Verduurzamen en herbestemmen Landgoed Prattenburg
Bestemmingsplan - gemeente Rhenen
Vastgesteld op 26-02-2025 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Verduurzamen en herbestemmen Landgoed Prattenburg' met identificatienummer NL.IMRO.0340.BP10092-VAO1 van de gemeente Rhenen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.BP10092-VAO1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een aan een hoofdgebouw gebouwd en vanuit een hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is. Het gebouw bestaat uit maximaal één bouwlaag al dan niet met kap. Onder een aan- en uitbouw wordt mede begrepen een keuken en/of werkkamer. Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte is;
1.6 achtergevel
gevel aan de achterkant van een gebouw;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van een bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;
1.10 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikte is aan de hoofdfunctie;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.12 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, in overeenstemming is;
1.13 bedrijf aan huis
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.14 beroep aan huis
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.15 bestaand
- 1. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- 2. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie of afmeting) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw, of is gelegen op een landgoed en ten dienste staat van het landgoed, zoals bijvoorbeeld garages, bergingen, hobbyruimtes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen. Hierin zijn niet begrepen gebouwen die blijkens hun aard en indeling bestemd zijn voor woonvertrek (ook keuken en/of werkkamer) en overkappingen of carports met een open constructie (minder dan 2 wanden);
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 dagrecreatie
recreatie zonder nachtverblijf, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;
1.29 Ecologische Hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
1.30 erfbeplanting
opgaande beplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing van bedrijven met een schaal en een type vegetatie die eigen zijn aan het gebied waarin zij is gelegen;
1.31 extensief recreatief medegebruik
vorm van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 hoofdverblijf
het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder bovenstaand punt, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.35 houtwal
cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol landschapselement van meer dan 5 m breed, bestaande uit onder meer kreupelhout, keien, zand, struiken, bomen en inheemse planten, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;
1.36 huishouden
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
- 1. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
- 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
1.37 inrichtings- en beheerplan
een inrichtings- en beheerplan is de tekstuele beschrijving en grafische weergave van de te nemen ruimtelijke ingrepen en de te bereiken inrichting, evenals het plan waarin de te nemen beheermaatregelen zijn benoemd;
1.38 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.39 kampeermiddel
een voorziening ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.40 lichte horeca
Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, alleen overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden.
Horecabedrijven zoals:
- koffiebar, theehuis;
- ontbijt- en lunchroom;
- ijssalon;
- restaurant;
- houden van ceremonies, waaronder huwelijken en begrafenissen.
Niet zijnde café, bar, dancing, discotheek en nachtclub.
1.41 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.42 mantelzorg
ijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.43 mobiel kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, of een caravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.44 natuurbegraafplaats
terrein dat deel uitmaakt van een natuur- en/of bosgebied, waar lichamen worden begraven en/of urnen worden bewaard. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van vergankelijke onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting zijn niet toegestaan, enkel een gedenkteken van vergankelijk natuurlijk materiaal;
1.45 natuurkampeerterrein
terrein of een deel van terrein ten behoeve van recreatief nachtverblijf in een tent, tentwagen, kampeerauto en/of caravan, niet zijnde een stacaravan, met de daarbij behorende kleinschalige centrale voorzieningen zoals een wasgelegenheid en toiletvoorziening;
1.46 natuurlijk struweel
specifieke (zelfstandige) begroeiing bestaande uit lichtminnende struiken, inheemse planten, grassoorten en/of houtopstanden al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;
1.47 nevenactiviteit
activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast de feitelijk aanwezige hoofdfunctie, en die wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie;
1.48 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.49 opslag
het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
1.50 peil
- 1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst;
- a. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
- a. de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;
1.51 recreatieappartement
een complex van ruimten in bestaande (bedrijfs)bebouwing, dat dient voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.52 recreatief medegebruik
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;
1.53 recreatiewoning
een complex van ruimten, dat dient voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.54 regulier kampeerterrein
een terrein geheel of gedeeltelijk ingericht voor het plaatsen of geplaatst houden van mobiele kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf tot 50 mobiele kampeermiddelen per ha, met de daarbij behorende voorzieningen;
1.55 stacaravan
een kampeermiddel zonder fundering met een maximale oppervlakte van 60 m², waarbij onder fundering wordt verstaan, een bouwwerk in de grond als basis voor een, al dan niet tot de constructie daarvan behorend, kampeermiddel, welke in zijn geheel of gedeeltelijk kan worden verplaatst;
1.56 voorgevel
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.57 waarden
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;
1.58 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.59 wooneenheid
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- f. de bouwhoogte van een windturbine/- molen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine/-molen.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelen' zijn de gronden tevens bestemd voor de opwekking van energie door middel van zonnepanelen, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - parkeerterrein' zijn de gronden tevens bestemd voor het parkeren van auto's;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties;
- g. groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- h. erfbeplanting;
- i. wegen en paden;
- j. erven en terreinen;
- k. bouwwerken.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 7 m en voor voedersilo's 15 m bedraagt;
- 2. kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins zijn zowel binnen het bouwvlak als buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:
- indien kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassings buiten het bouwvlak worden gebouwd de maximale afstand tot de bouwgrens niet meer dan 25 m mag bedragen;
- de gezamenlijke oppervlakte aan kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins buiten het bouwvlak niet meer dan 500 m² mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
- 3. lichtmasten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en tot een bouwhoogte van niet meer dan 5 m;
- 4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- 5. windturbines/-molens zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
- 6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 m;
- 7. de bouwhoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m².
- c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelen' zijn toegestaan:
- 1. constructies ten behoeve van zonnepanelen, inclusief omvormers, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,30 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het bepaalde in Artikel 17 is van toepassing.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden die zijn bestemd als Agrarisch te wijzigen naar de bestemming ‘Natuur’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de functiewijziging dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
- 3. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
- 4. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden dienen zulks te wensen;
- 5. de functiewijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
- b. de Ecologische Hoofdstructuur (ook genoemd Natuurnetwerk Nederland);
- c. een natuurbegraafplaats, waar lichamen worden begraven en/of urnen worden bewaard, van uitsluitend vergankelijke onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen, zonder grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting, met uitzondering van gedenktekens van vergankelijk natuurlijk materiaal, en uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats 1' en 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats 2',
- d. opslag, ontvangst en kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', en uitsluitend ten dienste van een natuurbegraafplaats';
- e. bijgebouwen ten dienste van het landgoed, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen';
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
- h. met de daarbij behorende:
- 1. paden en wegen;
- 2. erven en terreinen;
- 3. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden, waarbij geldt dat per bouwvlak één gebouw gebouwd mag worden;
- b. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de navolgende tabel is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoog-te in m | Bouwhoog-te in m | Oppervlak-te in m2 |
Gebouwen | Maximaal de goothoogte van het bestaande gebouw | Maximaal de bouwhoogte van het bestaande gebouw | Maximaal de oppervlakte van het bestaande gebouw |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen | 2,5 | 10 | |
Terrein- en erfafscheidingen | 2 |
- c. In afwijking van lid 4.2 onder lid a en lid b mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 5 meter, een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 150 m2.
- d. Er zijn geen nieuwe bouwwerken toegestaan ten behoeve van een natuurbegraafplaats, waarbij werken van natuurlijke materialen niet als bouwwerk worden beschouwd.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk , geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het bepaalde in artikel 17 is van toepassing.
Artikel 5 Maatschappelijk - Landgoed
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waarbij per bestemmingsvlak niet meer dan één woning is toegestaan;
- b. recreatieappartementen;
- c. lichte horeca, zoals beschreven in artikel 1.40;
- d. maatschappelijke voorzieningen, zoals beschreven in artikel 1.41;
- e. het houden van kleinschalige conferenties en vergaderingen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor de bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
- h. met de daarbij behorende:
- i. wegen en paden;
- j. terreinen, tuinen en erven;
- k. bouwwerken.
5.2 Bouwregels
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:
- a. De maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de navolgende tabel is aangegeven:
Bouwwerken | Goothoogte in m | Bouwhoogte in m | Oppervlakte in m2 | Inhoud in m3 | Dakhelling |
Gebouwen | Maximaal de goothoogte van het bestaande gebouw | Maximaal de bouwhoogte van het bestaande gebouw | Maximaal de oppervlakte van het bestaande gebouw | Maximaal de oppervlakte van het bestaande gebouw | Als bestaand |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij het hoofdgebouw | Als bestaand | Als bestaand | Als bestaand | Als bestaand | Als bestaand |
Terrein- en erfafscheidingen | 2 | ||||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 |
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Voor de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis zijn de volgende regels van toepassing:
- 1. de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis, anders dan de in artikel 5.1 genoemde functies, mag niet meer bedragen dan 100 m² van het hoofdgebouw;
- 2. de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- 3. er dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden geparkeerd;
- 4. detailhandel is niet toegestaan;
- 5. het beroep- en bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de bewoner.
- b. Voorwaardelijke verplichting
- 1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van het plangebied en gebouwen binnen deze bestemming overeenkomstig de doeleindenomschrijving in lid 5.1 onder sub b, sub c, sub d en sub e, zonder de uitvoering van de ruimtelijke ingrepen en inrichtings- en beheersmaatregelen conform het als Bijlage 1 van de regels opgenomen 'Inrichting- en beheerplan', zijnde alleen de uitvoering van de ruimtelijke ingrepen en inrichtings- en beheersmaatregelen binnen het plangebied gelegen in de gemeente Rhenen, teneinde te komen tot de te bereiken inrichting, een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en verhoging van de natuur- en landschapswaarden.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, voor zover het betreft de functie van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ te wijzigen voor de bouw van extra woningen in de bestaande bebouwing, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. dat duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van de desbetreffende bebouwing;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
- 3. de wijziging mag geen nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid;
- 4. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
- 5. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
- 6. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
- 7. wijziging niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
- 8. er dient voldaan te worden aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid.
Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' , voor één recreatiewoning,
- b. ter plaats van de aanduiding 'recreatiewoning', voor vergaderen.
6.2 Bouwregels
Bouwwerken | Goothoogte in m | Bouwhoogte in m | Inhoud in m3 | Oppervlakte in m2 | Dakhelling |
Recreatiewoning | Als bestaand | Als bestaand | Als bestaand | Als bestaand | Als bestaand |
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- het (al dan niet) tijdelijk gebruiken van een recreatiewoning als hoofdverblijf.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval worden gerekend:
- a. de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van het linielandschap van de Grebbelinie;
- b. zichtlijnen;
- c. het hoornwerk van de Grebbelinie;
- d. boomwallen;
- e. houtwallen;
- f. graften;
- g. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
9.2 Bouwregels
Op in deze gronden mag niet worden gebouwd.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het bepaalde in Artikel 17 is van toepassing.
Artikel 10 Waarde - Landgoed
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. instandhouding en versterking van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:
- 1. de paden-, lanen en groenstructuur;
- 2. cultuurhistorische waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en bijbehorende gebouwen, zoals koetshuizen,
- 3. waterpartijen, en
- 4. bijzondere landschappelijke elementen, en
- b. bos- en landbouw.
10.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in lid 10.1 bedoelde gronden uitsluitend toegestaan:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
- b. bestaande bebouwing waarvan de oppervlakte, goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels onder de voorwaarde dat door middel van een bedrijfs- of beheerplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de bouwwerken op grond van de overige bouwregels passen binnen de cultuurhistorische waarden van het landgoed als bedoeld in lid 10.1.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor een natuurkampeerterrein, mits:
- a. het landgoed ten minste 25 ha bedraagt;
- b. het natuurkampeerterrein ten hoogste 1 ha bedraagt;
- c. het aantal standplaatsen niet meer dan 25 bedraagt;
- d. centrale voorzieningen worden ingepast in bestaande bebouwing;
- e. is of wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende beplanting;
- f. de in lid 10.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het bepaalde in artikel 17 is van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Afwijkende maatvoering
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- a. goot- en bouwhoogte;
- b. oppervlakte;
- c. inhoud;
- d. afstanden en situering;
- e. afdekking van gebouwen,
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden en situering eveneens toegestaan.
12.2 Onderkeldering
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen en bedrijfsgebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
- a. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
- b. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
- c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.
13.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.
13.3 Parkeren
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Milieuzone - matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad
Binnen de aanduiding ‘milieuzone - matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad’ zijn de gronden (aanduiding gronden) tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de toekomstige drinkwatervoorziening.
Binnen de aanduiding ‘milieuzone - matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad’ zijn deze gronden tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de toekomstige drinkwatervoorziening en is het bepaalde in paragraaf 3.2 grondwaterbeschermingszones uit de provinciale Interim Omgevingsverordening van toepassing (van 10 maart 2021).
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
- a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
- d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits;
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
- 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- e. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijgebouwen bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijgebouw wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
- 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg, hetgeen te dient worden aangetoond aan de hand van een CIZ-indicatie;
- 2. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 80 m²;
- 3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
- 4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
- f. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
- 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg, hetgeen te dient worden aangetoond aan de hand van een CIZ-indicatie;
- 2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
- 3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 m;
- 4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 m te bedragen;
- 5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 15 m;
- 6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
- 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
- 8. bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
16.1 Procedure nadere eisen
Met betrekking tot de voorbereiding van het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
16.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 17 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Werkzaamheden
17.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
a | b | c | d | e | f | g | h | i | j | |
Gronden met de bestemming: | ||||||||||
Natuur | x | x | x | x | x | x | x | x | - | x |
Waarde - Landgoed | x | x | x | x | x | x | x | x | - | x |
x omgevingsvergunning vereist
- omgevingsvergunning niet vereist
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
- e. het aanleggen van onverharde wegen en paden;
- f. het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is;
- g. beplanting van houtgewas hoger dan 2,5 m ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
- h. het bebossen of beplanten van gronden;
- i. het winnen van bosstrooisel en mos;
- j. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Verduurzamen en herbestemmen Landgoed Prattenburg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Landgoed Prattenburg (Cuneraweg 420 in Rhenen) ligt in de gemeenten Veenendaal en Rhenen en is ruim 450 ha groot. Naast bebouwing (zoals een kasteel en koetshuis) bestaat het merendeel van het landgoed (circa 400 ha) uit bos. Daarnaast bestaat het landgoed uit park (circa 17 ha) en zijn er een aantal kleine heideterreinen. De overige oppervlakte (circa 30 ha) bestaat uit landbouwgrond. Het bos is opengesteld voor het publiek. Het bos grenst aan de westzijde aan Staatsbosbeheer, ten zuiden aan de bebouwde kom van Elst en ten oosten aan het Utrechts Landschap, Landgoed de Dikkenberg en Kwintelooyen. Op het landgoed zijn 19 Rijksmonumenten aanwezig.
Het landgoed heeft de volgende visie: 'op weg naar een natuurvolgend, maatschappelijk betrokken en op termijn (financieel) duurzaam Landgoed Prattenburg'. Hierbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
- Natuur (bos) en biodiversiteit staat voorop, zo ‘natuurvolgend’ mogelijk (nevendoelen zijn meer en beter bos, natuureducatie, natuurrecreatie,natuuronderzoek, nieuwe natuur en landschapselementen toevoegen);
- Gangbare landbouw omvormen naar een toekomstbestendige vorm;
- In stand houden van cultureel erfgoed (19 Rijksmonumenten) en archief -> energietransitie;
- Bijdragen aan een gezonde woon- en leefomgeving voor inwoners van de omliggende gemeentes;
- Leveren van gezond voedsel voor de gemeenschap;
- Zelfstandig in staat zijn om op termijn (voor volgende generaties) het beheer van het landgoed conform bovenstaande uitgangspunten mogelijk te maken – middels duurzame, maatschappelijk relevante en natuurinclusieve economische dragers.
Er zijn grote uitdagingen om de visie en doelstellingen te vertalen naar een haalbare exploitatie:
- Exploitatieresultaat Prattenburg is (al decennia) negatief waardoor er op termijn geen houdbaar model is voor het instandhouden van de (maatschappelijke en ecologische) functie van het Landgoed;
- Aanvullende economische dragers tot op heden duren lang om tot uitvoering te komen en dekken niet de benodigde tekorten;
- Ambitie (en maatschappelijke wensen) ten aanzien van natuurvolgende en toekomstbestendige duurzame inrichting en beheer van Prattenburg gaat verder dan momenteel economisch haalbaar;
- Beschikbare incidentele subsidies (bijvoorbeeld voor omvorming van landbouw naar natuur) helpen, maar dekken niet de benodigde investeringen, beheerskosten en waardedaling;
- Prattenburg streeft in dialoog met omwonenden, de lokale gemeenschap, overheden (gemeente en provincie) en (lokale) ondernemers naar duurzame, maatschappelijk gewenste en natuurinclusieve projecten ter ondersteuning van het realiseren van haar visie.
Landgoed Prattenburg heeft nu, passend bij de visie en doelstellingen en in samenwerking met Natuurbegraafplaatsen van Waarde, het plan opgevat om op een deel van hun gronden (circa 25 hectare) een natuurbegraafplaats in bestaand bosgebied te realiseren. Een groot deel van deze natuurbegraafplaats bevindt zich in de gemeente Rhenen. Het overige deel van de natuurbegraafplaats ligt in de gemeente Veenendaal. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan, betreft het deel van de natuurbegraafplaats die in de gemeente Rhenen ligt (zie figuur 2). Het betreft een oppervlak van netto 13,3 hectare aan natuurbegraafplaats. Ook wordt 4,5 hectare aan agrarische grond, aansluitend aan het bosgebied, omgevormd naar natuur waar ook natuurbegraven mogelijk wordt.
Daarnaast zijn er meer plannen voor verduurzaming en herbestemming van Rijksmonumenten op het landgoed. Het koetshuis heeft nu een woonbestemming. Hier komt een bredere maatschappelijke bestemming op, zodat hier ook ceremonies kunnen plaatsvinden (o.a. ten behoeve van de natuurbegraafplaats), evenals kleinschalige conferenties en vergaderingen, en er lichte horeca, recreatie en educatie mogelijk is. De kapschuur en de zonnepanelen (in de parkaanleg voor de verduurzaming van het kasteel en het koetshuis) worden bestemd. De voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool worden herbestemd tot erfgoedlogies (zie figuur 1, een goed leesbare overzichtskaart is opgenomen in Bijlage 1 Overzichtskaart plan van de toelichting).
Tot slot wordt, als compensatie, 5.190 m2 aan agrarische grond omgezet naar natuur (zonder daar natuurbegraven mogelijk te maken) en wordt 14,56 hectare aan bos-/natuur (zie figuur 27,1) verbeterd (opgewaardeerd).
Figuur 1: Overzichtskaart plan
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Landgoed Prattenburg (Cuneraweg 420 in Rhenen) ligt in het bosgebied ten westen van Veenendaal. Het plangebied voor de natuurbegraafplaats ligt aan de noordkant van het landgoed, ten noordwesten van het kasteel. Het plangebied van dit voorliggende bestemmingsplan betreft daarbij het zuidelijke deel van de natuurbegraafplaats, het deel in de gemeente Rhenen. In figuur 2 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven, m.b.t. de realisatie van de natuurbegraafplaats. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Ook maken twee houten schuren onderdeel uit van het plangebied, aan de oostzijde van de natuurbegraafplaats, in het bos. Deze schuren gaan dienen als ontvangstruimte, opslagruimte en als kantoor. Daarnaast maken het koetshuis, de voormalige Schapenschuur, de Zondagschool, de plek waar de zonnepanelen worden gerealiseerd en de plek waar de kapschuur wordt gerealiseerd onderdeel uit va het plangebied. Zie hiertoe de figuren 5 en 8. Tot slot vindt natuurcompensatie plaats, direct ten oosten van het plangebied voor natuurbegraven (zie figuur 14). Hier wordt agrarisch gebied omgevormd naar natuur, over een oppervlakte van 5.190 m2.
Figuur 2: Ligging en begrenzing plangebied te realiseren natuurbegraafplaats, waarbij voor dit voorliggende bestemmingsplan geldt dat het alleen om het plangebied gaat welke ligt in de gemeente Rhenen. Ook liggen het koetshuis, de voormalige Schapenschuur, de Zondagsschool, de kapschuur en de plek waar de zonnepanelen staan binnen het plangebied (zie figuren 5 en 8). De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan, is het plangebied exact weergegeven.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' (10 februari 2015). Ook geldt het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' (vastgesteld op 6 maart 2018). Het bosgebied waar het natuurbegraven plaats gaat vinden heeft de enkelbestemming 'Bos'. De agrarische gronden die worden omgevormd naar natuur en waar grotendeels natuurbegraven gaat plaatsvinden, hebben de bestemming 'Agrarisch'. De twee houten gebouwen, welke dienst gaan doen als ontvangstruimte en kantoor, zijn voorzien van een 'Bouwvlak'. Het koetshuis heeft de enkelbestemming 'Wonen' met de bouwaanduiding 'karakteristiek'. De plek waar de zonnepanelen worden gerealiseerd heeft de bestemming 'Agrarisch' en de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. Hier zal ook maximaal 2 keer per week geparkeerd (maximaal 40 auto's) worden, voornamelijk ten behoeve van natuurbegraven. De Schapenschuur en de Zondagsschool hebben de bestemming 'Bos'. De plek waar de natuurcompensatie plaatsvindt, heeft de enkelbestemming 'Agrarisch'.
Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde Landgoed'. Voor bijna het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor het zuidwestelijke deel (twee agrarische percelen) geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - middelhoge verwachtingswaarde', en voor het zuidelijke deel (inclusief o.a. de plek van het koetshuis en daar waar de zonnepanelen worden gerealiseerd) de gebiedsaanduiding 'overige zone - hoge verwachtingswaarde'.
In figuur 3 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' weergegeven.
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen', bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
De huidige enkelbestemmingen 'Bos' en 'Agrarisch' staan de aanleg en exploitatie van een natuurbegraafplaats niet toe. Ook passen de functies 'ontvangst en kantoor' niet binnen de bestemming 'Bos'. De functies ceremonies (zoals natuurbegraven en huwelijken), kleinschalige horeca, recreatie en educatie passen niet binnen de enkelbestemming 'Wonen' van het koetshuis. De kapschuur paste al wel binnen de regels van het bestemmingsplan. Hiervoor is reeds een vergunning verleend. Het in gebruik nemen van de Schapenschuur en de Zondagsschool als erfgoedlogies past niet binnen de bestemming 'Bos' en de realisatie van zonnepanelen past niet binnen de geldende bestemming 'Agrarisch'. De realisatie van de zonnepanelen is wel reeds met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt (uitgebreide procedure). Deze vergunning is inmiddels onherroepelijk. De realisatie van nieuwe natuur past niet binnen de bestemming 'Agrarisch'.
Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt de bestemming 'Bos' naar 'Natuur' in het bosgebied waar de natuurbegraafplaats wordt gerealiseerd, waarbij het plangebied een aanduiding 'Natuurbegraafplaats' krijgt'. Ook wordt het mogelijk dat de twee houten schuren gebruikt kunnen gaan worden als kantoor en ontvangstruimte, behorend bij de natuurbegraafplaats. Het koetshuis krijgt een bredere maatschappelijke bestemming en er wordt planologisch geregeld dat de Zondagsschool en de Schapenschuur als erfgoedlogies in gebruik genomen kunnen gaan worden. Tot slot wordt de natuurcompensatie planologisch mogelijk gemaakt en wordt op naar natuur om te vormen agrarische gronden, natuurbegraven mogelijk gemaakt.
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Verduurzamen en herbestemmen Landgoed Prattenburg' bestaat uit de volgende stukken:
- a. verbeelding;
- b. regels met bijlagen.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een achttal hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het principe natuurbegraven. In hoofdstuk 3 komt de planbeschrijving aan bod. In dit hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die uit het beleid volgen. Hoofdstuk 5 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 6 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 8 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Natuurbegraven En Nieuwe Functies Gebouwen
In dit hoofdstuk wordt het plan toegelicht. Hierin wordt o.a. ingegaan op de betekenis van natuurbegraven en wordt het inrichtings- en beheerplan toegelicht.
