Buitengebied 2012
Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort
Vastgesteld op 11-03-2013 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Montfoort.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPBuitengebied2012-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw/uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt en eenzelfde gebruik kent als het hoofdgebouw, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- of slaapgedeelten van een woning.
1.4 aan huis gebonden beroep:
- a. de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen terrein;
- b. bedrijfsactiviteiten, voor zover die behoren tot categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op omgeving hiermee gelijk kunnen worden gesteld.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, fruitteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen.
1.8 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd:
een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingsfeer van de Wet Milieubeheer.
1.9 agrarisch hulpgebouw:
een agrarisch bedrijfsgebouw, zoals een melkstal, veldschuur of schuilgelegenheid voor dieren, gesitueerd op afstand van het agrarisch bouwvlak en noodzakelijk voor de doelmatige exploitatie van de agrarische gronden ter plaatse.
1.10 ambachtelijk bedrijf:
- a. een (producerend en/of verzorgend) bedrijf voor de uitoefening van ambachten, waarvoor een belangrijk deel in handwerkgoederen worden bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en welk wordt gekenmerkt door het geen hierna is vermeld onder b;
- b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaatsheeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
- 1. het productieproces wordt grotendeels "met de hand" of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
- 2. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
1.11 bed&breakfast:
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage:
het in het bestemmingsplan aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bestemmingsvlak, bouwperceel of bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd.
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.
1.15 beheerschuur:
een bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, niet geschikt voor bewoning, bedoeld voor het opslaan van landbouwwerktuigen, landbewerkingsmiddelen en onderhoudsmateriaal noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van een gebied met een recreatief gebruik.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bijgebouw:
een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.28 erker:
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken). Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
1.29 fruitteeltbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit. Het rechtstreeks leveren van geteeld fruit van het eigen bedrijf valt onder de normale bedrijfsvoering.
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf.
1.32 hobbymatige paardenhouderij:
het houden van paarden waarbij tot een maximum van 5 paarden (hieronder veulens en pony's inbegrepen) wordt aangehouden voor eigen gebruik en vrijetijdsbesteding.
1.33 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij en het houden van geiten worden niet als intensieve veehouderij beschouwd.
1.34 kinderdagverblijf:
De opvang van kinderen overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting en daaronder begrepen buitenschoolse opvang.
1.35 (agrarisch) loonbedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.
1.36 mantelzorg:
Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.37 mestbassin:
een mestbassin als bedoeld in het Besluit mestbassins milieubeheer.
1.38 mestvergistingsinstallatie:
kleinschalige mestvergister waarbij de mest afkomstig is van één bedrijf.
1.39 nevenfunctie:
functie welke ondergeschikt is aan een hoofdfunctie, uit de hoofdfunctie dient minimaal 50% van de bedrijfsinkomsten te worden gegenereerd.
1.40 nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.
1.41 ontsluitingsweg:
een weg die uitsluitend dient om toegang te geven tot percelen en niet is ontworpen voor doorgaand verkeer.
1.42 opstelplaatsen:
parkeervoorzieningen ten behoeve van de op naastgelegen gronden gelegen woning.
1.43 paden:
voet- en fietspaden.
1.44 peil:
Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 plattelandswoning:
Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.
1.46 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden en het trainen en africhten van ter plaatse gefokte paarden.
1.47 theetuin:
gelegenheid voor het schenken van dranken zonder dat daarvoor een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet nodig is.
1.48 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang en waarbij zicht is op continuïteit, bijvoorbeeld door bedrijfsopvolging, gedurende minimaal de komende tien jaar.
1.49 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw op een perceel loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.
1.50 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.51 zoneiland:
een aaneengesloten oppervlakte zonnecollectoren.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 afstanden onderling:
Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erf scheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.7 oppervlakte van een overkapping:
tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. volwaardige veehouderijbedrijven, met uitsluitend als nevenactiviteit een intensieve veehouderij;
- b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone' de nevenactiviteit intensieve veehouderij uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
- c. de verkoop van de door het eigen bedrijf geproduceerde producten;
- d. mestvergistingsinstallaties;
- e. windmolens;
- f. bedrijfswoningen;
- g. hobbymatige en productiegerichte paardenhouderijen met de bijbehorende voorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': tevens een volwaardig fruitteeltbedrijf;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd': tevens voor een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij tevens veehandelsbedrijf': tevens een volwaardige intensieve veehouderij en een veehandelsbedrijf;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – loon-, aannemers- en verhuurbedrijf': tevens voor een loonbedrijf, tevens aannemersbedrijf en verhuurbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', niet zijnde gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone': tevens een volwaardige intensieve veehouderij;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag loonbedrijf': tevens voor opslag ten dienste van een loonbedrijf;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling': tevens voor een paardenstalling;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
- p. windmolens, behoudens ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed';
- q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Rivierzone
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Rivierzone aangewezen gronden, zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- envervolgfuncties, bestemd voor:
- a. volwaardige veehouderijbedrijven, fruitteelt-, sierteelt- en tuinbouwbedrijven;
- b. akkerbouwbedrijven en intensieve veehouderij, uitsluitend als nevenactiviteit;
- c. hobbymatige en productiegerichte paardenhouderijen met de bijbehorende voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone' is in afwijking het bepaalde in dit lid onder i, een intensieve veehouderij als nevenactiviteit uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
- e. de verkoop van door het eigen bedrijf geproduceerde producten;
- f. mestvergistingsinstallaties;
- g. windmolens;
- h. bedrijfswoningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', gelegen buiten de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone', is tevens een volwaardige intensieve veehouderij toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'bed&breakfast': tevens voor een bed & breakfast;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf': tevens voor een kinderdagverblijf met een maximale oppervlakte van 300 m²;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor de opslag van niet-agrarische goederen in de bestaande bebouwing;
