KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassingsplan
Bijlage 2 Overzicht Te Slopen Voormalige Agrarische Schuren
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 2 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 4 Vooroverlegreacties

Hogesteeg 21 Achterberg en Cuneraweg 307 Rhenen

Bestemmingsplan - gemeente Rhenen

Vastgesteld op 11-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hogesteeg 21 Achterberg en Cuneraweg 307 Rhenen met identificatienummer NL.IMRO.0340.BPHogesteeg21CW307-VA01 van de gemeente Rhenen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een aan een hoofdgebouw gebouwd en vanuit een hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is. Het gebouw bestaat uit maximaal één bouwlaag al dan niet met kap. Onder een aan- en uitbouw wordt mede begrepen een keuken en/of werkkamer. Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte is;

1.6 achtergevel:

gevel aan de achterkant van een gebouw;

1.7 agro-servicebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het onderhoud of de reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur dan wel het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.10 bedrijf aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijk uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.11 beroep aan huis:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.12 bestaand:

  1. 1. ten aanzien van bebouwing:
    Bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. 2. ten aanzien van gebruik:
    Het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie of afmeting) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw, zoals bijvoorbeeld garages, bergingen, hobbyruimtes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen. Hierin zijn niet begrepen gebouwen die blijkens hun aard en indeling bestemd zijn voor woonvertrek (ook keuken en/of werkkamer) en overkappingen of carports met een open constructie (minder dan 2 wanden);

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 buitenrijbaan:

niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste bodem waar training en africhting, instructie aan derden en toetsing van prestaties van paarden in diverse disciplines plaatsvinden;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt (minimaal omsloten met twee wanden);

1.26 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.27 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. 1. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.28 mantelzorg:

tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.29 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.30 opslag:

het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;

1.31 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    1. 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    1. 1. de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;

1.34 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.35 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken en onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.36 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agro-servicebedrijf;
  2. b. een bedrijfswoning;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. wegen en paden;
  2. g. erven en (parkeer)terreinen;
  3. h. bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden;
  2. b. het bebouwingsoppervlak van bedrijfsgebouwen mag maximaal 1.500 m2 bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven middels de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  3. c. een bedrijfswoning is uitsluiting toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1;
  4. d. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de navolgende tabel is aangegeven:
    Bouwwerken Goothoogte
    in m
    Bouwhoogte
    in m
    Inhoud
    in m3
    Oppervlakte
    in m2
    Dakhelling
    Bedrijfsgebouw 4,5 9
    Bedrijfswoning 4,5 10 600 Minimaal 30o en maximaal 60o
    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning 3 4,5 35
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen 8 60
    Terrein- en erfafscheidingen 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en 2 m daarachter
  5. e. in aanvulling op het bepaalde in lid d bedraagt de maximale inhoud van de bedrijfswoning maximaal de genoemde maat, met dien verstande dat in het geval de bestaande inhoud van de bedrijfswoning groter is, de bestaande inhoud tevens de maximale inhoud is tot een maximum van 750 m3;
  6. f. in aanvulling op het bepaalde in lid e geldt dat aanvullend op de bepaalde maximum oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande hooischuur' de bestaande hooischuur is toegestaan tot ten hoogste de bestaande oppervlakte.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met inwoning;
  2. b. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. c. bed and breakfast;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende;

  1. e. wegen en paden;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. terreinen, tuinen en erven;
  4. h. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

    1. 1. de plaats van gebouwen in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
    2. 2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 4.2.1 onder e voor een goothoogte van woningen van maximaal 6 m, mits vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is;
  2. b. het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b, voor het herbouwen van een woning op een andere locatie, mits:
    1. 1. herbouw plaatsvindt binnen hetzelfde bestemmingsvlak;
    2. 2. de belangen van omliggende (niet-)agrarische bedrijven en aangrenzende percelen niet worden aangetast;
    3. 3. herbouw van de woning niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
    4. 4. wordt voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Afwijkende maatvoering

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  1. a. goot- en bouwhoogte;
  2. b. oppervlakte;
  3. c. inhoud;
  4. d. afstanden en situering;
  5. e. afdekking van gebouwen;

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden en/of situering eveneens toegestaan.

7.2 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder woningen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. b. het in enigerlei vorm buiten de gebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.

8.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10 % van die maten en afmetingen;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouw niet meer bedraagt dan 60 m3;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijgebouwen bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijgebouw wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg, hetgeen te dient worden aangetoond aan de hand van een CIZ-indicatie;
    2. 2. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 80 m2;
    3. 3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan het bevoegd gezag schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. 4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg, hetgeen te dient worden aangetoond aan de hand van een CIZ-indicatie;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m2;
    3. 3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 m;
    4. 4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 m te bedragen;
    5. 5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 15 m;
    6. 6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan het bevoegd gezag schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
    8. 8. bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Procedure nadere eisen

Met betrekking tot de voorbereiding van het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid onder d Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

10.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hogesteeg 21 Achterberg en Cuneraweg 307 Rhenen'.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijke inpassingsplan

Bijlage 2 Overzicht Te Slopen Voormalige Agrarische Schuren

Bijlage 2 Overzicht te slopen voormalige agrarische schuren

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 2 Quick Scan Flora En Fauna

Bijlage 2 Quick scan flora en fauna

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 4 Vooroverlegreacties

Bijlage 4 Vooroverlegreacties