2.1 Natuurbegraven
Natuurbegraven gaat uit van verbondenheid van de mens met natuur en milieu. Natuurbegraven is de oudste en meest natuurlijke manier om een overledene te begraven. Natuurbegraven houdt in dat het lichaam op een organische manier wordt teruggegeven aan de aarde, in een daarvoor bestemd stuk natuur. Respect voor de overledene gaat hand in hand met respect voor natuur en milieu. Een natuurgraf wordt niet geruimd. Daarom betekent natuurbegraven eeuwigdurende rust in de schoonheid van de natuur. Alleen duurzame materialen die zonder problemen weer opgenomen worden door de natuur, vergezellen het lichaam. Dan zijn er geen zorgen meer over onderhoud en verdere verplichtingen. Want de natuur verzorgt het graf en de natuurbegraafplaats beheert de natuur. Een natuurgraf kan worden gemarkeerd door een schijf of sculptuur van onbewerkt hout van geringe afmetingen dat van nature in onze omgeving groeit. Ook een boom kan dienen als grafmarkering. Het natuurgraf is integraal onderdeel van de natuur.
Natuurbegraven is een fenomeen dat sinds 2010 in Nederland is ingetreden. In Engeland bestaat Natuurbegraven al 30 jaar, en daar heeft het nu een marktaandeel van 5% van het totaal aantal uitvaarten. Mensen die nu op het spoor zitten van cremeren, kiezen steeds vaker voor Natuurbegraven. Mensen die gericht zijn op de traditionele begraafplaats bij de kerk, kiezen minder snel voor het natuurbegraven, o.a. omdat er geen traditionele grafmonumenten mogen. Natuurbegraven vormt een aanvulling op het traditionele begraven. In Nederland heeft Natuurbegraven een marktaandeel van 1,6% op het totaal aantal uitvaarten.
2.2 Criteria Voor Natuurbegraven
De branchevereniging natuurbegraafplaatsen (BRANA) bewaakt de kwaliteit, continuïteit en profilering van natuurbegraven. Elke natuurbegraafplaats dient aan 7 criteria te voldoen om lid te kunnen worden van de branchevereniging. Deze 7 criteria zijn:
- De natuurbegraafplaats heeft een planologische dubbelbestemming of aanduiding;
- Zij heeft een vergunning van de gemeente om een begraafplaats te mogen exploiteren;
- Het is een particuliere onderneming die duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen herkenbaar in beleid en praktijk praktiseert;
- In het beleid staat de verbinding van de mens met de maatschappij, de natuur en de cultuur centraal. De ‘eeuwige grafrust’ maakt daar deel van uit;
- De organisatie werkt met een vastgesteld en toetsbaar natuurbeleidsplan;
- De organisatie is gecertificeerd als natuurbeheerder;
- De natuurbegraafplaats is aangesloten bij de LOB (Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen).
Bovenstaande criteria zijn nader uitgewerkt in een Brana gedragscode.
2.3 Grafdichtheid, Maatvoering, Inmeting En Onderhoud
Met het plan worden binnen het bestaande bosgebied maximaal 150 graven per hectare gerealiseerd en op de nu nog agrarische gronden (die worden omgevormd naar natuur) maximaal 500 graven per hectare. In voorliggend plan gaat het om een netto plangebied van 13,3 hectare in bestaand bosgebied waarbinnen begraven kan worden en 4,5 hectare op om te vormen agrarische gronden. Het aantal begrafenissen is in dit plan gemaximeerd op 90 per jaar. Deze uitgangspunten zijn geborgd in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Een graf zelf heeft een oppervlakte van 2 m2. De inmeting van graven vindt plaats met behulp van geavanceerde GPS-apparatuur en een speciaal voor Natuurbegraafplaatsen van Waarde (de exploitant) ontwikkelde app. Deze app kan tevens worden gebruikt door bezoekers bij de oriëntatie op een nieuw uit te zoeken graf of bij het bezoeken van een bestaand graf. Het centrum van een graf vormt het meetpunt. Richting (hoofd-voeten) wordt aangegeven met de windrichting (bijvoorbeeld 900). Nadat de plek met een cliënt is uitgezocht wordt het graf nogmaals nagemeten. De grafakte wordt vervolgens voorzien van de coördinaten.
In artikel 5 van het Besluit op de lijkbezorging staat dat boven de bovenste kist een laag aarde van minstens 65 centimeter moet zitten en tussen elke kist een laag aarde van 30 centimeter. Bij een hoge kist moet het gat dus wat dieper zijn. Een kist is tussen de 40 en 50 cm hoog, waardoor geldt dat voor een enkel graf een diepte van 105 - 115 cm nodig is.
Graven op een natuurbegraafplaats kennen geen onderhoud. Het graf wordt weer opgenomen door de natuur. Natuurbegraafplaatsen van Waarde verzorgd het bos- en natuurbeheer. Zo worden nabestaanden niet geconfronteerd met het onderhoud van graven en eventuele onderhoudskosten.
2.4 Grafrecht
Uitgangspunt is dat een eeuwig grafrecht wordt gegarandeerd. Er wordt hiertoe een 'kwalitatieve verplichting' vastgelegd in een notariële akte die staat ingeschreven in het kadaster. Deze akte bepaalt dat initiatiefnemer verplicht is om de natuurbegraafplaats en alle grafrechten in stand te houden en dat de rechtsopvolgers deze verplichting ook hebben.
2.5 Natuurbeheer
Ten behoeve van het plan voor realisatie van een natuurbegraafplaats in het bosgebied is een inrichtings- en beheerplan opgesteld (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan). Ditzelfde geldt voor het naturbegraven op de om te vormen agrarische gronden (zie van Bijlage 5 de regels van dit bestemmingsplan). Initiatiefnemer wordt gecertificeerd als natuurbeheerder bij stichting certificeren en Part-Ner. Het opgestelde inrichtings- en beheerplan kan hiermee uitgevoerd worden door de organisatie zelf. De ecologisch adviseur van Natuurbegraafplaatsen Van Waarde houdt hier toezicht op.
Om de kwaliteit te borgen wordt Natuurbegraafplaats Landgoed Prattenburg lid van de Branchevereniging Natuurbegraafplaatsen Nederland (Brana). Brana heeft een gedragscode vastgesteld voor echte natuurbegraafplaatsen (zie ook paragraaf 2.2). Toetreding als Brana-lid is mogelijk na het met goed gevolg doorstaan van een certificeringstoets, uitgevoerd door het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK). Brana beoogt de kwaliteit en continuïteit en daarmee de betrouwbaarheid en het duurzaam-maatschappelijk verantwoord ondernemen van natuurbegraafplaatsen te bevorderen. Het is een signaal naar cliënt, samenleving en overheid van zorgvuldige bedrijfsvoering.
2.6 Effecten Natuurbegraven Op Natuur En Milieu
In de provincie Gelderland heeft onderzoek plaatsgevonden naar de effecten van natuurbegraven op natuur en milieu. De onderzoekers (van bureau B-WARE) concluderen dat natuurbegraven beperkte effecten op natuur en milieu heeft. Er zijn geen risico's op verontreiniging met medicijnresten. Om risico's op negatieve effecten te verkleinen adviseren zij op grond van het onderzoek o.a. om:
- Natuurbegraven niet toe te staan in ongestoorde bodems;
- Een lage dichtheid van graven per ha te hanteren om te voorkomen dat er een hoge nitraatuitspoeling naar het grondwater optreedt;
- Er voor te zorgen dat de toplaag van de bodem wordt teruggebracht op het graf.
Daarnaast heeft Wageningen Environmental Research (voorheen Alterra) onderzoek gedaan naar de effecten van natuurbegraven op de natuur bij Natuurbegraafplaats Heidepol bij Arnhem. Conclusie van dit onderzoek is, dat natuurbegraven op het onderzochte terrein (Heidepol) geen significante effecten heeft op de vegetatie en de bodemchemie.
Omdat de indruk ontstond dat B-WARE iets voorzichtiger conclusies trok dan Wageningen Environmental Research, is een gesprek met beide organisaties gevoerd.
Tijdens dat gesprek zijn o.a. volgende conclusies getrokken:
- De grafdichtheid kan worden verhoogd van 50 naar 500 graven per ha (in het voorliggende plan geldt een maximale grafdichtheid van 150 graven per hectare voor het bestaande bosgebied), als tegelijkertijd die gebieden voor natuurbegraven worden uitgesloten waarvan het grondwater voeding geeft aan voedselarme natuurgebieden.
- Als oude bosbodems (1850) worden uitgesloten van natuurbegraven, zijn daarmee de ongestoorde bodems afdoende beschermd.
- Bij het bestemmingsplan moet een beheerplan van de natuurbegraafplaats worden overlegd waarin is aangegeven hoe met voorkomende beschermde soorten wordt omgegaan, zodat geen rode lijstsoorten of Natura-2000 soorten worden verstoord.
Hiermee kan worden geconcludeerd dat uit eerdere onderzoeken en deskundigenoordelen, geen directe beperkingen komen m.b.t. het voorliggende plan. Wel dient ecologisch onderzoek plaatst te vinden en dient aangegeven te worden hoe met voorkomende beschermde soorten wordt omgegaan. Dit is weergegeven in paragraaf 5.2 van de voorliggende toelichting.
2.7 Behoefte Aan Natuurbegraafplaats
Natuurbegraafplaatsen bestaan in Nederland sinds halverwege de vorige eeuw, maar in de afgelopen jaren heeft het begraven in de natuur een vlucht genomen. Op het moment zijn er steeds meer initiatieven voor nieuwe natuurlijke begraafplaatsen. Er zijn zeer diverse plannen, variërend van een natuurbegraafplaats op het terrein van een verlaten steenfabriek tot natuurbegraven in de duinen. Er is een groeiende groep mensen geïnteresseerd in natuurbegraven, maar veruit de meeste mensen kiezen voor cremeren. Ongeveer 65% van de mensen kiest voor crematie en begraven heeft een marktaandeel van 33% (in Rhenen ligt dit percentage hoger). Anderhalf procent kiest nu voor een begrafenis in de natuur.
Er is voldoende behoefte voor een nieuwe natuurbegraafplaats in dit gebied. Dit vanwege het concept, zoals geen onderhoud, eeuwigdurend grafrecht, unieke ligging en alleen eenmalige kosten. Daarnaast neemt het aandeel 65-plussers in de regio en landelijk flink toe. In 2035 is meer dan 30% van de bevolking 65 of ouder. Door deze ontwikkeling zal naar rato ook het aantal begravingen (en crematies) gaan toenemen.
Zowel de Landelijke Organisatie Begraafplaatsen (LOB) als de branchevereniging hebben onderzoek gedaan naar de toekomst van natuurbegraven. De Brana schat de potentie op 5%, terwijl de LOB heeft becijferd dat tien procent van de mensen interesse heeft. In Engeland, waar natuurbegraven al tientallen jaren bestaat, kiest ongeveer drie procent van de mensen voor deze vorm van begraven.
De term 'natuurbegraafplaats' is niet beschermd. In theorie kan iedere begraafplaats zich zo noemen. Met oog hierop en op het stijgende aantal natuurbegraafplaatsen en initiatiefnemers, zien wij het als een goede ontwikkeling dat er een branchevereniging is opgericht. De Brana bewaakt de kwaliteit, continuïteit en profilering van deze heel specifieke maatschappelijke voorziening.
Natuurbegraafplaats Landgoed Prattenburg zal een beperkte doch sterke groep aantrekken van mensen die bewuster met de natuur en dood bezig zijn.
2.8 Zorgvuldig Gekozen Plangebied Voor Natuurbegraven
Het plangebied voor de natuurbegraafplaats op het landgoed is zorgvuldig gekozen, op basis van de volgende aspecten:
- Ecologisch impuls -> De beoogde percelen kunnen een impuls gebruiken. Op het hele landgoed is er een omvorming in gang gezet van naaldhout naar een grotere variëteit aan loofbomen. Dit gedeelte is nog achtergebleven bij de rest van het landgoed. Andere delen van het bos zijn ecologisch waardevoller en ecologisch kwetsbaarder.
- Goede bereikbaarheid -> Het plangebied is goed bereikbaar via de Cuneraweg, en parkeren is hier goed op te lossen. Verder afgelegen gebieden zijn moeilijker bereikbaar en parkeren is niet of nauwelijks op te lossen.
- Nabijheid en gebruik van bestaande bebouwing -> Benodigde faciliteiten liggen in de directe nabijheid (op loopafstand) van het plangebied. Daardoor hoeft er niets te worden (bij)gebouwd aan kantoor/ontvangstruimte, maar wordt gebruik gemaakt van de huidige gebouwen. Hiermee krijgen deze (deels waardevolle monumentale gebouwen) een passende vervolgfunctie.
- Hetzelfde geldt voor parkeren, waarvoor deels de huidige parkeergelegenheden gebruikt kunnen worden.
- Daarnaast is er bij deze locatie op het terrein een schuur waar materieel zoals golfkarren en baarwagen gestald kunnen worden.
- Behoud bestaande structuur -> Het plangebied voor de natuurbegraafplaats heeft al een wat parkachtige structuur (niet de rechte lanen en paden van een productiebos) waardoor er minder ingrepen in de natuur nodig zijn om het stuk om te vormen. Dit houdt in dat bij de inrichting, en bij het gebruik als natuurbegraafplaats, gebruik kan worden gemaakt van de bestaande padenstructuur en er geen nieuw paden hoeven te komen.
- Invulling behoefte in twee gemeenten -> Het plangebied ligt op de grens van Veenendaal en Rhenen waardoor aan de grote behoefte van beide gemeenten voldaan kan worden voor een natuurbegraafplaats. Dit houdt in dat bij het plan de gemeente Veenendaal aansluitende grond gebruikt kan worden.
- Beleving van begraafplaats -> Op het landgoed is al een bestaande familiebegraafplaats. De natuurbegraafplaats komt naast de bestaande begraafplaats waardoor er voor bezoekers geen onderscheidt in beleving plaatsvindt.
- Geen gebruik van meer agrarische percelen van het landgoed -> Op de agrarische gronden zitten subsidiepakketten en er is geïnvesteerd in biologische landouw. Deze percelen zijn niet op korte termijn beschikbaar en geschikt voor de natuurbegraafplaats.
2.9 Nieuwe Functies Gebouwen
Het koetshuis, behorend bij het hoofdhuis, heeft momenteel de bestemming 'Wonen' in het geldende bestemmingsplan. Dit koetshuis krijgt in het voorliggende plan een bredere maatschappelijke bestemming, zodat hier ook ceremonies kunnen plaatsvinden. Dit betreffen ceremonies voor natuurbegraven, maar bijvoorbeeld ook huwelijksceremonies. Ook kunnen er kleinschalige conferenties en vergaderingen plaatsvinden en is er ruimte voor lichte horeca, recreatie en educatie. Het monumentale gebouw hoeft hiertoe niet aangepast te worden, en krijgt hiermee passende vervolgfuncties.
Figuur 4: Foto van het koetshuis
Ook twee houten schuren maken onderdeel uit van het plangebied, aan de oostzijde van de natuurbegraafplaats, in het bos. Deze schuren gaan dienen als ontvangstruimte, opslagruimte en als kantoor bij de natuurbegraafplaats.
Figuur 5: Kaart met situering gebouwen
2.10 Kapschuur
Er ligt reeds een plan voor de verduurzaming van het landgoed. Onderdeel is onder andere de bouw van de kapschuur met zonnepanelen voor het landgoedbedrijf, in de voormalige boomkwekerij van het landgoed. Deze zonnepanelen dragen tevens bij aan de verduurzaming van de rijksmonumenten Cuneraweg 426 (tuinmanswoning) en de oude werkschuur (monumentnummers 506995 en 507004). De schuur is reeds vergund en gebouwd. Dit plan regelt de compensatie.
De huidige werkschuur, eveneens een rijksmonument, wordt nu gebruikt voor het bosbouwbedrijf en voor het parkbeheer. De tegenwoordige machines van het bosbouwbedrijf zijn echter te groot voor de oorspronkelijke werkschuur. Daarom was deze nieuwe kapschuur noodzakelijk, waarbij de wens was om deze te realiseren op het deel van het landgoed waar oorspronkelijk de bomenkwekerij van het landgoed zich bevond. De kapschuur is zorgvuldig, landschappelijk ingepast in aansluiting op de bestaande heggen en zichtlijnen. Het is eveneens een functie die past bij de historie van deze plek. De schuur (15x10 meter) is vervaardigd van duurzaam hout van eigen landgoed. De kapschuur heeft ook belangrijke effecten op de verduurzaming van het park en de bedrijfsvoering van het bosbouwbedrijf (meer elektrische machines) door het uitvoeren van het dak met zonnepanelen. Deze zonnepanelen zullen worden aangesloten op de naastliggende tuinmanswoning (Cuneraweg 426) hetgeen eveneens een rijksmonument is. Daarnaast betreft de werkschuur een ruimte voor de toenemende groep tuin- en bosvrijwilligers. Hierdoor hebben ook zij een passende plek op het landgoed. Er hoefde op deze plek geen bos/natuur te wijken en de inrichting van het omliggende gebied hoefde ook niet gewijzigd te worden.
Figuur 6: Foto van plek waar de kapschuur inmiddels is gerealiseerd
Figuur 7: Concepttekening van de gerealiseerde kapschuur van hout
2.11 Erfgoedlogies In Voormalige Schapenschuur En In Zondagsschool
De voormalige Schapenschuur (zie figuren 8 en 10) en de Zondagsschool (zie figuren 8 en 9) op Landgoed Prattenburg betreffen twee Rijksmonumenten. Tegenwoordig worden er geen schapen meer gehouden op het landgoed en er wordt ook al lang geen bijbelonderwijs meer gegeven in de Zondagsschool (zie figuur 9). Om deze bijzondere gebouwen in stand te houden en meer beleefbaar te maken, worden deze geschikt gemaakt om in gebruik te nemen als erfgoedlogies. Dit betreft onderscheidende locaties waarbij overnacht of vergaderd kan worden in cultureel erfgoed.
Figuur 8: Weergave locaties van de diverse genoemde gebouwen en plekken
Figuur 9: De Zondagsschool, gebouwd in 1907 door mevrouw Van Asch van Wijck-Kneppelhout voor het geven van bijbelonderwijs van de (boeren)kinderen uit de buurt.
Figuur 10: De Schapenschuur
De ambitie is om deze kleine gebouwen zo min mogelijk aan te sluiten op het elektriciteitsnetwerk of riool, maar zoveel mogelijk off-grid/zelfvoorzienend te laten zijn en daarbij goed rekening te houden met de cultuurhistorische waarden. Het doel van de herbestemming is enerzijds een grotere bijdrage te leveren aan de beleving van het landgoed en het toeristische aanbod in de gemeente en anderzijds het genereren van extra inkomsten voor de duurzame instandhouding van dit bijzondere erfgoed.
2.12 Zonnepanelen In De Parkaanleg
Waarom zonnepanelen in parkaanleg en op welke locatie
In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt om de CO2-uitstoot in Nederland drastisch terug te dringen. Net als veel partijen, staat ook Landgoed Prattenburg voor deze opgave. Met een landgoed van ca. 450 hectare waarvan 400 hectare bos en 17 hectare monumentaal park levert het landgoed al een aanzienlijke positieve bijdrage aan de maatschappij in de vorm van CO2-opslag in bomen en bosgrond. Eveneens heeft het landgoed zich gecommiteerd aan klimaatbestendig bosbeheer. Niet voor niets is het bos dus FSC-gecertificeerd.
Aan de verschillende Klimaattafels zijn echter ook harde afspraken gemaakt. Vanuit de Klimaattafel Gebouwde Omgeving is de monumentensector aangehaakt. Ook de monumentensector wil dat monumenten zoveel mogelijk bijdragen door te verduurzamen, met als uitgangspunt het behoud van de cultuurhistorische waarden. Dit vraagt om maatwerkoplossingen. Niet alles is altijd mogelijk. Het doel is om een CO2-reductie van 40% in 2030 en 60% in 2040 te realiseren als gemiddelde over de gehele monumentenvoorraad in Nederland. De weg naar dat doel hebben de verschillende partijen vastgelegd in de 'Routekaart Verduurzaming Monumenten'. Naast het feit dat Landgoed Prattenburg al een grote bijdrage levert aan de CO2-opslag, staat het landgoed ook voor een grote opgave met betrekking tot het terugdringen van het energiegebruik en de energiekosten van onze monumentale gebouwen. Om dit terug te dringen en hierop te besparen zijn al verschillende stappen gezet. In 2019 heeft het landgoed een energiescan laten uitvoeren gefinancierd door het Restauratiefonds en uitgevoerd door Huis & Erfgoed Collectief. Uit deze scan blijkt onder andere dat gezien het monumentale karakter van het kasteel en koetshuis, verdere energiebesparende maatregelen als isolatie geen optie zijn zonder aantasting van de monumentale waarden. Er is inmiddels wel een luchtwarmtepomp geplaatst. Verder heeft het landgoed de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een pelletkachel en een biomassa-installatie. Hieruit is helaas gebleken dat de voordelen hiervan (energiebesparing) niet opwegen tegen de nadelen (uitstoot, storingsgevoeligheid, terugverdientijd). Het plaatsen van zonnepanelen op de monumentale gebouwen is veelal niet mogelijk zonder aantasting van het monumentale karakter. Aardwarmte is alleen effectief als de monumenten sterk geïsoleerd zijn, hetgeen maar beperkt mogelijk is op basis van de monumentale waarden. Na het doorlopen van deze stappen is het landgoed daarmee uitgekomen bij het plaatsen van zonnepanelen op de grond, binnen de parkaanleg. Dit gezien de afstand tot de gebouwen.
Het veld waar de zonnepanelen worden geplaatst (zie figuur 8) ligt buiten de oorspronkelijke historische tuin. Het is een ruime kamer aan drie zijden omsloten door gemengd bos dat tot nu toe geclassificeerd is als ‘bouwland’. Deze voormalige akker, die sinds 1956 doorkruist is door de Cuneraweg, is één van de lange akkers op het landgoed. In de huidige situatie is het een extensief gemaaid kruidenrijk gazon. Qua ligging, ten zuidwesten van het koetshuis, is het in de beleving en gebruik een duidelijk op zichzelf staande landschapskamer. Aan de noordoostzijde ligt één fysieke entree en een doorkijk vanaf het kasteel. De zuidwestzijde, tevens grens met de openbare weg en publiek toegankelijk Prattenburgs bos, is omsloten door een twee meter hoge, wintergroene haag. Zicht vanaf deze openbare weg (langzaam verkeer en bestemmingsverkeer) is enkel mogelijk, met enige moeite, vanaf de west hoek. Op dit veld staan drie speciale aangeplante bomen met de namen van kleinkinderen erbij. Deze bomen blijven uiteraard staan en zijn in het ontwerp mede richtinggevend. In de beleving en het gebruik, is het een omsloten kamer met een beperkte notie van het van oorsprong doorlopen van de kamer aan de andere kant van de Cuneraweg. Vanaf het pad bij het Koetshuis, passeer je deze plek richting kasteel en vervolg je je route. Er loopt geen pad door dit veld. Vanaf de begane grond in het kasteel, is er geen zicht op dit veld. Vanaf de eerste verdieping deels wel. Dit is tevens leefruimte van de bewoners.
Figuur 11: Veld waar zonnepanelen worden ingepast in de parkaanleg
Inrichtingsplan
Ten behoeve van het plan voor zonnepanelen binnen de parkaanleg, is een inrichtingsplan opgesteld. Dit uitgebreide plan (inclusief onderbouwing) is separaat bijgevoegd, als Bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan. Hierna volgt een beknopte beschrijving van dit inrichtingsplan.