- n. recreatief medegebruik;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
- p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - Landschap en natuur aangewezen gronden, zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. volwaardige veehouderijbedrijven;
- b. water, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
- c. recreatief medegebruik;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, indien zulks ter plaatse uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
- a. het gezamenlijk grondoppervlak inclusief het grondoppervlak aan gebouwen die op de gronden met de bestemmingen Agrarisch - Rivierzone, Agrarisch met waarden - Landschap en natuur en Agrarisch met waarden - Openheid zijn gerealiseerd ten hoogste 50 m² per bedrijf bedraagt;
- b. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 4 m en de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
- c. het grondoppervlak van de bedrijfskavel waarop een gebouw wordt geplaatst ten minste 1 ha bedraagt;
- d. de afstand van een gebouw tot het bij het bedrijf behorende bouwvlak ten minste 500 m bedraagt;
- e. de situering geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarden;
- f. alvorens gebruik gemaakt kan worden van de afwijkingsbevoegdheid dient advies bij de landschapsdeskundige ingewonnen te worden met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
- a. het scheuren en frezen is toegestaan ten behoeve van normaal agrarisch gebruik. Onder normaal agrarisch gebruik wordt in ieder geval graslandvernieuwing en teelt van landbouwgewassen verstaan;
- b. het aanbrengen van kuilplaten is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.1 voor het veranderen en vergroten van de aan deze gronden grenzende agrarische bouwvlakken, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
- a. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde grenzen van het bouwvlak gelegen blijft;
- b. het bouwvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;
- c. de oppervlakte van het bouwvlak na afwijking mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
- d. advies dient ingewonnen te worden bij de agrarisch deskundige met de vraag of de vergroting of verandering van het bouwvlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
- e. advies dient ingewonnen te worden bij de landschapsdeskundige met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak, indien dit in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
- a. de vergroting is afgestemd op de voorgenomen bedrijfsuitbreiding;
- b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde grenzen van het bouwvlak gelegen blijft;
- c. het grondoppervlak van het bouwvlak ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
- d. de situering, de vorm en de grootte van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarden en aan bestaande waardevolle doorzichten;
- e. burgemeester en wethouders voorafgaand aan de wijziging advies inwinnen bij een agrarisch deskundige en een landschapsdeskundige.
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Openheid
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - Openheid aangewezen gronden, zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor volwaardige veehouderijbedrijven, water, alsmede voor:
- a. behoud en versterking van de landschappelijke waarden;
- b. recreatief medegebruik;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': tevens voor een bestaand bijgebouw;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': tevens voor behoud en versterking van de natuurwaarden.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1,8 m bedraagt;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. is een bijgebouw toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en voor zover aanwezig ten zijde van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, waarbij de oppervlakte, goot- en bouwhoogte zoals deze aanwezig waren tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan als maximaal toelaatbaar gelden.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 6.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, indien zulks ter plaatse uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
- 1. het gezamenlijk grondoppervlak - inclusief het grondoppervlak aan gebouwen die op de gronden met de bestemmingen Agrarisch - Rivierzone en Agrarisch met waarden - Landschap en natuur ten hoogste 50 m² per bedrijf bedraagt;
- 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 4 m en de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
- 3. het grondoppervlak van de bedrijfskavel waarop een gebouw wordt geplaatst ten minste 1 ha bedraagt;
- 4. de afstand van een gebouw tot het bij het bedrijf behorende bouwvlak ten minste 500 m bedraagt;
- 5. advies dient ingewonnen te worden bij de landschapsdeskundige met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 6.1 voor het veranderen en vergroten van de aan deze gronden grenzende agrarische bouwvlakken, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
- 1. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde grenzen van het bouwvlak gelegen blijft;
- 2. het bouwvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;
- 3. de oppervlakte van het bouwvlak na afwijking mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
- 4. advies dient ingewonnen te worden bij de agrarisch deskundige met de vraag of de vergroting of verandering van het bouwvlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
- 5. advies dient ingewonnen te worden bij de landschapsdeskundige met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
De omgevingsvergunningen als bedoeld in dit artikel worden uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. het scheuren en frezen is toegestaan ten behoeve van normaal agrarisch gebruik. Onder normaal agrarisch gebruik wordt in ieder geval graslandvernieuwing en teelt van landbouwgewassen verstaan;
- b. het aanbrengen van kuilplaten is niet toegestaan;
- c. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
- d. buitenverlichting is niet toegestaan bij een paardenbak;
- e. ten hoogste 50 m² van alle aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten dienste van het hobbymatig houden van paarden;
- f. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m2, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de oppervlakte van een paardenbak meer bedraagt dan 800 m2, de afwijkende oppervlaktemaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
alsmede voor:
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – productiebedrijf voor auto-onderhoudsartikelen': tevens voor een productiebedrijf voor recyclingbedrijf voor autobanden behorend tot categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemers- en sloopbedrijf': tevens voor een aannemersbedrijf, tevens sloopbedrijf behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autosloperij': tevens voor een autosloperij behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – handel in hout en bouwmaterialen': tevens voor een handel in hout en bouwmaterialen behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf tevens tuincentrum': tevens voor een loonbedrijf inclusief verhuur en reparatie, behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede voor een tuincentrum;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf': tevens voor een transportbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf': tevens voor een houtbewerkingsbedrijf behorend tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwmechanisatiebedrijf': tevens voor een bedrijf ten behoeve van landbouwmechanisatie behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten';
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – vishandel en viskwekerij': tevens voor een handel in vis, tevens viskwekerij behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens voor een agrarisch loonbedrijf inclusief verhuur en reparatie behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- o. ter plaatse van de 'specifieke vorm van bedrijf – zand- en grindhandel': een handel in zand, klei en grind behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek': tevens voor een timmerfabriek behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ongediertebestrijding': tevens voor een bedrijf voor ongediertebestrijding tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker': tevens voor een puinbreker;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loon-, aannemers- en verhuurbedrijf': tevens voor een agrarisch loonbedrijf, aannemersbedrijf en/of verhuurbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor een caravanstalling;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een hoveniersbedrijf;
