KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Water
4.3 Geluidshinder
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Cultuurhistorie En Archeologie
4.7 Natuurwaarden
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Geur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Kabels En Leidingen
4.12 Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 Opzet Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Referentiebeelden
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Natuurtoets
Bijlage 6 Aanvulling Natuurtoets
Bijlage 7 Quickscan Geur
Bijlage 8 Reactie Vitens
Bijlage 9 Reactie Gasunie
Bijlage 10 Reactie Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden
Bijlage 11 Reactie Provincie Utrecht
Bijlage 12 Reactie Rws Oost
Bijlage 13 Reactie Waterschap Vallei En Veluwe

Middelbuurtseweg 8, Rhenen

Bestemmingsplan - gemeente Rhenen

Vastgesteld op 13-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Middelbuurtseweg 8, Rhenen met identificatienummer NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02 van de gemeente Rhenen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

gevel aan de achterkant van een gebouw;

1.6 afwijking van de bouwregels en/of gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 ambachtelijke bedrijvigheid:

een bedrijf omvattende de vervaardiging en/of bewerking van goederen, uitgezonderd massaproductie, dan wel de verrichting van aanleg- en/of onderhoudswerkzaamheden met daarbij behorende, dienstbare en ondergeschikte verkoopruimten, zoals een schoenherstellersbedrijf en kleermakerij, dan wel een glazenwassersbedrijf;

1.8 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.9 archeologisch deskundige:

door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.13 bedrijf aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.14 beroep aan huis:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.15 bestaand:

  1. 1. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. 2. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;

1.27 buitenrijbaan:

niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste bodem waar training en africhting, instructie aan derden en toetsing van prestaties van paarden in diverse disciplines plaatsvinden;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en aan de verkoop verbonden reparatie; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;

1.29 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.30 ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.31 extensief recreatief medegebruik:

vorm van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. 1. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.35 inrichtingsplan:

de landschappelijke inpassingsschets zoals opgenomen in Bijlage 1 Inrichtingsplan;

1.36 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.37 kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.38 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.39 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.40 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.41 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.42 opslag:

het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg- en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;

1.43 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;

1.44 parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen waarbij wat betreft het aantal parkeerplaatsen voldaan moet worden aan het parkeerbeleidsplan "Parkeren, nu en in de toekomst" d.d. 21 november 2008, dan wel de opvolger(s) daarvan;

1.45 parkeerbeleidsplan:

het parkeerbeleidsplan "Parkeren, nu en in de toekomst" d.d. 21 november 2008, dan wel de opvolger(s) daarvan;

1.46 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 recreatief medegebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;

1.49 seksinrichting:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel;

1.50 tijdelijke woonunit:

een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;

1.51 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.52 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;

1.53 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.54 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. b. de Ecologische Hoofdstructuur;
  3. c. behoud en bescherming van stiltegebieden;
  4. d. agrarisch medegebruik;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. g. wegen en paden;
  2. h. erven en terreinen;
  3. i. bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de maatvoering die is aangegeven in de navolgende tabel:
Bouwwerken Goothoogte in m Bouwhoogte in m
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van opslag, anders dan met het oog op het in de bestemming passende gebruik;
  2. b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van het storten van afval.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 14 is van toepassing.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. voetpaden;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. speelplaatsjes;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 0,75 m bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, pleinen en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. bruggen;
  2. h. straatmeubilair.

5.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, behoudens het bepaalde in artikel 12, onder d;
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte van masten en verwijsborden mag niet meer bedragen dan 12 meter;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Het aantal rijstroken mag niet meer dan 2 bedragen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (bescherming van) (hoofd)watergangen;
  2. b. oevers en taluds;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijk waarden;

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. voor het overige is de bebouwing beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  3. c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 14 is van toepassing.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met inwoning;
  2. b. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. c. bed and breakfast;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  3. g. bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • landschappelijke inpassing;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  • de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.2 onder e voor een goothoogte van woningen van maximaal 6 m, mits vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is;

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Voorwaardelijke verplichting

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Afwijkende maatvoering

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  1. a. goot- en bouwhoogte;
  2. b. oppervlakte;
  3. c. inhoud;
  4. d. afstanden;
  5. e. afdekking van gebouwen,

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

10.2 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder woningen en bijbehorende bouwwerken en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Algemene gebruiksregels

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. 2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorende bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. 3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. 4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. 3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 m;
    4. 4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 m te bedragen;
    5. 5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
    6. 6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
    8. 8. bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

13.1 Procedure nadere eisen

Met betrekking tot de voorbereiding van het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

13.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 14 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

14.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  4. d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
  5. e. het aanleggen van onverharde wegen en paden;
  6. f. het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is;
  7. g. beplanting van houtgewas hoger dan 2,5 m ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  8. h. het bebossen of beplanten van gronden;
  9. i. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.

14.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

14.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 is vereist voor:

  1. a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
  2. b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  3. c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  4. d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  5. e. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  6. f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Middelbuurtseweg 8, Rhenen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer exploiteerde een melkveebedrijf aan de Middelbuurtseweg 8 te Rhenen, op een huiskavel van circa 10.010 m² groot (kadastraal bekend gemeente Rhenen, sectie K, nr. 767) . De gronden van het bedrijf liggen ten dele in het toekomstig natuurgebied in de uiterwaarden langs de Nederrijn (Elster buitenwaarden). Omdat op de huidige locatie in het Binnenveld geen doorgroeimogelijkheden voor de toekomst zijn, zal het melkveebedrijf elders worden voortgezet. Daarom is de bedrijfsvoering aan de Middelbuurtseweg beëindigd en is de initiatiefnemer voornemens om alle bedrijfsbebouwing, exclusief de bedrijfswoning, op het perceel Middelbuurtseweg 9 te slopen.

Onder toepassing van maatwerk voor Ruimte voor ruimte en Rood voor groen wil de initiatiefnemer op deze locatie twee nieuwe woningen (max. 600 m³) met bijgebouw (max. 80 m²) realiseren. Daarnaast verandert de bestaande bedrijfswoning van functie naar een burgerwoning. Per woning (dus ook bij de bestaande woning) wordt een perceel van circa 3.000 m² toegekend. Het geheel wordt landschappelijk ingepast.

De veldkavel (kadastraal bekend gemeente Rhenen, sectie I, nr. 790) in de Elster buitenwaarden wordt gewijzigd van een agrarische functie naar een natuurfunctie. Het betreft een perceel van circa 5,88 ha groot.

Aangezien de ontwikkelingen niet in het geldende bestemmingsplan passen, dient onderhavig bestemmingsplan ervoor de gewenste ontwikkelingen planologisch en juridisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied bestaat uit twee percelen, namelijk de Middelbuurtseweg 8 en een veldkavel (kadastraal bekend gemeente Rhenen, sectie I, nr. 790) in de Elster buitenwaarden. Beide percelen bevinden zich in het buitengebied van de gemeente Rhenen, waarbij Middelbuurtseweg is gelegen ten noorden van de kern Rhenen, nabij de gemeentegrens met Veenendaal. De veldkavel in de Elster buitenwaarden ligt ten westen van de kern Rhenen, aan de Rijksstraatweg (provinciale weg N225), nabij de kern Elst. Op de afbeeldingen hierna is de globale ligging van beide percelen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0001.png"

Afbeelding - Globale ligging plangebied ten opzichte van de kern Rhenen (bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0002.png"
Afbeelding - Ligging Middelbuurtseweg 8 (bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0003.png"
Afbeelding - Globale ligging plangebied veldkavel Elster buitenwaarden(bron: Bing Maps)

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De geldende bestemmingsplannen voor het plangebied zijn bestemmingsplan "Buitengebied 2010, partiële herziening 2012" en bestemmingsplan "Buitengebied 2010, partiële herziening 2013". Het eerste plan is op 23 april 2013 door de raad vastgesteld en onherroepelijk geworden op 14 juni 2013. Het tweede plan is op 17 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0005.png"

Afbeelding - Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied 2010, partiële herziening 2012", locatie Middelbuurtseweg 8

Op de locatie Middelbuurtseweg zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen van toepassing:

  • Agrarisch (enkelbestemming);
  • Waarde - Archeologie (dubbelbestemming);
  • Reconstructiewetzone - verwevingsgebied (gebiedsaanduiding);
  • Hoge verwachtingswaarde (gebiedsaanduiding);
  • Middelhoge verwachtingswaarde (gebiedsaanduiding);
  • Intensieve veehouderij (aanduiding);
  • Bouwvlak (aanduiding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0007.png"

Afbeelding - Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied 2010", locatie veldkavel Elster buitenwaarden"

Op de veldkavel in de Elster buitenwaarden zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen van toepassing:

  • Agrarisch (enkelbestemming);
  • Waarde - Archeologie (dubbelbestemming);
  • Hoge verwachtingswaarde (gebiedsaanduiding);
  • Lage verwachtingswaarde (gebiedsaanduiding);
  • Reconstructiewetzone - verwevingsgebied (gebiedsaanduiding);
  • Wro-zone - wijzigingsgebied 1 (gebiedsaanduiding, wijziging van een agrarische bestemming naar een natuurbestemming).

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een uitgebreide planbeschrijving plaats. De beleidsmatige onderbouwing van het plan wordt in hoofdstuk 3 gegeven. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan wetgeving aangaande aspecten zoals bodem, archeologie en dergelijke. De juridische toelichting op het bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 5 weergegeven. In dit hoofdstuk worden bijvoorbeeld de bestemmingen toegelicht. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 een conclusie gegeven aangaande de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

In de huidige situatie is op het perceel Middelbuurtseweg 8 een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Het perceel omvat een bedrijfswoning en de bijbehorende agrarische opstallen. Om het bouwperceel heen liggen weilanden, bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering. De agrarische bedrijfsvoering op het perceel is inmiddels gestaakt.

De veldkavel in de Elster buitenwaarden bestaat uit een weiland dat bedoeld is voor agrarische doeleinden.

Hierna zijn enkele foto's van het perceel Middelbuurtseweg 8 opgenomen, die de huidige situatie weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0009.jpg"

Afbeelding - Huidige situatie Middelbuurtseweg 8 (bron: Google Streetview)

2.2 Toekomstige Situatie

Middelbuurtseweg 8
In de toekomstige situatie worden alle agrarische opstallen op het perceel Middelbuurtseweg 8 gesloopt, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, welke in dit bestemmingsplan een woonbestemming krijgt. De agrarische opstallen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 2.020 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0010.jpg"

Te slopen bebouwing (grijs), de woning (nr. 8) blijft

Ter compensatie zal één Ruimte voor ruimte-woning en één Rood voor groen-woning worden gerealiseerd met elk een inhoud van 600 m³. De bestaande agrarische bedrijfswoning blijft behouden en zal een woonbestemming krijgen. Alle drie de woningen krijgen een perceel van circa 2.400 tot 2.900 m² ten behoeve van woondoeleinden toegekend. De nieuwe woningen worden zo gesitueerd, dat ze samen met de bestaande woning een nieuw erf vormen. De woningen worden landschappelijk ingepast. Hiertoe is een erfinrichtingsschets opgesteld (zie paragraaf 2.3).

Veldkavel Elster buitenwaarden
De veldkavel in de Elster buitenwaarden wordt van functie gewijzigd van agrarische doeleinden naar natuurdoeleinden. Genoemde veldkavel maakt onderdeel uit van de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van de provincie Utrecht. Dit deel van het plangebied ligt in in het rivierbed van de Nederrijn. Hier is een vegetatielegger aan de orde in verband met de doorstroombaarheid. Dit zal bij de concrete invulling van de natuurlijke inrichting, waarbij er in het spoor van de Waterwet nadere kaderstelling aan de orde is, van invloed zijn.

2.3 Landschappelijke Inpassing

Bij het opstellen van de erfinrichtingsschets is gebruik gemaakt van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen, katern "Gelderse Vallei", en het beeldkwaliteitsplan Binnenveld, zoals hierna beschreven.

Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen - Katern Gelderse Vallei

Het katern Gelderse Vallei beschrijft enkele deelgebieden. Het perceel Middelbuurtseweg 8 valt binnen het deelgebied "Binnenveld". In essentie is dit een overgangslandschap van de besloten Heuvelrug naar een open weidegebied rond de Grift. Voortdurend zicht op de hoge beboste Heuvelrug en de laaggelegen grote open ruimte geeft een sterke oost-westoriëntatie. De strokenverkaveling ligt haaks op het reliëf, met lange wegen die loodrecht op de verkaveling lopen en parallelle dwarswegen. De vele weg- en kavelrandbeplanting aan de hoge zijde van de helling verdwijnt in afwaartse richting, evenals de in open linten liggende agrarische bebouwing. Het gemengde landgebruik met weiden, akkers, kwekerijen en bosjes maakt in afwaartse richting van de helling plaats voor nat gras- en hooiland.

Het centrale deel van het Binnenveld, aan weerszijden van de Grift en het Valleikanaal, is zeer open. Op de overgang van dit open veld naar de beboste Heuvelrug neemt de verdichting toe. Er is meer bebouwing, meer beplanting en een intensiever landgebruik. In tegenstelling tot de flank aan de Gelderse kant, vinden we hier geen grote bebouwingsconcentraties.

Het landschap van het deelgebied Binnenveld vraagt om het versterken van de overgang van "open" naar "meer besloten". Het landschap vraagt om meer contrast in de verdichting van het landschappelijk raamwerk door:

  1. 1. het intensief accentueren van agrarische perceelsgrenzen in het westen met landschapselementen, zoals houtwallen, houtsingels en knotbomen en dit naar het oosten toe geleidelijk achterwege te laten om de openheid meer tot uitdrukking te laten komen;
  2. 2. het stimuleren van nieuwe landgoederen dicht tegen de heuvelrug, bestaande uit een hoofdgebouw en bijgebouwen of boerderijensembles;
  3. 3. het behoud van zichtlijnen dwars op de Heuvelrug;
  4. 4. het behoud van het zicht over de velden.


De geleidelijke overgang van het laaggelegen, natte open veld naar de hoge droge gronden van de beboste Heuvelrug zorgt voor een grote diversiteit. Houtsingels en bomenrijen nemen toe en glooiende akkers 'kruipen' het bos in. De strokenverkaveling met veel variatie in kavelgrootten en lengte-breedte verhoudingen, geeft het Binnenveld een kleinschalig karakter. Erven liggen langs open linten parallel of haaks op de helling. Vergezichten gaan met de helling mee, naar het open veld en de beboste Heuvelrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0012.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0013.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0014.jpg"


Beeldkwaliteitsplan Binnenveld, Broekontginningenlandschap de Meent

De Middelbuurtseweg 8 ligt in een gebied dat voorheen voor een groot deel uit een open heideveld bestond; De Meent. De openheid is nog goed terug te zien in het huidige landschap, ondanks dat het gebied ontgonnen is en een andere verschijningsvorm heeft gekregen.

Het gebied is ontgonnen in een blokverkavelingsstructuur. De openheid van deze blokverkavelingen wordt doorsneden door bomenlanen. Aan deze bomenlanen liggen de meeste erven. Enkele erven liggen verder naar achteren op het perceel waardoor de bebouwing een vrij dominante positie in het landschap krijgt. Door de verspreide ligging van de erven wordt de openheid van het gebied aangetast.

De ontwikkelingsrichting van de erven is divers. De erven ontwikkelen zich zowel in de breedte als in de diepte (lengte), waarbij de bouwrichting op de erven ook sterk kan variëren.

In het gebied is één bosperceel gelegen met op de kop daarvan een landgoed. Doordat dit bosperceel een sterke rand vormt, geeft dit een aangename afwisseling met de bestaande openheid van het gebied. Afwisseling van de openheid van blokverkavelingen en beslotenheid van de erven versterkt de belevingswaarde van het gebied. De beslotenheid van de erven dient dan ook toe te nemen.


Aandachtspunten beeldkwaliteit

De erven hebben zich sterk verspreid over het gebied. Doordat er weinig opgaand groen in het gebied aanwezig is, zijn deze zeer beeldbepalend. De verschillende ontwikkelingsrichtingen van de erven en de verschillende bouwrichtingen van de gebouwen op de erven veroorzaken een onrustig beeld in het landschap. Dit gaat ten koste van de beleving van de openheid. Er dient dan ook aandacht uit te gaan naar de ontwikkelingsrichting van de erven en de wijze waarop de erven beter ingepast kunnen worden in het landschap.

Het is gewenst om de bebouwing sterker te verbinden met zijn omgeving. Als uitgangspunt geldt dat bij uitbreiding van de agrarische erven, deze een blokvormige structuur van het bouwkavel nastreven. Hierdoor ontstaat er meer verwantschap met de blokvormige structuur van de percelen. De oriëntatie van de bebouwing is vrijblijvend. Echter, er moet wel een compact erf nagestreefd worden.

Op de erfscheidingen dient opgaand groen gerealiseerd te worden om de beslotenheid van de erven te laten toenemen. Op het moment is de betekenis van de bebouwing in het landschap aanzienlijk. Deze kan sterk verminderd worden door middel van bomenrijen en/of bospercelen op de erfscheidingen.

Bij functieverandering komt meer ruimte vrij voor het versterken van de beslotenheid van het erf. Uitgangspunt is dan ook de aanplant van een bosperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0016.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0017.jpg"

Het bestaande woonhuis langs de Middelbuurtseweg 8

Toekomstige inrichting Middelbuurtseweg 8

Bij de inrichting is ingespeeld op de overgang van een meer besloten karakter (richting de Heuvelrug) naar een meer open karakter (richting de Grebbelinie). Conform de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied is veel gebruik gemaakt van kavelrandbeplanting met een begeleidende bomenrij, die de kavelstructuur benadrukt en de beslotenheid van het erf versterkt ten opzichte van de openheid van de agrarische blokverkaveling. De bestaande houtwal aan de zuidoostzijde is hierin meegenomen. Tegelijkertijd is openheid naar het landschap verkregen door aan de achterzijde van het erf (noordoosten) beperkt hagen en kleine boomgroepen toe te passen, met doorzichten richting het open landschap. Het erfkavel is niet groot genoeg voor de aanplant van een bosperceel. Wel wordt de bestaande fruitboomgaard gehandhaafd.

De nieuwe woningen zijn zo gesitueerd, dat deze samen met de bestaande voormalige bedrijfswoning een erfensemble vormen. Dit is onder andere verwerkt in de positionering van de woningen ten opzichte van elkaar. Het erf wordt niet in een uitgesproken breedte-of lengterichting ontwikkeld. De oriëntatie van de bebouwing sluit aan bij de bestaande kavelgrenzen, waarmee de blokvormige kavelvorm wordt gerespecteerd.

Bij de kavelrandbeplanting en beplanting langs de centrale erftoegangsweg wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen beplantingssoorten. Voor de toegang tot het erf kan de bestaande inrit blijven gehandhaafd.

Voor de ontwerprichtlijnen op gebouwniveau wordt aangesloten bij de algemene criteria uit hoofdstuk vier van het Beeldkwaliteitplan Binnenveld.

In het hierna volgende overzicht zijn specifieke randvoorwaarden gegeven, waar bij de bouw en de inrichting rekening mee wordt gehouden. De randvoorwaarden zijn afgestemd op het Beeldkwaliteitsplan Binnenveld. Dit geldt zowel voor de ontwerprichtlijnen voor het broekontginningenlandschap "De Meent" (paragrafen 3.4 t/m 3.4.2 ) als voor de algemene criteria voor het gehele Binnenveld (hoofdstuk 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0018.jpg"

Afbeelding - Erfinrichtingsschets (Bron: Amer /ruimtelijke ontwikkeling)

Aspect Randvoorwaarden
Sfeer Landelijk, informeel
Goothoogte Maximaal 4 meter.
Beeldkwaliteit De woningen vormen samen een ensemble, waarbij wordt verwezen naar het voormalige boerenerf.
Dit betekent dat één gebouw duidelijk herkenbaar is als hoofdgebouw en de overige bebouwing hier visueel ondergeschikt aan is.
De bestaande woning wordt niet gezien als historisch waardevol of karakteristiek. Deze woning is ook relatief klein om als hoofdgebouw van een ensemble te functioneren. Bij de planontwikkeling kan er daarom voor worden gekozen om één van de nieuwe woningen vorm te geven als hoofdgebouw en de bestaande woning hier ondergeschikt aan te laten zijn, waarbij deze wel duidelijk deel uitmaakt van het erfensemble. Een andere mogelijkheid is om de nieuwe woningen beide het karakter van een grote schuur of bijgebouw mee te geven.
De nieuwbouwwoningen dienen binnen één bouwstijl gebouwd te worden, maar mogen niet identiek aan elkaar zijn.
De vormgeving is zowel modern als traditioneel toegestaan.
Er bestaat een duidelijk onderscheid tussen de bestaande boerderij en de nieuw te bouwen woningen.
Materiaal/ kleur gevel Steen in rode of zandbruine tinten;
Bij donkere kapkleur zijn lichtere accenten mogelijk;
Bij een rieten kap is wit stucwerk toegestaan;
Gevels kunnen tevens worden opgebouwd in houten potdekselwerk in gedekte tinten.
Materiaal / kleur kap Matte rode of zwarte pan of rieten kap.
Kapvorm Zadeldak of een afgeleide vorm daarvan, bijvoorbeeld een zadeldak met wolfseinden.
afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0019.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0020.jpg"
Referentiebeelden traditionele stijl: Links: een traditionele stal vormgegeven als woonhuis, rechts een tabaksschuur als woonhuis
afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0021.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0022.jpg"
Referentiebeelden in modern-traditionele stijl. De nieuwbouw is familie van elkaar. In dit voorbeeld neemt de linkerwoning de rol van hoofdgebouw op zich.
afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0023.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0024.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0025.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0026.jpg"
Referentiebeelden in moderne stijl. Ook hier geldt dat de nieuwbouw familie moet zijn van elkaar.
Aspect Randvoorwaarden
Inrichting Er wordt een compacte blokvormige opbouw van het erf nagestreefd rondom een centrale binnenplaats. Aan de voorzijde bestaat een open zicht op het boerenerf vanaf de Middelbuurtseweg (lage hagen). Aan de randen wordt het bebouwde erf afgeschermd van de kenmerkende open stroken verkaveling. Aan de noordoostzijde is ruimte voor openheid naar landschap door openingen in beplanting aan te brengen en in plaats van doorgaande bomenrijen enkele boomgroepen aan te brengen.
Garages en bijgebouwen Garages en bijgebouwen worden zoveel mogelijk uit het zicht van de Middelbuurtseweg geplaatst en zijn qua massa ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De maximale goothoogte meet 3,3 meter.
Bouwvlak Zie erfinrichtingsschets. De bouwvlakken zijn zo gepositioneerd en vormgegeven, dat uitvoering kan worden gegeven aan een erfensemble met zicht vanuit de entreeweg op het erf.
Beplanting Zie erfinrichtingsschets.
Hoofdzakelijk bomen in rijopstelling en diverse soorten hagen, handhaven bestaande boomgaard en houtwal.
Parkeren Parkeren dient op eigen erf te gebeuren. Dit was in de huidige situatie reeds het geval en zal ook in de toekomst het geval zijn. Aangezien het toekomstige erf voldoende ruimte biedt aan parkeergelegenheid op eigen erf, zal er geen afwenteling van parkeerdruk op de omgeving plaatsvinden.

In bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan is een gedetailleerde versie van het inrichtingsplan opgenomen. In bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan zijn diverse referentiebeelden opgenomen van boerenerven en zowel traditionele als moderne woningen met landelijke uitstraling.

De landschappelijke inpassing is juridisch vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan, door middel van een voorwaardelijke verplichting. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op in gegaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Onderhavig bestemmingsplan wordt aan ieder beleidsdocument getoetst, waarbij wordt aangegeven of het plan al dan niet in strijd is met het beleid vanuit de verschillende overheden.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte (2012)

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig".

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  1. 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op bijvoorbeeld ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. In subparagraaf 3.2.2 wordt hier nader op ingegaan.

Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in de AMvB Ruimte. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Van de nationale belangen die in de AMvB Ruimte zijn geregeld, zijn de "EHS" en "Grote rivieren" van toepassing op het plangebied en dan alleen op de veldkavel in de Elster buitenwaarden.

Grote rivieren
Het Barro regelt de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren en van de pkb en het Nationaal Waterplan voor zover het gebieden betreft die daarin worden gereserveerd voor mogelijke toekomstige rivierverruimende maatregelen. Er worden algemene eisen gesteld aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed. Deze strekken ertoe te voorkomen dat omgevingsvergunningen worden verleend voor afwijking van een bestemmingsplan ten behoeve van werkzaamheden die in het kader van het Waterbesluit niet of slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan, bijvoorbeeld omdat ze een bedreiging vormen voor de waterafvoer of omdat zij de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren.

Voor voorgenomen (bouw)activiteiten in de zogeheten bergende en stroomvoerende delen van het rivierbed stelt het besluit aan bestemmingsplannen enkele aanvullende eisen. Deze houden in dat resterende, blijvende effecten op de waterstand en afname van de bergingscapaciteit moeten worden gecompenseerd. Dat betekent ook dat financiering en tijdige realisering van die maatregelen moeten zijn verzekerd, omdat het bestemmingsplan anders niet uitvoerbaar is. Bij voorgenomen activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren, moeten eveneens de overeengekomen rivierverruimende maatregelen zijn gegarandeerd.

De verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen zijn expliciet vermeld in het Barro, als activiteit waarvoor een bestemmingsplanwijziging mogelijk is.

EHS
De doorwerking van het ruimtelijk beleid voor de EHS vindt echter plaats via de Provinciale Ruimtelijke Verordeningen (PRV). Het beleid van de PRV is opgenomen in subparagraaf 3.3.2.

Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.3.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (2013)

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) heeft de provincie Utrecht haar ruimtelijke beleid vastgelegd voor de komende 15 jaar. De PRS is op 11 december 2012 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Op 4 februari 2013 is de PRS vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht.

Op 15 oktober 2013 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) en de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRVph) vastgesteld. Op 10 maart 2014 is de eerste herziening van de PRV en PRS vastgesteld en op 3 november 2014 de tweede herziening.

In de PRSph zijn aanpassingen opgenomen voor duurzame energie, windenergie, cultuurhistorie (kaart), rode contouren Utrecht en Rhenen, ecologische hoofdstructuur (EHS), militair oefenterrein met natuurwaarden en stiltegebieden. Voor windenergie is er ook een aanvulling op de bijlage bij de planMER voor de PRS opgesteld. In de PRVph zijn aanpassingen opgenomen voor duurzame energie en windenergie, cultuurhistorie, rode contouren Utrecht en Rhenen, EHS en groene contour en enkele technische aanpassingen.

De rode draad van de PRS is het behoud van het evenwicht tussen mens, milieu en markt. Daarbij gaat het om deze drie samen en in samenhang. De sterkte van de regio wordt immers bepaald door de zwakste schakel. In Utrecht moet er ruimte zijn voor:

  • voldoende en divers woningaanbod en een goed voorzieningenniveau, met inbegrip van het culturele aanbod;
  • bereikbaarheid;
  • een concurrerend vestigingsmilieu voor de kennis- en creatieve bedrijven;
  • aantrekkelijke en beleefbare natuur en landschappen;
  • een leefomgeving die duurzaam is en anticipeert op klimaatverandering.

Bij het concretiseren van het ruimtelijk beleid binnen deze hoofdlijnen worden twee prioritaire keuzes gemaakt:

  • inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling;
  • versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied.

Vanuit de hoofdlijnen en prioritaire keuzes komt de provincie op drie pijlers voor de ruimtelijke ontwikkeling:

  • een duurzame leefomgeving;
  • vitale dorpen en steden;
  • landelijk gebied met kwaliteit.

Deze pijlers voor de ontwikkeling dragen bij aan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de provincie.

Landelijk gebied met kwaliteit
Ontwikkeling van de kwaliteit van het landelijk gebied is gewenst, omdat deze bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de provincie. De behoefte aan een aantrekkelijk landelijk gebied wordt versterkt door de vraag naar een tegenhanger voor de grote binnenstedelijke opgave. Uiteraard is daarbij belangrijk dat stad en land goed met elkaar zijn verbonden.

De aantrekkelijkheid van het landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de kernkwaliteiten. De door de provincie voorgestane ontwikkeling richt zich op behoud en versterking van de kernkwaliteiten. Deze kwaliteiten sluiten vaak aan bij de cultuurhistorie van het landschap. De provincie wil de cultuurhistorische kwaliteiten van vooral de landgoederen en buitenplaatsen, het militaire erfgoed en het agrarisch cultuurlandschap behouden, versterken en beleefbaar maken.

De provincie heeft een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de natuur. Biodiversiteit en beleefbare natuur dragen daarnaast ook bij aan het aantrekkelijke vestigingsklimaat van de provincie. Daarom wordt ingezet op het verder ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden. Verbetering van de wisselwerking tussen het bodem- en watersysteem, de natuur en het menselijk handelen, moet een kwaliteitsverbetering van de natuur opleveren. Voor de kwaliteit van de natuur is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang.

Als een agrarisch bedrijf stopt, is behoud van het agrarische bedrijfscomplex voor de landbouw meestal de beste optie, zeker als het gaat om ten opzichte van goede landbouwgrond strategisch gelegen bouwpercelen. Door het grote aantal bedrijven dat stopt is dat echter vaak niet haalbaar. Veelal zal de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie krijgen. De voormalige bedrijfsbebouwing kan dan blijven staan, maar kan in dat geval niet voor een bedrijfsmatige functie worden gebruikt. Een beperkte oppervlakte in de nabijheid van de woning kan worden gebruikt voor beroep of bedrijf aan huis. In traditionele boerderijen die een bedrijfswoning en deel in één bouwvolume combineren is een extra woonruimte of een extra woning in de deel mogelijk.

Bij sloop bestaat de mogelijkheid tot bouw van extra woningen. Afwijken van de genoemde maatvoering voor sloop is mogelijk als dit leidt tot meer ruimtelijke kwaliteit. Bij de beoordeling van extra kwaliteit kunnen de volgende aspecten een rol spelen:

  • herstel van landschapselementen;
  • versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur (agrarisch cultuurlandschap);
  • oplossingen voor de wateropgave;
  • realisering van wandel- en recreatievoorzieningen;
  • de verbetering van het woonmilieu in een aangrenzende kern.

De doorwerking van de PRS wordt verzorgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening (zie subparagraaf 3.3.2). Daarin staan de regels waar de gemeenten zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moeten houden.

Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013-2028 (2013)

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2012 (PRV) heeft de provincie Utrecht haar ruimtelijke vastgelegd voor de komende 15 jaar. De PRV is net als de PRS op 11 december 2012 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Op 4 februari 2013 is de PRV eveneens vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Op respectievelijk 10 maart 2014 en 3 november 2014 zijn de eerste en tweede herziening van de PRV vastgesteld.

Voor het plangebied zijn de hierna volgende onderwerpen van belang.

Middelbuurtseweg 8

  • Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug;
  • CHS - Militair erfgoed;
  • CHS - Archeologie;
  • Landelijk gebied;
  • Mobiliteitstoets;
  • Landschap - Gelderse Vallei.

Veldkavel Elster buitenwaarden

  • Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug (deels);
  • CHS - Archeologie (deels);
  • Landschap Rivierengebied;
  • Ecologische hoofdstructuur;

Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug
Beide percelen maken (gedeeltelijk) deel uit van het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. Uitgangspunt is dat aan nieuwe functies binnen dit gebied een integrale afweging ten grondslag ligt en maatregelen zijn genomen om emissie naar het grondwater te voorkomen. In paragraaf 4.2 is aangegeven op welke wijze is omgegaan met de waterhuishouding in het plangebied.

Cultuurhistorische hoofdstructuur
Het plangebied maakt deel uit van twee zones uit de Cultuurhistorische hoofdstructuur. Het betreft de zones "Militair erfgoed" en "Archeologie"

In de zone Militair erfgoed (het betreft de Grebbelinie) is behoud door ontwikkeling het uitgangspunt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van de linies is het behouden en versterken van de openheid van de voormalige inundatiegebieden en van de samenhang tussen de elementen van de linie van groot belang. De linies zijn bepalend voor de ontwikkelingsrichting en vorm van verstedelijking en grootschalige infrastructuur.

De cultuurhistorische waarde van de linies ligt met name in:

  • de hoofdweerstandslijn inclusief de daarbij behorende elementen en, indien aanwezig, voorposten en stoplijn;
  • de inundatiegebieden en bijbehorende elementen;
  • de accessen en verdedigingswerken.

Bij het behouden van archeologische waarden in de zone Archeologie gaat het om regels die aantasting van archeologisch erfgoed voorkomen of tot het uiterste beperken. Behoud in situ (in de bodem) is het uitgangspunt. Bij het versterken van de archeologische waarden gaat het om archeologie als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen, met name:

  • de samenhang tussen verschillende archeologische structuren en elementen;
  • de relatie tussen archeologische structuren en elementen en het landschap;
  • de lineaire structuur van de Limes.

Voor het behoud van de archeologische waarden in de ondergrond is een dubbelbestemming opgenomen, die is gekoppeld aan een vergunningstelsel. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op de wijze waarop in dit bestemmingsplan met archeologie en cultuurhistorie wordt omgegaan.

Landelijk gebied
Middels de Ruimte voor ruimte-regeling is de bouw van een nieuwe woning of woningen toegestaan indien bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Doel van de “sloopeis” is niet alleen het verminderen van de bebouwing in het landelijk gebied maar ook het voorkómen dat bebouwing achterblijft die ruimtelijk ongewenst gebruik uitlokt. Een uitzondering op die sloopverplichting is er voor de deel van een voormalige boerderij die zich immers onder één kap met de voormalige bedrijfswoning bevindt. Ook waardevolle historische bebouwing wordt behouden. Behoud van een kleinere schuur in plaats van nieuw op te richten bebouwing is ook mogelijk.

Sloopeis:

  • sloop van 1.000 m² tot 2.500 m² aan bedrijfsbebouwing: bouw van één woning is toegestaan;
  • sloop van 2.500 m² tot 4.000 m² aan bedrijfsbebouwing: bouw van twee woningen is toegestaan;
  • sloop van 4.000 m² of meer aan bedrijfsbebouwing: bouw van drie woningen is toegestaan.

Afwijking van de genoemde maatvoering is mogelijk als dat leidt tot meer ruimtelijke kwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • herstel van landschapselementen;
  • versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur (agrarisch cultuurlandschap);
  • oplossingen voor de wateropgave;
  • realisering van wandel- en recreatiemogelijkheden;
  • verbetering van het woonmilieu in een aangrenzende kern;
  • sanering van niet-grondgebonden veehouderij uit de nabijheid van een natuurgebied (EHS). Bijvoorbeeld agrarische bedrijven die in een extensiveringsgebied zijn gelegen.

In het kader van de Ruimte voor ruimte-regeling is een kantoor of bedrijf aan huis toegestaan wanneer de omvang van die activiteiten ondergeschikt blijven aan de woonfunctie.