Landschappelijke inpassing
De inpassing van zonnepanelen in een cultuurhistorisch waardevolle tuinomgeving is een zorgvuldige opgave. Een nu nog locatievreemde en industrieel ogende installatie, gaat op het eerste oog en zoals we deze parken tot nu toe ervaren en waarderen, niet goed samen. En toch, juist dit contrast én de realiteit van de energietransitie, is de opdracht voor een locatie-unieke inpassing, die recht doet aan de omgeving. In de uitwerking is speciale aandacht voor het ondersteunen van de biodiversiteit. De essentie van de ontwerpopgave is vormgeven van de relatie tussen de organische en natuurlijke parkvormgeving en de industriële vormgeving van de panelen tot een fraaie eenheid die logisch oogt én bijdraagt aan de verduurzaming van deze plek.
Onderbouwing van de locatiekeuze
De opgewekte energie is primair bestemd voor het koetshuis en het kasteel. De nabijheid van de panelen ten opzichte van de twee gebouwen is gewenst. De locatie is geschikt voor een goede opstelling ten opzichte van de zon. En er hoeft geen waardevol groen gekapt te worden. Een mooi detail is de recent aangeplante bomen met de namen van drie kleinkinderen. Het oog op de toekomst is op subtiele manier al gemarkeerd. Deze locatie, binnen de hekken, is bovendien al beschermd en beveiligd. Extra maatregelen zijn daarom niet nodig.
Omvang en opstelling van de energie opwek
Uit de berekeningen is gebleken, dat ca 180 panelen voldoende is voor de energievraag. Dit gaat over ca 4500 kWh opwek per jaar. Naar verwachting staan deze installaties er ca 25 jaar, voordat ze vervangen worden door mogelijk meer efficiënte panelen of andere oplossingen. De opstelling is zoveel mogelijk zuid georiënteerd. Een buiging richting zuidoost en zuidwest is wenselijk, omdat de opwek dan beter verdeeld over de dag wordt opgewekt. Het veld zelf is richting het westen georiënteerd. De hellingshoek is met deze oriëntatie idealiter ca 30 graden. Kijkend naar de combinatie licht, infiltratie en hoogte/zichtbaarheid van de panelen, is gekozen voor een hellingshoek van 25 graden en een hoogte boven maaiveld op het laagste punt van een halve meter.
Parkeren
Rond de zonnepanelen zal maximaal twee keer per week worden geparkeerd (maximaal 40 auto's), met name ten behoeve van natuurbegraven. Deze plek is relatief dichtbij gelegen, wat noodzakelijk is. Er hoeft op deze plek geen bos/natuur te wijken en de inrichting van het perceel hoeft voor het parkeren niet gewijzigd te worden. Ook betreft het een parkeerfaciliteit die relatief weinig wordt gebruikt. Het is een uitwijkmogelijkheid bij beperkte beschikbaarheid van parkeerterrein 'Groene Entree Prattenburg'. Daarbij dient deze parkeergelegenheid voor mindervaliden om nabij het koetshuis te kunnen parkeren. Parkeren vindt slechts plaats op het gazon, hiervoor zullen geen verhardingen gerealiseerd worden.
Visie en landschappelijke Inpassing
De visie voor deze opgave is, aanvullende op de ruimtelijke uitgangspunten, het zoeken naar het logisch samengaan van een natuurlijke parkomgeving met organische overgangen en de industriële uitstraling van de zonnepanelen.
Het ontwerp is een ensemble van twee keer drie banen met zonnepanelen en een rond lopende, gemengde haag als achterwand van de panelen. Deze ronde vorm is een architectonische toevoeging in de landschapskamer, die verder in tact blijft. Dit sluit goed aan bij de visie van Vicky van Asch van Wijck, die het park sinds 1984 met kunst- en architectonische elementen heeft verrijkt. Naar buiten toe, loopt de haag iets af om een meer geleidelijke overgang met de omgeving te creëren. Aan de zichtkant van de haag, vanaf het Koetshuis gezien, komt een 7 tal lagere sierbeplanting, om de grote lengte van de haag visueel te breken. De zichtlijn vanaf het kasteel op het achter lichtende bos blijft zo veel mogelijk in takt.
De zonnepanelen worden in twee keer drie banen uitgevoerd (zie figuur 12). Eén baan heeft 30 (2x15) panelen. Hierdoor blijven ze relatief laag (zie figuur 13) en kan er ruimte gemaakt worden tussen de banen. Dit zorgt voor enig licht en water op de grond. Bovendien voorkomt dit een te groot oppervlakte aan aaneengesloten glas. De twee delen worden iets van elkaar gedraaid. Dit vanwege het draaien van de zon en daarmee meer efficiënt opwekken van de energie in relatie tot de hellingshoek. Bovendien zorgt dit voor een meer logische eenheid met de rond lopende haag.
Figuur 12: Inrichtingsplan zonnepanelen in parkaanleg
Figuur 13: Doorsnede inrichtingsplan zonnepanelen in parkaanleg
Omgevingsvergunning
Voor de realisatie van het zonneveld is reeds een omgevingsvergunning verleend (uitgebreide procedure). Deze vergunning is inmiddels onherroepelijk.
2.13 Natuurcompensatie
Direct ten oosten van het plangebied voor natuurbegraven, vindt natuurcompensatie plaats. Hier wordt een agrarisch gebied van 5.190 m2 omgevormd naar nieuwe natuur. Deze compensatie vindt plaats ter hoogte van het oranje gearceerde gebied, zoals weergegeven in figuur 13. De natuurcompensatie vindt plaats omdat het natuurbegraven, de realisatie van de kapschuur en de realisatie van de panelen en het mogelijk maken van parkeren rond de panelen in gebied plaastvindt welke is aangewezen als 'Natuurnetwerk Nederland (NNN)'. De natuurcompensatie vindt plaats in aansluiting aan bestaand NNN-gebied. Het natuurcompensatieplan is opgenomen in Bijlage 4 van de regels van dit bestemmingsplan. Ook wordt nog eens extra 14,56 hectare aan bestaand bosgebied/natuurgebied verbeterd/opgewaardeerd. Dit betreft een gebied aan de zuidoostkant van het landgoed. Dit betreft een gebied met overwegend naaldhout welke wordt gediversificeerd. Dit plan is nader toegelicht in Bijlage 5 van de regels van dit bestemmingsplan.
Figuur 14: Binnen het oranje gearceerde gebied, vindt natuurcompensatie plaats
Hoofdstuk 3 Nadere Planbeschrijving Natuurbegraven
3.1 Inleiding
Het plangebied van Natuurbegraafplaats Prattenburg ligt aan de noordkant van het landgoed, ten noordwesten van het kasteel. Het plangebied van de natuurbegraafplaats heeft landschappelijk gezien unieke eigenschappen ten opzichte van andere bestaande natuurbegraafplaatsen, zoals bijzondere hoogteverschillen en de historische rijkdom in de omgeving. Het plangebied op het landgoed ligt op de overgang van de stuwwal (Grebbeberg) met bossen naar het meer open en lager gelegen veengebied rond Veenendaal.
De volgende paragrafen gaan met name in op de historie, de landschappelijke, natuurlijke en archeologische eigenschappen van het bosgebied, waar de natuurbegraafplaats wordt gerealiseerd. Dit omdat hier de fysieke maatregelen plaatsvinden. Hierbij wordt met name ingegaan op het natuurbegraven in het bestaande bosgebied. Met het voorliggende plan wordt ook natuurbegraven mogelijk gemaakt op om te vormen agrarische percelen. Hier wordt in paragraaf 3.5 nader op ingegaan.
Figuur 15: Historische kaart 1922: reliëf goed herkenbaar op deels nog woeste gronden
Figuur 16: Historische kaart van 1950: grootschalige bosaanplant na WOII
Figuur 17: Historische kaart van 1980: stedelijke ontwikkelingen Veenendaal en aanplant van meer bos
3.2 Historische Ontwikkeling Van Het Plangebied In Het Bos Voor Natuurbegraven
Het landgoed wordt voor het eerst in 1474 genoemd als een boerderij met landerijen, wanneer het onder de naam 'Grootveld' wordt verkocht. Wanneer de boerderij precies werd vervangen door een buitenplaats met de naam 'Prattenburg' is onbekend.
Rond het kasteel
De buitenplaats Prattenburg dateert in zijn huidige opzet grotendeels uit de 19e eeuw. In de aanleg zijn laanstructuren aangebracht. De historische tuin- en parkaanleg -in landschapsstijl- kwam aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw tot stand. Het park rondom het kasteel werd in 1896 door Otto Schulz ontworpen en aangelegd. Leonard Springer heeft in 1922 de omgeving van het huis verfraaid door de aanplant van veel bloeiende heesters. Omstreeks 1901 werden twee natuurlijke vennetjes vergraven tot één grote, diep gelegen slingervijver die omgeven wordt door rododendrons en waarvan Hendrik Copijn de ontwerper geweest moet zijn.
Bos, heide en vennetjes
Net buiten de kern van het historische ensemble ligt het plangebied voor natuurbegraven. In het begin van de vorige eeuw bestond het terrein uit zandkopjes en heidebegroeiing. In de eerste helft van de vorige eeuw bleef het terrein voornamelijk begroeid met heide en ruigte, maar geleidelijk aan werden stroken beplant met bos. Deze liggen voornamelijk in het noorden en aan de oostrand van het plangebied. Een deel van deze aanplant werd ook weer gerooid rond de oorlog en jaren ’50 (tijd van de wederopbouw en grote houtbehoefte). De bosstrook aan de oostgrens van het plangebied bleef bos. Geleidelijk aan verboste het hele plangebied. Uitgezonderd een laagte aan de westkant van het plangebied en een laagte in het centrum van het plangebied. Vermoedelijk oude vennetjes. De ontwikkeling van het landschap in het plangebied voor natuurbegravenstaat dus enigszins los van de ontwikkelingen in het gebied rond het huis. Esthetiek was rond het huis een leidend thema. Het plangebied voor natuurbegraven was ook van functioneel belang.
Huidig landschapsbeeld
Het huidig landschapsbeeld bestaat voornamelijk uit bos, gelegen in Natuurnetwerk Nederland (NNN). De twee lagere delen in het plangebied voor natuurbegraven (westgrens en in het centrum) zijn de twee meer open delen in dit bosgebied. In het bos zijn de volgende bossferen te onderscheiden:
- Bosbeeld van grove den, eik en berk met natuurlijke verjonging.
- Bosbeeld van grove den en berk met nauwelijks ondergroei.
- Bosbeeld van Amerikaanse eik en grove den.
- Bosbeeld van jonge klimaatbestendige aanplant.
- Afwisselend bosbeeld van loof-en naaldhout en heide (westrand gebied).
- Rabatten in noordzijde van het plangebied.
Deze bosbeelden worden doorkruist door onverharde paden. Aan de kant van de Cuneraweg bestaat nog een kort (historisch waardevol) beukenlaantje. Het hele plangebied kent interessante hoogteverschillen die door de natuur en de mens zijn gevormd. Vanwege de bodemtypes Veldpolzolgrond en Duinvaaggrond is het plangebied een geschikte groeiplaats voor een Vochtig Berken- en Zomereikenbos. In het midden van het plangebied zijn nog enkele rabatten aanwezig. Dit zijn zijn ondergewaardeerde, essentiële ecologische doorgangen. Ook maken rabatten het landschap leesbaar, ze zijn namelijk alleen te vinden op natte bodems. 'Rabatten zijn bomenrijen op een verhoogde, lange wal waarlangs greppels lopen voor de ontwatering. Een rabattenbos is een authentiek Nederlands landschapselement, aangelegd ter ontsluiting van (te) natte 'goor' gebieden'. Vanaf de negentiende eeuw tot in de jaren dertig van de vorige eeuw zijn talloze productiebossen zo aangelegd.
Figuur 18: Ligging plangebied voor natuurbegraven in bestaande natuur (NNN-gebied) met beheertype 'vochtig heide en productiebos'
Archeologie, WOII en Grebbelinie
In opdracht van KSP Archeologie heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek (2020) uitgevoerd voor het plangebied natuurbegraven landgoed Prattenburg (zie paragraaf 5.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan). Tijdens een verkennend booronderzoek is door KSP-archeologie vastgesteld dat er binnen het plangebied diverse opvallende structuren aanwezig waren die in verband kunnen worden gebracht met militaire activiteiten uit de Tweede Wereldoorlog (zie paragraaf 5.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan). Door het aantreffen van deze resten is er besloten een aanvullend bureauonderzoek uit te laten voeren naar enkel de archeologische resten uit de oorlogsjaren.
- Binnen en rondom het plangebied bevinden zich verdedigingswerken van een artilleriesteunpunt van één van de meest bekende en belangrijkste Nederlandse verdedigingslinie uit de oorlog, de Grebbelinie, of Valleistelling, zoals de linie in 1939-1940 werd aangeduid en de resten van een Duitse Flakstellung (luchtafweerstelling).
- Het artilleriesteunpunt omvatte drie batterijen (1e, 2e en 3e) van de eerste afdeling van het 4e Regiment Artillerie (I-4RA) en bestond uit simpele veldversterkingen, al voor het uitbreken van de oorlog volledig gevechtsklaar gemaakt. De kanonnen stonden in de vuurposities, de loopgraven waren versterkt en de munitie stond uitgepakt paraat voor direct gebruik bij een mogelijke aanval. Vanuit deze vuurstellingen is tijdens de meidagen vuur afgegeven op het front nabij Veenendaal in het noorden en later vlak voor het terugtrekken ook op de Grebbeberg in het zuiden.
- Binnen het plangebied ligt verder een Duitse zware Flakstellung (luchtafweerstelling), die waarschijnlijk eind 1944 is aangelegd. Het gaat om een stelling voor zwaar luchtafweergeschut met een kaliber van 8,8 cm. In totaal bouwde de bezetter drie beddingen waarin een dergelijk kanon kwam te staan en een kleinere bedding voor lichter luchtdoelgeschut om de stelling tegen laagvliegende of aanvallende vijandelijke jagers te beschermen.
De bouw van de stellingen en het gebruik hiervan hebben tijdens de mobilisatie en de oorlogsjaren een aanzienlijke hoeveelheid sporen achtergelaten in het bodemarchief en in het landschap. Nagenoeg alle sporen zijn vandaag de dag nog met het blote oog aan het maaiveld zichtbaar. Het gaat vooral om resten van de hier aangelegde verdedigingswerken. Beide complexen (Nederlandse artilleriesteunpunt en een luchtafweerstelling uit de bezettingsperiode) kennen specifieke structuren die grotendeels volgens militaire voorschriften in het landschap zijn ingepast en aangelegd.
Voor het Nederlandse artilleriesteunpunt geldt dat er resten van vuurstellingen, loopgraven (met daaraan munitienissen, wapenopstellingen, observatieposten en schuttersnissen), (munitie)opslagplaatsen, versperringen en afvalkuilen aanwezig kunnen zijn. Binnen het plangebied geldt voor de Duitse Flakstellung dat er mogelijke resten van de open beddingen (Feuerstelle), Deckungslöcher (eenmansgaten), munitieopslagen, MG-Feuerstelle (mitrailleursnesten), hulzenputten, afvalkuilen en versperringen aanwezig kunnen zijn. Voor beide complexen geldt dat het verwachte vondstmateriaal uit constructiemateriaal (hout, plaggen, metaal etc.), militaire uitrustingsstukken, voorwerpen, wapenonderdelen en persoonlijke voorwerpen van de militairen of civiele gebruiksvoorwerpen kan bestaan. Daarnaast is het mogelijk dat in de verwachte structuren achtergebleven of gedumpt militair/civiel materiaal aanwezig is dat hier bij het verlaten en ontmantelen van de posities is ingegooid.
Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied sprake is van goed bewaard gebleven archeologische vindplaatsen uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat daarnaast om bijzondere complexen die als geheel intact en visueel in het landschap aanwezig zijn. Zeker artilleriesteunpunten die tijdens de meidagen van 1940 een rol hebben vertolkt zijn elders langs de Valleistelling na de gevechten verwijderd of grotendeels verstoord. Er is geadviseerd om de bekende structuren (vindplaatsen) daarom intact te laten en deze in situ te bewaren, met uitzondering van de zone die als bouwlocatie is aangeduid. Wanneer het niet mogelijk is de vindplaatsen in situ te bewaren, wordt bij bodemverstorende activiteiten aanbevolen om vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (protocol IVO-P) met een mogelijke doorstart naar een opgraving. Op basis van dit onderzoek is het mogelijk inzicht te krijgen in de aanwezigheid van archeologische resten en de aard, ruimtelijke spreiding, diepteligging, conservering en gaafheid hiervan.
Er is tevens geadviseerd (zie ook paragraaf 5.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan) om het artilleriesteunpunt en de aan het maaiveld zichtbare resten van de Flakstellung te beschermen en beter zichtbaar en beleefbaar te maken door lage begroeiing bij te houden en waar dit mogelijk is te verwijderen. Dit dient dit zonder zware bosbouwmachines te gebeuren vanwege het risico op aantasting. Ook het rooien van bomen is onwenselijk vanwege de grote verstoringen die hierbij optreden. Zie figuur 19 voor een weergave op kaart.
Figuur 19: Archeologische verwachtingskaart met relicten WOII en onderzoeksgebied
Ecologie
Voor het grootste deel bestaat het plangebied voor natuurbegraven uit het beheertype N16.01 'Droog bos met productie'. Daarnaast is ook het beheertype N06.04 'Vochtige heide' aanwezig (zie figuur 16). Bekend is dat er dassenburchten aanwezig zijn binnen het plangebied. Ook zijn er waarnemingen bekend van de sikkelsprinkhaan, wat een zeldzame soort in Nederland is.
Er is een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Econsultancy (zie paragraaf 5.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan). De belangrijkste conclusies zijn:
- Met de voorgenomen activiteiten dient voorkomen te worden dat dassenburchten worden vergraven, en dient voorkomen te worden dat verstoring van dassen plaatsvindt ter plaatse van de burchten. Door binnen een zone van 25 meter rondom de burchten geen natuurbegraven te laten plaatsvinden, wordt het vergraven van dassenburchten voorkomen. Machinaal graven met een minigraver zorgt voor een relatief grotere verstoring dan enkel menselijke activiteit. Machinaal graven, met uitzondering van volledig elektrische machines, dienen daarom niet plaats te vinden binnen 50 meter van dassenburchten. In de zone tussen 25 meter en 50 meter van dassenburchten kan wel begraven worden, maar dient het graf handmatig of met volledig elektrisch graafmateriaal gegraven te worden.
Figuur 20: Bestaande dassenburchten inclusief zone (25 en 50 meter) eromheen (bron: Econsultancy)
- Er vindt gedurende meerdere jaren vaak verschuiving plaats van de ligging van de dassenburchten. Het is daarom van belang om minimaal eens in de 3 jaar de ligging van de dassenburchten opnieuw te inventariseren door een deskundige op het gebied van dassen. Zo wordt voorkomen dat op de lange termijn alsnog een burcht vergraven of verstoord wordt. Als uit de inventarisatie naar voren komt dat een burcht niet meer functioneel is, hoeft de voorgestelde bufferafstand bij de betreffende burcht niet meer gehanteerd te worden.
- Jaarrond beschermde nesten van roofvogels zijn op de onderzoekslocatie tijdens geen van de veldbezoeken aangetroffen. Indien er op de lange termijn (her)vestiging van een jaarrond beschermde soort plaatsvindt wordt verstoring van een broedgeval door de tijdelijke ingreep (graafwerkzaamheden) en activiteiten (ceremonie) niet verwacht. Ten aanzien van algemene soorten dient in het broedseizoen voorkomen te worden dat nesten van algemene soorten worden verstoord of beschadigd.
- Ten aanzien van mogelijk aanwezige reptielen en rugstreeppad dient de strooisellaag op de graaflocaties altijd handmatig verwijderd te worden. Indien mogelijk wordt geadviseerd om de graven, die in de winterperiode worden gegraven, in het actieve seizoen van hazelworm vrij te maken van de strooisellaag. Verder dient in het kader van de algemene zorgplicht zorgvuldig gehandeld te worden om negatieve gevolgen voor algemene amfibieën en reptielen te voorkomen.
- Ten aanzien van de ligging van het plangebied in Natuurnetwerk Nederland is een Natuurvisie opgesteld. De Natuurvisie landgoed Prattenburg (zie Bijlage 12) heeft als doel om uit te werken op welke wijze de voorgenomen plannen gerealiseerd kunnen worden binnen de huidige wetgeving voor het Natuurnetwerk Nederland binnen de provincie Utrecht. Hierin is opgenomen op welke wijze de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied kunnen worden versterkt en wat de functie van het compensatiegebied binnen deze plannen is. Hierin zijn de effecten op het Natuurnetwerk Nederland beschreven en is aangegeven dat compensatiegebied (realisatie van nieuwe natuur) dient te worden gerealiseerd.
Daarnaast heeft Econsultancy specifieke adviezen gegeven met betrekking tot inrichting en beheer met ecologische meerwaarde (in de bestaande natuur) van het plangebied. Een manier om het Natuurnetwerk binnen het plangebied te verbeteren is door inrichtings- en beheersmaatregelen te treffen voor de desbetreffende doelsoorten van het gebied. Voor dit advies van Econsultancy wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van het inrichtings- en beheerplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Dit advies heeft daarmee mede ten grondslag gelegen aan het opgestelde inrichtings- en beheerplan.
Recreatie en ontsluiting
In het plangebied liggen momenteel meerder (onverharde) wandelpaden waarover recreanten het landgoed en de omliggende natuur bezoeken. Het is de bedoeling om deze paden grotendeels te gebruiken om het gebied beleefbaar te houden en de natuurbegraafplaats te ontsluiten. Het betreft bospaden die aantakken op het gedeelte van het landgoed om het kasteel en op de omliggende (bos)percelen. De paden liggen deels in een stiltegebied (Bestemmingsplan Buitengebied Veenendaal) welke functie voor de toekomst behouden dient te blijven. In de kern van het plangebied worden enkele openbare paden wel afgesloten (zie afbeelding 39 uit het inrichtings- en beheerplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan). Deze paden blijven alleen toegankelijk voor bezoekers van de begraafplaats. Dit om rust te creeëren, ook voor de das.
3.3 Uitgangspunten Inrichting Plangebied Natuurbegraven In Het Bosgebied
Uit de landschapsanalyse, veldbezoek, ecologisch- en archeologisch onderzoek zijn uitgangspunten naar voren gekomen voor de toekomstige inrichting, het gebruik en het beheer van het plangebied voor natuurbegraven. Daarnaast zijn er vanuit het Landgoed Prattenburg en vanuit Natuurbegraven van Waarde enkele uitgangspunten naar voren gebracht. De belangrijkste uitgangspunten zijn hierna weergegeven:
- Als uitgangspunt worden er maximaal 150 graven per hectare gerealiseerd, verspreid over enkele tientallen jaren.
- Het aantal begrafenissen per jaar is gemaximeerd op 90. Het gemiddelde aantal begrafenissen per jaar ligt aanmerkelijk lager.
- De graven zijn ongeveer 1,30 meter diep en hebben een oppervlakte van maximaal 1 bij 2 meter.
- De graafwerkzaamheden hebben betrekking op maximaal 5% van het plangebied.
- Er worden geen blijvende gedenkelementen geplaatst op de graven.
- Er worden geen bomen gekapt of nieuwe paden aangelegd voor de natuurbegraafplaats.
- Er wordt geen nieuwe bebouwing geplaatst in natuurgebied, de bestaande bebouwing wordt gebruikt voor bijvoorbeeld diensten.
- Locaties met resten en structuren uit de WOII-periode behouden in situ en niet natuurbegraven.
- Artilleriesteunpunt en de aan het maaiveld zichtbare resten van de Flakstellung beschermen en beter zichtbaar en beleefbaar maken door lage begroeiing bij te houden en waar mogelijk te verwijderen.
