheden aanwezig voor uitbreiding. Daarom heeft de gemeente Montfoort in 2006 besloten op zoek te gaan naar een locatie voor een nieuwe begraafplaats. De begraafplaats dient voldoende capaciteit te kennen, zodat tot 2050 aan de begraafbehoefte van de gemeente kan worden voldaan.

Er is een uitgebreid locatieonderzoek uitgevoerd, waarbij een aantal locaties op een groot aantal criteria is beoordeeld. Op basis van het locatieonderzoek is in het najaar van 2008 besloten om op een locatie ten zuiden van de kern Montfoort (hoek Blokland/Bovenkerkweg) een nieuwe algemene begraafplaats te realiseren (zie raadsbesluit in bijlage 1). Dit gebied kent momenteel een agrarisch gebruik (grasland). In de jaren '80-'85 van de vorige eeuw werd reeds gesproken over de mogelijkheid om op de locatie Bovenkerkweg - Blokland een nieuwe begraafplaats te ontwikkelen (zie brief uit 1982 in bijlage 2). Ruim twintig jaar later heeft de raad besloten daadwerkelijk te gaan starten met de ontwikkeling en de aanleg van de begraafplaats.

Het geldende bestemmingsplan laat de aanleg van de nieuwe begraafplaats niet toe. Om deze reden wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen de grenzen van het plangebied geldt het 'uitbreidingsplan in onderdelen en het uitbreidingsplan in hoofdzaak'. Dit plan is op 28 januari 1949 door de gemeenteraad van Montfoort vastgesteld. Op 11 oktober 1949 is het plan door Gedeputeerde Staten van Utrecht goedgekeurd, waarna het onherroepelijk in werking is getreden.

Het latere bestemmingsplan 'Hofland' van de gemeente Montfoort (1970) heeft aan de gronden de bestemming 'Woondoeleinden, klasse A' toegekend. Aan deze bestemming is echter goedkeuring onthouden, waardoor het plan uit 1949 vigeert. Volgens dit plan geldt momenteel de bestemming 'AGB - Agrarische bebouwing'. Deze gronden zijn bestemd voor land-, tuin- en ooftbouw en veeteelt, waarop zijn toegestaan vrijstaande eengezinshuizen, schuren, garages en andere bedrijfsgebouwen, uitsluitend ten dienste van en in verband staande met de uitoefening van het agrarisch bedrijf.

De aanleg van een begraafplaats is niet mogelijk op basis van dit regime.

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voor de totstandkoming van het plan Begraafplaats "De Stuivenberg" zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De rapportages behorende bij dit plan zijn als bijlagen bij deze toelichting opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen bindende werking. Dit onderdeel heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan. Ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol van toepassing van de regels evenals een visualiserende functie van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden weergegeven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsinventarisatie

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk staat de huidige/bestaande situatie van het plangebied centraal. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plan Begraafplaats "De Stuivenberg", alsmede de huidige ruimtelijke en functionele structuur.

2.2 Situering En Begrenzing

De locatie van de te realiseren begraafplaats ligt nabij het kruispunt Blokland/ Bovenkerkweg aan de westzijde van de Bovenkerkweg. Daarnaast vallen de wegen ter hoogte van de locatie binnen de projectgrens in verband met de aanleg van onder meer inritten. Het terrein is circa 3,5 hectare groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPBegraafplaats-vg01_0001.png"

Figuur 2.1 Indicatie van het plangebied

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Montfoort bevindt zich aan de rand van de polder Lopikerwaard. Vanaf de 11e eeuw werden grootschalige cope-ontginningen opgezet in het gebied. Daarbij werden de veenmoerassen in stroken ontgonnen die haaks op oost-west gerichte ontginningsassen (onder andere de IJsseldijk en de Bloklandse Dijk) stonden. Zo ontstond een open polderlandschap met relatief dichte bebouwing op de ontginningsassen. Het plangebied ligt in het ontginningsblok ‘hofland’, dat werd begrensd door de oude kern van Montfoort, de Bloklandse Dijk en de twee kerkwegen.

De wegen Blokland en Bovenkerkweg staan zwaar in de beplanting en aan Blokland staat historische lintbebouwing. Het plangebied bestaat uit enkele graslandpercelen en een aantal watergangen. De locatie is nu in gebruik als weide en vanaf de wegen is er nu vrij zicht over de locatie op de open ruimte van het groene hart in het westen. De bebouwing aan de rand van Montfoort is op de locatie van de begraafplaats georiënteerd.

Stroomrug

In tegenstelling tot grote delen van het groene hart is de ondergrond van de locatie geen veen, maar zand en klei. De locatie ligt op de Stuivenbergse stroomrug. Deze stroomrug is het gevolg van een riviertje dat hier lang geleden gestroomd heeft. Dit gegeven is van grote invloed op het ontwerp. In de schetsfase van het ontwerp is onderzocht welke aanknopingspunten het landgebruik en de aardkundige waarden van deze stroomrug kunnen bieden voor het ontwerp van de begraafplaats. Uiteindelijk is het schetsontwerp waarin de landschappelijke kenmerken de nadruk kregen geselecteerd voor uitwerking in het voorlopig ontwerp dat als basis dient voor het bestemmingsplan. Binnen het kader van de landschappelijke randvoorwaarden zal er echter aandacht aan de aardkundige waarden besteed worden.

Landgebruik

Vanwege de goede bodemeigenschappen en de landschappelijke (hogere) ligging zijn stroomruggen al lang en intensief voor bewoning en landbouw in gebruik. Ook in onze tijd nog zijn stroomruggen veelal in gebruik voor bewoning en intensieve teelten zoals fruitteelt en boomkwekerijen. In het ontwerp is gezocht naar een manier om het ontwerp niet alleen ruimtelijk te verankeren op de plek, maar ook in type beplanting en landschappelijk beeld aan te laten sluiten. Dit heeft geleid tot een samenspel van de twee landgebruiksvormen, boomgaard en boomkwekerij, en het huidige landgebruik, weide.

