KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Rivierzone
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Openheid
Artikel 7 Bedrijf
Artikel 8 Bedrijf - Gasontvangststation
Artikel 9 Bedrijf - Waterwinning
Artikel 10 Bedrijventerrein
Artikel 11 Bos
Artikel 12 Buitenplaats
Artikel 13 Detailhandel
Artikel 14 Groen
Artikel 15 Horeca
Artikel 16 Maatschappelijk
Artikel 17 Natuur
Artikel 18 Natuur - Oeverstroken En Water
Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 20 Sport
Artikel 21 Tuin
Artikel 22 Verkeer
Artikel 23 Water
Artikel 24 Wonen
Artikel 25 Bedrijf - Voorlopig
Artikel 26 Leiding - Gas
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 28 Leiding - Riool
Artikel 29 Leiding - Water
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 31 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 32 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 33 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 34 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 36 Waarde - Ecologie
Artikel 37 Waarde - Landgoed
Artikel 38 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 39 Anti-dubbeltelregel
Artikel 40 Algemene Bouwregels
Artikel 41 Algemene Gebruiksregels
Artikel 42 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 45 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 46 Overgangsrecht
Artikel 47 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak En Procedure
1.4 Vervolg
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Inhoudelijke Beschrijving En Wijzigingen Reparatieplan
2.1 Uitspraak Afdeling En Reparatie
2.2 Ondergeschikte Aanpassingen
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Kappenkaart
Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
Bijlage 2 Fragment Reparatie Plandelen

Reparatie 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012

Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort

Vastgesteld op 13-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Reparatie 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012 met identificatienummer NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01 van de gemeente Montfoort.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw/uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt en eenzelfde gebruik kent als het hoofdgebouw, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- of slaapgedeelten van een woning.

1.4 aan huis gebonden beroep

  1. a. de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen terrein;
  2. b. bedrijfsactiviteiten, voor zover die behoren tot categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op omgeving hiermee gelijk kunnen worden gesteld.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, fruitteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen.

1.8 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer.

1.9 agrarisch hulpgebouw

een agrarisch bedrijfsgebouw, zoals een melkstal, veldschuur of schuilgelegenheid voor dieren, gesitueerd op afstand van het agrarisch bouwvlak en noodzakelijk voor de doelmatige exploitatie van de agrarische gronden ter plaatse.

1.10 agrarische bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.11 archeologisch (rijks)monument

van rijkswege, op basis van de Monumentenwet 1988 beschermde plaats in het landschap die waardevol is vanwege de aanwezige sporen uit het verleden.

1.12 ambachtelijk bedrijf

  1. a. een (producerend en/of verzorgend) bedrijf voor de uitoefening van ambachten, waarvoor een belangrijk deel in handwerkgoederen worden bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en welk wordt gekenmerkt door het geen hierna is vermeld onder b;
  2. b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaatsheeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
    1. 1. het productieproces wordt grotendeels 'met de hand' of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
    2. 2. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

1.13 bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

het in het bestemmingsplan aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bestemmingsvlak, bouwperceel of bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijf, die slechts bewoond mag worden door (het huishouden van) een persoon die werkzaam is bij het bedrijf.

1.17 beheerschuur

een bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, niet geschikt voor bewoning, bedoeld voor het opslaan van landbouwwerktuigen, landbewerkingsmiddelen en onderhoudsmateriaal noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van een gebied met een recreatief gebruik.

1.18 bestaande bebouwing

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.31 erf- of terreinafscheiding

een gebouwde voorziening van enig materiaal bedoeld om een perceel of erf, of een deel daarvan af te scheiden, zoals een (tuin)muur, een (tuin)hek of een rasterwerk waarlangs beplanting groeit; een erf- of terreinafscheiding hoeft dus in principe niet alleen geplaatst te zijn op een perceelsgrens om als zodanig te worden opgevat.

1.32 erker

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken). Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.33 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit. Het rechtstreeks leveren van geteeld fruit van het eigen bedrijf valt onder de normale bedrijfsvoering.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

1.36 hobbymatige paardenhouderij

het houden van paarden waarbij tot een maximum van 5 paarden (hieronder veulens en pony's inbegrepen) wordt aangehouden voor eigen gebruik en vrijetijdsbesteding.

1.37 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij en het houden van geiten worden niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.38 kinderdagverblijf

De opvang van kinderen overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting en daaronder begrepen buitenschoolse opvang.

1.39 kuilopslag

opslag van agrarische producten of veevoer afgedekt met zand of een ander materiaal.

1.40 kuilplaten

verharding ten behoeve van kuilopslag.

1.41 (agrarisch) loonbedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.42 mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 mestbassin

een mestbassin als bedoeld in het Besluit mestbassins milieubeheer.

1.44 mestvergistingsinstallatie

kleinschalige mestvergister waarbij de mest afkomstig is van één bedrijf.

1.45 nevenfunctie

functie welke ondergeschikt is aan een hoofdfunctie, uit de hoofdfunctie dient minimaal 50% van de bedrijfsinkomsten te worden gegenereerd met dien verstande dat deze bepaling over bedrijfsinkomsten niet geldt voor nevenfuncties bij de bestemming Wonen.

1.46 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.

1.47 ontsluitingsweg

een weg die uitsluitend dient om toegang te geven tot percelen en niet is ontworpen voor doorgaand verkeer.

1.48 opslag

opslag van goederen en tastbare producten die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een bewerking ondergaan.

1.49 opstelplaatsen

parkeervoorzieningen ten behoeve van de op naastgelegen gronden gelegen woning.

1.50 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.51 paddock

relatief kleine omheinde uitloop, veelal voorzien van een zandbodem, in aansluiting op de stalling en ten behoeve van de vrije uitloop van paarden en pony's.

1.52 paden

voet- en fietspaden.

1.53 peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.54 plattelandswoning

Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

1.55 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden en het trainen en africhten van ter plaatse gefokte paarden en het verhandelen daarvan.

1.56 recreatief medegebruik

gebruik van gronden voor niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de gronden, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, kanoën, zwemmen en natuurobservatie.

1.57 silo

een voorziening voor de een opslagplaats voor stort- of bulkgoederen in de vorm van poeders of korrelvormige producten zoals graan, veevoer, kunstmest, zand of grind.

1.58 theetuin

gelegenheid voor het schenken van dranken zonder dat daarvoor een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet nodig is.

1.59 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang en waarbij zicht is op continuïteit, bijvoorbeeld door bedrijfsopvolging, gedurende minimaal de komende tien jaar.

1.60 volwaardige productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij in de omvang van ten minste één arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang en waarbij zicht is op continuïteit, bijvoorbeeld door bedrijfsopvolging, gedurende minimaal de komende tien jaar.

1.61 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw op een perceel loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.62 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.64 zoneiland

een aaneengesloten oppervlakte zonnecollectoren.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstanden onderling

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erf scheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.7 oppervlakte van een overkapping

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volwaardige veehouderijbedrijven, met uitsluitend als nevenactiviteit een intensieve veehouderij;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone' de nevenactiviteit intensieve veehouderij uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  3. c. de verkoop van de door het eigen bedrijf op het betreffende perceel geproduceerde producten;
  4. d. mestvergistingsinstallaties ten behoeve van de mest van het eigen bedrijf;
  5. e. windmolens;
  6. f. agrarische bedrijfswoningen;
  7. g. volwaardige productiegerichte paardenhouderijen met de bijbehorende voorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': tevens een volwaardig fruitteeltbedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd': tevens voor een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij tevens veehandelsbedrijf': tevens een volwaardige intensieve veehouderij en een veehandelsbedrijf;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loon-, aannemers- en verhuurbedrijf': tevens voor een loonbedrijf, tevens aannemersbedrijf en verhuurbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', niet zijnde gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone': tevens een volwaardige intensieve veehouderij;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag loonbedrijf': tevens voor opslag ten dienste van een loonbedrijf;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak met de bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels en paardencarrousels, paddocks, stap- en trainingsmolens;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  16. p. windmolens, behoudens ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed';
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
  18. r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen;
  19. s. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie, en – in voorkomende gevallen – het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie:

Tabel 3.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Verkoop agrarische producten 180 m²
Africhtingsbedrijven voor paarden 300 m²
Mestvergisting/co-vergisting ten behoeve van de mest van derden 300 m²
Hoveniersbedrijf 200 m²
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Kano- roeiboot- of fietsenverhuur 100 m²
Kleinschalig kamperen 100 m² 3.000 m²
Bed & breakfast 200 m²
Kampeerboerderij 200 m²
Kleinschalige horecagelegenheid 100 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Tentoonstellingsruimte: museum 300 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²
Paardenstalling/-houderij 50 m2

waarbij geldt dat:

  1. t. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. u. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Rivierzone

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Rivierzone aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  1. a. volwaardige veehouderijbedrijven, fruitteelt-, sierteelt- en tuinbouwbedrijven;
  2. b. akkerbouwbedrijven en intensieve veehouderij, uitsluitend als nevenactiviteit;
  3. c. volwaardige productiegerichte paardenhouderijen met de bijbehorende voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone' is in afwijking het bepaalde in dit lid onder i, een intensieve veehouderij als nevenactiviteit uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  5. e. de verkoop van door het eigen bedrijf op het betreffende perceel geproduceerde producten;
  6. f. mestvergistingsinstallaties ten behoeve van de mest van het eigen bedrijf ;
  7. g. windmolens;
  8. h. agrarische bedrijfswoningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', gelegen buiten de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone', is tevens een volwaardige intensieve veehouderij toegestaan;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens voor een bed & breakfast;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf': tevens voor een kinderdagverblijf met een maximale oppervlakte van 300 m²;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor de opslag van niet-agrarische goederen in de bestaande bebouwing;
  14. n. - vervallen -
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak met de bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels en paardencarrousels, paddocks, stap- en trainingsmolens;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling': tevens voor een paardenstalling;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitsterfregeling' geldt dat tevens het gebruik voor een zeilmakerij is toegestaan met in acht name van het bepaalde in lid 4.5.6;
  19. s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen;
  20. t. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie en – in voorkomende gevallen – het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie:

Tabel 4.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Verkoop agrarische producten 180 m²
Africhtingsbedrijven voor paarden 300 m²
Mestvergisting/co-vergisting ten behoeve van de mest van derden 300 m²
Hoveniersbedrijf 200 m²
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Kano- roeiboot- of fietsenverhuur 100 m²
Kleinschalig kamperen 100 m² 3.000 m²
Bed & breakfast 200 m²
Kampeerboerderij 200 m²
Kleinschalige horecagelegenheid 100 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Tentoonstellingsruimte: museum 300 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²
Paardenstalling/-houderij 50 m2

waarbij geldt dat:

  1. u. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. v. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschap en natuur aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  1. a. volwaardige veehouderijbedrijven;
  2. b. water, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
  3. c. - vervallen - ;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, indien zulks ter plaatse uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:

  1. a. het gezamenlijk grondoppervlak inclusief het grondoppervlak aan gebouwen die op de gronden met de bestemmingen Agrarisch - Rivierzone, Agrarisch met waarden - Landschap en natuur en Agrarisch met waarden - Openheid zijn gerealiseerd ten hoogste 50 m² per bedrijf bedraagt;
  2. b. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 4 m en de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
  3. c. het grondoppervlak van de bedrijfskavel waarop een gebouw wordt geplaatst ten minste 1 ha bedraagt;
  4. d. de afstand van een gebouw tot het bij het bedrijf behorende bouwvlak ten minste 500 m bedraagt;
  5. e. de situering geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarden;
  6. f. alvorens gebruik gemaakt kan worden van de afwijkingsbevoegdheid kan advies bij de landschapsdeskundige ingewonnen worden met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het scheuren en frezen is toegestaan ten behoeve van normaal agrarisch gebruik. Onder normaal agrarisch gebruik wordt in ieder geval graslandvernieuwing en teelt van landbouwgewassen verstaan. Scheuren en frezen is op kleigronden zonder meer toegestaan;
  2. b. het aanbrengen van kuilplaten is niet toegestaan;
  3. c. opslag van goederen is - met uitzondering van kuilopslag - niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ennatuur te wijzigen in de bestemming Agrarisch ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch, indien dit in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:

  1. a. de vergroting is afgestemd op de voorgenomen bedrijfsuitbreiding;
  2. b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde grenzen van het bouwvlak gelegen blijft;
  3. c. het grondoppervlak van het bouwvlak ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
    1. 1. de situering, de vorm en de grootte van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarden en aan bestaande waardevolle doorzichten;
    2. 2. aan het vergrote deel van het bouwvlak kunnen alle, op het oorspronkelijke bouwvlak van toepassing zijnde aanduidingen worden toegekend;
    3. 3. burgemeester en wethouders voorafgaand aan de wijziging advies inwinnen bij een agrarisch deskundige en - indien wenselijk - een landschapsdeskundige.