- v. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend voor de verkooppunt van motorbrandstoffen, zonder lpg, behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bijbehorende detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 125 m² en carwash;
- w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend loonbedrijf': uitsluitend voor een loonbedrijf inclusief verhuur en reparatie, behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- x. ter plaatse van de aanduiding 'groen': uitsluitend groenvoorzieningen;
- y. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal': uitsluitend voor geluidwerende voorzieningen in de vorm van een wal, al dan niet met een scherm;
- z. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': uitsluitend voor geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidscherm met luifel;
- aa. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak;
- ac. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en ontsluitingswegen;
- ad. windmolens;
een en ander met dien verstande dat:
- ae. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van detailhandel als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
7.2 Bouwregels
Op de voor Bedrijf bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a door het verhogen van het bebouwingspercentage met ten hoogste 20% indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
- b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 onder d voor het bouwen op geringere afstanden van, dan wel op de erfafscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
- c. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2.2 onder e ten behoeve van een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
- d. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 onder e voor het toestaan van het oprichten van gebouwen niet evenwijdig aan de kavelrichting, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.
7.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Opslag van goederen op onbebouwde gronden is alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is opslag niet toegestaan;
- c. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- d. paardenbakken ten behoeve van het houden van paarden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
- e. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
- f. buitenverlichting is niet toegestaan bij een paardenbak;
- g. ten hoogste 50 m² van alle aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten dienste van het hobbymatig houden van paarden;
- h. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m2, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de oppervlakte van een paardenbak meer bedraagt dan 800 m2, de afwijkende oppervlaktemaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 7.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 7.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd.
- c. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.1 onder u ten behoeve van de verkoop van LPG, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. de doorzet aan LPG bedraagt minder dan 1.000 m3 per jaar;
- 2. de geluidsinstallatie kan voldoen aan de geldende geluidsnormen, zoals genoemd in het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer;
- 3. een volledige toetsing en verantwoording van plaatsgebonden risico en groepsrisico dient plaats te vinden.
Artikel 8 Bedrijf - Gasontvangststation
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Gasontvangststation aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
- b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Bedrijf - Waterwinning
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Waterwinning aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- envervolgfuncties, bestemd voor:
- a. exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
- b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, (on)verharde paden, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij op de kaart een hogere hoogte wordt aangeduid;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9 m, tenzij op de kaart een hogere hoogte wordt aangeduid;
- d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
- e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m3, waarbij de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet wordt meegeteld, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, de afwijkende inhoudsmaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar;
- f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 8 m;
- h. dakkapellen op het dakvlak zijn aan de voorzijde van een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
- 2. de hoogte ten hoogste 1,75 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
- 3. de onderzijde zich ten minste 0,5 m en ten hoogste 1 m boven de dakvoet bevindt;
- 4. de bovenzijde zich ten minste 0,5 m onder de daknok bevindt;
- 5. de zijkanten zich ten minste 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
- 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat.
- i. het gezamenlijk oppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50 m2;
- j. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw en aanbouwen bedraagt ten hoogste 3 m/5 m;
- k. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 9.2 onder k voor een kleinere afstand.
Artikel 10 Bedrijventerrein
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- envervolgfuncties, bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. bedrijfswoningen;
alsmede voor:
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – dakpannenfabriek': tevens voor een dakpannenfabriek behorend tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – recyclingbedrijf voor autobanden': tevens voor een recyclingbedrijf voor autobanden behorend tot categorie 4.2;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf': tevens voor metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven tot en met categorie 4.1 (SBI-code 2851) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in hout- en bouwmaterialen': tevens voor een groothandel in hout- en bouwmaterialen, waaronder zand en grind, tot en met categorie 3.2 (SBI-code 5153) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoersbedrijf': tevens voor goederenwegvervoerbedrijven tot en met categorie 3.2 (SBI-code 6024) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- i. windmolens;
met dien verstande dat:
- j. ter plaatse van de aanduiding 'groen' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de voor Bedrijventerrein bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. indien op de kaart een percentage is ingeschreven, geeft dit aan hoeveel van een individueel bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd, de bedrijfswoning daaronder begrepen, uitgezonderd de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
- b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- c. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m3, waarbij de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet wordt meegeteld, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, de afwijkende inhoudsmaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar;
- e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 4,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 8 m bedragen;
- f. dakkapellen op het dakvlak zijn aan de voorzijde van een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
- 2. de hoogte ten hoogste 1,75 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
- 3. de onderzijde zich ten minste 0,5 m en ten hoogste 1 m boven de dakvoet bevindt;
- 4. de bovenzijde zich ten minste 0,5 m onder de daknok bevindt;
- 5. de zijkanten zich ten minste 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
- 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat.