- Betreffende ecologie de dassenburchten beschermen en qua inrichting en beheer aansluiting zoeken bij de doelsoorten.
- Ter hoogte van de aanwezige vennen en heiderelicten wordt niet begraven.
Er wordt bij het begraven alleen gebruikt gemaakt van vergankelijke onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting zijn niet toegestaan, enkel een gedenkteken van vergankelijk natuurlijk materiaal. Ook zijn geen verharde paden toegestaan.
Binnen de genoemde kwetsbare gebieden mag er niet begraven worden, wat is geborgd in het inrichtings- en beheerplan en in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Er blijft een gebied van netto 13.3 hectare over binnen het bosgebied waarbinnen begraven kan worden.
3.4 Inrichtings- En Beheerplan Bosgebied
Ten behoeve van de realisatie van de natuurbegraafplaats binnen het bosgebied is een inrichtings - en beheerplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in de bijlagen, Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan. Het inrichtingsplan beschrijft uitgebreid de inrichting van de natuurbegraafplaats en de te nemen beheermaatregelen. In deze paragraaf volgt een beknopte toelichting. Belangrijk is dat voor het voorliggende bestemmingsplan, alleen het zuidelijke deel van het plangebied voor natuurbegraven (het deel in de gemeente Rhenen) onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan. Het beheerplan is opgenomen in hoofdstuk 4 van het inrichtings- en beheerplan.
Figuur 21: Overzichtstekening (met legenda) inrichtings- en beheerplan Natuurbegraafplaats Landgoed Prattenburg. Een goed leesbare versie van de overzichtstekening en de legenda, is opgenomen in het inrichtings- en beheerplan, zoals bijgevoegd als Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan
Visie op de toekomst
Natuurbegraven kan bijdragen aan het ontwikkelen van een gebied waarin het aangenaam vertoeven is en een interessante beleving vormt voor de bezoeker. De inrichting van Natuurbegraafplaats Landgoed Prattenburg maakt optimaal gebruik van de natuurlijk potentie om de plek zowel voor mens als plant en dier optimaal in te richten. Ingrepen zijn subtiel, maar effectief en bedoeld om eeuwigdurende waardevolle natuur te realiseren met behoud van archeologische en cultuurhistorische relicten. Een gemengd bos waar ruimte is voor zowel naald- als loofhout. Met doeltreffende inrichtings- en beheermaatregelen wordt de potentie van de bestaande natuurbeheertypes en landschap optimaal benut. Hierdoor ontstaat een zonering in zowel natuur, beleving als ontsluiting van de begraafplaats. Het centrale deel in Rhenen is met name bestemd voor natuur en rust, en aan de zuidkant zijn met name de cultuurhistorische relicten te vinden en wordt de aansluiting gezocht met het landgoed. Aan de noordzijde in Veenendaal (buiten het plangebied van dit voorliggende bestemmingsplan) is meer ruimte voor natuurbegraven en wandelpaden.
Ondergrond nodigt uit tot variatie in het bos
In hoofdzaak worden en maatregelen getroffen om de natuurlijke ondergrond herkenbaarder en beleefbaarder te maken met ecologische meerwaarde. De inrichting voor de gehele natuurbegraafplaats is gebaseerd op de natuurlijke variatie die in de ondergrond aanwezig is. De bodemopbouw bepaalt de beplantingskeuze en het bosbeheer waardoor variatie in de bosopbouw en de beleving van het bos ontstaat. Hierdoor wordt het oriënteren van de recreant ook gemakkelijker. In hoofdzaak wordt ingezet op een soortenrijker inheems (loof)sortiment wat past op de zandige ondergrond in het grootste deel van het plangebied. Hierin worden nuances aangebracht op basis van het reliëf wat aanwezig is. De locaties van de verschillende maatregelen zijn ook op de inrichtingstekening (figuur 17) weergegeven en worden hierna toegelicht.
Droog productiebos: met natuurbegraven
In het grootste deel van het plangebied is droog productiebos aanwezig. Deze delen worden gevarieerder gemaakt met ecologisch meerwaarde. Dit wordt gedaan door nieuwe bomen en struiken aan te planten. Oude bomen blijven staan en de bosbessen als onderlaag vormen een waardevol groen tapijt van het bos. Hierdoor ontstaat een halfopen bos met doorzichten op korte afstand. Op langere afstand ontstaat een dicht en divers bos. Deze maatregelen hebben als doel de natuur te versterken en bieden deze delen ruimte voor natuurbegraven.
Droog productiebos: versterken herkenbaarheid en beleefbaarheid relief (hoogtes).
In het plangebied is nog kenmerkend microreliëf aanwezig. Deze delen van het plangebied worden versterkt met nieuwe bomen en struiken om lokaal een gemengd dicht bos te creëren. Hier is zowel ruimte voor (bestaand) naaldhout als loofhout. Op de hogere delen wordt het bos juist zo beheerd dat het dichter wordt en de hoogtewerking van de zandkoppen versterkt. Hier worden tevens heestersoorten aangeplant die wintergroen zijn of al vroeg in het jaar een dicht beeld hebben. In de zones met opgaand reliëf is het niet gewenst om te begraven. De zones voor begraven liggen er juist tussenin wat een geborgen effect geeft. In het gebied met het meeste reliëf liggen daarnaast de dassenburchten waardoor hier alleen op plekkenkan worden begraven als dit echt ecologisch mogelijk is.
Droog productiebos: versterken herkenbaarheid en beleefbaarheid relief (laagtes)
Het streefbeeld van het bostype in de laagtes kent bijna alleen maar onderbegroeiing om een divers karakter voor de natuur en recreant te realiseren. Hier is het juist de bedoeling om de bosopslag te verwijderen. Deze delen zullen van nature ook natter zijn dan het hogere reliëf.
Droog productiebos: versterken beleving open plekken
De open ruimtes zijn momenteel al gekoppeld aan de paden en wandelaars kunnen deze zien vanaf de paden. Ze liggen ook in de buurt van de natste en laagste delen. Deze drie ruimtes dienen open te blijven voor een diverse bosbeleving en ecologische meerwaarde. Het beheer zo ingesteld dat oude bomen mogen blijven staan en de bosbes blijft zo tapijt van deze ruimte. Rondom deze open zones ontstaan geleidelijke overgangen van bos naar openheid met heesters (mantel-zoom) en grassen die weer goed leefgebied geven voor levendbarende hagedissen.
Vochtige heide: versterken herkenbaarheid en beleefbaarheid
De twee natste en meer open heidedelen (gemeente Rhenen) van het terrein zullen nog meer versterkt worden volgens het geldende beheertype. Dit door de bosopslag te verwijderen en slechts enkele berken te laten staan ten behoeve van het Groentje. Het heideblauwtje en heidesabelsprinkhaan profteren van de aanwezigheid van deze heide. Daarnaast is het van belang om kleinschalig en handmatig te gaan plaggen. Hierdoor ontstaan schrale situaties en verschillende successiestadia van heide naast elkaar. Door het plaggen te faseren ontstaan er verschillen in vegetatiestructuur, hetgeen waar de heidesabelsprinkhaan van profiteert. Deze soort heeft namelijk zowel lagere als hogere vegetatie voor overleving nodig.
Figuur 22: Zoneringskaart
Cultuurhistorie als inspiratie beheer en inrichting
Heesterranden rationele bospercelen
De percelen bos zijn van oudsher rationeel en rechtlijnig opgezet in tegenstelling tot het organisch ontworpen deel van het landgoed. Op deze voormalige perceelsgrenzen en aan de buitenste randen van het plangebied wordt deze structuur weer versterkt. Door de randen (overgangen) te gaan beheren ontstaan lange rechte lijnen van struweel die het plangebied laten aansluiten op de omgeving en meer beschutting en privacy bieden voor mens en natuur. Het zijn als het ware landschapselementen in het bos die meerwaarde voor mensen en natuur bieden. Dit doordat ze een variatie herbergen aan soorten en structuren met een gradiënt van kruiden (zoom) naar heesters (mantel) en het aanliggende bos.
Rabattenstructuur beheren: ecologische meerwaarde
In het noorden van het plangebied in de gemeente Veenendaal (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan) zijn nog rabatten aanwezig. Deze worden (net zoals de heesterranden) zo beheerd dat er rechtlijnige beplantingselementen ontstaan. Deze hebben binnen het bosvak een ecologische meerwaarde en verhogen de dichtheid van het bos en daarmee privacy.
WOII-relicten beter herkenbaar en beleefbaar maken
De aan het maaiveld (zichtbare) resten van het artilleriesteunpunt en de Flakstellung worden beter beschermd, herkenbaar en beleefbaar gemaakt. Door lage begroeiing (inclusief opschot bomen) te verwijderen worden deze relicten onderdeel van de beleving van de natuurbegraafplaats en WOII. Hierdoor ontstaat een gevarieerder bos met meerwaarde voor biodiversiteit.
Routing bezoekers
Houtrillen als nieuw element in het bos
Op houtrillen wordt het overtollige dode hout verzameld. De houtrillen worden gerealiseerd voor tal van reptielen en bijvoorbeeld de hazelworm. De elementen worden op locaties gelegd die bijdragen aan de beleving van het bos. Daarnaast voorkomen deze takkenrillen dat wandelaars de kwetsbaarste delen betreden. De open delen en delen met dassenburchten, laagtes, hoogtes en natte heide. Deze natuurlijke sturing zorgt ervoor de open plekken en het reliëf wel beleefd kunnen worden maar niet kunnen worden verstoord. De impact op de natuur is hiermee minimaal. Er is geen bewegwijzering aanwezig in het bos zelf, enkel in de entreezone.
Entreezone Rhenen
Het plangebied kent meerdere entrees omdat het verbonden is met het landgoed en andere natuur in de omgeving door middel van wandelpaden en openbare wegen. Aan de zuidzijde in Rhenen is het de bedoeling dat het meeste bezoek zal arriveren. Al dan niet vanuit de tuin rond het hoofdhuis. In deze zone is ruimte voor twee kleinschalige houten elementen bij de entree zodat bezoekers even kunnen rusten en merken dat ze een speciaal stukje natuur betreden. In deze entreezone liggen ook de meeste resten van WOII. In maximaal twee kleinschalige houten elementen c.q. informatieborden wordt stilgestaan bij deze extra laag in het plangebied met bijvoorbeeld een routebeschrijving, doelsoorten en achtergrondinformatie. Deze elementen worden met natuurlijke materialen gebouwd in de stijl van de bijgebouwen van het landgoed met een referentie naar de ligging van het gebied in de Grebbelinie. Denk hierbij aan natuurlijke materialen zoals zandzakken, hout en het gebruik van gestutte grond zoals in de loopgraven.
Ceremonies en bijeenkomsten vinden plaats in het koetshuis bij het hoofdhuis. Twee bestaande schuurtjes op het terrein van het landgoed kunnen worden gebruikt als kantoor, ontvangstruimte en voor opslag van materiaal. Rondom deze zone zijn nog bestaande lanen van het landgoed die daarmee de aansluiting vormen en een meer formeel karakter hebben. Bij plechtigheden zal rond de zonnepanelen, in de weide, worden geparkeerd. Dit gebeurd maximaal 2 keer per week (maximaal 40 auto's).
Fasering in gebruik name
De natuurbegraafplaats wordt in fases in gebruik genomen. De eerste fase ligt in zuiden (gemeente Rhenen) van het plangebied (en betreft het plangebied van voorliggend bestemmingsplan) en is eenvoudig ontsloten dichter bij de entree. Hier bevinden zicht tevens de bestaande tweee houten schuurtjes die gebruikt worden voor ontvangst en als kantoor. De tweede fase ligt meer naar het noorden (gemeente Veenendaal) waar ook meer ruimte is voor daadwerkelijk begraven in iets groter grafvelden. In de planvorming is uitgegaan van 250 graven per hectare. Dit is lokaal afhankelijk van bodem, water, reliëf, actuele en potentiële natuurwaarden. De exacte invulling van de grafvelden met individuele graven is dus een resultaat van de vraag naar begraafplaatsen. De zones met grafvelden zijn wel indicatief al aangegeven op kaart (zie figuur 22). Deze zones c.q. grafvelden waar hoofdzakelijk wordt begraven liggen niet in de meest kwetsbare gebieden met dassenburchten en archeologie.
Bestaande natuur behouden en versterken
De voorgaande inrichtingsmaatregelen bieden in zijn geheel een betere beleving van het bos en een meerwaarde voor de biodiversiteit. Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt lokaal verbeterd en meer divers wat het bos tevens klimaatbestendig maakt. Met name voor de doelsoorten: Geelgors, Appelvink, Groentje, Heideblauwtje en Specht. Daarnaast bieden de inrichtings- en beheermaatregelen kansen voor andere soorten en de verhoging van de biodiversiteit. Dit zijn bijvoorbeeld de das, levendbarende hagedis, sikkelsprinkhaan, spaansgroene zomervlinder en zandhagedis. De maatregelen worden niet specifiek voor één doelsoort genomen maar voor meerdere waardoor andere soorten ook profiteren zoals insecten. Op deze manier wordt binnen de bestaande beheertypes de potentie zoveel mogelijk benut.
3.5 Natuurbegraven Op Om Te Vormen Agrarische Gronden
Met het voorliggende plan wordt ook op enkele agrarische percelen natuurbegraven planologisch mogelijk gemaakt. Deze agrarische percelen, gelegen ten oosten van het bosgebied waar begraven gaat worden en ten zuidwesten van dit bosgebied, worden daarbij omgevormd naar natuur en krijgen de bestemming 'Natuur'. Het betreft in totaal 4,5 hectare aan gronden waar begraven mag worden, met een maximale dichtheid van 500 graven per hectare. De gronden worden deels omgevormd naar heide (waar vroeger het meeste heide aanwezig was) en deels naar kruidenrijk grasland. Op het oostelijk gelegen deel van de gronden worden daarbij ook enkele boomgroepen gerealiseerd en op het zuidoostelijke deel wordt gemengd aangeplant struweel met een sterk aandeel heesters gerealiseerd. Het uitgewerkte plan is opgenomen in Bijlage 5 van de regels van dit bestemmingsplan.
3.6 Verkeer En Parkeren
Met de realisatie van de natuurbegraafplaats, en het mogelijk maken van ceremonies in het koetshuis, is er sprake van een toename van verkeersbewegingen. Tevens ontstaat er een toename in de parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.
Parkeren
Om parkeerbehoefte te bekijken is gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers van het CROW (CROW notitie 381). Gezien het relatief recentelijk bestaan van natuurbegraafplaatsen, is uitgegaan van de parkeerkencijfers voor begraafplaatsen. Uit de volgende tabel blijkt dat voor het buitengebied, niet stedelijk, een maximum aantal parkeerplaatsen van 36,6 wordt gehanteerd tijdens plechtigehden (zie figuur 23). De overige functies van het koetshuis, de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool brengen ook behoefte aan parkeerplekken met zich mee. Echter, is deze behoefte minder, en in het Koetshuis vinden geen andere activiteiten tegelijkertijd met ceremonies m.b.t. natuurbegraven plaats. Bij de Schapenschuur en de Zondagsschool betreft de parkeerbehoefte een enkele auto die geparkeerd moet worden, wat bij de gebouwen zelf kan plaatsvinden. Het parkeren kan bij de bestaande parkeerplaats 'Groene Entree Prattenburg' plaatsvinden. Daarnaast is, indien noodzakelijk, ruimte om rond de zonnepanelen te parkeren (maximaal 40 auto's, maximaal tweemaal in de week), onder andere ten behoeve van plechtigheden bij natuurbegraven.
Figuur 23: Parkeercijfers begraafplaats (bron CROW)
Verkeersgeneratie
De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats zal extra verkeersbewegingen veroorzaken. Om te bekijken hoeveel extra verkeersbewegingen dit zijn, worden de cijfers van het CROW als uitgangspunt gebruikt. Bij een reguliere ceremonie wordt uitgegaan van 37 voertuigen. Dit betekent dat er 37 voertuigen van en naar de parkeerplaats zullen rijden (in de weide rond de zonnepanelen). Van daaruit gaat men wandelend naar het koetshuis toe. Dit levert een totaal van 74 verkeersbewegingen per plechtigheid op. Dit aantal gehanteerde verkeersbewegingen is hoger dan het aantal dat het CROW per ceremonie hanteert. Het CROW hanteert namelijk een maximum van 51,4 verkeersbewegingen per ceremonie. De overige functies van het koetshuis, de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool brengen ook verkeersbewegingen met zich mee. Betreffende verblijfsrecreatie in de Zondagsschool en de voormalige Schapenschuur zijn deze verkeersbewegingen zeer beperkt. Voor de functies van het koetshuis zal dit per activiteit (zoals een vergadering of een huwelijk), niet meer bedragen dan de gehanteerde norm bij begrafenissen en de activiteiten vinden niet tegelijkertijd plaats.
Het parkeren van de enkele auto bij de Zondagsschool en de Schapenschuur kan bij de gebouwen zelf. Deze zijn goed bereikbaar. Er ligt een openbare parkeerplaats ('Groene Entree Prattenburg') direct aan de Rondweg-West, bij de afslag met de Cuneraweg (zie figuur 24). Deze parkeerplaats is ook goed en veilig bereikbaar. Het incidenteel parkeren in de weide rond de zonnepanelen is ook goed bereikbaar, en het wegenstelsel is hierop berekend
Figuur 24: Ligging openbare parkeerplaats 'Groene Entree Prattenburg'(bron google.com/maps)
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan dit beschreven beleid.
4.2 Rijksbeleid
4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 14 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan, gericht op het verduurzamen en het herbestemmen van Rijksmonumenten, betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling die geen inbreuk maakt op nationale belangen. Het plangebied is wel gelegen in het Natuurnetwerk Nederland. Hier wordt in paragraaf 5.2 van de voorliggende toelichting nader op ingegaan.
4.2.2 Barro en Bro
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, Natuurnetwerk Nederland (NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, en maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Het voorliggende plan voorziet in het toevoegen van de functie natuurbegraven, het bouwen van een kapschuur, het geven aan nieuwe functies aan bestaande gebouwen, en het ontwikkelen van natuurwaarden. Een dergelijke kleinschalige ontwikkeling wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.
Bij provinciale verordening worden de gebieden aangewezen die het Natuurnetwerk Nederland vormen. De ligging van die gebieden is geometrisch vastgelegd. De bescherming van deze gebieden in relatie tot bestemmingsplannen gebeurd op provinciaal niveau, zo stelt het Barro in artikel 2.10.4. Het plangebied waar wordt begraven is wel gelegen in het Natuurnetwerk Nederland. Hier wordt in paragraaf 5.2 van de voorliggende toelichting nader op ingegaan.
Het onderhavige plan heeft geen betrekking op overige onderdelen in het Barro.
4.2.3 Nationale Omgevingsvisie
Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze vier prioriteiten zijn beleidskeuzes gemaakt:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- Afwentelen wordt voorkomen.
In de NOVI wordt gesteld dat de klimaatdoelstelling in lijn is met de Parijse klimaatdoelstelling: in 2050 vrijwel geheel klimaatneutraal. De ambitie is dat de omslag naar 100 procent circulair in 2050 gerealiseerd is en dat een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in de leefomgeving is. In 2050 is Nederland erin geslaagd al deze ontwikkelingen zorgvuldig in te passen of nieuwe landschappen te creëren, met zo min mogelijk hinder of overlast voor mensen en het ecosysteem. De NOVI ziet het van nationaal belang om de internationale afgesproken doelen te behalen. De opgave is dan ook om de broeikasgassen ten opzichte van 1990 te reduceren met tenminste 49 procent in 2030 en met 95 procent in 2050. Een andere opgave is het vervangen van fossiele energiebronnen door duurzame bronnen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling die geen inbreuk maakt op nationale belangen. Ook voldoet het plan aan de prioriteit voor toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied. Zo krijgt het bosgebied een natuurlijke impuls, en is, door het toekennen van een dubbelfunctie natuurbegraven, duurzaam beheer naar de toekomst toe gegarandeerd. Ook het toekennen van vervolgfuncties voor monumentale gebouwen, past binnen het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied en sluit aan bij het afwegingsprincipe 'combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies'. Het toekennen van nieuwe functies biedt voor het landgoed nieuwe inkomstenbronnen, waarmee het landgoed in stand kan worden gehouden. Voorliggend plan draagt tot slot bij aan de (inter)nationale doelstellingen om in 2050 klimaatneutraal te zijn.
4.2.4 Klimaatakkoord
Op 28 juni 2019 is het Klimaatakkoord vastgesteld. Het Kabinet heeft met het nationale Klimaatakkoord een centraal doel: het terugdringen van de uitstoot van broeikassen in Nederland met 49% ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. In het Klimaatakkoord staat dat in 2030 het aandeel duurzame stroom op gemiddeld 70 procent moet liggen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De realisatie van zonnepanelen voor de verduurzaming van het kasteel en koetshuis draagt bij aan de doelstellingen in het vastgestelde klimaatakkoord. Ditzelfde geldt voor de zonnepanelen die op het dak van de nieuwe kapschuur worden geplaatst.
4.2.5 Wet op de lijkbezorging
In de Wet op de lijkbezorging zijn alle regels omtrent de lijkbezorging opgenomen. De wet regelt de lijkbezorging in ruime zin. Hierin is vastlegt wat er met een lichaam van een overleden persoon moet gebeuren na het overlijden, maar ook de locatie en beheer van een begraafplaats. Een natuurbegraafplaats is een bijzondere begraafplaats. De wet geeft aan dat een bijzondere begraafplaats kan worden aangelegd en in stand kan worden gehouden door een privaatrechtelijke rechtspersoon. Deze regels hebben betrekking op de feitelijke lijkbezorging. Hieraan zal in dit geval ook worden voldaan. Het beleid rondom natuurbegraven wordt vastgelegd in een Algemeen Reglement door de initiatiefnemer. De wet regelt voorts dat de gemeenteraad bevoegd gezag is in het aanwijzen van de locatie van de begraafplaats.
De wet schrijft voor dat: 'De houder van een begraafplaats houdt een register van alle daar begraven lijken, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn'. In de administratie van de Natuurbegraafplaats zal een register worden bijgehouden van de exacte locatie van de begravingen op de begraafplaats, omdat na verloop van tijd geen zichtbare herkenningspunten meer aanwezig zullen zijn op de plek van het graf. Hiermee zal initiatiefnemer voldoen aan de Wet op de lijkbezorging.
4.2.6 Besluit op de lijkbezorging
Het Besluit op de lijkbezorging is een nadere uitwerking van de Wet op de lijkbezorging. In het besluit worden zaken, zoals de wijze van begraven en cremeren, het vervoer van lijken en de inrichting van een graf nader gespecifiseerd. Zo regelt dit besluit dat bij het begraven enkel een kist of ander omhulsel wordt gebruikt indien deze vervaardigd is met toepassing van biologisch afbreekbare materialen die het doel van begraving niet belemmeren. Dit sluit aan bij natuurbegraven, waarbij alleen gebruik gemaakt mag worden van materialen die makkelijk afbreken en vergaan in de bodem. Initiatiefnemer zal hier op toezien.
4.2.7 Inspectierichtlijn Lijkbezorging, 3e herziene druk
De Inspectierichtlijn lijkbezorging kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectierichtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreiniging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten. In de inspectierichtlijn is verder aangegeven dat de afstand tussen de begraafplaats tot een woning, 20 tot 30 meter dient te bedragen en er een erfafscheiding dient te zijn die de privacy waarborgt. In het voorliggende plan liggen geen woningen op minder dan 20 meter afstand van de plekken waar begraven mag worden. Ook is sprake van een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing en inrichting, waarbij ook de omliggende woningen zelf al goed zijn ingepast.