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Openheid

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Openheid aangewezen gronden, zijn bestemd voor volwaardige veehouderijbedrijven, water, alsmede voor:

  1. a. behoud en versterking van de landschappelijke waarden;
  2. b. - vervallen -
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak met de bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels en paardencarrousels, paddocks, stap- en trainingsmolens;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - gebouw': tevens voor een bestaand gebouw;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': tevens voor behoud en versterking van de natuurwaarden;
  6. f. paardenstalling/-houderij bij wijze van nevenactiviteit.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1,8 m bedraagt.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. is een gebouw toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw ' en voor zover aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, waarbij:
    1. 1. de oppervlakte, goot- en bouwhoogte zoals deze aanwezig waren tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan als maximaal toelaatbaar gelden;
    2. 2. woningen niet zijn toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 6.2 voor de bouw van agrarische hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, indien zulks ter plaatse uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
    1. 1. het gezamenlijk grondoppervlak - inclusief het grondoppervlak aan gebouwen die op de gronden met de bestemmingen Agrarisch - Rivierzone en Agrarisch met waarden - Landschapen natuur ten hoogste 50 m² per bedrijf bedraagt;
    2. 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 4 m en de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
    3. 3. het grondoppervlak van de bedrijfskavel waarop een gebouw wordt geplaatst ten minste 1 ha bedraagt;
    4. 4. de afstand van een gebouw tot het bij het bedrijf behorende bouwvlak ten minste 500 m bedraagt;
    5. 5. advies kan ingewonnen worden bij de landschapsdeskundige met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
  2. b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 6.1 voor het veranderen en vergroten van de aan deze gronden grenzende agrarische bouwvlakken, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling noodzakelijk is, met dien verstande dat:
    1. 1. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde grenzen van het bouwvlak gelegen blijft;
    2. 2. het bouwvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;
    3. 3. de oppervlakte van het bouwvlak na afwijking mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
    4. 4. advies dient ingewonnen te worden bij de agrarisch deskundige met de vraag of de vergroting of verandering van het bouwvlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    5. 5. advies kan ingewonnen worden bij de landschapsdeskundige met de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

De omgevingsvergunningen als bedoeld in dit artikel worden uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het scheuren en frezen is toegestaan ten behoeve van normaal agrarisch gebruik. Onder normaal agrarisch gebruik wordt in ieder geval graslandvernieuwing en teelt van landbouwgewassen verstaan. Scheuren en frezen is op kleigronden zonder meer toegestaan;
  2. b. het aanbrengen van kuilplaten is niet toegestaan;
  3. c. opslag van goederen is - met uitzondering van kuilopslag - niet toegestaan;
  4. d. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
  5. e. buitenverlichting is toegestaan bij een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale hoogte van de lichtmasten is 4 meter;
    2. 2. maximaal 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan;
    3. 3. de masten worden direct aan of bij een paardenbak geplaatst;
    4. 4. maximaal 60 LUX/m2 gemeten 1 meter boven de bodem van de bak;
    5. 5. de lichtbundel wordt door middel van een afscherming gericht op de paardenbak;
    6. 6. de verlichting mag gebruikt worden van 7.00 uur 's ochtends tot 22.00 uur 's avonds;
  6. f. ten hoogste 50 m² van alle aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten dienste van het hobbymatig houden van paarden;
  7. g. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m2, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de oppervlakte van een paardenbak meer bedraagt dan 800 m2, de afwijkende oppervlaktemaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;

alsmede voor:

  1. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productiebedrijf voor auto-onderhoudsartikelen': tevens voor een productiebedrijf voor recyclingbedrijf voor autobanden behorend tot categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemers- en sloopbedrijf': tevens voor een aannemersbedrijf, tevens sloopbedrijf behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij': tevens voor een autosloperij behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in hout en bouwmaterialen': tevens voor een handel in hout en bouwmaterialen behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf tevens tuincentrum': tevens voor een loonbedrijf inclusief verhuur en reparatie, behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede voor een tuincentrum;
  6. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens voor een transportbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  7. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf': tevens voor een houtbewerkingsbedrijf behorend tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  8. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf': tevens voor een bedrijf ten behoeve van landbouwmechanisatie behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  9. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vishandel en viskwekerij': tevens voor een handel in vis, tevens viskwekerij behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  10. n. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens voor een agrarisch loonbedrijf inclusief verhuur en reparatie behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  11. o. ter plaatse van de 'specifieke vorm van bedrijf - zand- en grindhandel': een handel in zand, klei en grind behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  12. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek': tevens voor een timmerfabriek behorend tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  13. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ongediertebestrijding': tevens voor een bedrijf voor ongediertebestrijding tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  14. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker': tevens voor een puinbreker;
  15. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loon-, aannemers- en verhuurbedrijf': tevens voor een agrarisch loonbedrijf, aannemersbedrijf en/of verhuurbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  16. t. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor een caravanstalling;
  17. u. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een hoveniersbedrijf;
  18. v. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend voor de verkooppunt van motorbrandstoffen, zonder lpg, behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bijbehorende detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 125 m² en carwash;
  19. w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend loonbedrijf': uitsluitend voor een loonbedrijf inclusief verhuur en reparatie, behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  20. x. ter plaatse van de aanduiding 'groen': uitsluitend groenvoorzieningen;
  21. y. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal': uitsluitend voor geluidswerende voorzieningen in de vorm van een wal, al dan niet met een scherm;
  22. z. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm': uitsluitend voor geluidswerende voorzieningen in de vorm van een geluidsscherm met luifel;
  23. aa. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  24. ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak': tevens voor een paardenbak en andere aan paardensport gerelateerde voorzieningen, zoals longeercirkels, paardencarrousels, paddocks, stap- en trainingsmolens ;
  25. ac. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
  26. ad. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en ontsluitingswegen;
  27. ae. windmolens;
  28. af. de in tabel 7.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² van de bestaande bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie en – in voorkomende gevallen – het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie;

een en ander met dien verstande dat:

  1. ag. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van detailhandel als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Tabel 7.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak binnen bestaande bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Kano- roeiboot- of fietsenverhuur 100 m²
Kleinschalig kamperen 100 m² 3.000 m²
Bed & breakfast 200 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²

waarbij voor de nevenfunctie geldt dat:

  1. ah. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. ai. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

7.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijf bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad.

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', nadat de monumentencommissie om schriftelijk is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. opslag van goederen op onbebouwde gronden is alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is opslag niet toegestaan;
  3. c. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  4. d. paardenbakken ten behoeve van het houden van paarden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
  5. e. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
  6. f. buitenverlichting is toegestaan bij een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale hoogte van de lichtmasten is 4 meter;
    2. 2. maximaal 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan;
    3. 3. de masten worden direct aan of bij een paardenbak geplaatst;
    4. 4. maximaal 60 LUX/m2 gemeten 1 meter boven de bodem van de bak;
    5. 5. de lichtbundel wordt door middel van een afscherming gericht op de paardenbak;
    6. 6. de verlichting mag gebruikt worden van 7.00 uur 's ochtends tot 22.00 uur 's avonds;
  7. g. ten hoogste 50 m² van alle aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten dienste van het hobbymatig houden van paarden;
  8. h. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m2, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de oppervlakte van een paardenbak meer bedraagt dan 800 m2, de afwijkende oppervlaktemaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar;
  9. i. de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbreker' mogen tot maximaal 12 kalenderdagen per jaar en uitsluitend gedurende de dagperiode (7.00 tot 19.00) worden gebruikt voor het breken van puin met een maximale jaarcapaciteit van 16.000 ton;
  10. j. voor nevenfuncties gelden de volgende regels:
    1. 1. aan-huis-gebonden beroep: in een woning en/of de bijbehorende bijgebouwen zijn een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 50 m² van het vloeroppervlak van de woning of het bijgebouw ten behoeve van de activiteiten mag worden gebruikt;
      • de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
      • de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
      • de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
      • de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied veroorzaken;
    2. 2. kleinschalige kamperen: het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan met inachtneming van het volgende:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 1 maart tot 1 november;
      • per kleinschalig kampeerterrein zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan en binnen het toegestane aantal kampeermiddelen maximaal 3 trekkershutten aanwezig mogen zijn met een maximale oppervlakte van 25 m² per trekkershut;
      • ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
    3. 3. voor de nevenfuncties is buitenopslag in geen geval toegestaan;
  11. k. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 8 Bedrijf - Gasontvangststation

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Gasontvangststation aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Bedrijf - Waterwinning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Waterwinning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  2. b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, (on)verharde paden, nutsvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij op de kaart een hogere hoogte wordt aangeduid;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9 m, tenzij op de kaart een hogere hoogte wordt aangeduid;
  4. d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  5. e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m3, waarbij de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet wordt meegeteld, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, de afwijkende inhoudsmaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar;
  6. f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  7. g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 8 m;
  8. h. dakkapellen op het dakvlak zijn aan de voorzijde van een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
    2. 2. de hoogte ten hoogste 1,75 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
    3. 3. de onderzijde zich ten minste 0,5 m en ten hoogste 1 m boven de dakvoet bevindt;
    4. 4. de bovenzijde zich ten minste 0,5 m onder de daknok bevindt;
    5. 5. de zijkanten zich ten minste 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
    6. 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat;
  9. i. het gezamenlijk oppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50 m2;
  10. j. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw en aanbouwen bedraagt ten hoogste 3 m/5 m;
  11. k. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 9.2 onder k voor een kleinere afstand.