Aardkundige waarden

Van de rivier die hier vroeger gestroomd heeft, is nu nog een ondiepe geul te zien in het microreliëf van het maaiveld. In de ondergrond is in de afzettingen nog een tweede stroomgeul teruggevonden. Deze aardkundige waarden zullen op verschillende manieren terug komen in het ontwerp. Het zichtbare en herkenbare microreliëf van de geul zal zoveel mogelijk gespaard blijven. De tweede, onzichtbare ondergrondse geul zal in de vormgeving van de begraafplaats als centraal open deel terugkomen. De landschappelijke context van hoge ruggen met bewoning en lage moerasgebieden zal ter inspiratie dienen bij het ontwerpen van de ophogingen voor de grafvelden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte, die in april 2004 is verschenen, zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is bundeling van verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur in de stedelijke regio's. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan op dit rijksbeleid, doordat direct grenzend aan het bestaande stedelijk gebied ruimte is gevonden voor de nieuwe begraafplaats.

3.2.2 Wet op de lijkbezorging

Bij de aanleg, de inrichting en het beheer van een begraafplaats dient met een aantal eisen rekening te worden gehouden. Het wettelijk kader voor de aanleg en het beheer van begraafplaatsen, urnenmuren en asstrooivelden is neergelegd in de Wet op de lijkbezorging (Wlb) en het daarbij behorende Besluit op de lijkbezorging (Blb). Ingevolge artikel 25 Wlb is het verboden een begraafplaats te gebruiken die niet overeenkomstig met de bepalingen van deze wet is aangelegd of in gebruik genomen. Hierover dient de regionale inspecteur van de Volksgezondheid gehoord te worden. In het Besluit op de lijkbezorging worden eisen gesteld aan de inrichting van een begraafplaats, waaronder:

  • de afstand tussen graven onderling dient ten minste 30 cm te bedragen;
  • de afstand van een graf tot de erfscheiding van de begraafplaats dient minimaal 1 m te bedragen;
  • boven de kist van een enkel graf of het omhulsel dient zich een grondlaag te bevinden van ten minste 65 centimeter;
  • er mogen maximaal drie lijken boven elkaar worden begraven, mits boven elke kist of ander omhulsel een laag grond van ten minste 30 cm dik wordt aangebracht, die bij een volgende begraving niet mag worden geroerd en de bovenste kist weer met een grondlaag van minimaal 65 cm wordt afgedekt;
  • de graven dienen zich minimaal 30 cm boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand te bevinden.

Deze eisen gelden overigens niet voor grafkelders, met uitzondering van de eis dat minimaal 1 meter afstand dient te worden bewaard ten opzichte van de erfscheiding van de begraafplaats.

Ook nadat een begraafplaats is ingericht, kent de wet nog een aantal verplichtingen voor de houder van de begraafplaats. Zo moet de houder een (openbaar) register bijhouden van al diegenen die daar begraven liggen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. Hetzelfde geldt wederom voor de bijgezette asbussen en asverstrooiingen. Bij de aanleg, inrichting en het beheer van de begraafplaats zal worden voldaan aan de Wet op de lijkbezorging.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie

In de provinciale ruimtelijke structuurvisie is om de kern van Montfoort een rode contour getekend. Ter plaatse van het plangebied volgt de contour de grens van de bestaande bebouwing. Ook toekomstige bebouwing dient zo veel mogelijk binnen de rode contour te worden ontwikkeld, om daarmee het omliggende landschap zo veel mogelijk vrij van bebouwing te houden. Stedelijke functies met een overwegend onbebouwd en groen karakter (bijv. parken, sportvelden, tuincentra, complexen van recreatiewoningen en volkstuinen) kunnen ook buiten de rode contour voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPBegraafplaats-vg01_0002.png"

Figuur 3.1 Uitsnede rode contour Montfoort Bron: Provincie Utrecht

Het plangebied behoort volgens de provinciale structuurvisie tot landelijk gebied 2. Dit gebied is in hoofdzaak een agrarisch gebied met zowel grondgebonden als niet-grondgebonden landbouw. Veel gebieden met grondgebonden landbouw hebben landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en worden gekenmerkt door recreatief medegebruik. Binnen deze zone bevinden zich ook kleine recreatie- en natuurgebieden en ecologische verbindingszones. In het plangebied is geen sprake van bijzondere waarden.

Een locatie in een gebied dat is aangeduid als 'landelijk gebied 1' ligt voor een nieuwe begraafplaats voor de hand. In een dergelijk gebied zijn stedelijke randfuncties toegestaan, zeker als zij een groene uitstraling kennen. Te denken valt aan sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen. Rondom de kern Montfoort is echter geen gebied aangeduid als 'landelijk gebied 1'. Dit komt omdat ten tijde van het opstellen van de provinciale structuurvisie geen aanleiding was om een 'landelijk gebied 1' aanduiding op te nemen. Als in de structuurvisieperiode vestiging of uitplaatsing van stedelijke randactiviteiten aan de orde komt, biedt het streekplan de mogelijkheid om in deze gevallen een stedelijke randactiviteit in 'landelijk gebied 2' te realiseren. Van deze mogelijkheid wordt nu gebruik gemaakt, aangezien uit het locatieonderzoek is gebleken dat een invulling binnen de rode contour niet wenselijk is en deze locatie het meest geschikt is.

Voorwaarde is wel dat de agrarische structuur zo min mogelijk wordt aangetast en voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing. Ook moet de te realiseren voorziening passen bij het verzorgingsniveau van de betreffende kern. Het initiatief voldoet aan deze criteria. Hoewel als gevolg van de ontwikkeling minder agrarisch areaal overblijft, is geen sprake van aantasting van de agrarische structuur. Een gebied dat direct grenst aan de kern Montfoort wordt ontwikkeld, hetgeen niet leidt tot (extra) versnippering of verstoring. Bovendien heeft de nieuwe functie begraafplaats geen gevolgen voor de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen. Een begraafplaats is geen geurgevoelige functie. Bij het ontwerp van de begraafplaats is nadrukkelijk rekening gehouden met de landschappelijke inpassing. Aardkundige waarden die op de locatie aanwezig zijn, zijn als inspiratiebron gebruikt voor het ontwerp. Bovendien is gezocht naar een invulling die recht doet aan het (open) karakter van het landschap, maar toch de beslotenheid biedt die past bij en gewenst is op een begraafplaats. Tot slot is evident dat de begraafplaats past bij het voorzieningenniveau van Montfoort. Het voorziet in de begraafbehoefte van Montfoort voor de komende 40 jaar.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie

De gemeente Montfoort werkt aan een structuurvisie. Deze visie bevat drie onderdelen: een visie op de binnenstad (vastgesteld in 2007), een visie op de kern Linschoten en een visie op het gehele grondgebied van de gemeente. De eerste twee onderdelen van de structuurvisie kennen geen uitspraken die betrekking hebben op het plangebied. In 2010 zal gestart worden met een visie op het gehele gemeentelijke grondgebied.

