Rotonde N204 - Linschoten
Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort
Vastgesteld op 23-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Rotonde N204 te Linschoten' van de gemeente Montfoort, bestaande uit een verbeelding met bijbehorende regels.
1.2 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt en aan de KNA eisen voldoet.
1.3 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.4 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.5 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.6 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.7 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.8 Informatiezuil
een bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als informatiepunt waar een gebruiker informatie op kan vragen ten behoeve van recreatie.
1.9 Peil
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingreden van dit plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch (A)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- i. volwaardige veehouderijbedrijven, met uitsluitend als nevenactiviteit een intensieve veehouderij;
- j. de verkoop van de door het eigen bedrijf op het betreffende perceel geproduceerde producten;
- k. mestvergistingsinstallaties ten behoeve van de mest van het eigen bedrijf;
- l. agrarische bedrijfswoningen;
- m. volwaardige productiegerichte paardenhouderijen met de bijbehorende voorzieningen;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een ontsluitingsweg;
- o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.
3.2 bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 m met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van agrarische hoofdgebouwen en de openbare weg 2 m mag bedragen;
- van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
- van overig straatmeubilair 6 m;
- van antennes 5 m;
- van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur (AW-LN)' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:
- a. volwaardige veehouderijbedrijven;
- b. water, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden;
- c. en ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg.
4.2 bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m.
4.3 specifieke gebruiksregels
- a. het scheuren en frezen is toegestaan ten behoeve van normaal agrarisch gebruik. Onder normaal agrarisch gebruik wordt in ieder geval graslandvernieuwing en teelt van landbouwgewassen verstaan. Scheuren en frezen is op kleigronden zonder meer toegestaan;
- b. het aanbrengen van kuilplaten is niet toegestaan;
- c. opslag van goederen is - met uitzondering van kuilopslag - niet toegestaan.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer (V)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'informatiezuil' een informatiezuil ten behoeve van recreatieve doeleinden;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, bruggen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m. Ten behoeve van recreatie mag een informatiezuil geplaatst worden met een hoogte van maximaal 3,5 m.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen (G)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water (WA)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, bruggen, duikers en het verkeer te water en bijbehorend groen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een langzaamverkeersverbinding en calamiteitenroute met een breedte van ten hoogste 5 m.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 8 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Op de gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in 8.1 genoemde bestemmingen, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2 dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de archeologische bestemming geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn op zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 9 Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen.
9.2 Bouwregels
Op de tot Waterstaat - Waterkering bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden. Bouwen binnen de kernzone van de waterkering is niet toegestaan, tenzij het vervangen, vernieuwen en/of veranderen van bestaande bebouwing betreft waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Dubbelbestemming Waarde - Ecologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
- b. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurlijke waarden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, ingevolge dit plan toegestane bouwwerken slechts worden opgericht indien en voor zover de belangen van de ecologische verbindingszone en de ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurwaarden dit toestaan.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het waarborgen van de landschappelijke, ecologische en natuurlijke kwaliteit ter plaatse;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen ten gevolge waarvan een onevenredige aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt;
- b. de nieuwvestiging van agrarische functies of teelten die voor de bedrijfsvoering (al dan niet deels) afhankelijk zijn van het gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld onder a,
- c. alsmede het gebruiken en laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze die:
- 1. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-, ecologische- en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
- 2. normaal agrarisch gebruik is niet in strijd met de bestemming.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Dubbelbestemming Waarde - Landgoed
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en het beheer van de landgoederen, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
11.2 Bouwregels
De bouw van windmolens is niet toegestaan.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsregel
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dit plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als 'Regels bestemmingsplan rotonde N204 Linschoten'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De provincie Utrecht is voornemens werkzaamheden uit te voeren aan de provinciale weg N204 langs Linschoten tussen IJsselveld en de rijksweg A12. De werkzaamheden bestaan in hoofdlijnen uit:
- de verbreding van het fietspad;
- de verbreding van de bermen;
- de aanleg van een rotonde, een nieuw parkeerterrein en een betonnen zitconstructie bij Linschoten;
- onderhoudswerkzaamheden aan de hoofdrijbaan;
- aanleg van nieuwe openbare verlichting;
- het dempen en graven van waterpartijen;
- aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg bij het landgoed;
- het kappen en planten van bomen.
Het overkoepelende doel van de werkzaamheden is het verbeteren van de verkeersveiligheid. Op deze locatie gaat het om een slechte oversteekbaarheid van de provinciale weg voor langzaam verkeer en voor autoverkeer vanuit de G. van der Valk Boumanstraat en verkeer (zowel langzaamverkeer als autoverkeer en landbouwverkeer) vanaf de Noord Linschoterdijk. Dit zorgt voor verkeersonveilige situaties. Dit vormt voor de provincie Utrecht en de gemeente Montfoort aanleiding om zich gezamenlijk in te zetten om de kruising verkeersveiliger te maken. Door de aanleg van een rotonde zal de verkeersveiligheid sterk verbeteren. De rotonde wordt ook voorzien van een (verbreed) fietspad.
Aangrenzend aan de rotonde ligt een parkeerplaats die de inrit vormt naar Landgoed Linschoten. De provincie wil graag de parkeerplaats verbeteren en onderhouden door het realiseren van een toeristische opstapplaats (TOP). Een toeristische opstapplaats is een knooppunt waar diverse bewegwijzerde en onbewegwijzerde fiets- en wandelroutes samen komen, dat goed bereikbaar is per auto en beschikt over voldoende parkeergelegenheid. Om de aantrekkelijkheid van de toeristische opstapplaats te vergroten heeft de provincie het voornemen om een multifunctionele betonnen zitconstructie te realiseren bij het water aangrenzend aan de parkeerplaats. De betonnen constructie kan door toeristen gebruikt worden om bijvoorbeeld op te zitten of kano's aan te leggen.
De aanleg van de rotonde, het nieuwe parkeerterrein en een kanosteiger bij Linschoten is strijdig met de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2012' (onherroepelijk d.d. 17 september 2014) en 'Kern Linschoten' (onherroepelijk d.d. 1 december 2011). Het project kan planologisch mogelijk gemaakt worden door middel van vaststelling van een nieuw bestemmingsplan voor deze locatie.
De wijzigingen aan de rest van het tracé van de N204 tussen de A12 en IJsselveld zijn in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'.
1.2 Ligging Plangebied
De planlocatie ligt aan de provinciale weg N204 langs Linschoten, tussen IJsselveld en de rijksweg A12 en betreft de kruising van de N204 (M.A. Reinaldaweg) met de G. van de Valk Boumanstraat en de Noord Linschoterdijk. Afbeelding 1.1 toont de globale ligging van de planlocatie. De locatie van de beoogde rotonde bij Linschoten is rood omcirkeld.
Afbeelding 1.1 Ligging planlocatie N204 en rotonde bij Linschoten
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
De aan te leggen rotonde en parkeerplaats liggen binnen de bestemmingsplannen:
- Kern Linschoten (onherroepelijk d.d. 1 december 2011);
- 'Buitengebied 2012' (onherroepelijk d.d. 17 september 2014).
Binnen bestemmingsplan Kern Linschoten ligt de rotonde grotendeels binnen de bestemming 'Verkeer' en is daarin in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.
Gedeeltelijk ligt de rotonde en de direct aangrenzende aan te passen openbare ruimte binnen de bestemming 'Groen'. Binnen de bestemming groen is het realiseren van wegdek ten behoeve van de rotonde en de parkeerplaats niet toegestaan. Het project is in strijd met deze bestemming. Het geplande fietspad is binnen deze bestemming wel toegestaan.
De inrit naar de parkeerplaats valt binnen de bestemming 'Water'. Het realiseren van de inrit is in overeenstemming met deze bestemming, aangezien binnen deze bestemming bruggen en duikers toegestaan zijn.
