KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd - 3
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Garagebox
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Woongebied
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
1.3 Ligging En Begrenzing
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Van Het Plan
2.1 Een Conserverend Plan
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontwikkeling
3.2 De Ruimtelijke Structuur
3.3 Landschap
3.4 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Hoofdopzet
5.2 Bijzondere Onderwerpen
5.3 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
6.2 Milieuonderzoeken
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.2 Plansystematiek
7.3 De Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Zienswijzen
8.3 Ambtelijke Wijzigingen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Beleidskader
Bijlage 2 Onderzoeksthema's
Bijlage 3 Reactie Provincie Utrecht
Bijlage 4 Reactie Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Bijlage 5 Reactie Omgevingsdienst Regio Utrecht
Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap
Bijlage 7 Mip Lijst
Bijlage 8 Commentaarnota Zienswijzen
Bijlage 9 Nota Van Uitgangspunten

Kern Elst 2012

Bestemmingsplan - gemeente Rhenen

Onherroepelijk op 09-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kern Elst 2012 van de gemeente Rhenen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.BPKernElst2012-oh01 met de bijbehorende regels en Bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.6 achtergevel:

gevel aan de achterkant van een gebouw;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid:

een bedrijf omvattende de vervaardiging en/of bewerking van goederen, uitgezonderd massaproductie, dan wel de verrichting van aanleg- en/of onderhoudswerkzaamheden met de daarbij behorende, dienstbare en ondergeschikte verkoopruimten, zoals bijvoorbeeld het schoenherstellersbedrijf en de kleermakerij, dan wel bijvoorbeeld het glazenwassersbedrijf;

1.9 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten en standplaatsen buiten de markten;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van een bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.12 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.13 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen, repareren of opslaan van goederen, dan wel het verrichten van diensten;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf, een dienstverlenende instelling en detailhandelsbedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bedrijf aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.18 beroep aan huis:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.19 bestaand:

  1. 1. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. 2. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en aan de verkoop verbonden reparatie;

1.31 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.32 extensief recreatief medegebruik:

vorm van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.37 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.38 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.39 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.40 mantelzorg:

langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis;

1.41 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.42 ondergeschikte detailhandel:

op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit tot de bestemming behorende bedrijven, waarbij de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en waarbij de goederen functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;

1.43 ondergeschikte horeca:

horeca, zoals een kantine, welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de horecafunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, de horecafunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van de hoofdfunctie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.44 opslag:

het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;

1.45 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;

1.46 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw en waar geen sprake is van een hoofdgebouw de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het bouwwerk;

1.47 recreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, speelweiden, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.48 recreatiewoning:

een complex van ruimten, dat dient voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.49 tijdelijke woonunit:

een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;

1.50 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt of de gevel die is voorzien van de aanduiding 'gevellijn';

1.51 voorste bouwgrens:

de aan een weg of openbaar gebied gelegen bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.52 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;

1.53 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en reclameuitingen aan de gevel buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  6. f. erfbeplanting;
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en terreinen;
  9. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
    3. 3. agrarische bedrijfsgebouwen worden in één bouwlaag gebouwd, met uitzondering van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen met meer dan één bouwlaag;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    5. 5. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    7. 7. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • bijbehorende bouwwerken worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,30 m en 4,50 m.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 7 m en voor voedersilo's 15 m bedraagt;
    2. 2. kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins zijn zowel binnen het bouwvlak als buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:
      • indien kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassings buiten het bouwvlak worden gebouwd de maximale afstand tot de bouwgrens niet meer dan 25 m mag bedragen;
      • de gezamenlijke oppervlakte aan kuilvoerplaten, mestzakken en foliebassins buiten het bouwvlak niet meer dan 500 m² mag bedragen;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    3. 3. lichtmasten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en tot een bouwhoogte van niet meer dan 8 m;
    4. 4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    5. 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 m;
    6. 6. de bouwhoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m².
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het eenmalig vergroten van het bouwvlak bij grondgebonden agrarische bedrijven met maximaal 15% van het oppervlak, mits:
    1. 1. de noodzaak wordt aangetoond voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
    3. 3. de omgevingsvergunning niet leidt tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
    4. 4. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
    5. 5. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
    6. 6. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
    7. 7. door afwijking geen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden ontstaan.
  1. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder a1 ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. per volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 schuilgelegenheden toegestaan;
    2. 2. een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    3. 3. een schuilgelegenheid wordt gebouwd op meer dan 250 m afstand van de bij het agrarisch bedrijf behorende agrarische bedrijfsgebouwen, dan wel binnen 250 m indien de schuilgelegenheid door een belangrijke barrière is gescheiden van de agrarische bedrijfsgebouwen;
    4. 4. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilgelegenheden mag niet meer dan 50 m² bedragen;
    6. 6. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder 3.5.1 voor het aanbrengen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, indien geen chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt dan wel er zodanige voorzieningen worden getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende bouwperceel kunnen verspreiden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. b. ambachtelijke bedrijvigheid;
  3. c. bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding die hierna is vermeld bij de code, waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak is aangegeven:
Code functieaanduiding Type bedrijf
agrarisch loonbedrijf Agrarisch loonbedrijf
akkerbouw Akkerbouwbedrijf
detailhandel grootschalig Grootschalige detailhandel
garage Garagebedrijf
groothandel Groothandel
opslag Opslag
specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf Aannemersbedrijf
specifieke vorm van bedrijf - bouw- en machinereparatiebedrijf Bouw- en machinereparatiebedrijf
specifieke vorm van bedrijf - bouwmachineverhuur Bouwmachineverhuurbedrijf
specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats Constructiewerkplaats
specifieke vorm van bedrijf - hout- en meubelindustrie Hout- en meubelindustrie
specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf Installatiebedrijf
specifieke vorm van bedrijf - polijstinrichting Polijstinrichting
specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek Timmerwerkfabriek
specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf Transportbedrijf
specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt vuurwerk Verkooppunt vuurwerk
specifieke vorm van maatschappelijk - bijeenkomsten Gebouw ten behoeve van bijeenkomsten
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg
  1. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  2. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', kantoren;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', ondergeschikte detailhandel;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. j. wegen en paden;
  8. k. erven en (parkeer)terreinen;
  9. l. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    5. 5. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • bijbehorende bouwwerken worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,30 m en 4,50 m.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve het vestigen van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 3.1 van de Staat vanbedrijfsactiviteiten van bijlage 1 die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemd in bijlage 1.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid


Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • het aantal woningen mag niet meer dan 14 bedragen;
  • de goot- en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
  • het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m2 per bouwperceel bedragen;
  • de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 m en 4,5 m;
  • de oppervlakte en bouwhoogte van gebouwen van openbaar nut en autoboxen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 20 m² en 4,5 m;
  • voldaan wordt aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  • er dient voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
  • het plan aan het waterschap is voorgelegd en het daarop positief heeft geadviseerd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  2. b. erven en terreinen;
  3. c. bouwwerken.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning, zoals in onderstaande tabel genoemd:
Code functieaanduiding Type cultuur- en ontspanningsactiviteit
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - korenmolen te bezichtigen en werkende korenmolen, waaronder een bezoekerscentrum, lezingen, exposities, ambachtelijke bedrijvigheid, festiviteiten
  1. b. de instandhouding en/of herstel van de bestaande molen en zijn cultuurhistorische en beeldbepalende waarden met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven die uitsluitend via internet verkopen;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  6. f. wegen en paden;
  7. g. erven en (parkeer)terreinen;
  8. h. bouwwerken.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, op de begane grond;
  2. b. ambachtelijke bedrijvigheid op de begane grond;
  3. c. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven die uitsluitend via internet verkopen;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. kantoren;
  6. f. wonen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horeca genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  8. h. groenvoorzieningen;
  9. i. parkeervoorzieningen;
  10. j. nutsvoorzieningen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  12. l. wegen en paden;
  13. m. erven en terreinen;
  14. n. bouwwerken.

Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en niet meer dan 2 m achter het verlengde van de voorgevel;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen;
  2. b. gazons;
  3. c. beplantingen;
  4. d. voetpaden;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. speelplaatsjes;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    met de daarbij behorende:
  9. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca genoemd in categorie 1, 2 en 3 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en terreinen;
  9. i. bouwwerken.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en (parkeer)terreinen;
  9. i. bouwwerken.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met daaraan verbonden ondergeschikte horeca;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', horeca genoemd in categorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  3. c. sportvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'sport uitgesloten' zijn sportvoorzieningen niet toegestaan;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  11. k. wegen en paden;
  12. l. erven en terreinen;
  13. m. bouwwerken.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 sub a.2 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan gebouwen met maximaal 15% van die oppervlakte mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de noodzaak van de uitbreiding is aangetoond;
  2. b. vergroting geen overmatige verkeersaantrekkende werking heeft;
  3. c. de omgevingsvergunning geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  5. e. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  6. f. vergroting van de oppervlakte niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies.

Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaatsen;
  2. b. bezoekerscentrum;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en terreinen;
  9. i. bouwwerken.

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

13.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. c. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatieve voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, waaronder begrepen parkeerplaatsen en tuinen;
  2. c. bouwwerken.

14.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. terassen ten behoeve van horeca;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  6. f. bruggen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. bouwwerken.

Het aantal rijstroken mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen.

15.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 12 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige functies geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m en dat de bouwhoogte van publicatieborden ten dienste van overheids- en niet commerciële mededelingen niet meer mag bedragen dan 4 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 sub a voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte en een bouwhoogte van niet meer dan respectievelijk 30 m² en 5 m.

Artikel 16 Verkeer - Garagebox

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stalling van (motor-)voertuigen;
  2. b. bergingen,

met de daarbij behorende:

  1. c. erven en terreinen;
  2. d. bouwwerken.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,30 m bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. terrassen ten behoeve van horeca;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. bruggen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bouwwerken.

17.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 12 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige functies gelden de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m en dat de bouwhoogte van publicatieborden ten dienste van overheids- en niet commerciële mededelingen niet meer mag bedragen dan 4 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 sub a voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte en een bouwhoogte van niet meer dan respectievelijk 30 m² en 5 m.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. c. bed and breakfast;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', mantelzorgwoning;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', recreatiewoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', ondergeschikte detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  9. i. tuinen en erven;
  10. j. wegen en paden;
  11. k. bouwwerken.

Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,
    nadere eisen stellen aan:
  1. a. de plaats van gebouwen in die zin dat bijbehorende bouwwerken 3 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
  2. b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 sub 18.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk met een hogere bouwhoogte tot maximaal 4,5 m onder de voorwaarde dat het bouwwerk wordt gebouwd met een kap.