Twee gemeentelijke besluiten zijn relevant voor de ontwikkeling in het plangebied en zullen ook een plaats krijgen in de nieuw op te stellen structuurvisie. In 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat de begraafplaatsen in de bestaande kern niet uitgebreid worden, maar een nieuwe locatie voor een begraafplaats wordt gezocht. In 2008 is het plangebied aangewezen als locatie waar de nieuwe begraafplaats wordt gerealiseerd en zal als zodanig worden opgenomen in de structuurvisie. De planontwikkeling past dus in het (toekomstige) gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Begraafplaats "De Stuivenberg" zal een groen en parkachtig karakter krijgen. De beplanting speelt hierin een hoofdrol. De structuur van het ontwerp bestaat uit drie delen; een open middendeel met aan weerszijden opgehoogde en beplante delen met daarop de grafvelden (noordelijke en zuidelijke grafvelden).

De begraafplaats wordt aan de zuid- en oostzijde begrensd door de beplanting van Blokland en de Bovenkerkweg. Aan de noordzijde, ontbreekt een dergelijke begrenzing. Daarom zullen de noordelijke grafvelden de vorm krijgen van groene kamers omgeven met een stevige boombeplanting. Ook ter hoogte van de parkeervoorziening wordt voorzien in een sterke groene afscherming.

De zuidelijke grafvelden grenzen aan de beplanting van Blokland. Daarom zal de beplanting van deze grafvelden bestaan uit kleinere soorten en een minder sterke structuur neer zetten. Lijnvormige singels van heesters zullen hier groepen (sier-) fruitbomen omkaderen. In het navolgende worden de drie plandelen achtereenvolgens behandeld en tot slot wordt een (totaal)overzicht gegeven van de te realiseren voorzieningen.

4.2 Het Centrale Open Deel

Het open middendeel wordt ingericht als centrale as. Beide hogere delen worden ontsloten door paden vanuit dit midden. In het midden zullen alleen lage elementen gebruikt worden, zoals lage hagen. In dit deel zullen de as-verstrooiingsvelden en hoofdontsluiting komen. De hoofdontsluiting eindigt aan het einde van de as bij een waterpartij.

De hoofdontsluiting van de noordelijke grafvelden komt onder een helling te liggen en zal langzaam oplopen tot de hoogte van de grafvelden (van 0,25 +NAP naar 1,25 +NAP). Het hoogste deel van het pad zal gestut worden met een steunmuur, hierin zal het columbarium gemaakt worden. Het pad wordt beëindigd met trappen met uitzicht over een vijver en het groene hart. Via de trappen kan een bezoeker afdalen naar de hoofdontsluiting van de zuidelijke grafvelden.

Het zuidelijke pad zal vlak komen te liggen (op 0,25 +NAP), het hoogteverschil met de zuidelijke grafvelden wordt opgelost in de ruimte tussen de grafvelden. Hier zal het pad oplopen tot 0,85 +NAP en na een vlak deel doorlopen tot op de hoogte van de grafvelden (1,25 +NAP).

4.3 De Noordelijke Grafvelden: Groene Kamers

Op deze grafvelden wordt het beeld bepaald door de boombeplanting rondom. Rond de grafvelden zal ook een haag komen. Deze haag zal aan de zijde van het centrale deel onderbroken worden zodat vanaf de hoofdontsluiting al zicht is op de grafvelden.

De grafvelden zullen als 'blokken' vormgegeven worden, in tegenstelling tot het zuidelijke deel dat hoofdzakelijk uit 'rijen' zal bestaan. De graven liggen in een ring binnen de hagen. Hiermee weerspiegelt de inrichting van de grafvelden de grondvorm van de groene kamer. In de plantvakken tussen de rijen graven zullen kleine sierheesters en varens in bodembedekkers komen.

Kindergraven

Een bijzonderheid vormen de kindergraven. Deze grafvelden zullen als tuin worden ingericht. In de vakken beplanting zal zodra een graf nodig is ruimte gemaakt worden. Hierdoor worden de kinderen niet op een kaal veld begraven.

4.4 De Zuidelijke Grafvelden: Boomgaard

De zuidelijke grafvelden hebben een half open beeld. De singelbeplanting geeft een sterke (noord-zuid) richting aan de grafvelden. Onder de (sier-)fruitbomen zullen rijen graven de noord-zuid richting volgen. De ruimte rond het wortelgestel van de bomen en de overhoeken zorgen voor onderbrekingen van de rijen. Deze ruimte zal met gazon worden beplant. Op de stukken die te klein zijn om te maaien zullen siergrassen worden toegepast.

De hagen zullen in hoogte variëren om de blik van een bezoeker naar buiten de begraafplaats, of richting de centrale as te trekken. Dwars over de velden ligt een pad met een uitzicht over het groene hart.

4.5 Voorzieningen

Graven

Het plan biedt ruimte aan circa 660 dubbele graven. Daarnaast wordt voorzien in circa 85 kindergraven. Op basis van ervaringscijfers uit het verleden zal de begraafplaats naar verwachting voldoende capaciteit hebben voor de komende 40 jaar. Ten behoeve van de aanleg van de graven wordt een deel van het terrein opgehoogd.