Het gedeelte van de rotonde (het fietspad) dat binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2012 ligt heeft de bestemming 'Tuin'. Het project is in strijd met deze bestemming.
De betonnen zitconstructie ligt in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 binnen de bestemming verkeer. Binnen deze bestemming zijn voorzieningen behorend bij de parkeerbestemming toegestaan.
Het aanleggen van een rotonde en aanpassen van de direct aangrenzende openbare ruimte is in strijd met de bestemmingen:
- Bestemmingplan Buitengebied 2012:
- 1. Tuin;
- Bestemmingsplan Kern Linschoten;
- 1. Groen.
De rotonde en de parkeerplaats vallen binnen de dubbelbestemming 'waarde - archeologie' (bestemmingsplan Kern Linschoten), voor deze gronden geldt een archeologische onderzoeksplicht. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek zijn nader toegelicht in paragraaf 4.9.2. Verder zijn de gebiedsaanduidingen 'Archeologisch waardevol gebied 6' bij het landgoed en 'Archeologisch waardevol gebied 4' (bestemmingsplan Buitengebied 2012) van toepassing in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' bij de betonnen zitconstructie. Deze gronden zijn naast de onderliggende bestemming bestemd als archeologisch waardevol gebied. Voor deze gronden geldt een archeologische onderzoeksplicht. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek zijn nader toegelicht in paragraaf 4.9.2.
Vanwege deze dubbelbestemming en gebiedsaanduidingen is een omgevingsvergunning benodigd voor het uitvoeren van werken in de bodem. Ten aanzien van de gebiedsaanduiding 'Archeologisch waardevol gebied X' dient hiertoe archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden om de archeologische waarden op de locatie te kunnen vaststellen.
Voor één perceel (het landgoed) wordt de ontsluitingsweg verlegd als gevolg van de ontwikkeling. Voor deze nieuwe ontsluitingsweg gelden de dubbelbestemmingen:
- 'Waarde - Ecologie';
- 'Waarde - Landgoed'.
De dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' is naast de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen. De nieuwe ontsluitingsweg is in lijn met deze bestemming.
De dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' is behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en het beheer van de landgoederen, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen. De ontsluitingsweg houdt het landgoed bereikbaar en is daarmee in lijn met deze bestemming.
Ten zuiden van de parkeerplaats geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering. Deze gronden zijn behalve de voorkomende bestemming primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen. De voorgenomen aanpassing van het parkeerterrein is afgestemd met het hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in lijn met deze bestemming.
Het bestemmingsplan Buitengebied 2012 geeft op grond van artikel 39.22 van de planregels aan het college van burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming 'Tuin' naar de bestemming 'Verkeer'. Het beoogde plan voor de aanleg van de rotonde en parkeerplaats past echter niet binnen deze wijzigingsbevoegdheid. Om dit plan planologisch mogelijk te maken wordt daarom voor de rotonde en parkeerplaats een nieuw bestemmingsplan vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Huidige Situatie
De kruising N204 (M.A. Reinaldaweg) - G. van de Valk Boumanstraat - Noord Linschoterdijk bevindt zich op de N204 aan de zuidwestzijde van Linschoten. De N204 is een doorgaande provinciale tweebaansweg vanaf de N210 richting de A12 en Woerden. De kruising is op dit moment een 'koude kruising', waarbij de N204 een voorrangsweg is (zie afbeelding 2.1). De huidige toegestane rijsnelheid bedraagt op de N204 80 km/uur en op Noord Linschoterdijk 60 km/uur en op de G. van de Valk Boumanstraat 30 km/uur.
Aan de oostzijde ligt parallel aan de N204 een fietspad in twee richtingen. Aan de westzijde ligt parallel aan de weg een watergang.
De huidige 'koude kruising' zorgt voor een onveilige verkeerssituatie, waar in de afgelopen jaren diverse ongevallen hebben plaatsgevonden. Deze verkeersveiligheidsproblemen vormen voor de provincie Utrecht en de gemeente Montfoort aanleiding om zich gezamenlijk in te zetten om de kruising verkeersveiliger te maken. Door de aanleg van een rotonde zal de verkeersveiligheid sterk verbeteren.
Afbeelding 2.1 toont de kruising in de huidige situatie, gezien vanaf respectievelijk de zuidzijde en de noordzijde.
Afbeelding 2.1. Huidige kruising vanaf noordzijde (1) en zuidzijde (2)
Op afbeelding 2.2 is de huidige situatie van de parkeerplaats weergegeven. De bovenste afbeelding geeft de locatie aan. De onderste laat de inrit van de parkeerplaats zien.
Afbeelding 2.2 Huidige situatie parkeerplaats
De huidige kruising voldoet niet aan de richtlijnen voor het Duurzaam Veilig en heeft de laagste EuroRAP-score van één ster. EuroRAP is het beoordelen van de veiligheid van infrastructuur aan de hand van fysieke kenmerken. De ANWB heeft deze beoordeling uitgevoerd en geeft het huidige kruispunt N204/G. van de Valk Boumanstraat een score van één ster (van de maximaal vijf sterren). Een belangrijke oorzaak is het ontbreken van linksaf-opstelstroken. Volgens de richtlijnen voor verkeersveilige wegen zouden die wel aanwezig moeten zijn. Tevens is van groot belang dat de kruising onveilig is voor verkeer dat de kruising oversteekt vanaf de zijwegen. De afgelopen tien jaar zijn er zeven ongevallen geregistreerd. Bij drie ongevallen was sprake van letselschade, wat in twee gevallen tot een ziekenhuisopname heeft geleid.
2.2 Planbeschrijving
Rotonde
Teneinde de kruising verkeersveiliger te maken, wordt een enkelstrooksrotonde aangelegd. In bijlage II is een ontwerptekening van de te realiseren rotonde opgenomen. Na realisatie blijft de toegestane snelheid, net als in de huidige situatie, op de N204 80 km/uur, op de Noord Linschoterdijk 60 km/uur en op de G. van de Valk Boumanstraat 30 km/uur.
Rotonde biedt beste verkeersveiligheid
De aanleg van een kruising met twee aparte linksafstroken zou een verbetering van de verkeersveiligheid betekenen. Dit geldt echter niet voor de veiligheid om de rotonde vanaf de zijwegen over te steken. Er moet dan tweemaal een (ver)brede weg worden overgestoken en voor auto's is er in het midden geen rustpunt, waardoor zij op de twee rijrichtingen tegelijk moeten letten. Conform de landelijke richtlijnen voor Duurzaam Veilig is een ontwerp uitgewerkt. De oplossing van een kruising met twee linksaf stroken is voor de onderhavige locatie minimaal EUR 200.000,-- duurder dan de aanleg van een rotonde. Dit komt doordat er een groter oppervlak asfaltverharding nodig is en eveneens meer ruimte nodig is, waardoor extra grond aangekocht moet worden.
De aanleg van een rotonde betekent een aanmerkelijk grotere verbetering van de verkeersveiligheid. Uit onderzoek blijkt dat een rotonde vrijwel altijd de meest verkeersveilige oplossing is1. Een rotonde is 70 % verkeersveiliger dan welke andere kruispuntvorm dan ook. Ook de veiligheid ten aanzien van het oversteken vanaf de zijwegen verbetert sterk. Dit komt doordat de weg niet breder wordt, slechts één richting in de gaten hoeft worden gehouden, de rijsnelheid op rotondes laag is (30 km/u) en een rotonde heeft slechts vier conflictpunten heeft (dus waar autoverkeer elkaar kan hinderen). Een kruising daarentegen heeft in beginsel 24 conflictpunten.