18.5 Specifieke gebruiksregels

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Woongebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. c. bed and breakfast;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. wegen en paden;
  3. g. water, groen-, parkeer- en overige voorzieningen;
  4. h. bouwwerken.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 sub 19.2.2 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk met een hogere bouwhoogte tot maximaal 4,5 m onder de voorwaarde dat het bouwwerk wordt gebouwd met een kap.

19.4 Specifieke gebruiksregel

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  1. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 20.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. of het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  1. b. Omgevingsvergunning als bedoeld in 20.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een, door het bevoegde gezag aan te wijzen, archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  1. c. Omgevingsvergunning als bedoeld in 20.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een daartoe bevoegde instantie.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen en ontgraven (onder andere door saneren) van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het scheuren van grasland;
    11. 11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  1. b. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.
  1. c. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    1. 1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd op gronden waarbij de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd;
    2. 2. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    4. 4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    5. 5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  1. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 21.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. of een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m²;
    3. 3. of het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    4. 4. of een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning of een vergunning met dezelfde strekking is verleend zoals bedoeld in artikel 21.3 of waarbij onomstotelijk door foto's of anderzins wordt aangetoond dat er sprake is van geroerde grond, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en geen diepere graafwerkzaamheden plaatsvinden.

21.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3, sub a. wordt verleend indien bij de aanvraag omgevingsvergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    1. 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  1. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3, sub a. kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende regels verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen en ontgraven (onder andere door saneren) van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het scheuren van grasland;
    11. 11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  1. b. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een, door het bevoegde gezag aan te wijzen, archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de werkzaamheden door een daartoe bevoegde instantie.
  1. c. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    1. 1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd op gronden waarbij de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd;
    2. 2. de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
    3. 3. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    5. 5. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    6. 6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en doeleinden ten behoeve van de waterhuishouding.

22.2 Bouwregels

  1. a. De bouwhoogte van gebouwen en overige bouwwerken bedraagt ten hoogste de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezige bouwhoogte.
  2. b. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voldoen aan de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 onder b voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    2. 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
    3. 3. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    5. 5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
    6. 6. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    7. 7. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    8. 8. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
    9. 9. het kappen en rooien van houtgewas.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Bij deze beoordeling dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder. Bij de beoordeling wordt mede getoetst op natuurlijke en cultuurhistorische aspecten ten aanzien van begroeiing en dijkprofiel.
  1. c. Bij de afweging als bedoeld in sub b wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  1. d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Afwijkende maatvoering

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • situering;
  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud;
  • afstanden;
  • afdekking van gebouwen,
    zijn de bestaande maten, hellingen, situering, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

24.2 Karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens aangewezen voor bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen.

24.3 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen, bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat meerdere ondergrondse lagen zijn toegestaan indien en voor zover in de regels is bepaald.

24.4 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor
nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het een gebouw betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het een bouwwerk, geen gebouw betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. b. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. d. het gebruik van de gronden voor paardenbakken en/of tennisbanen.

25.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ambulante handel, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Molenbiotoop

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate worden overschreden, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat paden, wegen, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer worden aangelegd;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer bedraagt dan 30 m²;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. 2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. 3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. 4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. 3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 m;
    4. 4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 m te bedragen;
    5. 5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 15 m;
    6. 6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
  8. h. het bepaalde in 25.1 onder d en toestaan dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van paardenbakken en/of tennisbanen.

Bij de toepassing van de bevoegdheid tot omgevingsvergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en/of 'Waarde -Archeologie - 3' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 29 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.
  2. b. Het verbod onder a geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    1. 1. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    2. 2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    3. 3. welke betreffen het normale onderhoud.
  3. c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verstrekt, dient het bevoegd gezag eerst een positief advies van de Monumentencommisie te hebben ontvangen;
  4. d. Sloop van bebouwing kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
    3. 3. het betreft delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kern Elst 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de kern Elst is een tiental bestemmingsplannen en planherzieningen van kracht. Deze plannen zijn voor een groot deel sterk verouderd. Daarnaast verschillen zij in opzet en methodiek, waardoor er van eenduidigheid geen sprake meer is. Dat leidt tot rechtsongelijkheid voor de bewoners in Elst.


Ook vanuit de wetgeving wordt aangedrongen op actualisatie. Voor 1 juli 2013 dienen gemeenten over actuele en digitaal beschikbare bestemmingsplannen te beschikken voor hun grondgebied.


Voor de gemeente Rhenen is dit de aanleiding geweest om te starten met een actualisatieproces. Voor het buitengebied en de kernen worden actuele en digitale bestemmingsplannen opgesteld. Het bestemmingsplan voor het buitengebied is inmiddels op 10 november 2011 vastgesteld. Vervolgens is gestart met de actualisatie van de kernen. Dit bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' is daar een onderdeel van.

1.2 Vigerende Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' vervangt een lappendeken aan bestemmingsplannen en planherzieningen in de kern Elst. De volgende bestemmingsplannen in het plangebied zijn vigerend:

Bestemmingsplan Onherroepelijk
Elst Het Woud 1991-10-25
Kern Elst 1993-04-06
Wijzigingsplan Rijksstraatweg 84-86 1995-05-23
Buitengebied Amerongen 1996-07-23
Kern Elst part. herz. Rijksstraatweg 66 1996-06-25
Het Bosje 1997-02-05
Elst Het Woud part. herz. Woudmees 1997-09-16
Kern Elst part. herz. Rijksstraatweg 12II 1997-09-02
Kern Elst part. herz. Veenendaalsestraatweg 14-16 1998-08-11
Kern Elst part. herz. Vissersweg 106 1998-12-08
Het Bosje part. herz. Tabaksweg 1999-05-26
Kern Elst part. herz. Franseweg 124-128 1999-12-11
Kern Elst part. herz. Schoolweg 2000-02-15
Het Bosje-1 2000-04-20
Buitengebied part herziening 1997 2000-07-24
Kern Elst part. herz. Vissersweg Noord 2000-10-31
Kom Elst gemeente Amerongen 2003-04-15
Het Bosje fase 3, Elst 2010-11-18
De Oude Weg naast 8b 2011-03-22
Rijksstraatweg 219 2012-03-29
Wildemanstraat ong. Elst 2012-08-16
Zwijnbergen tussen 53 en 57 2012-09-18

Al deze plannen en herzieningen worden vervangen door voorliggend bestemmingsplan 'Kern Elst 2012'.

1.3 Ligging En Begrenzing

Het plangebied beslaat de bebouwde kom van Elst. De plangrens sluit aan op de plangrens van het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPKernElst2012-oh01_0001.png"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • hoofdstuk 2: de uitgangspunten van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 3: een beschrijving van de bestaande situatie;
  • hoofdstuk 4: een beschrijving van het relevante beleidskader;
  • hoofdstuk 5: een beschrijving van de planopzet;
  • hoofdstuk 6: een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan, zowel wat betreft milieu en onderzoek, als in economische zin;
  • hoofdstuk 7: een beschrijving van de juridische planopzet waarin de opgenomen bestemmingen worden toegelicht;
  • hoofdstuk 8: een beschrijving van de resultaten van het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Van Het Plan

2.1 Een Conserverend Plan

Het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' is in hoofdzaak een conserverend plan. Dit betekent dat het plan zorg draagt voor een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Bestaande rechten en plichten uit de vigerende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Daarbij is in ieder geval aandacht voor de volgende aspecten:

  • de mogelijkheden om een beroep of bedrijf aan huis te starten;
  • de bouw- en gebruiksmogelijkheden op het erf.


Op 26 juni 2012 is de 'Nota van Uitgangspunten, Bestemmingsplannen Kernen' (zie Bijlage 9) door de gemeenteraad vastgesteld. Deze nota biedt een richtinggevend kader, waarbinnen de bestemmingsplannen voor Rhenen, Achterberg en Elst worden opgesteld.

2.2 Nieuwe Ontwikkelingen

Nieuwe ontwikkelingen worden in principe niet in dit bestemmingsplan meegenomen. Ze worden middels een zelfstandige planologische procedure mogelijk gemaakt. Als deze procedure is doorlopen, worden de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan meegenomen.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Ontwikkeling

Elst is ontstaan op de overgang van de lichtglooiende uitlopers van de Utrechtse Heuvelrug naar de uiterwaarden van de Rijn. Opvallend is het grote hoogteverschil ten zuiden van de bebouwing van Elst (4-8 meter).

Elst is van oudsher een agrarische kern liggend op de gradiënt van de heuvelrug naar het rivierengebied. Het heeft zich ontwikkeld als een lijnvormige structuur evenwijdig aan de steilrand tussen de uiterwaarden en de hogere gronden. De Rijksstraatweg en Franseweg/ Zwijnbergen vormen samen deze structuur waarlangs Elst is ontstaan en waarlangs het zich verder heeft ontwikkeld. Haaks op deze lijnvormige structuren staan de verbindingen met andere plaatsen, de Veenendaalseweg en de Ingense Veerweg.

De bebouwing stond van oorsprong verspreid langs de wegen. In de loop van de tussenliggende decennia heeft de bebouwing zich verdicht en zijn lintvormige bebouwingspatronen ontstaan. Door de ruime verkaveling hadden de bewoners de ruimte om kleinschalige bedrijfsactiviteiten te ontwikkelen.

Vanaf de jaren zestig heeft de bebouwing zich uitgebreid tot de blokken binnen het oude wegennet: de nieuwbouwwijkken de Scheur en het Woud. In 1994 is nieuwbouw gestart in het Bosje.

Cultuurhistorische waarden en elementen

Binnen Elst komen diverse cultuurhistorische waarden en elementen voor, zoals beschermde Rijks- en gemeentelijke monumenten.

Elst kent vier Rijksmonumenten, namelijk de korenmolen 't Wissel uit 1855 aan de Oude Weg 8, twee boerderijen aan de Rijksstraatweg 20 en 22 en een kerk aan de Rijksstraatweg 24. Elst is tevens vijf gemeentelijke monumenten rijk, namelijk een dwarsboerderij uit 1832 aan de Rijksstraatweg 12, een landhuis uit 1947 aan de Rijksstraatweg 158 en een tabaksschuur uit eind negentiende eeuw aan de Vissersweg 42 en twee grenspalen bij de Molenweg 4 en de Rijksstraatweg 1A. Alle monumenten zijn in dit bestemmingsplan op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'.

Tevens zijn diverse gebouwen aangewezen als MIP-object, in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project dat als doel had om per gemeente de waardevolle gebouwen en andere objecten in woord en beeld te beschrijven, zodat er meer zicht kwam op monumentenzorg en cultuurgeschiedenis. Deze MIP-objecten genieten geen formele bescherming, maar de MIP-objecten van categorie 1 worden in het bestemmingsplan als 'karakteristiek' aangeduid. Voor Elst gaat het om het voormalige dorpshuis aan de Rijksstraatweg 164. Een lijst met alle MIP-objecten binnen de gemeente is opgenomen in Bijlage 7 MIP lijst.

