KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Streekplan 2005-2015
2.2 Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (Smpu+)
2.3 Duurzaam Veilig(e) Wegen
2.4 Integrale Structuurvisie
2.5 (Ontwerp) Bestemmingsplan Buitengebied 2010
2.6 Verkeersstructuurplan
2.7 Water Voorop! Waterbeheerplan 2010-2015 (2009)
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Beschrijving
3.1 Situatieschets
3.2 Bodem En Water
3.3 Archeologie En Cultuurhistorie
3.4 Natuur En Landschap
3.5 Milieu
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Algemeen
4.2 Inleidende Regels
4.3 Bestemmingsregels
4.4 Algemene Regels
4.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Positief Wateradvies
Bijlage 2 Checklist Voor Wateraspecten In Bouwplannen

Defensieweg - Veenendaalsestraatweg (N416)

Bestemmingsplan - gemeente Rhenen

Onherroepelijk op 15-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Defensieweg - Veenendaalsestraatweg (N416) van de gemeente Rhenen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaand:

  1. a. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.9 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.10 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.11 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    - de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. ecoducten;
  3. c. ambulante handel;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. bruggen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bouwwerken.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 12 m.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige functies gelden de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van vlaggen en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 4.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m²;
    3. 3. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    3. 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
  3. c. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    1. 1. de werken, geen bouwwerken zijnde een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
    2. 2. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    4. 4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    5. 5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. b. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.

6.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift of vergunning is verleend.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Defensieweg - Veenendaalsestraatweg (N416).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het kruispunt Defensieweg- Veenendaalsestraatweg (N416) te Rhenen. De Provincie Utrecht heeft het voornemen om de oversteek op dit kruispunt voor fietsers veiliger te maken. Hiervoor moet een klein deel van de Veenendaalsestraatweg (N416) verlegd en verbreed worden. De wijziging van het kruispunt past echter niet binnen het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2010 van de gemeente Rhenen. Daarom is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor dit gebied.

De wegaanpassing valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie Utrecht. De provincie Utrecht stelt als initiatiefnemer dit bestemmingsplan op. De gemeente is echter verantwoordelijk voor de terinzagelegging en vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.2 Ligging En Begrenzing

De N416 is een provinciale weg die over de Utrechtse Heuvelrug loopt en het dorp Elst verbindt met Veenendaal. Halverwege de N416 ligt het kruispunt Defensieweg- Veenendaalsestraatweg (N416). De omgeving van het plangebied bestaat uit bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0001.jpg"

Afbeelding 1 - Ligging plangebied (Bron: Google maps)

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en de verbeelding.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleid dat van toepassing is op de locatie.

In hoofdstuk 3 is een omschrijving van het plangebied opgenomen, evenals een toelichting op de voorgenomen ingreep.

In hoofdstuk 4 staat een toelichting op de planregels.

Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Streekplan 2005-2015

'Duurzaamheid door kwaliteit' is het credo van de provincie Utrecht. Het omgevingsbeleid is er op gericht de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en te verbeteren. Hierbij wordt een evenwicht gezocht in kwaliteit en druk op de ruimte. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hanteert de provincie de lagenbenadering. Bij de lagenbenadering wordt uitgegaan van drie lagen: de fysieke ondergrond, het infrastructurele netwerk en de gebruikslaag. In het streekplan zijn een vijftal hoofdbeleidslijnen verder uitgewerkt. Het gaat om de beleidslijnen voor zorgvuldig ruimtegebruik, water, infrastructuur, verstedelijking en het landelijk gebied.

Het streekplan 2005-2015 is in 2009 beleidsneutraal omgezet in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Het doel van de verordening is provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Dat betekent dat de gewenste ontwikkelingen in een gebied of regio op deze manier veilig worden gesteld. De basis van de verordening is de Structuurvisie 2005 - 2015. Onderwerpen die aan bod komen in de PRV zijn onder andere bodem, cultureel erfgoed, landelijk gebied, natuur, recreatie en het watersysteem.

2.2 Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (Smpu+)

Het SMPU+ bevat de visie over de periode 2004-2020 van de provincie Utrecht over mobiliteit. De visie vormt het strategisch kader voor het verkeers- en vervoerbeleid van de provincie. De hoofddoelen van het beleid zijn gericht op verbetering bereikbaarheid en veiligheid van het verkeers- en vervoersysteem en vermindering van de negatieve effecten van verkeer en vervoer op de kwaliteit van de leefomgeving. Op het gebied van veiligheid wordt voor de infrastructuur het basiskwaliteitsniveau voor veiligheid een maximaal toelaatbaar ongevalsrisico per wegvak of weg als vertrekpunt genomen.