- g. tenzij op de kaart anders is aangegeven mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste 9 m bedragen;
- h. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m2 bedragen;
- i. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 3m/5m bedragen;
- j. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw bij een bedrijfswoning mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;
- k. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;
- l. de hoogte van de antenne-installatie op de gronden met de aanduiding 'antennemast' ten behoeve van (mobiele) telecommunicatie mag ten hoogste 29 m bedragen;
- m. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m;
- n. windmolens mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met een maximum van 1 windmolen per bouwvlak en met dien verstande dat de bouwhoogte van een windmolen niet meer dan 20 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad.
10.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 10.2 onder e ten behoeve van een goothoogte van ten hoogste 5.5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m.
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 10.2 onder k voor het bouwen op geringere afstanden van, dan wel op de erfafscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen op de onbebouwde gronden is toegestaan achter de voorgevelrooilijn en met een totale stapelhoogte van ten hoogste 4 m;
- b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een hogere opslag toegestaan, met een maximum van 9 m;
- c. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag 6m' een hogere opslag toegestaan, met een maximum van 6 m alsmede voor de voorgevelrooilijn;
- d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 10.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in 10.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 10.1 teneinde bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 10.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 10.1 genoemd.
Artikel 11 Bos
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. bossen;
- b. bosbouw en houtproductie;
- c. recreatief medegebruik;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi': tevens voor de bescherming, instandhouding en het gebruik van een eendenkooi;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (on)verharde paden, groen, water en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarvan de ten hoogste toegestane bouwhoogten zijn weergegeven in artikel 37.2.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de bestemming Bos, voor zover voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Landgoed, te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Openheid, indien deze ontwikkeling past binnen het voor het landgoed geldende beheersplan.
Artikel 12 Buitenplaats
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Buitenplaats aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. de instandhouding en beheer van het Landhuis Linschoten met de daarbij behorende gebouwen, dienstwoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – ijskelder': tevens voor de instandhouding en beheer van de ijskelder;
- c. de instandhouding en het beheer van een landgoed alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (on)verharde paden, groen, water en nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de uitwendige hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van de gebouwen, dient zoals deze was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan te worden gehandhaafd;
- c. het aantal gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vergroot;
- d. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen en tuinmuren bedraagt ten hoogste 2,5 m;
- f. de overige bouwhoogten van overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn weergegeven in artikel 37.2.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 12.2 onder c en d ten behoeve van de bouw van een bijgebouw met een goothoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 200 m3.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Detailhandel
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend voor een tuincentrum;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – dierenspeciaalzaak': uitsluitend een dierenspeciaalzaak;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': is eveneens opslag en stalling van caravans in gebouwen toegestaan;
- d. bij deze bestemming behorende erven, ontsluitingswegen, groen, water, parkeer- en nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de voor Detailhandel bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goot-/bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangeduide maximale goot-/bouwhoogte. Indien geen maximale goot-/bouwhoogte op de plankaart is aangeduid, geldt een maximale goot-/bouwhoogte van 4,5/10,5 m;
- c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
- d. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
- e. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
- f. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
- g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 13.2 onder d. voor het toestaan van het oprichten van gebouwen niet evenwijdig aan de kavelrichting, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen op de onbebouwde gronden binnen het bouwvlak is toegestaan met een totale stapelhoogte van ten hoogste 4 m;
- b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een hogere opslag toegestaan, met een maximum van 9 m;
- c. opslag van consumentenvuurwerk is toegestaan tot een maximum van 10.000 kg.
Artikel 14 Groen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Artikel 15 Horeca
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen, in de vorm van een horecabedrijf tot maximaal categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': tevens een groothandel in dranken;
- c. bedrijfswoningen, met dien verstande dat per horecabedrijf ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaan en uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
- d. bij deze bestemming behorende erven, ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen en groen.
15.2 Bouwregels
Op de voor Horeca bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen, waaronder begrepen de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- c. de bouwhoogte van de gebouwen, waaronder begrepen de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 5 m bedraagt;
- d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
- e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m3, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, geldt voor de betrokken woning die inhoud als de maximaal toelaatbare; Bij het berekenen van de inhoud van een bedrijfswoning worden ondergrondse bouwwerken niet meegeteld;
- f. het gezamenlijk oppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50 m2;
- g. bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende gebouw;
- h. de goot-/bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3/5 m;
- i. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
- j. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
- k. dakkapellen op het dakvlak aan de voorzijde van een bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
- 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
- 3. de onderzijde zich meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet bevindt;
- 4. de bovenzijde zich meer dan 0,5 m onder de daknok bevindt;
- 5. de zijkanten zich meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
- 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat.
15.3 Afwijken van de bouwregels
- a. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 15.2 onder b en c ten behoeve van een goothoogte van ten hoogste 5,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9m;
- b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 15.2 onder i. voor een kleinere afstand;
- c. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 15.2 onder j. voor het toestaan van het oprichten van gebouwen niet evenwijdig aan de kavelrichting, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.