De nieuwe woning (of woningen) wordt gesitueerd op de voormalige bedrijfskavel. Hiervan kan worden afgeweken als aangetoond wordt dat een andere locatie in het landelijk gebied (bijvoorbeeld in de kernrandzone) aanmerkelijk meer zou bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarvan is sprake als bijvoorbeeld als realisering van de extra woning op die andere locatie een grote bijdrage levert aan het herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwingsstructuur of aan versterking van het landschap.

De maximale inhoudsmaat van de woningen moet landschappelijk goed inpasbaar zijn. Hierbij moet gedacht worden aan 600 tot 800 m³. Er wordt een generieke onderbouwing van een generieke inhoudsmaat gevraagd. Een beeldkwaliteitsparagraaf is nodig indien het nieuwe ruimtelijk plan een “wezenlijk” grotere inhoudsmaat mogelijk maakt ten opzichte van het oude ruimtelijke plan. Een beeldkwaliteitsparagraaf bevat in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het ruimtelijk plan is verankerd.

Middels onderhavig plan wordt de bouw van twee woningen mogelijk gemaakt, op basis van de beëindiging van een veehouderijbedrijf waardoor circa 2.020 m2 bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt en op basis het omzetten van de agrarische bestemming van een veldkavel (ca 5.88 ha) in natuur.

Verderop in deze subparagraaf wordt ingegaan op de voorwaarden van de Rood voor groen-ontwikkeling. Voor beide woningen is een maximale inhoudsmaat van 600 m³ opgenomen.

Mobiliteitstoets
Al in een vroegtijdig stadium dient er voor de ruimtelijke ontwikkelingen door middel van een zogenaamde mobiliteitsscan te worden nagegaan of de mobiliteitstoets bij de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling noodzakelijk is. De mobiliteitsscan is bedoeld om:

  • inzicht te krijgen in het aantal verplaatsingen dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling tot gevolg heeft;
  • inzicht te krijgen in het aantal verplaatsingen van al bekende toekomstige ontwikkelingen binnen en buiten de gemeente;
  • te bepalen of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten ontstaan.

In paragraaf 4.10 is een mobiliteitsscan opgenomen, om te beoordelen of een Mobiliteitstoets nodig is voor onderhavige ontwikkeling.

Landschap Gelderse Vallei
Voor het landschap Gelderse Vallei wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

  • Rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • Grebbelinie;
  • Overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van de Gelderse Vallei verschillende accenten. Een uitgebreide beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten is opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen (zie subparagraaf 3.3.3).

Bij ontwikkelingen in het landschap van de Gelderse Vallei vindt de provincie het vooral van belang dat de kleinschaligheid, die dit landschap zo aantrekkelijk maakt behouden wordt. In het verleden zijn al veel kleinschalige landschapselementen verdwenen, waardoor ruimten groter zijn geworden. Ze hebben hun functie verloren en zijn verwijderd. Daarnaast vraagt de provincie aandacht voor het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de contrasten in de te onderscheiden deelgebieden van de Gelderse Vallei.

Landschap Rivierengebied
Voor het landschap Rivierengebied wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

  • schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  • samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;
  • samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier;
  • de Kromme Rijn als vesting en vestiging.

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van Rivierengebied verschillende accenten. Een uitgebreide beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten is opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen (zie subparagraaf 3.3.3).

Bij ontwikkelingen in het landschap van het Rivierengebied staat het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de eigen identiteiten van de vijf deelgebieden centraal. Dit richt zich zowel op het goed tot uiting komen van de karakteristieke kenmerken langs de centrale ruggengraat, als van de geleidelijke overgangen tussen de deelgebieden.

De landschappelijke inpassing is reeds behandeld in paragraaf 2.3. Met de erfinrichtingsschets is invulling gegeven aan de kernkwaliteiten zoals hiervoor beschreven.

Ecologische hoofdstructuur
In ruimtelijke plannen moeten regels worden opgenomen die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS dienen te beschermen, in stand te houden en te ontwikkelen. Niet elke ingreep in de EHS leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Ingrepen die (eventueel nadat inrichtingsmaatregelen zijn genomen) niet de wezenlijke kenmerken en waarden significant aantasten, zijn toegestaan. Dit geldt ook voor uitbreidingen van geringe omvang van al binnen de EHS bestaande functies.

Bij significante aantasting van waarden en kenmerken moet in ieder geval gedacht worden aan:

  • de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);
  • gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS;
  • de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  • de aanwezigheid van essentiele verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

Individuele ingrepen zijn onder voorwaarden mogelijk (nee, tenzij). Bij individuele ingrepen gaat het om ontwikkelingen in de EHS op lokaal niveau met een individueel belang en een beperkte invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van een EHS-gebied. Mitigerende maatregelen zijn bedoeld om de gevolgen van een ingreep voor natuur en landschap ter plekke van de ingreep te verzachten. Te denken valt aan de bouw van wildviaducten, plaatsing van geluidsschermen en verbeteren van de inrichting (ecologisch, landschappelijk) van en rond het voor de verstorende functie gebruikte terrein. Indien deze maatregelen zeer effectief zijn, is het theoretisch mogelijk dat geen sprake meer is van significante gevolgen. Voor zover mitigerende maatregelen niet volstaan, moeten de gevolgen worden gecompenseerd.

Om inzichtelijk te krijgen wat de consequenties van onderhavige ontwikkeling zijn op de aanwezige natuurwaarden, zijn deze getoetst aan de Flora- en faunawet en de EHS. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan welke wijze is omgegaan met de natuur (en aanwezige Ecologische Hoofdstructuur) in het plangebied.

Groene contour
Binnen de groene contour zijn rode ontwikkelingen aanvaardbaar als deze bijdragen aan het realiseren van natuurdoelstellingen. Deze natuurdoelstellingen worden uitgewerkt in het Natuurbeheerplan 2013. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de realisatie van natuur met voldoende kwaliteit. Indien de rode ontwikkelingen geen plek kunnen vinden binnen de groene contour, kunnen ze ook in de kernrandzone gerealiseerd worden.

De realisatie van de tweede woning, zoals reeds hiervoor genoemd, is een ontwikkeling in het kader van de Rood voor groen-regeling. De realisatie van de woning vindt weliswaar plaats ter compensatie van de circa 5,88 ha nieuwe natuur die wordt gerealiseerd, maar wordt zelf niet binnen de groene contour gerealiseerd. De woning wordt in een erfensemble gebouwd op het voormalig agrarisch bouwperceel aan de Middelbuurtseweg 8. Dit geniet ten eerste de voorkeur, omdat ter plaatse van de Middelbuurtseweg 8 reeds bebouwing aanwezig is in de huidige situatie, waardoor realisatie van een nieuwe woning geen afbreuk doet aan de kernkwaliteiten van het landschap. Ten tweede gaat de realisatie niet ten koste van de groene contour.

Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.3.3 Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen (2011)

De provincie Utrecht heeft in 2011 een kwaliteitsgids voor Utrechtse Landschappen opgesteld. Hierbij zijn zes deelkaternen opgesteld, waaronder één voor de Gelderse Vallei waarbinnen het perceel Middelbuurtseweg 8 valt en één voor het Rivierengebied, waarbinnen de veldkavel in de Elster buitenwaarden valt.

In deze subparagraaf wordt vooral uitgebreid ingegaan op het katern voor de Gelderse Vallei, omdat daar de transformatie van het bestaande boerenerf naar een nieuw woonerf plaatsvindt. Op het katern Rivierengebied wordt kort ingegaan, omdat daar de functieverandering van agrarische doeleinden naar natuurdoeleinden plaatsvindt en verder geen bebouwing wordt opgericht.

Gelderse Vallei
Het katern Gelderse Vallei beschrijft enkele deelgebieden. Het perceel Middelbuurtseweg 8 valt binnen het deelgebied "Binnenveld". In essentie is dit een overgangslandschap van de besloten Heuvelrug naar een open weidegebied rond de Grift. Voortdurend zicht op de hoge beboste Heuvelrug en de laaggelegen grote open ruimte geeft een sterke oost-westoriëntatie. De strokenverkaveling ligt haaks op het reliëf, met lange wegen die loodrecht op de verkaveling lopen en parallelle dwarswegen. De vele weg- en kavelrandbeplanting aan de hoge zijde van de helling verdwijnt in afwaartse richting, evenals de in open linten liggende agrarische bebouwing. Het gemengde landgebruik met weiden, akkers, kwekerijen en bosjes maakt in afwaartse richting van de helling plaats voor nat gras- en hooiland.

Het centrale deel van het Binnenveld, aan weerszijden van de Grift en het Valleikanaal, is zeer open. Op de overgang van dit open veld naar de beboste Heuvelrug neemt de verdichting toe. Er is meer bebouwing, meer beplanting en een intensiever landgebruik. In tegenstelling tot de flank aan de Gelderse kant, vinden we hier geen grote bebouwingsconcentraties.

Het landschap van het deelgebied Binnenveld vraagt om het versterken van de overgang van "open" naar "meer besloten". Het landschap vraagt om:

  • meer contrast in de verdichting van het landschappelijk raamwerk door:
    1. 1. het intensief accentueren van agrarische perceelsgrenzen in het westen met landschapselementen, zoals houtwallen, houtsingels en knotbomen en dit naar het oosten toe geleidelijk achterwege te laten om de openheid meer tot uitdrukking te laten komen;
    2. 2. het stimuleren van nieuwe landgoederen dicht tegen de heuvelrug, bestaande uit een hoofdgebouw en bijgebouwen of boerderijensembles;
    3. 3. het behoud van zichtlijnen dwars op de Heuvelrug;
    4. 4. het behoud van het zicht over de velden.

De geleidelijke overgang van het laaggelegen, natte open veld naar de hoge droge gronden van de beboste Heuvelrug zorgt voor een grote diversiteit. Houtsingels en bomenrijen nemen toe en glooiende akkers 'kruipen' het bos in. De strokenverkaveling met veel variatie in kavelgrootten en lengte-breedte verhoudingen, geeft het Binnenveld een kleinschalig karakter. Erven liggen langs open linten parallel of haaks op de helling. Vergezichten gaan met de helling mee, naar het open veld en de beboste Heuvelrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0027.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0029.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0030.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0031.png"

Afbeeldingen - Landgebruik en ontwikkelprincipes deelgebied Binnenveld

Rivierengebied
Het Rivierengebied in Utrecht bestaat uit vijf duidelijk verschillende deelgebieden: Flank, Langbroek, Kromme Rijn, Schalkwijk en Nederrijn/Lek. De veldkavel in de Elster buitenwaarden maakt deel uit van deelgebied "Nederrijn/Lek". In essentie is dit een open landschap rond de rivier en parallelle dijken, met weiden en vloedbosjes, steenfabrieken en veerhuizen aan dwarskades, boerderijlint langs de dijk en panoramische uitzichten over de omgeving.

Het landschap vraagt om:

  • het zichtbaar blijven van de Nederrijn/Lek vanaf de dijk als doorgaande stroomdraad. Aaneengesloten ooibossen zijn niet hier op hun plaats;
  • een betere beleefbaarheid van kenmerkende elementen van de beheersing van de rivier, zoals dijken, vergravingen en grootse civiele werken.

De brede rivier met parallelle hoge bandijken vormt de kern van dit lineaire landschap. De buitenwaarden tussen de dijken zijn relatief open, terwijl de binnendijkse zone meer bebouwing en opgaande beplanting kent. De hoge dijken van de Nederrijn/Lek geven een panoramisch zicht over de lager gelegen omgeving en de hoge beboste Heuvelrug. De binnendijkse verkaveling haaks op de dijk, deels beplant met boomgaarden en bosjes, verleent zicht op achtergelegen kommen en stroomrug-gronden

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0032.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0033.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0034.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0035.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0036.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0037.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0038.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0039.png"

Afbeeldingen - Landgebruik en ontwikkelprincipes deelgebied Rivierengebied

De ontwikkelprincipes uit het katern "Gelderse Vallei" van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen hebben een doorvertaling gekregen in de erfinrichtingsschets, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.