9.4 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 10 Bedrijventerrein

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2': bedrijven behorende tot de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. bedrijfswoningen;

alsmede voor:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakpannenfabriek': tevens voor een dakpannenfabriek behorend tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf voor autobanden': tevens voor een recyclingbedrijf voor autobanden behorend tot categorie 4.2;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf': tevens voor metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven tot en met categorie 4.1 (SBI-code 2851) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in hout- en bouwmaterialen': tevens voor een groothandel in hout- en bouwmaterialen, waaronder zand en grind, tot en met categorie 3.2 (SBI-code 5153) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoersbedrijf': tevens voor goederenwegvervoerbedrijven tot en met categorie 3.2 (SBI-code 6024) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. i. windmolens;
  7. j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;

met dien verstande dat:

  1. k. ter plaatse van de aanduiding 'groen' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijventerrein bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. indien op de kaart een percentage is ingeschreven, geeft dit aan hoeveel van een individueel bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd, de bedrijfswoning daaronder begrepen, uitgezonderd de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
  2. b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. c. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m3, waarbij de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet wordt meegeteld, met dien verstande dat, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, de afwijkende inhoudsmaat wordt gezien als maximaal toelaatbaar;
  5. e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 4,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 8 m bedragen;
  6. f. dakkapellen op het dakvlak zijn aan de voorzijde van een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
    2. 2. de hoogte ten hoogste 1,75 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
    3. 3. de onderzijde zich ten minste 0,5 m en ten hoogste 1 m boven de dakvoet bevindt;
    4. 4. de bovenzijde zich ten minste 0,5 m onder de daknok bevindt;
    5. 5. de zijkanten zich ten minste 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
    6. 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat;
  7. g. tenzij op de kaart anders is aangegeven mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste 9 m bedragen;
  8. h. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m2 bedragen;
  9. i. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 3 m/5 m bedragen;
  10. j. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw bij een bedrijfswoning mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;
  11. k. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;
  12. l. de hoogte van de antenne-installatie op de gronden met de aanduiding 'antennemast' ten behoeve van (mobiele) telecommunicatie mag ten hoogste 29 m bedragen;
  13. m. - vervallen -
  14. n. windmolens mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met een maximum van 1 windmolen per bouwvlak en met dien verstande dat de bouwhoogte van een windmolen niet meer dan 20 m mag bedragen.

10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad.

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.

10.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 10.2 onder e ten behoeve van een goothoogte van ten hoogste 5.5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9 m.
  2. b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 10.2 onder k voor het bouwen op geringere afstanden van, dan wel op de erfafscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is;
  3. c. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van de maximale inhoudsmaat van bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud niet meer dan 800 m3 mag bedragen;
    2. 2. de grotere inhoud ter plaatse passend is binnen het landschap, hetgeen met een onderbouwing op basis van beeld- en landschapskwaliteit is aangetoond.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. opslag van goederen op de onbebouwde gronden is toegestaan achter de voorgevelrooilijn en met een totale stapelhoogte van ten hoogste 4 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een hogere opslag toegestaan, met een maximum van 9 m;
  3. c. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag 6m' een hogere opslag toegestaan, met een maximum van 6 m alsmede voor de voorgevelrooilijn;
  4. d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 10.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in 10.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  2. b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 10.1 teneinde bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 10.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 10.1 genoemd.

Artikel 11 Bos

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bossen;
  2. b. bosbouw en houtproductie;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi': tevens voor de bescherming, instandhouding en het gebruik van een eendenkooi;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (on)verharde paden, groen, water en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarvan de ten hoogste toegestane bouwhoogten zijn weergegeven in artikel 40.2.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de bestemming Bos, voor zover voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Landgoed, te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden -Openheid, indien deze ontwikkeling past binnen het voor het landgoed geldende beheersplan.

Artikel 12 Buitenplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Buitenplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en beheer van het Landhuis Linschoten met de daarbij behorende gebouwen, dienstwoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - ijskelder': tevens voor de instandhouding en beheer van de ijskelder;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
  4. d. de instandhouding en het beheer van een landgoed alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (on)verharde paden, groen, water en nutsvoorzieningen;
  6. f. de in tabel 12.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² van de bestaande bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie:

Tabel 12.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak binnen bestaande bebouwing
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²

waarbij geldt dat:

  1. g. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. h. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de uitwendige hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van de gebouwen, dient zoals deze was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan te worden gehandhaafd;
  3. c. het aantal gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vergroot;
  4. d. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen en tuinmuren bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  6. f. de overige bouwhoogten van overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn weergegeven in artikel 40.2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' is uitsluitend de aangegeven nokrichting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kap' is uitsluitend de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande kapvorm, dakhelling, bouwhoogte en nokrichting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan;
  9. i. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame ten behoeve van een nevenfunctie is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. aan-huis-gebonden beroep: in een woning en/of de bijbehorende bijgebouwen zijn een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 50 m² van het vloeroppervlak van de woning of het bijgebouw ten behoeve van de activiteiten mag worden gebruikt;
    2. 2. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    3. 3. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    4. 4. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    5. 5. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied veroorzaken;
  2. b. voor de nevenfuncties is buitenopslag in geen geval toegestaan.

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.7 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de volgende vervolgactiviteiten:

Tabel 12.2.

Wonen en/of hobbyboeren

Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de genoemde vervolgfunctie worden de volgende zaken in de belangenafweging betrokken danwel zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. a. Algemeen:
    1. 1. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de mate van kwetsbaarheid van het betrokken gebied en de ligging van het betrokken perceel, mede ten opzichte van zowel natuurgebied als bebouwde kom;
    2. 2. het belang van de waterhuishouding;
    3. 3. de wenselijkheid van zinvol gebruik van gebouwen en onbebouwde gronden, ook ter versterking van het economisch draagvlak in het plangebied;
    4. 4. de belangen van omliggende (agrarische) bedrijven; de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
    5. 5. de aard en omvang van de nieuwe functie, mede in relatie tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
    6. 6. de behoefte de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zoveel mogelijk te versterken onder meer door landschapsbouw en landschappelijke inpassing, sanering van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en stimulering van herstel/behoud van rijks- en gemeentelijke monumenten en MIP-panden en streekeigen karakteristieken;
    7. 7. voordat tot bestemmingswijziging over gegaan wordt, dient door middel van een mobiliteitstoets inzichtelijk gemaakt te zijn dat de bestemmingswijziging niet leidt tot een onevenredige belasting van het wegennet;
  2. b. Registratie: geen uitbreiding van bebouwing:
    1. 1. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregel bepaald dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende regels van kan worden afgeweken;
    2. 2. ter zake wordt een overeenkomst gesloten, voordat planwijziging wordt toegepast;
  3. c. Wonen:
    1. 1. het aantal woningen, zoals ingevolge dit artikel toegestaan, mag niet worden uitgebreid; van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt;
    2. 2. het wijzigingsplan kan voorzien in één extra woning in rijks- en gemeentelijke monumenten en MIP-panden indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
    3. 3. ter plaatse van bouwvlakken kan een wijzigingsplan voorzien in één extra woning, in ruil voor afbraak van ten minste 1.000 m² van de op het bouwvlak aanwezige (voormalige) bedrijfsgebouwen, die noch solitair noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen;
    4. 4. het wijzigingsplan kan voorzien in vergroting van de maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid;
  4. d. Parkeergelegenheid:
    1. 1. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 13 Detailhandel

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend voor een tuincentrum;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - dierenspeciaalzaak': uitsluitend een dierenspeciaalzaak;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': is eveneens opslag en stalling van caravans in gebouwen toegestaan;
  4. d. bij deze bestemming behorende erven, ontsluitingswegen, groen, water, parkeer- en nutsvoorzieningen;
  5. e. de in tabel 13.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² van de bestaande bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie en – in voorkomende gevallen – het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie:

Tabel 13.1. Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak binnen bestaande bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Kano- roeiboot- of fietsenverhuur 100 m²
Kleinschalig kamperen 100 m² 3.000 m²
Bed & breakfast 200 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²

waarbij geldt dat:

  1. f. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. g. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

13.2 Bouwregels

Op de voor Detailhandel bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat woningen niet zijn toegestaan;
  2. b. de goot-/bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangeduide maximale goot-/bouwhoogte. Indien geen maximale goot-/bouwhoogte op de plankaart is aangeduid, geldt een maximale goot-/bouwhoogte van 4,5/10,5 m;
  3. c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  4. d. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
  5. e. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
  6. f. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  8. h. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame ten behoeve van een nevenfunctie is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 13.2 onder d voor het toestaan van het oprichten van gebouwen niet evenwijdig aan de kavelrichting, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. opslag van goederen op de onbebouwde gronden binnen het bouwvlak is toegestaan met een totale stapelhoogte van ten hoogste 4 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een hogere opslag toegestaan, met een maximum van 9 m;
  3. c. opslag van consumentenvuurwerk is toegestaan tot een maximum van 10.000 kg;
  4. d. voor nevenfuncties gelden de volgende regels:
    1. 1. aan-huis-gebonden beroep: in een woning en/of de bijbehorende bijgebouwen zijn een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 50 m² van het vloeroppervlak van de woning of het bijgebouw ten behoeve van de activiteiten mag worden gebruikt;
      • de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
      • de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
      • de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
      • de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied veroorzaken;
    2. 2. kleinschalige kamperen: het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan met inachtneming van het volgende:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 1 maart tot 1 november;
      • per kleinschalig kampeerterrein zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan en binnen het toegestane aantal kampeermiddelen maximaal 3 trekkershutten aanwezig mogen zijn met een maximale oppervlakte van 25 m² per trekkershut;
      • ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
    3. 3. voor de nevenfuncties is buitenopslag in geen geval toegestaan.

13.5 Afwijken van gebruiksregels

13.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavoorzieningen, in de vorm van een horecabedrijf tot maximaal categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': tevens een groothandel in dranken;
  3. c. bedrijfswoningen, met dien verstande dat per horecabedrijf ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaan en uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  4. d. bij deze bestemming behorende erven, ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen en groen;
  5. e. de in tabel 15.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² van de bestaande bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie en – in voorkomende gevallen – het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie:

Tabel 15.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak binnen bestaande bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Kano- roeiboot- of fietsenverhuur 100 m²
Kleinschalig kamperen 100 m² 3.000 m²
Bed & breakfast 200 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²

waarbij geldt dat:

  1. f. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. g. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

15.2 Bouwregels

Op de voor Horeca bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte van de gebouwen, waaronder begrepen de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  3. c. de bouwhoogte van de gebouwen, waaronder begrepen de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 5 m bedraagt;
  4. d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  5. e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m3, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, geldt voor de betrokken woning die inhoud als de maximaal toelaatbare; Bij het berekenen van de inhoud van een bedrijfswoning worden ondergrondse bouwwerken niet meegeteld;
  6. f. het gezamenlijk oppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50 m2;
  7. g. bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende gebouw;
  8. h. de goot-/bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3/5 m;
  9. i. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  10. j. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
  11. k. dakkapellen op het dakvlak aan de voorzijde van een bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
    3. 3. de onderzijde zich meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet bevindt;
    4. 4. de bovenzijde zich meer dan 0,5 m onder de daknok bevindt;
    5. 5. de zijkanten zich meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
    6. 6. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat;
  12. l. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame ten behoeve van een nevenfunctie is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Voor nevenfuncties gelden de volgende regels:

  1. a. aan-huis-gebonden beroep: in een woning en/of de bijbehorende bijgebouwen zijn een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 50 m² van het vloeroppervlak van de woning of het bijgebouw ten behoeve van de activiteiten mag worden gebruikt;
    2. 2. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    3. 3. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    4. 4. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    5. 5. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied veroorzaken;
  2. b. kleinschalige kamperen: het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan met inachtneming van het volgende:
    1. 1. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 1 maart tot 1 november;
    2. 2. per kleinschalig kampeerterrein zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan en binnen het toegestane aantal kampeermiddelen maximaal 3 trekkershutten aanwezig mogen zijn met een maximale oppervlakte van 25 m² per trekkershut;
    3. 3. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
  3. c. voor de nevenfuncties is buitenopslag in geen geval toegestaan.