Artikel 16 Maatschappelijk
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- envervolgfuncties, bestemd voor:
- a. overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid en cultuur;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, ontsluitingsweg, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
- c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4 m;
- e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwvlak, indien geen percentage is opgenomen, geldt een maximale bebouwingspercentage van 100%;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is een antennemast toegestaan tot een maximale bouwhoogte van de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
16.3 Afwijken van de bouwregels
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 16.2 onder b. voor het toestaan van het oprichten van gebouwen niet evenwijdig aan de kavelrichting, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.
Artikel 17 Natuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor het behoud en/of herstel van actuele en potentiële ecologische, landschappelijke en natuurwaarden, alsmede voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement': tevens voor een (agrarisch) landschapselement;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi': tevens voor de bescherming, instandhouding en het gebruik van een eendenkooi;
- c. in samenhang hiermee extensief recreatief medegebruik, waaronder fietsen, wandelen en watersport;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de voor Natuur bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,50 m.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Natuur - Oeverstroken En Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur - Oeverstroken en water aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven-en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. oeverstroken, kades en watergangen, met landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' voor een langzaamverkeersverbinding en landbouwverkeer;
- c. recreatief medegebruik;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de voor Natuur - Oeverstroken en water bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, indien de landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 18.2:
- a. voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te weten bruggen, indien deze noodzakelijk zijn ter ontsluiting van de aangrenzende gronden, tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
- b. waterstaatkundige bouwwerken, zoals stuwen, indien deze noodzakelijk zijn voor een goede waterhuishouding, tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
- c. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden met deze bestemming te scheuren of te frezen.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- envervolgfuncties, bestemd voor:
- a. extensieve dagrecreatie;
- b. verblijfsrecreatie, met uitzondering van recreatief nachtverblijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - beheerschuur': tevens voor een beheerschuur;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend voor volkstuinen;
- e. bij deze bestemming behorende (ontsluitings)wegen, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
19.2 Bouwregels
Op de voor Recreatie - Dagrecreatie bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 50 m² per bestemmingsvlak, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'beheerschuur' waar het bouwvlak voor 100% bebouwd mag worden;
- b. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m mag bedragen;
- c. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 5 m mag bedragen;
- d. de goot- respectievelijk bouwhoogte van de beheerschuur ter plaatse van de aanduiding 'beheerschuur' ten hoogste 4,5 m/9 m mag bedragen;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
Artikel 20 Sport
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': sportvoorzieningen uitsluitend in de vorm van een manege;
- b. bij deze bestemming behorende ondergeschikte horeca in de vorm van een kantine, erven, ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen en groen.
20.2 Bouwregels
Op de voor Sport bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen 6 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte van gebouwen 9 m bedraagt;
- d. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m mag bedragen;
- f. de bouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
- a. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 20.2 onder d. voor een kleinere afstand.
Artikel 21 Tuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin en erven;
- b. toegangspaden;
- c. opstelplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de toegangspaden;
- d. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
- e. carports, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin': tevens voor een theetuin;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': voor bestaande bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen';
- h. bij deze bestemming behorende groen, water en verhardingen.
21.2 Bouwregels
- a. Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 m.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn entrees en erkers toegestaan, voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte mag bedragen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
- c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn bijgebouwen toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarbij de oppervlaktes, goot- en bouwhoogtes zoals deze aanwezig waren tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan als maximaal toelaatbaar gelden;
- d. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 21.2 onder a en b voor de bouw van een entree of erker, mits:
- a. de diepte van de entree of erker niet meer bedraagt dan 1,5 m;
- b. de breedte van de entree of erker aan de voorgevel niet meer bedraagt dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
- c. de goot- en of bouwhoogte van de entree of erker niet hoger is dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld, maar maximaal 4 m gemeten boven peil;
- d. de oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt;
- e. door het bouwen van de entree of erker de inhoud van de woning niet groter wordt dan 600 m³.
21.4 Specifieke gebruiksregels
- a. een paardenbak is slechts toegestaan ten dienste van de bij de tuin behorende woning;
- b. de afstand van een paardenbak tot een naburig bouwperceel bedraagt tenminste 30 m;
- c. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
- d. een paardenbak mag maximaal 800 m2 groot zijn. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een groter oppervlakte aanwezig was, geldt deze oppervlakte als maximaal toelaatbaar;
- e. buitenverlichting is niet toegestaan bij een paardenbak.
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. bij de bestemming behorende bruggen, bermstroken, taluds, groen, water en nutsvoorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri's en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, uitgezonderd
motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen en van abri's niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer bedraagt dan 15 m2;
- c. de oppervlakte van abri's niet meer bedraagt dan 10 m2;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 15 m.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding en waterberging;
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement': tevens voor een landschapselement;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': tevens voor behoud en versterking van de natuurwaarden;
- c. verkeer te water en de watersport met bijbehorende voorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zoals duikers en oeververbindingen.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
- a. wonen, met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
- c. tuinen en erven;
- d. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
- e. het hobbymatig houden van dieren, waaronder paarden;
- f. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' en binnen bestaande bebouwing;
- g. een dierenpension met een maximaal oppervlakte van 140 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenpension';
- h. een dierenartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartsenpraktijk';
- i. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- j. een kantoor, praktijkruimte en fotostudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin': tevens voor een theetuin;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
- m. opslag in gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag 1';
- n. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en binnen bestaande bebouwing.
