KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Centrum - 1
Artikel 8 Centrum - 2
Artikel 9 Centrum - 3
Artikel 10 Detailhandel
Artikel 11 Gemengd - 1
Artikel 12 Gemengd - 2
Artikel 13 Gemengd - 3
Artikel 14 Groen
Artikel 15 Horeca
Artikel 16 Kantoor
Artikel 17 Maatschappelijk
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 19 Sport
Artikel 20 Tuin
Artikel 21 Verkeer
Artikel 22 Verkeer - Garagebox
Artikel 23 Verkeer - Railverkeer
Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 25 Wonen
Artikel 26 Leiding - Gas
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 29 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 32 Algemene Bouwregels
Artikel 33 Algemene Gebruiksregels
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 37 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
Artikel 39 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
1.3 Ligging En Begrenzing
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Van Het Plan
2.1 Een Conserverend Plan
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontwikkeling
3.2 De Ruimtelijke Structuur
3.3 Landschap
3.4 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Hoofdopzet
5.2 Bijzondere Onderwerpen
5.3 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
6.2 Milieuonderzoeken
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.2 Plansystematiek
7.3 De Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Zienswijzen
8.3 Ambtelijke Wijzigingen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Beleidskader
1.1 Inleiding
1.2 Nationaal Beleid
1.3 Provinciaal Beleid
1.4 Regionaal Beleid
1.5 Lokaal Beleid
Bijlage 2 Onderzoeksthema's
2.1 Inleiding
2.2 Milieuthema's
Bijlage 3 Mip-lijst
Bijlage 4 Cultuurhistorisch Onderzoek Binnenstad
Bijlage 5 Reactie Provincie Utrecht
Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap
Bijlage 7 Commentaarnota Zienswijzen
Bijlage 8 Nota Van Uitgangspunten

Rhenen Stad 2012

Bestemmingsplan - gemeente Rhenen

Onherroepelijk op 28-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rhenen Stad 2012 van de gemeente Rhenen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01 met de bijbehorende regels en Bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.6 achtergevel:

gevel aan de achterkant van een gebouw;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid:

een bedrijf omvattende de vervaardiging en/of bewerking van goederen, uitgezonderd massaproductie, dan wel de verrichting van aanleg- en/of onderhoudswerkzaamheden met de daarbij behorende, dienstbare en ondergeschikte verkoopruimten, zoals bijvoorbeeld het schoenherstellersbedrijf en de kleermakerij, dan wel bijvoorbeeld het glazenwassersbedrijf;

1.9 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten en standplaatsen buiten de markten;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van een bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.12 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.13 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen, repareren of opslaan van goederen, dan wel het verrichten van diensten;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf, een dienstverlenende instelling en detailhandelsbedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bedrijf aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.18 beroep aan huis:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.19 bestaand:

  1. 1. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. 2. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder;s

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en aan de verkoop verbonden reparatie;

1.32 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.33 extensief recreatief medegebruik:

vorm van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.38 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.39 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.41 mantelzorg:

langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis;

1.42 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.43 ondergeschikte detailhandel:

op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit tot de bestemming behorende bedrijven, waarbij de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en waarbij de goederen functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;

1.44 ondergeschikte horeca:

horeca, zoals een kantine, welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de horecafunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, de horecafunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van de hoofdfunctie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.45 opslag:

het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;

1.46 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;

1.47 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzonder peil':
    25,07 m + NAP;
  3. 3. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw en waar geen sprake is van een hoofdgebouw de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het bouwwerk;

1.48 praktijkruimte

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.49 recreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, speelweiden, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.50 tijdelijke woonunit:

een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;

1.51 tuincentrum:

bedrijf met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen ter verkoop worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen, dierbenodigdheden en seizoensgebonden sierproducten (zoals paas- en kerstartikelen en dergelijke);

1.52 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt of de gevel die is voorzien van de aanduiding 'gevellijn';

1.53 voorste bouwgrens:

de aan een weg of openbaar gebied gelegen bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.54 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;

1.55 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en reclameuitingen aan de gevel buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  5. e. erfbeplanting;
  6. f. wegen en paden;
  7. g. erven en terreinen;
  8. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. b. ambachtelijke bedrijvigheid;
  3. c. bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding die hierna is vermeld bij de code, waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak is aangegeven:
Code functieaanduiding Type bedrijf
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg
specifieke vorm van bedrijf - zand- en grindhandel Zand- en grindhandel
tuincentrum Tuincentrum
  1. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
  2. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', kantoorfuncties;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  6. i. wegen en paden;
  7. j. erven en (parkeer)terreinen;
  8. k. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    5. 5. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • bijbehorende bouwwerken worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,30 m en 4,50 m.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve het vestigen van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 3.1 van de Staat vanbedrijfsactiviteiten van bijlage 1 die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemd in bijlage 1.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het aantal woningen mag niet meer dan 35 per hectare bedragen;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 7 m en 10 m;
  3. c. de oppervlakte en bouwhoogte van gebouwen van openbaar nut en autoboxen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 20 m² en 3,5 m;
  4. d. voldaan wordt aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  6. f. er dient voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
  7. g. het plan aan het waterschap is voorgelegd en het daarop positief heeft geadviseerd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  2. b. erven en terreinen;
  3. c. bouwwerken.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van zendmasten mag niet meer bedragen dan 30 m ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en bebossing;
  2. b. behoud en bescherming van reliëf, houtwallen en natuurlijk struweel;
  3. c. productiebos;
  4. d. behoud en ontwikkeling van natuurlijke vegetatie en waarden;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  1. h. paden en wegen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet meer bedragen dan respectievelijke 2,5 m en 10 m².