3.2 De Ruimtelijke Structuur

De oorsprong van Elst begint aan de huidige Rijksstraatweg. Andere belangrijke linten binnen Elst zijn de Houweg, de Franseweg, de Zwijnbergen, de Veenendaalsestraatweg, de Woudweg en de Schoolweg.

Vervolgens is deze traditionele wegenstructuur opgevuld met drie naoorlogse inbreidingslocaties, namelijk de Scheur in de jaren zestig en zeventig, het Woud in de jaren tachtig en vervolgens het Bosje in de jaren negentig.

Elst heeft geen duidelijk centrum.

De oude structuur van Elst wordt gekenmerkt door een combinatie van bebouwing en groen, in ieder geval aan de achterzijde van de woningen. De kern Elst wordt nog steeds gekenmerkt door relatief veel groen.

3.3 Landschap

Elst is gelegen op de gradiënt van de heuvelrug naar het rivierengebied en ligt evenwijdig aan de steilrand tussen de uiterwaarden en de hogere gronden.

3.4 De Aanwezige Functies

Wonen

De gemeente Rhenen telt op 1 januari 2012 19.060 inwoners. Deze inwoners zijn verspreid over de kernen Rhenen, Elst, Achterberg, Remmerden en het buitengebied. Kijken we naar ELst zelf, dan is de bevolking als volgt over de wijken verdeeld (cijfers 2011):

Wijk Aantal inwoners (1/1/2011)
Elst Centrum 2720
De Vordel 525
Het Bosje 620
Elst West 515
Totaal 4380

Bron: CBS, kerncijfers wijken en buurten


Daarmee woont circa 23% van alle inwoners van de gemeente Rhenen in Elst. Dit aandeel is de laatste vijf jaar vrij constant. In Elst wonen ten opzichte van de gehele gemeente relatief iets minder ouderen, de verschillen zijn echter niet groot.


De woningvoorraad

In de gemeente Rhenen staan op 1 januari 2011 in totaal 7.543 woningen. Hiervan is ruim 60% een koopwoning. In 2004 was dit nog 55%. Circa 90% van de woningvoorraad dateert van voor 2000. De verdeling van de woningen binnen Elst is als volgt (cijfers 2011):

Wijk Aantal woningen (1/1/2011)
Elst Centrum 1060
De Vordel 190
Het Bosje 215
Elst West 190
Totaal 1655

Bron: CBS, kerncijfers wijken en buurten

Daarmee staat circa 22% van de woningen binnen de gemeente Rhenen in Elst. Gerelateerd aan de bevolkingscijfers, betekent dit dat de gemiddelde huishoudengrootte in Elst iets hoger ligt dan in de gehele gemeente.


Voorzieningen

De voorzieningen zijn verspreid gelegen binnen Elst.

Het betreft onder andere een tandartspraktijk, een molen, een dorpshuis en brandweerkazerne.


Detailhandel en horeca

Detailhandel is in Elst verspreid gelegen. Het betreft onder andere een rijwielhandel, slagerij, groentenhandel, supermarkt, drogisterij en fotohandel.

Binnen Elst zijn diverse horecavestigingen aanwezig, namelijk vier restaurants, twee snackbars en een café.


Werken

Binnen Elst zijn diverse bedrijven gelegen, waaronder diverse bouwbedrijven, aannemersbedrijven, ambachtelijke bedrijven en autobedrijven. Op diverse locaties zijn kleinschalige bedrijven aan huis ontstaan.

Verder bestaat de werkgelegenheid in Elst uit hiervoor genoemde voorzieningen, detailhandel en horeca.


Verkeer en vervoer

Elst is ontsloten door de provinciale wegen Elsterstraatweg/Rijksstraatweg (N225) en de Veenendaalsestraatweg (N416), deze fungeren als ontsluitingswegen.

Het parkeren is met name geregeld op eigen erf of langs de weg, soms in kleinere parkeervakken.

Elst is ontsloten via het openbaar vervoer middels twee verschillende busroutes.


Groen

De kern Elst wordt gekenmerkt door relatief veel groen. Dit bestaat zowel uit grote groene tuinen, als ook uit groene gebieden binnen de kern.

Verspreid door de kern zorgt ook laanbeplanting voor een groen aanzicht.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Het nationale, provinciale, regionale en lokale beleid is geïnventariseerd en geanalyseerd (zie Bijlage1 Beleidskader). Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft dit beleid veelal geen invloed op de inhoud van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de volgende punten:

  • Elst is niet gelegen in een nationaal landschap of Natura 2000-gebied.
  • Volgens de 'stedenbouwkundige structuurvisie Elst, Achterberg, Rhenen, woningbouwlocaties tot 2020', bedraagt het woningprogramma tot 2020 tussen de 650 en 750 woningen, waarvan 170 in Elst. Deze 170 woningen zijn voor een deel al gerealiseerd. In dit conserverende bestemmingsplan zijn verder geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Hoofdopzet

Het bestemmingsplan voor Elst is een conserverend plan. Dat houdt in dat het plan zoveel mogelijk aansluit bij de bestaande planologische rechten en situatie in Elst. In die zin verandert er weinig voor bewoners en ondernemers in Elst.


Bebouwing

Het conserverende karakter komt goed tot uiting in de in het plan opgenomen bouwvlakken rondom de bebouwing. Deze bouwvlakken zijn overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. De bouwvlakken liggen in de regel strak om de bestaande bebouwing heen, met name aan de voorzijde en de aan openbare ruimte gelegen zijgevels. Voor woningen in woongebieden wordt uitgegaan van zekere standaarddiepten van de bouwvlakken. Deze bedraagt 10 m bij aaneengebouwde woningen, 12 m bij half-vrijstaande woningen en 15 m bij vrijstaande woningen.


De hoofdgebouwen dienen binnen de bouwvlakken te blijven. De goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen zijn aangegeven op de plankaart en waar nodig voorzien van een maximaal bebouwingspercentage.


De erfregeling

Ten aanzien van het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen' (zoals aan- en uitbouwen en bijgebouwen) sluit de regeling aan bij de definitie van het achtererf, zoals deze in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt gehanteerd. Op dit achtererf mag worden gebouwd. Dit betreft het erf aan de achterkant van de woning en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.


Het openbaar toegankelijk gebied betreft:

  • openbaar groen: parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor publiek algemeen toegankelijk zijn;
  • openbare wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
  • openbaar water: water (bijvoorbeeld een sloot, gracht, kanaal, rivier of vijver) dat voor enig gebruik open staat voor publiek. Hierbij valt te denken aan bevaarbaar water voor zowel beroeps- en pleziervaart, maar ook wateren waar het is toegestaan te zwemmen of te vissen en dergelijke.


De volgende voorbeelden verduidelijken wat als achtererfgebied wordt gezien.


afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPKernElst2012-oh01_0002.png"
De voorgevel

Voor de bepaling van het achtererfgebied is ook het bepalen van de voorgevel (voorkant van het gebouw) van belang. De voorgevel wordt gedefinieerd als de naar de weg of openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangerekend. In onduidelijke gevallen is op de verbeelding expliciet de voorgevel aangeduid.

De maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Voor het op deze wijze bepaalde achtererfgebied is in de bestemming 'Wonen' een erfregeling opgenomen die voor de meeste percelen inhoudt dat maximaal 25% van de bij de woning behorende kadastrale percelen mag worden bebouwd tot een maximum van 125 m². De toegestane goot- en bouwhoogte bedraagt 3,30, respectievelijk 4,50 m.

Overkappingen

Overkappingen vallen onder de definitie bijbehorende bouwwerken. Deze bijbehorende bouwwerken zijn in de bestemming Wonen aan bouwregels verbonden. De overkappingen zijn ook binnen het bouwvlak van de volgende bestemmingen toegestaan: Agrarisch, Bedrijf, Detailhandel, Gemengd - 3, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk en Maatschappelijk - Begraafplaats. Hier zijn expliciet regels opgenomen voor de bouwhoogte.

5.2 Bijzondere Onderwerpen

Regeling aan huis verbonden beroep/ kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis

In het bestemmingsplan worden beroep- en bedrijf aan huis bij woningen (met een bestemming Wonen, Woongebied of Gemengd-3) toegestaan. Hiermee wordt een invulling gegeven aan de maatschappelijke wens om op kleine schaal ook zelfstandig activiteiten te ontplooien en blijft de woon- en leefomgeving levendig. Dit uiteraard wel tot een bepaalde grens. Overlast in de vorm van een te grote parkeerdruk of bijvoorbeeld geluidshinder wordt niet toegestaan. Het gaat om activiteiten die naar aard en visuele aspecten in overeenstemming zijn met het woonkarakter.


De regeling voorziet in een uitoefening van beroep en bedrijf aan huis van niet meer dan 25 m2.In afwijking daarop kan tot 50% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken worden toegestaan, hierbij moet dan wel worden voorzien in extra parkeerplaatsen zoals weergegeven in de opgenomen tabel. Verder mag er geen detailhandel worden uitgeoefend en dient in ieder geval de bewoner van de woning het beroep- en/of bedrijf aan huis uit te oefenen.


Bed&Breakfast

Ten behoeve van het verruimen van de gebruiksmogelijkheden van de woningen, de leefbaarheid en de bijzondere positie van Elst in een aantrekkelijk recreatief gebied, wordt het bij recht in de bestemming 'Wonen' en 'Woongebied' toegestaan een Bed&Breakfast te starten. Dit is wel verbonden aan enkele voorwaarden.

In een woning mogen maximaal vijf kamers worden gebruikt met een maximum van 10 slaapplaatsen. De woning dient overwegend haar woonfunctie te behouden (geen pension) en er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en op de parkeerdruk.


Mantelzorg

De laatste tijd neemt de roep om meer mogelijkheden voor mantelzorg bij huis toe. De gemeente wil hieraan gehoor geven, maar wel op een wijze die voorkomt dat er verkapte nieuwe woonbebouwing wordt toegevoegd. Dit betekent dat een regeling zal worden opgenomen dat bij afwijking een tijdelijke woonunit kan worden geplaatst of gebouwd, of een bijbehorend bouwwerk als tijdelijke woonunit kan worden aangewezen. Dit onder voorwaarden.

5.3 Nieuwe Ontwikkelingen

Het plan bevat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. De uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald aan de hand van een toets op diverse milieuaspecten, cultuurhistorie, natuur en water.

6.2 Milieuonderzoeken

Het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' is een conserverend plan zonder nieuwe ontwikkelingen. Het uitvoeren van onderzoeken ten behoeve van het bepalen van de uitvoerbaarheid is dan ook niet aan de orde. Wel zal er een toets moeten plaatsvinden op alle genoemde aspecten of er planologische belemmeringen uit voortvloeien die om een regeling vragen in het bestemmingsplan. In onderstaande tabel is voor elk van de thema's aangegeven of de huidige situatie aanleiding geeft tot het opnemen van specifieke regelingen in het bestemmingsplan.