24.2 Bouwregels
Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
- a. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd, tenzij op de plankaart een ander aantal is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. bij- en aanbouwen mogen ook buiten een bouwvlak gebouwd worden;
- c. de inhoud van een woning mag ten hoogste 650 m3 bedragen; Bij het berekenen van de inhoud van een bedrijfswoning worden ondergrondse bouwwerken niet meegeteld;
- d. indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de inhoud van een woning meer bedraagt dan in onder c is bepaald, geldt voor de betrokken woning die inhoud als de maximaal toelaatbare;
- e. het ter plaatse aanwezige aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
- f. herbouw van een woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is uitsluitend toegestaan ten behoeve van ten hoogste het aantal woningen als aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mits de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
- g. de goothoogte van een woning mag ten hoogste 4,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 8m bedragen, met dien verstande dat bestaande hogere hoogtes mogen worden gehandhaafd;
- h. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een woning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd en met dien verstande dat bestaande grotere oppervlaktes mogen worden gehandhaafd;
- i. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3m/5m bedragen, met dien verstande dat bestaande hogere hoogtes mogen worden gehandhaafd;
- j. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen; de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;
- k. de afstand van de gebouwen tot de erfafscheiding dient ten minste 3m te bedragen;
- l. de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
- m. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag 1' is ten hoogste 350 m² aan gebouwen ten behoeve van opslag toegestaan;
- o. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
- p. dakkapellen op het dakvlak aan de voorzijde van een woning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
- 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
- 3. de onderzijde zich meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet bevindt;
- 4. de bovenzijde zich meer dan 0,5 m onder de daknok bevindt;
- 5. de zijkanten zich meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
- 6. de gezamenlijk breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat.
- q. de praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', mag een oppervlakte hebben van ten hoogste 63 m²;
- r. het kantoor, de fotostudio en de praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tezamen een oppervlakte mogen hebben van ten hoogste 185 m2.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op een goede ruimtelijke en milieutechnische inpassing, bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van nieuw te bouwen woningen.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.5 Specifieke gebruiksregels
- a. de afstand van een paardenbak tot een naburig bouwperceel bedraagt tenminste 30 m;
- b. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
- c. een paardenbak mag maximaal 800 m2 groot zijn. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een groter oppervlakte aanwezig was, geldt deze oppervlakte als maximaal toelaatbaar;
- d. buitenverlichting is niet toegestaan bij een paardenbak;
- e. ten hoogste 50 m² van alle aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten dienste van het hobbymatig houden van paarden;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag 1' is een opslag toegestaan, met een maximum van 6 m alsmede voor de voorgevelrooilijn;
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in artikel 24.1 voor ambachtelijke bedrijvigheid in woningen, bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van woningen, mits:
- 1. de woonfunctie van de gronden in overwegende mate gehandhaafd blijft;
- 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- 3. ten gevolge van de beroeps- of bedrijfsactiviteit geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
- 4. de beroeps- of bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in artikel 24.5 onder e. tot een oppervlakte van 75 m².
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde 250 m² aan bijgebouwen per woning toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de nieuwbouw dient gepaard te gaan met een amovering van ten minste 50% van de bestaande erfbebouwing, de woning niet meegerekend;
- 2. nieuwbouw dient bij te dragen aan een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op de betrokken locatie, tot uitdrukking komend in de verhouding tussen hoofdgebouw en bijgebouwen en de ruimtelijke inrichting van het erf;
- 3. omliggende bedrijven worden door de wijziging niet belemmerd in hun bedrijfsvoering;
- b. Alvorens omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 24.7. onder a te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige met betrekking tot de vraag of omliggende bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.
Artikel 25 Bedrijf - Voorlopig
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Voorlopig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': het tijdelijk gebruik van de gronden ten behoeve van een baggerspeciedepot;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en ontsluitingswegen.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5m.
25.3 Geldigheidstermijn voor de voorlopige bestemming
De voorlopige bestemming zoals genoemd in artikel 25.1 heeft een werkingsduur van maximaal 5 jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
25.4 Definitieve Bestemming
De voor Bedrijf - Voorlopig aangewezen bestemmingen zijn definitief bestemd voor Natuur.
Artikel 26 Leiding - Gas
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van gasleidingen alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding – Gas samenvallen.
26.2 Bouwregels
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 26.1:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
- 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. het onder a 1 tot en met 9 vervatte verbod geldt niet voor:
- 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
- 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. de werken en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 tot en met 9 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan;
- d. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.
26.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 26.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:
- a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. er vooraf schriftelijk advies wordt aangevraagd bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsverbinding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding – Hoogspanningsverbinding samenvallen.
27.2 Bouwregels
Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 27.1:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
- 5. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
- 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
- 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a. wordt de beheerder gehoord.
27.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 27.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:
- a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 27.1;
- b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.
Artikel 28 Leiding - Riool
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding – Riool samenvallen.
28.2 Bouwregels
Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 28.1
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
- 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
- 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
- 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. de werken en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan;
- d. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a. wordt de beheerder gehoord.
28.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 28.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:
- a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 28.1;
- b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.
Artikel 29 Leiding - Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Water samenvallen.
29.2 Bouwregels
Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 29.1 :
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
- 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
- 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
- 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.
29.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 29.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:
- a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 29.1;
- b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 1
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van een rijksmonument, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
30.2 Bouwregels
Op de tot Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 30.1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van het rijksmonument zich daartegen niet verzetten.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie - 1, zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0 cm;
- 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
- 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
- b. Het verbod als bedoeld onder a. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken of een ontgrondingvergunning.