Deze feiten hebben er ook toe geleid dat binnen de provincie in soortgelijke gevallen uitgegaan wordt van de aanleg van een rotonde, tenzij dit vanwege specifieke lokale omstandigheden niet mogelijk is. Naast het feit dat een rotonde veiliger is, is deze in dit geval ook goedkoper dan een kruising met twee aparte linksafstroken.
Gelet hierop heeft de provincie ervoor gekozen dit kruispunt zo verkeersveilig mogelijk vorm te geven en daarvoor een rotonde aan te leggen.
Parkeerplaats
De parkeerplaats krijgt nieuwe bestrating en wordt beter zichtbaar gemaakt vanaf de N204. De parkeerplaats krijgt tevens een nieuwe uitrit en gaat beheerd worden door het nabij gelegen landgoed.
Op de parkeerplaats wordt een Toeristisch Overstap Punt (TOP) gerealiseerd. Dit is een knooppunt waar diverse bewegwijzerde en onbewegwijzerde fiets- en wandelroutes samen komen, dat goed bereikbaar is per auto en beschikt over voldoende parkeergelegenheid. Aan de zuidzijde van de parkeerplaats wordt een betonnen zitconstructie geplaatst ten behoeve van recreatiedoeleinden, zoals bijvoorbeeld het aanleggen van kano's.
- 1. Rapport 'Effectiviteit en kosten van verkeersveiligheidsmaatregelen' van de stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveilighei d (Leidschendam, 2010, rapport SWOV R-2010-09).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
In de SVIR is het actuele beleid van de rijksoverheid op het gebied van onder meer bereikbaarheid en verkeersveiligheid beschreven. In de SVIR zijn diverse nationale belangen gedefinieerd. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Voor het verbeteren van de bereikbaarheid zet het Rijk in op een beleidsmix van slim investeren, innoveren en in stand houden.
Concrete kaders voor de uitwerking van het beleid in de SVIR zijn onder meer opgenomen in bijlage 6 van de SVIR (betreft essentiële onderdelen uit de Nota Mobiliteit) en het Strategisch Plan Verkeersveiligheid.
In bijlage 6 van de SVIR is het nationale doel wat betreft verkeersveiligheid beschreven: permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden.
De aanpassing van de kruising N204 - G. van de Valk Boumanstraat - Noord Linschoterdijk naar een rotonde sluit aan op dit beleid, omdat de verkeersveiligheid wordt verbeterd.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld, dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen, zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
In het Barro staan voor het voornemen om een rotonde aan te leggen geen relevante regels.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 Utrecht
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijven Gedeputeerde Staten van Utrecht het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie geeft in de structuurvisie de doelstelling van provinciaal belang aan, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe uitvoering wordt gegeven aan dit beleid. Deels geeft de provincie uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), welke tegelijk met de PRS is opgesteld en vastgesteld.
Het verkeersbeleid in de PRS staat in dienst van 'vitale dorpen en steden'. De provincie Utrecht wil de infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling op elkaar afstemmen. In het hele verkeersbeleid wordt vooral eerst gekeken naar verbetering van bestaande infrastructuur en pas indien dat niet afdoende is, naar aanleg van nieuwe infrastructuur. Verbetering van de verkeersveiligheid op de bestaande provinciale weg N204, door middel van aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising N204 - G. van de Valk Boumanstraat - Noord Linschoterdijk past binnen dit beleid.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Utrecht
In de PRV hebben Provinciale Staten regels gesteld over de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen bestemmingsplannen, besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis van de Crisis- en herstelwet. Het doel van de verordening is een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De regels van de verordening hebben betrekking op nieuwe planologische besluiten. Dit betekent dat bijvoorbeeld vigerende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen. De regels van het beleid zijn ruimtelijk begrensd. Het plangebied is gelegen in de volgende onderdelen van het beleid:
- 'biosmassalocatie', 'windturbines landelijk gebied', 'luchtvaartterrein', 'bufferzone (luchtvaartterrein)', 'bovenlokaal recreatieterrein', 'recreatiewoningen', 'algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing', 'agrarische bedrijven', 'extensiveringsgebied', 'glastuinbouw niet toegestaan';
- 1. het voornemen conflicteert niet met de regels voor deze gebieden;
- 'agrarische cultuurlandschap':
- 1. de bijlage Cultuurhistorie in de PRV beschrijft de te behouden en te versterken cultuurhistorische waarden. Het gaat dan in het bijzonder om de cultuurhistorische samenhang binnen de gebieden. De bijlage Cultuurhistorie onderscheidt vier gebieden waarbij het agrarische cultuurlandschap voor onderhavige projectlocatie relevant is. Dit betreft de aanwezigheid van het twaalfde-eeuwse cope-ontginningslinten met vaste dieptematen en patroon van sloten en boerderijen. De aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising N204 - G. van de Valk Boumanstraat - Noord Linschoterdijk van de vormt geen inbreuk op het cultuurhistorische en kenmerkende karakter van de omgeving;
- 'mobiliteitstoets':
- 1. de toelichting op een ruimtelijk plan, waarbij ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen, die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en een beschrijving of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Het plan leidt niet tot (extra) voertuigbewegingen. Een mobiliteitstoets is daarom niet uitgevoerd. In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect verkeer;
- 'aardkundige waarden', 'landschap groene hart':
- 1. een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de bijlage Kernkwaliteiten landschap. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan. In paragraaf 4.8.1 van deze toelichting wordt ingegaan op de kenmerkende elementen van het landschap waarin het plangebied ligt. De aanleg van de rotonde past hier binnen en tast deze kwaliteiten niet aan.
3.2.3 Eerste Partiële Herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Utrecht
Op 14 maart 2014 hebben de Provinciale Staten de 1e Partiële Herziening PRV 2013 vastgesteld. In aanvulling op de PRV 2013 gelden de volgende onderdelen van het beleid: 'bebouwingsenclaves en linten', 'bestaande niet-agrarische bedrijven', 'verstedelijking landelijk gebied', 'woningen landelijk gebied' en 'woonschepen'.
Het voornemen conflicteert niet met de regels voor deze gebieden.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Totaalvisie gemeente Montfoort 2030
De Structuurvisie Totaalvisie gemeente Montfoort is vastgesteld op 12 december 2011. De Structuurvisie dient als leidraad ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeenten. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Het beleid van het Rijk en de provincie zijn in de structuurvisie op gemeentelijk niveau uitgewerkt.
Voor onderhavig plan is het beleid betreffende de infrastructuur relevant. Bij ontwikkelingen van het wegennet staat verkeersveiligheid voorop. Verbetering van de verkeersveiligheid op de bestaande provinciale weg N204, door middel van aanleg van een rotonde ter hoogte van de kruising N204 - G. van de Valk Boumanstraat - Noord Linschoterdijk past binnen dit beleid.
De aanleg van de rotonde ter hoogte van de kruising van de N204 bij Linschoten heeft geen betekenis voor het overige beleid in de Structuurvisie Totaalvisie gemeente Montfoort 2030.
3.3.2 Dorpsvisie Linschoten 2030
In de Dorpsvisie Linschoten 2030 (vastgesteld 12 december 2011) wordt ter plaatse van de kruising N204 - G. van de Valk Boumanstraat genoemd dat dit kruispunt verbeterd dient te worden. In de Dorpsvisie is aangegeven dat op de planlocatie een rotonde zal komen. Het voornemen is in lijn met de Dorpsvisie Linschoten 2030.
Binnen de gemeente Montfoort bestaan geen andere vastgestelde beleidsdocumenten die relevant zijn voor onderhavig plan.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer
De directe aanleiding voor de aanleg van de rotonde in de N204 vormen diverse ernstige verkeersongevallen die op deze kruising gebeurd zijn in de afgelopen jaren. Met de aanleg van een rotonde wordt verbetering van de verkeersveiligheid bewerkstelligd.