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van opslag, anders dan met het oog op het in de bestemming passende gebruik;
  2. b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van het storten van afval;
  3. c. het gebruik van gronden ten behoeve van een kwekerij.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m²;
    4. 4. het aanleggen van onverharde wegen en paden;
    5. 5. het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is;
    6. 6. het winnen van bosstrooisel en mos;
    7. 7. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  1. c. Bij de afweging als bedoeld in sub b wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  1. d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 7 Centrum - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven die uitsluitend via internet verkopen;
  2. b. dienstverlenende bedrijven;
  3. c. kantoren;
  4. d. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  5. e. ambachtelijke bedrijvigheid;
  6. f. horeca genoemd in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  7. g. wonen op de verdiepingen al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis, met dien verstande dat bestaand wonen op de begane grond eveneens is toegestaan;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', horeca genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', horeca genoemd in categorie 1, 2 en 3 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'casino', een casino;
  11. k. groenvoorzieningen;
  12. l. parkeervoorzieningen;
  13. m. nutsvoorzieningen;
  14. n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  15. o. wegen en paden;
  16. p. erven en terreinen;
  17. q. bouwwerken.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. gebouwen worden gebouwd op de voorste bouwgrens;
    3. 3. gebouwen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder dan 40 graden mag bedragen;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen bestaande onderdoorgangen behouden te blijven.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder a4 voor het bouwen van een gebouwen met een hogere bouwhoogte ten behoeve van het plaatsen van een kap, onder de voorwaarde dat:

  1. a. het gebouwen betreft met een platte afdekking;
  2. b. de dakhelling van de kap niet minder dan 40 graden bedraagt
  3. c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, en de woonsituatie.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Centrum - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven die uitsluitend via internet verkopen;
  2. b. dienstverlenende bedrijven;
  3. c. horeca genoemd in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  4. d. nutsvoorzieningen,
  5. e. met de daarbij behorende:
  6. f. bouwwerken.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. c. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 9 Centrum - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - project 1':
    1. 1. kantoor, dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen op de ondergrondse bouwlaag;
    2. 2. wonen op de overige bouwlagen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horeca genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, op de begane grond;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - project 2':
    1. 1. detailhandel, dienstverlening en parkeervoorzieningen op de tweede ondergrondse bouwlaag;
    2. 2. detailhandel, dienstverlening, parkeervoorzieningen en horeca genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, langs de Plantsoenstraat op de eerste ondergrondse bouwlaag;
    3. 3. detailhandel en horeca genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat vanhoreca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels op de begane grond;
    4. 4. wonen op de overige bouwlagen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - project 3':
    1. 1. parkeervoorzieningen op de ondergrondse bouwlagen;
    2. 2. kantoor, dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen op de ondergrondse bouwlaag en op de begane grond;
    3. 3. wonen op de overige bouwlagen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - project 4':
    1. 1. wonen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  8. h. wegen en paden;
  9. i. erven en terreinen;
  10. j. bouwwerken.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven die uitsluitend via internet verkopen;
  2. b. dienstverlenende bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en (parkeer)terreinen;
  9. i. bouwwerken.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 11 Gemengd - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat vanbedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. b. ambachtelijke bedrijvigheid;
  3. c. kantoren;
  4. d. wonen op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis, met dien verstande dat bestaand wonen op de begane grond eveneens is toegestaan;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  9. i. wegen en paden;
  10. j. erven en terreinen;
  11. k. bouwwerken.

Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en niet meer dan 2 m achter het verlengde van de voorgevel;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Gemengd - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat vanbedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. b. ambachtelijke bedrijvigheid;
  3. c. kantoren;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  8. h. wegen en paden;
  9. i. erven en terreinen;
  10. j. bouwwerken.

Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en niet meer dan 2 m achter het verlengde van de voorgevel;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. c. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1 sub a ten behoeve het vestigen van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 3.1 van de Staat vanbedrijfsactiviteiten van bijlage 1 die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemd in bijlage 1.

Artikel 13 Gemengd - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, op de begane grond;
  2. b. ambachtelijke bedrijvigheid op de begane grond;
  3. c. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven die uitsluitend via internet verkopen;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. kantoren;
  6. f. wonen, al dan niet in combinatie met beroep- en bedrijf aan huis,
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  11. k. wegen en paden;
  12. l. erven en terreinen;
  13. m. bouwwerken.

Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

13.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en niet meer dan 2 m achter het verlengde van de voorgevel;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen;
  2. b. gazons;
  3. c. beplantingen;
  4. d. voetpaden;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. speelplaatsjes;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    met de daarbij behorende:
  9. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen, uitgezonderd ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen, is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca genoemd in categorie 1, 2 en 3 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4', horeca genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de Staat van horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  8. h. wegen en paden;
  9. i. erven en terreinen;
  10. j. bouwwerken.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 16 Kantoor

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  5. e. wegen en paden;
  6. f. erven en (parkeer)terreinen;
  7. g. bouwwerken.

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
    2. 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
    3. 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. c. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met daaraan verbonden ondergeschikte horeca;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en terreinen;
  9. i. bouwwerken.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 sub a.2 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan gebouwen met maximaal 15% van die oppervlakte mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de noodzaak van de uitbreiding is aangetoond;
  2. b. vergroting geen overmatige verkeersaantrekkende werking heeft;
  3. c. de omgevingsvergunning geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  5. e. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  6. f. vergroting van de oppervlakte niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies.