Artikel 31 Waarde - Archeologie - 3
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
31.2 Bouwregels
Op de gronden, gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken, die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 3 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 31.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als terrein van hoge archeologische waarde aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988.
32.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig met c.q. aansluitend op, aan de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande:
voorgevelrooilijnen;
- a. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- b. de breedte en de indeling van de voorgevel van gebouwen;
- c. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
- d. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden naast de in de betreffende artikelen tevens nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken;
- b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
- c. de maximale omvang van bouwwerken;
- d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
- e. de oriëntatie van bouwwerken.
De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgaan tot het stellen van nadere eisen wordt de monumentencommissie om schriftelijk advies gevraagd.
32.4 Afwijken van de bouwregels
32.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 33 Waarde - Ecologie
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor :
- a. de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
- b. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurlijke waarden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
33.2 Bouwregels
Op de voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, ingevolge dit plan toegestane bouwwerken slechts worden opgericht indien en voor zover de belangen van de ecologische verbindingszone en de ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurwaarden dit toestaan.
33.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het waarborgen van de landschappelijke, ecologische en natuurlijke kwaliteit ter plaatse;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen ten gevolge waarvan een onevenredige aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt;
- b. de nieuwvestiging van agrarische functies of teelten die voor de bedrijfsvoering (al dan niet deels) afhankelijk zijn van het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld onder a;
Alsmede het gebruiken en laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze die:
- c. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
- d. normaal agrarisch gebruik is niet in strijd met de bestemming.
33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Waarde - Landgoed
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en het beheer van de landgoederen, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
34.2 Bouwregels
De bouw van windmolens is niet toegestaan.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen.
35.2 Bouwregels
Op de tot Waterstaat - Waterkering bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden. Bouwen binnen de kernzone van de waterkering is niet toegestaan, tenzij het vervangen, vernieuwen en/of veranderen van bestaande bebouwing betreft waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene Bouwregels
37.1 Bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
37.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald - niet meer bedragen dan:
- a. van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 m;
- b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
- c. van overkappingen 3 m;
- d. van lichtmasten 12 m;
- e. van overig straatmeubilair 6 m;
- f. van antennes 5 m;
- g. van tuinmeubilair 2 m;
- h. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
37.3 Ondergronds bouwen
37.4 Zoneilanden
Grondgebonden installaties voor de opwekking van zonne-energie zijn slechts toegestaan binnen agrarische bouwvlakken.
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
38.1 Recreatiewoningen
De permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.
38.2 Inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, jo. Artikel 2.4. van het inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 (stbl.1993.no 50) evenals Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
38.3 Bijgebouwen
Wonen in een bijgebouw is niet toegestaan.
38.4 Neven- en vervolgfuncties
38.5 Paardenbakken
Op het bouwperceel behorende bij een woning mag ten hoogste 1 paardenbak aanwezig zijn met een maximale omvang van 800 m².
38.6 Scheuren en frezen
Tenzij anders is bepaald in deze regels, is scheuren en frezen toegestaan ten behoeve van normaal agrarisch gebruik van de gronden. Onder normaal agrarisch gebruik wordt in ieder geval graslandvernieuwing en ruwvoerteelt verstaan.
Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels
39.1 Archeologisch waardevol gebied 4
Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 4 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden.
39.2 Archeologisch waardevol gebied 5
Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 5 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden.
39.3 Archeologisch waardevol gebied 6
Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 6 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden.
39.4 Cultuurhistorische waarden
- a. Ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' kunnen burgemeester en wethouders, nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.
39.5 Kap
Ter plaatse van de aanduiding 'kap' is uitsluitend de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande kapvorm, dakhelling, bouwhoogte en nokrichting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning ter afwijking van het bepaalde in dit lid verlenen, nadat de monumentencommissie gehoord is.
39.6 Nokrichting
Ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' is uitsluitend de aangegeven nok-richting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan.
39.7 Relatie
- a. indien bouwvlakken middels het figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, worden deze bouwvlakken gerekend als 1 bouwvlak.
39.8 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
- a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde onder sub a en (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, mits uit milieuhygiënisch onderzoek is gebleken dat de externe risico's aanvaardbaar zijn.
39.9 Veiligheidszone - leiding
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
39.10 Vrijwaringszone - straalpad
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – straalpad' mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan is aangeduid met de aanduiding 'hoogte (m)'.
39.11 Vrijwaringszone - doorzicht
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – doorzicht' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige doorzichten.
39.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m
- a. Binnen de aangegeven aanduidingen 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' gelden nadere voorwaarden voor het bouwen en de aanleg of het uitvoeren van werken en werkzaamheden in verband met de mogelijke aantasting van belangrijke zichtlijnen en de vrije windvang van een historische molen;
- b. Binnen de aangegeven aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' mogen nieuw op te richten gebouwen en andere bouwwerken zich niet verder uitstrekken boven de onderste punt van de verticaal staande wiek dan 1:30 van de afstand gemeten tussen het op te richten bouwwerk en het middelpunt van de molen;
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. is bestaande hogere bebouwing toegestaan, vervangende nieuwbouw, alsmede nieuwbouw, mits deze geen grotere maximale bouwhoogte heeft dan de maximale hoogte van het aansluitende bouwblok vermeerderd met 10%;
- d. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in sub b. ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken op voorwaarde, dat de molenbiotoop niet in onevenredige mate wordt aangetast.