Urnenmuren en verspreiding crematie-as

Voor de bewaring van urnen en de verspreiding van crematie-as kunnen verschillende manieren worden toegepast. Om een breed aanbod te kunnen verschaffen en ruimte te bieden voor toekomstige tendensen, worden voorzieningen voor het plaatsen van urnen en een strooiveld in het centrale deel van het plangebied mogelijk gemaakt. Hier kunnen urnenmuren en strooivelden worden gerealiseerd.

Entree en parkeren

De begraafplaats wordt ontsloten via de Bovenkerkweg. De entree komt in het verlengde van de centrale as, zodat bij het oprijden van het terrein een doorzicht is over de begraafplaats. Voor de ingang van de begraafplaats komt een open ruimte (een pleintje), waar bezoekers van een begraafplaats kunnen verzamelen en de lijkwagen zich kan opstellen. Hier komen ook de fietsenklemmen en een parkeervoorziening met circa 45 parkeerplaatsen. Vanuit de parkeervoorziening kan de begraafplaats worden betreden. De toegang van de begraafplaats wordt vormgegeven met een poort in een haag. Na de poort begint de centrale as, vanwaar er overzicht over de gehele begraafplaats is en uitzicht op het voorbij de begraafplaats gelegen groene hart.

De parkeervoorziening heeft, conform de landelijke richtlijnen voor parkeernormering van het CROW met 45 parkeerplaatsen ruimschoots voldoende capaciteit voor de begraafplaats. Paragraaf 5.10 gaat hier nader op in. Omdat in de directe omgeving echter geen overloopparkeercapaciteit beschikbaar is, kent het plan daarnaast nog een extra noodparkeervoorziening aan de westzijde waar circa 20 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. In het geval van een zeer druk bezochte begrafenis kan ook deze piekparkeerdruk in het plan zelf worden opgevangen.

Bijbehorende voorzieningen

Ten behoeve van een goed functioneren van de begraafplaats wordt een aantal voorzieningen gerealiseerd. Deze worden geconcentreerd aangelegd direct ten zuiden van de entree tot de begraafplaats. Het betreft een opslagterrein ten behoeve van het beheer van de begraafplaats. Hier kan ook een gebouw gerealiseerd worden. In het gebouw zal tevens een toiletruimte en omkleedruimte komen voor de bezoekers van de begraafplaats en er wordt een schuilgelegenheid / overkapping gerealiseerd.

Hoofdstuk 5 Onderzoek Planeffecten

5.1 Algemeen

In het kader van de ontwikkeling van Begraafplaats "De Stuivenberg" zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.

5.2 Archeologie

In het plangebied is een archeologisch onderzoek verricht1, dat als bijlage 3 bij deze toelichting is opgenomen. Dit onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen waarbij een verkennend en een aanvullend karterend onderzoek zijn uitgevoerd. In het plangebied zal een herontwikkeling plaatsvinden van landbouwgrond naar begraafplaats. Op het terrein worden in de toekomst graven, paden, een parkeervoorziening en gebouw gerealiseerd. Het terrein wordt voor de nieuwe inrichting tevens opgehoogd. Vooralsnog wordt daarbij van uitgegaan dat het voor de aanleg van de begraafplaats noodzakelijk zal zijn om de bovengrond te ontgraven tot minimaal 0,40 m -NAP en maximaal 1 m -NAP, afhankelijk van het definitieve ontwerp.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied een (middel)hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden vanaf de prehistorie tot de Nieuwe Tijd. Deze verwachting is gebaseerd op de geologische, geomorfologische en bodemkundige gesteldheid van het gebied. Het plangebied ligt binnen de Stuivenbergse stroomgordel. Door middel van de booronderzoeken is een gedetailleerd beeld verkregen van de geologische en bodemkundige opbouw in het plangebied. In totaal zijn 61 boringen uitgevoerd. Deze opbouw stemt in grote lijnen overeen met de bevindingen van het bureauonderzoek.

In het plangebied komen oever- en beddingafzettingen voor van de Stuivenbergse stroomgordel. De oeverafzettingen bestaan uit lichte zavel tot matig zware klei. De gelaagde beddingafzettingen, bestaande uit matig fijn tot zeer grof zand, werden aangetroffen op een diepte van gemiddeld 1,3 m -NAP. In het noord(west)elijke deel liggen de beddingafzettingen wat hoger op maximaal 1 m -NAP. Dwars door het plangebied loopt een zone waarbij in de boringen tot 2 m -mv geen (grof) beddingzand is aangetroffen. Deze zone is geïnterpreteerd als een kronkelwaardgeul. In de zuidwest hoek van het plangebied ligt een gedeelte van de restgeul van de Stuivenbergse stroomgordel waar het beddingzand relatief diep ligt op circa 2,5 tot 4 m -NAP.

Tijdens de booronderzoeken zijn geen directe aanwijzingen naar voren gekomen, die duiden op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het plangebied. Er zijn geen cultuurlagen of anderszins antropogeen materiaal aangetroffen. De bovenlaag (bouwvoor) is verstoord geraakt tot een diepte van variërend 30 - 85 cm -mv, maar de bodemopbouw daaronder is nog intact. Vanwege het ontbreken van archeologische indicatoren of niveaus in de ondergrond wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Dit advies is voorgelegd aan het bevoegd gezag, de gemeente Montfoort die het heeft laten beoordelen door de gemeente archeoloog van de gemeente Woerden. Op de conceptrapportage zijn geen opmerkingen gekomen en het advies is overgenomen waarna de rapportage definitief is gemaakt en is goedgekeurd door het bevoegd gezag.

  1. 1. Archeologisch onderzoek Begraafplaats Montfoort. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen, Grontmij Archeologische Rapporten 823, 15 februari 2010

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Ten noorden van het plangebied ligt een woonwijk. Aan de overige zijden grenst het plangebied aan het buitengebied, met overwegend grasland. Wel bevindt zich aan de zuidzijde (langs Blokland) verspreide (woon)bebouwing.

Op grond van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) geldt een indicatieve afstand van 10 meter van een begraafplaats tot woningen. Het aspect geluid is hierbij maatgevend. De locatie waarop de begraafplaats wordt gerealiseerd bevindt zich op meer dan 10 meter afstand tot omliggende woningen.