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaatsen;
  2. b. bezoekerscentrum;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. wegen en paden;
  8. h. erven en terreinen;
  9. i. bouwwerken.

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

18.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sporthal en zwembad;
  2. b. sportvelden met bijbehorende voorzieningen zoals een clubgebouw, kantine en kleedkamers;
  3. c. gymzalen;
  4. d. kinderopvang;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  6. f. tuinen, erven en verhardingen;
  7. g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  8. h. groenvoorzieningen;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. speelvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  11. k. bouwwerken.

19.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    3. 3. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    2. 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    2. 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
    3. 3. de bouwhoogte van opvangnetten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 sub a.1 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan gebouwen met maximaal 15% van die oppervlakte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de noodzaak van de uitbreiding is aangetoond;
  2. b. vergroting geen overmatige verkeersaantrekkende werking heeft;
  3. c. de omgevingsvergunning geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  5. e. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  6. f. vergroting van de oppervlakte niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies.

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. voetpaden;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. speelplaatsjes;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', volkstuinen;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage', een garage ten behoeve van stalling en opslag;
    met de daarbij behorende:
  10. j. bouwwerken.

20.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een gebouw toegestaan;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte en oppervlakte van kweekkasjes en opbergruimte ten behoeve van volkstuinen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 0,75 m en 5 m² per volkstuin;
    2. 2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 21 Verkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. terassen ten behoeve van horeca;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  6. f. bruggen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. bouwwerken.

Het aantal rijstroken mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen.

21.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 12 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige functies geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m en dat de bouwhoogte van publicatieborden ten dienste van overheids- en niet commerciële mededelingen niet meer mag bedragen dan 4 m.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 sub a voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte en een bouwhoogte van niet meer dan respectievelijk 30 m² en 5 m.

Artikel 22 Verkeer - Garagebox

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stalling van (motor-)voertuigen;
  2. b. bergingen,

met de daarbij behorende:

  1. c. erven en terreinen;
  2. d. bouwwerken.

22.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,30 m bedragen.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

22.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. wegen en straten;
  3. c. kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. bouwwerken.

23.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan waarvan de de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' is een overkapping toegestaan waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering;
    3. 3. de bouwhoogte en oppervlakte van tot de spoorwerken behorende overige gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijke 3 m en 9 m².
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    3. 3. de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 9 m;
    4. 4. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
    5. 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. terrassen ten behoeve van horeca;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  7. g. bruggen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bouwwerken.

24.2 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van gebouwen, uitgezonderd ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen, is niet toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de functies 'wegen' en 'parkeervoorzieningen' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten en verwijsborden niet meer mag bedragen dan 12 m.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige functies gelden de volgende regels:
    1. 1. de bebouwing is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    2. 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m en dat de bouwhoogte van publicatieborden ten dienste van overheids- en niet commerciële mededelingen niet meer mag bedragen dan 4 m.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 sub a voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte en een bouwhoogte van niet meer dan respectievelijk 30 m² en 5 m.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. c. bed and breakfast;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', ondergeschikte detailhandel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', bedrijfsactivteiten zoals genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, alsmede kantoorfunctie en dienstverlening;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', kantoren;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', praktijkruimte;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwonen', combinaties van wonen en daaraan verbonden maatschappelijke zorg;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - korenmolen', een korenmolen alsmede cultuur en ontspanning in de vorm van bezichtiging van de korenmolen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', één parkeerplaats per bouwperceel;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  12. l. tuinen en erven;
  13. m. wegen en paden;
  14. n. bouwwerken.

Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,
    nadere eisen stellen aan:
  1. a. de plaats van gebouwen in die zin dat bijbehorende bouwwerken 3 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
  2. b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

25.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 sub 25.2.2 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk met een hogere bouwhoogte tot maximaal 4,5 m onder de voorwaarde dat het bouwwerk wordt gebouwd met een kap.

25.5 Specifieke gebruiksregels

25.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

26.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  1. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de leiding plaatsvindt, worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken gebouwd worden, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    2. 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
    3. 3. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    4. 4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    5. 5. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    6. 6. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van de betrokken leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee gehoord wordt de leidingbeheerder.
  1. c. Bij de afweging als bedoeld in sub b wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  1. d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 27 Waarde - Archeologie - 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 27.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  1. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 27.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. of het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

27.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  1. b. Omgevingsvergunning als bedoeld in 27.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een, door het bevoegde gezag aan te wijzen, archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  1. c. Omgevingsvergunning als bedoeld in 27.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een daartoe bevoegde instantie.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen en ontgraven (onder andere door saneren) van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het scheuren van grasland;
    11. 11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  1. b. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.
  1. c. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    1. 1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd op gronden waarbij de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd;
    2. 2. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    4. 4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    5. 5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 28 Waarde - Archeologie - 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 28.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  1. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 28.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    1. 1. of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. of een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m²;
    3. 3. of het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    4. 4. of een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning of een vergunning met dezelfde strekking is verleend zoals bedoeld in artikel 28.3 of waarbij onomstotelijk door foto's of anderzins wordt aangetoond dat er sprake is van geroerde grond, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en geen diepere graafwerkzaamheden plaatsvinden.