De rotonde wordt uitgevoerd als enkelstrooks rotonde. Gezien de huidige en verwachte verkeersintensiteiten op de weg, kan hiermee een adequate verkeersafwikkeling plaatsvinden. De verkeersintensiteiten zijn opgenomen in de bijlagen bij de luchtkwaliteits- en geluidsonderzoeken die zijn uitgevoerd. Er is geen sprake van toe- (of af-)name van verkeersintensiteiten als gevolg van het project.
Voor één perceel (het landgoed) wordt de ontsluitingsweg verlegd als gevolg van de ontwikkeling. Deze wijziging is afgestemd met de eigenaren en beheerders. De ontsluiting van overige omliggende gebieden en functies wijzigt niet als gevolg van het plan.
4.2 Luchtkwaliteit
4.2.1 Wettelijk kader
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Projecten en ruimtelijke ontwikkelingen met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit dienen te worden getoetst aan deze luchtkwaliteitseisen. De luchtkwaliteit in Nederland wordt onder andere beoordeeld voor de componenten NO2 en PM10. De grenswaarden voor NO2 en PM10 bedragen voor beide 40 µg/m³ jaargemiddeld. Verkeer is een belangrijke bron van deze stoffen. De wijziging van de kruising in de N204 kan daardoor gevolgen hebben voor de concentraties van deze stoffen in de lucht.
Een project kan onder meer doorgang vinden indien het project, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (toename van maximaal 1,2 µg/m³) en/of indien er geen grenswaarden worden overschreden (Wm artikel 5.16.1.a).
4.2.2 Toetsing
De parkeerplaats blijft in capaciteit gelijk en zal daardoor een vergelijkbare werking houden ten aanzien van het thema verkeer. Er is geen toename van verkeer als gevolg van het plan te verwachten. De wijziging van de kruising leidt niet tot een verkeerstoename, maar als gevolg van het afremmen en optrekken van het wegverkeer bij de rotonde zullen mogelijk plaatselijk de verkeersemissies iets toenemen. Hierdoor heeft de wijziging mogelijk een effect op de luchtkwaliteit. Derhalve is luchtkwaliteitsonderzoek middels modelberekeningen uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage III. De resultaten zijn getoetst aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5niet worden overschreden. De luchtkwaliteitseisen vormen derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling omdat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. Het project voldoet daarmee aan 5.16.1.a van de Wm en is derhalve niet in strijd met de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit.
4.3 Geluid
4.3.1 Wettelijk kader
In de Wet geluidhinder (Wgh) is het wettelijk kader opgenomen ten aanzien van geluid bij een fysieke wijziging van een weg. Bij een dergelijke wijziging dient een toetsing plaats te vinden aan normen welke zijn vastgelegd in de Wgh. Hiervoor zijn twee peiljaren van belang, te weten 1 jaar voor de wijzigingen en 10 jaar na openstelling van de weg.
Bij wijzigingen op of aan een weg dient onderzocht te worden of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh. Hier is sprake van als voldaan wordt aan twee voorwaarden, te weten:
- de wijziging dient fysiek te zijn. Dit zijn bijvoorbeeld wijzigingen van het aantal rijstroken, kruispunten en aansluitingen, wijziging van de maximumsnelheid en dergelijke;
- ten gevolge van de wijziging is de toename van de geluidsbelasting 1,50 dB of meer.
Wanneer sprake is van een reconstructie, moeten maatregelen onderzocht worden teneinde de toename te reduceren tot de in de Wgh gestelde grenswaarde.
Als voor de woningen binnen de geluidszone van een weg in het verleden nog geen hogere waarde is vastgesteld, is de grenswaarde waaraan de toename getoetst wordt de geluidsbelasting 1 jaar voor realisatie van de wijziging. Hierbij geldt dat een geluidsbelasting van 48 dB altijd is toegestaan, zodat toenamen tot 48 dB niet meetellen bij de reconstructietoets. Als er wel eerder een hogere waarde is verleend, is de grenswaarde de laagste van deze hogere waarde en de waarde 1 jaar voor wijziging. In tabel 4.1 is dit samengevat.
Indien sprake is van een formele reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld. De maximaal vast te stellen hogere grenswaarde bij reconstructiesituaties bedraagt 68 dB.
De toename van de geluidsbelasting wordt bepaald door de geluidsbelasting in het jaar 10 jaar na openstelling te vergelijken met de grenswaarde. Als de toename 1,50 dB of meer bedraagt, is er sprake van reconstructie in de zin van de Wgh.
Het geluidsonderzoek dat is uitgevoerd voor dit plan is opgenomen in bijlage IV.
4.3.2 Toetsing en conclusie
Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een rotonde op de N204 op de aansluitende wegen ten hoogste 0,5 dB toeneemt. Dit is lager dan de ten hoogste toelaatbare toename van 1,5 dB. Hiermee is er geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Noord Linschoterdijk in de toekomstige situatie bij de omliggende woningen ten hoogste 48 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Ten gevolge van de aanleg van de rotonde neemt de geluidbelasting niet toe met meer dan 1,50 dB ten opzichte van de huidige situatie. Er is daarom geen sprake van reconstructie in de zin van de Wgh.
Tabel 4.1 Bepaling grenswaarde
situatie | grenswaarde |
niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting < 48 dB | 48 dB |
niet eerder hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB | heersende geluidsbelasting |
eerder vastgestelde hogere waarde | laagste van: heersende geluidsbelasting vastgestelde hogere waarde |
4.4 Bodem
4.4.1 Bodemonderzoek
In het kader van de wijziging van de kruising in de N204 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in bijlage V. Naar aanleiding van afstemming met de Omgevingsdienst regio Utrecht wordt dit onderzoek aangevuld. Het aanvullende onderzoek is gereed vóór de vaststelling van het bestemmingsplan. In het definitieve bestemmingsplan worden de uitkomsten van dit onderzoek opgenomen. Met de onderzoeksresultaten kan beoordeeld worden of de bodemkwaliteit een bezwaar vormt voor de voorgenomen wijziging van de kruising en of er een wettelijke grondslag bestaat tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
Op basis van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek blijkt het volgende:
- zintuiglijk zijn in de bovengrond ter plaatse van de bermen langs het fietspad bijmengingen met puin- en kooldeeltjes aangetroffen;
- het asfalt op het parkeerterrein blijkt slechts enkele cm dik te zijn en is zintuiglijk (middels PAK-marker) licht verdacht wat betreft teerhoudendheid. Onder het asfalt ligt een laag willekeurig puin van circa15 cm dikte. Dit puin is in ieder geval geen puingranulaat. In het puin is geen asbest waargenomen. Onder deze verharding bevindt zich het normale bodemprofiel;
- de sterk kleiige zandige bermgrond uit de boringen 6, 7, 8, 10 en 12 (deel van de berm langs fietspad zuidelijk traject) blijkt sterk verontreinigd met PAK. De bermgrond op het noordelijke traject is matig verontreinigd met PAK. Voor beide mengmonsters dient uitsplitsing op PAK plaats te vinden. Hieruit zal blijken waar sprake is van een sterk verhoogd PAK-gehalte;
- in de overige mengmonsters van de bovengrond is sprake van lichte verhogingen aan PAK en een of enkele van de parameters minerale olie, nikkel, lood of zink.
- de gehalten zijn zodanig dat deze grond bij indicatieve toetsing aan het Besluit Bodemkwaliteit voldoet aan klasse Wonen danwel klasse industrie;
- in de kleiige ondergrond zijn alle parameters uit het NEN 5740-pakket in gehalten beneden de AW 2000 aangetroffen.
In vervolg op het verkennend bodemonderzoek zal nader onderzoek plaatsvinden om te bepalen op welke trajectdelen de interventiewaarde wordt overschreden voor PAK. Dit onderzoek is gereed vóór de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.4.2 Waterbodemonderzoek
Het doel van het waterbodemonderzoek is het bepalen van de kwaliteit van de waterbodem in het kader van voorgenomen baggerwerkzaamheden. De rapportage van het waterbodemonderzoek is opgenomen in bijlage V.