5.4 Bodemkwaliteit

Voor het westelijke deel van het plangebied (gedeelte ten westen van de beoogde parkeervoorziening) is een verkennend bodemonderzoek verricht2. Dit onderzoek is als bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) en de waterbodem met het oog op het toekomstige gebruik als begraafplaats.

In de bovengrond (tot 0,5 m -mv) zijn plaatselijk puin en kolen waargenomen. Deze puinhoudende bovengrond (BG1) overschrijdt de streefwaarde voor barium, nikkel en kobalt. Ook in een tweede puin- en koolhoudend monster van de bovengrond (BG2) overschrijdt barium de Streefwaarde. In de zintuiglijk schone bovengrond (BG3) overschrijdt geen van de parameters de Streefwaarde. In de ondergrond (vanaf 0,5 m -mv, OG1 en OG2) overschrijdt kobalt de Streefwaarde. Het grondwater is verontreinigd met barium, waarbij het gehalte de Streefwaarde overschrijdt. Tevens is het grondwater plaatselijk verontreinigd met naftaleen (peilbuis A22) en dichloormethaan (peilbuis A03 en A07). De gehaltes liggen boven de Streefwaarde. Op het maaiveld en in de bodem is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het oordeel voor de ontvangende bodem is voor alle monsters Achtergrondwaarde.

De bovengrond, de ondergrond en het grondwater blijken verontreinigd met zware metalen, waarbij de gehaltes de Streefwaarden overschrijden. Geen van de geanalyseerde parameters overschrijdt de Tussenwaarde, de waarde waarboven nader onderzoek noodzakelijk is. Nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Voor het aanwezige slib in de onderzochte sloten geldt dat deze vanuit milieuhygiënisch oogpunt niet verwijderd hoeft te worden. Wanneer om civieltechnische redenen besloten wordt om het slib te verwijderen, geldt dat het slib afkomstig uit de sloot alleen toegepast mag worden op een landbodem met de vastgestelde kwaliteit industrie. Dit slib mag niet verspreid worden. Wat betreft de toepassing in oppervlaktewater geldt dat het slib uit de sloten toegepast mag worden in een watergang waarvan de ontvangende waterbodem van dezelfde of slechtere klasse is als de toe te passen bagger.

De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het gebruik van de locatie als begraafplaats. Indien grond van elders toegepast wordt op de onderzoekslocaties geldt dat deze grond moet voldoen aan de Achtergrondwaarde. Indien grond van de locatie vrijkomt en wordt toegepast gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit.

De Milieudienst Noord-West Utrecht is tevens om advies gevraagd. Dit advies is opgenomen in bijlage 8. De milieudienst concludeert dat het verrichte bodemonderzoek voldoende indruk geeft van de bodemverontreinigingssituatie ter plaatse. Er zijn geen verontreinigingen ontdekt die de haalbaarheid van de plannen in gevaar zouden kunnen brengen en deze worden ook niet voor het oostelijke deel van het plangebied verwacht. Wanneer in een later stadium sprake is van het bouwen van bouwwerken waarvoor een bodemonderzoek vereist is, zal op dat moment nagegaan moeten worden of de thans beschikbare bodeminformatie voldoende is om een uitspraak te kunnen doen over de bodemgeschiktheid. Wel geldt een aantal aandachtspunten voor de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden.

  1. 2. Verkennend bodemonderzoek kadastrale percelen C256, C424 en G1824 9 (ged.) langs de Blokland te Montfoort, Grontmij, 19 september 2008

5.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de (maatschappelijke) risico’s van bepaalde activiteiten. Het gaat daarbij onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en de aanwezigheid van personen te bewaren worden risico's beperkt.

In de directe omgeving van de planlocatie zijn volgens de risicokaart van de provincie Utrecht geen inrichtingen gelegen die vanuit het aspect van externe veiligheid van invloed zijn op de onderhavige ontwikkeling.

5.6 Geluid

Het voorliggende bestemmingsplan laat geen geluidgevoelige functies toe in het plangebied. Bovendien wordt niet voorzien in een reconstructie van een weg. Op grond van de Wet geluidhinder is dan ook geen akoestisch onderzoek vereist. Ook zullen de verkeersintensiteiten op de aangrenzende wegen niet substantieel toenemen. De geluidbelasting vanuit deze wegen op aangrenzende woningen neemt dan ook niet merkbaar toe.

Op de potentiële hinder van de begraafplaats in relatie tot omliggende woningen is in paragraaf 5.3ingegaan.

Ten zuiden van het plangebied ligt een stiltegebied. In een stiltegebied overheersen de geluiden van flora en fauna. Storende, voor de omgeving vreemde geluiden zijn hier niet toegestaan. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden zijn niet meer mogelijk, met uitzondering van gebiedseigen geluiden zoals die van de landbouw. Het plangebied ligt niet in het stiltegebied en daarmee gelden vanuit het stiltegebied geen beperkingen voor de begraafplaats. Het stiltegebied begint op meer dan 10 meter afstand van de begraafplaats, de richtafstand die de VNG benoemt voor (geluid)hinder vanuit een begraafplaats. Om deze reden is dan ook geen hinder te verwachten vanuit de begraafplaats.

5.7 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie van VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De ontwikkeling van de begraafplaats kent een beperkte verkeersaantrekkende werking. Volgens de NIBM regeling dragen ook veel grotere ontwikkelingen voor minder dan 3 % bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De hoeveelheid extra verkeer als gevolg van deze ontwikkeling is een fractie van het verkeer dat bijvoorbeeld een woonwijk met 1.500 woningen genereert. Derhalve kan gesteld worden dat de ontwikkeling van de begraafplaats ruimschoots binnen de 3%-grens valt en dat om die reden een onderzoek naar luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.

5.8 Milieueffectrapportage

Volgens het Besluit m.e.r. is het verplicht een milieueffectrapportage uit te voeren:

  • wanneer de activiteit(en) voorkomt in kolom 1 van de C-lijst van het Besluit m.e.r., en
  • het een besluit betreft dat bij de betreffende activiteit in kolom 4 van de C-lijst van het Besluit m.e.r. staat, en
  • de omvang van die activiteit groter of gelijk is aan de (eventueel gestelde) drempelwaarde, en
  • daarover het aangewezen besluit wordt genomen.