28.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  1. b. Omgevingsvergunning als bedoeld in 28.3 sub a. wordt verleend indien bij de aanvraag omgevingsvergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    1. 1. de archologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. 3. er geen archeologische waarden zijn.
  1. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 28.3 sub a. kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende regels verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwaliticatief.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen en ontgraven (onder andere door saneren) van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard;
    9. 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    10. 10. het scheuren van grasland;
    11. 11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  1. b. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een, door het bevoegde gezag aan te wijzen, archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de werkzaamheden door een daartoe bevoegde instantie.
  1. c. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    1. 1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd op gronden waarbij de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd;
    2. 2. de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
    3. 3. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    5. 5. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    6. 6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 29 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor bescherming van cultuurhistorische waarden waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  1. a. de stedenbouwkundige structuren en waarden bestaande uit:
    1. 1. het wegen- en stratenpatroon;
    2. 2. de kenmerkende rooilijnen;
    3. 3. de dominantie van de kerk als herkenbaar middelpunt van de historische stadskern;
    4. 4. de verkavelingsstructuur;
    5. 5. de kenmerkende openbare ruimten;
    6. 6. de samenhang tussen de landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten;
    7. 7. de waardevolle zichtlijnen;
    8. 8. de vanuit de historie gegroeide stedenbouwkundige opzet in zes samenhangende gebieden.
  2. b. de groenstructuur bestaande uit:
    1. 1. de opgaande beplanting;
    2. 2. de Bantuin met de molen
    3. 3. de groenstructuur langs de stadsmuur;
  3. c. het bebouwingsbeeld bestaande uit:
    1. 1. het kleinschalige kleinstedelijke karakter;
    2. 2. vroeg na-oorlogse wederopbouw;
    3. 3. de kenmerkende (stads)muren;
    4. 4. de beeldbepalende wanden;
    5. 5. afzonderlijke bouwwerken, waaronder van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten;
    6. 6. karakteristieke beeldbepalende panden, waarvan de ruimtelijke beleving en de herkenbaarheid centraal staat.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden, in aanvulling op de bouwregels in de overige aangewezen bestemmingen, de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden gebouwd op de voorste bouwgrens;
  2. b. gebouwen worden gebouwd met een kap, met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'kap niet verplicht', de bouw van een kap niet verplicht is. De dakhelling van de kap mag niet minder dan 40 graden bedragen;
  3. c. de noodzakelijke omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarde waarop deze bestemming is gericht. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verstrekt, dient het bevoegd gezag eerst een advies van de Monumentencommissie te hebben ontvangen.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en doeleinden ten behoeve van de waterhuishouding.

30.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voldoen aan de volgende regels:

  1. a. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    2. 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
    3. 3. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    5. 5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
    6. 6. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    7. 7. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    8. 8. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
    9. 9. het kappen en rooien van houtgewas.
  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Bij deze beoordeling dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder. Bij de beoordeling wordt mede getoetst op natuurlijke en cultuurhistorische aspecten ten aanzien van begroeiing en dijkprofiel.
  1. c. Bij de afweging als bedoeld in sub b wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  1. d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene Bouwregels

32.1 Afwijkende maatvoering

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • situering;
  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • situering;
  • inhoud;
  • afstanden;
  • afdekking van gebouwen,
    zijn de bestaande maten, hellingen, situering, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

32.2 Karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens aangewezen voor bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen.

Onder deze kenmerken vallen in ieder geval de voorgevel en/of geleding van de gevel, het hoofdvolume van het object en, specifiek voor de gevelwand langs de Frederik van de Paltshof en de Herenstraat, het huidige dakvlak.

32.3 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen, bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat meerdere ondergrondse lagen zijn toegestaan indien en voor zover in de regels is bepaald.

32.4 Luchtbrug

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtbrug' is een verbindingsbrug toegestaan ten behoeve van langzaam verkeer met een hoogte van maximaal 6 m.

32.5 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor
nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het een gebouw betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het een bouwwerk, geen gebouw betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 33 Algemene Gebruiksregels

33.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. b. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. d. het gebruik van de gronden voor paardenbakken en/of tennisbanen.

33.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ambulante handel, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.

Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels

34.1 Cultuurhistorische waarde

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ zijn mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden van historische begraafplaatsen;
  2. b. het bepaalde in artikel 37 is van toepassing.

34.2 Ondergronds parkeren

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ondergronds parkeren' zijn tevens ondergrondse parkeervoorzieningen toegestaan.

Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate worden overschreden, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat paden, wegen, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer worden aangelegd;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer bedraagt dan 30 m²;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. 2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. 3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. 4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. 2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. 3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 m;
    4. 4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 m te bedragen;
    5. 5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 15 m;
    6. 6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
  8. h. het bepaalde in 33.1 onder d en toestaan dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van paardenbakken en/of tennisbanen.

Bij de toepassing van de bevoegdheid tot omgevingsvergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels

36.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en/of 'Waarde -Archeologie - 3' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 37 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.
  2. b. Het verbod onder a geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    1. 1. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    2. 2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    3. 3. welke betreffen het normale onderhoud.
  3. c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verstrekt, dient het bevoegd gezag eerst een positief advies van de Monumentencommisie te hebben ontvangen;
  4. d. Sloop van bebouwing kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
    3. 3. het betreft delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rhenen Stad 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de bebouwde kom van Rhenen zijn bijna een twintigtal bestemmingsplannen en planherzieningen van kracht. Deze plannen zijn voor een groot deel sterk verouderd. Daarnaast verschillen zij in opzet en methodiek, waardoor er van eenduidigheid geen sprake meer is. Dat leidt tot rechtsongelijkheid voor de bewoners in Rhenen.