De functieverandering van de veldkavel in de Elster buitenwaarden past eveneens binnen de ontwikkelprincipes van het katern "Rivierengebied" van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen.

Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen.

3.3.4 Natuurbeheerplan 2013 (2013)

Het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2013 is een geconsolideerd plan waarin het Natuurbeheerplan 2013 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 25 september 2012 en de wijziging op het natuurbeheerplan 2013 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 17 september 2013 verwerkt zijn. Het natuurbeheerplan vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid waaronder de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0040.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0041.png"

Afbeelding - Uitsnede kaart Beheertypen ambitie veldkavel Elster buitenwaarden

De veldkavel in de Elster buitenwaarden behoort tot een gebied waarvoor de provincie Utrecht de ambitie heeft het om te vormen naar natuur. De functieverandering van de agrarische doeleinden naar natuurdoeleinden past daarmee binnen de doelstelling van het Natuurbeheerplan 2013.

Conclusie
Onderhavig plan is niet in strijd met het Natuurbeheerplan 2013.

3.3.5 Utrecht, Netwerk van natuur (2013)

Het Beleidsplan Natuur en Landschap provincie Utrecht (BNLU, 1992) vormde tot voor kort het provinciaal natuurbeleid. In het het beleidsplan "Utrecht, Netwerk van natuur" met als subtitel "Natuurbeleid 2.0" heeft de provincie een nieuwe strategische visie voor dit natuurbeleid geformuleerd. Het plan is vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht op 4 november 2013.

Het vele werk om de Utrechtse natuur te behouden en verbeteren, werpt zijn vruchten af. Er zijn duidelijk tekenen van herstel, maar we zijn er nog niet. De ambities om de EHS te realiseren en de biodiversiteit te behouden, zijn slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Vooral verdroging en de uitstoot van stikstof zijn nog steeds knelpunten voor de natuur. Lucht en water zijn schoner geworden, maar de verbetering stagneert op een niveau dat nog niet voldoende is voor onze natuur. Er zijn nu meer natuurgebieden, maar ze zijn nog niet voldoende aaneengesloten en onvoldoende ingericht voor de beoogde natuurdoelstellingen. In de agrarische gebieden is de ruimte voor de natuur en de kwaliteit ervan verder afgenomen, ondanks forse inspanningen.

De provinciale ambitie is dat de natuur in de provincie voldoende schaal en veerkracht heeft om tegen een stootje te kunnen. Hiervoor is het nodig dat de natuurgebieden voldoende omvang hebben en dat water, bodem en milieu op orde zijn.

Robuustere eenheden natuur bieden betere kansen voor planten en dieren om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld door klimaatverandering. De keuze voor robuuste eenheden betekent ook dat gekozen kan worden voor een benadering waarbij het systeem meer centraal staat en waarbij minder op details gestuurd hoeft te worden. Dat impliceert ook dat de provincie minder zal ingrijpen om specifieke soorten te behouden. Veranderde omstandigheden zullen er onvermijdelijk toe leiden dat sommige soorten uit de provincie zullen verdwijnen en dat nieuwe, soms verassende soorten zich zullen vestigen.

De veldkavel in de Elster buitenwaarden maakt onderdeel uit van de EHS, maar is nog in gebruik voor agrarische doeleinden. De functieverandering naar natuurdoeleinden past echter binnen het Natuurbeleid 2.0 van de provincie Utrecht en de ambitie om een robuuster natuurgebied te realiseren. Tot die tijd vindt agrarisch natuurbeheer plaats.

Conclusie
Onderhavig plan is niet in strijd met het Natuurbeleid 2.0.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Beeldkwaliteitsplan Binnenveld

De gemeente Rhenen heeft in nauwe samenwerking met de gemeenten Ede, Wageningen en Veenendaal het beeldkwaliteitsplan Binnenveld opgesteld. Om het landschap van het Binnenveld te koesteren en verder te ontwikkelen, hebben de gemeentebesturen in 2007 het Landschapsontwikkelingsplan Binnenveld vastgesteld. Het plan geeft richting aan de gezamenlijke inspanning van de vier gemeenten voor de kwaliteit van het Binnenveld. De accenten liggen bij de ontwikkeling van het Binnenveld als aantrekkelijk uitloopgebied voor de omliggende dorpen en steden en het versterken van de landbouwstructuur.

In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is aangegeven dat het wenselijk is om een beeldkwaliteitsplan Binnenveld op te stellen. Dit beeldkwaliteitsplan (bkp) moet zich richten op de ruimtelijke kwaliteit van alle nieuwe bebouwing én landschappelijke inpassing als handvat naast of aanvullend op de Welstandsnota.

Het bkp is dus vooral bedoeld als begeleiding van bouwaanvragen op de erven in het Binnenveld. Het moet leiden tot een betere landschappelijke inpassing van ontwikkelingen op de verschillende bebouwde erven in het Binnenveld.

In het beeldkwaliteitsplan zijn verschillende landschappelijke deelgebieden benoemd. Per deelgebied zijn vervolgens richtlijnen opgenomen op drie verschillende schaalniveaus: het landschap, het erf en de bebouwing. Op basis van de richtlijnen moet per geval een maatwerk oplossing worden gevonden voor de betreffende ontwikkeling op die locatie. Het is de uitdaging om voor elke situatie een op die plek afgestemd bouw – en inrichtingsplan te maken, dat leidt tot een nieuwe parel in het landschap.

Het plangebied van dit bestemmingsplan, althans het deel waar gebouwd wordt, valt binnen het deelgebied Het Broekontginningenlandschap "De Meent".

Dit gebied bestond voorheen voor een groot deel uit een open heideveld; De Meent. De openheid is nog goed terug te zien in het huidige landschap, ondanks dat het gebied ontgonnen is en een andere verschijningsvorm heeft gekregen. Het gebied is ontgonnen in een blokverkavelingsstructuur. De openheid van deze blokverkavelingen wordt doorsneden door bomenlanen met daaraan de meeste erven. Enkele erven liggen verder naar achteren. De erven ontwikkelen zich zowel in de breedte als in de diepte (lengte), waarbij de bouwrichting op de erven ook sterk kan variëren.

Afwisseling van de openheid van blokverkavelingen en beslotenheid van de erven versterkt de belevingswaarde van het gebied. De beslotenheid van de erven dient dan ook toe te nemen. Het is daarnaast gewenst om de bebouwing sterker te verbinden met zijn omgeving. Als uitgangspunt geldt dat bij uitbreiding van de agrarische erven, deze een blokvormige structuur van het bouwkavel nastreven. Hierdoor ontstaat er meer verwantschap met de blokvormige structuur van de percelen. De oriëntatie van de bebouwing is vrijblijvend. Echter, er moet wel een compact erf nagestreefd worden.

Op de erfscheidingen dient opgaand groen gerealiseerd te worden om de beslotenheid van de erven te laten toenemen. Op het moment is de betekenis van de bebouwing in het landschap aanzienlijk. Deze kan sterk verminderd worden door middel van bomenrijen en/of bospercelen op de erfscheidingen.

Bij functieverandering komt meer ruimte vrij voor het versterken van de beslotenheid van het erf.

3.4.2 Welstandsnota 2013 (2013)

De Welstandsnota 2013 is op 23 april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Rhenen. Binnen de mogelijkheden en wijzigingen van de regelgeving is met deze vaststelling het welstandstoezicht voor de komende jaren helder afgebakend en richting gegeven. Een toegesneden welstandsbeleid met snellere processen, minder regelgeving en behoud van de ruimtelijke kwaliteit.

De bebouwing in de overgangsgebieden heeft maximaal twee bouwlagen en is voorzien van (voornamelijk) zadeldaken, al dan niet met wolfseind. Bijgebouwen zijn ten opzichte van hoofdgebouwen verschillend op de kavel gepositioneerd. Ze zijn opgebouwd uit eenvoudige en geometrische vormen. De detaillering, kleur- en materiaalgebruik van bebouwing laat een zeer divers beeld zien.

Het beleid van de gemeente is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke kenmerken van de overgangsgebieden. Belangrijk is dat aangesloten wordt bij het agrarische karakter van het gebied. De volgende gebiedscriteria zijn van belang:

Algemeen

  • de bouwwerken dienen te passen in de omgevingskarakteristiek, rekening houdend met de bestaande organisatie op het perceel en passend binnen de landschappelijke inrichting.

Plaatsing

  • bijgebouwen zijn in plaatsing ondergeschikt ten opzichte van de hoofdmassa.

Massa en vorm

  • aan- en uitbouwen zijn in eenzelfde stijl uitgevoerd als de hoofdmassa;
  • er is sprake vna een samenhangende en evenwichtige gevelopbouw;

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

  • er wordt gebruik gemaakt van ingetogen kleuren. Hiermee worden tinten bedoeld als bruin, donkerrood, groen, en dergelijke;
  • daken worden gedekt door pannen en/of riet.

Conclusie
Bij de landschappelijke inpassing is voor zover mogelijk rekening gehouden met de welstandseisen uit de Welstandsnota. Aangezien niet alle aspecten uit de Welstandsnota ruimtelijk relevant zijn, zal in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen eveneens aandacht aan worden besteed aan het Welstandsbeleid. Onderhavig plan is niet in strijd met de Welstandsnota.

3.4.3 Actualisatie woonvisie

De gemeente Rhenen heeft in 2008 de Woonvisie vastgesteld. Aangezien de periode daarna de woningmarkt in sterke mate is veranderd, heeft de gemeente in 2013 de Woonvisie geactualiseerd (15 oktober 2013 vastgesteld). De herziene Woonvisie gaat in op de nieuwe rol van de gemeente, waarbij meer wordt uitgegaan van de zelfredzaamheid van de maatschappij. In de visie worden verschillende doelgroepen (starters, gezinnen,senioren en diverse inkomensgroepen) en specifieke thema’s (zorg en welzijn, de bestaande sociale huurvoorraad, duurzaamheid en nieuwbouwproductie) onderscheiden en worden de acties beschreven, die de gemeente hiervoor gaat ontplooien.

De belangrijkste conclusie is dat de bestaande overcapaciteit aan woningbouwplannen voor de gemeente geen aanleiding is om regie te voeren om overaanbod tegen te gaan. De gemeente zal de komende tijd met name een stimulerende rol op de woningmarkt op zich nemen, bijvoorbeeld door het bevorderen van (collectief) particulier opdrachtgeverschap en het onderzoeken of belemmerende beleidsregels kunnen worden verminderd. Bij nieuwbouw zal het accent liggen op het aanpasbaar bouwen, zodat woningen voor diverse doelgroepen geschikt (te maken) zijn.

Nieuwbouw

Het thema nieuwbouw is voor dit bestemmingsplan het meest relevant. De nieuwbouwproductie is vooral een taak van de marktpartijen. Het aantal mogelijke toevoegingen per jaar wordt geschat op 40 tot 45 woningen per jaar (tot 2020). Hiervan zijn 40 woningen per jaar tot 2020 nodig om te voorzien in de autonome woningbehoefte en om 5 extra woningen per jaar om gezinnen van buitenaf aan te trekken.

Nieuwe initiatieven of mogelijkheden om te bouwen worden getoetst aan een aantal criteria. Van groot belang is natuurlijk dat het bouwprogramma aansluit bij de marktopnamecapacititeit. Primair ligt hiervoor de verantwoordelijkheid bij de ontwikkelende partij. Zij moet aansluiting vinden bij de markt (de vragers). Hierbij bieden de indicaties van fricties tussen plancapaciteit en marktopnamecapaciteit een richting voor een meer marktconforme planning.