Voor een meer uitgebreide achtergrondbeschrijving van de verschillende aspecten wordt verwezen naar Bijlage 2 Onderzoeksthema's.

Uitvoerbaarheidsthema Opgenomen regeling
Archeologie Opnemen dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' voor de in Elst voorkomende archeologische waarden, conform de archeologische maatregelenkaart.
Cultuurhistorie Opnemen aanduiding molenbiotoop voor molen 't Wissel. Aanduiding 'karakteristiek' opnemen voor de Rijks- en gemeentelijke monumenten en MIP-objecten categorie 1.
Bodem Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Milieuzonering Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Geur Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Geluid Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Lucht Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Externe veiligheid Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Water Opname van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' ten behoeve van de waterkering langs de Nederrijn.
Natuur/ ecologie Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' is conserverend van aard. De bestaande vigerende rechten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De verwachting is dan ook dat er geen sprake zal zijn van planschade.


Verder zijn er geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen, die niet al middels een eigen planologische procedure zijn getoetst op onder meer de economische uitvoerbaarheid.


Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.


De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels


In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

7.2 Plansystematiek

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.


Regels

Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2008 worden ook conform de SVBP2008 overgenomen.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2008 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.


Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.


Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/ gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik, is strijdig met de bestemming.


Bouwregels

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de (hoofd)gebouwen, de bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


Nadere eisen

Het stellen van nadere eisen is alleen mogelijk als het bestemmingsplan zelf al regels stelt (primaire eisen). Omdat in nagenoeg alle bouwregels eisen zijn gesteld aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, kunnen daaraan nadere eisen worden gesteld.


Met behulp van deze nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders extra eisen stellen ten behoeve van bijvoorbeeld de ruimtelijke kwaliteit, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de externe veiligheid,


Afwijken van de bouwregels

Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld, bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak. Deze voorwaarden dienen helder en toetsbaar te zijn.


Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels staat, in aanvulling op de bestemmingsomschrijving, expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan.


Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Van de geformuleerde gebruiksregels kan onder voorwaarden worden afgeweken. Deze voorwaarden dienen helder en toetsbaar te zijn.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Onder de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van een aanlegvergunning.


Wijzigingsbevoegdheden

In een enkele bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk wijzigingsplan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft, te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.


Bestaande situatie

In de bestemmingsregels wordt mede verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt plaats om van het plan afwijkende maten, oppervlakten en aantallen niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's, de kappenkaart en de cyclomedia, aangevuld met het gemeentelijk bouwdossier en fotoarchief, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

7.3 De Bestemmingen

In het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch;
  • Bedrijf;
  • Bedrijf - Nutsvoorziening;
  • Cultuur en ontspanning;
  • Gemengd - 3;
  • Groen;
  • Horeca;
  • Kantoor;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk - Begraafplaats;
  • Recreatie - Verblijfsrecreatie;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Garagebox;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Wonen;
  • Woongebied.


Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie - 2;
  • Waarde - Archeologie - 3;
  • Waterstaat - Waterkering.


Met dubbelbestemmingen worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de 'onderliggende' bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.


Hieronder volgt een beschrijving van de in het plan opgenomen (dubbel)bestemmingen.


Agrarisch

In het plangebied liggen nog enkele agrarische bedrijven. Deze hebben de bestemming Agrarisch gekregen. Deze gronden kunnen worden gebruikt voor grondgebonden landbouw. Waar sprake is van bebouwing is deze voorzien van een agrarisch bouwvlak en een passende regeling in lijn met de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied 2010. In deze regeling is een bedrijfswoning mogelijk.


Bedrijf

De bestemming Bedrijf is opgenomen voor bedrijfsvestigingen binnen het plangebied. Deze komen verspreid voor door het plangebied.

Binnen de bestemming zijn bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk. Indien een bestaand bedrijf een hogere milieucategorie betreft, is deze voorzien van een specifieke aanduiding en is die activiteit alleen ter plaatse van de desbetreffende aanduiding toegestaan. Tevens zijn aanduidingen opgenomen voor die locaties waar tevens andersoortige bedrijvigheid is toegestaan, hiermee worden kantoren en detailhandel geregeld.

Verder dient bedrijfsmatige opslag achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst.

Bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden geplaatst. Daar waar aangeduid, mag een bedrijfswoning worden gebouwd.


Afwijken

Middels een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk bedrijven te vestigen uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1 en 2.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld om de nutsvoorzieningen in het openbare gebied te bestemmen. Op de verbeelding staat de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven en een maximale bebouwingspercentage indien deze afwijkt van de standaard 100%.


Cultuur en Ontspanning

Voor de molen 't Wissel is de bestemming Cultuur en Ontspanning, met de aanduiding 'korenmolen' opgenomen. Instandhouding en/of herstel van de bestaande molen en zijn cultuurhistorische en beeldbepalende waarden met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen staan hier voorop. Bebouwing mag alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.


Gemengd-3

Deze bestemming is gebruikt als verruiming van de mogelijkheden van verschillende centrumfunties voor de desbetreffende kavels. Binnen deze bestemming is het mogelijk om bedrijfsactiviteiten (categorie 1 en 2, alleen op de begane grond), ambachtelijke bedrijvigheid (alleen op de begane grond), detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, al dan niet in combinatie met wonen, uit te oefenen. Tevens is bij de woonfunctie een beroep- en bedrijf aan huis onder voorwaarden toegestaan. Middels de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' is aangegeven waar horeca genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten is toegestaan.

Afwijken

Middels een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk bedrijven te vestigen uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1 en 2.

Voor een beroep- en bedrijf aan huis is het via een afwijking mogelijk om bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.

Groen

Openbare groengebieden die behoren tot het structurele groen in de bebouwde kom, hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Binnen deze bestemming komen bijvoorbeeld parken, speelvoorzieningen en groenstroken voor. Het groen is op diverse locaties in Elst gelegen.

Uitgangspunt is dat enkel openbaar groen (dus geen particulier eigendom) als 'Groen' wordt bestemd. Kleinschalig groen in de vorm van bermen of tussenstroken bij fietspaden en wegen worden in de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied' of 'Verkeer' geregeld. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan in de bestemming 'Groen'.


Horeca

De bestemming 'Horeca' is opgenomen voor de aanwezige horecagelegenheden. Binnen deze bestemming is het bij recht mogelijk horeca in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van horeca-activiteiten uit te oefenen. Dit betekent feitelijk dat alleen het gebruik als dancing, disco, partycentrum en dergelijke niet is toegestaan, tenzij dit specifiek is aangeduid op de verbeelding.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. In de bestemming wordt de aanwezigheid van één bedrijfswoning toegestaan, indien aangeduid.


Kantoor

Deze bestemming wordt gebruikt om zelfstandige kantoren te bestemmen of kantoren welke niet als ondergeschikte kantoorruimte bij een bedrijfsbestemming of als beroep aan huis kunnen worden aangemerkt. Het gaat om panden die in z'n geheel als kantoor in gebruik zijn (dus geen wonen boven het kantoor o.i.d.). Het betreft een enkel pand aan de Houweg.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. Middels een aanduiding is een bedrijfswoning toegestaan.


Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is een brede bestemming. Hier is voor gekozen om een flexibel gebruik van de gebouwen mogelijk te maken. Hiertoe bestaat weinig bezwaar gezien de vergelijkbare ruimtelijke uitstraling van de mogelijke functies. Gedacht moet worden aan een kerk, verzorgingstehuis, bejaardentehuis, gehandicaptenzorg, verenigingsgebouwen, onderwijs, openbare dienstverlening, bibliotheek, e.d.

In de begripsomschrijving behorend bij 'maatschappelijke voorzieningen', is geregeld dat ondergeschikte horeca (kantines e.d.) ook bij recht mogelijk is. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' is tevens horeca genoemd in categorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten toegestaan. Onder deze bestemming vallen tevens sportvoorzieningen, tenzij specifiek aangegeven middels de aanduiding 'sport uitgesloten'.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. Waar aangeduid, zijn bedrijfswoningen toegestaan.


Afwijken

Middels het afwijken van de regels, is het mogelijk om het bouwvlak met 15% te vergroten. Hieraan zijn voorwaarden verbonden die hinder voor de omgeving dienen te voorkomen.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Voor de begraafplaats is deze bestemming opgenomen. Hierbinnen zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Gebouwen zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Op één locatie in het plangebied is de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie opgesteld. Hierbinnen zijn geen bedrijfswoningen of gebouwen toegestaan.

Verkeer

De doorgaande wegen binnen de bebouwde kom die een ontsluitende functie hebben, krijgen de bestemming 'Verkeer'. Hieronder vallen de Elsterstraatweg/Rijksstraatweg (N225) en de Veenendaalsestraatweg (N416). Binnen deze bestemming zijn wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen en nutsvoorzieningen toegestaan met daaraan gerelateerde bouwwerken.


Verkeer - Garagebox

De bestemming 'Verkeer-Garagebox' wordt gelegd op gronden waarop een garagebox, niet specifiek behorend bij een woning, aanwezig is. Het gaat hier vaak om rijtjes garageboxen. Deze garageboxen zijn bestemd voor de stalling van (motor-)voertuigen, maar kunnen ook meer algemeen als berging worden gebruikt. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.


Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' wordt gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, wegen, alsmede groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en water. Wat betreft bebouwing zijn bouwwerken mogelijk ten behoeve van de functies wegen en parkeervoorzieningen.


Wonen

De bestemming 'Wonen' betreft alle woonbebouwing. Binnen de bestemming vallen zelfstandige woningen, die specifiek zijn aangeduid als vrijstaand, half-vrijstaand, aaneengebouwd of gestapeld.


Hoofdgebouw

De positie van het hoofdgebouw wordt middels een bouwvlak binnen de bestemming vastgelegd. Deze bouwvlakken variëren in diepte al naar gelang het type woning. Voor vrijstaande woningen bedraagt de diepte 15 m, voor half-vrijstaande woningen 12 m en voor aaneengebouwde woningen 10 m. Is in de bestaande situatie sprake van een afwijkende bouwdiepte, dan wordt het bouwvlak aan deze afwijkende diepte aangepast. Voor de goothoogte van hoofdgebouwen wordt minimaal 3,50 m opgenomen. Ook als in de bestaande situatie de goothoogte lager is.

De toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. De woningen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van niet minder dan 30 graden.

Tevens dient de afstand van de woning totaan de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,50 m te bedragen, of minder indien de bestaande afstand reeds minder is dan 2,50 m.