Daarnaast kunnen provincies in provinciale milieuverordeningen activiteiten als m.e.r.-plichtig aanwijzen. Op grond van bovenstaande regeling geldt voor de ontwikkeling van de begraafplaats geen m.e.r.-plicht.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 15 oktober 2009 bepaald dat Nederland de Europese richtlijn op een onderdeel onjuist heeft geïmplementeerd (Zaak Commissie/Nederland, C-255/08). Het Hof oordeelt dat Nederland ten onrechte drempels heeft vastgesteld die alleen rekening houden met de omvang van projecten en niet met andere relevante criteria (met name de kenmerken en de plaats van het project). Voor de projecten onder de drempel heeft Nederland volgens het Hof niet aangetoond dat ze geen aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, terwijl de richtlijn dat wel eist. Het Besluit m.e.r. zal aangepast worden naar aanleiding van deze uitspraak.

In dit specifieke geval is in deze toelichting aangetoond dat het project geen aanzienlijke milieueffecten heeft. Hiervoor is een aantal onderzoeken verricht, waarvan de resultaten in dit hoofdstuk worden beschreven. Een m.e.r.-plicht is dan ook niet van toepassing voor voorliggend bestemmingsplan.

5.9 Natuur En Soorten

Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe begraafplaats is een onderzoek verricht naar de natuurwaarden3 . In deze paragraaf worden de conclusies uit dit onderzoek weergegeven, de volledige rapportage is opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting.

Het plangebied ligt niet in of in de nabije omgeving van een Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument of een EHS-gebied. Nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet en het provinciaal beleid ten aanzien van de EHS (inclusief het beleid ten aanzien van Rode en Oranje lijstsoorten binnen de EHS) is derhalve niet noodzakelijk. Voor de ingreep hoeft geen vergunning aangevraagd te worden op grond van de Natuurbeschermingswet.

In het plangebied komen mogelijk enkele algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) voor, te weten: zwanenbloem, dotterbloem, woelrat, veldmuis, aardmuis, egel, haas, hermelijn, wezel, bunzing, gewone pad, bruine kikker en middelste groene kikker. Voor deze algemeen beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet, waardoor er voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden op grond van artikel 75 Flora- en faunawet.

In en met name langs de randen van het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als meerkoet, nijlgans, knobbelzwaan, kievit, grutto, ekster, koolmees, merel en houtduif broeden. Broedende vogels mogen op grond van de Flora- en faunawet niet worden verstoord. De werkzaamheden dienen derhalve bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te worden uitgevoerd.

De bomenrijen langs het plangebied zijn potentieel geschikt als vliegroute voor vleermuizen. Naar verwachting komen de soorten gewone dwergvleermuis en laatvlieger voor. Deze bomenrijen blijven echter behouden en er vindt geen (extra) directe lichtuitstraling door lichtmasten of straatlantaarns op de bomenrijen plaats, waardoor de functionaliteit van het gebied voor vleermuizen niet wordt aangetast. Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen of het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk.

De watergangen in het plangebied bevatten een geschikte habitat voor de vissoorten kleine modderkruiper (tabel 2-soort), grote modderkruiper en bittervoorn (beide tabel 3-soort). Ten aanzien van deze soorten geldt geen vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Een aantal watergangen in het gebied wordt gedempt of verbreed. Daarbij kunnen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden ten aanzien van de genoemde vissoorten. Omdat de grote modderkruiper en de bittervoorn tabel 3-soorten zijn, dient hun aan- of afwezigheid te worden vastgesteld middels een visonderzoek (voor tabel 2-soorten is voldoende als ze aan- of afwezig worden verondersteld). Afhankelijk van de soorten die daadwerkelijk tijdens het visonderzoek worden aangetroffen, dient een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Door middel van mitigerende maatregelen is de functionaliteit van het gebied voor de vissoorten wel te garanderen. Dat betekent dat een eventuele ontheffingsaanvraag op voorhand verleenbaar wordt geacht. Om deze reden is het niet noodzakelijk dat het nader onderzoek is verricht en de eventueel benodigde ontheffing is verleend in het kader van de bestemmingsplanprocedure. De haalbaarheid van de geprojecteerde bestemmingen is immers niet in het geding. Wel zal het onderzoek uitgevoerd moeten zijn en eventuele ontheffing zijn verleend voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd.

  1. 3. Quickscan flora en fauna begraafplaats Montfoort. Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden en toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur, Grontmij, 15 april 2010

5.10 Verkeer

Vanwege de ontwikkeling zal het verkeer op de aangrenzende wegen marginaal toenemen, als gevolg van bezoekers van de begraafplaats. Incidenteel zal sprake zijn van een grotere toename (piekbelasting), gedurende een begrafenis. Gemiddeld zal één keer per twee weken een begrafenis plaatsvinden. Tijdens de aankomst en -in mindere mate- het vertrek van de begrafenisstoet kan sprake zijn van een zekere hinder voor het overige verkeer. Dit heeft te maken met de snelheid van de stoet en de concentratie van de verkeersstroom, zeker bij aankomst op de begraafplaats.

Deze mate van hinder is echter aanvaardbaar. De routes die gereden worden zijn geen intensief gebruikte doorgaande routes. Bovendien is de hinder zeer incidenteel en wordt deze hinder geaccepteerd door de samenleving. Tot slot is het praktisch onmogelijk om deze hinder volledig weg te nemen met verkeerskundige maatregelen. Wel zal worden gezorgd voor een goede aansluiting van de parkeerplaats op de aangrenzende weg, waardoor een vlotte en veilige in- en uitstroom van auto's mogelijk is. Ook is de parkeerplaats voldoende groot en is voorzien in een overloopparkeervoorziening voor zeer druk bezochte begrafenissen. Conform de landelijke richtlijn van het CROW zouden voor een begraafplaats 15 à 30 parkeerplaatsen nodig zijn. Het project voorziet in circa 45 parkeerplaatsen nabij de entree en een overloopparkeervoorziening van circa 20 parkeerplaatsen aan de westzijde van het plangebied. Hierdoor ontstaat geen zoekverkeer en wordt foutief parkeren c.q. parkeeroverlast voor de omgeving voorkomen.