15.5 Afwijken van gebruiksregels

15.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid en cultuur;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, ontsluitingsweg, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat woningen niet zijn toegestaan;
  2. b. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
  3. c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4 m;
  5. e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van het bouwvlak, indien geen percentage is opgenomen, geldt een maximale bebouwingspercentage van 100%;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is een antennemast toegestaan tot een maximale bouwhoogte van de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 16.2 onder b. voor het toestaan van het oprichten van gebouwen niet evenwijdig aan de kavelrichting, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en/of herstel van actuele en potentiële ecologische, landschappelijke en natuurwaarden, alsmede voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement': tevens voor een (agrarisch) landschapselement;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi': tevens voor de bescherming, instandhouding en het gebruik van een eendenkooi;
  3. c. in samenhang hiermee extensief recreatief medegebruik, waaronder fietsen, wandelen en watersport;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor Natuur bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, met een maximale hoogte van 1,50 m.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Natuur - Oeverstroken En Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur - Oeverstroken en water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. oeverstroken, kades en watergangen, met landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' voor een langzaamverkeersverbinding en landbouwverkeer;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op de voor Natuur - Oeverstroken en water bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien de landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 18.2:

  1. a. voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te weten bruggen, indien deze noodzakelijk zijn ter ontsluiting van de aangrenzende gronden, tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
  2. b. waterstaatkundige bouwwerken, zoals stuwen, indien deze noodzakelijk zijn voor een goede waterhuishouding, tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
  3. c. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden met deze bestemming te scheuren of te frezen.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensieve dagrecreatie;
  2. b. verblijfsrecreatie, met uitzondering van recreatief nachtverblijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - beheerschuur': tevens voor een beheerschuur;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend voor volkstuinen;
  5. e. bij deze bestemming behorende (ontsluitings)wegen, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

19.2 Bouwregels

Op de voor Recreatie - Dagrecreatie bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 50 m² per bestemmingsvlak, met uitzondering van:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'beheerschuur' waar het bouwvlak voor 100% bebouwd mag worden;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak' waar op het bestemmingsvlak een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 30 m² is toegestaan;
  2. b. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m mag bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 5 m mag bedragen;
  4. d. de goot- respectievelijk bouwhoogte van de beheerschuur ter plaatse van de aanduiding 'beheerschuur' ten hoogste 4,5 m/9 m mag bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  6. f. woningen niet zijn toegestaan;

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': sportvoorzieningen uitsluitend in de vorm van een manege;
  2. b. bij deze bestemming behorende ondergeschikte horeca in de vorm van een kantine, erven, ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen en groen;
  3. c. de in tabel 20.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² van de bestaande bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie en – in voorkomende gevallen – het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie:

Tabel 20.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak binnen bestaande bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Opslag/stalling van niet agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 300 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²

waarbij geldt dat:

  1. d. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. e. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

20.2 Bouwregels

Op de voor Sport bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat woningen niet zijn toegestaan;
  2. b. de goothoogte van gebouwen 6 m bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen 9 m bedraagt;
  4. d. de afstand van gebouwen tot andere gebouwen en perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m mag bedragen;
  6. f. de bouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 20.2 onder d. voor een kleinere afstand.

20.4 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin en erven;
  2. b. toegangspaden;
  3. c. opstelplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de toegangspaden;
  4. d. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels en paardencarrousels, paddocks, stap- en trainingsmolens met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak uitgesloten';
  5. e. carports, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin': tevens voor een theetuin;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': voor bestaande bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen';
  8. h. bij deze bestemming behorende groen, water en verhardingen.

21.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 m.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn entrees en erkers toegestaan, voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte mag bedragen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn bijgebouwen toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarbij de oppervlaktes, goot- en bouwhoogtes zoals deze aanwezig waren tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan als maximaal toelaatbaar gelden.
  4. d. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 21.2 onder a en b voor de bouw van een entree of erker, mits:

  1. a. de diepte van de entree of erker niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. b. de breedte van de entree of erker aan de voorgevel niet meer bedraagt dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
  3. c. de goot- en of bouwhoogte van de entree of erker niet hoger is dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld, maar maximaal 4 m gemeten boven peil;
  4. d. de oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
  5. e. door het bouwen van de entree of erker de inhoud van de woning niet groter wordt dan 600 m³.

21.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. een paardenbak is slechts toegestaan ten dienste van de bij de tuin behorende woning;
  2. b. de afstand van een paardenbak tot een naburig bouwperceel bedraagt ten minste 30 m;
  3. c. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
  4. d. een paardenbak mag maximaal 800 m² groot zijn. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een groter oppervlakte aanwezig was, geldt deze oppervlakte als maximaal toelaatbaar;
  5. e. buitenverlichting is toegestaan bij een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale hoogte van de lichtmasten is 4 meter;
    2. 2. maximaal 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan;
    3. 3. de masten worden direct aan of bij een paardenbak geplaatst;
    4. 4. maximaal 60 LUX/m2 gemeten 1 meter boven de bodem van de bak;
    5. 5. de lichtbundel wordt door middel van een afscherming gericht op de paardenbak;
    6. 6. de verlichting mag gebruikt worden van 7.00 uur 's ochtends tot 22.00 uur 's avonds.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. bij de bestemming behorende bruggen, bermstroken, taluds, groen, water en nutsvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri's en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, uitgezonderd motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen en van abri's niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer bedraagt dan 15 m²;
  3. c. de oppervlakte van abri's niet meer bedraagt dan 10 m²;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 15 m.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en waterberging;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement': tevens voor een landschapselement;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': tevens voor behoud en versterking van de natuurwaarden;
  4. d. verkeer te water en de watersport met bijbehorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zoals duikers en oeververbindingen.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels en paardencarrousels, paddocks, stap- en trainingsmolens;
  5. e. het hobbymatig houden van dieren, waaronder paarden;
  6. f. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' en binnen bestaande bebouwing;
  7. g. een dierenpension met een maximaal oppervlakte van 140 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenpension';
  8. h. een dierenartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartsenpraktijk';
  9. i. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  10. j. een kantoor, praktijkruimte en fotostudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin': tevens voor een theetuin;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  13. m. opslag in gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag 1';
  14. n. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en binnen bestaande bebouwing;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
  16. p. de in tabel 24.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² van de bestaande bebouwing, die in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie en - in voorkomende gevallen - het maximaal aantal m² dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie:

Tabel 24.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

aard van de nevenfunctie
maximaal oppervlak binnen bestaande bebouwing maximaal oppervlak voor gebruik
Kano- roeiboot- of fietsenverhuur 100 m²
Kleinschalig kamperen 100 m² 3.000 m²
Bed & breakfast 200 m²
Kampeerboerderij 200 m²
Aan-huis-gebonden beroep 50 m²
Tentoonstellingsruimte: museum 300 m²
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 150 m²

met dien verstande dat:

  1. q. de nevenfuncties zijn alleen toelaatbaar als deze functie(s) omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering;
  2. r. de hier bedoelde nevenfuncties zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak bij een hoofdtak anderszins.

24.2 Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  1. a. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd, tenzij op de plankaart een ander aantal is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. b. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; bij- en aanbouwen mogen ook buiten een bouwvlak gebouwd worden;
  3. c. de inhoud van een woning mag ten hoogste 650 m3 bedragen; bij het berekenen van de inhoud van een woning worden ondergrondse bouwwerken niet meegeteld;
  4. d. indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de inhoud van een woning meer bedraagt dan in onder c is bepaald, geldt voor de betrokken woning die inhoud als de maximaal toelaatbare;
  5. e. het ter plaatse aanwezige aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  6. f. herbouw van een woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is uitsluitend toegestaan ten behoeve van ten hoogste het aantal woningen als aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mits de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
  7. g. de goothoogte van een woning mag ten hoogste 4,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 8 m bedragen, met dien verstande dat bestaande hogere hoogtes mogen worden gehandhaafd;
  8. h. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een woning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
  9. i. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3 m/5 m bedragen, met dien verstande dat bestaande hogere hoogtes mogen worden gehandhaafd;
  10. j. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen; de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;
  11. k. de afstand van de gebouwen tot de erfafscheiding dient ten minste 3 m te bedragen;
  12. l. de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  13. m. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag 1' is ten hoogste 350 m² aan gebouwen ten behoeve van opslag toegestaan;
  15. o. nieuw op te richten gebouwen mogen uitsluitend evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht;
  16. p. dakkapellen op het dakvlak aan de voorzijde van een woning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de dakkapel voorzien is van een plat dak;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
    3. 3. de onderzijde zich meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet bevindt;
    4. 4. de bovenzijde zich meer dan 0,5 m onder de daknok bevindt;
    5. 5. de zijkanten zich meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak bevinden;
    6. 6. de gezamenlijk breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat;
  17. q. de praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', mag een oppervlakte hebben van ten hoogste 63 m²;
  18. r. het kantoor, de fotostudio en de praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tezamen een oppervlakte mogen hebben van ten hoogste 185 m²;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' is uitsluitend de aangegeven nokrichting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'kap' is uitsluitend de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande kapvorm, dakhelling, bouwhoogte en nokrichting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan;
  21. u. de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke bouwbepaling' mag uitsluitend worden gebouwd indien de woonboot aan de Mastwijkerdijk 116 is verwijderd;
  22. v. voor de nevenfunctie 'specifieke vorm van wonen - theetuin' mogen geen nieuwe gebouwen opgericht worden en deze functie dient in bestaande bebouwing plaats te vinden;
  23. w. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame ten behoeve van een nevenfunctie is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  24. x. op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke bouwbepaling 1' is - in afwijking van het bepaalde onder h - maximaal 150 m2 aan bijbehorende bijgebouwen toegestaan mits de aanwezige bijbehorende bijgebouwen met een oppervlakte van 204 m2 zijn gesloopt.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op een goede ruimtelijke en milieutechnische inpassing, bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van nieuw te bouwen woningen.