Mantelzorgwoningen

Specifiek voor de twee, via het bestemmingsplan Rijksstraatweg 219, vergunde mantelzorgwoningen aan De Zwijnsbergen, is de aanduiding 'zorgwoning' opgenomen. Hier zijn twee mantelzorgwoningen toegestaan. Deze woningen dienen te voldoen aan een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 9 m en een maximale oppervlakte van 80 m2. Voor andere locatiesgeldt de afwijkingsbevoegdheid voor mantelzorgwoningen, zoals opgenomen in artikel 27.


Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op het achtererf, zoals gedefinieerd in de Wabo. Door deze definitie wordt geen gebruik gemaakt van de aanduiding 'erf' om het erf waarop gebouwd mag worden aan te duiden. Om onduidelijkheden te voorkomen, wordt in bijzondere stedenbouwkundige situaties wel de voorgevel aangeduid. Op basis hiervan wordt vervolgens het achtererf bepaald (zie ook paragraaf 5.1).

De regeling betreffende de bijbehorende bouwwerken is in lijn met de 'Beleidsregels Omgevingsvergunning 2010' van de gemeente Rhenen. Dit betekent onder andere dat maximaal 25% van de bij de woning behorende kadastrale percelen mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m². In afwijking van de Beleidsregels Omgevingsvergunning 2010 mag de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,30 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 4,50 m.


Beroep en bedrijf aan huis

Binnen de bestemming is het verder mogelijk een beroep en/of bedrijf aan huis uit te oefenen. De omvang van deze activiteiten mag niet meer bedragen dan 25 m2. In afwijking daarop kan tot 50% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken worden toegestaan, hierbij moet dan wel worden voorzien in extra parkeerplaatsen zoals weergegeven in de opgenomen tabel. Verder mag er geen detailhandel worden uitgeoefend en dient in ieder geval de bewoner van de woning het beroep- en/of bedrijf aan huis uit te oefenen.


Bed&Breakfast

Een bijzonder bedrijf aan huis is het voeren van een Bed&Breakfast. Hiervoor is een specifieke regeling gemaakt, waarbij in een woning maximaal vijf kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 10 slaapplaatsen. De woning dient wel overwegend haar woonfunctie te behouden (geen pension) en er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en op de parkeerdruk.


Overig

Tenslotte is specifiek in de bestemming opgenomen dat er een zwembad bij de woningen is toegestaan. Per woning is één zwembad toegestaan en deze dient achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning te worden gebouwd. Verder dient het zwembad minimaal 3 m afstand te houden tot de zijdelingse perceelsgrens en mag het niet meer dan 0,2 m boven het maaiveld uitsteken.


Afwijken

Een afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om inwoning mogelijk te maken.

Tevens is het via een afwijking mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.

Tot slot is ook mantelzorg via een afwijking mogelijk in bijbehorende bouwwerken bij woningen.

Woongebied

De bestemming 'Woongebied' is een globale bestemming die is opgenomen voor een nog niet gerealiseerde woonwijk in Het Bosje, namelijk fase 3. Hier wordt de bouw van maximaal 70 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, bestaande uit aaneen gebouwde, niet gestapelde woningen, maar ook halfvrijstaande en vrijstaande woningen. Op de verbeelding zijn diverse goot- en bouwhoogtes opgenomen binnen deze bestemming.

Binnen de bestemmig is, onder voorwaarden, de vestiging van een beroep- en bedrijf aan huis en een bed and breakfast toegestaan.

Tevens zijn regels opgenomen voor de bijbehorende bouwwerken zoals aan- en uitbouwen, overkappingen, bijgebouwen, erkers en ingangspartijen.

Afwijken

Via een afwijking is het mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis, bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.


Waarde - Archeologie 2

Voor gebieden met archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. De terreinen van archeologische waarden zijn op de 'Archeologische beleidskaart gemeente Rhenen' aangegeven als categorie 2. Hieraan gekoppeld is de bestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Binnen deze dubbelbestemming zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige, aan deze gronden toegekende, bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Dergelijk onderzoek is niet noodzakelijk op bouwaanvragen waarbinnen de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Verder is een omgevingsvergunning opgenomen ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning). Deze vergunning is niet nodig wanneer de bodemingrepen niet verder gaan dan 30 cm onder maaiveld.


Waarde - Archeologie 3

Voor de gebieden buiten de terreinen van archeologische waarden, geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De regeling is gelijk aan die van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' met dien verstande dat onderzoek niet noodzakelijk is voor plangebieden die niet groter zijn dan 100 m² of bouwaanvragen betreffen waarbinnen de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Voor wat betreft de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Deze vergunning is niet vereist in het geval het plangebied niet groter is dan 100 m² of de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Waterstaat - Waterkering

Deze bestemming wordt gelegd op gronden die vanuit het oogpunt van waterhuishoudkundige doeleinden beschermd moeten worden, in het bijzonder de waterkeringen met de daarbij vanuit de Keur voortvloeiende beschermingszone.

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, tenzij ze niet strijdig zijn met het belang van de waterkering en niet hoger zijn dan 3,5 m. Verder is er een regeling opgenomen die bepaalt dat een omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden.

Algemene regels

In de algemene bouwregels is een regel opgenomen ten aanzien van afwijkende maatvoeringen. Dit houdt in dat, waar nu bebouwing legaal afwijkt van in de regels genoemde maatvoeringen, deze bestaande afwijkende maten ook zijn toegestaan.

Daarnaast is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de gronden tevens dienen voor bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen.

Tevens is onderkeldering toegestaan onder (bedrijfs-)woningen en bedrijfsgebouwen tot een diepte van niet meer dan 3 m.

Kleine nutsvoorzieningen zijn tevens toegestaan.


In de algemene gebruiksregels zijn enkele vormen van strijdig gebruik opgenomen. Hiermee is expliciet aangegeven wat niet is toegestaan binnen de bestemmingen. Dit betreft het gebruik van bijgebouwen voor bewoning, het opslaan van goederen en materialen die niet ten dienste staan van de bestemming en het gebruik van gronden voor windturbines/windmolens, zendmasten/antennemasten, uitgezonderd daar waar toegestaan, of het gebruik van gronden voor paardenbakken en/of tennishallen.

Uitgezonderd van het strijdig gebruik zijn het gebruik van gronden voor weekmarkten, festiviteiten, evenementen en dergelijke, mits daarvoor vergunning of ontheffing is verleend.

Verder is een regel opgenomen die bepaalt dat bestaand legaal gebruik wordt toegestaan in het geval in het bestemmingsplan uitgegaan wordt van een afwijkend gebruik.

In de algemene aanduidingsregels is de 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen, ter borging van voldoende windvang voor de molen 't Wissel. Binnen deze zone worden maximaal toelaatbare bouwhoogtes, afhankelijk van de afstand tot de molen, middels een formule berekend en vastgelegd.


De algemene afwijkingsregels bevatten een breed scala aan (kleinschalige) afwijkingen die voor alle bestemmingen kunnen worden gebruikt. Het betreft het kunnen afwijken met niet meer dan 10% van in het plan genoemde maten en afmetingen, het gering aanpassen van wegprofielen, het overschrijden met maximaal 1 m van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen, het toestaan van mantelzorg in bijgebouwen of in een tijdelijke woonunit en het toestaan van openbare nutsgebouwen tot een inhoud van 60 m3 en een hoogte van 4 m.

Een regeling is verder opgenomen voor de aanleg van paden, wegen, parkeerplaatsen en bushalten, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en dergelijke. Op deze wijze kan op een flexibele wijze invulling worden gegeven aan herinrichtingen van wegen en voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Deze kunnen middels een afwijking nu ook in een andere bestemming dan 'Verkeer - Verblijfsgebied' worden gerealiseerd.

De laatste tijd neemt de roep om meer mogelijkheden voor mantelzorg bij huis toe. De gemeente wil hieraan gehoor geven, maar wel op een wijze die voorkomt dat er verkapte nieuwe woonbebouwing wordt toegevoegd. Dit betekent dat een afwijkingsregeling is opgenomen, waarmee een tijdelijke woonunit kan worden geplaatst of gebouwd of een bijbehorend bouwwerk als tijdelijke woonunit kan worden aangewezen. Dit onder voorwaarden.


In de algemene wijzigingsregels is een regeling opgenomen om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn of dat deze in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Aan de andere kant kan de dubbelbestemming ook juist worden neergelegd op gronden waar uit archeologisch onderzoek blijkt dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden bescherming behoeven.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de overlegpartners gestuurd voor vooroverleg. Hierop hebben de Provincie Utrecht (Bijlage 3), de gemeente Utrechtse Heuvelrug (Bijlage 4), de Omgevingsdienst regio Utrecht (Bijlage 5) en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (Bijlage6) gereageerd. Hieronder volgen de samengevatte reacties.

Provincie Utrecht

Geen op- of aanmerkingen.

Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Geen op- of aanmerkingen.

Omgevingsdienst regio Utrecht

De Omgevingsdienst regio Utrecht heeft geadviseerd over de archeologische dubbelbestemmingen. Een tekstsuggestie is gedaan voor aanvulling van de toelichting, deze is overgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.

Naar aanleiding van de vooroverlegreactie die de Omgevingsdienst regio Utrecht op het ontwerp bestemmingsplan Kern Achterberg 2012 heeft gegeven, is het bestemmingsplan Kern Elst 2012 tevens aangepast voordat deze als ontwerpbestemmingsplan werd gepubliceerd. De regeling in het ontwerp Kern Elst 2012 was conform de regeling van Kern Achterberg 2012.

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Merkt op dat de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' te ruim is opgenomen op de verbeelding. De verbeelding is hierop aangepast. Tevens is een tekstuele aanpassen ten aanzien van de beschermingszone van de zomerkade in de toelichting doorgevoerd naar aanleiding van de vooroverlegreactie.

Ten aanzien van de tekstsuggestie voor de regels is mailcontact geweest, waaruit bleek dat de regeling in het plan ten aanzien van de waterkundige bestemming reeds goed is geregeld en er geen aanpassingen aan de regels behoeft te gebeuren.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van donderdag 24 januari 2013 tot en met woensdag 6 maart 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De ontvangen zienswijzen zijn vervolgens samengevat en van een reactie voorzien in de Bijlage 8 Commentaarnota zienswijzen. Diverse wijzigingen zijn in het ontwerpplan doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijzen, deze zijn in de commentaarnota zienswijzen opgenomen onder de 'algehele conclusie' op pagina 36.

De omgevingsdienst heeft tevens een zienswijze ingediend op het ontwerp Kern Elst 2012 betreffende de archeologische regeling. Voor de behandeling van de zienswijze wordt verwezen naar de Commentaarnota (Bijlage 8).