De invloed van natuurbegraven op grond en grondwater is verwaarloosbaar, blijkt onder andere uit onderzoek van Alterra (zie ook paragraaf 2.6). De afstand tot woningen van derden bedraagt in het voorliggende plan minimaal 30 meter. De begraafplaats is gelegen in een bos, waardoor deze niet zichtbaar is voor de omgeving. Er wordt voldaan aan de Inspectierichtlijn.
4.2.8 Conclusie
Het voorgenomen plan, zoals opgenomen in voorliggend bestemmingsplan, voldoet aan het beleid en de regelgeving vanuit het Rijk.
4.3 Provinciaal Beleid
4.3.1 Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening
De provincie Utrecht werkt vanaf 1 april 2021 met de Omgevingsvisie en de interim Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie worden de integrale langere termijnambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vastgelegd. Met zeven beleidsthema's wil de provincie Utrecht richting geven aan de ontwikkeling en bescherming van hun gezonde en veilige leefomgeving. Voor het voorliggende plan zijn met name de volgende drie beleidsthema's relevant:
- 1. In 2050 heeft de provincie Utrecht een levend landschap, erfgoed en cultuur;
De provincie beschermt en benutten landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit. Daarbij stimuleert de provincie de inzet van creatieve verbeeldingskracht. Dit doet de provincie om de kwaliteit en identiteit van de fysieke leefomgeving te versterken. In de landschappen ontwikkelt de provincie met de kernkwaliteiten van het landschap mee en stimuleren anderen dat ook te doen. Binnen de Cultuurhistorische hoofdstructuur legt de provincie de focus op historische buitenplaatszones, militair erfgoed, agrarische cultuurlandschappen, archeologisch waardevolle zones en historische infrastructuur.
Het voorliggende plan sluit hier op aan. Door de dubbelfunctie natuurbegraafplaats krijgt het bosgebied een natuurlijke impuls, en is, door het toekennen van een dubbelfunctie natuurbegraven, duurzaam beheer naar de toekomst toe gegarandeerd. Cultuurhistorie is als inspiratie gebruikt bij het opgestelde inrichtings- en beheerplan (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan). De aan het maaiveld (zichtbare) resten van het artilleriesteunpunt en de Flakstellung worden beter beschermd, herkenbaar en beleefbaar gemaakt. Door lage begroeiing (inclusief opschot bomen) te verwijderen worden deze relicten onderdeel van de beleving van de natuurbegraafplaats en WOII. Hierdoor ontstaat een gevarieerder bos met meerwaarde voor biodiversiteit. De percelen bos zijn van oudsher rationeel en rechtlijnig opgezet in tegenstelling tot het organisch ontworpen deel van het landgoed. Op deze voormalige perceelsgrenzen en aan de buitenste randen van het plangebied voor natuurbegraven, wordt deze structuur weer versterkt.
Het toekennen van nieuwe functies (ook van het monumentale koetshuis) biedt voor het landgoed nieuwe inkomstenbronnen, waarmee het landgoed (inclusief monumentale bebouwing) in stand kan worden gehouden. De monumentale bebouwing en de historische tuin- en parkaanleg blijven behouden en worden niet aangetast. Tot slot wordt met het voorliggende plan bijna 5 hectare aan nieuwe natuur gerealiseerd, aansluitend aan de gebiedkenmerken, en circa 14,5 hectare bestaand bosgebied verbeterd/opgewaardeerd.
- 2. In 2050 heeft de provincie Utrecht een toekomstbestendige natuur en landbouw.
De provinciale ambitie is om een robuust klimaatbestendig natuurnetwerk van hoge kwaliteiten met hoge biodiversiteit te ontwikkelen. Bestaande natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland) worden beschermd, verder ontwikkeld en onderling beter verbonden met grote natuursystemen.
Het voorliggende plangebied maakt onderdeel uit van Natuurnetwerk Nederland. Uitvoering van het inrichtings- en beheerplan voor de natuurbegraafplaats (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan), waarbij is ingezet om de doelsoorten (zie paragraaf 5.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan), leidt tot een verhoging van de natuurkwaliteit, die hiermee ook voor de lange termijn wordt geborgd.
- 3. Duurzame energie
De provincie wil in 2040 energieneutraal zijn. Voor zonne-energie heeft de provincie de voorkeur voor plaatsing van zonnepanelen op daken, gevels en infrastructurele werken boven veldopstellingen. Dit omdat zonnepanelen op deze plekken normaal gesproken minder invloed hebben op de kenmerken of identiteit van een gebied. Om aan de gestelde energiedoelen te voldoen zijn ook zonnevelden nodig. Dit bij voorkeur op gronden met een andere functie dan landbouw of natuur, zoals waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, binnenwateren, langs van spoor- en autowegen en kanalen. Ook hierbij gaat onze voorkeur uit naar het zoeken van slimme functiecombinaties met creatieve toepassingen, zodat de ruimtelijke kwaliteit verbetert. Daarnaast ziet de provincie kansen om zonnevelden te combineren op locaties. Denk aan plaatsing bij sommige waterplassen, als buffer rondom natuurgebieden en in combinatie met recreatie. Toch is met al deze voorkeurslocaties binnen de provincie Utrecht onvoldoende oppervlak beschikbaar om de energieambities te behalen. Het is nodig om zonnevelden te plaatsen op agrarische grond, of deze samen te laten gaan met agrarische doeleinden. Maar ook om de zonnevelden te plaatsen op gronden met een lage natuurkwaliteit. De structuren in landschap moeten herkenbaar blijven en er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing. De randen en afscheidingen van de zonnevelden moeten passen in het landschap. Tijdens de aanleg van de zonnevelden zijn het voorkomen van bodemverdichting, erosie en verslemping specifieke aandachtspunten. Erosie en verspoeling van de bodem kunnen een probleem zijn als panelen vlak liggen en de ruimte tussen rijen panelen nauw is. Vooral als de vegetatie slecht ontwikkeld is en het zonnepark op een helling gebouwd is, kunnen deze problemen ontstaan. Het is van belang het bodemleven en de waterkwaliteit in stand te houden en bodemdaling zo veel mogelijk te voorkomen. Uitlogen van materialen die via de bodem of rechtstreeks in het (grond)water kunnen komen, moet tegengegaan worden. Ook het wegnemen van licht of inbreng van chemische stoffen kan negatieve effecten hebben, die vermeden moeten worden. Wanneer de zonnepanelen niet meer gebruikt worden, moeten ze worden opgeruimd
Landgoed Prattenburg wil verduurzamen. Met het voorliggende plan wordt een nieuwe kapschuur gerealiseerd (welke inmiddels reeds is vergund binnen de regels van het hiervoor geldende bestemmingsplan) , inclusief zonnepanelen voor het landgoedbedrijf, in de voormalige boomkwekerij van het landgoed. Deze zonnepanelen dragen tevens bij aan de verduurzaming van de rijksmonumenten Cuneraweg 426 (tuinmanswoning) en de oude werkschuur (monumentnummers 506995 en 507004).
Daarnaast worden (beperkt) zonnepanelen gerealiseerd binnen de bestaande parkaanleg, ten behoeve van het kasteel en het koetshuis, op agrarische gronden. Dit zonnepanelenveld is ook reeds vergund (onherroepelijke vergunning). In paragraaf 2.11 van deze toelichting is onderbouwd dat andere maatregelen voor verduurzaming van deze gebouwen er niet meer zijn, dan de al reeds genomen maatregelen. Het betreft een beperkt aantal panelen in een zuidopstelling, waarbij niet uitloogbare materialen worden toegepast. Ook blijft er voldoende lichtintreding mogelijk, en infiltratie van regenwater.
Verstedelijkingsverbod
In de Interim Omgevingsverordening is in artikel 9.2 van de IOV opgenomen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen landelijk gebied, geen verstedelijking toelaat, tenzij de verordening anders bepaald. In artikel 7.8 IOV staan drie voorwaarden genoemd waarbij verstedelijking wel is toegestaan:
1.Kleinschalig:
Het totale landgoed heeft een omvang van ongeveer 450 hectare. De gronden waarop de natuurbegraafplaats ligt heeft een totale oppervlakte van ongeveer 19 hectare. Het percentage van natuurbegraafplaats bedraagt 4,2 % van het landgoed. Daarbij wordt er geen nieuwe bebouwing gerealiseerd (naast de vergunde zonnepanelen en kapschuur), vinden er maximaal 90 begravenissen per jaar plaats en vinden de begrafenissen helemaal natuurlijk plaats. De functie is ondergeschikt aan de historische bebouwing op het landgoed en tast de cultuurhistorische waarden niet aan.
2. Gericht is op het creëren van economische kostendragers
De natuurbegraafplaats is één van de kostendragers voor het landgoed. Initiatiefnemer heeft een totaalvisie voor de periode 2024-2035 opgesteld. In de totaalvisie wordt de waarde van het landgoed geschetst, waarna de huidige exploitatie met de al genomen maatregelen om te besparen en alternatieve inkomstenbronnen wordt weergeven. Daarnaast worden de plannen geschetst waarmee het landgoed op termijn een positief exploitatieresultaat wil behalen zodat het landgoed nog honderden jaren zijn maatschappelijke rol in de omgeving kan blijven vervullen. Een van de plannen die hierbij essentieel is, is de natuurbegraafplaats. Ook in paragraaf 1.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan is dit onderbouwt. De 'Totaalvisie Familielandgoed Prattenburg' (nadrukkelijk een 'levend document') is opgenomen in Bijlage 14 van de toelichting van dit bestemmingsplan (zonder de financiële paragraaf). En tot slot zit een onderbouwing opgenomen in de 'Natuurvisie Landgoed Prattenburg' (zie Bijlage 12 van de toelichting van dit bestemmignsplan).
3. Zorgvuldig wordt ingepast in de omgeving.
De kapschuur en zonneveld (reeds vergund) zijn zorgvuldig ingepast in de omgeving. Zie de nadere toelichting in hoofdstuk 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Ook de natuurbegraafplaats gaat gepaard met een verbetering van het landschap en de natuur. In totaal wordt ongeveer 14 hectare bos omgezet naar natuur waarbij de kwaliteitsdoelstelling van het bestaande bos wordt vastgelegd. Daarnaast wordt ongeveer 5 hectare agrarische gronden omgezet naar natuur waarvan bijna 5.190 m2 alleen natuur wordt zonder natuurbegraven. Dit alles vormt zowel voldoende compensatie voor de natuurbegraafplaats, het zonneveld, het parkeren als de kapschuur.
Hiermee zijn de stappen van artikel 7.8 IOV, om gemotiveerd af te wijken van het verstedelijkingsverbod, doorlopen.
Daarnaast is in het provinciale beleid een zonering opgenomen. Voor het voorliggende plan is de ligging in de volgende zones van belang.
Landschap
Het plangebied is onderdeel van de Utrechtse Heuvelrug. Een bestemmingsplan hierbinnen dient regels te stellen ter bescherming van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Er mag geen sprake zijn van aantasting van de voorkomende kernkwaliteiten. In de toelichting dient te worden aangegeven op welke wijze er met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan. Voor het landschap Utrechtse Heuvelrug wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden:
- robuuste eenheid;
- reliëfbeleving;
- extreme historische gelaagdheid.
Bij ontwikkelingen in het landschap van de Utrechtse Heuvelrug vraagt de provincie aandacht voor het in stand houden van het reliëf en voor het in stand houden van het samenhangend boscomplex.
Het het voorliggende plan wordt kenmerkend reliëf niet aangetast en blijft het boscomplex behouden, welke kwalitatief wordt verbeterd. Tevens wordt met het voorliggende plan ook 14,56 hectare aan bosgebied aan de zuidoostkant van het landgoed kwalitatief verbeterd. Dit wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen initiatiefnemer en de provincie Utrecht.
Historische buitenplaats en archeologisch waardevolle zone
De historische buitenplaatszones staan onder hoge druk, zowel door ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, als door ontwikkelingen op de buitenplaatsen zelf. De provincie biedt in de Interim Omgevingsverordening ruimte voor ontwikkeling, gericht op het creëren van economische dragers voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen. Met name artikel 7.7 van de Interim Omgevingsverordening is van toepassing. Daarbij is behoud van de specifieke kenmerken van de zone waarin de buitenplaats ligt en van de buitenplaats zelf het uitgangspunt.
Het bosgebied aan de westkant van de kern van Landgoed Prattenburg krijgt een natuurlijke impuls. Door de realisatie van de natuurbegraafplaats, wordt het bosgebied (voornamelijk productiebos) kwalitatief verbeterd en is duurzame instandhouding gegarandeerd. Het toekennen van nieuwe functies aan monumentale gebouwen biedt voor het landgoed nieuwe economische dragers, waarmee het kwalitatief verbeteren van het bosgebied mogelijk wordt en het landgoed (inclusief monumentale bebouwing) in stand kan worden gehouden. De monumentale bebouwing en de historische tuin- en parkaanleg blijft behouden en wordt niet aangetast. Behoudens de nieuw te bouwen kapschuur en de te realiseren zonnepanelen, welke zorgvuldig landschappelijk ingepast worden in aansluiting op de bestaande heggen en zichtlijnen, worden er geen nieuwe gebouwen gebouwd.
Het provinciale beleid voor de archeologisch waardevolle zones richt zich op het bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten in de bodem (‘in situ’). Als ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn, vraagt de provincie aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ook richt de provincie zich op het versterken van de zichtbaarheid en de beleefbaarheid van archeologisch erfgoed, ook als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling. Hier is met het voorliggende plan op aangesloten (zie hiertoe paragraaf 5.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
Natuurnetwerk Nederland
De provincie ontwikkelt, beschermt en verbindt natuurgebieden van voldoende omvang en samenhang tot aaneengesloten gebieden van hoge kwaliteit die tegen een stootje kunnen. Het NNN is een belangrijk leefgebied voor onze bedreigde en beschermde soorten. Met name artikelen 6.2, 6.3, 6.5, en 6.6 van de Interim Omgevingsverordening zijn van toepassing. Voor de ligging in Natuurnetwerk Nederland, de effecten en de relatie met de Interim Omgevingsverordening wordt verwezen naar paragraaf 5.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Stiltegebied
Stiltegebieden vervullen een rol in die behoefte. Behalve voor de rustzoekende inwoner, is stilte ook van belang voor de beleving van het landschap en natuur. In de provincie Utrecht zijn 14 stiltegebieden aangewezen. In deze gebieden handhaaft de provincie de rust die aanwezig is. Ook wil de provincie waar mogelijk bijdragen aan behoud van gebieden waar de geluidsbelasting relatief laag is in de nabijheid van steden. Met name artikelen 9.22 t/m 9.28 van de Interim Omgevingsverordening zijn van toepassing
Met het voorliggende plan is geen sprake van significante negatieve beïnvloeding van de geluidsbelasting binnen stiltegebied. Op dit moment is het landgoed toegankelijk voor wandelen op wegen en paden. Dit is toegestaan op basis van de huidige bestemmingsplannen. Daarnaast is het openstellen van het landgoed een verplichting voor de landgoedeigenaar. Reguliere werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van het bos en de natuur gebeurt nu ook machinaal. In de kern van het plangebied worden enkele openbare paden wel afgesloten (zie afbeelding 39 uit het inrichtings- en beheerplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan). Deze paden blijven alleen toegankelijk voor bezoekers van de begraafplaats. Dit om rust te creëren, ook voor de das. Natuurbegraven vindt enkel in alle rust plaats. Er is geen versterkt geluid toegestaan bij ter aardestellingen. Het graven gebeurt met een elektrische minigraver en/of handmatig. Al het materieel is elektrisch en er is slechts sprake van één natuurbeheerder die actief is met dit materieel. Er worden ter plaatse geen uitvaartdiensten gehouden op het landgoed. Deze vinden buiten het landgoed plaats. Wel is het mogelijk om in het koetshuis een relatief kleine ceremonie te houden. Dit koetshuis ligt echter buiten het stiltegebied (op bijna 100 meter van de bufferzone van het stiltegebied).
Ook de herbestemming van de Zondagsschool, schapenschuur (net buiten de bufferzone gelegen), en de twee schuurtjes die gaan dienen als opslag, ontvangst en kantoor, leiden betreffende het aspect geluid niet tot significante wijzigingen ten opzichte van de vorige en huidige functies. Deze gebouwen krijgen geen functies die zorgen dat het geluidsniveau redelijkerwijs gaat toenemen boven de gestelde normering. Er is rekening gehouden met de ligging in/dichtbij stiltegebied door te kiezen voor functies waarbij, buiten de bebouwing zelf, geen geluid waarneembaar zal zijn. De erfgoedlogies hebben een karakter dat past bij het landgoed. Rust en ruimte zijn de kernwaarden. De nieuwe functies vinden alleen intern plaats. Mogelijke klanten en bezoekers parkeren bij 'de groene entree' en wandelen naar de natuurbegraafplaats (ook voor ontvangst) of worden opgehaald met elektrice golfkar.
Matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad en kwaliteit grondwater
In de Interim Omgevingsverordening zijn in artikel 3.1 regels opgenomen ten behoeve van de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Het plangebied is daarnaast aangeduid als 'matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad'. Hiervoor geldt met name artikel 3.11 van de Interim Omgevingsverordening. Er geldt dat rekening moet worden gehouden met de bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de drinkwaterwinning.
Met betrekking tot natuurbegraven zijn 2009 door Wageningen Environmental Research verschillende grondonderzoeken gedaan op natuurbegraafplaatsen die uitwijzen dat de invloed van schadelijke stoffen vanuit het lichaam in feite verwaarloosbaar is. In 2017 is onderzoek gedaan bij Natuurbegraafplaats Heidepol, waaruit dezelfde conclusie getrokken werd. Bij het natuurbegraven wordt alleen gebruik gemaakt van niet schadelijke en biologisch materialen voor de kist/ het omhulsel. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet op de lijkbezorging. Op het landgoed is overigens ook reeds al een familie-begraafplaats aanwezig. Het voorliggende plan voldoet aan artikelen 3.1 en 3.11 van de Interim Omgevingsverordening. Er worden geen functies mogelijk gemaakt, of ingrepen uitgevoerd, die de kwaliteit van het grondwater aantasten. Ter borging is op de verbeelding van dit bestemmingsplan de aanduiding 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied - matig kwetsbare strategische grondwaterkwaliteit' opgenomen. In de regels van dit bestemmingsplan is in deze aanduiding geborgd dat de kwaliteit van het grondwater wordt beschermd.
Kernrandzone
Vanwege de kwaliteiten en mogelijkheden van de kernrandzones vraagt de provincie de gemeenten om specifiek beleid gericht op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Als dit nodig is voor de realisatie van ruimtelijke kwaliteitsversterking kan met dit beleid ook nieuwe verstedelijking mogelijk worden gemaakt. Met name artikel 9.8 van de Interim Omgevingsverordening is van toepassing
Het voorliggende plan gaat in op de realisatie van een kapschuur en de aanleg van een zonneveld. Deze zijn ook al reeds vergund. In paragrafen 2.10 en 2.12 van de voorliggende toeliching is weergeven waarom de kapschuur en het zonneveld worden gerealiseerd. De nieuw te bouwen kapschuur en de te plaatsen zonnepanelen worden/zijn zorgvuldig landschappelijk ingepast in aansluiting op de bestaande heggen en zichtlijnen. De zonnepanelen zijn noodzakelijk voor de verduurzaming van de monumentale gebouwen. Zoals in paragraaf 2.12 van deze toelichting is onderbouwd, zijn er geen andere opties voor verdere verduurzaming van het kasteel en het koetshuis. De kapschuur (een relatief kleinschalig gebouw op het landgoed) krijgt een functie die past bij de historie van deze plek. De schuur (maximaal 15x10 meter) is vervaardigd van duurzaam hout van eigen landgoed. Een nieuwe kapschuur heeft ook belangrijke effecten op de verduurzaming van het park en de bedrijfsvoering van het bosbouwbedrijf (meer elektrische machines) door het uitvoeren van het dak met zonnepanelen. Deze zonnepanelen zullen worden aangesloten op de naastliggende tuinmanswoning (Cuneraweg 426) hetgeen eveneens een rijksmonument is. Ten behoeve van de realisatie van het zonneveld is een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is geborgd in een voorwaardelijke verplichting, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan (artikel 3.4.3).
Met het voorliggende plan blijft de ruimtelijke kwaliteit behouden en deze wordt zelfs versterkt. Zo wordt het landgoed op deze wijze verduurzaamd, wat ook bijdraagd aan de instandhouding, en kan goed onderhoud worden uitgevoerd. De realisatie van de kapschuur zorgt ervoor dat machines niet buiten opgeslagen hoeven te worden en vrijwilligers die werken op het landgoed krijgen een passende plek. Met het plan worden omliggende functies niet onevenredig geschaad.
4.3.2 Visie recreatie en toerisme 2020
Met de Visie recreatie en toerisme 2020 wil de provincie het recreatieve aanbod in de toekomst beter aan laten sluiten op de vraag. Randvoorwaarde hierbij is de toeristisch-recreatieve sector moet bijdragen aan de versterking van kwetsbare natuur, een aantrekkelijk landschap en waardevol erfgoed. Er is een verdeling gemaakt van recreatieprofielen die passen bij de gebieden binnen de provincie. Er zijn vier grote gebiedsgerichte, thematische opgaven benoemd:
- Versterken en bewaken van het recreatief hoofdnetwerk;
- Recreatiedruk accommoderen;
- Vernieuwing in de natuur (EHS);
- Landschap beter beleven.
Voor de omgeving van Rhenen, onder andere het voorliggende plangebied, is aangegeven dat het recreatieprofiel 'ingetogen' het meest voorkomt.
Met het voorliggende plan blijft het bos opengesteld, en de wandelpaden blijven behouden. Het bosgebied wordt daarbij kwalitatief verbeterd, waarbij het beheer voor de lange termijn (door het toevoegen van de functie natuurbegraven) wordt geborgd. Enkele monumentale gebouwen krijgen een bredere bestemming, waarmee ook verblijfsrecreatie mogelijk wordt en er in het koetshuis ceremonies gehouden kunnen worden (binnen de bebouwing). Hiermee krijgen deze monumenten duurzame vervolgfuncties, wat bijdraagt aan het recreatieve aanbod en aan het behoud van waardevol erfgoed.
4.3.3 Conclusie
Het voorgenomen plan van de Natuurbegraafplaats Landgoed Prattenburg past binnen de beleidskaders en regelgeving van de provincie Utrecht.
4.4 Regionaal Beleid
4.4.1 Structuurvisie WERV
De regio omvat bestuurskundig de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal. De regionale structuurvisie WERV omvat een structuurbeeld voor 2015 en één voor 2030. Beide houden rekening met de landschappelijke onderlegger. Tot 2015 wordt stedelijke uitleg gezien in reeds vastgelegde gebieden en door inbreiding in bestaand stedelijk gebied. Tot 2030 zijn zoekgebieden wonen/werken aangegeven in gebieden die nu nog tot het buitengebied behoren. Voor 2030 zijn er groene contouren getrokken rond waardevolle groengebieden. Deze geven de maximale bandbreedte voor verstedelijking aan geredeneerd vanuit het landschap. Het is niet de bedoeling het gebied buiten de groene contouren volledig te bebouwen, maar goed ingepaste kleine ontwikkelingen met behoud van landschappelijke waarden zijn mogelijk. Op de Utrechtse Heuvelrug ligt voor wat betreft verblijfsrecreatie het accent op kwaliteitsverbetering, diversificatie en herschikking van functies, waarbij ook sanering of uitplaatsing naar minder kwetsbaar gebied aan de orde kan zijn. Nieuwe accommodatie of uitbreiding van bestaande wordt voornamelijk voorbehouden aan de gemeente Rhenen. Binnen het WERV-verband moet Rhenen zich verder kunnen profileren als recreatiegemeente met een divers en hoogwaardig aanbod.