Ook vanuit de wetgeving wordt aangedrongen op actualisatie. Voor 1 juli 2013 dienen gemeenten over actuele en digitaal beschikbare bestemmingsplannen te beschikken voor hun grondgebied.


Voor de gemeente Rhenen is dit de aanleiding geweest om te starten met een actualisatieproces. Voor het buitengebied en de kernen worden actuele en digitale bestemmingsplannen opgesteld. Het bestemmingsplan voor het buitengebied is inmiddels op 10 november 2011 vastgesteld. Vervolgens is gestart met de actualisatie van de kernen. Dit bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' is daar een onderdeel van.

1.2 Vigerende Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' vervangt een lappendeken aan bestemmingsplannen en planherzieningen in de stad Rhenen. De volgende bestemmingsplannen in het plangebied zijn vigerend:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Bergweg Oost 17-12-1996 15-07-1997
Binnenstad 25-02-1986 06-01-1987
Binnenstad-oost I 10-07-2007 12-02-2008
Boslandweg oost 15-07-2008 10-03-2009
Bruine Eng 28-06-1988 01-11-1988
Buitengebied part. herz 1997 27-10-1998 16-06-1999
Cuneralaan I 28-09-1982 24-01-1984
De Driehoek I 04-12-1999 30-03-2000
Domineesberg I 02-03-1999 22-06-1993
Donderberg I 04-03-1997 08-07-1997
Grebbekwartier 20-04-1979 25-11-1980
Grebbekwartier-Noord 15-09-1998 20-07-1999
Koerheuvel 25-10-1983 07-11-1983
Koerheuvel I 25-09-1990 23-04-1991
Molenberg I 30-03-1993 02-11-1993
Schoutenboomgaardweg 25-04-1999 11-01-2000
Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1960 06-12-1960 09-08-1967 (onherroepelijk)
Van de Waalstraat 18-04-2000 01-08-2000
Watertorenterrein Koerheuvel 27-10-1992 08-06-1993

Daarnaast gelden er een tiental kleinschalige herzieningen en wijzigingsplannen. Al deze plannen en herzieningen worden vervangen door voorliggend bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012'.

1.3 Ligging En Begrenzing

Het plangebied beslaat de bebouwde kom van de stad Rhenen. De plangrens sluit aan op de plangrens van het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Aan de zuidzijde ligt de grens globaal op de rand van de stad met de uiterwaard, zoals langs de Buitenomme, de Utrechtseweg en de Schoutenboomgaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0001.png"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • hoofdstuk 2: de uitgangspunten van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 3: een beschrijving van de bestaande situatie;
  • hoofdstuk 4: een beschrijving van het relevante beleidskader;
  • hoofdstuk 5: een beschrijving van de planopzet;
  • hoofdstuk 6: een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan, zowel wat betreft milieu en onderzoek, als in economische zin;
  • hoofdstuk 7: een beschrijving van de juridische planopzet waarin de opgenomen bestemmingen worden toegelicht;
  • hoofdstuk 8: een beschrijving van de resultaten van het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Van Het Plan

2.1 Een Conserverend Plan

Het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' is in hoofdzaak een conserverend plan. Dit betekent dat het plan zorg draagt voor een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Bestaande rechten en plichten uit de vigerende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Daarbij is in ieder geval aandacht voor de volgende aspecten:

  • de karakteristieke waarden van de binnenstad;
  • de mogelijkheden om een beroep of bedrijf aan huis te starten;
  • de bouw- en gebruiksmogelijkheden op het erf.

Op 26 juni 2012 is de 'Nota van Uitgangspunten, Bestemmingsplannen Kernen' (zie Bijlage 8) door de gemeenteraad vastgesteld. Deze nota biedt een richtinggevend kader, waarbinnen de bestemmingsplannen voor Rhenen, Achterberg en Elst worden opgesteld.

2.2 Nieuwe Ontwikkelingen

Nieuwe ontwikkelingen worden in principe niet in dit bestemmingsplan meegenomen. Nieuwe ontwikkelingen worden in principe middels een zelfstandige planologische procedure mogelijk gemaakt. Als deze procedure is doorlopen wordt de ontwikkeling in principe in dit bestemmingsplan meegnomen.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Ontwikkeling

Rhenen ligt in de bocht van de Nederrijn en tegen de helling van de Utrechtse Heuvelrug. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Rhenen twee keer verwoest (in 1940 en 1944) en na de oorlog weer opgebouwd. De landschappelijke inbedding, de eeuwenoude geschiedenis en de naoorlogse wederopbouw maken Rhenen anders dan ‘conventionele’ historische steden. Rhenen is een van de beste en gaafste voorbeelden van een wederopbouwkern in Nederland. Ondanks de zware verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog is de oude middeleeuwse stad herkenbaar gebleven. Het wederopbouwplan introduceerde moderne elementen, zoals een brede verkeersroute, maar had de historische context van Rhenen als uitgangspunt: de historische structuur bleef grotendeels intact, de vooroorlogse gebouwen werden zorgvuldig ingepast in het weefsel en de landschappelijke kwaliteiten werden in de openbare ruimte optimaal ingezet. De binnenstad zoals die nu is bestaat uit een aantal samenhangende onderdelen, elk met een (gedeeltelijk) eigen stedenbouwkundige logica.