8.3 Ambtelijke Wijzigingen

Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan zijn de volgende ambtelijke wijzigingen doorgevoerd:

  • Ten westen van het perceel De Oude weg naast 8b (ten oosten van het bedrijf) is op de verbeelding de aanduiding 'geluidscherm' opgenomen en in de regels opgenomen dat, conform het geldende bestemmingsplan, ter plaatse een geluidscherm van max 3 m hoog gerealiseerd kan worden.
  • Aanpassen benoeming Rijks- en gemeentelijke monumenten en MIP-objecten categorie 1 in de toelichting, deze tevens voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding.
  • Toevoeging reactie van de Omgevingsdienst regio Utrecht, hoofdstuk 8 van de toelichting.
  • Commentaarnota zienswijzen en Nota van Uitgangspunten als bijlage bij de toelichting opnemen.
  • In de regels is de regeling voor dakkapellen iets aangepast conform het advies van de Welstandscommissie.
  • In de regels definitie voor 'tijdelijke woonunit' opnemen.
  • In de regels bij de Bedrijfsbestemming onder strijdig gebruik uitgezonderd functieaanduidingen 'groothandel' en 'detailhandel' toevoegen.
  • Ter plaatse van de Franseweg 95 is op de verbeelding het wijzigingsgebied 'wro-zone - wijzigingsgebied' opgenomen, in de regels binnen de bedrijfsbestemming is opgenomen dat conform het geldende bestemmingsplan de bestemming kan wijzigen ten behoeve vand e bouw van maximaal 14 woningen met aanvullende eisen.
  • In de regels de dakhelling van de woningen wijzigen van 30 naar 20 graden, conform het advies van de Welstandscommissie.
  • In de regels artikel 19 Woongebied de regeling voor bijbehorende bouwwerken en de regeling voor afwijken van de bouwregels aanpassen conform de bestemming Wonen.
  • Enkele tekstuele wijzigingen in de toelichting.
  • Op de verbeelding de functieaanduidingen koppelen aan het bestemmingsvlak in plaats van aan het bouwvlak (m.u.v. aanduidingen zoals bedrijfswoning en recreatiewoning). Dit is aangepast bij de volgende adressen: Rijksstraatweg nummers 20/20a, 21, 35, 89, 117, 121c, 123a, 133, 151, 169, 193, 225, 233, 241, Elsterstraatweg 28 a en 32, Zwijnbergen 19a en 31, Veenendaalsestraatweg 11, Oranjestraat 13, Vissersweg 20 en 34, Houweg 21, Sportweg 1 en Verbindingsweg 11.
  • Op de verbeelding voor Rijksstraatweg achter 169, Oranjestraat 97 en Rijksstraatweg 181 de minimum goot- en bouwhoogte veranderen in maximum goot- en bouwhoogte.
  • Elsterstraatweg 13-15 en Rijksstraatweg 181: Bouwvlak voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning' zodat er één bedrijfswoning is toegestaan, conform vigerend bestemmingsplan.
  • Enkele kleine correcties in het openbaar gebied betreffende de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsgebied.
    1. 1. Het Bosje (ten westen van Het Bosje 29). De twee noordelijke 'puntjes' Groen als V-VB bestemmen.
    2. 2. Larekamp (ten noorden van 1-19): Aan de Larekamp wordt het stuk tussen de twee groenstroken niet meer als bouwweg gebruikt, de verbeelding wordt aangepast conform de actuele situatie.
    3. 3. Larekamp (ten zuiden van 36-40): De Groenbestemming iets verkleinen.
    4. 4. Margrietstraat (ten westen van 8-12): Een gedeelte van de groenbestemming langs de Magrietstraat als V-VB bestemmen.
    5. 5. Wildemanstraat (tegenover nr. 22-28): Kleine 'Groene' uitstulping van de Groenbestemming (naast de parkeerplaatsen) als V-VB bestemmen.
    6. 6. Tussen de Prinsessenhof (ten noorden van nr. 9) en de Christinastraat (ten oosten van nr. 22) loopt een pad, deze de bestemming V-VB (i.p.v. Wonen) geven.
  • Irenestraat 70-92: Opnemen 'voorgevelrooilijn' aan de kant van de Irenestraat.
  • Schoolweg 30-40: Opnemen van 'voorgevelrooilijn' aan de kant van de Schoolweg. Larekamp (ten noorden van 1-19): aanpassingen oude bouwweg naar de bestemming Groen en de westelijke kant van de groenstrook aanpassen aan de actuele situatie.
  • Oranjestraat 26-82 + Nassaustraat 1-25: Woonbesteming en Verkeer-Verblijfsgebied aanpassen aan kadastrale eigendommen.
  • Rijksstraatweg 249: Op deze locatie is een woning vergund met een artikel 19 WRO-vrijstelling. Bouwvlak opnemen en aanduiding maximum aantal woningen [1] opnemen.
  • Veenendaalsestraatweg 11: Hier liggen een tweetal bouwvlakken, één bouwvlak opnemen conform de vigerende situatie.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS CATEGORIE
- - nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR GROOTSTE
AF- STAND
01

01
- LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014
016
0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014
016
1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30
10

50
10 50 D
3.1
014
016
3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30
10

50
10 50
3.1
014

016
4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30

10


30
10 30

2
02

02
- BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020 021, 022, 024 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1
15

10, 11
- VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
151


108
8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50


0



50
10 50


3.1
152
102
6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50
10

30
10 50
3.1
1581
1071
0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30
10

30

C
10 30
2
1584
10821
6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30
10

30
10 30
2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1593 t/m 1595
1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10

0


30
C 0 30

2
17
13
- VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175
139
Vervaardiging van textielwaren 10
0

50
10 50
3.1
176, 177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0
10

50
10 50
3.1
18

14
- VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182
141
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10
10

30
10 30
2
183

142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50

10


10
10 50

3.1
19

15
- VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
192
151
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50
10

30
10 50 D
3.1
193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20

16
- HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
205
162902
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10
10

30
0 30
2
21

17
- VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 R 50 3.1
22


58
- UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
2222.6
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10
0

30
0 30
2
2223 1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
2223 1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30 D 2
223
182
Reproduktiebedrijven opgenomen media 0
0

10
0 10
1
24
20
- VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442
2120
0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442
2120
1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50
10

50
50 R 50
3.1
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2466
205903
A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50
10

50
50 R 50
3.1
25

22
- VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
26

23
- VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 231 0 Glasfabrieken:
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263
232, 234
0 Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10
10

30
10 30
2
267
237
0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
2681
2391
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10
30

50
10 50 D
3.1
30

26, 28, 33
- VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30
10

30
10 30
2
31

26, 27, 33
- VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
316
293
Elektrotechnische industrie n.e.g. 30
10

30
10 30
2
32


26, 33
- VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323

261, 263, 264, 331
Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30

0


50
30 50 D

3.1
3210
2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading 50
10

50
30 50
3.1
33


26, 32, 33
- VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33

26, 32, 33
A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30

0


30
0 30

2
35

30
- VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
36

31
- VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0
10

10
0 10
1
362
321
Fabricage van munten, sieraden e.d. 30
10

10
10 30
2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
3663.2
32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30
10

50
30 50 D
3.1
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45
41, 42, 43
1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10
30

50
10 50
3.1
45
41, 42, 43
2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10
30

50
10 50
3.1
45
41, 42, 43
3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0
10

30
10 30
2
51
46
- GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5121
4621
0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30
30

50
30 R 50
3.1
5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131
46217, 4631
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30
10

30
50 R 50
3.1
5132, 5133

4632, 4633
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10

0


30
50 R 50

3.1
5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136
4636
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10
10

30
0 30
2
5137
4637
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30
10

30
0 30
2
5138, 5139
4638, 4639
Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10
10

30
10 30
2
514
464, 46733
Grth in overige consumentenartikelen 10
10

30
10 30
2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2
5154
4674
0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2
5156
4676
Grth in overige intermediaire goederen 10
10

30
10 30
2
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
519

466, 469
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0

0


30
0 30

2
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
6024

494
1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0

0


50
C 30 50

3.1
63
52
- DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30
10

50
C 50 R 50 D
3.1
6312
52109
B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0
0

30
C 10 30
2
64
53
- POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
71


77
- VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712

7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10

0


50
10 50 D

3.1
713
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10
0

50
10 50 D
3.1
714
772
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10
10

30
10 30 D
2
72
62
- COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72

62
A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0

0


10
0 10

1
73
72
- SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30
10

30
30 R 30
2
732

722
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0

0


10
0 10

1
74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747
812
Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50
10

30
30 50 D
3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0
0

10
0 10
1
75

84
- OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
80 85 - ONDERWIJS
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001

3700
A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9002.1
381
A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50
30

50
10 50
3.1
9002.1
381
B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30
30

50
30 R 50
3.1
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
382
A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50
10

30
10 50
3.1
9002.2
382
A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10
10

30
30 R 30
2
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2
96012
Chemische wasserijen en ververijen 30
0

30
30 R 30
2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Lijst van afkortingen

- niet van toepassing of niet relevant

< kleiner dan

> groter dan

= gelijk aan

cat. categorie

e.d. en dergelijke

kl. klasse

n.e.g. niet elders genoemd

o.c. opslagcapaciteit

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

b.o. bedrijfsoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit

u uur

d dag

w week

j jaar

B bodemverontreiniging, de activiteit geeft een verhoogde kans op bodemverontreiniging

C continu, bij de betreffende milieubelastende activiteiten zijn de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) in bedrijf

D divers, de activiteit kan een grote variatie in milieubelasting vertonen, dit dient per geval nader te worden bezien

L luchtverontreiniging

Z zonering op basis Wet geluidhinder

R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)

V vuurwerkbesluit van toepassing

G goederenvervoer

P personenvervoer

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1

Hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren voor consumptie ter plaatse

  • restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice;
  • bistro;
  • crêperie;
  • lunchroom;
  • koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom;
  • ijssalon;
  • broodjeszaak;
  • croissanterie;
  • hotel.

Categorie 2

Hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse

  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice;
  • cafetaria;
  • snackbar;
  • grillroom;
  • shoarma;
  • fastfood-restaurant;
  • automatiek;
  • snelbuffet;
  • traiteur.

Categorie 3

Hoofdzakelijk: verstrekken van dranken

  • café;
  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • proeflokaal;
  • zaalverhuur.

Categorie 4

Hoofdzakelijk: het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen

  • discotheek;
  • bar-dancing;
  • partycentrum;
  • nachtclub.

Bijlage 1 Beleidskader

1 Inleiding

In deze bijlage wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's van de verschillende overheden, die relevant zijn voor de kern Elst.


2 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.


Natuurbeschermingswet

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijn-gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.


De Uiterwaarden Neder-Rijn zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het beschermde deel van de Amerongse Bovenpolder bevat een hoge uiterwaard waar soortenrijke glanshaverhooilanden voorkomen. De overgangen naar de hogere zandgronden zijn van speciale betekenis vanwege de hier voorkomende randen met restanten hardhoutooibos.