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. de afstand van een paardenbak tot een naburig bouwperceel bedraagt ten minste 30 m;
  2. b. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
  3. c. een paardenbak mag maximaal 800 m² groot zijn. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een groter oppervlakte aanwezig was, geldt deze oppervlakte als maximaal toelaatbaar;
  4. d. buitenverlichting is toegestaan bij een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale hoogte van de lichtmasten is 4 meter;
    2. 2. maximaal 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan;
    3. 3. de masten worden direct aan of bij een paardenbak geplaatst;
    4. 4. maximaal 60 LUX/m2 gemeten 1 meter boven de bodem van de bak;
    5. 5. de lichtbundel wordt door middel van een afscherming gericht op de paardenbak;
    6. 6. de verlichting mag gebruikt worden van 7.00 uur 's ochtends tot 22.00 uur 's avonds;
  5. e. ten hoogste 50 m² van alle aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten dienste van het hobbymatig houden van paarden;
  6. f. - vervallen -
  7. g. voor nevenfuncties gelden de volgende regels:
    1. 1. aan-huis-gebonden beroep: in een woning en/of de bijbehorende bijgebouwen zijn een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 50 m² van het vloeroppervlak van de woning of het bijgebouw ten behoeve van de activiteiten mag worden gebruikt;
      • de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
      • de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
      • de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
      • de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied veroorzaken;
    2. 2. kleinschalige kamperen: het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan met inachtneming van het volgende:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 1 maart tot 1 november;
      • per kleinschalig kampeerterrein zijn maximaal 15 kampeermiddelen toegestaan, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan en binnen het toegestane aantal kampeermiddelen maximaal 3 trekkershutten aanwezig mogen zijn met een maximale oppervlakte van 25 m² per trekkershut;
      • ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
    3. 3. voor de nevenfuncties is buitenopslag in geen geval toegestaan.

24.6 Afwijken van de gebruiksregels

24.7 Wijzigingsbevoegdheden

  1. a. - vervallen -
  2. b. - vervallen -

Artikel 25 Bedrijf - Voorlopig

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Voorlopig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': het tijdelijk gebruik van de gronden ten behoeve van een baggerspeciedepot;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en ontsluitingswegen.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

25.3 Geldigheidstermijn voor de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming zoals genoemd in artikel 25.1 heeft een werkingsduur van maximaal 5 jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

25.4 Definitieve Bestemming

De voor Bedrijf - Voorlopig aangewezen bestemmingen zijn definitief bestemd voor Natuur.

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van gasleidingen alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Gas samenvallen.

26.2 Bouwregels

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 26.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    9. 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a 1 tot en met 9 vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 tot en met 9 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.

26.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 26.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  2. b. er vooraf schriftelijk advies wordt aangevraagd bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsverbinding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding samenvallen.

27.2 Bouwregels

Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 27.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    4. 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    5. 5. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a. wordt de beheerder gehoord.

27.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 27.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 27.1;
  2. b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

Artikel 28 Leiding - Riool

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Riool samenvallen.

28.2 Bouwregels

Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 28.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    9. 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a. wordt de beheerder gehoord.

28.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 28.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 28.1;
  2. b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

Artikel 29 Leiding - Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding - Water samenvallen.

29.2 Bouwregels

Binnen de aangeduide veiligheidszone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 29.1:
    1. 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. diepploegen;
    5. 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    9. 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
    2. 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a wordt de beheerder gehoord.

29.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 29.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 29.1;
  2. b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

Artikel 30 Waarde - Archeologie - 1

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van een archeologisch rijksmonument, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

30.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Archeologie - 1 bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 30.1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van het archeologisch rijksmonument zich daartegen niet verzetten.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen voor Waarde -Archeologie - 1, zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    1. 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0 cm;
    2. 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    3. 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
    4. 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    5. 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
  2. b. Het verbod als bedoeld onder a. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken of een ontgrondingvergunning.

Artikel 31 Waarde - Archeologie - 2

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

31.2 Bouwregels

Op de gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 2 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 31.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als terrein van hoge archeologische waarde aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 32 Waarde - Archeologie - 3

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

32.2 Bouwregels

Op de gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 3 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 32.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de archeologische bestemming geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 33 Waarde - Archeologie - 4

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

33.2 Bouwregels

Op de gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 4 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 33.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de archeologische bestemming geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 5

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

34.2 Bouwregels

Op de gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie - 5 mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 34.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. niet M.E.R.-plichtig is.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de archeologische bestemming geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988.

35.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig met c.q. aansluitend op, aan de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande:

  1. a. voorgevelrooilijnen;
  2. b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte en de indeling van de voorgevel van gebouwen;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  5. e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

35.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden naast de in de betreffende artikelen tevens nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van bouwwerken;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
  3. c. de maximale omvang van bouwwerken;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
  5. e. de oriëntatie van bouwwerken.

De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgaan tot het stellen van nadere eisen wordt de monumentencommissie om schriftelijk advies gevraagd.

35.4 Afwijken van de bouwregels

35.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Waarde - Ecologie

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
  2. b. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurlijke waarden;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.

36.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, ingevolge dit plan toegestane bouwwerken slechts worden opgericht indien en voor zover de belangen van de ecologische verbindingszone en de ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurwaarden dit toestaan.

36.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het waarborgen van de landschappelijke, ecologische en natuurlijke kwaliteit ter plaatse;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

36.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen ten gevolge waarvan een onevenredige aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt;
  2. b. de nieuwvestiging van agrarische functies of teelten die voor de bedrijfsvoering (al dan niet deels) afhankelijk zijn van het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld onder a;

alsmede het gebruiken en laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze die:

  1. c. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
  2. d. normaal agrarisch gebruik is niet in strijd met de bestemming.

36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 37 Waarde - Landgoed

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en het beheer van de landgoederen, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

37.2 Bouwregels

De bouw van windmolens is niet toegestaan.

37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 38 Waterstaat - Waterkering

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen.

38.2 Bouwregels

Op de tot Waterstaat - Waterkering bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden. Bouwen binnen de kernzone van de waterkering is niet toegestaan, tenzij het vervangen, vernieuwen en/of veranderen van bestaande bebouwing betreft waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 39 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene Bouwregels

40.1 Bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons en entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

40.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald – niet meer bedragen dan:

  1. a. van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 m met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van agrarische hoofdgebouwen en de openbare weg 2 m mag bedragen;
  2. b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  3. c. van overkappingen 3 m;
  4. d. van lichtmasten 12 m;
  5. e. van overig straatmeubilair 6 m;
  6. f. van antennes 5 m;
  7. g. van tuinmeubilair 2 m;
  8. h. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

40.3 Ondergronds bouwen

40.4 Zoneilanden

- vervallen -

40.5 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 41 Algemene Gebruiksregels

41.1 Recreatiewoningen

De permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.

41.2 Inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, jo. Artikel 2.4. van het inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 (stbl.1993.no 50) evenals Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

41.3 Bijgebouwen

Wonen in een bijgebouw is niet toegestaan.

41.4 Neven- en vervolgfuncties

41.5 Paardenbakken

- vervallen -

41.6 Scheuren en frezen

- vervallen -

Artikel 42 Algemene Aanduidingsregels

42.1 Archeologisch waardevol gebied 4

- vervallen -

42.2 Archeologisch waardevol gebied 5

- vervallen -

42.3 Archeologisch waardevol gebied 6

- vervallen -

42.4 Cultuurhistorische waarden

- vervallen -

42.5 Kap

- vervallen -

42.6 Nokrichting

- vervallen -

42.7 Relatie

- vervallen -

42.8 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

  1. a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde onder sub a en (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, mits uit milieuhygiënisch onderzoek is gebleken dat de externe risico's aanvaardbaar zijn.

42.9 Veiligheidszone - leiding

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

42.10 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan is aangeduid met de aanduiding 'hoogte (m)'.

42.11 Vrijwaringszone - doorzicht

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - doorzicht' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige doorzichten. Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het bebossen of beplanten van gronden.
  2. b. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doorzicht. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

42.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m

  1. a. Binnen de aangegeven aanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' gelden nadere voorwaarden voor het bouwen en de aanleg of het uitvoeren van werken en werkzaamheden in verband met de mogelijke aantasting van belangrijke zichtlijnen en de vrije windvang van een historische molen.
  2. b. Binnen de aangegeven aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' mogen nieuw op te richten gebouwen en andere bouwwerken zich niet verder uitstrekken boven de onderste punt van de verticaal staande wiek dan 1:30 van de afstand gemeten tussen het op te richten bouwwerk en het middelpunt van de molen.
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder b. is bestaande hogere bebouwing toegestaan, vervangende nieuwbouw, alsmede nieuwbouw, mits deze geen grotere maximale bouwhoogte heeft dan de maximale hoogte van het aansluitende bouwblok vermeerderd met 10%.
  4. d. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in sub b. ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken op voorwaarde, dat de molenbiotoop niet in onevenredige mate wordt aangetast.

42.13 Vrijwaringszone - aardkundige waarden

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - aardkundige waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige aardkundige waarden. Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    4. 4. het bebossen of beplanten van gronden;
    5. 5. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
  2. b. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
    4. 4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    5. 5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
    6. 6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

42.14 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.

42.15 Milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  1. a. lawaaisporten;
  2. b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  3. c. laagvliegbewegingen.

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

42.16 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

42.17 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur - Oeverstroken en water' ten behoeve van ecologische verbindingen in de vorm van moerasachtige stroken en natte schrale graslanden, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door natuurbeherende instanties zijn verworven;
  2. b. de breedte van de ecologische zone mag ten hoogste 30 m bedragen;
  3. c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden;
  4. d. de breedte van de wandel- en fietspaden binnen de ecologische zone mag ten hoogste 5 m bedragen.

42.18 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

- vervallen -

42.19 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen naar de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  2. b. de regels uit artikel Tuin en Wonen na wijziging onverkort van toepassing zijn;
  3. c. middels onderzoek is aangetoond dat er geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.

42.20 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van een langzaamverkeersverbinding, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door de voor beheer en onderhoud verantwoordelijke instanties zijn verworven;
  2. b. de gezamenlijke breedte van de wandel- en fietspaden mag ten hoogste 5 m bedragen;
  3. c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden.

42.21 Wro-zone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen ten behoeve van de realisering van nieuwe primaire watergangen, met dien verstande dat:

  1. a. voordat tot wijziging wordt overgegaan schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  2. b. geen strijdigheid mag ontstaan met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

42.22 Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'.

42.23 Wro-zone - wijzigingsgebied 7

- vervallen -

42.24 Milieuzone - bodembeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - bodembeschermingsgebied' zijn geen bodembewerkingen toegestaan die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht, tenzij de bodembewerkingen plaatsvinden ten behoeve van graslandverbetering.

Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels

43.1 Maten

Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  1. a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
    1. 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%;
    2. 2. bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
    3. 3. het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door eerder verleende omgevingsvergunningen;
  2. b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels

44.1 Ruimte voor ruimte

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch - Rivierzone' te wijzigen in de bestemming 'Tuin' en 'Wonen', met dien verstande dat planwijziging uitsluitend wordt toegepast indien:
    1. 1. de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse daadwerkelijk is beëindigd;
    2. 2. in voldoende mate is zeker gesteld dat alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en alle (verspreid liggende) kassen worden gesloopt;
    3. 3. ten minste 1.000 m² (cultuurhistorisch niet waardevolle) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt of ten minste 5.000 m² kassen wordt gesloopt; bedrijfsgebouwen en kassen waarvoor wel omgevingsvergunning aanwezig is, maar die nog niet zijn gerealiseerd, tellen hierbij niet mee;
    4. 4. de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere waarden (landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden) op het perceel of in de directe omgeving daarvan;
    5. 5. de nieuwe woning gerealiseerd wordt op het voormalige agrarische bouwvlak en ter plaatse van de nieuw te realiseren woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk is; hiervan is sprake als voldaan kan worden aan alle van toepassing zijnde wet- en regelgeving inzake wegverkeerslawaai, industrielawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodemkwaliteit;
    6. 6. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van (agrarische) bedrijven in de omgeving niet onevenredig worden belemmerd.
  2. b. Bij toepassing van de in dit lid onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid worden de volgende regels in acht genomen:
    1. 1. karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden gesloopt;
    2. 2. per voormalig agrarisch bedrijfscomplex mag, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en tussen de 1.000 m² en 2.500 m² wordt gesloopt, één woning worden teruggebouwd;
    3. 3. per voormalig agrarisch bedrijfscomplex mag, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en tussen de 2.500 m² en 4.000 m² wordt gesloopt, twee woningen worden teruggebouwd;
    4. 4. per voormalig agrarisch bedrijfscomplex mag, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en meer dan 4.000 m² wordt gesloopt, drie woningen worden teruggebouwd;
    5. 5. de inhoudsmaat van de nieuw te bouwen woning inclusief aanbouwen mag maximaal 600 m³ bedragen met dien verstande dat de maximale oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
    6. 6. de bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning.
  3. c. Een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of voldaan wordt aan het gestelde in lid 44.1 onder a 4 en aan de milieudeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde lid 44.1 onder a 5 en a 6 wordt voldaan.

44.2 Langzaamverkeer

- vervallen -

44.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven in positieve zin kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

44.4 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste drie meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste tien procent worden vergroot.

Artikel 45 Overige Regels

45.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 46 Overgangsrecht

46.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

46.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

46.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Artikel 47 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Reparatie 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over de beroepen tegen het bestemmingsplan “1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012” van de gemeente Montfoort.

De gemeenteraad van Montfoort stelde op 26 oktober 2015 het bestemmingsplan “1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012” vast. Naar aanleiding van tegen dit besluit ingediende beroepschriften, deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: 'de Afdeling') op 24 mei 2017, onder kenmerk 201600220/1/R2, ECLI:NL:RVS:2017:1353, uitspraak.

Voor het overgrote deel van de ingediende beroepen oordeelde de Afdeling dat, (1) ofwel de beroepen niet ontvankelijk zijn, (2) ofwel dat het bestemmingsplan voldoet en de beroepen ongegrond zijn. Op een aantal punten zijn de beroepen van appellanten gegrond verklaard. Op die onderdelen is het bestemmingsplan “1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012” aldus deels vernietigd.

De Afdeling draagt de raad van de gemeente Montfoort op om, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, een nieuw besluit te nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan. Er is door de Afdeling geen termijn genoemd waarbinnen de reparatie een feit moet zijn.

Het nieuwe raadsbesluit dient vervolgens op de gebruikelijke wijze te worden bekendgemaakt, en is vatbaar voor beroep bij de Afdeling.

Deze toelichting beschrijft de punten die zijn vernietigd. Vervolgens wordt de oplossingsrichting aangegeven. Daarna wordt expliciet vermeld wat dit betekent voor de juridische onderdelen van het bestemmingsplan: de regels en de verbeelding.

De achtergronden die voor deze reparatie zijn gebruikt, zijn terug te vinden in de bijlage bij de toelichting. De conclusies zijn terug te vinden in de tekst zelf.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelijk aan het gebied zoals dat is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012". Het plangebied omvat circa 3.526 hectare en beslaat het gehele grondgebied van de gemeente Montfoort, met uitzondering van de kernen Montfoort en Linschoten. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging geldend plangebied.

De volgende postzegelbestemmingsplannen zijn buiten de begrenzing gelaten. Deze zijn na de 1e herziening vastgesteld en daar geldt de regeling zoals opgenomen in deze plannen. In figuur 1.2 is de begrenzing van deze reparatie weergegeven minus de daarna vastgestelde postzegelbestemmingsplannen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

  • Willeskop ten noorden van 64 en 68 (NL.IMRO.0335.BPWilleskop6468-VG02)
  • Waardsedijk3, 3a en 3b (NL.IMRO.0335.BPWaardsedijk3ab-vg01)
  • Steenfabriek IJsseloord (NL.IMRO.0335.201703IJsseloord-VG01)
  • Heeswijk 159 (NL.IMRO.0335.BPHeeswijk159-vg01)
  • Heeswijk 120 (NL.IMRO.0335.201601Heeswijk120-vg01)
  • Benedenkerkweg 1b, Montfoort (NL.IMRO.0335.BPbenedenkerkweg1b-va01)
  • Liefhoven (NL.IMRO.0335.BpLiefhoven-VG01)
  • Nieuwe Zandweg 28 (NL.IMRO.0335.201704NwZandweg28-VG01)
  • Blokland 8 (NL.IMRO.0335.OVGBlokland8-VG01)
  • Energietuin Mastwijkerdijk Montfoort (NL.IMRO.0335.BpEtuinMwd-VG01)
  • Willeskop 77 en 77c (NL.IMRO.0335.BPWilleskop77en77c-VG01)

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 - Ligging plangebied minus de postzegelbestemmingsplannen

1.3 Aanpak En Procedure

De uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2017 is beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Met onderhavig bestemmingsplan wordt, met inachtneming van deze uitspraak, de 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 inhoudelijk gerepareerd.

Daarnaast wordt de verdere bestuurlijke besluitvorming door de gemeenteraad en het vervolg van de wettelijke procedure aangegeven.

Dit bestemmingsplan corrigeert ook een aantal ondergeschikte omissies op de planverbeelding. De achterliggende oorzaak van deze omissies is een teken technische: bij het tekenen van de verbeelding voor het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" zijn op een aantal locaties de grenzen van de gemeente niet goed overgenomen waardoor zogenaamde witte vlekken zijn ontstaan. Dit zijn in de meeste gevallen grotere of kleinere stroken agrarische onbebouwde gronden die - zoals gezegd - zijn gelegen langs de gemeentegrenzen. Ter plaatse van een witte vlek geldt geen bestemmingsregeling. Aangezien dit een onwenselijke situatie is, wordt dat met dit bestemmingsplan hersteld.

Daarnaast staan er nog enkele strijdigheden met het provinciaal beleid in het bestemmingsplan. Deze zijn gecorrigeerd.

De toelichting levert de ruimtelijke- en juridische onderbouwing voor het nieuwe besluit dat door de gemeenteraad wordt genomen. De voorgestelde wijzigingen en reparaties zijn, voor zover van toepassing en noodzakelijk, doorgevoerd in de regels en op de verbeelding. In de regels zijn aanvullingen in geel aangeduid. In groen met doorhaling zijn de (gedeelten van) regels aangegeven die naar aanleiding van de uitspraak worden verwijderd. In magenta met doorhaling zijn de gecorrigeerde (verwijderde) strijdige regels met het provinciaal beleid aangegeven.

De regels van de "1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" zijn de basis voor dit reparatieplan. In de 1e herziening zijn de toevoegingen en de te verwijderen delen destijds respectievelijk in geel en groen in de regels gearceerd. Het plan is op die manier ook beschikbaar gesteld op ruimtelijkeplannen.nl.

Voor de leesbaarheid van de thans aan de orde zijnde reparatie, zijn allereerst de wijzigingen in de regels van de "1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012", zoals die in de arceringen tot uitdrukking kwamen, integraal verwerkt. Op die manier ontstaat er "een schone lei" om in verder te werken. Voor de duidelijkheid en om het verband tussen de regels aan te geven zijn alle regels opgenomen in dit reparatieplan. Let wel: de niet groen of geel gemarkeerde regels staan niet ter discussie. De reparatie, én de bestuurlijke besluitvorming, naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling heeft alleen betrekking op de groen en geel gearceerde onderdelen. Alleen voor deze delen is eventueel beroep mogelijk bij de Raad van State.

Met het opnemen van een volledige regelset wordt vooruitgelopen op het beschikbaar stellen van de geconsolideerde versie van het gerepareerde bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Een geconsolideerde versie van het bestemmingsplan komt de leesbaarheid van het plan ten goede.

NB: onderdelen van de regels die in de 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 al waren vervallen, zijn in blauw en met 'vervallen' aangegeven. Ook deze onderdelen van het plan staan niet ter discussie.

1.4 Vervolg

De aanpak, waarop hierboven al werd ingegaan, is - samenvattend - te onderscheiden in 4 werkstappen:

  1. 1. Beschikbaar stellen van de gerechtelijke uitspraak van 24 mei 2017 op www.ruimtelijkeplannen.nl (dit heeft pltsgevonden);
  2. 2. het opstellen van een reparatie bestemmingsplan in verband met de uitspraak van de Afdeling, mede als onderbouwing van het nieuwe besluit van de gemeenteraad (onderhavig bestemmingsplan) en herstel van de geconstateerde teken technische omissies en omissies uit het provinciaal beleid;
  3. 3. het repareren van de locatie Willeskop 85b;
  4. 4. het maken van een zogenoemd geconsolideerd bestemmingsplan, waarin het bestemmingsplan Buitengebied 2012 (het moederplan), de 1e herziening daarvan, de uitspraak van de Raad van State en het onderhavige reparatieplan zijn verwerkt. Consolidering is een technische handeling die met het oog op de leesbaarheid en raadpleegbaarheid wordt uitgevoerd. Er is geen procedure voor vereist en er bestaat geen mogelijkheid om hierop te reageren of zienswijzen in te dienen. Het geconsolideerde plan wordt bekend gemaakt op www.ruimtelijkeplannen.nl (consolidatie en beschikbaarstelling vindt plaats ná vaststelling van het reparatieplan door de gemeenteraad).

Door de wijzigingen van het bestemmingsplan "1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012' nu al te verwerken en te gebruiken als basis voor de reparatie, wordt vooruitgelopen op de derde stap.

1.5 Leeswijzer

Dit reparatie bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, de regels en een verbeelding.

In hoofdstuk 2 zijn de wijzigingen waarop deze reparatie betrekking heeft gemotiveerd weergegeven. Het betreft zowel wijzigingen in de regels als op de verbeelding. De wijzigingen zijn als volgt weergegeven.

Regels

De onderdelen van de regels die deel uit maken van deze reparatie zijn in de planregels gearceerd. Hierbij zijn zaken die verwijderd worden ten opzichte van het plan "Buitengebied 2012" en de "1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" groen gearceerd en voorzien van een doorhaling ('regel') in het geval deze verwijdering voortvloeit uit de uitspraken van de Raad van State. In het geval de verwijdering betrekking heeft op strijdigheid met het provinciaal beleid is deze doorhaling magenta gekleurd. Toevoegingen ten opzichte van de regels van het plan "Buitengebied 2012" en de 1e herziening daarvan worden geel gearceerd ('regel'). De niet gearceerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het plan "Buitengebied 2012" en de 1e herziening daarvan. Van belang is dat de niet gearceerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkele een informatieve rol in deze herziening vervullen.