Nieuwe verzoeken voor projecten worden in behandeling genomen na een toets op basis van transparante criteria:

  • Het plan is planologisch aanvaardbaar.
  • Het plan moet de identiteit en kwaliteiten van een kern versterken, met bijzondere aandacht voor niches en particulier opdrachtgeverschap.
  • Plannen in en rond de binnenstad van Rhenen zijn voorzien van een woningplattegrond die voldoet aan de eisen van Woonkeur.
  • Alle woningen zijn bij voorkeur aanpasbaar.
  • De gemeentelijke kosten ten behoeve van het plan zijn gedekt.


Uit deze toetsing volgt een advies van de gemeente aan de indiener voor de ontwikkeling van het plan. Afhankelijk van de reactie op het advies, wordt beoordeeld in welke mate de gemeente medewerking verleent aan het plan. Voor dit bouwplan is overigens nog geen doelgroep bepaald.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Bodem

Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

Middelbuurtseweg 8
Omdat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een wijziging van het gebruik van de gronden, moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Tevens zijn de te slopen opstallen van voor 1993. Voor te slopen opstallen die voor 1993 zijn gebouwd, dient een asbestonderzoek te worden uitgevoerd. Beide onderzoeken zijn in november 2012 gecombineerd uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2. De conclusies en aanbevelingen zijn hierna weergegeven.

Conclusies bodemonderzoek

  • Uit het vooronderzoek conform NEN 5725 blijkt dat ter plaatse van de Middelbuurtseweg 8 te Rhenen sprake is van een verdacht terrein, waarvoor verkennend bodem- en asbestonderzoek dient te worden uitgevoerd.
  • Op de onderzoekslocatie is gezien het gebruik als erf en de daarbij behorende verdachte puntbronnen (bovengrondse dieseltank en bestrijdingsmiddelenopslag met werkplaats) een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd.
    1. 1. De bodem op de locatie bestaat tot 3,0 m-mv uit zand (maximale boordiepte) en de grondwaterstand bedraagt circa 1,4 m-mv. In de bodem zijn bodemvreemde bestanddelen (puin) aangetroffen.
    2. 2. Na toetsing van de analyseresultaten blijkt de zintuigelijk schone bovengrond op het erf licht verontreinigd te zijn met PCB's en PAK's. Tevens is er sprake van lichte verontreiniging met zink en PCB's in de matig tot uiterst puinhoudende bovengrond van de onderzoekslocatie. De herkomst van de verontreinigingen is deels onbekend (zintuiglijk schone bovengrond) en deels te relateren aan de puinbijmenging.
    3. 3. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium en kwik vastgesteld.
    4. 4. Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan de lichte verontreiniging met PCB als een verhoogde achtergrondconcentratie worden gezien.
    5. 5. De voor de onderzoekslocatie gehanteerde onderzoekhypothese: "verdacht ten aanzien van verontreiniging met parameters uit het standaard NEN-pakket" is bevestigd door de onderzoeksresultaten.
    6. 6. Op de locatie zijn lokaal ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen. Een nader bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.


Conclusies asbestonderzoek
Uit het vooronderzoek conform NEN 5725 blijkt dat op de onderzoekslocatie Middelbuurtseweg 8 te Rhenen een schuurtje aanwezig is met asbestverdachte golfplaten.

  • Op het maaiveld zijn zintuigelijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • Ter plaatse van het staande schuurtje is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen in de bodem;
  • De voor de onderzoekslocatie gehanteerde onderzoekshypothese "verdacht van verontreinigingen met asbest" wordt verworpen;
  • Op basis van de analyseresultaten en visuele inspectie wordt een nader asbestonderzoek op de Middelbuurtseweg 8 te Rhenen niet noodzakelijk geacht.


Aanbevelingen

  • Indien van de locatie grond wordt afgevoerd dient hierbij rekening te worden gehouden met de daarop van toepassing zijnde regelgeving van onder meer de Wet bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit. De vrijkomende grond is buiten de onderzoekslocatie niet zonder meer herbruikbaar.
  • De onderzoekslocaties zijn op basis van onderhavig onderzoek milieuhygiënisch geschikt voor de toekomstige bestemming (wonen met tuin).


Veldkavel Elster buitenwaarden
Op deze locatie wordt de agrarische bestemming gewijzigd in een natuurbestemming. Aangezien er geen bebouwing aanwezig is in de huidige situatie en ook in de toekomstige situatie geen nieuwe gevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, is het uitvoeren van een bodem- en/of asbestonderzoek op deze locatie niet nodig.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.2 Water

Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Middelbuurtseweg 8
De waterbeheerder voor deze locatie is het Waterschap Vallei & Veluwe. In het kader van voorgenoemde wettelijke verplichting is voor het plangebied op 17 december 2013 de digitale watertoets doorlopen via www.dewatertoets.nl. De volledige resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Een conclusie van de resultaten is hierna weergegeven.

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de functieverandering van een agrarische bestemming naar een woonbestemming eerder leidt tot een verbetering dan tot een verslechtering van eventuele emissie naar het grondwater. De grondwaterkwaliteit van het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug is daarmee niet in het geding.

Veldkavel Elster buitenwaarden
De waterbeheerder voor deze locatie is het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In het kader van voorgenoemde wettelijke verplichting is voor het plangebied op 18 december 2013 de digitale watertoets doorlopen via www.dewatertoets.nl. De volledige resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Een conclusie van de resultaten is hierna weergegeven.

Uit de digitale watertoets blijkt dat op voorhand nog geen positief advies kan worden gegeven voor de ontwikkeling, vanwege de (mogelijke) gevolgen ten aanzien van de waterbelangen. Om die reden dient overleg plaats te vinden met het Hoogheemraadschap.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat er sprake zal zijn van agrarisch natuurbeheer op deze locatie. Er wordt niets gebouwd en er vinden geen graafwerkzaamheden plaats. Tevens worden er geen bestaande watergangen gedempt of nieuwe watergangen aangelegd.

Het Hoogheemraadschap heeft op 19 december 2013 een eerste voorlopige reactie op het plan gegeven (zie bijlage 2). Een samenvatting van de reactie is hierna opgenomen, waarbij tevens een nadere toelichting is opgenomen ten behoeve van het Hoogheemraadschap.

De ruimtelijke ontwikkelingen hebben weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. In het kort gaat het om:

  • Het verhard oppervlak voor deze kavel neemt niet toe. Er zijn daarom weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. Het bestaande watersysteem kan tijdens een hevige regenbui al het hemelwater vanaf dit oppervlak verwerken en bergen.
  • Het bestaande oppervlaktewater wordt niet aangepast.
  • Water wordt niet buiten het plangebied geborgen.
  • Er vindt geen lozing plaats van verontreinigingen en/of verontreinigd water naar oppervlaktewater.
  • In het plangebied ligt een primaire watergang.
  • Het plangebied ligt niet nabij een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) of rioolpersleiding.

Primaire Watergang
Uit de digitale watertoets blijkt dat onderhavig perceel een primaire watergang voorkomt. Deze watergang ligt in het uiterste zuiden, waarbij de watergang slechts voor een minimaal deel binnen het plangebied valt. Bij primaire watergangen is een beschermingszone van 5 meter, gemeten vanuit de insteek van de watergang, van toepassing. Voor tertiaire watergangen geldt een beschermingszone van twee meter breed. Voor bouwen in en nabij watergangen is de Keur van het waterschap van toepassing. De verandering van de bestemming naar natuur mag geen probleem opleveren voor het onderhoud aan de watergang.

Het Hoogheemraadschap heeft gevraagd de watergang inclusief keurzone te bestemmen als water. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010 is hiervoor echter geen waterbestemming opgenomen. Binnen de natuurbestemming die middels dit bestemmingsplan voor het perceel is opgenomen, is in de bestemmingsomschrijving aangegeven dat deze gronden ook bestemd zijn voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Aan de bestemming natuur is een vergunningplicht gekoppeld, die onder andere het ophogen, verlagen of egaliseren van de bodem en het dempen of graven van watergangen vergunningplichtig maakt. Dergelijke werkzaamheden mogen niet worden uitgevoerd, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders. Gezien het waterbelang, moet voor een dergelijke omgevingsvergunning ook advies van de waterbeheerder worden gevraagd.

Het gebied ligt tevens in de uiterwaard van de Nederrijn. Voor de uiterwaarden is Rijkswaterstaat het bevoegd gezag. Mogelijk wil Rijkswaterstaat dat het nieuwe gebied een dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" krijgt. Met een dergelijke dubbelbestemming worden de gronden mede bestemd voor een waterhuishoudkundige functie, zoals het opvangen van overtollig water, wanneer de Nederrijn buiten haar oevers treedt. Het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden vergunningplichtig. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010 is een dergelijke dubbelbestemming langs de Nederrijn opgenomen, maar niet voor onderhavig perceel. De dubbelbestemming ligt meer naar het zuiden toe, richting de Nederrijn. Om die reden is geen dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan.

Algemene aandachtspunten Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Waterschap Vallei en Veluwe
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het waterschap vraagt de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toe te passen.

Tot slot
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Voor het aanvragen van of informatie over een watervergunning kan het loket van het waterschap worden geraadpleegd.

Conclusie
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de diverse waterbeheerders die waterbelangen in het plangebied hebben. Hun opmerkingen zijn verwerkt in deze paragraaf.

4.3 Geluidshinder

Algemeen
In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidgevoelige objecten genoemd:

  1. a. woningen;
  2. b. onderwijsgebouwen;
  3. c. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  4. d. bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.

Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Middelbuurtseweg 8
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 van de Wet geluidhinder verplicht ertoe om bij een bestemmingsplan rekening te houden met de geluidzone van wegen, wanneer sprake is van realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen een geluidzone.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.

De zone voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken in buitenstedelijk gebied bedraagt 250 meter. De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van nieuwe woningen. Woningen zijn in de Wet geluidhinder aangemerkt als geluidsgevoelig gebouw. Aangezien de nieuwe woningen binnen 250 meter van de Middelbuurtseweg worden gerealiseerd, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3.

De conclusie van het onderzoek is dat uit de berekeningen blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB op geen enkele gevel wordt overschreden. De voorgenomen plannen ondervinden geen hinder ten aanzien van wegverkeerslawaai.

Railverkeerslawaai
Aangezien het plangebied niet is gelegen binnen de geluidzone van een spoorweg, is dit aspect niet van toepassing.

Industrielawaai
Aangezien het plangebied niet is gelegen binnen de geluidzone van een geluidsgezoneerd bedrijventerrein, is dit aspect niet van toepassing.

Veldkavel Elster buitenwaarden
Aangezien er in de huidige situatie geen geluidgevoelige objecten aanwezig zijn op dit perceel en er ook geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden opgericht is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet nodig.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.4 Luchtkwaliteit

Algemeen
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Doordat het NSL in werking is getreden, draagt op grond van het Besluit niet in betekenende mate een project niet bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Middelbuurtseweg 8
Aangezien de ontwikkeling ervoor zorgt dat een voormalig agrarisch bedrijf verdwijnt, neemt de luchtkwaliteit in de omgeving toe. Tevens blijft de ontwikkeling met de bouw van slechts enkele woningen ruimschoots onder de NIBM-waarde. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is daarom niet noodzakelijk.

Veldkavel Elster buitenwaarden
De realisatie van nieuwe natuur op deze locatie leidt op geen enkele wijze tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen).

Middelbuurtseweg 8
Hierna wordt ingegaan op het perceel Middelbuurtseweg 8 ten aanzien van externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0042.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0043.png"

Afbeelding - Uitsnede risicokaart perceel Middelbuurtseweg 8 (bron: www.risicokaart.nl)

Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Transportroutes
Over de wegen in de nabijheid van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De dichtstbijzijnde spoorlijn is de lijn Utrecht - Rhenen. Deze ligt op een afstand van circa 950 m van de locatie Middelbuurtseweg 8 verwijderd. Er vindt echter geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over deze spoorlijn.

Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Veldkavel Elster buitenwaarden
Aangezien de veldkavel in de Elster buitenwaarden wordt omgezet van een agrarische bestemming naar een natuurbestemming en er verder geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling van dit perceel.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.6 Cultuurhistorie En Archeologie

Algemeen
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.

Daarnaast heeft de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in ruimtelijke plannen.

Middelbuurtseweg 8
De bebouwing op het perceel Middelbuurtseweg 8 is niet cultuurhistorisch waardevol. Er bestaat dan ook geen belemmering voor de sloop van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.

De ontstaansgeschiedenis die heeft geleid tot de landschappelijke omgeving is wel als cultuurhistorisch waardevol aan te merken evenals de ligging van het perceel binnen de zone die behoort tot de Grebbelinie. De behoudenswaardige kernkwaliteiten zijn reeds benoemd in het kader van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen. In paragraaf 2.3 is aangegeven op welke wijze de toekomstige inrichting aansluit bij de kernkwaliteiten van het landschap. De cultuurhistorische waarden worden op deze manier gewaarborgd.

Voor het perceel Middelbuurtseweg 8 gelden twee archeologische verwachtingswaarden, namelijk een hoge verwachtingswaarde en een middelhoge verwachtingswaarde. Voor locaties met een hoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksverplichting bij grondwerkzaamheden vanaf 100 m² en dieper dan 0,3 m onder maaiveld. Voor locaties met een middelhoge verwachtingswaarde geldt deze verplichting vanaf 1.000 m² en dieper dan 0,3 m onder maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0044.jpg"

Archeologische verwachtingen Middelbuurtseweg 8

Aangezien de nieuw te bouwen woningen beiden worden gerealiseerd binnen een gebied waarvoor een middelhoge verwachtingswaarde geldt en de grens van 1.000 m² daarbij niet wordt overschreden (de woningen hebben gezamenlijk een oppervlak van maximaal 710 m2), is het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

De bestaande woning ligt in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwbouw op deze locatie. Op basis hiervan is geen archeologisch onderzoek vereist.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de bodem ook reeds aantoonbaar geroerd is, doordat in de huidige situatie reeds bedrijfsbebouwing op het perceel aanwezig is.

Ten aanzien van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden in de ondergrond is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Hieraan is een vergunningplicht gekoppeld. Voor grondwerkzaamheden, waaronder ook bouwen, is het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig, wanneer aan de gestelde maatvoering wordt voldaan.

Veldkavel Elster buitenwaarden
Op dit perceel is geen cultuurhistorische bebouwing aanwezig. De landschappelijke waarden worden zoveel mogelijk behouden, door rekening te houden met de inrichting bij de keuze van het type natuur.

Aangezien er geen bouwwerkzaamheden of grondwerkzaamheden zullen plaatsvinden op dit perceel, is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPMiddelbweg8-VA02_0045.jpg"

Archeologische verwachtingen perceel Elster buitenwaarden

Ten aanzien van de archeologische verwachtingswaarden in de ondergrond is ook hier een dubbelbestemming opgenomen. Hieraan is een vergunningplicht gekoppeld. Zodra grondwerkzaamheden, waaronder ook bouwen ten behoeve van de natuurdoeleinden, plaatsvinden, is het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig, wanneer aan de gestelde maatvoering wordt voldaan.

Conclusie
De aspecten cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.7 Natuurwaarden

4.7.1 Algemeen

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Hierna wordt ingegaan op beide beschermingsregimes.

4.7.2 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur.

Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).

Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt op rijksniveau plaats. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet).

Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de EHS alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.

4.7.3 Soortbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

4.7.4 Ecologisch onderzoek

In januari 2014 is een natuurtoets uitgevoerd, om te bekijken wat de effecten van onderhavig initiatief zijn op de natuur. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 5 en een aanvulling hierop in bijlage 6. De conclusie van de natuurtoets is hierna opgenomen.

De sloop van de opstallen en de nieuwbouw hebben geen ingrijpende ecologische gevolgen. Er zullen bij de werkzaamheden geen algemene verbodsbepalingen (artikel 8 t.m.13) van de Flora- en faunawet worden overtreden, als aan onderstaande voorwaarde wordt voldaan:

  • De beplanting wordt buiten het broedseizoen (15 maart – 15 juli) verwijderd.

Verder wordt aanbevolen in een van de bijgebouwen of in een van de bomen een steenuilenkast te plaatsen. Deze wordt geplaatst op een horizontale tak van een boom op circa 4 m hoogte op een rustige plek op het erf of in of aan een van de bijgebouwen op een hoogte van tenminste 3 m met een toegang naar het oosten (rustige kant).

Tenslotte wordt nog aanbevolen voor het plantmateriaal autochtone boom- en struiksoorten en oude fruitrassen te gebruiken.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

Algemeen
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk of een rustig buitengebied).

Middelbuurtseweg 8
Er zijn geen niet-agrarische bedrijven in het plangebied of in de omgeving van het plangebied, die ruimtelijk een knelpunt vormen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de richtafstanden uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 (VNG).

Er zijn wel enkele agrarische bedrijven aanwezig in de omgeving van Middelbuurtseweg 8. Aan de overzijde van de weg, Middelbuurtseweg 9, is een intensieve kwekerij gevestigd (Permar). Aangezien de bestaande bedrijfswoning te Middelbuurtseweg 8 zich reeds op een afstand van circa 35 m van de intensieve kwekerij bevindt, en de nieuwe woningen op een grotere afstand worden gerealiseerd (50 m of meer), wordt de intensieve kwekerij niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Tevens bevindt de Middelbuurtseweg zich tussen beide percelen, waardoor uitbreiding van de kwekerij in noordelijke richting niet van toepassing is. Op de kwekerij worden voornamelijk planten gekweekt, waarvoor ’s avonds geen verlichting nodig is. Op basis van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 geldt voor alle tuinbouwbedrijven - met uitzondering van champignonkwekerijen met mestfermentatie - een milieucategorie 2. De maximaal aan te houden afstand bedraagt 30 meter, hoofdzakelijk ten aanzien van geluid of geur.

Niet in de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 meegenomen, maar wel relevant, is een spuitzone. Bedrijven zoals een kwekerij gebruiken vaak bestrijdingsmiddelen, waarvoor een minimale afstand van 50 m dient te worden aangehouden ten opzichte van woningen. In het ontwerp van de toekomstige situatie is daarom rekening gehouden met een aan te houden afstand van minimaal 50 m voor de nieuw te bouwen woningen ten opzichte van deze intensieve kwekerij. De voormalige bedrijfswoning ligt weliswaar binnen deze 50 m, maar is een reeds bestaande woning. Op basis hiervan kan worden gesteld dat het bedrijf te Middelbuurtseweg 9 geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan en omgekeerd dat onderhavig plan geen belemmering vormt voor de intensieve kwekerij.

Voor het perceel Middelbuurtseweg 7 geldt een vergelijkbaar scenario. De bestaande bedrijfswoning te Middelbuurtseweg 8 ligt in de huidige situatie op een afstand van circa 60 m van het agrarische bedrijf te Middelbuurtseweg 7. De nieuw te bouwen woningen worden op een grotere afstand gerealiseerd (85 m of meer), waardoor het agrarische bedrijf niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering. Tevens bevindt de Middelbuurtseweg zich tussen beide percelen, waardoor uitbreiding in noordelijke richting niet van toepassing is. In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op het aspect 'geur'.

Veldkavel Elster buitenwaarden
Er zijn geen bedrijven in de omgeving van deze locatie, die ruimtelijk een knelpunt vormen voor de ontwikkeling naar natuur. Omgekeerd vormt het realiseren van nieuwe natuur geen belemmering voor bedrijven in de omgeving.

Conclusie
Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Indirect geeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de 'omgekeerde werking' genoemd. De reden hiervoor is duidelijk: een geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder.

De ruimtelijke plannen waarvoor de omgekeerde werking moet worden beoordeeld, zijn met name bestemmingsplannen waarin locaties voor woningbouw, zoals een woonwijk of een ruimte-voor-ruimte-woning, of recreatie en toerisme worden vastgelegd. Bij de besluitvorming hieromtrent moet opnieuw de milieutoets op de omgekeerde werking worden uitgevoerd, er wordt immers opnieuw bestemd.

Voor nieuwe woningen dient ten opzichte van bestaande agrarische bedrijven een afstand van 50 meter aangehouden te worden. Het agrarisch bouwvlak dat het dichtst bij het plangebied ligt, ligt op meer dan 60 meter. Deze afstand levert geen problemen met betrekking tot de woningbouw aangezien de woningen op een grotere afstand worden gerealiseerd dan wat doorgaans acceptabel wordt geacht. De woningen zijn op de verbeelding met een bouwvlak aangegeven. Op deze manier is geen sprake van een mogelijke beperking van de bestaande bedrijvigheid.

Onderzoek

Om te toetsen of ter plaatse van de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat en om te beoordelen of agrarische bedrijven in de omgeving niet onevenredig worden belemmerd door de nieuwbouw is een quickscan geur uitgevoerd. Deze quickscan is bijgevoegd in bijlage 7. In onderstaande zijn de conclusies van het onderzoek overgenomen.

De gemeente Rhenen ligt in het concentratiegebied Oost (I), de locatie ligt in het buitengebied. De gemeente heeft geen geurverordening, zodat de maximaal toegestane geurbelasting 14,0ouE/m3 mag bedragen.

Als basis voor de quickscan is gebruik gemaakt van de webkaart Agrarische bedrijven, veehouderijen van de provincie Utrecht. In de directe omgeving zijn veehouderijen gelegen. De berekeningen zijn gemaakt met het programma V-stacks vergunningen.

Uit de berekeningen van de voorgrondbelasting blijkt dat, de de maximaal toegestane voorgrond geurbelasting van 14,0ouE/m3, ten gevolge van de afzonderlijke veehouderijen niet wordt overschreden.
De vergunde situatie van de omliggende veehouderijen wordt niet beperkt. Daar de voorgrondbelasting op de nieuwe kavels, niet boven 1,0ouE/m3 uitkomt, zal het aantal gehinderden 4% bedragen.
Op de bestaande woning bedraagt de voorgrondbelasting maximaal 1,2ouE/m3 , en zal het aantal gehinderden 5% bedragen. Er is dus sprake van een goed tot zeer goed woon- en leefklimaat.
Uit de berekeningen van de achtergrondbelasting blijkt dat op kavel 2 deze 2,9ouE/m3 en op kavel 3 deze 2,8ouE/m3 bedraagt. De achtergrondbelasting bedraagt minder dan 3,0ouE/m3 en het aantal gehinderden 5% bedragen. Ook ten gevolge van de achtergrondbelasting is er sprake van een goed tot zeer goed woon- en leefklimaat.


Verder is gebleken dat de omliggende veehouderijen op meer dan 50 meter afstand liggen, zodat er geen beperkingen via de afstandseisen zijn. Uit quickscan blijkt verder dat de bedrijven wel kunnen uitbreiden. Echter in de directe nabijheid zijn geen andere geurgevoelige objecten geconstateerd die maatgevender zijn dan de twee nieuwe kavels. Dit houdt in dat voor de twee veehouderijen aan de Middelbuurtseweg 7 en Middenweg 10 (ook wel Dwarsweg 10 genoemd), de twee nieuwe woningen maatgevend zullen zijn in toekomstige ontwikkelingen. Uit een eerste scan blijkt dat de veehouderij Middelbuurtseweg 7 tot zo’n 20.000 – 25.000ouE/s kan uitbreiden en de veehouderij Middenweg 10 tot ca. 100.000ouE/s.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Wel zullen twee agrarische bedrijven in de omgeving bij eventuele uitbreidingsplannen rekening moeten houden met de nieuwbouwwoningen.