De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van deze gebieden. Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.


Het plangebied ligt tegen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Aangezien het echter een conserverend plan betreft, zijn voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen te verwachten.


Nota Belvedere

De Nota Belvedere geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De centrale doelstelling van het beleid is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend zal worden voor de inrichting van de ruimte, en dat het rijksbeleid daarvoor goede voorwaarden zal scheppen. De Nota Belvedere richt zich op het in stand houden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit.


3 Provinciaal beleid

Structuurvisie 2005-2015

Onder de (vorige) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is het Streekplan 2005-2015 opgesteld. In het Streekplan staat de gewenste ontwikkeling in een gebied of regio. In het Streekplan en de 3 bijbehorende uitwerkingsplannen wegen we de verschillende ruimtelijke functies en maken we keuzes.

Belangrijke onderwerpen in een streekplan zijn bijvoorbeeld de ruimte voor nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen en de bescherming van natuur, landschap en cultuurhistorie.

In het Streekplan worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
  • Water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt;
  • Infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties;
  • Verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
  • Landelijk Gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.


Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.


Het streekplan streeft er onder andere naar, de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.


Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009 is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten. Sinds 20 maart 2012 ligt de ontwerp Provinciale ruimtelijke verordening provincie utrecht 2012 ter inzage.

De provincie heeft de bevoegdheid om provinciale belangen veilig te stellen en te realiseren. Eén mogelijkheid hiervan is de Ruimtelijke Verordening. Hierin staan regels waar de gemeente zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moet houden. Thema's die hierin aan de orde komen zijn bodem, water, energie, cultureel erfgoed, wonen en werken, verkeer en vervoer, landelijk gebied, landschap, natuur, landbouw en recreatie.


Van belang voor Elst zijn de volgende aspecten;

  • Het gehele plangebied ligt in Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug.

Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de grondwaterkwaliteit rekening is gehouden.

  • Het gehele plangebied ligt in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur - Archeologie.

Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden: d. Archeologie: de cultuurhistorische waarde van het bekende en verwachte archeologisch erfgoed wordt behouden en versterkt. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan. Bij de beschrijving van de verschillende waarden wordt gebruik gemaakt van de in de verordening opgenomen bijlage Cultuurhistorie.

  • Het gehele plangebied ligt in het Landschap Utrechtse Heuvelrug.

Voor het landschap Utrechtse Heuvelrug wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

1. robuuste eenheid;

2. reliëfbeleving;

3. extreme historische gelaagdheid.

Bij ontwikkelingen in het landschap van de Utrechtse Heuvelrug dient aandacht te zijn voor het in stand houden van het reliëf en voor het in stand houden van het samenhangend boscomplex. Vanwege het reliëf en de overige kwaliteiten van de Heuvelrug is in dit gebied geen grootschalige ontgrondingen wenselijk. Kleinschalige ontgrondingen voor natuurontwikkeling of recreatieve ontwikkeling zijn wel mogelijk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteiten.


4 Regionaal beleid

Regionale structuurvisie WERV

De gemeenten in de regio WERV, met daarin de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal, hebben gezamenlijk de regionale structuurvisie WERV opgesteld. Deze vier gemeenten hebben een plan gemaakt voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Eerst voor de periode tot 2015 en vervolgens tot 2030. De regionale structuurvisie is in maart 2005 vastgesteld. De visie geeft aan hoe de gemeenten zich tot 2030 op het gebied van wonen en werken willen ontwikkelen. Tot de periode 2015 geldt de afspraak, dat ruimtelijke ontwikkelingen van wonen (en werken) plaats dienen te vinden binnen de in bestaand beleid vastgelegde locaties. Voor wonen wordt daarbij nadrukkelijk ingezet op inbreiding.

In de regionale structuurvisie zijn voor Elst op het structuurbeeld 2015 drie locaties aangeduid voor 'nieuw woongebied tot ca. 2015'. Twee hiervan vallen binnen het plangebied, namelijk een gebied ten noordoosten en een gebied in het westen. Tevens is over de Rijksstraatweg de aanduiding 'nieuwe fiets- en wandelverbinding' gelegen.

Op het structuurbeeld voor 2030 is rondom Elst een 'groene contour' gelegen.


5 Lokaal beleid

Stedenbouwkundige structuurvisie

In de structuurvisie zijn in Elst enkele locaties aangewezen waar woningbouw kan worden toegestaan.

Tevens is de planmatige uitbreiding van Het Bosje ten noorden van het centrum opgenomen. Het biedt ruimte aan grondgebonden woningen (maximaal 70), speelplaatsen, en een multifunctioneel gebouw met twee scholen.


Monumenten

Binnen Elst komen diverse monumenten voor. Elst kent vier Rijksmonumenten, namelijk de korenmolen 't Wissel uit 1855 aan de Oude Weg 8, twee boerderijen aan de Rijksstraatweg 20 en 22 en een kerk aan de Rijksstraatweg 24. Elst is tevens vijf gemeentelijke monumenten rijk, namelijk een dwarsboerderij uit 1832 aan de Rijksstraatweg 12, een landhuis uit 1947 aan de Rijksstraatweg 158 en een tabaksschuur uit eind negentiende eeuw aan de Vissersweg 42 en twee grenspalen bij de Molenweg 4 en de Rijksstraatweg 1A. Alle monumenten zijn in dit bestemmingsplan op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'.

Tevens zijn diverse gebouwen aangewezen als MIP-object, in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project dat als doel had om per gemeente de waardevolle gebouwen en andere objecten in woord en beeld te beschrijven, zodat er meer zicht kwam op monumentenzorg en cultuurgeschiedenis. Deze MIP-objecten genieten geen formele bescherming, maar de MIP-objecten van categorie 1 worden in het bestemmingsplan als 'karakteristiek' aangeduid. Voor Elst gaat het om het voormalige dorpshuis aan de Rijksstraatweg 164. Een lijst met alle MIP-objecten binnen de gemeente is opgenomen in Bijlage 7 MIP lijst.

Bijlage 2 Onderzoeksthema's

1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Tevens wordt ingegaan op de thema's archeologie, ecologie en water.


2 Milieuthema's

2.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied ernstig verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn.


Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering.


Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  2. 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Rhenen de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen, kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap.


De richtafstand van 30 m voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 m en de richtafstand van 100 m voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 m. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.


De tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype:

Categorie
Richtafstand (in meters) tot omgevingstype
Rustige woonwijk
Gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200

2.3 Geluidshinder


Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.


Wegverkeerslawaai

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen), de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.


Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidszone, met uitzondering van:

  1. 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  2. 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur.


De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidszone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.


Situatie Elst

Binnen Elst zijn twee 50-km wegen gelegen, namelijk de Elsterstraatweg/Rijksstraatweg en de Veenendaalsestraatweg. Voor deze wegen geldt een geluidszone van 200 m aan weerszijde van de weg.

De overige wegen zijn gelegen in een 30 km-zone.

Aangezien in het onderhavige plan geen nieuwe woningen worden geprojecteerd, is in het kader van de Wgh dan ook geen akoestisch onderzoek nodig. Met betrekking tot het aspect geluidshinder worden geen knelpunten verwacht.

2.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplmenteerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. De maximale verslechtering van 3% vindt plaats bij ontwikkelingen tot 1.500 woningen.


Situatie Elst

Aangezien het om een conserverend plan gaat en er geen nieuwe woningen bijkomen, zal het plan 'in niet betekenende mate' van invloed zijn op de luchtkwaliteit.

2.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als lpg-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.


Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, grote (kantoor)gebouwen en grotere recreatieterreinen zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour. In het geval er zich binnen de 10-5 contour bestaande kwetsbare objecten bevinden, dan dienden deze situaties voor oktober 2007 te zijn gesaneerd. Beperkt kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld grotere winkels, restaurants, sporthallen, grote gebouwen en speeltuinen zijn in principe niet toegestaan binnen de 10-6 contour. Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen die contour zijn geen normen of saneringstermijnen opgenomen.


Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.


Transport gevaarlijke stoffen

In de gemeente Rhenen zijn delen van de provinciale wegen aangewezen als speciale routes voor gevaarlijke stoffen. Dit betreft de N322, de N416 en het wegvak van de N225 van de aansluiting met de N416 tot aan Remmerden. In 2005 is door de provincie Utrecht onderzoek gedaan naar de routering Vervoer gevaarlijke stoffen. Hieruit blijkt de contour van het plaatsgebonden risico op de weg ligt en zodoende geen problemen oplevert. Ten aanzien van het groepsrisico wordt aangegeven dat er geen knelpunten voordoen.


Vuurwerkbesluit

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden (en in 2004 gewijzigd). Het besluit vervangt het Vuurwerkbesluit wet milieugevaarlijke stoffen en het Reglement gevaarlijke stoffen. Het besluit maakt onder meer onderscheid tussen consumenten- en professioneel vuurwerk, hanteert strikte veiligheidsafstanden voor vuurwerkbedrijven in relatie tot de bebouwde omgeving en stelt scherpere eisen aan de opslag van vuurwerk.

Naast de eisen voor de opslag van vuurwerk, gelden strikte veiligheidsafstanden die door de overheid bij de verlening van een milieuvergunning voor een vuurwerkbedrijf en bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden. Zo geldt voor inrichtingen met een opslag van minder dan 10.000 kg consumentenvuurwerk een afstand van ten minste 8 m tot kwetsbare objecten.


Situatie Elst

De risicokaart van de provincie Utrecht geeft de situatie ten aanzien van de externe veiligheid van Elst weer. In het algemeen kan gesteld worden dat Elst buiten de invloedssfeer van risicobronnen of -routes ligt. In Elst zijn geen Bevi-bedrijven aanwezig. Wel is er in Elst één vuurwerkverkooppunt aan de Rijksstraatweg 171 aanwezig, deze leidt echter niet tot beperkingen.


2.6 Archeologie

In de gemeente Rhenen liggen unieke archeologische waarden. Samen vormen zij het bodemarchief. Dit bodemarchief is van groot maatschappelijk belang, omdat voor de geschiedschrijving de samenleving voor het merendeel afhankelijk is van archeologisch onderzoek. Pas voor de periode vanaf de Late Middeleeuwen kunnen wij ons tot papieren en nu ook digitale archieven en bibliotheken wenden. Tegelijkertijd faciliteert het bodemarchief als onderdeel van de ondergrond allerlei ruimtelijke functies die verband houden met wonen, werken en recreëren. Deze functies gaan niet altijd goed samen met het streven naar behoud en een goed beheer van het bodemarchief. Archeologische waarden zijn namelijk gevoelig voor bodemingrepen, zoals ploegen, heien, graven en veranderingen in het waterpeil. Daarom is het noodzakelijk dat de gemeente in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwt, zodat belangrijke archeologische waarden zoveel mogelijk worden ontzien dan wel, indien dit om redenen van zwaarder wegende maatschappelijke belangen niet mogelijk is, worden veiliggesteld door middel van professionele archeologische opgravingen.