In Bijlage 4 Cultuurhistorisch onderzoek binnenstad wordt in hoofdstuk 1 een ontwikkelingsschets gegeven van de stad Rhenen. Achtereenvolgens worden beschreven de tijdsperioden tot 1873: de ommuurde stad; 1873 – 1940: de groene stad; 1940 – 1965: de wederopbouwstad en 1965 tot heden: de groeiende stad. Voor de volledige cultuurhistorische beschrijving verwijzen wij naar de genoemde bijlage.

3.2 De Ruimtelijke Structuur

Rhenen heeft een compact gebouwde binnenstad op de overgang van de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug naar het Rijndal. Dwars door de stad loopt de langs de stuwwal van west naar oost lopende handelsroute Utrecht-Arnhem via Rhenen en Wageningen.

Vanuit de binnenstad lopen enkele routes naar de omliggende plaatsen en akkers, zoals de Achterbergsestraatweg, Paardenveld en de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg. Langs deze routes breidt Rhenen zich verder uit. Deze ontwikkeling is vooral de berg op gericht. Hier was de grond goed geschikt om te bouwen, terwijl de hoge ligging en de hier aanwezige bossen voor aantrekkelijke woon- en leefmilieus zorgen. De uitbreiding van Rhenen ligt dan ook als een waaier rondom de binnenstad.

Deze structuur wordt alleen doorbroken door de van noord naar zuid lopende spoorlijn Utrecht-Rhenen en de naastgelegen provinciale weg N233. Deze loopt diep onder de stad door en gaat via de Rijnbrug verder naar de Betuwe en staat haaks op de route van de Utrechtsestraatweg en Grebbeweg. Dat maakt dat Rhenen op een kruispunt van wegen ligt en daarmee goed ontsloten is.

3.3 Landschap

De stad Rhenen bevindt zich op het snijvlak van diverse landschappen (zie kaart landschappelijke gebieden). Aan de zuidzijde van de stad ligt het brede Rijndal met de uiterwaarden en de rivier zelf. Het is een laag gelegen en open gebied van waaruit een spectaculair zicht aanwezig is op de stad Rhenen.

Aan de oost- en westzijde van de stad bevinden zich de bossen op de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug. Het is een besloten landschap met op de incidentele open plekken een aantrekkelijk uitzicht over het omringende landschap. Ten oosten van Rhenen heeft het bosgebied een parkachtige inrichting met daarin diverse voorzieningen, zoals de sportvelden, het dierenpark en de militaire begraafplaats. Nog verder oostwaarts ligt het natuurontwikkelingsproject van de Blauwe Kamer. Aan de westzijde is het bosgebied meer landschappelijk met een afwisseling van bos met aan de rand weiden. Aan de noordzijde van Rhenen loopt de stuwwal weer af en is er sprake van een bosrandgebied met engen waarin sprake is van een afwisselend meer of minder besloten agrarisch landschap.


afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0002.png"

3.4 De Aanwezige Functies

Wonen

De gemeente Rhenen telt op 1 januari 2012 19.060 inwoners. Deze inwoners zijn verspreid over de kernen Rhenen, Elst, Achterberg, Remmerden en het buitengebied. Kijken we naar de stad Rhenen zelf, dan is de bevolking als volgt over de wijken verdeeld (cijfers 2010):

Wijk Aantal inwoners (1/1/2010)
Binnenstad 970
Rhenen-Oost (Cunera, Vogelenzang, Grebbekwartier, Bruine Eng)) 2.915
Rhenen-West (Molenberg, Donderberg, Koerheuvel) 2.960
Rhenen-Noord (Rhenen Hoog, Domineesberg, Helling Bergweg) 3.785
Totaal 10.630

Bron: CBS, kerncijfers wijken en buurten


Daarmee woont ruim 55% van alle inwoners in de stad Rhenen. Dit aandeel is de laatste vijf jaar vrij constant. In de stad Rhenen wonen ten opzichte van de gehele gemeente relatief iets minder jongeren en relatief iets meer ouderen. Dit laatste zal zeker verband houden met de aanwezige voorzieningen in de stad. De verschillen zijn echter niet groot.


De woningvoorraad

In de gemeente Rhenen staan op 1 januari 2011 in totaal 7.543 woningen. Hiervan is ruim 60% een koopwoning. In 2004 was dit nog 55%. Circa 90% van de woningvoorraad dateert van voor 2000. De verdeling van de woningen binnen de stad Rhenen is als volgt (cijfers 2010):

Wijk Aantal woningen (1/1/2010)
Binnenstad 505
Rhenen-Oost (Cunera, Vogelenzang, Grebbekwartier, Bruine Eng)) 1.210
Rhenen-West (Molenberg, Donderberg, Koerheuvel) 1.180
Rhenen-Noord (Rhenen Hoog, Domineesberg, Helling Bergweg) 1.700
Totaal 4.595

Bron: CBS, kerncijfers wijken en buurten

Daarmee staat circa 61% van de woningen in de stad Rhenen. Gerelateerd aan de bevolkingcijfers, betekent dit dat de gemiddelde huishoudengrootte in de stad Rhenen lager ligt dan in de andere kernen en het buitengebied.