Het voorliggende plan past binnen de Structuurvisie WERV, waarbij door het toevoegen van de functie natuurbegraven, het bosgebied kwalitatief kan worden verbeterd en het landgoed een nieuwe economische drager krijgt. Ditzelfde geldt voor het verbreden van de functies van de monumentale gebouwen, waarbij deze functies (zoals verblijfsrecreatie en het houden van ceremonies) alleen binnen bestaande gebouwen plaatsvinden.
4.4.2 Gebiedsvisie regio FoodValley
Regio FoodValley streeft naar een regio die concurrerend, bereikbaar, leefbaar en inspirerend is. Regio FoodValley wil met de Gebiedsvisie Regio FoodValley laten zien hoe de regio zich in de toekomst op het vlak van ruimte en economie wil ontwikkelen. In de Gebiedsvisie Regio FoodValley staan de gezamenlijke ambities en opgaven beschreven. Het vertrekpunt van de beleidsvisie richt zich op zes focusthema’s:
- faciliteren van bedrijven;
- relatie onderwijs en arbeidsmarkt;
- mobiliteit en bereikbaarheid;
- afstemmen regionale woningmarkt;
- vernieuwing landbouw;
- leefomgeving;
Naast deze door het regiobestuur vastgestelde focusthema’s kwam uit het brede proces naar voren dat de volgende onderwerpen niet mogen ontbreken in de Gebiedsvisie, te weten:
- duurzaamheid;
- recreatie & cultuurhistorie.
Ten aanzien van recreatie en cultuurhistorie zet de regio in op het realiseren van nieuwe recreatieve verbindingen en routes op de recreatie te stimuleren. Het inzetten van cultuurhistorie om de identiteit van de regio zichtbaar en beleefbaar te maken hoort daar onlosmakelijk bij.
Het voorliggende plan sluit op een aantal focusthema's aan. Door het toevoegen van de functie natuurbegraven, kan het bosgebied kwalitatief kan worden verbeterd (en het beheer op lange termijn worden geborgd) en krijgt het landgoed een nieuwe economische drager. Ditzelfde geldt voor het verbreden van de functies van de monumentale gebouwen, waarbij deze functies (zoals verblijfsrecreatie en het houden van ceremonies) alleen intern plaatsvinden. De nieuwe kapschuur heeft belangrijke effecten op de verduurzaming van het park en de bedrijfsvoering van het bosbouwbedrijf (meer elektrische machines) door het uitvoeren van het dak met zonnepanelen. Deze zonnepanelen zullen worden aangesloten op de naastliggende tuinmanswoning (Cuneraweg 426) hetgeen een rijksmonument is. De te plaatsen zonnepanelen op agrarische gronden maken het mogelijk om het kasteel en het koetshuis te verduurzamen.
Het voorliggende plan geeft daarmee een impuls aan de recreatie, cultuurhistorie en de kwaliteit voor de leefomgeving.
4.5 Gemeentelijk Beleid
4.5.1 Bestemmingsplan Consolidatieplan Buitengebied Rhenen
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' (10 februari 2015). De geldende bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven in paragraaf 1.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Ook is hierin reeds geconcludeerd dat het voorliggende plan niet past binnen deze geldende bestemmingen en aanduidingen. Hiertoe is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Cultuurhistorie
In de toelichting van dit bestemmingsplan wordt het belang van cultuurhistorie benadrukt. Cultuurhistorische elementen hebben een belangrijke plek in het huidige en/of toekomstige gebruik van het buitengebied. De monumenten in het buitengebied bevinden zich aan de rand van de heuvelrug, langs wegen en verspreid rondom Achterberg. Clusters van rijksmonumenten zijn te vinden bij landhuis Remmerstein, Buitenplaats Prattenburg en Cunerahoeve, alle gelegen op de grens van de Utrechtse Heuvelrug naar de Vallei. De monumenten zijn in het bestemmingsplan aangegeven door middel van de aanduiding 'Waarde – Cultuurhistorie’ (zoals ook voor Landgoed Prattenburg geldt). Panden met deze aanduiding hebben iets meer mogelijkheden met betrekking tot functieverandering ten behoeve van het behoud van deze panden. Dit geldt onder meer voor het koetshuis, de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool.
In het bestemmingsplan zit concreet een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het planologisch mogelijk kan worden gemaakt dat gebouwen, zoals het koetshuis, de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool, kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, een kantoor, recreatie, kleinschalige horeca of kleinschalige conferentieaccommodatie. Hierbij geldt dat:
- deze functies moeten bijdragen aan de instandhouding van het landgoed en daardoor de cultuurhistorische waarden van het landgoed;
- in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend ongunstiger gevolgen mogen ontstaan voor de omgeving, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw;
- geen onevenredige grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw, en voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- wijziging niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden.
Het voorliggende plan voldoet hieraan. De realisatie van de natuurbegraafplaats vormt een nieuwe economische drager van het landgoed. Daarbij kan het bestaande bosgebied kwalitatief worden verbeterd, en wordt het beheer van dit bosgebied voor de lange termijn geborgd. Ook wordt nieuwe natuur gerealiseerd. Ceremonies zullen plaatsvinden in het monumentale koetshuis, die hiermee een nieuwe functie krijgt. Met het voorliggende plan worden hier meer functies mogelijk gemaakt (waaronder verblijfsrecreatie), wat de flexibiliteit in bedrijfsvoering voor het landgoed vergroot. Het gebouw hoeft hierbij niet aangepast te worden. Het mogelijk maken van erfgoedlogies (verblijfsrecreatie) en kleinschalig vergaderen in de voormalige Schapenschuur en in de Zondagsschool draagt hier ook aan bij. Hiermee worden nieuwe economische dragers voor deze monumentale gebouwen gerealiseerd.
In ruimtelijke en milieuhygiënisch opzicht ontstaan er geen ongunstige gevolgen. Het plan leidt niet tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden (zie paragraaf 5.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
Utrechtse Heuvelrug
De bos- en natuurgebieden op de Utrechtse Heuvelrug hebben een belangrijke dagrecreatieve functie, voor mensen in en buiten de regio. De bossen en landgoederen zijn goed toegankelijk voor wandelaars. Over de heuvelrug zijn diverse fiets- en wandelroutes uitgezet. Als uitwerking van het Beheer- en Inrichtingsplan van Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug wordt gewerkt aan het optimaliseren van de routestructuren in het Nationaal Park. Er wordt een routenetwerk gerealiseerd, dat aansluit op de poort Kwintelooijen en de groene entrees Prattenburg en Plantage Willen III. Daarnaast wordt gezorgd voor een optimale aansluiting op de kern Rhenen en het NS station. Dit netwerk voorziet in het aanbieden van voldoende recreatiemogelijkheden voor de inwoners van de regio en het opvangen en reguleren van bovenregionale bezoekersstromen en het zoneren van de kwetsbare gebieden.
Met het voorliggende plan wordt het bestaande bosgebied kwalitatief verbeterd, blijft het bosgebied openbaar, en worden dan ook geen wandelpaden afgesloten.
4.6 Conclusie
Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling voor de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats past binnen het rijks, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Waardentoets
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen natuurwaarden, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.
5.2 Natuurwaarden
Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Soortenbescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming. Gebiedsbescherming betreft o.a. regelgevingen m.b.t. Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Soortenbescherming Natuurbegraafplaats
De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Door middel van een ecologisch onderzoek (door Econsultancy) is er getoetst of er bij het voorgenomen plan voor natuurbegraven sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Dit geldt voor het hele plangebied voor natuurbegraven, in beide gemeenten (Rhenen en Veenendaal). Het ecologische onderzoek is bijgevoegd (Bijlage 2 van de toelichting). Op basis van de toetsing is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingreep in het plangebied procedurele gevolgen zijn betreffende de Wet natuurbescherming en overige relevante wetgeving, en of het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Het koetshuis is niet meegenomen in het ecologische onderzoek, aangezien niets aan dit gebouw verbouwd hoeft te worden.
Broedvogels
Voor de algemene broedvogelsoorten die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, indien dichte struiken of takkenhopen buiten het broedseizoen worden verwijderd, er geen overtreding van artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming (het is verboden nesten te beschadigen, te vernielen of weg te nemen) plaats zal vinden met betrekking tot deze soorten. De nesten mogen alleen worden weggenomen wanneer deze op dat moment niet in gebruik zijn. In de Wet natuurbescherming wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan de periode maart tot half augustus als broedseizoen worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen.
Das
Het bosgebied op de onderzoekslocatie heeft een belangrijke functie voor de das. Daarnaast worden de agrarische percelen op de onderzoekslocatie in beperkte mate gebruikt om te foerageren. Zowel de vaste rust- en voortplantingsplaatsen als de bijbehorende functionele leefomgeving zoals vluchtpijpen en essentiële foera-geergebieden zijn beschermd. Artikel 11.54 (Bal) (het is verboden soorten opzettelijk te doden of te vangen; het is verboden de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of vernielen) is van toepassing. Het verstoren van dassen op zichzelf is geen overtreding van de Omgevingswet. Wel kan verstoring van een burcht zorgen dat de burcht (op termijn) niet meer goed kan functioneren, of dat de voortplantingscyclus wordt verstoord.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten in het kader van natuurbegraven, zal het aanbod foerageermogelijkheden niet in het geding komen. Ten behoeve van het natuurbegraven zal per graf een gat worden gegraven, maar er zullen geen bomen verwijderd worden. De eigenschappen van het gebied zullen behouden blijven. Uit een verkennend onderzoek naar de effecten van natuurbegraven op water, bodem en natuur (van der Riet en Westendorp, 2017) is gebleken dat de effecten van natuurbegraven op bodemfauna gering zijn. In de oplegnotitie wordt aangegeven dat alleen bij hoge aantallen graven per hectare een negatief effect kan ontstaan. Met maximaal 150 graven per hectare van 1 bij 2 meter zal maximaal 300 m2 bosbodem worden vergraven, dat is maximaal 3% van de bosbodem, verspreid over een periode van tientallen jaren. Daarnaast wordt in het onderzoek van Van der Riet en Westendorp aangegeven, dat als de toplaag weer als laatste teruggeplaatst wordt, de effecten nog geringer zijn.
Met de voorgenomen activiteiten dient voorkomen te worden dat dassenburchten worden vergraven, en dient voorkomen te worden dat verstoring van dassen plaatsvindt ter plaatse van de burchten. Door binnen een zone van 25 meter rondom de burchten geen natuurbegraven te laten plaatsvinden, wordt het vergraven van dasssenburchten voorkomen. Dit is geborgd in het opgestelde inrichtings- en beheerplan (zie Bijlage 1 van de regels) welke als voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 4.3.3) en in de regels (zie artikel 4.3.1) en op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Machinaal graven met een minigraver zorgt voor een relatief grotere verstoring dan enkel menselijke activiteit. Machinaal graven, met uitzondering van volledig elektrische machines, dienen daarom niet plaats te vinden binnen 50 meter van dassenburchten. In de zone tussen 25 meter en 50 meter van dassenburchten kan wel begraven worden, maar dient het graf handmatig of met volledig elektrisch graafmateriaal gegraven te worden. De voorgestelde buffer-afstand van 50 meter is conform hetgeen gesteld wordt in het kennisdocument van de das (BIJ12, juli 2017). Volgens het kennisdocument zijn activiteiten binnen een straal van 50 meter mogelijk, indien negatieve gevolgen zo veel mogelijk beperkt worden. Daarom is gekozen om binnen deze zone uitsluitend elektrisch te werken. Gezien de beperkte verstoring die optreedt en de korte duur van de werkzaamheden en de ceremonie zijn negatieve gevolgen op het functioneren van de burcht uit te sluiten. Verder wordt in het kennisdocument gesteld dat activiteiten binnen een straal van 20 meter onder voor-waarden ook mogelijk zijn, echter is in dit plan gekozen om een zone van 25 meter rondom elke aan-wezige functionele dassenpijp geen activiteiten met betrekking tot natuurbegraven toe te staan om zo negatieve gevolgen op dassen zo veel mogelijk te voorkomen.
Verder is het belangrijk om aanlooproutes voor de begraafceremonie, en de aanrijroutes van graafkranen niet binnen de bufferzones plaats te laten vinden. De voorgestelde bufferzones zijn weergegeven in figuur 25.
De begrafenissen vinden uitsluitend plaats overdag en buiten de verstoringsafstand van aanwezige dassenburchten. Er wordt tijdens de begraafceremonies geen gebruik gemaakt van versterkt geluid en de ceremonie is slechts van korte duur (maximaal een uur op locatie). Over het algemeen zullen veruit de meeste bezoekers buitenom de ceremonies uitsluitend gebruik maken van de bestaande paden. Incidenteel zouden bezoekers kunnen afwijken van de bestaande padenstructuur om het graf te bezoeken, aangezien de graven altijd buiten de verstoringsafstand van minimaal 25 meter aanwezig zijn, zal door deze incidentele bezoeken geen verstoring van de burchten optreden.
Tot slot vindt er gedurende meerdere jaren vaak verschuiving plaats van de ligging van de dassen-burchten. Het is daarom van belang om minimaal eens in de 3 jaar de ligging van de dassenburchten te actualiseren door een deskundige op het gebied van dassen. Zo wordt voorkomen dat op de lange termijn alsnog een burcht vergraven of verstoord wordt. Als uit de actualisatie naar voren komt dat een burcht niet meer functioneel is, hoeft de voorgestelde bufferafstand bij de betreffende burcht niet meer gehanteerd te worden.
Figuur 25: Ligging dassenburchten op de onderzoekslocatie en buffers voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Volledig elektrische graafkranen zijn uitgezonderd van de zone van niet machinaal begraven.
Met de voorliggende eisen ten aanzien van de das is rekening gehouden bij het opgestelde inrichtings- en beheerplan en aan de eisen kan bij de uitvoering worden voldaan. Daarnaast wordt er met het voorliggende plan tevens bijna 5 hectare aan agrarische gronden omgezet naar de bestemming natuur en daarbij natuurlijk ingericht. Bij de inrichting is rekening gehouden met de dassen (optimaal leefgebied). Het totale plan draagt daarmee bij aan de biodiversiteit en het optimaliseren van het leefgebied voor o.a. dassen. Tot slot worden een aantal openbare wandelpaden in het gebied afgesloten, t.b.v. de das.
Algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën
Voor de te verwachten soorten geldt dat de werkzaamheden mogelijk verstorend kunnen werken. Als gevolg van graafwerkzaamheden kunnen dieren verwond of gedood worden en holen kunnen worden verwijderd. Dit houdt een overtreding van artikel 11.54 (Bal) in. Voor de te verwachten soorten geldt, op grond van het provinciale soortenbeleid, bij ruimtelijke ontwikkelingen echter een vrijstelling, waardoor geen vergunning hoeft te worden aangevraagd. Het is echter in het kader van de zorgplicht wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen.
Hazelworm, levendbare hagedis en zandhagedis
De hazelworm, levendbarende hagedis en zandhagedis komen voor binnen de onderzoekslocatie. Daarnaast kan incidenteel een rugstreeppad voorkomen. Vrijwel de gehele locatie blijft zoals deze in de huidige situatie is. Er gaat derhalve geen habitat verloren. Het is bij graafwerkzaamheden ten behoeve van de realisatie van de na-tuurgraven echter wel te adviseren om dit met de hand dan wel met kleine machines te doen. Dit geldt ook voor onderhoudswerkzaamheden zoals het verwijderen van de strooisellaag. Om doden en verwonden, en daarmee schadelijke effecten die leiden tot een vergunningsplichtig geval, dienen deze werkzaamheden handmatig uitgevoerd te worden. Daarnaast wordt geadviseerd, indien de locaties van de in de winter te realiseren natuurgraven vóór de winter al bekend zijn, deze vrij te houden van dichte begroeiing en/of strooisellaag. Dit voorkomt dat er op deze locaties overwinterende hazelwormen aanwezig zullen zijn.
Overige soort(groep)en
Overtredingen van de Omgevingswet ten aanzien van beschermde soorten behorend tot de overige soortgroe-pen zijn wegens het ontbreken van geschikt habitat/verblijfsmogelijkheden, op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezigheid van voldoende alternatieven en/of gezien de aard van de ingreep in dit geval niet aan de orde.
Soortenbescherming gebouwen en locaties zonnepanelen, parkeerplaatsen en kapschuur
Ook voor de functiewijzing van de Zondagsschool, de voormalige Schapenschuur, de locatie voor realisatie van zonnepanelen en parkeerplaatsen en voor de locatie voor de te realiseren nieuwe kapschuur is een soortenonderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in Bijlage 3. In het rapport is geconcludeerd dat overtredingen van de Wet natuurbescherming ten aanzien van beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen wegens het ontbreken van geschikt habitat/verblijfsmogelijkheden, op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezigheid van voldoende alternatieven en/of gezien de aard van de ingreep in dit geval niet aan de orde zijn.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het ‘nee, tenzij’-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het raadzaam (en in sommige gevallen noodzakelijk) een NNN-toetsing uit te voeren.
Natura 2000
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Binnenveld, bevindt zich op circa 2,8 km afstand ten oosten van de onderzoekslocatie (zie figuur 26). Daarnaast ligt het Natura 2000-gebied Rijntakken op 3,5 km ten zuidwesten van de onderzoekslocatie.
Figuur 26: Ligging plangebied voor natuurbegraven ten opzichte van Natura 2000
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 mei 2019 uitgesproken dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als basis voor toestemming voor activiteiten gebruikt mag worden. Daarmee vervalt de in het PAS gehanteerde grenswaarde voor stikstofdepositie van 0,05 mol N/ha/jaar. Gevolg hiervan is dat alle ingrepen die de stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied in de omgeving ook maar enigszins verhogen in principe niet zijn toegestaan. Door de relatief kleine afstand van circa 2,8 km tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, kan een verhoging van de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ingreep een toename van het aantal bezoekers op dit Natura 2000-gebied niet op voorhand worden uitgesloten. Derhalve is een stikstoftoets uitgevoerd. In eerste instantie is hierbij alleen het deel van de natuurbegraafplaats meegenomen die in de gemeente Rhenen ligt (inclusief de wijziging van de functies van het koetshuis). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Conclusie van het onderzoek is dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner is dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten (zowel in de aanleg- als de gebruiksfase). Op basis van dit onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Aangezien de Aerius-calculator vervolgens nog is ge-update, en het plangebied is vergroot (met ook het deelgebied in de gemeente Veenendaal), zijn voor de volledigheid nieuwe aerius-berekeningen uitgevoerd voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase (voor het plangebied, inclusief deelgebied Veenendaal). Deze berekeningen zijn bijgevoegd in Bijlage 5 en Bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De conclusies blijven gelijk. Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner is dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar.
Externe effecten zoals geluid, licht en trillingen kunnen door de afstand van 2,8 km op het dichtstbij-zijnde Natura 2000-gebied en de aard van de ingreep op voorhand worden uitgesloten.
Toets Natuurnetwerk Nederland (NNN) op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening
De onderzoekslocatie maakt deel uit van het Natuurnetwerk. In figuur 27 is de ligging van het plangebied voor de natuurbegraafplaats (voor de beide gemeenten) ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.
Figuur 27: Ligging plangebied Natuurbegraafplaats ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is planologisch beschermd. Dit betekent dat de provincie Utrecht nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN niet toestaat. In artikel 6.3 van de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht (10 maart 2021) is het volgende vastgelegd over nieuwe bestemmingen binnen het Natuurnetwerk Nederland:
1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het Natuurnetwerk Nederland bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die nadelige gevolgen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland, bedoeld in bijlage 10 Wezenlijke kenmerken en waarden van deze verordening, of die kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, oppervlakte of de samenhang van het natuurnetwerk Nederland, tenzij sprake is van:
a. Ruimtelijke ontwikkelingen vanwege een groot openbaar belang, waarbij er geen reële alternatieven zijn die het natuurnetwerk Nederland niet of minder aantasten;
b. Ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot aantasting worden gecompenseerd binnen een met die ruimtelijke ontwikkeling samenhangend gebied en met dusdanige activiteiten dat de uitvoering van die activiteiten gezamenlijk binnen 10 jaar resulteert in een duidelijk aantoonbare meerwaarde voor het natuurnetwerk Nederland voor wat betreft kwaliteit, oppervlakte en samenhang; of
c. Ruimtelijke ontwikkelingen in het Natuurnetwerk Nederland die beperkt worden gewijzigd of worden toegevoegd, waarbij die wijziging of toevoeging noodzakelijk is voor de instandhouding van de bestaande bestemming.
2. Onder de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval niet de bestaande legale bebouwing, erven en verharding begrepen.
3. Aantasting van het natuurnetwerk Nederland op grond van het eerste lid is slechts mogelijk als:
a. De aantasting zo veel mogelijk wordt beperkt; en
b. De overblijvende aantasting tijdig wordt gecompenseerd.
a. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan.
De voorgenomen ingreep, het realiseren van een natuurbegraafplaats, zonnepanelen en parkeerplaatsen en een nieuwe kapschuur, zal leiden tot een verandering van bestemming van een gebied gelegen in het Natuurnetwerk Nederland. Uit lid 1 van artikel 6.3 blijkt dat een dergelijke wijziging alleen doorgevoerd kan worden wanneer er sprake is van, of een groot openbaar belang, of een noodzakelijke toevoeging voor de instandhouding van de bestaande bestemming, of een passende compensatie. De voorgenomen ingreep valt niet onder een groot openbaar belang of noodzakelijke toevoeging, waardoor deze ingreep enkel uitgevoerd kan worden wanneer er een passende compensatie gevonden kan worden. Dit is ook vastgelegd in lid 3 van artikel 6.3, waaruit blijkt dat aantasting van het Natuurnetwerk Nederland slechts mogelijk is wanneer aantasting zoveel mogelijk wordt beperkt en de overblijvende aantasting tijdig wordt gecompenseerd.
Een deel van de natuurbegraafplaats wordt gerealiseerd in bestaand bosgebied, onderdeel uitmakend van NNN-gebied. Mensen die in de natuur begraven willen worden, zoeken daarvoor een plek in de natuur. Lijn is in dit geval eerst begraven in bestaande natuur en tegelijkertijd ontwikkelen van nieuwe natuur op agrarische percelen. De motivatie om in NNN te begraven wordt in dit geval toegestaan omdat de landgoedeigenaar op korte termijn financiële middelen nodig heeft voor instandhouding landgoed. Daarnaast is een van de doelen van natuurbegraven is de verbinding tussen mens en natuur blijvend herstellen. Doordat men een graf bij leven koopt wordt men meegenomen in de natuur en haar bijbehorende verhalen. Met als gevolg een sterker gevoel van waardering en respect voor natuur. Indirect heeft de natuur hier baat bij, doordat dit gedrag op een veel groter stuk natuur haar weerslag heeft. Mede daarom is het belangrijk om men ook echt in de natuur te laten begraven. Daarnaast wordt de natuur waar natuurbegraven wordt per definitie opgewaardeerd door dagelijkse monitoring en beheer. De huidige agrarische percelen zijn hiervoor niet direct geschikt. Deze worden nog omgezet naar natuur. In het opgestelde inrichtings- en beheerplan zijn daarnaast diverse maatregelen (inrichting en beheer) opgenomen die de aantasting van het NNN-gebied zoveel mogelijk beperken en zelfs juist versterken. Zo wordt het bos gevarieerder, wordt ondergroei bevorderd en worden houtrillen aangelegd. Dit komt veel soorten ten goede en versterkt de waarden van het ecosysteem. In de kwetsbare delen van het plangebied (qua natuurwaarden) wordt begraven niet toegestaan. Met het plan wordt ook bijna 5 hectare nieuwe natuur binnen NNN-gebied gerealiseerd en wordt circa 14,5 hectare bosgebied opgewaardeerd. De locatiekeuze is zorgvuldig tot stand gekomen (zie paragraaf 2.8 van de toelichting van dit bestemmingsplan), de grafdichtheid is beperkt tot gemiddeld 150 graven per hectare binnen het bestaande bosgebied en het aantal begrafenissen is gemaximeerd op 90 per jaar.