De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken dat bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze, waar mogelijk, behouden blijven voor toekomstige generaties.


Samenvattend liggen in de gemeente Rhenen op vier niveaus archeologische waarden, te weten:

  1. 1. Voor Nederland unieke sporen van menselijke activiteit uit het Midden-Paleolithicum (300.000 tot 250.000 jaar voor heden) in gestuwde sedimenten (de 'stuwwal');
  2. 2. Nederzettingen en andere vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Romeinse tijd waaronder landbouwarealen (Celtic Fields, late prehistorie) en grafmonumenten (grafheuvels en urnenvelden, late prehistorie) óp en aan de randen van de stuwwal, het laatglaciale dekzand, en in de nabijheid of op oudere geulafzettingen van de Rijn en de Grift;
  3. 3. Nederzettingen, grafvelden en andere vindplaatsen uit de periode van de Vroege Middeleeuwen;
  4. 4. Bewoning vanaf de Late Middeleeuwen (vanaf ca. 1200 na Chr.) tot en met de Nieuwe Tijd in stads- en dorpskernen en bewoningslinten zowel ten noorden als ten zuiden van de stuwwal.


Gemeenten zijn op grond van artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen en het bestemmen van gronden, rekening te houden met het behoud van archeologische waarden. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het instrument vormt voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het kader van de besluitvorming bij ruimtelijke plannen. Op de maatregelenkaart is het gemeentelijk grondgebied onderverdeeld in zeven archeologische beleidscategorieën die zijn doorvertaald in de planregels:

  • Archeologisch waardevol gebied 1 (wettelijk beschermd archeologisch monument);
  • Archeologisch waardevol gebied 2 (archeologisch waardevol terrein);
  • Archeologisch waardevol gebied 3 (waarde/verwachting stads-/dorpskern, bewoningslint);
  • Archeologisch waardevol gebied 4 (hoge archeologische verwachting);
  • Archeologisch waardevol gebied 5 (middelhoge archeologische verwachting);
  • Archeologisch waardevol gebied 6 (lage archeologische verwachting);
  • Archeologisch waardevol gebied 7 (onbekende verwachting, bebouwd gebied);
  • Archeologievrij gebied (geen archeologische verwachting).


Bij de vertaling naar planregels is rekening gehouden met het archeologisch belang, met het verstorende effect van de verschillende soorten bodemingrepen op het bodemarchief en met de diepteligging van archeologische waarden. Op basis hiervan zijn ontheffingscriteria geformuleerd met betrekking tot de omvang van het plangebied en de diepte van de te verrichten bodemingrepen. Er is sprake van een archeologische onderzoeksplicht indien bij de voorgenomen ruimtelijke activiteit beide ontheffingscriteria (oppervlakte van het plangebied en diepte van de bodemingreep) worden overschreden.


Situatie Elst

In het bestemmingsplan Kern Elst 2012 is sprake van categorie 2, 3 en 4. Deze categorieën zijn in het bestemmingsplan vertaald naar een tweetal dubbelbestemmingen ter borging van de mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Voor het terrein van archeologische waarden, bestaande uit de gronden met categorie 2, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Voor de overige gronden, in dit geval categorie 3 en 4, is de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPKernElst2012-oh01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPKernElst2012-oh01_0004.png"

Uitsnede archeologische maatregelenkaart

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het archeologische resten zijn, is de vinder wettelijk verplicht deze te melden bij het bevoegd gezag, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (artikel 53 Monumentenwet 1998). Om praktische redenen wordt geadviseerd vondstmeldingen te doen bij de gemeente Rhenen.

2.7 Ecologie

Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.


Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • Algemene soorten: Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • Overige soorten: Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB: Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.


Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. De Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is 'Natura 2000-gebied'.


Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen te voorkomen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid Natuurbeschermingswet (Nbw)). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen. De definitie van 'project' dient men ruim te nemen. In ieder geval is daar sprake van bij de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of werken. Verder betreft het andere ingrepen in het natuurlijk milieu of landschap, inclusief ingrepen voor de ontginning van bodemschatten.

Vergunningen worden verleend door Gedeputeerde Staten. In bepaalde situaties, zoals omschreven in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet, verleent de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een vergunning.


Natura 2000-gebied: Nederrijn

De Uiterwaarden Nederrijn zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het beschermde deel van de Amerongse Bovenpolder bevat een hoge uiterwaard waar soortenrijke glanshaverhooilanden voorkomen. De overgangen naar de hogere zandgronden zijn van speciale betekenis vanwege de hier voorkomende randen met restanten hardhoutooibos.


Daarnaast zijn de volgende algemene doelen geformuleerd voor Natura 2000-gebieden:

  • behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie;
  • behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie;
  • behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten;
  • behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied. voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd;
  • behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd.


Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden, gelden de volgende regels:

  • compensatie binnen de gemeente of aangrenzende gemeente;
  • compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha;
  • compensatie bij voorkeur ter versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).


In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan, ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer, maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie.


Situatie Elst

Elst ligt tegen het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Nederrijn'. Aangetoond zal moeten worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de te beschermen natuurwaarden van dit gebied. Omdat het plangebied de bebouwde kom betreft en het om een conserverend plan gaat, is dit voor het bestemmingsplan niet relevant.


In het algemeen is het op grond van de Flora- en faunawet verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijke te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Dit betekent dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ter plaatse een natuurtoets zal moeten worden uitgevoerd.

2.8 Water

Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21 eeuw' is een 'watertoets' verplicht gesteld bij ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en van afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

Waterplan Rhenen

Het Waterplan “een berg mooi water” is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 april 2005 en heeft ten doel effectief en efficiënt om te gaan met water in de gemeente. De watervisie beschrijft de beoogde ontwikkeling van het water tot 2025. Het waterplan gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en de waterketen. Bij de streefbeelden voor het bebouwd gebied ligt de nadruk op het saneren van riooloverstorten en het afkoppelen van verhard oppervlak.

Enkele relevante punten voor Elst zijn:

  • Grondwateroverlast komt niet voor. Hiertoe is er in Elst voldoende bergings- en afvoercapaciteit voor regenwater en overtollig grondwater.
  • Vervuiling door riooloverstortingen zijn beperkt zodanig dat de kwaliteit van het ontvangende water niet in gevaar komt.
  • In Elst, Rhenen en Achterberg is circa 30% van het verharde oppervlak van de riolering afgekoppeld (t.o.v. 1998). Dit is gerealiseerd door zowel inwoners (daken) als de gemeente (wegen). Bij de verdeling over de kernen is rekening gehouden met de kwaliteitsdoelstellingen voor de oppervlaktewateren waarop wordt overgestort. Het afgekoppelde regenwater wordt bij voorkeur lokaal gebruikt of in de bodem geïnfiltreerd. Deze ambitie wordt bijgesteld als onvoldoende financiële middelen hiervoor beschikbaar komen.
  • Alle in- en uitbreidingen (vanaf 2005) zijn waterneutraal.
  • Bij nieuwbouw (vanaf 2005) worden geen uitlogende materialen toegepast, zoals zink, koper en lood.

Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!' Waterschap Stichtse Rijnlanden

Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan ‘Water Voorop!’ voor de periode 2010-2015 vastgesteld.

Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe we deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in ons beheergebied kunnen uitvoeren, samen met diverse andere organisaties. Verder geven we een overzicht van onze ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe we die willen bereiken.

Situatie Elst

Elst is gelegen in het stroomgebied van de Nederrijn, ten zuiden van het plangebied zijn de Nederrijn en uiterwaarden gelegen.

Ten zuiden van de kern Elst ligt de zomerkade van de Nederrijn. De bebouwing aan de Rijksstraatweg ligt achter deze zomerkade. Ter bescherming van deze waterkering is aan weerszijden een beschermingszone opgenomen. Dit gebied is in het bestemmingsplan beschermd middels de dubbelaanduiding 'Waterstaat - Waterkering'. Binnen deze beschermingszone is een watervergunning nodig bij ontwikkelingen/werkzaamheden.

Het afvalwater van Elst wordt via een eigen gemengd rioolstelsel ingezameld. Gemaal De Opslag aan de Rijksstraatweg/De Opslag verpompt het rioolwater via een persleiding in de uiterwaarden naar de awzi Remmerden.

Het merendeel van de rioolberging in Elst bestaat uit het transportriool langs de N233 en nabij de uiterwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPKernElst2012-oh01_0005.png"

Kenmerken riolering Elst

2.9 Molenbiotoop

Sinds 2008 kunnen in Nederland in bestemmingsplannen beschermende regels worden opgenomen met betrekking tot molenbiotopen. Hoewel een molenbiotoop in theorie tot op een oneindige afstand van de molen doorloopt, vindt juridische doorvertaling plaats tot op een afstand van 400 meter van de molen.

Een molenbiotoop levert enkele voorwaarden op voor de bebouwing in de omgeving. Doorgaans mag binnen de eerste 100 m rondom de molen geen bebouwing of beplanting worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek). Voor de omgeving van 100 tot 400 m rondom de molen wordt gewerkt met de zogenoemde molenbiotoopformule.

Molenbiotoopformule: H=X/n + c x z

Waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen

n = 50 (coëfficiënt voor het gesloten gebied)

c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)

z = askophoogte

Situatie Elst

Aan De Oude Weg in Elst staat de korenmolen 't Wissel uit 1855. Voor deze molen geldt een askophoogte van 11 m. Bovenstaande kan ter indicatie in een tabel worden samengevat. Daarbij geldt dat voor de eerste 100 m vanaf de molen een vaste maximale bouwhoogte geldt. Vanaf deze 100 m wordt gerekend met de formule en geldt een geleidelijk oplopende toegestane bouwhoogte.

Afstand tot molen 0 > 100 m 100 m 200 m 300 m 400 m
Maximale toegestane hoogte 0 m 4,2 m 6,2 m 8,2 m 10,2 m

Voor de molen 't Wissel zal de aanduiding molenbiotoop worden opgenomen.

Bijlage 3 Reactie Provincie Utrecht

Bijlage 3 Reactie provincie Utrecht

Bijlage 4 Reactie Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Bijlage 4 Reactie Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Bijlage 5 Reactie Omgevingsdienst Regio Utrecht

Bijlage 5 Reactie Omgevingsdienst Regio Utrecht

Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap

Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap

Bijlage 7 Mip Lijst

Bijlage 7 MIP lijst

Bijlage 8 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 8 Commentaarnota zienswijzen

Bijlage 9 Nota Van Uitgangspunten

Bijlage 9 Nota van Uitgangspunten