Verbeelding

Wanneer de verbeelding naar aanleiding van deze reparatie een wijziging ondergaat, is dit door middel van het opnemen van het betreffende fragment in hoofdstuk 2 en in de bijlagen bij de toelichting opgenomen. De wijziging van de verbeelding maakt onderdeel uit van het door de gemeenteraad te nemen besluit. Hiertegen staat beroep open.

Alleen de percelen waar naar aanleiding van deze reparatie een aanpassing plaats vindt, zijn op de verbeelding opgenomen. Voor de overzichtelijkheid is niet alleen de wijziging op de verbeelding opgenomen, maar zijn ook de geldende bestemmingen en/of aanduidingern opgenomen. Voor de duidelijkheid: alleen tegen de wijzigingen op de verbeelding staat beroep open.

In het kader van de geconsolideerde versie (werkstap 4 genoemd in 1.4) worden de wijzigingen opgenomen in de verbeelding die ontstaat na samenvoeging van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 (het moederplan), de 1e herziening daarvan, de uitspraak van de Raad van State en de reparatie van genoemde teken technische omissies.

Hoofdstuk 3 gaat over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht bij ruimtelijke plannen in te gaan op het aspect van de uitvoerbaarheid van die plannen.

Hoofdstuk 2 Inhoudelijke Beschrijving En Wijzigingen Reparatieplan

Dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 2.1 de punten waarop de Afdeling de 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 heeft vernietigd, tot welke overwegingen en keuzes dit vervolgens heeft geleid en hoe dit doorwerkt in de regels en op de verbeelding.

In figuur 2.1 in paragraaf 2.1 is dit alles samengevat.

Voor de uitspraak van de Afdeling: zie Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.

In 2.1 is bij de verschillende kopjes tussen haakjes aangegeven waar in de Uitspraak AfdelingBestuursrechtspraak Raad van State het betreffende onderdeel kan worden gevonden.

2.1 Uitspraak Afdeling En Reparatie

In tabel 2.1 zijn de uitspraak van de Afdeling, de overwegingen en de aanpassing samengevat. Aangegeven is of de regels en/of de verbeelding is aangepast. Onder de tabel volgt de nadere inhoudelijke motivering.

Tabel 2.1: Samenvatting aanpassingen

Vernietiging van het besluit Overweging Aanpassing
- - Regels: aanpassing artikel 1.1, begripsomschrijving plan.
- - Regels: dit plan kent, evenals de onderliggende plannen, overgangsregels. Deze zijn in artikel 46 opgenomen.
Regels: aanpassing artikel 47, slotartikel.
1. Tijdelijke woonruimte voor bedrijfsopvolger. In strijd met de provinciale verordening. Provinciale beleidswijziging op dit punt niet te verwachten. Regels: intrekking artikelen 3.4.11 en 4.4.11.
Verbeelding ondergaat geen wijziging.
2. Kuilopslag. Tijdens de zitting bij de Afdeling gaf de gemeente aan de nuance in het bestemmingsplan tussen kuilopslag en de aanleg van kuilvoerplaten te willen opheffen. Regels: aanpassen artikel 3.5.1 onder a en artikel 4.5.4 onder a. Aanpassing artikel 3.5.4 onder b en c en artikel 4.5.3 onder d en e. Artikel 3.6.6 en artikel 4.6.7 worden aangepast. Ook de artikelen 5.4 onder c, ,5.5.2, 6.4 onder c en 6.5.1 betreffende de overige agrarische bestemmingen ondergaan een aanpassing.
Verbeelding ondergaat geen wijziging.
3. Achthoven-0ost 56-58: mogelijkheid realisering paardenbak. Paardenbakken voor deze locatie niet toestaan. Regels: aanpassen artikel 21.1 onder d.
Verbeelding aanpassen: de aanpassing betreft het uitsluiten van een paardenbak met bijbehorende voorzieningen op de betreffende locatie.
4. Lindeboomsweg 10: aanpassing bouwvlak. Regels ondergaan geen wijziging. Verbeelding aanpassen voor wat betreft bestemmingen, aanduiding 'manege' en bouwvlak.
5. Willeskop 85b: uitsterfregeling gebruik buitenterrein Zeildoek BV. Er is een nader onderzoek uitgevoerd. Dit toont aan, dat het voor de exploitatie van het bedrijf noodzakelijk is te kunnen beschikken over de gronden nabij de bedrijfsgebouwen. Vanwege de strijdigheid tussen eerdere en recente waarnemingen rijst de vraag of de eerdere bevindingen van Seinpost nog overeind blijven. Er kan op dit moment geen eenduidig antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre het buitenterrein (nog) nodig is voor de bedrijfsactiviteiten. Geen. Op basis van recente waarnemingen wordt eerst gekeken of de eerdere bevindingen overeind blijven. Vervolgens wordt besloten of dit onderdeel in een volgende herziening/reparatie wordt aangepast. Dat zal naar verwachting in de eerste helft van 2022 zijn.
6. Willeskop 77/77c Is een apart bestemmingsplan verwerkt. -

De aanpassing van de regels in artikel 1.1 en artikel 46 en 47 vloeien niet voort uit de uitspraak van de Afdeling. Deze aanpassingen zijn nodig in verband met de correcte naamgeving en digitale codering van dit bestemmingsplan. Ook dient volgens vaste jurisprudentie overgangsrecht in dit plan te worden opgenomen.

1. Tijdelijke woonruimte voor bedrijfsopvolger (onderdeel 7 uitspraak).

In het geldende bestemmingsplan is in artikel 3.4.11 een regeling opgenomen om te voorzien in tijdelijke woonruimte als dit nodig is voor bedrijfsopvolging bij agrarische bedrijven. Op deze wijze kunnen de voormalig agrariër en de nieuwe agrariër beiden op het perceel wonen. Insteek hierbij was dat er niet voorzien mag worden in een permanente woning.

De Afdeling oordeelde, dat de regeling leidt tot nieuwe bedrijfswoningen en dat de provinciale verordening hiervoor geen mogelijkheden biedt. De argumenten van de gemeente, dat het tijdelijke voorzieningen betreft van geringe omvang en dat er geen sprake is van reguliere tweede bedrijfswoningen, heeft de Afdeling niet gevolgd. Het besluit is dan ook vernietigd betreffende artikel 3.4.11 voor 5 locaties in de invloedssfeer van het perceel van de indiener van het beroep.

De uitspraak laat aan duidelijkheid niet te wensen over. De regel is in strijd met de provinciale verordening vanwege het feit dat de regeling leidt tot nieuwe bedrijfswoningen. Er zijn geen indicaties, dat het provinciale beleid op dit punt op korte termijn een wijziging ondergaat, zodat handhaving van de betreffende regeling niet opportuun is. Reparatie van het bestemmingsplan zit hem daarom in het geheel intrekken van de betreffende mogelijkheid tot het afwijken van de bouwregels. Dit geldt voor diverse agrarische artikelen in het gehele plangebied van het bestemmingsplan.

Wijziging in de regels:

In de eerste plaats wordt het bestreden artikel 3.4.11 ingetrokken. Een soortgelijke afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt gevonden bij de bestemming "Agrarisch - Rivierzone", te weten artikel 4.4.11 Ook dit artikel wordt als gevolg van de uitspraak ingetrokken.

Wijziging op de verbeelding:

Het is niet nodig naar aanleiding van de uitspraak de verbeelding aan te passen.

2. Kuilopslag (onderdeel 9.1 tot en met 9.3 en 24.2 uitspraak)

In het geldende bestemmingsplan is een directe mogelijkheid opgenomen voor kuilopslag buiten het bouwvlak. Uit artikel 3.5.1 onder a van de regels volgt namelijk, dat ook op de buiten het bouwvlak gelegen gronden, zonder daarvoor gebruik te maken van kuilplaten, kuilopslag is toegestaan. Tijdens de zitting bij de Afdeling is vast komen te staan, dat deze mogelijkheid ten onrechte in het bestemmingsplan is opgenomen en dat dit niet in overeenstemming is met datgene wat de raad met de regeling heeft willen beoogen. De raad heeft steeds voor ogen gehad om kuilopslag buiten het bouwvlak, zowel met als zonder gebruikmaking van kuilplaten, in beginsel niet toe te staan. De nu nog in het bestemmingsplan aanwezige nuance tussen het gebruik als kuilopslag en de aanleg van kuilvoerplaten ten behoeve van opslag dient derhalve te worden verlaten. Daarvoor is het nodig een aantal regels te wijzigen en gelijk te schakelen.

Wijziging in de regels:

De nuancering in het bestemmingsplan tussen een gebruik voor kuilopslag met en zonder gebruik van kuilvoerplaten wordt in het plan opgeheven: beide vormen van opslag zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan. De mogelijkheid voor de tijdelijk opslag van fruitkisten tijdens de fruitoogst op de gronden met de aanduiding 'fruitteelt' blijft buiten het bouwvlak mogelijk.

Concreet betekent dit, dat artikel 3.5.1 onder a wordt aangepast in die zin dat kuilopslag niet meer wordt uitgezonderd van de bepaling dat opslag van goederen uitsluitend binnen bouwvlakken is toegestaan. De bepaling over de tijdelijke opslag van fruitkisten tijdens de fruitoogst is door de Afdeling niet vernietigd en kan dus blijven bestaan.

Een soortgelijke bepaling komt ook voor in artikel 4 bij de bestemming "Agrarisch - Rivierzone". Op een gelijke wijze als bij artikel 3 worden het artikel 4.5.4 onder a aangepast.

In artikel 3.5.4 onder b. en c en artikel 4.5.3 onder d en e wordt de zinsnede 'en opslag van kuilvoer' toegevoegd om aan te geven dat ook de opslag van kuilvoer zonder gebruikmaking van platen slechts binnen een bouwvlak of binnen een specifiek aangeduid gebied is toegestaan.

De bepalingen onder 3.6.6 en 4.6.7 worden ook gewijzigd in verband met het gelijkschakelen van het beleid ten aanzien van kuilvoerplaten en opslag zonder gebruikmaking van een plaat.

Ook de dienovereenkomstige artikelen 5.4 onder c., 5.5.2 behorende bij de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap en natuur" en de artikelen 6.4 onder c. en 6.5.1 worden aangepast.

Wijziging op de verbeelding:

Het is niet nodig naar aanleiding van de uitspraak de verbeelding aan te passen.

3. Achthoven-Oost 56 en 58, mogelijkheid realisering paardenbak (onderdeel 16.6 uitspraak)

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Fragment bestemmingsplan 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012.

De gemeenteraad heeft bij vaststelling (na amendering) besloten om voor de betreffende gronden de bestemming 'Tuin' op te nemen. De Afdeling heeft geconcludeerd dat hierbij onvoldoende onderzoek is gedaan naar de invloed van een paardenbak op het woon- en leefklimaat van naastgelegen perceel. Realisatie van een dergelijke paardenbak is mogelijk in de bestemming 'Tuin' (artikel 21). Nu deze bestemming toegekend is aan de percelen had ook beoordeeld moeten worden of de hierbij behorende gebruiksmogelijkheden, zoals een paardenbak, niet leiden tot nadelige effecten op het woon- en leefklimaat van de omliggende percelen. Dat via artikel 21.4 er een aantal voorwaarden zijn gesteld ten aanzien van het gebruik van een dergelijke paardenbak, zoals een minimale afstand van 30 meter en eisen omtrent lichtmasten, doet hier volgens de Afdeling niet aan af. De regeling is dan ook vernietigd voor zover het onderhavige locatie betreft.