2.3 Duurzaam Veilig(e) Wegen

De provincie Utrecht hecht veel waarde aan de verkeersveiligheid. Het Duurzaam Veilig-concept besteedt aandacht aan de verkeersveiligheid. Het doel van Duurzaam Veilig is dat wegen zo worden ingericht dat verkeersongevallen zoveel mogelijk worden uitgesloten. Bij het aanleggen van nieuwe wegen of bij het herinrichten van bestaande wegen worden de wegen Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit kan doormiddel van gescheiden rijstroken, drempels, rotondes en/of nieuwe belijning.

2.4 Integrale Structuurvisie

In het kader van de nieuwe Wro heeft de gemeente Rhenen een structuurvisie voor de periode 2010-2020 opgesteld (concept, 2009). De structuurvisie is een globaal, indicatief ruimtelijk plan dat de ruimtelijke relevante besluitvorming op lokaal niveau integreert. De gemeente heeft ambities als bouwen voor eigen woningbehoefte, versterking van kwaliteit van het buitengebied, aandacht voor recreatie en benutting van kansen voor landbouw, natuur en landschap.

De bestaande bos- en natuurgebieden in Rhenen zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De Veenendaalsestraatweg (N416) loopt over het zuidoostelijke deel van de Utrechtse Heuvelrug. Het bosgebied is een gebied met grote landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Ook is het gebied aangewezen als Nationaal Park. Uitgangspunt van de integrale structuurvisie is het behoud van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden. Verder wordt gestreefd naar het vergroten van de toegankelijkheid van de Utrechtse Heuvelrug.

2.5 (Ontwerp) Bestemmingsplan Buitengebied 2010

Het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 1997 is het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied. De gemeente Rhenen is bezig met een actualisatie van het bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2010 heeft op dit moment nog de status van ontwerpbestemmingsplan, maar zal binnenkort worden vastgesteld. Het plangebied valt binnen het (ontwerp) bestemmingsplan Buitengebied 2010. De bestemming "Bos" zal enkele meters langs de Veenendaalsestraatweg wijzigen in de bestemming "Verkeer".

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0002.jpg"

Afbeelding 2- Uitsnede (ontwerp) bestemmingsplan Buitengebied 2010

2.6 Verkeersstructuurplan

In 2007 is een nieuwe verkeersvisie voor de gemeente Rhenen opgesteld. Bij de aanpak van de speerpunten uit deze visie, bleek aanpassing van de verkeersstructuur in Rhenen wenselijk.
Het nieuwe Verkeersstructuurplan Rhenen geeft handvatten en uitvoering aan de bestaande knelpunten. Zo wordt de vraag naar een beter leefklimaat beantwoord. Eerder ingezette actieplannen worden in dit verkeersstructuurplan niet beëindigd. Zo wordt bijvoorbeeld verder gewerkt aan het verkeersluw maken van het Binnenveld en de inrichting van verblijfsgebieden als 30 km zones.

2.7 Water Voorop! Waterbeheerplan 2010-2015 (2009)

Het Waterbeheerplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden schetst de lange termijn ontwikkelingen en de visie voor een duurzaam watersysteem. In het plan zijn de beleidsdoelstellingen en uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2010 - 2015 weergegeven. In het Waterbeheerplan wordt de aandacht gevestigd op de beleidsthema's:

  • veiligheid;
  • voldoende water;
  • schoon water;
  • recreatie, landschap en cultuurhistorie.

Daarnaast bevat het plan een uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Beschrijving

3.1 Situatieschets

De Veenendaalsestraatweg (N416) verbindt het dorp Elst met Veenendaal. De omgeving rondom het plangebied wordt gebruikt voor recreatieve fietstochten. Het kruispunt Defensieweg- Veenendaalsestraatweg (N416) is het punt waar fietsers de N416 oversteken. Op de weg rijden auto's met een maximumsnelheid van 80 km per uur en dit leidt tot onveilige situaties. Om de veiligheid van het kruispunt te verbeteren, zal de weg worden verbreed. In het midden van de weg komt een strook waar fietsers kunnen stoppen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0003.jpg"

Afbeelding 3- Huidige situatie (Bron: Google maps)

3.2 Bodem En Water

Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een moestuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

Aangezien de locatie niet is aangegeven als verdacht in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb), er geen sprake is van een verdacht historisch gebruik en de functie "verkeer" niet bodemgevoelig is, kan worden geconcludeerd dat het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk is. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

Water

Het plangebied is gelegen binnen het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. In het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug wordt de grondwatervoorraad voor drinkwater en natuur beschermd. De Provinciale ruimtelijke verordening is op het infiltratiegebied van toepassing.