Uit het onderzoek blijkt dat een partij baggerspecie aanwezig is met een totale geschatte omvang van 274 m3. In de waterbodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Er bestaat geen saneringsnoodzaak voor de waterbodem. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Inleiding
Het transport, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen brengen risico's met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading vrij kan komen. De discipline externe veiligheid houdt zich bezig met de hieraan verbonden risico's voor mensen die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden.
Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen:
- transportassen, zoals wegen en spoorwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- inrichtingen waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in 1 keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Tijdens de voorbereiding van ruimtelijke ontwikkelingen dienen de, in de omgeving aanwezige, risicobronnen bij de besluitvorming te worden meegewogen.
Het externe veiligheidsbeleid voor het transport van gevaarlijke stoffen is vastgesteld in het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes.
4.5.2 Huidige situatie
Over de N204 vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft voornamelijk transporten met een plaatselijke bestemming, zoals LPG-tankstations.
Alleen het vervoer van gevaarlijke stoffen is in deze situatie relevant. Dit omdat de rotonde het vervoer van gevaarlijke stoffen faciliteert en daarom deel uitmaakt van een risicobron voor de externe veiligheid. De rotonde is echter geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, wat betekent dat andere risicobronnen in de omgeving geen wettelijke beperkingen opwerpen.
4.5.3 Toetsing
In de toekomstige situatie wijzigt de ligging van de rijbaan van de N204 marginaal. Gezien de relatief kleine schaal van de ingreep, en het feit dat deze ingreep niet leidt tot een verandering in het transportintensiteiten van gevaarlijke stoffen zal het plaatsgebonden risico niet wijzigen. Hieruit volgt ook dat de wijziging van de kruising geen effect heeft op de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. Daarmee vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het voornemen.
De wijziging van de kruising leidt niet tot een verandering in de transportintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen en evenmin in een wijziging van de plaatselijke personendichtheden. Hieruit volgt dat het groepsrisico niet wijzigt en ook geen belemmering vormt voor het voornemen.
4.5.4 Conclusie
De wijziging van de kruising leidt niet tot een verandering van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico en is in lijn met de geldende regelgeving voor externe veiligheid.
4.6 Milieuhinder Bedrijven
De wijziging van de kruising omvat geen realisatie van een bedrijf of een milieugevoelig object. Dit betekent dat toetsing aan de geldende kaders voor wat betreft bedrijven en milieuzonering (zoals het Activiteitenbesluit en het Besluit omgevingsrecht) voor dit plan niet nodig is.
4.7 Water
4.7.1 Watertoets
Landelijk is vastgesteld, dat bij ruimtelijke plannen en besluiten het watertoetsproces doorlopen dient te worden, zodat voldoende rekening wordt gehouden met het waterbelang. In de praktijk betekent dit, dat de initiatiefnemer vroegtijdig afstemming zoekt met de waterbeheerder over de wijze waarop invulling kan worden geven aan de uitgangspunten van duurzaam waterbeheer. Op deze manier wordt nagedacht over behoud en mogelijke versterking van de waterhuishouding in het plangebied en de omgeving en het voorkomen van negatieve effecten (zoals wateroverlast en verdroging).
De kruising in de N204 ligt in het beheergebied van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het resultaat van de watertoets is beschreven in de waterparagraaf. Deze waterparagraaf is ter afstemming voorgelegd aan het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap is akkoord met de opgestelde waterparagraaf. De volledige waterparagraaf, inclusief afstemming met het hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, is opgenomen in bijlage VI. Hierna wordt ingegaan op de relevante beleidskaders en de conclusies uit de waterparagraaf.
4.7.2 Beleid
In de onderstaande paragrafen wordt achtereenvolgens het Europese beleid, rijksbeleid en regionaal beleid uitgewerkt dat relevant is voor de aanleg van de rotonde in Linschoten.
Europees beleid
Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. De rotonde in de N204 ligt langs de Lange Linschoten. De Lange Linschoten is een waterlichaam in het kader van de Kaderrichtlijn Water (een waterlichaam is oppervlaktewater die wordt gemonitord en waarover moet worden gerapporteerd in het kader van de KRW).
Voor de aanleg van de rotonde, het aanbrengen van een kanosteiger en de aanleg van een parkeerterrein betekent dat concreet dat de chemische en ecologische kwaliteit niet mag verslechteren door de ingrepen.
Nationaal beleid
De watertoets is verplicht gesteld voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in de ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem en waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.
In het kader van het nieuwe bestemmingsplan is daarom deze waterparagraaf opgesteld. Bij het tot stand komen is overleg gevoerd met de waterbeheerders. In bijlage I zijn verslagen van deze overleggen ingevoegd.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee het Nederlandse waterbeleid wettelijk is verankerd. De wet vervangt een groot aantal voorgaande regelingen, waardoor voor deze handelingen in één keer een vergunning kan worden aangevraagd.
Voor de rotonde in Linschoten betekent dit dat indien nodig in één keer een vergunning kan worden aangevraagd voor de handelingen in het watersysteem bij het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden.
Regionaal beleid
Het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft een handreiking Watertoetsproces, waarin het hoogheemraadschap beschrijft hoe zij invulling geeft aan het ruimtelijk ordeningsproces. in deze handreiking is ook het beleid van het hoogheemraadschap op het gebied van water en ruimtelijke ordening verwerkt (onder andere Keur en Legger). De relevante punten voor de aanleg van de rotonde, parkeerplaats en kanovlonder in Linschoten zijn2 ;
- algemene uitgangspunten;
- 1. voorkomen negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem;
- 2. benut kansen die zich voordoen in ruimtelijke ontwikkelingen om knelpunten in het watersysteem op te lossen den de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren;
- 3. voor de omgang met kwaliteit van water geldt de trits schoon houden-scheiden-zuiveren;
- 4. voor de omgang met hemelwater geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren;
- waterveiligheid;
- 1. ruimtelijke plannen mogen niet strijdig zijn met het belang van de waterkering;
- 2. de zone waterstaatswerk wordt in het bestemmingsplan vastgelegd;
- 3. in het buitengebied is het uitgangspunt van het waterschap dat de waterkeringen van klei zijn ('groen' blijven) en dat medegebruik alleen mogelijk wanneer er geen (of zeer kleine) fysieke aanpassingen aan de ligging of het profiel van de waterkering nodig zijn, zoals in het geval van beweiding, natuur of recreatieve routes;
- schoon water, waterkwaliteit en ecologie;
- 1. bij de werkzaamheden en de herinrichting dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem;
- 2. dempingen mogen niet met vervuilde grond plaatsvinden;
- 3. uitgangspunt bij nieuw te graven watergangen is om een natuurvriendelijke oever aan te leggen, tenzij dit vanuit gezamenlijke afweging niet wenselijk of mogelijk is;
- 4. de ruimte die wordt ingenomen door oevervegetatie mag niet worden meegeteld als waterberging (gemiddeld 25 % van de waterbreedte);
- 5. geen uitlogende materialen toepassen voor het straatmeubilair;
- schoon water en de afvalwaterketen;
- 1. bij het verwerken van hemelwater hanteert het hoogheemraadschap de volgende voorkeursvolgorde;
- a. infiltreren in de bodem;
- b. zichtbaar afvoeren naar oppervlaktewater;
- c. afvoeren naar het hemelwaterriool;
- 2. de rotonde en het parkeerterrein vallen onder 'beperkt verontreinigde openbare ruimte'. Het advies van het hoogheemraadschap is om bij water zonder specifieke ecologische doelstelling een voorzuivering toe te passen;
- 1. bij het verwerken van hemelwater hanteert het hoogheemraadschap de volgende voorkeursvolgorde;
- voorkomen van wateroverlast en watertekort;
- 1. een versnelde afvoer naar oppervlaktewater moet worden voorkomen of gecompenseerd;
- grondwater;
- 1. voor wegen wordt een minimale ontwateringsdiepte van 1 m gehanteerd;
- 2. de ontwikkeling mag geen negatieve invloed hebben op de grondwaterstanden en de grondwaterkwaliteit;
- beheer en onderhoud;
- 1. tertiaire watergangen zijn niet in onderhoud bij het waterschap maar bij de gemeente of de eigenaar. Er worden bij voorkeur geen obstakels geplaatst in de zone direct langs de watergang (onderhoudsstrook, eenzijdig bij watergangen <8 m breed en tweezijdig bij watergangen 8-16 m). Watergangen zijn bij voorkeur aangesloten en goed bereikbaar;
- 2. de beschermingszone is bij tertiair water 2 m breed vanaf insteek (geen beplanting, kabels en leidingen, bebouwing, bestrijdingsmiddelen) en de onderhoudsstrook is 5 meter breed (verplicht bij elke watergang).