Het is correct, dat genoemd artikel in de bestemmingsomschrijving de aanleg van een paardenbak insluit. Na afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de gegeven situatie is besloten om de gronden aan de Achthoven-Oost 56-58 uit te zonderen van de mogelijkheid om paardenbakken te realiseren. Bij de zitting van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de eigenaar verklaard dat hij aan een paardenbak op zijn gronden geen behoefte heeft en van deze mogelijkheid ook geen gebruik wenst te maken.

Wijziging in de regels:

Paardenbakken voor de locatie Achthoven-Oost 56-58 niet toestaan. In artikel 21.1 onder d. wordt daarom verwezen naar een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak uitgesloten' .

Wijziging op de verbeelding:

Op de verbeelding wordt op de betreffende locatie bij de bestemming "Tuin" de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak uitgesloten' geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Fragment wijziging onderhavig plan.

4. Bouwvlak Lindeboomsweg 10 (onderdeel 36.2 uitspraak)

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0005.png"

Figuur 2.3. Fragment bestemmingsplan 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012.

De gemeenteraad heeft bij vaststelling (na amendering) besloten het bouwvlak op het perceel Lindeboomsweg 10 zodanig aan te passen, dat alle bestaande bebouwing en de bestaande voorzieningen binnen het bouwvlak komen te liggen. Voorwaarde hierbij was, dat de totale oppervlakte gelijk is aan de totale oppervlakte van het bestaande bouwvlak. De op basis hiervan uitgevoerde aanpassing van het bouwvlak is ter zitting onvoldoende gebleken. De bestaande rijbakken en mestopslag zijn niet volledig binnen het bouwvlak opgenomen. Het besluit is dan ook vernietigd voor zover niet is voorzien in een bouwvlak betreffende de mestopslag en de bestaande rijbakken.

Voorgesteld wordt de enkelbestemming Sport, het bouwvlak en de aanduiding manege aan te passen aan de huidige situatie en de omvang van de vlakken.

Wijziging in de regels:

Het is niet nodig naar aanleiding van de uitspraak de regels aan te passen.

Wijziging op de verbeelding:

De verbeelding wordt als volgt aangepast: het bestemmingsvlak behorende bij de bestemming "Sport" en bijgevolg het bestemmingsvlak behorende bij de bestemming "Agrarisch-Rivierzone", het bouwvlak bij de bestemming "Sport" inclusief de aanduiding manege worden aangepast aan de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0006.png"

Figuur 2.4 Fragment wijziging onderhavig plan.

5. Willeskop 85b: uitsterfregeling ook voor gebruik buitenterrein Zeildoek BV (onderdeel 40.8 en 40.9 uitspraak)

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0007.png"

Figuur 2.5 Fragment bestemmingsplan 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012.

Het aan de Willeskop 85b gevestigde bedrijf Zeil-Doek BV heeft destijds beroep aangetekend tegen het bestemmingsplan omdat de aanduiding alleen is toegekend voor het bedrijfsgebouw en niet voor het buitenterrein. Het bedrijf claimde ook het buitenterrein nodig te hebben voor zijn bedrijfsmatige activiteiten. De Afdeling achtte het onderzoek naar de noodzaak voor het gebruik van het buitenterrein onvoldoende. Volgens de Afdeling moet de gemeente nagaan of er op het buitenterrein activiteiten moeten worden toegestaan die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de bedrijfsvoering. Het planonderdeel is dan ook vernietigd voor zover niet is voorzien in een uitsterfregeling voor het buitenterrein van het perceel Willeskop 85b.

Naar aanleiding van de uitspraak is er advies ingewonnen bij Seinpost Adviesbureau over het gebruik van het buitenterrein. Seinpost concludeerde in 2018 dat Zeil-Doek BV voor haar bedrijfsvoering gedurende het hele jaar het buitenterrein nodig heeft voor de bedrijfsactiviteiten. Zeil-Doek moet gebruik maken van het buitenterrein voor het doormeten en testen van grootschalige tenten en tentconstructies en zeildoeken, voor reparatie aan diverse (agrarische) machines en voertuigen met zeilen en voor tijdelijke opslag. Die bedrijfsactiviteiten passen niet binnen de daartoe bestemde bebouwing. De bedrijfshal heeft maar een beperkte hoogte en een beperkte breedte van de bedrijfsvloer. Daardoor zijn alle projecten die 'breder dan vijf meter en hoger dan twee meter' te groot voor de huidige bestemde bebouwing van Zeil-Doek. Het tweede terrein van Zeil-Doek aan de Aardvletterweg is volgens de eerdere bevindingen van Seinpost niet geschikt voor de buitenactiviteiten omdat deze activiteiten dan de toegang tot het magazijn en kantoor aldaar blokkeren.

Het onderhavige reparatieplan is door capaciteitsproblemen bij de ODRU lang blijven liggen. Sinds eind 2020 voert de gemeente de ruimtelijke ordeningstaken weer zelf uit. De voorbereiding van het reparatieplan is opnieuw opgepakt, waarbij werd geconstateerd dat het advies van Seinpost inmiddels te oud was om nog als basis te kunnen dienen voor besluitvorming. Daarom heeft Seinpost in 2021 opnieuw bezoek gebracht aan de locatie. In oktober 2021 heeft ook een gemeentelijk toezichthouder het terrein bezocht. Tijdens beide bezoeken zijn geen bedrijfsmatige activiteiten waargenomen. Dit zou te maken kunnen hebben met de maatregelen rondom het corona-virus, die ervoor zorgen dat bepaalde typen opdrachtgevers tijdelijk wegvallen voor de zeilmakerij. Te denken valt aan marktkramen (non-food) en tent- en textielmateriaal dat gebruikt wordt in de evenementenbranche.

Vanwege de strijdigheid tussen eerdere en recente waarnemingen rijst de vraag of de eerdere bevindingen van Seinpost nog overeind blijven. De gemeente kan op dit moment geen eenduidig antwoord geven op de vraag in hoeverre het buitenterrein (nog) nodig is voor de bedrijfsactiviteiten. Zonder aanvullend onderzoek bestaat het risico dat de Afdeling bestuursrechtspraak een nieuw besluit wederom vernietigt vanwege onvoldoende motivering. Alvorens een definitief besluit te nemen gaat de gemeente daarom in de komende maanden de situatie bij Willeskop 85b nauwlettend monitoren. De gemeente stelt de betrokken partijen in de tussentijd in de gelegenheid bewijzen aan te voeren.

Op basis van bovenstaande wordt de locatie Willeskop 85b buiten dit reparatieplan gehouden. Dat wil zeggen er wordt nu nog niet gerepareerd op deze locatie. De locatie blijft in het plan In de eerste helft van 2022 neemt de gemeente deze locatie mee in een volgende herziening/reparatie.

Om ongewenste ontwikkelingen op de locatie te voorkomen wordt een voorbereidingsbesluit genomen. Bouwplannen en het aanleggen van bouwwerken of andere werkzaamheden die passen in het huidige bestemmingsplan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan, kunnen op die manier worden aangehouden, zolang de voorbereidingsbescherming van kracht is. Het voorbereidingsbesluit is één jaar van kracht. Op het moment dat er binnen deze termijn een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, vervangt dit het voorbereidingsbesluit en voorziet het hiermee in eenzelfde bescherming tot het moment dat de wettelijke proceduretermijn voor vaststelling verloopt.

6. Willeskop 77/77c

Willeskop 77/77c is geregeld in een apart bestemmingsplan.

2.2 Ondergeschikte Aanpassingen

Naar aanleiding van een opmerking vanuit de provincie over een omgevingsvergunning bleek dat er een aantal strijdigheden in de regels zitten met betrekking tot het provinciaal beleid. Deze strijdigheden zijn aangepast of uit de regels verwijderd. Allen betreffen geen beleidsmatige herzieningen.

Tabel 2.2: Samenvatting aanpassingen strijdig met provinciaal beleid

Strijdigheid Aanpassing
Regels: in artikelen 3.2.1 en 4.2.1 ontbrak een provinciale beleidsregel waarin dierenstallen worden gelimiteerd tot maximaal één bouwlaag. Deze regeling is nu toegevoegd in de artikelen 3.2.1 en 4.2.1.
Regels; artikelen 3.6.4, sub e en 4.6.5, sub e bieden ruimte aan het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor nevenactiviteiten. Dit is in strijd met de Interim Omgevingsverordening van de provincie (specifiek: artikel 8.1 instructieregel voor Agrarische Bedrijven). Sub e van de artikelen 3.6.4 en 4.6.5 worden daarom verwijderd.
Regels; de artikelen 3.4.5 en 4.4.5 bevatten een mogelijkheid tot woningsplitsing indien sprake is van een agrarische bedrijfswoning met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. De Interim Omgevingsverordening van de provincie geeft aan dat er per agrarisch bouwperceel maximaal één bedrijfswoning mag zijn. De mogelijkheid om een cultuurhistorisch pand rendabel te houden door het als twee afzonderlijke woningen te splitsen, komt niet voort uit het provinciale beleid. De artikelen 3.4.5 en 4.4.5 zijn verwijderd uit de regeling. Er wijzigt niets aan de aanduiding 'cultuurhistorische panden'. Deze blijft behouden.

Witte vlekken

Gedurende deze reparatie bleek, dat een aantal relatief ondergeschikte gebieden in het plangebied van het bestemmingsplan voor het buitengebied niet is voorzien van een passende bestemming. Dit heeft te maken met omissies destijds bij het tekenen van de planverbeelding langs de randen van de gemeentegrens. Het gaat om relatief beperkte strookjes grond en snippers. De gebieden behoren in de meeste gevallen tot agrarische, onbebouwde grond lags de gemeentegrenzen. Doordat geen bestemming is aangegeven zijn het nu witte vlekken. Dit is een ongewenste situatie. Met deze reparatie worden de witte vlekken alsnog voorzien van een bestemmingslegging. In figuur 2.6 en 2.7 zijn enkele voorbeelden weergegeven van de invulling van de witte vlekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0008.png"

Figuur 2.6 - invulling witte vlekken (westkant gemeentegrens, nabij landgoed Linschoten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.Rep1eherzBG-VG01_0009.png"

Figuur 2.7 - invulling witte vlekken, noordkant gemeentegrens nabij de A12 en Cattenbroekerdijk

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Economische Uitvoerbaarheid

De inhoud van dit reparatieplan noodzaakt niet tot onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

Het plan bevat geen nieuwe ontwikkelingen of planologische mogelijkheden die in grote mate afwijken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan of de feitelijke en gewenste situatie.

3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Door de Afdeling is de gemeenteraad uitgenodigd een nieuw besluit te nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan “1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012” . Dit bestemmingsplan dient ter onderbouwing van de reparatie. Het nieuwe besluit van de gemeenteraad wordt bekendgemaakt en ter visie gelegd voor een periode van zes weken. Gedurende de periode van ter visielegging staat beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Kappenkaart

Bijlage 3 Kappenkaart

Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State

Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Bijlage 2 Fragment Reparatie Plandelen

Bijlage 2 Fragment reparatie plandelen