4.10 Verkeer En Parkeren

Middelbuurtseweg 8
Ontsluiting
Het perceel Middelbuurtseweg 8 wordt ontsloten via de bestaande uitrit op de Middelbuurtseweg. Deze weg staat rechtstreeks in verbinding met de kern Veenendaal (gemeente Veenendaal) en via de Zuidelijke Meentsteeg ook met de Cuneraweg (provinciale weg N233) die Veenendaal en Rhenen met elkaar verbindt. De locatie is hierdoor goed bereikbaar.

Mobiliteitsscan
Het aantal verkeersbewegingen over de Middelbuurtseweg bedraagt op basis van gemeentelijke gegevens circa 1.600 motorvoertuigen per etmaal. Op basis van de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (CROW, 2012) geldt voor vrijstaande koopwoningen in het buitengebied een maximale verkeersgeneratie van 8,6 vervoersbewegingen per etmaal. Aangezien de bestaande agrarische bedrijfswoning als burgerwoning blijft gehandhaafd, leidt deze woning niet tot extra verkeersgeneratie. De twee nieuw te bouwen woningen leiden samen tot maximaal 18 vervoersbewegingen per etmaal. Op de 1.600 voertuigen die per etmaal over de Middelbuurtseweg 8 komen, leidt deze bijdrage van circa 1,1% niet tot een significante bijdrage. Per saldo zal zwaar agrarisch en bevoorradingsverkeer afnemen en neemt het personenverkeer licht toe. Er zullen naar alle waarschijnlijkheid dan ook geen extra knelpunten ontstaan op het verkeersnetwerk in de omgeving.

Op basis van deze mobiliteitsscan, zoals bedoeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (zie paragraaf 3.3.2) hoeft geen nadere Mobiliteitstoets te worden uitgevoerd.

Parkeren
Op basis van het gemeentelijk beleid geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Dit komt in totaal neer op 6,6 parkeerplaatsen voor de drie woningen, waardoor afgerond 7 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Parkeren dient op eigen erf te gebeuren. Dit was in de huidige situatie reeds het geval en zal ook in de toekomst het geval zijn. Aangezien het toekomstige erf voldoende ruimte biedt aan parkeergelegenheid op eigen erf, zal er geen afwenteling van parkeerdruk op de omgeving plaatsvinden.

Veldkavel Elster buitenwaarden
Op dit perceel wordt geen bebouwing opgericht. Parkeergelegenheid is dan ook niet van belang. Ten aanzien van de bereikbaarheid is hooguit van belang dat het perceel bereikbaar is voor beheer en onderhoud van de natuurwaarden. Het perceel is in de huidige situatie reeds bereikbaar voor de agrarische doeleinden en zal dit ook in de toekomstige situatie zijn ten behoeve van de natuurdoeleinden.

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.11 Kabels En Leidingen

In het plangebied - zowel het perceel Middelbuurtseweg 8 als de veldkavel in de Elster buitenwaarden - komen geen ruimtelijk relevante kabels of leidingen voor, die van invloed zijn op het plangebied.

De Middelbuurtseweg is aangesloten op drukriolering. De bestaande bedrijfswoning is aangesloten op een persleiding met 1 bestaand minigemaal. Op welke wijze het hemelwater van de bestaande woning nu wordt afgevoerd of geïnfiltreerd, is niet bekend. Gezien het bouwjaar van de bedrijfswoning is de verwachting dat HWA nu niet is ontkoppeld.

Het is niet meer wenselijk dat woningen een gedeelde rioolaansluiting hebben (gedeelde buis). De nieuwe woningen moeten worden aangesloten op een persleiding en hiervoor zijn minigemalen nodig.

  • De beoogde woning achter de bestaande bedrijfswoning moet een eigen rioolaansluiting hebben (dus een eigen afvoerbuis). De aansluiting kan op het bestaande minigemaal.
  • De andere compensatiewoning moet eveneens een eigen aansluiting hebben, maar kan niet op het bestaande minigemaal worden aangesloten (drie is te veel). Hiervoor zal er te zijner ttijd een nieuw minigemaal geplaatst worden.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.12 Duurzame Verstedelijking

Sinds 1 oktober 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' zoals opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 Bro.

Het voorgenomen plan betreft een ontwikkeling in het landelijk gebied van Rhenen. De uitgangspunten met betrekking tot de duurzame verstedelijking zijn met name gericht op stedelijke ontwikkeling, waaronder ook de realisatie van nieuwe woningen in het buitengebied wordt verstaan. De Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking geeft echter het volgende aan:

"De ladder moet worden toegepast bij verbindende ruimtelijke plannen waaronder de provinciale verordening. De meeste Ruimte voor ruimte-regelingen hebben geen betrekking op een stedelijke ontwikkeling, die voorziet in een regionale behoefte (zie art. 3.1.6. lid 3 van het Bro). Toepassing van de ladder is dan niet nodig."

Conclusie

Toetsing van het voorgenomen plan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is voor onderhavig plan daarom niet nodig. Voorgenomen bestemmingsplan is niet in strijd met de uitgangspunten voor duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

5.2 Opzet Bestemmingsplan

5.2.1 Algemeen

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen weergegeven. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en figuren).

Planregels
De hoofdstukken voor de planregels hebben de volgende indeling:

  • Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. In de inleidende regels worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd.
  • Hoofdstuk 2 (artikelen 3 en 8) bevat de bestemmingsregels. In deze regels wordt de bestemming omschreven en worden de bouw- en gebruiksregels verwoord.
  • Hoofdstuk 3 (artikelen 9 tot 14) bevat de overige regels, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksregels.
  • Hoofdstuk 4 (artikelen 15 en 16) bevat de overgangs- en slotregels.

5.2.2 Bestemmingen

Bestemming "Natuur"
Deze bestemming is opgenomen voor de veldkavel in de Elster buitenwaarden. Gronden met deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor landschappelijke en natuurlijke waarden, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur, agrarisch medegebruik, extensief recreatief medegebruik, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In de bouwregels is de maximale hoogte opgenomen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van opslag of het storten van afval.

Op deze gronden is een vergunningplicht van toepassing. Dit houdt in dat voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden een vergunning nodig is, alvorens daarmee mag worden gestart. Er gelden enkele uitzonderingen op de vergunningplicht, waaronder werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud van de gronden.

Bestemming "Tuin"

De bestemming 'Tuin' is opgenomen ten behoeve van grotendeels niet-openbare, woninggerelateerde tuinen. Deze gronden dienen overwegend onbebouwd te blijven en vrij van verkeer en parkeren.

Bestemming "Verkeer- Verblijfsgebied"

De nieuwe woonstraat is bestemd als "Verkeer-Verblijfsgebied". Binnen deze bestemming zijn o.a. wegen (maximaal 2 rijstroken) en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan. Wel zijn bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen.

Bestemming Water

Op voorspraak van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden is de bestemming ´Water´ toegevoegd. De primaire watergangen zijn op de verbeelding weergegeven waarbij recreatief medegebruik en de instandhouding en bescherming van natuur/ en landschappelijke waarden belangrijk zijn.

Bestemming "Wonen"
Deze bestemming is opgenomen voor het perceel aan de Middelbuurtseweg 8. Gronden met deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor wonen, beroep- en bedrijf aan huis, bed & breakfast, tuinen en erven.

In de bouwregels is de maatvoering aangegeven voor het bouwen van bouwwerken. Per bouwvlak is één woning toegestaan, waarbij de nieuw te bouwen woningen een maximale inhoudsmaat van 600 m³ mogen hebben. De bestaande woning mag eveneens een maximale inhoudsmaat van 600 m³ hebben, tenzij de bestaande inhoudsmaat al groter is.

Binnen deze bestemming zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor het uitoefenen van beroep- en bedrijf aan huis en voor het uitoefenen van een bed & breakfast-gelegenheid, waarbij maximaal vijf kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van tien slaapplaatsen.

Voorwaardelijke verplichting
In de bestemming 'Wonen' zijn drie voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Deze verplichtingen regelen dat:

  • een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd;
  • gebouwen worden gesloopt voordat nieuwbouw plaats vindt;
  • voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie"
Deze dubbelbestemming is bedoeld ter bescherming en het behoud van archeologische waarden in de bodem. Aan de dubbelbestemming zijn gebiedsaanduidingen gekoppeld, waarmee de archeologische verwachtingswaarden worden aangegeven. Per verwachtingswaarde gelden verschillende oppervlaktematen voor wanneer onderzoek moet worden uitgevoerd. Hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe kleiner de oppervlakte. Dit betekent dat voor grondwerkzaamheden (waaronder het oprichten van gebouwen) die de oppervlakte overschrijden en tevens dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden een vergunningplicht van toepassing is. Dergelijke werken en werkzaamheden mogen niet plaatsvinden, voordat een archeologisch onderzoek is overhandigd waaruit blijkt dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee deze dubbelbestemming kan worden gewijzigd, dan wel worden verwijderd, indien is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

5.2.3 Algemene regels

Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen (en ook dubbelbestemmingen) in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Verder is de anti-dubbeltelbepaling onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een ruimtelijke plannen dient op grond van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Het plan betreft een particulier initiatief op eigen gronden. Ten behoeve van het plan hoeven door de gemeente Rhenen geen voorzieningen te worden getroffen, noch aan- of verkopen te worden gedaan. Voor de uitvoering van het plan zijn financiële middelen beschikbaar; alle door de gemeente te maken kosten zullen via de gemeentelijke legesverordening of een anterieure overeenkomst worden verhaald op de initiatiefnemer. In de anterieure overeenkomst zal tevens worden voorzien in een overeenkomst met betrekking tot eventuele planschade die volgt uit onderhavig plan.

De gemeente geeft met vorenstaande invulling aan het bepaalde in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening, waardoor het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Een exploitatieplan behoeft daarom bij dit bestemmingsplan niet te worden vastgesteld.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 3.1.1 opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het concept ontwerp bestemmingsplan is opgestuurd naar de verschillende vooroverlegpartners. Hun reacties zijn bijgevoegd in bijlage 8 t/m 13. De vooroverlegreacties zijn aanleiding geweest om het plan slechts op enkele tekstuele onderdelen aan te passen. De voorgestelde wijzigingen zijn verwerkt in de toelichting. In de regels en op de verbeelding is de enige wijziging dat de bestemming ´Water´ is opgenomen. Dit komt overeen met de keur van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden.

Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan is op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegd. Deze periode liep van donderdag 12 mei 2016 tot en met woensdag 22 juni 2016. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.

Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Alleen het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat de laatste zin van paragraaf 4.2 van het ontwerp bestemmingsplan uit de tekst verwijderd kan worden. De Gasunie en de provincie hebben aangegeven geen opmerkingen op het ontwerp bestemmingsplan te hebben.

Het bestemmingsplan kan hiermee ongewijzigd worden vastgesteld.

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Referentiebeelden

Bijlage 1 Referentiebeelden

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Natuurtoets

Bijlage 5 Natuurtoets

Bijlage 6 Aanvulling Natuurtoets

Bijlage 6 Aanvulling Natuurtoets

Bijlage 7 Quickscan Geur

Bijlage 7 Quickscan geur

Bijlage 8 Reactie Vitens

Bijlage 8 Reactie Vitens

Bijlage 9 Reactie Gasunie

Bijlage 9 Reactie Gasunie

Bijlage 10 Reactie Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

Bijlage 10 Reactie Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

Bijlage 11 Reactie Provincie Utrecht

Bijlage 11 Reactie provincie Utrecht

Bijlage 12 Reactie Rws Oost

Bijlage 12 Reactie RWS Oost

Bijlage 13 Reactie Waterschap Vallei En Veluwe

Bijlage 13 Reactie waterschap Vallei en Veluwe