Omdat de toekomstige rotonde en parkeerplaats in de beschermingszone van de waterkering liggen, de provinciale weg het 'waterstaatswerk' doorkruist en de vlonder in het 'waterstaatwerk' wordt geplaatst, is ook de beleidsregel bouwwerken in, op of langs waterkeringen van toepassing (zie afbeelding 2). Het volgende is relevant voor de geplande werkzaamheden in Linschoten;
- kleine bebouwing (vlonder) is aan de waterzijde van het dijklichaam toegestaan, mits de bebouwing buiten het dijklichaam ligt;
- indien vergunning wordt verleend, dienen werkzaamheden voor kleine bebouwing (vlonder) te voldoen aan de volgende toetsingscriteria;
- 1. de bebouwing moet gefundeerd zijn op staal (dat wil zeggen, zonder palen of andere ondergrondse delen);
- 2. boven het leggerprofiel mogen geen (ingesloten) holle ruimtes worden gerealiseerd of aanwezig zijn.
De rotonde en het parkeerterrein vallen niet in het 'waterstaatwerk' maar wel in de beschermingszone. Daarvoor, maar ook voor de kanovlonder, geldt de beleidsregel voor waterkeringen - algemeen. Voor de aanleg van de rotonde en de aanleg van de parkeerplaats is het volgende relevant;
- de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de kerende hoogte van de waterkering;
- de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering;
- de activiteit mag geen negatieve effecten hebben op de erosiebestendigheid van de waterkering;
- de activiteit mag geen hinder veroorzaken voor het efficiënt kunnen uitvoeren van onderhoud en inspectie aan de waterkering. Dit houdt in dat ook eisen gesteld kunnen worden aan de activiteit, die het onderhoud van de waterkering bevorderen. Daarnaast dient een eventuele onderhoudsstrook vrijgehouden te worden en toegankelijk te zijn voor onderhoud en inspectie;
- er mogen tussen 1 oktober en 1 april van ieder jaar geen werkzaamheden plaatsvinden, die mogelijk het waterkerend vermogen van een waterkering negatief beïnvloeden, met name werkzaamheden waarbij in of naast de waterkering wordt gegraven of waarbij de bekleding van de kering wordt veranderd of verwijderd;
- als onderdeel van de vergunningaanvraag dient een plan van aanpak van de werkzaamheden aan het waterschap te worden toegezonden, waaruit de planning en de werkvolgorde blijken. Hierin dient aandacht te worden besteed aan de locatie van tijdelijke voorzieningen en de aanvoer en opslag van materiaal en materieel (behalve als de werkzaamheden slechts enige dagen in beslag nemen).
Afbeelding 4.1 Locatie regionale waterkering3
4.7.3 Conclusies waterparagraaf
De kruising tussen de N204 en de Noord Linschoterdijk wordt aangepast naar een rotonde. Daarnaast wordt het bestaande parkeerterrein vernieuwd en wordt een kanovlonder geplaatst. Het fietspad vanaf IJsselveld tot aan de A12 wordt verbreed. Voor de waterhuishouding zijn de volgende punten van belang;
- a. een deel van de bestaande greppels en tertiaire watergangen worden gedempt rondom de rotonde en langs de N204 voor het deel tussen IJsselveld en Linschoten. Voor de tertiaire watergangen is van belang dat deze worden gecompenseerd;
- b. langs de wegen moet de afwatering geborgd zijn (de wegsloten moeten op elkaar worden aangesloten en voldoende ruim gedimensioneerd zijn). Dit wordt nader gedetailleerd in het ontwerp, omdat op dit moment nog grondaankoop moet plaatsvinden. Er vindt over de inrichting nog afstemming plaats met het hoogheemraadschap;
- c. de verharding neemt toe door de aanleg van de rotonde en de parkeerplaats en door de verbreding van het fietspad;
- d. in totaal is er een overcompensatie van 784,5 m2 oppervlaktewater aanwezig;
- e. een deel van de bestaande duikers wordt vervangen. Dit wordt afgestemd met het hoogheemraadschap. Vooral de afwatering rondom de toekomstige rotonde is van belang om wateroverlast op de parkeerplaats te voorkomen;
- f. het hemelwater wordt in de huidige en toekomstige situatie via de bermen afgevoerd. Daarmee wordt vervuiling voorkomen (een bermpassage heeft een zuiverende functie) en wordt het water zoveel mogelijk geïnfiltreerd;
- g. in de waterstaatszone van de regionale kering langs de Lange Linschoten is een vlonder voorzien. Daarvoor wordt een vergunning aangevraagd bij het waterschap. Daarnaast zijn werkzaamheden in de beschermingszone gepland. Ook hiervoor wordt een vergunning aangevraagd;
- h. er is een aantal duikers en inlaten aanwezig onder de provinciale weg. Nu is niet bekend of deze allemaal optimaal werken. De provincie inspecteert de duikers die vanwege werkzaamheden gemakkelijk vervangen kunnen worden.
De waterparagraaf is afgestemd met en goedbevonden door het hoogheemraadschap. Voor het dempen van watergangen, vergravingen aan de watergangen en de aanleg van meer dan 1.000 m2 verhard oppervlak is een watervergunning nodig in het kader van de Waterwet bij het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. De provincie Utrecht voert afstemming met het hoogheemraadschap over het project en vraagt de benodigde vergunning bij het hoogheemraadschap aan. Er is op dit moment geen aanleiding om te verwachten dat de vergunning niet verkregen kan worden.
4.8 Flora En Fauna
4.8.1 Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
Natura 2000
In de omgeving van het voornemen liggen enkele Natura 2000-gebieden. Het betreft de gebieden Uiterwaarden Lek op 10,2 km afstand, Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein op 8,4 km afstand en Nieuwkoopse Plassen en De Haeck op 10,8 km afstand (zie afbeelding 4.1). Als gevolg van de aard van het voornemen (kleinschalig) en de afstand tussen het voornemen en de Natura 2000-gebieden worden negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de omliggende Natura 2000-gebieden uitgesloten. Nader onderzoek naar de effecten van het voornemen op de instandhoudingsdoelen van de omliggende Natura 2000-gebieden in de vorm van een Voortoets is niet nodig.
Beschermde natuurmonumenten
In de directe omgeving van het voornemen zijn geen Beschermde Natuurmonumenten (BN) aanwezig. Negatieve effecten op de waarden van de BN zijn daarmee uitgesloten.
Afbeelding 4.2. Ligging plangebied (rood) ten opzichte van omliggende Natura 2000-gebieden4 .