Essentieel is daarbij ook dat uit onderzoeken en deskundigen-oordelen blijkt dat natuurbegraven (onder voorwaarden) geen significante effecten heeft op de vegetatie en de bodemchemie. Aan deze voorwaarden wordt met dit plan voldaan. Zie hiertoe paragraaf 2.6 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Nadat het voorliggende ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen, is de provinciale Omgevingsverordening op enkele punten aangepast. De relevante regelgeving per 1 januari 2024 is weergegeven op bladzijde 7 en 8 van de bijgevoegde 'Natuurvisie Landgoed Prattenburg', zoals opgenomen als Bijlage 12 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Beoordeling van het voorliggende plan op deze aangepaste regels leidt niet tot andere conclusies dan hier weergegeven.
Om vast te stellen of het plan daadwerkelijk kan bijdragen aan een versterking van het Natuurnetwerk Nederland dient een Natuurvisie opgesteld te worden waarin is beschreven hoe de voorgenomen plannen kunnen leiden tot een toename in oppervlakte, samenhang en kwaliteit (ook met het oog op wezenlijke waarden en kenmerken) van Natuurnetwerk Nederland.
Natuurvisie Landgoed Prattenburg
Deze 'Natuurvisie Landgoed Prattenburg' is vervolgens opgesteld en bijgevoegd in Bijlage 12 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgt de conclusie.
Uit de analyse voor de Natuurvisie blijkt dat de voorgenomen plannen, het realiseren van een natuurbegraafplaats, de bouw van zonnepanelen en een kapschuur en parkeren rondom de zonnepanelen, kunnen bijdragen aan het versterken van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Daarnaast zal het planvoornemen leiden tot een grotere oppervlakte en samenhang van het Natuurnetwerk Nederland.
Tevens blijkt uit de analyse dat er oppervlakte compensatie benodigd is met een minimale oppervlakte van 5.190 vierkante meter. Het perceel dat is aangedragen voor compensatie, valt binnen de wettelijk gestelde eisen, zoals die in de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht (10 maart 2021) staan opgetekend. Het perceel grenst aan het plangebied en heeft als bestemming 'NNN agrarisch' en maakt deel uit van de Groene Contour. Deze beide bestemmingen zijn geschikt als compensatiegebied. Van het toegewezen perceel zal aan de zuidzijde 5.190 vierkante meter als compensatiegrond ingericht worden.
Op deze compensatiegrond kunnen de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland op, en rond, het plangebied versterkt worden door hier een verbindingszone te creëren naar het oostelijk gelegen bosperceel. Deze verbinding kan gecreëerd worden door het gebied op een tweetal manieren te beplanten. Het zuidelijke deel van de compensatiegrond wordt aangeplant met inheemse boomsoorten om hier een bosstrook van te maken, waardoor er voor grote zoogdieren een verbindingszone ontstaat. Het noordelijke deel kan aangeplant worden als een brede bosrand, met struiken en heesters. Hierdoor ontstaat er ook voor kleinere zoogdiersoorten en reptielen een geschikte verbindingszone. Tevens kan deze bosrand dienen als foerageer- en broedgebied voor veel vogels. Door ook een kruidenrand in deze bosrand te realiseren, zal ook de hoeveelheid insecten toenemen.
Ook op de planlocatie kunnen de voorgenomen plannen helpen bij het versterken van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Het creëren van een minder uniform bos met staand dood hout en een weelderige ondergroei komt veel soorten ten goede en versterkt de waarden van het ecosysteem. Ook het aanleggen van takkenrillen zorgt voor meer beschutting en rust in het gebied.
Naast de noodzakelijke oppervlaktecompensatie zal op 14,56 hectare nog opwaardering van bestaande natuurwaarden plaatsvinden. Dit is meer oppervlakte als het natuurgebied binnen NNN waar natuurbegraven mogelijk wordt gemaakt. In figuur 27,1 is weergegeven waar deze extra opwaardering plaats gaat vinden. Het perceel bevindt zich op circa 1,5 kilometer afstand ten zuidoosten van het plangebied voor natuurbegraven.
Figuur 27.1: Ligging op te waarderen bosgebied
Uit deze Natuurvisie blijkt dat de voorgenomen plannen in het gebied zorgen voor het versterken van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Ook zal het planvoornemen leiden tot een grotere oppervlakte en samenhang binnen het Natuurnetwerk Nederland. De exacte inrichting van het plangebied waar natuurbegraven in het bos plaatsvindt, is vastgelegd in het 'Inrichtings- en beheersplan Natuurbegraafplaats Prattenburg', dat door Natuurbegraafplaatsen Van Waarde is opgesteld. Dit plan is geborgd in de regels, als voorwaardelijke verplichting (zie artikel 4.3.3). In het opgestelde Natuurcompensatieplan is vastgelegd op welke wijze de compensatiegrond ingericht en beheerd wordt.
Natuurcompensatieplan
Direct ten oosten van het plangebied voor natuurbegraven, vindt de natuurcompensatie plaats. Hier wordt een agrarisch gebied van 5.190 m2 omgevormd naar nieuwe natuur, naast dat er circa 4,5 hectare aan agrarische gronden wordt omgevormd naar natuur (binnen NNN), waar ook natuurbegraven mogelijk wordt gemaakt. Dit betreft het oranje gearceerde gebied, zoals weergegeven in figuur 14. De natuurcompensatie vindt plaats omdat het natuurbegraven, maar ook de realisatie van de kapschuur en de realisatie van de panelen en het mogelijk maken van parkeren rond de panelen in gebied, plaastvindt welke is aangewezen als 'Natuurnetwerk Nederland (NNN)'. Het natuurcompensatieplan is opgenomen in Bijlage 4 van de regels van dit bestemmingsplan. Het plan sluit hierbij aan op de uitgangspunten voor de inrichting zoals genoemd in de Natuurvisie, zodat zo optimaal wordt bijgedragen aan het versterken van de wezenlijke kenmerken en waarden van het plangebied.
Herbestemmen gebouwen
Het herbestemmen van de Zondagsschool en Schapenschuur tot logiesfuncties, de twee bestaande schuren (die dienst gaan doen voor opslag en kantoor) en het koetshuis leidt niet tot een aantasting van het NNN in vergelijking met de vorige functies, zoals het geven van bijbelonderwijs en het houden van schapen en het wonen.
De herbestemming van de gebouwen leidt niet tot significant negatieve effecten op één van de volgende punten:
- De aanwezige ecosystemen (waaronder biotopen en habitats);
- De potenties;
- De robuustheid van het systeem inclusief de verbindingsfunctie voor soorten;
- Bijzondere soorten; en
- De abiotische en ruimtelijke condities die deze soorten en ecosystemen nodig hebben.
De drie gebouwen betreft uitsluitend bebouwd oppervlak. De functies vinden in bestaande bebouwing plaats en zorgen niet voor significante toename van bijvoorbeeld geluid (zie o.a. de motivering bij de paragraaf over 'stiltegebied', zoals opgenomen in paragraaf 4.3.1 van deze toelichting). Deze gebouwen hebben momenteel geen waarde voor de aanwezige ecosystemen en bijzondere soorten. Het omvormen van deze gebouwen tot natuur is het enige alternatief. Dit is cultuurhistorisch ongewenst/onmogelijk en zal naar verwachting niet bijdragen aan het versterken van het NNN. De gebouwen zullen geen bijdrage leveren aan de robuustheid van het systeem inclusief de verbindingsfunctie voor deze soorten.
Het nieuwe gebruik is nodig om de monumentale gebouwen in stand te houden. Zie paragaaf 2.11 van de toelichting. Tenslotte: in het totale plan wordt meer gecompenseerd, aangaande NNN, dan nodig. Er wordt 14,5 hectare bestaand bos opgewaardeerd. Hiermee is voorzien in een extra buffer, om met zekerheid te voldoen.
Conclusie
Het voorliggende plan voldoet aan de regels m.b.t. Natuurnetwerk Nederland, zoals weergegeven in de Interim Omgevingsverordening. De aantasting van het NNN-gebied is zoveel mogelijk beperkt, en de NNN wordt ter plaatse van de Natuurbegraafplaats, en op andere plekken, juist ook op onderdelen versterkt. Het totale plan, inclusief de inrichting van compensatiegebied, zorgt voor een duidelijk aantoonbare meerwaarde voor de natuur, die zal ontstaan binnen 10 jaar in zowel kwaliteit, oppervlakte als in samenhang voor het NNN.
Bescherming houtopstanden Natuurbegraafplaats
De Wet natuurbescherming beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bo-men, gelegen buiten de bebouwde kom (de zogenaamde 'houtopstanden'). Het is verboden deze houtopstanden geheel of gedeeltelijk te vellen zonder voorafgaande melding bij gedeputeerde staten.
De houtopstanden binnen het plangebied van de natuurbegraafplaats zijn gelegen buiten de bij besluit van gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. Hierdoor genieten deze bescherming onder de Wet natuurbescherming. Er worden bij de realisatie van de graven echter geen houtopstanden geveld, waardoor een overtreding van artikel 4 van de Wet natuurbescherming ten aanzien van beschermde houtopstanden uitgesloten is.
Ecologisch werkprotocol
De uitkomsten van het uitgevoerde natuuronderzoek hebben geleid tot een ecologisch werkprotocol. Hierin wordt aangegeven welke maatregelen worden genomen om schade aan (beschermde) soorten zoveel mogelijk te voorkomen. Het ecologische werkprotocol is opgenomen in Bijlage 3 van de regels van dit bestemmingsplan.
Slotconclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar op het aspect natuurwaarden. Met betrekking tot soortenbescherming bij de realisatie van de natuurbegraafplaats moeten wel aan aantal beperkingen in acht worden genomen. Deze zijn o.a. vertaald in het opgestelde inrichtings- en beheerplan (zie Bijlage 1) van de regels van dit bestemmingsplan en in het opgestelde ecologische werkprotocol.
5.3 Archeologische Waarden
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologische erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn. Bij het voorliggende plan geldt dit voor het plangebied waar natuurbegraven plaats gaat vinden, en er inrichtings- en beheermaatregelen worden uitgevoerd. Bij het koetshuis wordt de grond niet geroerd. Ter hoogte van de kapschuur wel, maar dit betreft een minimale oppervlakte van 150 m2. Ook wordt hier de grond niet dieper geroerd dan 0,3 meter onder maaiveld, aangezien gebruik wordt gemaakt van Prefab betonnen poeren. Ook met het plaatsen van de zonnepanelen wordt de grond niet dieper geroerd dan 0,3 meter onder maaiveld.
Archeologisch bureauonderzoek natuurbegraafplaats in bosgebied
In eerste instantie is een archeologisch bureauonderzoek (door KSP Archeologie) uitgevoerd voor de realisatie van de natuurbegraafplaats (zie voor het onderzoeksrapport Bijlage 7 van de toelichting van dit bestemmingsplan). Op basis van de gegevens die in het bureauonderzoek zijn verzameld, is een middelhoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum, een hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) en een lage verwachting voor bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd.
Inventariserend Veldonderzoek verkennende fase (booronderzoek) natuurbegraafplaats in bosgebied
Uit het booronderzoek (door KSP Archeologie) is gebleken dat de verstoring van de bovengrond door bosbouw 10 tot maximaal 50 cm bedraagt (zie het bijgevoegde onderzoeksrapport zoals opgenomen in Bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan). De oorspronkelijke podzolbodem in het plangebied is vanaf de Bh- dan wel Bhshorizont grotendeels intact aangetroffen. Daarnaast zijn er duinvaaggronden aangetroffen, waaronder de veldpodzolbodem vanaf de Bh- dan wel Bhs-horizont vaak intact is aangetroffen. Uit veldwaarnemingen is gebleken dat in het plangebied resten aanwezig zijn die samenhangen met militaire activiteit tijdens WO II. Op basis hiervan blijft de middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum en de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) gehandhaafd. De resultaten van het booronderzoek geven geen aanleiding om de lage verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe Tijd Midden bij te stellen, maar de lage verwachting voor de Nieuw Tijd Laat wordt bijgesteld naar hoog. Op grond van de aangetroffen resten uit WO II en de grote mate van intactheid van de bodem in het plangebied en daarmee hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen ouder dan de late Middeleeuwen adviseert KSP Archeologie in ieder geval om de resten uit WO II beter in kaart te brengen ten behoeve van de bescherming van deze resten. Afhankelijk van de eventuele inrichtingsplannen en locaties van natuurbegravingen wordt geadviseerd om op de desbetreffende plekken een karterend booronderzoek uit te voeren voor vindplaatsen ouder dan de Late Middeleeuwen. Deze vindplaatsen worden vooral verwacht rondom de laagte aan de noordwestzijde van het plangebied en de laagte in het midden van het plangebied. Aanbevolen wordt om een zone van 50 m breed rondom de laagtes te onderzoeken. Het bevoegd gezag heeft het aangepaste rapport beoordeeld en goedgekeurd. Er is een vervolgonderzoek verplicht gesteld voor het in kaart brengen van WO II resten en er is geen vervolgonderzoek verplicht voor archeologische waarden ouder dan WO II.
Archeologisch bureauonderzoek met verwachtingskaart voor resten uit de Tweede Wereldoorlog, natuurbegraafplaats in bosgebied
Onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied landgoed Prattenburg te Rhenen en Veenendaal (dit volledige onderzoeksrapport is opgenomen in van de toelichting van dit bestemmingsplan). Aanleiding voor het onderzoek is het plan om op het landgoed een natuurbegraafplaats in te richten. Tijdens een verkennend booronderzoek is door KSP archeologie vastgesteld dat er binnen het plangebied diverse opvallende structuren aanwezig waren die in verband kunnen worden gebracht met militaire activiteiten uit de Tweede Wereldoorlog. Door het onverwacht aantreffen van deze resten is er besloten een aanvullend bureauonderzoek uit te laten voeren naar enkel de archeologische resten uit de oorlogsjaren.
Binnen en rondom het plangebied bevinden zich verdedigingswerken van een artilleriesteunpunt van één van de meest bekende en belangrijkste Nederlandse verdedigingslinie uit de oorlog, de Grebbelinie, of Valleistelling, zoals de linie in 1939-1940 werd aangeduid en de resten van een Duitse Flakstellung (luchtafweerstelling). Het artilleriesteunpunt omvatte drie batterijen (1e, 2e en 3e) van de eerste afdeling van het 4e Regiment Artillerie (I-4RA) en bestond uit simpele veldversterkingen, al voor het uitbreken van de oorlog volledig gevechtsklaar gemaakt. De kanonnen stonden in de vuurposities, de loopgraven waren versterkt en de munitie stond uitgepakt paraat voor direct gebruik bij een mogelijke aanval. Vanuit deze vuurstellingen is tijdens de meidagen vuur afgegeven op het front nabij Veenendaal in het noorden en later vlak voor het terugtrekken ook op de Grebbeberg in het zuiden. Binnen het plangebied ligt verder een Duitse zware Flakstellung (luchtafweerstelling)j, die waarschijnlijk eind 1944 is aangelegd. Het gaat om een stelling voor zwaar luchtafweergeschut met een kaliber van 8,8 cm. In totaal bouwde de bezetter drie beddingen waarin een dergelijk kanon kwam te staan en een kleinere bedding voor lichter luchtdoelgeschut om de stelling tegen laagvliegende of aanvallende vijandelijke jagers te beschermen.
De bouw van de stellingen en het gebruik hiervan hebben tijdens de mobilisatie en de oorlogsjaren een aanzienlijke hoeveelheid sporen achtergelaten in het bodemarchief en in het landschap. Nagenoeg alle sporen zijn vandaag de dag nog met het blote oog aan het maaiveld zichtbaar. Het gaat vooral om resten van de hier aangelegde verdedigingswerken. Beide complexen (Nederlandse artilleriesteunpunt en een luchtafweerstelling uit de bezettingsperiode) kennen specifieke structuren die grotendeels volgens militaire voorschriften in het landschap zijn ingepast en aangelegd.
Voor het Nederlandse artilleriesteunpunt geldt dat er resten van vuurstellingen, loopgraven (met daaraan munitienissen, wapenopstellingen, observatieposten en schuttersnissen), (munitie)opslagplaatsen, versperringen en afvalkuilen aanwezig kunnen zijn. Binnen het plangebied geldt voor de Duitse Flakstellung dat er mogelijke resten van de open beddingen (feuerstelle), Deckungslöcher(eenmansgaten), munitieopslagen, MG-Feuerstelle (mitrailleursnesten), hulzenputten, afvalkuilen en versperringen aanwezig kunnen zijn. Voor beide complexen geldt dat het verwachte vondstmateriaal uit constructiemateriaal (hout, plaggen, metaal etc.), militaire uitrustingsstukken, voorwerpen en wapenonderdelen en persoonlijke voorwerpen van de militairen of civiele gebruiksvoorwerpen kan bestaan. Daarnaast is het mogelijk dat in de verwachte structuren achtergebleven of gedumpt militair/civiel materiaal aanwezig is dat hier bij het verlaten en ontmantelen van de posities is ingegooid.
Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied sprake is van goed bewaard gebleven archeologische vindplaatsen uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat daarnaast om bijzondere complexen die als geheel intact en visueel in het landschap aanwezig zijn. Zeker artilleriesteunpunten die tijdens de meidagen van 1940 een rol hebben vertolkt zijn elders langs de Valleistelling na de gevechten verwijderd of grotendeels verstoord. Er wordt hierdoor geadviseerd om de bekende structuren (vindplaatsen) daarom in tact te laten en deze in situ te bewaren, met uitzondering van de zone die als bouwlocatie is aangeduid.
Wanneer het niet mogelijk is de vindplaatsen in situ te bewaren, wordt bij bodemverstorende activiteiten aanbevolen om vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (protocol IVO-P) met een mogelijke doorstart naar een opgraving. Op basis van dit onderzoek is het mogelijk inzicht te krijgen in de aanwezigheid van archeologische resten en de aard, ruimtelijke spreiding, diepteligging, conservering en gaafheid hiervan. Voorafgaand aan dit onderzoek dienen de eisen, waaraan het onderzoek dient te voldoen, te worden vastgelegd in Programma van Eisen (PvE). Daarnaast wordt geadviseerd om het artilleriesteunpunt en de aan het maaiveld zichtbare resten van de Flakstellung te beschermen en beter zichtbaar en beleefbaar te maken door lage begroeiing bij te houden en waar dit mogelijk is te verwijderen. Dit dient zonder zware bosbouwmachines te gebeuren omdat deze de wallen zwaar kunnen aantasten. Ook het rooien van bomen is onwenselijk vanwege de grote verstoringen die hierbij optreden.
Figuur 28: Archeologische verwachtingskaart WOII (in het bijgevoegde archeologische onderzoeksrapport is een goed leesbare kaart opgenomen)
Doorwerking archeologie in plan natuurbegraafplaats in bosgebied
Met de uitkomsten van de archeologische onderzoeken is rekening gehouden bij het opgestelde inrichtings- en beheerplan (zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan) en dit bestemmingsplan. De archeologische waardevolle plekken die verband houden met de Tweede Wereldoorlog worden ontzien. Hier wordt de grond niet vergraven, en vindt dan ook geen natuurbegraven plaats. Dit is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan, in combinatie met de bijbehorende verbeelding (de plankaart).
Bureauonderzoek natuurbegraven op agrarische gronden
Ook voor de agrarische gronden (ten oosten van het bosgebied en ten zuidwesten van het bosgebied) die omgevormd worden naar natuur, en waar natuurbegraven gaat plaatsvinden, is bureauonderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in Bijlage 15 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgen de conclusies.
Het doel van het archeologische bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart heeft het zuidwestelijke deel van het te onderzoeken plangebied grotendeels een hoge archeologische verwachting. Alleen voor de noordoostrand geldt een middelhoge (gematigde) verwachting. Voor het noordoostelijke deel van het plangebied geldt voor de noordwestelijke helft een middelhoge en voor de zuidoostelijke helft een hoge verwachting. Naar aanleiding van de resultaten van het bureauonderzoek is deze verwachting nader gespecificeerd per periode/bijgesteld.
Het zuidwestelijke deel van het plangebied lijkt op basis van het AHN-kaartbeeld onderdeel uit te maken van de daluitspoeilingswaaier ten zuiden van het plangebied in plaats van de zone met landduinen met bijbehorende vlakten en laagten zoals op de geomorfologische kaart staat aangegeven. Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt binnen een zone met gordeldekzandwelvingen. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Op basis van de landschappelijke ligging en het AHN-kaartbeeld ligt het zuidwestelijke deel van het plangebied op een daluitspoeilingswaaier en het noordoostelijke deel van het plangebied binnen een zone met gordeldekzandwelvingen. Op basis van deze liggingen en de archeologische onderzoeksmeldingen en vondstlocaties uit de omgeving is aan het zuidwestelijke deel van het plangebied een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum en aan het noordoostelijke deel is een lage verwachting toegekend voor deze periode. Aan het zuidwestelijke deel van het plangebied is een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) en voor het noordoostelijke deel is een lage verwachting toegekend voor deze periode. Voor de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd is op basis van de historische ontwikkeling een hoge verwachting op het aantreffen van bebouwingsresten aan het zuidwestelijke deel van het plangebied toegekend en een lage verwachting voor het noordoostelijke deel. Daarnaast heeft het zuidwestelijke deel van het plangebied een hoge waarde vanwege de aanwezigheid van een loopgraaf uit WO II. Het noordoostelijke deel van het plangebied heeft een lage verwachting voor de aanwezigheid van resten uit WO II.
Vanwege de mogelijk aanwezige bodemverstoring is geadviseerd om de archeologische verwachting te toetsen door middel van een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase. Met dit onderzoek wordt de bodemopbouw in kaart gebracht en wordt de intactheid van de bodem en het potentiële archeologische niveau vastgesteld.
Archeologisch inventariserend veldonderzoek natuurbegraven op agrarische gronden
Gezien het advies is vervolgens archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 16 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgen de conclusies.
Uit het booronderzoek is gebleken dat binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied sprake is van daluitspoelingswaaier- dan wel hellingafzettingen en in het noordoostelijke deel van het plangebied is een vrij vlakke zone met dekzand aangetroffen. In het zuidwestelijke deel van het plangebied komen laarpodzolgronden en zwarte enkeerdgronden voor gekenmerkt door een tweefasig plaggendek (Aapen Aa-horizont) en is de oorspronkelijk podzolbodem door verploeging vrijwel geheel afwezig en opgenomen in het plaggendek. In het noordoostelijke deel van het plangebied zijn binnen het westelijk gedeelte laarpodzolgronden en enkeerdgronden aangetroffen en binnen het oostelijk gedeelte laarpodzolgronden. Er is geen oudere fase van het plaggedek aanwezig binnen beide delen. In beide delen is de oorspronkelijke podzolbodem deels verploegd met het plaggendek en deels nog aanwezig. Het potentiële archeologische niveau is in het zuidwestelijke deel van het plangebied aanwezig vanaf 40 cm -mv en in het noordoostelijke deel vanaf 35 cm -mv. Aangezien binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied ook nog een oude bouwvoor aanwezig is, in tegenstelling tot het noordoostelijke deel, betekent dit dat het zuidwestelijke deel veel eerder in gebruik is genomen als landbouwgrond dan het noordoostelijke deel. Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt hoger is droger, waardoor hier de kans op het aantreffen van nederzettingsresten veel groter is dan binnen het laag gelegen en relatief natte noordoostelijke deel van het plangebied. Op basis hiervan is de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum voor het zuidwestelijke deel naar laag bijgesteld en blijft de lage verwachting voor het noordoostelijke deel gehandhaafd. De hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) voor het zuidwestelijke deel en de lage verwachting voor het noordoostelijke deel blijven gehandhaafd. De resultaten van het booronderzoek geven geen aanleiding om de hoge verwachting voor het zuidwestelijke deel en de lage verwachting voor het noordoostelijke deel voor resten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd bij te stellen. De resultaten van het booronderzoek geven tevens geen aanleiding om de hoge waarde in het zuidwestelijke deel vanwege de aanwezigheid van een loopgraaf uit WO II, die de begrenzing vormt van het noordoostelijk gedeelte van dit deel van het plangebied en de lage verwachting voor resten uit WO II voor het noordoostelijke deel van het plangebied bij te stellen.