Voorzieningen

De stad Rhenen beschikt over een goed voorzieningenniveau en functioneert ook als bescheiden regionaal centrum voor de omliggende dorpen binnen de gemeente. Er zijn meerdere scholen, kerken, sportvoorzieningen en medische voorzieningen. Ook het gemeentehuis is in de stad Rhenen gelegen. Al deze voorzieningen komen in het plangebied voor.


Detailhandel en horeca

Voor de dagelijkse boodschappen kan men goed terecht in de stad, terwijl de binnenstad ook een, weliswaar bescheiden, winkelaanbod aan niet-dagelijkse goederen toont. Voor een plaats van deze omvang is het winkelaanbod goed te noemen en dat is bijzonder met grote koopcentra als Wageningen, Ede en Veenendaal in de directe nabijheid. Het toerisme in relatie met de aantrekkelijke binnenstad zal daar aan bijdragen. Dat zorgt er ook voor dat de horeca goed vertegenwoordigd is. Rhenen is een belangrijk toeristische uitvalsbasis.


Buiten de binnenstad liggen verspreid door de stad enkele solitair gelegen detailhandelsvestigingen. Een kleine concentratie aan detailhandel is te vinden in het buurtwinkelcentrum aan de Valleiweg. Horeca bevindt zich buiten de binnenstad met name langs de uitvalswegen en een enkele snackbar in de buurt.


Werken

De bedrijvigheid in de stad Rhenen is vooral te vinden in het Grebbekwartier-Noord langs de Levendaalseweg en Radboudweg. Hier komen verspreid bedrijven voor in een gebied dat een woonwerkkarakter heeft. Verspreid diir de stad, met een zwaartepunt rondom de binnenstad, komen ook enkele kantoren voor. Verder bestaat de werkgelegenheid in de stad met name uit de in de vorige paragraaf genoemde voorzieningen en horeca.

Het bedrijventerrein van Rhenen ligt op enige afstand ten westen van de stad in Remmerden. Hier zijn de meer grootschalige (en meer hinderlijke) bedrijven te vinden. Meer recent is ten oosten van de spoorkruising bij de Bergweg een kantoor- en bedrijfspark ontstaan. Ook dit werkgebied valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.


Verkeer en vervoer

Rhenen ligt op een kruispunt van provinciale wegen en is die zin goed ontsloten voor gemotoriseerd vervoer richting de omliggende plaatsen en de rijkswegen A12, A15 en A50. De Rijnbrug bij Rhenen is een belangrijke verbinding tussen De Betuwe en de Utrechtse Heuvelrug/De Gelderse Vallei en kan zeker in de spits zeer druk zijn en tot opstoppingen op het aansluitende wegennet leiden.

In Rhenen zelf zijn de Utrechtsestraatweg/Herenstraat/Grebbeweg, de Nieuwe Veenendaalseweg en de Bergweg belangrijke ontsluitende routes. Deze worden grotendeels gevoed door Paardenveld, Domineesweg en Achterbergsestraatweg vanuit de verschillende wijken.


Het parkeren is binnen de stad op verschillende manieren geregeld. In het algemeen is sprake van langsparkeren in de woonwijken. Her en der is sprake van gebundeld bewonersparkeren, zoals bij etagebouw en in woonerven. In en om de binnenstad en ook bij Vogelenzang, ook is sprake van het gebruik van parkeergarages onder de bebouwing. Verder liggen er aan de rand van de binnenstad enkele grote parkeerterreinen ten behoeve van bezoekers.


Over de ontsluitingsroutes in de stad lopen ook de belangrijkste buslijnen richting Utrecht, Wageningen en Veenendaal. Daarnaast beschikt Rhenen over een NS-station aan de spoorlijn Utrecht-Rhenen. Deze trein rijdt volgens een halfuur dienstregeling.


Groen

Rhenen heeft een bijzondere ligging tegen de flank van de Utrechtse Heuvelrug en de binnenstad direct naast de uiterwaarden. Landschap in de vorm van uitgestrekte riviergezichten en besloten bosgebieden zijn dan ook vanuit de stad op diverse locaties te beleven. In de bebouwde kom zelf komen binnen de wijken groenstructuren voor die veelal doorlopen tot het buitengebied. In deze groenvoorzieningen zijn meestal ook speelvoorzieningen te vinden. Rondom de binnenstad is een min of meer rondgaande groenstructuur aanwezig met het plantsoen aan de noordzijde en de uiterwaarden en kleinschalige agrarische percelen aan de zuid- en westzijde.

Natuur

Rhenen ligt in het Nationaal Landschap Rivierenland en in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Neder-Rijn'. In het plangebied zelf zijn deze natuurgebieden niet gelegen. Naast de nieuwbouwontwikkeling van Vogelenzang vindt er ook natuurontwikkeling plaats op deze voormalige steenfabrieklocatie .


Water

Met de ligging op de flank van de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug is er relatief weinig open water aanwezig in Rhenen. Wel is de (Neder-) Rijn alom vertegenwoordigd in het zuidelijk deel van de stad.