Ecologische Hoofdstructuur
Gegevens
Het plangebied ligt voor een klein deel binnen de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (zie afbeelding 4.2). Aan dit deel van de EHS is geen natuurbeheertype toegekend5 . Het stuk EHS is gelegen in de voortuin van de woning aan de Noord Linschoterdijk 1. De tuin is voor een deel omheind en bestaat verder uit een grazige vegetatie met enkele kleine fruitbomen (zie afbeelding 4.3). Onderdelen van de EHS in de omgeving van het plangebied zijn in het Natuurbeheerplan van de provincie Utrecht aangeduid als N04.02 Zoete Plas, N14.03 Haagbeuken- en essenbos, N16.02 Vochtig bos met productie, N17.01 Vochtig hakhout en middenbos en N17.03 Park- of stinzenbos (zie afbeelding 4.4).
Effecten en conclusies
Ter plekke van het plangebied is een klein onderdeel van de EHS aanwezig. Dit onderdeel zal als gevolg van de aanleg van de rotonde verloren gaan. De effecten hiervan op het functioneren van de EHS ter hoogte van het voornemen zijn echter verwaarloosbaar, omdat:
- het onderdeel dat verloren gaat slechts een fractie (enkele vierkante meters) is van het totale oppervlak aan EHS dat in de directe omgeving van het voornemen aanwezig is;
- het deel van de EHS dat verloren gaat onderdeel is van een omheinde tuin bij een huis waarop geen wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aanwezig zijn;
- als gevolg van de omheining en de verstoring van het huis en de weg, is dit onderdeel niet van wezenlijk belang is voor het functioneren van de EHS als verbindingsroute voor soorten door het landschap rondom Linschoten.
Nader onderzoek in de vorm van een 'Nee, tenzij'-toets is niet noodzakelijk.
Afbeelding 4.3. Ligging plangebied ten opzichte van de EHS6
Afbeelding 4.4. De EHS binnen het plangebied bestaat uit een tuin met enkele kleine fruitbomen. (foto van september 2014)7 .
Afbeelding 4.5. Ligging natuurbeheertypen nabij plangebied8 .
- 4. Bron: Openstreetmap, o.b.v. Website van ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie, gebiedendatabase.
- 5. Website van ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie, gebiedendatabase.
- 6. EHS-kaart provincie Utrecht, Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028.
- 7. Website van Google Maps.
- 8. Website van ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie, gebiedendatabase.
4.8.2 Soortenbescherming
Flora- en faunawet
De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet (Ffw). In de Ffw is onderscheid gemaakt naar verschillende soorten en beschermingsregimes.
Voor algemene soorten (tabel 1-soorten of licht beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 13 van de Ffw.
Voor een aantal minder algemene soorten (tabel 2-soorten of middelzwaar beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 13 van de Ffw, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I, voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode.
Een ontheffing voor soorten van bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten kan worden aangevraagd op grond van alle belangen uit dit Besluit. Hieronder vallen onder andere:
- bescherming van flora en fauna (b);
- volksgezondheid of openbare veiligheid (d);
- dwingende redenen van groot openbaar belang, van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e);
- uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j).
Een ontheffing voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichlijn kan worden aangevraagd op grond van alle belangen uit de Habitatrichtlijn. De meeste vogelsoorten maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de Ffw.
Verblijfplaatsen van vogels, die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Voor verstoring van deze soorten is een ontheffing noodzakelijk. Deze kan alleen aangevraagd worden op basis van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn:
- bescherming van flora en fauna (b);
- veiligheid van het luchtverkeer (c);
- volksgezondheid of openbare veiligheid (d).
Beschermde soorten in het plangebied zijn geïnventariseerd door middel van een bureauonderzoek, een veldbezoek en een aanvullende quickscan (zie bijlage X en specifiek voor de te vergraven sloot bijlage VII).
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt voor de fietspadverbreding (inclusief kap van bomen en het verplaatsen van de sloten), de realisatie van de enkelbaans rotonde en de werkzaamheden aan de parkeerplaats van het Landgoed Linschoten:
- binnen het plangebied het voorkomen van strikt beschermde flora en fauna is uitgesloten. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is daarom niet aan de orde;
- het is te verwachten dat vogelsoorten rondom het onderzoeksgebied tot broeden kunnen komen. Vogelnesten zijn strikt beschermd gedurende de periode dat de nesten in gebruik zijn. De werkzaamheden dienen buiten de broedtijd (globaal 15 maart tot 15 juli) uitgevoerd te worden;
- er dient invulling gegeven te worden aan de algemene zorgverplichting bij het uitvoeren van de werkzaamheden, in het bijzonder bij de werkzaamheden waarbij de bomen en ander groen gekapt worden.
Wanneer voornoemde maatregelen in acht worden genomen, is er vanuit de Flora- en faunawet geen belemmering voor het plan.
4.9 Cultuurhistorie En Archeologie
4.9.1 Cultuurhistorie
Kenmerkend voor het cultuurhistorisch landschap rond Linschoten zijn de verkavelingspatronen als gevolg van ontginningen, dijklinten en de openheid van het landschap. De aanleg van de rotonde in de N204 maakt geen inbreuk op deze landschappelijke kenmerken. Voor de inrichting van de parkeerplaats bij de inrit van het landgoed is een plan opgesteld in nauw overleg tussen landgoed, gemeente en provincie. Hierbij is rekening gehouden met de historische lijnen van het water en het Landgoed Linschoten.
In het plangebied is geen monumentale of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig, waardoor het plan ook hier geen invloed op heeft.
4.9.2 Archeologie
Het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' en binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern Linschoten' binnen een gebied dat is aangeduid als 'Archeologisch waardevol'. De aanleg van een betonnen zitconstructie ter hoogte van de kruising van de N204 - G. van der Valk Boumanstraat - Noord Linschoterdijk heeft een totale oppervlakte van circa 20 m2. De rotonde valt geheel in een zone met een lage verwachting. Voor het gebied ten zuiden van de rotonde, waarbinnen de zitconstructie en een deel van de waterberging voorzien zijn, geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (nederzettingsresten) uit de IJzertijd en later.
- Het uitgevoerde archeologische vooronderzoek is tweeledig;
- er heeft een bureauonderzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn verschillende (historische) informatiebronnen geraadpleegd om inzicht te krijgen in de vorming en gebruik van het landschap en bodemopbouw;
- aansluitend op de bevindingen uit het bureauonderzoek heeft er een inventariserend veldonderzoek plaatsgevonden. Diverse handmatige boringen hebben plaatsgevonden om de bevindingen uit het bureauonderzoek te kunnen toetsen.
Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage VIII.
Op basis van beschikbare bronnen, onder andere recent uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving, en de beleidskaart van de gemeente Montfoort (Alkemade e.a., 2010) geldt voor betonnen zitconstructie en het gebied ten zuiden van de rotonde een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (nederzettingsresten) uit de IJzertijd en later. Gezien de geomorfologische situatie kan deze verwachting nader worden gespecificeerd. Het plangebied bevindt zich in de kronkelwaard van de Linschoten stroomgordel. Er geldt met name een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de (Vroege) Middeleeuwen en later. Indien daadwerkelijk aanwezig bevinden dergelijke archeologische resten zich op dan wel in de afzettingen van de Linschoten stroomgordel die aan of direct onder het oppervlak aanwezig kan zijn. In dieper gelegen oeverniveaus kunnen eventueel resten uit oudere perioden (Laat Neolithicum tot en met Bronstijd) aanwezig zijn; hiervoor geldt een middelhoge archeologische verwachting.
Op basis van het bureauonderzoek is een plan van aanpak voor vervolgonderzoek opgesteld. Het archeologisch plan van aanpak is ter beoordeling voorgelegd aan het bevoegd gezag, in deze de gemeente Montfoort. De gemeentelijk archeoloog heeft deze goedgekeurd. Het archeologisch onderzoek zal afgerond worden vóór uitvoering van de werkzaamheden.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, geldt op basis van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) een meldingsplicht.