Aangezien binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied ook nog een oude bouwvoor aanwezig is, in tegenstelling tot het noordoostelijke deel, betekent dit dat het zuidwestelijke deel veel eerder in gebruik is genomen als landbouwgrond dan het noordoostelijke deel. Dit deel van het plangebied ligt hoger is droger, waardoor hier de kans op het aantreffen van nederzettingsresten veel groter is dan binnen het laag gelegen en relatief natte noordoostelijke deel van het plangebied. Bij een maximum aantal begravingen van 500 per hectare (ca. 2 m2 per graf) in het zuidwestelijke deel van het plangebied zal daar maximaal 800 m2 grond per hectare worden verstoord. Deze verstoring van 2 m2 per graf is zo gering, waarbij de locatie op voorhand niet bekend is, dat KSP Archeologie geen vervolgonderzoek adviseert voor zowel het zuidwestelijke deel als voor het noordoostelijke deel van het plangebied.
Hiermee is het plangebied voldoende onderzocht en is het voorgenomen plan uitvoerbaar.
5.4 Cultuurhistorische Waarden
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij een afwijkingsbesluit in het kader van de Wro.
Historie landgoed Prattenburg
Landgoed Prattenburg is sinds het eind van de 17e eeuw in bezit van de familie Van Asch van Wijck en omvat naast een hoofdhuis (kasteel) met verschillende opstallen, uitgestrekte natuurgebieden van hoofdzakelijk bos. Het huis, oorspronkelijk een versterkte boerderij, werd reeds in 1474 genoemd onder de naam Prattenborch. Het huidige huis waarvan de vierkante toren op een middeleeuws fundament berust, is in 1887 gebouwd. Rond deze periode is ook het park aangelegd, terwijl de lanenstructuur van oudere datum is. De historische tuin- en parkaanleg -in landschapsstijl- kwam aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw tot stand. Het park rondom het kasteel werd in 1896 door Otto Schulz ontworpen en aangelegd. Leonard Springer heeft in 1922 de omgeving van het huis verfraaid door de aanplant van veel bloeiende heesters. Omstreeks 1901 werden twee natuurlijke vennetjes vergraven tot één grote, diep gelegen slingervijver die omgeven wordt door rododendrons en waarvan Hendrik Copijn de ontwerper geweest moet zijn.
Het landgoed beslaat ruim 430 ha en ligt tussen de bebouwde kom van Veenendaal en Elst in. Meerdere generaties geleden is de familie Van Asch van Wijck begonnen heide te bebossen. Behalve omvangrijke heidevelden waren er in die periode onbeschermde cultuurgronden en restantjes bos. Opvolgende generaties van de familie hebben hieruit het landgoed Prattenburg ontwikkeld met de huidige landschappelijke karakteristieken. Bossen zijn aangelegd en houtopbrengsten werden en worden benut om opnieuw bomen te planten. Vlak na de oorlog heeft midden in het landgoed een kaalslag plaatsgevonden toen 90 ha bos werd gevorderd. De familie heeft die percelen herplant met grove den met daartussen loofhouten lanen en op basis van nieuwe opvattingen over de stabiliteit en natuurwaarden van het bos dit tot een waardevol element van het landgoed gemaakt.
Naast het bosbeheer heeft ook de landbouw een essentiële rol gespeeld voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van het landgoed. De landbouwpercelen, in totaal circa 30 ha en grotendeels in eigen beheer onderhouden, zijn omgeven door loofhouten lanen en –houtwallen.
Relatie tot voorliggende plan
Het bosgebied aan de westkant van de kern van Landgoed Prattenburg krijgt een natuurlijke impuls. Door de realisatie van de natuurbegraafplaats, wordt o.a. het bosgebied (voornamelijk productiebos) kwalitatief verbeterd en is duurzame instandhouding gegarandeerd. Cultuurhistorische waarden, zoals de resten van de verdedigingswerken uit WOII, worden niet aangetast en blijven behouden. De aan het maaiveld (zichtbare) resten van het artilleriesteunpunt en de Flakstellung worden beter beschermd, herkenbaar en beleefbaar gemaakt. Door lage begroeiing (inclusief opschot bomen) te verwijderen worden deze relicten onderdeel van de beleving van de natuurbegraafplaats en WOII. Hierdoor ontstaat een gevarieerder bos met meerwaarde voor biodiversiteit.
Het toekennen van nieuwe functies aan monumentale gebouwen biedt voor het landgoed nieuwe economische dragers, waarmee het kwalitatief verbeteren van het bosgebied mogelijk wordt en het landgoed (inclusief monumentale bebouwing) in stand kan worden gehouden. De monumentale bebouwing en de historische tuin- en parkaanleg blijven behouden en worden niet aangetast. Behoudens de nieuw te bouwen kapschuur en de te plaatsen zonnepanelen met toebehoren, welke zorgvuldig landschappelijk ingepast wordt aansluiting op de bestaande heggen en zichtlijnen, worden er geen nieuwe gebouwen (of andere bouwwerken) gebouwd.
5.5 Water
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2020 beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.
Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Het kabinet streeft naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.
De activiteiten betreffende het voorliggende plangebied vinden niet in of nabij oppervlaktewaterlichaam van Rijkswaterstaat plaats.
Provincie Utrecht
In paragraaf 4.3 is weergegeven dat het voorliggende plan voldoet aan de regels vanuit de provinciale Interim Omgevingsverordening, o.a. op het gebied van de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Daarnaast geldt het provinciale Bodem en Waterprogramma 2022-2027. Het Bodem- en waterprogramma 2022-2027 is een uitwerking van ambities voor de bodem en het water uit de provinciale Omgevingsvisie. Het programma beschrijft hoe de provincie samen met partners wil werken aan ambities uit de Omgevingsvisie, welke beleidskeuzes de provincie maakt en hoe de provincie hier uitvoering aan wil geven. Het gaat nader in op thema's als schoon oppervlaktewater, schone bodem en grondwater, een goede bodemkwaliteit, voldoende water voorkomen wateroverlast, waterveiligheid en het halen van energie uit bodem en water.
Het voorliggende plan past binnen de doelen en uitgangspunten uit die provinciale programma. Met betrekking tot natuurbegraven zijn 2009 door Wageningen Environmental Research verschillende grondonderzoeken gedaan op natuurbegraafplaatsen die uitwijzen dat de invloed van schadelijke stoffen vanuit het lichaam in feite verwaarloosbaar is. In 2017 is onderzoek gedaan bij Natuurbegraafplaats Heidepol, waaruit dezelfde conclusie getrokken werd. Het voorliggende plan maakt geen nieuwe functies mogelijk die de kwaliteit van het (grond)water en de bodem aantasten. Ook is de waterveiligheid niet in het geding en worden door het plan de risico's op wateroverlast niet vergroot.
Waterschap Vallei en Veluwe
Het waterschap heeft een Waterbeheerprogramma 2016-2021 opgesteld (van 9 februari 2022). Het Waterbeheerprogramma (WBP) geeft de koers aan die het waterschap vaart en beoogt daarmee twee dingen. Ten eerste inzicht geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede de koers intern – als spoorboekje – expliciet maken en vastleggen. De maatregelen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt.
Gevolgen plan voor de waterhuishouding
Ten aanzien van het aspect watertoets kan worden gesteld dat de toename van verhard oppervlakte beperkt is. Dit betreft alleen de kapschuur. Bij het plaatsen van de zonnepanelen, kan het water vrij blijven infiltreren in de grond. Het waterbergend vermogen van het plangebied zal hiermee niet significant afnemen. Zodoende is er geen sprake van een noodzaak tot de realisatie van extra waterbergend vermogen. Hemelwater van het gebouw wordt afgevoerd via het omringende terrein. Bij het natuurbegraven wordt alleen gebruik gemaakt van niet schadelijke en biologisch materialen voor de kist/ het omhulsel. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet op de lijkbezorging. De invloed van natuurbegraven op grond en grondwater is verwaarloosbaar, blijkt onder andere uit onderzoek van Alterra. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Het voorliggende plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. Op 28 december 2020 is de digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de 'korte procedure' kan worden gevolgd. Het waterschap heeft hiermee een positief wateradvies afgegeven. Zie hiertoe Bijlage 10 en Bijlage 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Met betrekking tot het aspect water is het voorliggende plan uitvoerbaar.
5.6 Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen aanwezige waarden aangetast.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
- Bodem
- Geluid
- Luchtkwaliteit
- Externe veiligheid
- Wet geurhinder en veehouderij
- Bedrijven en milieuzonering
- Vormvrije m.e.r.-beoordeling
- Verkeer en parkeren
6.2 Bodem
Met betrekking tot het aspect bodem zijn de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer en het Besluit Bodemkwaliteit van belang. Voorafgaand aan het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik.
Onderzoek en conclusie
Op o.a. de website www.bodemloket.nl is nagegaan of er eventuele bodemverontreinigingen in het plangebied bekend zijn (zie figuur 29). Dat is niet het geval.
Figuur 29: Weergave kaart www.bodemloket.nl (met rode pijl is het plangebied aangeduid).
Op de 'ontgravings- en toepassingskaart' (www.bodemloket.nl) is de grond aangeduid als 'Landbouw-Natuur'. Gezien het huidige gebruik van de grond als bosgrond, en het gebruik in het verleden (woeste grond en bosgrond), zijn bodemverontreinigingen hier redelijkerwijs niet te verwachten.
Bij het natuurbegraven wordt uitgegaan van een lage grafdichtheid. Verder zal bij het natuurbegraven alleen gebruik worden gemaakt van niet schadelijke en biologisch materialen voor de kist/ het omhulsel. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet op de lijkbezorging. Effecten op de bodem zullen daarom verwaarloosbaar zijn. Verder voorziet de Wet op de lijkbezorging afdoende in maatregelen om significante milieueffecten te voorkomen of te beperken. De Wet op de lijkbezorging is afgestemd op reguliere vormen van begraven.
Verder blijkt uit een algemeen rapport, het Alterra-rapport 'Terug naar de Natuur' uit 2009, dat het vergaan van het dode lichaam geen significant effect op de bodem en het bodemleven veroorzaakt. In dit rapport is een aantal theoretische studies beschreven waarin effecten van metalen, eutrofiërende stoffen, organische zuren en afbraakproducten, medische stoffen en stoffen als kwik op afzonderlijke milieuonderdelen onderzocht zijn. Het begraven zal niet leiden tot overschrijdingen van de milieunormen voor de bodem.
Voor de te realiseren kapschuur geldt dat hier geen mensen permanent zullen verblijven. Het koetshuis is reeds in gebruik, waar mensen wel voor langere tijd kunnen verblijven. Dat wijzigt niet met het voorliggende plan. Dit koetshuis wordt ook niet uitgebreid. Ook de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool betreffen bestaande gebouwen. Hier vindt alleen een functiewijziging plaats, waarbij de grond niet geroerd hoeft te worden.
Met betrekking tot het aspect bodem wordt de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar geacht.
6.3 Geluid
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
- de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
- bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
- op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) moet inzichtelijk worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.
Onderzoek en conclusie
Op deze locatie wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Recreatiewoningen zijn niet geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidshinder. Ook een natuurbegraafsplaats is op basis van de Wet geluidshinder niet aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Volgens de VNG-richtlijnen bedraagt de grootste afstand voor begraafplaatsen 10 meter. Voor lichte horeca (in het koetshuis) geldt ook een richtafstand voor geluid van 10 meter. In het voorliggende plan ligt de dichtsbijzijnde woning niet binnen 20 meter afstand van de plekken waar begraven mag worden. Nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk. Dit is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan, in combinatie met de bijbehorende verbeelding (plankaart). In de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool worden erflogies mogelijk gemaakt. Deze twee gebouwen liggen los van de overige (woon)gebouwen en op ruim voldoende afstand van functies die geluidsoverlast kunnen geven.
Hiermee kan worden gesteld dat het voorliggende plan voldoet aan de Wet geluidhinder en op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook worden omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd (deze liggen op ruime afstand van het plangebied).
6.4 Luchtkwaliteit
Inleiding
In het kader van goede ruimtelijke ordening en gezien de gevoeligheden van luchtkwaliteit op de gezondheid is voor een bestemmingsplan inzicht nodig in de mate van de luchtkwaliteit c.q. blootstelling aan luchtverontreinigingen, te weten concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof PM10) van toename van verkeersaantrekkende werking en eventuele andere activiteiten.
Wettelijk kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Voor NO2 bedraagt de grenswaarde in Nederland 40 µg/m3. Voor PM10 bedraagt de grenswaarde ook 40 µg/m3 en de advieswaarde 20 µg/m3.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Onderzoek en conclusie
Actuele luchtkwaliteit
Voor de actuele luchtkwaliteit, ter hoogte van het plangebied, is de Atlas voor de Leefomgeving geraadpleegd. Hieruit blijkt dat de NO2 waarde ter hoogte van het plangebied 12 tot 16 µg/m3 bedraagt. Ook blijkt dat de PM10 waarde ter hoogte van het plangebied 18 tot 19 µg/m3 bedraagt. Hiermee wordt ruim voldaan aan de grenswaarden en de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied is daarmee voldoende.
Bijdrage plan aan luchtkwaliteit
De natuurbegraafplaats, inclusief de overige functies die planologisch mogelijk worden gemaakt, dragen volgens de Regeling (luchtkwaliteitseisen) niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan is qua omvang en verkeersaantrekkende werking kleinschaliger als de bouw van 1500 woningen aan één ontsluitingsweg. De beschikbaar gestelde NIBM-tool is voor de volledigheid ook ingevuld, middels een worst-case scenario van 150 verkeersbewegingen als weekdaggemiddelde (in werkelijkheid wordt dit aantal niet gehaald). Ook hieruit blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is, en dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is (zie figuur 30).
Figuur 30: Ingevulde NIBM-tool (worst-case scenario).
Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
6.5 Externe Veiligheid
Het beleidsveld externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
- Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
- Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt.
Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Onderzoek en conclusie
Om in beeld te brengen of er in het plangebied of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er geen risicobronnen in het plangebied aanwezig zijn (zie figuur 31).
Figuur 31: Uitsnede Risicokaart Nederland (met blauwe pijl is het plangebied aangeduid)
Een natuurbegraafplaats is anderzijds geen gevoelig object of een inrichting die formeel een veiligheidscontour kent. Ditzelfde geldt voor de functies die in het koetshuis, in de voormalige Schapenschuur en in Zondagsschool uitgevoerd gaan worden. Ook die functies kennen geen veiligheidscontour.
Het voorgenomen plan is m.b.t. het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
6.6 Bedrijven En Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.
Volgens de VNG-normen hebben begraafplaatsen op het gebied van geur, stof, geluid en gevaar een maximale hinderafstand van 10 meter. Ditzelfde geldt voor lichte horeca. De dichtsbijzijnde woningen liggen aan de zuid- en zuidoostzijde van het plangebied. Met het plan wordt deze maximale hinderafstand gerespecteerd. Er wordt niet dichter dan 20 meter begraven van woningen. Hiermee is er geen sprake van milieuhinder vanuit de natuurbegraafplaats. Verder is een natuurbegraafs ook geen milieugevoelig object en is daarmee geen belemmerend object voor de bedrijfsvoering van bedrijven in de nabij gelegen omgeving. Ook de voorziene functies van het koetshuis, de voormalige Schapenschuur en de Zondagsschool voldoen aan de VNG-normen. Voor het koetshuis geldt een lichte horecafunctie, er kunnen ceremonies gehouden worden, en er kunnen mensen verblijven. Woningen van derden liggen op ruim voldoende afstand, en deze functies belemmeren ook geen bedrijven in het omliggende gebied.
6.7 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Het Besluit milieueffectrapportage geeft activiteiten en gevallen aan waarin een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Ook gelden er verplichtingen als een voorgenomen project valt onder de genoemde activiteiten, maar niet onder de drempelwaarden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Het project maakt de functies natuurbegraven, de realisatie van een kapschuur en zonnepanelen, en een beperkt aantal functies in het bestaande monumentale gebouwen mogelijk. Ook worden twee bestaande houten schuurtjes in gebruik genomen door de natuurbegraafplaats. Deze voorgenomen ontwikkelingen zijn niet opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. De realisatie van een natuurbegraafplaats betreft bijvoorbeeld geen landinrichtingsproject (D9). Ook betreft de ontwikkeling geen 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeertereinen (D11.2). De betreft een dermate kleinschalig plan dat hier geen sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'.
Voor het voorgenomen plan is geen m.e.r.-beoordeling of vormvrije m.e.r. benodigd. De realisatie van het plan valt niet onder het Besluit milieueffectrapportage. In deze toelichting zijn de kenmerken en de plaats van het project beschreven. De natuurbegraafplaats wordt bijvoorbeeld aangelegd met respect voor de bodem. De locatie (en ook de gebouwen waar functiewijziging plaats vindt) is onderzocht op het gebied van aanwezige ecologische waarden. Hieruit blijkt dat het gebied geschikt is voor planontwikkeling. De locatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied (en heeft hier geen negatieve effecten op). Wel ligt het plangebied in het Natuur Netwerk Nederland, maar heeft het plan hier geen significant negatief effect op. De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling op de planlocatie is goed onderzocht in het kader van de onderzoeken welke deel uit maken van de voorliggende toelichting van het bestemmingsplan.
6.8 Verkeer En Parkeren
Voor de effecten betreffende verkeer en parkeren wodt verwezen naar paragraaf 3.6 van deze toelichting.
6.9 Conclusie
In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij is waar mogelijk aangesloten op de systematiek en regels van het bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' (10 februari 2015) en het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' (vastgesteld op 6 maart 2018).
7.2 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor is een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden. Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels
7.3 Verantwoording Van De Regels
1. Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke bestemmingsregels en van de verbeelding te garanderen.
2. Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de regels in verband met de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk inhoudelijke regels, die specifiek voor die bestemming gelden.
Met betrekking tot de regels is aangesloten aangesloten op de regels van het bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' (10 februari 2015). Dit betreft de geldende enkelbestemming, dubbelbestemmingen en aanduidingen. De gronden waarop de natuurbegraafplaats wordt gerealiseerd hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Dit geldt ook voor de gronden in het bosgebied, om zo productiebos uit te sluiten. Voor dit voorliggende bestemmingsplan geldt dat aanvullend aan de bestemming Natuur het medegebruik als natuurbegraafplaats is toegestaan op gronden die daartoe specifiek zijn voorzien van een nadere aanduiding. Hierbij is gereguleerd dat binnen de gronden die zijn voorzien van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats 1' en 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats 2' er geen sprake mag zijn van een grafdichtheid van respectievelijk gemiddeld meer dan 150 graven per hectare (in het bestaande bosgebied) en meer dan gemiddeld 500 graven per hectare (op de om te vormen agrarische gronden). Het grondgebruik per graf mag niet meer zijn dan 3,5 m2. Het aantal begrafenissen is gemaximeerd op maximaal 90 per jaar. De te realiseren kapschuur (al wel reeds vergund) is planologisch mogelijk gemaakt door het toevoegen van de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. De twee houten schuren in het bos gaan dienst doen voor opslag, ontvangst en kantoor. Dit is planologisch mogelijk gemaakt in de bestemmingsomschrijving van de enkelbestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' (die geldt voor de twee houten schuren).
Het koetshuis heeft de enkelbestemming Maatschappelijk - Landgoed' gekregen. Hiermee is mogelijk gemaakt dat hier ook ceremonies kunnen plaatsvinden. Dit betreffen ceremonies voor natuurbegraven, maar bijvoorbeeld ook huwelijksceremonies. Ook kunnen er kleinschalige conferenties en vergaderingen plaatsvinden en is er ruimte voor lichte horeca, recreatie en educatie.
De Zondagsschool en de voormalige Schapenstal hebben de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en de functieaanduiding 'recreatiewoning' gekregen. Dit betreffen twee recreatiewoningen waar ook vergaderd kan worden.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelen' toegevoegd. Hiermee wordt het plaatsen van zonnepanelen op de voorziene plek planologisch mogelijk gemaakt (is al wel reeds vergund). Ook is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - parkeerterrein' toegevoegd, om het parkeren planologisch mogelijk te maken.
Het perceel waarop de natuurcompensatie plaatsvindt heeft de bestemming 'Natuur' gekregen.
Tot slot is de regeling m.b.t. het parkeren overgenomen van het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' (vastgesteld op 6 maart 2018).
3. Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van het plan. Hierbij is aangesloten aangesloten op de regels van het bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' (10 februari 2015) en het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' (vastgesteld op 6 maart 2018). Ook is de aanduiding ‘milieuzone - matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad’ opgenomen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de toekomstige drinkwatervoorziening.
4. Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Inleiding
In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
8.2 Ruimtelijke Uitvoerbaarheid
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 6). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg en zienswijzen
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Utrecht
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg toegezonden aan de provincie Utrecht. De provincie heeft per brief, zoals opgenomen in Bijlage 13 van de toelichting van dit bestemmingsplan enkele opmerkingen gemaakt. Beter gemotiveerd moet worden hoe de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt, dat de NNN niet wordt aangetast, de meerwaarde van het plan, dat aantasting van gronden zoveel mogelijk wordt beperkt en hoe rekening wordt gehouden met de das. Tevens dient de aanduiding 'milieuzone - matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad’ opgenomen te worden en moet worden gemotiveerd hoe rekening wordt gehouden met de kwaliteit van het grondwater. Al deze aspecten zijn in dit bestemmingsplan nader onderbouwd / gemotiveerd. Ook is de betreffende aanduiding opgenomen.
Tot slot is de provincie van mening dat natuurbegraven een 'stedelijke activiteit' betreft. In paragraaf 4.3.1 van dit bestemmingsplan was eerder gemotiveerd dat natuurbegraven geen 'stedelijke activiteit' betreft, conform de Interim Omgevingsverordening. Dit is, uiteindelijk nadat de provincie een zienswijze heeft ingediend, aangepast. Artikel 7.8 van de IOV biedt de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van het verstedelijkingsverbod. Deze motivatie is opgenomen in paragraaf 4.3.1. van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Waterschap
Op 28 december 2020 is de digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de 'korte procedure' kan worden gevolgd. Het waterschap heeft hiermee een positief wateradvies afgegeven.
Afstemming met belanghebbenden
De omwonenden van het plangebied zijn geïnformeerd over het planvoornemen. Hier heeft afstemming mee plaatsgevonden. Dit geldt tevens voor andere belanghebbenden, zoals de 'Stichting Vrienden van Landgoed Prattenburg'.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor de duur van zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegen, van 13 juli 2023 tot en met 23 augustus 2023. Gedurende deze termijn zijn vier zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat weergegeven in de 'Reactienota 'Verduurzamen En Herbestemmen Landgoed Prattenburg'', zoals opgenomen in bijlage 17 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De zienswijzen zijn daarbij voorzien van antwoorden. Onderdelen van zienswijzen hebben geleid tot wijzigingen van het bestemmingsplan. Deze wijzigingen zijn aangegeven in de 'Reactienota Verduurzamen en herbestemmen Landgoed Prattenburg', zoals opgenomen in Bijlage 17 Reactienota 'Verduurzamen en herbestemmenLandgoed Prattenburg' van de toelichting van het bestemmingsplan.
8.4 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is. In het voorliggende geval is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.