De verordening geeft onder andere aan dat:

  • een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als ‘Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug’ geen bestemmingen en regels bevat die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die een bedreiging vormen voor de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar omliggende natuurgebieden.
  • In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als ‘Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug’ bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke
    ontwikkelingen toestaan die risico’s met zich meebrengen voor de grondwaterkwaliteit, mits aan de nieuwe functie een integrale afweging ten grondslag ligt en maatregelen zijn genomen om emissie naar het grondwater te voorkomen.

De watertoets houdt in dat vroegtijdig in het planvormingsproces rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding. Sinds 2003 bestaat de wettelijke verplichting om de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten te betrekken. Daarom moet in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en mogelijk te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. Onderdeel van de watertoets is de in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen waterparagraaf.

Het plan is getoetst aan de 'Checklist voor wateraspecten in bouwplannen' van het hoogheemraadschap. De checklist is bijgevoegd in de bijlage.

Het effect van de wegverbreding op de waterhuishouding is zeer minimaal. In vergelijking met de huidige situatie neemt het verhard oppervlak door de wegverbreding met ongeveer 600 m2 toe. De omvang van deze toename aan verharding is niet van dien aard dat dit een wezenlijk effect op de infiltratiecapaciteit van de bodem heeft. Het afspoelen van het regenwater over het wegdek naar de omliggende gronden heeft eveneens geen wezenlijk effect op de kwaliteit van het water. Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Ter controle zijn de gevolgen voor de waterhuishouding tijdens voorgelegd aan het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en aan Vitens. Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden geeft een positief wateradvies. Het positieve advies is opgenomen in de bijlage.

3.3 Archeologie En Cultuurhistorie

Op basis van de Wet op de archeologische Monumentenzorg (2007) is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden te betrekken. Op de Utrechtse Heuvelrug zijn onder andere diverse grafheuvels en sporen van bewoning uit de (late) IJzertijd- Romeinse tijd te vinden. Het plangebied ligt binnen een zone die op de IKAW en op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Rhenen is aangegeven als gebied met een hoge archeologische trefkans. Dit betekent dat een archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0004.jpg"

Afbeelding 4- Archeologische maatregelenkaart

Om deze archeologische onderzoeksplicht te waarborgen, is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming voor de archeologische waarden opgenomen, met hieraan gekoppeld een eigen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Hiermee is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden binnen een bestemming met potentiële archeologische waarden nodig, wanneer werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 100 m2 hebben en meer dan 30 cm in de grond plaatsvinden. Hiermee wordt aangesloten bij de archeologische dubbelbestemming die in het bestemmingsplan Buitengebied 2010 wordt opgenomen.

Behalve een waardevol bodemarchief kan er ook sprake zijn van waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. In het plangebied bevinden zich echter geen monumentale gebouwen.

Het aspect archeologie & cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

3.4 Natuur En Landschap

3.4.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet). Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de EHS van Nederland.

Voor de EHS betekent dat, dat nieuwe projecten binnen de EHS in principe niet worden toegestaan (het 'nee, tenzij'-regime). Een project dat de natuur te veel (‘significant’) aantast, mag niet worden toegestaan in het bestemmingsplan, tenzij:

  • het een groot openbaar belang dient;
  • er geen alternatieven zijn buiten de natuur.

Het plangebied ligt in de EHS, maar gelet op de minimale uitbreiding van de weg (met 600 m2) is in deze situatie geen sprake van significante aantasting. Een 'nee, tenzij' onderzoek kan daarom achterwege blijven.

3.4.2 Soortbescherming

De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen). Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Op dinsdag 26 oktober 2010 is het plangebied tussen 9.00 en 10.30 u bezocht. De vanwege de wegverbreding te vellen bomen zijn geïnspecteerd op aanwezigheid van holen en jaarrond beschermde verblijfplaatsen. In de bomen zijn geen holen en geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen aangetroffen. Ook is de betreffende locatie geen 'oude boskern' die door de provincie apart wordt beschermd.

De conclusie is dat het kappen van de betreffende bomen, mits het buiten het broedseizoen van vogels plaats vindt, doorgang kan vinden en er geen ontheffing voor overtredingen van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd.

De omgeving van het plangebied kan geschikt zijn als leefgebied voor de hazelworm. De habitat bestaat uit vochtige, begroeide omgevingen met een strooisellaag, waar het dier in kan schuilen en jagen. De hazelworm is voornamelijk te vinden in bossen op open plekken, bosranden en houtwallen. De dichtheden van de hazelworm in de omgeving van het plangebied zijn laag en binnen het plangebied zijn nog geen hazelwormen gezien. Er heeft geen onderzoek naar de hazelworm plaatsgevonden, omdat de bomen in de winter van 2010-2011 zijn gerooid en de stobben gelijktijdig zijn verwijderd,

3.5 Milieu

3.5.1 Geluid

In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidsgevoelige objecten genoemd:

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen (verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kinderdagverblijven).

Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de verbreding van een klein stukje weg. De verbreding zal echter niet leiden tot een verkeerstoename. Daarnaast zijn er geen geluidsgevoelige objecten in de omgeving.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

3.5.2 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen uitbreiding van de hoeveelheid gemotoriseerd verkeer met zich meebrengt, voldoet het plan aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

3.5.3 Externe veiligheid

In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • inrichtingen;
  • transportroutes;
  • buisleidingen.

De weg is geen gevoelige bestemming in het kader van externe veiligheid.

Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het BEVI een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Transportroutes
Over de Veenendaalseweg (N416) vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De route voor vervoer van gevaarlijke stoffen loopt van de A15 richting Veenendaal en dan linksaf naar Remmerden. Vanaf de A12 gaat de route via de oostelijke rondweg naar het bedrijventerrein Ambacht Nijverkamp in Veenendaal. De ontwikkeling van de uitbreiding van de weg geeft geen beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Veenendaalseweg. Daarnaast zal het verbreden van de weg ook geen gevolgen hebben voor de veiligheid. De transportroute vormt daarom geen belemmering voor het plan.

Er ligt geen spoorverbinding in de buurt van het plangebied, vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is uitgesloten.

Buisleidingen
In of nabij het plangebied bevindt zich geen ruimtelijk relevante buisleidingen, die onderdeel uitmaken van de Risicokaart van de provincie Utrecht.

Verkeersveiligheid
Het voornemen in het plangebied betreft verbetering van de oversteek voor fietsers. Dit is een maatregel die de verkeersveiligheid op de Veenendaalsestraatweg (N416) moet vergroten. Er is geen sprake van een afname van verkeersveiligheid in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding (plankaart) het juridische deel van het bestemmingsplan. De regels zijn volledig gebaseerd op de regels uit het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2010. Zowel verbeelding als regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2008 en SVBP2008).

4.2 Inleidende Regels

Artikel 1- Begrippen
In dit artikel is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen, die in de regels is gebruikt.

Artikel 2- Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe bij de toepassing van de regels metingen en berekeningen plaatsvinden.

4.3 Bestemmingsregels

Artikel 3- Bestemming "Verkeer"
De bestemming "Verkeer" is overgenomen uit het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2010'. Met de bestemming "Verkeer" worden de wegen aangeduid.

Artikel 4- Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)
Het archeologiebeleid van de gemeente Rhenen is van toepassing.De dubbelstemming "Waarde Archeologie" beschermt de archeologische (verwachtings)waarde in het plangebied. De regels uit categorie 4 van de beleidsadvieskaart zijn overgenomen als regels voor de Waarde Archeologie. Deze regels zullen bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 2010 in het (nu nog ontwerp) bestemmingsplan worden overgenomen.

4.4 Algemene Regels

Artikel 5- Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel heeft betrekking op het niet mogelijk maken van dubbele bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Artikel 6- Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat algemene bepalingen voor wat onder een verboden gebruik moet worden verstaan.

Artikel 7 en 8- Algemene afwijkings- en wijzigingsregels
Dit artikel geeft aan onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders van de planregels kunnen afwijken. Het gaat om een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden, waaronder een afwijking van de maatvoering tot maximaal 10%.

4.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 en 10- Overgangsrecht en Slotregel
Deze artikelen bevatten een aantal standaard bepalingen, onder meer met betrekking tot het overgangsrecht en de naamgeving van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.1.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de provincie Utrecht, het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden en Vitens. Het vooroverleg is op 4 juli 2011 afgelopen.

Van twee van de drie instanties zijn reacties binnengekomen. De provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden hebben aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan. Van Vitens is geen reactie ontvangen, er wordt dan ook van uitgegaan dat zij geen opmerkingen op het plan hebben.

5.1.2 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan Defensieweg - Veenendaalsestraatweg (N416) van de gemeente Rhenen heeft met ingang van 18 augustus 2011 tot en met 28 september 2011, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid geweest om zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen. Van de gelegenheid om zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.

Het bestemmingsplan is op 24 januari 2012 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Rhenen.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

De provincie Utrecht is initiatiefnemer en ontwikkelt het plan voor de gemeente Rhenen. Er is in dit geval dus geen sprake van het verhalen van kosten op derden. Dit betekent dat geen exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgesteld dient te worden. De provincie Utrecht heeft voor de uitvoering van het plan financiële middelen gereserveerd. Tussen de gemeente Rhenen en de provincie Utrecht wordt nog een overeenkomst gesloten over de tegemoetkoming in schade. De economische uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond en anderszins verzekerd.

Bijlage 1 Positief Wateradvies

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0005.jpg"

Bijlage 2 Checklist Voor Wateraspecten In Bouwplannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPDefensiewegN416-oh01_0007.jpg"