4.10 Kabels En Leidingen
Voor de aanleg van de rotonde is met diverse kabel- en leidingbeheerders afgestemd over de uit te voeren werkzaamheden in het plangebied. De bestaande kabels en leidingen onder en nabij het wegtracé zijn geïnventariseerd. De provincie Utrecht heeft als uitgangspunt dat er onder nieuwe infrastructuur in beginsel geen kabels en leidingen mogen blijven liggen. Ten behoeve van het project is hierover afgestemd met de verantwoordelijke netbeheerders. Het afstemmingsverslag ten behoeve van kabels en leidingen is opgenomen in bijlage IX.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het plan.
4.11 Niet Gesprongen Explosieven
Binnen het plangebied is een zeer geringe kans op het aantreffen van Niet Gesprongen Explosieven (NGE's)9 . Het uitvoeren van nader onderzoek hiernaar is daarom niet nodig. Er is geen sprake van een verhoogd risico op het aantreffen van NGE's.
- 9. Bron: M. Dingemans, gemeente Montfoort, 7 oktober 2014.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding waarop de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur', 'Verkeer', 'Groen', 'Water', 'Waarde - Archeologie', 'Waterstaat - waterkering', 'Waarde - ecologie', 'Waarde - Landgoed' en de functieaanduidingen 'ontsluiting', 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van verkeer - informatiezuil' staan weergegeven. De verbeelding is opgenomen in bijlage I. De ontwikkeling die deze bestemmingen juridisch mogelijke maken zijn beschreven regels behoren bij dit bestemmingsplan.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- 1. inleidende regels;
- 2. bestemmingsregels;
- 3. overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3) en Agrarisch met waarden - Landgoed en natuur (artikel 4)
Ten noordwesten van de rotonde is een weg ten behoeve van perceelsontsluiting in het plan opgenomen met de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landgoed en natuur. De weg heeft de functieaanduiding 'ontsluiting'. Deze agrarische bestemming correspondeert met het bestemmingsplan dat hier voorheen van kracht was, te weten '1e herziening Buitengebied 2012'. De planregels corresponderen met de planregels uit voornoemd bestemmingsplan.
Verkeer (artikel 5)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke. Binnen de bestemming verkeer zijn ter hoogte van de parkeerplaats bij Landgoed Linschoten twee functieaanduidingen opgenomen, te weten 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van verkeer - informatiezuil'.
Groen (artikel 6)
De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting, zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen en water mogelijk.
Water (artikel 7)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Waarde - archeologie (artikel 8)
In het plangebied is een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie opgenomen: 'Waarde - Archeologie'. Deze gronden zijn bij wijze van dubbelbestemming bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In het plangebied is terrein van archeologische waarde aanwezig (zie paragraaf 4.9.2). Daarnaast is in het plangebied terrein met een lage archeologische verwachtingswaarde aanwezig (zie eveneens paragraaf 4.9.2). Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de regels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een procedure opgenomen waarbij het verlenen van een omgevingsvergunning van kan worden afgeweken. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd.
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen toegestaan voor zover de archeologische waarde niet worden geschaad en genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.
Waterstaat - Waterkering (artikel 9)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing is. Indien bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de bepalingen in de regels, dient het bevoegd gezag de waterkeringsbelangen in acht te nemen.
Waarde - ecologie (artikel 10)
Omdat zich binnen het plangebied een deel van de Ecologische Hoofdstructuur van de Provincie Utrecht bevindt, is de bestemming Waarde - ecologie opgenomen als dubbelbestemming.
Waarde - landgoed (artikel 11)
Om de functie van het aanwezige landgoed als één geheel tot uitdrukking te brengen, zijn de afzonderlijke bestemmingen voorzien van een dubbelbestemming Waarde - landgoed, waardoor een samenhangend beheer mogelijk is.
Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (artikel 12)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (artikel 13)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
Tijdens de uitvoering van het plan zal gedurende een korte periode hinder voor verkeer en omgeving ontstaan.
De provincie Utrecht zorgt, in afstemming met de gemeente, voor actieve, eenduidige en tijdige informatieverstrekking over het plan en over de uitvoering. Dit gebeurt onder andere middels bewonersbrieven, persberichten, een informatiebijeenkomst en rechtstreekse communicatie met belanghebbenden.
In het voorbereidingstraject hebben provincie en gemeente op diverse momenten de omgeving bij het plan betrokken. Op 23 mei 2012 heeft reeds een inloopavond voor omwonenden plaatsgevonden, georganiseerd door provincie en gemeente. Hiermee heeft inspraak op het plan al vroegtijdig plaatsgevonden. Tijdens de zienswijzentermijn van het ontwerpbestemmingsplan is op 2 juli 2015 een informatiebijeenkomst voor omwonenden georganiseerd. Op 12 november 2015 heeft op de planlocatie zelf een gesprek met diverse omwonenden plaatsgevonden, waarbij onder meer de gedeputeerde, de burgemeester en de wethouder aanwezig waren. Hierbij zijn op de locatie zelf de contouren van de rotonde uitgezet. Verder heeft de provincie naar aanleiding van de op het ontwerpbestemmingsplan ingediende zienswijzen diverse gesprekken gevoerd met de woordvoerder van een groep indieners van zienswijzen. Een alternatief plan dat door indieners van zienswijzen is voorgesteld, is door de provincie uitgewerkt en getoetst op de effecten ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit. Dit heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
De provincie heeft verder met het Landgoed Linschoten afgestemd over het plan, waarbij overeenstemming is bereikt over de benodigde grondaankoop en het opknappen van de naastgelegen parkeerplaats tot een TOP-locatie. Dit plan is door de provincie afgestemd met het hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.2.1 Financiering en grondverwerving
De provincie Utrecht is initiatiefnemer en financier van het project. Op grond van artikel 6.12.1 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een exploitatieplan op te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Deze aangewezen bouwplannen zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Onderhavig plan valt niet onder de aangewezen bouwplannen. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
Direct aangrenzend aan de te realiseren rotonde zijn vier grondeigenaren gevestigd. Ten behoeve van de realisatie van de rotonde verwerft de provincie een deel van hun gronden. Het traject tot minnelijke verwerving is reeds gestart. Eventuele bedrijfsschade die ontstaat door de realisatie van de rotonde, wordt met de grondaankoop vereffend. Hiertoe dient als basis de compensatieregeling van de provincie Utrecht.
Met het Landgoed Linschoten heeft de provincie reeds overeenstemming bereikt over de benodigde grond en het opknappen van de parkeerplaats tot een TOP-locatie. Het Landgoed Linschoten, de gemeente en de provincie nemen ieder een deel van de financiering van deze TOP-locatie voor hun rekening.
6.2.2 Beheer
De N204 valt onder het reguliere wegbeheer van de provincie Utrecht.
Na de werkzaamheden aan de parkeerplaats wordt het beheer overgedragen aan het Landgoed Linschoten.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 22 zienswijzen ingediend op het plan en zijn twee reacties van overheidsinstanties ontvangen. Een deel van de zienswijzen heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In bijlage XI is de nota van zienswijzen opgenomen, waarin de zienswijzen zijn beantwoord en de aanpassingen van het vast te stellen bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn weergegeven.
7.2 Vaststellingsfase
Nadat de terinzageleggingsperiode van het ontwerpbestemmingsplan is geëindigd, stelt de gemeenteraad het plan vast. De beantwoording van ingediende zienswijzen is in bijlage XI bij het plan gevoegd. Na vaststelling ligt het plan gedurende zes weken ter inzage en kunnen indieners van zienswijzen beroep instellen tegen het plan. Wanneer geen beroep wordt ingesteld, is het plan onherroepelijk.