5.11 Water

Ten behoeve van de planontwikkeling is een watertoets verricht4 . Deze watertoets maakt integraal onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan en is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de toekomstige situatie.

Bodem en grondwater

Ter plaatse van de locatie bevindt zich het grondwater op gemiddeld ca. NAP -1,27 m. In nattere perioden kan het grondwater op deze locatie stijgen tot ca. NAP -0,35 m. Bij dit grondwaterniveau wordt bij het begraven in één of meerdere lagen niet voldaan aan de huidige normen gebaseerd op de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging. De locatie wordt opgehoogd om aan de ontwateringscriteria te kunnen voldoen.

Het bodemprofiel ter plaatse is vrij homogeen en bestaat tot ca. 1,50 à 2,00 m -mv uit siltige en zandige kleilagen. Deze grond is gezien de gestelde eisen niet geschikt om in te begraven. Om dit profiel geschikt te maken zal een grondverbetering nodig zijn. Om een vrije afwatering te realiseren dienen de drains boven het open waterpeil te worden aangebracht.

Het bodemprofiel is binnen het plangebied als homogeen en weinig zettingsgevoelig beoordeeld. Om met een gesloten grondbalans te werken dient de begraafplaats op NAP +1,75 m te worden aangelegd.

Ontwatering

Gezien de binnen de locaties voorkomende grondwaterstanden, dient een drainage te worden toegepast om het grondwaterniveau te kunnen beheersen. Om een vrije afwatering mogelijk te maken, dienen de drainagestrengen boven het (maximale) waterpeil te worden aangebracht.

Wanneer lozing op het oppervlaktewater niet gewenst is, dienen de drains middels controleputten (voorzien van doorspuitmogelijkheid), te worden aangesloten op een verzamelleiding die dient te worden aangesloten op de riolering.

Oppervlaktewaterpeil en -berging

Uitgangspunt is dat de waterpeilen niet worden aangepast. Uitgangpunt vormen derhalve de huidige waterpeilen, waarbij rekening is gehouden met een maximale fluctuatie van 0,30 m bij neerslag. In het huidige plan wordt voldoende open water aangelegd.

Beheer en waterkwaliteit

Het beheer en onderhoud zal vanaf de kant worden uitgevoerd.

Voor het schoon houden van het water is het van belang dat uitlogende materialen als zink, lood, koper en bitumen zonder KOMO-keurmerk niet worden toegepast daar waar deze materialen in aanraking komen met het hemelwater.

Voor het graven of dempen van water, dient een Keurvergunning bij het waterschap aangevraagd te worden voordat de werkzaamheden uitgevoerd worden.

Tot slot wordter bij het verbreden van de watergang naar gestreefd om de oevers natuurvriendelijk aan te leggen. Dit verhoogt de belevingswaarde en versterkt de ecologische waarden, terwijl de kosten niet hoger zijn dan de aanleg van beschoeide oevers. Een natuurvriendelijke inrichting van het watersysteem biedt goede leefomstandigheden voor (waterafhankelijke) flora en fauna.

Overleg met waterbeheerder

De watertoets is voorgelegd aan de waterbeheerder. In reactie geeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een positief wateradvies. In paragraaf 8.1 wordt nader ingegaan op deze reactie. Bij de verdere planuitwerking zal het Hoogheemraadschap nadrukkelijk worden betrokken.

  1. 4. Quick scan watertoets Begraafplaats Montfoort, Grontmij, 15 april 2010

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels.

6.2 Planvorm

In voorliggend bestemmingsplan is gekozen voor eindbestemmingen conform het toekomstige gebruik.

6.3 Planregels

In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen
  • Maatschappelijk - Begraafplaats
  • Verkeer - Berm
  • Water

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse artikelen worden besproken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.

  • Artikel 1: Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

  • Artikel 2: Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. Met behulp van nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders aanvullende voorwaarden stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing als dat uit oogpunt van sociale veiligheid, verkeersveiligheid of een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld gewenst is.

Beschrijving van de bestemmingen:

  • Artikel 3: Groen

De gronden aan de westzijde van het plangebied worden ingericht als (openbaar) groen. Hier mogen alleen beperkte bouwwerken worden opgericht. Een gedeelte van deze gronden is aangeduid ten behoeve van een parkeervoorziening. Hier is de overloopparkeergelegenheid gesitueerd.

  • Artikel 4: Maatschappelijk - Begraafplaats

De feitelijke begraafplaats, inclusief bijbehorende voorzieningen, is als 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemd. Binnen deze bestemming zijn aanduidingen opgenomen voor de gronden voor crematie-as (urnenmuren en strooivelden), parkeervoorziening en bijbehorende voorzieningen (zoals beheerruimte). Gebouwen mogen, met uitzondering van keldergraven, alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het plan kent een bouwvlak voor de bijbehorende voorzieningen. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.

  • Artikel 5: Verkeer - Berm

De bermen van de bestaande aangrenzende wegen Blokland en Bovenkerkweg zijn onderdeel van het bestemmingsplan. De feitelijke wegen liggen buiten het plangebied, maar de direct aangrenzende gronden zijn wel onderdeel van het bestemmingsplan. Deze gronden hebben de bestemming Verkeer - Berm. Door deze gronden mee te nemen in het plan, wordt verzekerd dat de aansluiting van het plangebied op deze wegen kan worden gerealiseerd. De bestemming laat ook het gebruik als groen of water toe. Hoofdwegen en parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.

  • Artikel 6: Water

Deze gronden zijn bestemd voor verkeer te water, water ten behoeve van de waterhuishouding, oeverstroken en bijbehorende voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen worden hieronder toegelicht.

  • Artikel 7: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

  • Artikel 8: Algemene bouwregels

Dit artikel regelt de verhouding tussen het bestemmingsplan en de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard.

  • Artikel 9: Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt het strijdig gebruik.

  • Artikel 10: Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om een omgevingvergunning te verlenen om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

  • Artikel 11: Algemene procedureregels

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan de procedure die gehanteerd wordt bij het stellen van nadere eisen.