39.13 Vrijwaringszone - aardkundige waarden
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – aardkundige waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige aardkundige waarden. Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen,
watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand; - 4. het bebossen of beplanten van gronden;
- 5. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
- b. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
- 4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
- 5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
- 6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
39.14 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.
39.15 Milieuzone - stiltegebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
- a. lawaaisporten;
- b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
- c. laagvliegbewegingen.
Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.
39.16 Milieuzone - waterwingebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – waterwingebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
39.17 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur - Oeverstroken en water' ten behoeve van ecologische verbindingen in de vorm van moerasachtige stroken en natte schrale graslanden, met inachtneming van de volgende regels:
- a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door natuurbeherende instanties zijn verworven;
- b. de breedte van de ecologische zone mag ten hoogste 30 m bedragen;
- c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden;
- d. de breedte van de wandel- en fietspaden binnen de ecologische zone mag ten hoogste 5 m bedragen.
39.18 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen door het bouwvlak te verwijderen van de plankaart en de gronden te bestemmen tot 'Agrarisch met waarden - Openheid'.
39.19 Wro-zone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' te wijzigen naar de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:
- a. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
- b. de regels uit artikel Tuin en Wonen na wijziging onverkort van toepassing zijn;
- c. middels onderzoek is aangetoond dat er geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.
39.20 Wro-zone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van een langzaamverkeersverbinding, met inachtneming van de volgende regels:
- a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door de voor beheer en onderhoud verantwoordelijke instanties zijn verworven;
- b. de gezamenlijke breedte van de wandel- en fietspaden mag ten hoogste 5 m bedragen;
- c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden.
39.21 Wro-zone - wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' te wijzigen ten behoeve van de realisering van nieuwe primaire watergangen, met dien verstande dat:
- a. voordat tot wijziging wordt overgegaan schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- b. geen strijdigheid mag ontstaan met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
39.22 Wro-zone - wijzigingsgebied 6
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 6' te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'.
39.23 Wro-zone - wijzigingsgebied 7
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 7' te wijzigen door de bestemming te wijzigen naar 'Agrarisch – Rivierzone' en het bouwvlak te verwijderen.
Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels
40.1 Maten
Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:
- a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
- 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%;
- 2. bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
- 3. het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door eerder verleende omgevingsvergunningen.
- b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels
41.1 Ruimte voor ruimte
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch- Rivierzone' te wijzigen in de bestemming 'Tuin' en 'Wonen', met dien verstande dat planwijziging uitsluitend wordt toegepast indien:
- 1. de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse daadwerkelijk is beëindigd;
- 2. in voldoende mate is zeker gesteld dat alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en alle (verspreid liggende) kassen worden gesloopt;
- 3. ten minste 1.000 m² (cultuurhistorisch niet waardevolle) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt of ten minste 5.000 m² kassen wordt gesloopt; bedrijfsgebouwen en kassen waarvoor wel omgevingsvergunning aanwezig is, maar die nog niet zijn gerealiseerd, tellen hierbij niet mee;
- 4. de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere waarden (landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden) op het perceel of in de directe omgeving daarvan;
- 5. de nieuwe woning gerealiseerd wordt op het voormalige agrarische bouwvlak en ter plaatse van de nieuw te realiseren woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk is; hiervan is sprake als voldaan kan worden aan alle van toepassing zijnde wet- en regelgeving inzake wegverkeerslawaai, industrielawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodemkwaliteit;
- 6. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van (agrarische) bedrijven in de omgeving niet onevenredig worden belemmerd.
- b. Bij toepassing van de in dit lid onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid worden de volgende regels in acht genomen:
- 1. karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden gesloopt;
- 2. per voormalig agrarisch bedrijfscomplex mag, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en tussen de 1.000 m² en 2.500 m² wordt gesloopt, één woning worden teruggebouwd;
- 3. per voormalig agrarisch bedrijfscomplex mag, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en tussen de 2.500 m² en 4.000 m² wordt gesloopt, twee woningen worden teruggebouwd;
- 4. per voormalig agrarisch bedrijfscomplex mag, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en meer dan 4.000 m² wordt gesloopt, drie woningen worden teruggebouwd;
- 5. de inhoudsmaat van de nieuw te bouwen woning inclusief aanbouwen mag maximaal 600 m³ bedragen met dien verstande dat de maximale oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
- 6. de bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning.
- c. Een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of voldaan wordt aan het gestelde in lid 41.1 onder a 4 en aan de milieudeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde lid 41.1 onder a 5 en a 6 wordt voldaan.
41.2 Langzaamverkeer
Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Rivierzone', 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' en 'Agrarisch met waarden - Openheid' ten behoeve van langzaamverkeersverbindingen met inachtneming van de volgende regels:
- a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door de voor beheer en onderhoud verantwoordelijke instanties zijn verworven;
- b. de gezamenlijke breedte van de wandel- en fietspaden mag ten hoogste 5 m bedragen.
- c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden.
41.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven in positieve zin kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
41.4 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste drie meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste tien procent worden vergroot.
Artikel 42 Overige Regels
42.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
43.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
43.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
43.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Artikel 44 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Kappenkaart
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Mastwijkerdijk
Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing Mastwijkerdijk
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing N204
Bijlage 3 Ruimtelijke onderbouwing N204
Bijlage 4 Wijzigingenkaart
Bijlage 5 Overlegreacties
Bijlage 6 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 6 Nota inspraak en overleg
Bijlage 7 Beleidsnotitie Hippische Sector
Bijlage 7 Beleidsnotitie Hippische Sector