  • Artikel 12: Overige regels

In dit artikel is bepaald dat als verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, de regeling wordt bedoeld, zoals deze luidt op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • Artikel 12: Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

  • Artikel 13: Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In voorliggend plan is geen sprake van een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening. Om deze reden is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Bovendien is de gemeente eigenaar en initiatiefnemer van het plan.

De gemeente heeft in de begroting gelden gereserveerd voor de aanleg en exploitatie van de begraafplaats. Daarmee is de financieel-economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

Het concept ontwerp bestemmingsplan is aan de VROM-inspectie, provincie Utrecht en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze partijen zijn verzocht om uiterlijk 14 april 2010 te reageren op het plan. Hieronder worden de (tijdig) ingekomen reacties samengevat en van commentaar voorzien. Daarbij wordt aangegeven of de reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De resultaten van het vooroverleg zijn in het ontwerp bestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg" verwerkt. De integrale reacties zijn opgenomen in bijlage 7 bij de toelichting.

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, reactie d.d. 6 april 2010

Vooroverlegreactie

Het Hoogheemraadschap adviseert positief over het plan. Het plan leidt niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie. Daarnaast draagt het plan bij aan een robuuster watersysteem, door een ruime hoeveelheid oppervlaktewater in combinatie met natuurvriendelijke oevers aan te leggen.

Reactie gemeente

Voor kennisgeving aangenomen.

Vooroverlegreactie

In het plan wordt gesproken over een waterbergingseis van 10% van de toename van het verhard oppervlakte. In de nieuwe Keur sinds eind 2009 geldt een bergingseis van 15%. Het plan voldoet ook ruimschoots aan die eis.

Reactie gemeente

De toelichting en de rapportage quickscan watertoets worden op dit punt gecorrigeerd.

Vooroverlegreactie

Het Hoogheemraadschap wil betrokken blijven bij het vervolgproces en ontvangt graag te zijner tijd het vastgestelde bestemmingsplan.

Reactie gemeente

Het Hoogheemraadschap zal bij de verdere planuitwerking worden betrokken en het bestemmingsplan wordt na vaststelling toegestuurd.

Ministerie van VROM, reactie d.d. 13 april 2010 (per e-mail)

Vooroverlegreactie

Het ministerie van VROM en de overige rijksdiensten hebben geen opmerkingen op het plan.

Reactie gemeente

Voor kennisgeving aangenomen.

Provincie Utrecht, reactie d.d. 13 april 2010

Vooroverlegreactie

Omdat grenzend aan de kern Montfoort geen zone 'landelijk gebied 1' aanwezig is, kan de provincie instemmen met de realisatie van de begraafplaats in het plangebied (zone 'landelijk gebied 2'). Het plan geeft voor het overige geen aanleiding tot het maken van opmerkingen in de zin van de provinciale structuurvisie.

Reactie gemeente

Voor kennisgeving aangenomen.

8.2 Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening kan de gemeente Montfoort inspraak verlenen bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een actieve participatie van de samenleving. Vanuit de omgeving is een klankbordgroep samengesteld die betrokken is bij het ontwerp en verdere planuitwerking van het bestemmingsplan. Deze klankbordgroep heeft actief meegedacht met het gehele ontwerpproces. Zo is er vroegtijdig een excursie georganiseerd om verschillende begraafplaatsen te bekijken. Ook het voorlopig ontwerp en concept bestemmingsplan zijn toegelicht aan en besproken met de klankbordgroep.

Op deze manier is een gerichte selectie van de samenleving intensief betrokken bij de planvorming. Daarnaast krijgt eenieder de mogelijkheid kennis te nemen van en te reageren op het plan in de formele bestemmingsplanprocedure (zie paragraaf 8.3).

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg" met de daarop betrekking hebbende stukken heeft vanaf 17 mei 2010 tot en met 25 juni 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Op 20 mei 2010 is tevens een inloopavond gehouden waar het plan ingezien kon worden en gelegenheid was om vragen te stellen over het voorlopig ontwerp van de begraafplaats en over het ontwerp bestemmingsplan. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn twaalf zienswijzen ingediend.


Omdat het ontwerpbestemmingsplan echter te kort ter inzage heeft gelegen, vijf weken en vijf dagen in plaats van de wettelijk voorgeschreven zes weken, is het bestemmingsplan opnieuw als ontwerp ter visie gelegd. De eerder ingediende zienswijzen zijn niet in behandeling genomen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 augustus tot en met 6 oktober 2010 opnieuw ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn dertien zienswijzen ingediend.


Van de ingekomen zienswijzen is een reactienota opgesteld, waarin de dertien (tijdig) ingekomen zienswijzen zijn samengevat en van commentaar voorzien. Daarbij wordt aangegeven of de reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De resultaten zijn in het bestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg" verwerkt. De reactienota is als bijlage 9 bij deze toelichting opgenomen. In deze reactienota is tevens een overzicht opgenomen van de ambtshalve doorgevoerde wijzigingen in voorliggend bestemmingsplan.

8.4 Vaststelling

De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  1. 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  2. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM - wijzigingen aangebracht.

In dit geval zijn wijzigingen aangebracht in het ontwerp bestemmingsplan, zoals onder 2 is bedoeld. Dit betekent dat de provincie en VROM-inspectie eerst in de gelegenheid worden gesteld op het plan te reageren, alvorens het vastgesteld plan gepubliceerd wordt.

8.5 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg" kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter alleen beroep open als er een zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen een wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Begraafplaats "De Stuivenberg".

Bijlage 1 Raadsbesluit Locatiekeuze 2008

Bijlage 1 Raadsbesluit locatiekeuze 2008

Bijlage 2 Brief Gemeente Montfoort 1982

Bijlage 2 Brief gemeente Montfoort 1982

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna

Bijlage 6 Quickscan Watertoets

Bijlage 6 Quickscan watertoets

Bijlage 7 Vooroverlegreacties

Bijlage 7 Vooroverlegreacties

Bijlage 8 Reactie Milieudienst Bodemonderzoek

Bijlage 8 Reactie milieudienst bodemonderzoek

Bijlage 9 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 9 Reactienota zienswijzen