Boringvrije zone's

Het noordwestelijke deel van Rhenen valt binnen de boringsvrije zone van de drinkwaterwinning Rhenen. Binnen deze zone geldende beperkende voorwaarden voor ontwikkelingen. Deze zijn vastgelegd in de provinciale milieuverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0004.png"

Kaart boringsvrije-zone's, gedeelte Rhenen (bron: provincie Utrecht)

Waterkering

De Buitenomme en een klein deel van de Veerweg hebben een functie als waterkering. Het betreft een zomerkade met een overstromingsnorm van 1:200. De kering beschermt het laaggelegen gebied van de oude kern van Rhenen tegen hoogwater uit de Nederrijn. De overstromingsnorm van de zomerkade is lager dan de pimaire waterkering langs de Nederrijn.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Het nationale, provinciale, regionale en lokale beleid is geïnventariseerd en geanalyseerd (zie Bijlage1 Beleidskader). Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft dit beleid veelal geen invloed op de inhoud van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de volgende punten:

  • Rhenen is gelegen in het nationale landschap Rivierengebied. De ontwikkelingen die in dit gebied plaatsvinden, moeten bijdragen aan de kernkwaliteiten van dit landschap. In het bestemmingsplan wordt hieraan invulling gegeven door de cultuurhistorische waarden van de binnenstad te beschermen;
  • de 'Visie Bovenstad Rhenen' geeft ontwikkelingsrichtingen aan voor het deel van de binnenstad ten noorden van de Frederik van der Paltshof. In het bestemmingsplan is met deze visie rekening gehouden door een zekere flexibiliteit in gebruik toe te staan in met name oude bedrijfs- en winkelpanden en middels de bescherming van waarden in een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht';
  • het rapport "Binnenstad-Rhenen, input cultuurhistorie voor het bestemmingsplan Rhenen Stad 2012" is opgesteld ten behoeve van het borgen van de cultuurhistorische waarden van de Rhenense binnenstad. In het bestemmingsplan is dit verwerkt door de opname van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en het opnemen van de aanduiding 'karakteristiek' voor monumenten en MIP-objecten categorie 1;
  • voor Rhenen is er een woningprogramma van 850 woningen voorzien tussen 2002 en 2015 volgens de regionale structuurvisie WERV (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal). Als belangrijkste ontwikkellocatie wordt Rhenen-Zuidoost genoemd. Volgens de stedenbouwkundige structuurvisie Elst, Achterberg, Rhenen, woningbouwlocaties tot 2020, bedraagt het woningprogramma tot 2020 tussen de 650 en 750 woningen. In dit bestemmingsplan worden enkele nieuwbouwlocaties opgenomen. Deze hebben echter al een afzonderlijke planologische procedure gevolgd (zie ook Hoofdstuk 2).

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Hoofdopzet

Het bestemmingsplan voor de stad Rhenen is een conserverend plan. Dat houdt in dat het plan zoveel mogelijk aansluit bij de bestaande planologische rechten en situatie in de stad. In die zin verandert er weinig voor bewoners en ondernemers in Rhenen.

Flexibiliteit

In een dynamisch gebied als de binnenstad is echter ook enige flexibiliteit gewenst. Deze flexibiliteit komt tot uiting in het gebruik van flexibele bestemmingen waarbinnen een mix van functies mogelijk is. Het betreft de bestemmingen 'Centrum-1', 'Centrum-2', 'Centrum-3', 'Gemengd-1', 'Gemengd-2' en 'Gemengd-3'.

De bestemming 'Centrum' is neergelegd in het (kern)winkelgebied van Rhenen. De bestemming 'Centrum-1' is het meest algemeen waarin zowel detailhandel, dienstverlening, bedrijvigheid, horeca (categorie 1) zijn toegestaan en wonen op de verdiepingen. De bestemming 'Centrum-2' is bedoeld voor de kiosk aan de Frederik van der Paltshof. De bestemming 'Centrum-3' is gebruikt voor de ontwikkeling van het project Binnenstad-Oost en kent middels aanduidingen verschillende projectgebieden.

De bestemming 'Gemengd' is gebruikt voor panden buiten het kernwinkelgebied waar een mix van functies al vigerend mogelijk is of in de toekomst wenselijk is. Het betreft met name enkele panden in de binnenstad en enkele verspreid door de stad gelegen panden. Binnen 'Gemengd-1' zijn bedrijvigheid en kantoren toegestaan met wonen op de verdiepingen. Ditzelfde geldt voor 'Gemengd-2' met uitzondering van het wonen. De bestemming 'Gemengd-3' is opgenomen voor een buurtwinkelcentrum aan de Valleiweg en een pand aan de Bontekoestraat. De bestemming is grotendeels gelijk aan 'Gemengd-1' met dien verstande dat detailhandel en wonen op alle bouwlagen is toegestaan.


Bebouwing

Het conserverende karakter komt goed tot uiting in de in het plan opgenomen bouwvlakken rondom de bebouwing. Deze bouwvlakken zijn overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. De bouwvlakken liggen in de regel strak om de bestaande bebouwing heen, met name aan de voorzijde en de aan openbare ruimten gelegen zijgevels. Voor woningen in woongebieden wordt uitgegaan van zekere standaarddiepten van de bouwvlakken. Deze bedraagt 10 m bij aaneengebouwde woningen, 12 m bij half-vrijstaande woningen en 15 m bij vrijstaande woningen.


De hoofdgebouwen dienen binnen de bouwvlakken te blijven. De goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen is aangegeven op de verbeelding en waar nodig voorzien van een maximaal bebouwingspercentage.


De erfregeling

Ten aanzien van het bouwen van bijbehorende bouwwerken (zoals aan- en uitbouwen en bijgebouwen) sluit de regeling aan bij de definitie van het achtererf, zoals deze in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden gehanteerd. Op dit achtererf mag worden gebouwd. Dit betreft het erf aan de achterkant van de woning en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.


Het openbaar toegankelijk gebied betreft:

  • openbaar groen: parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor publiek algemeen toegankelijk zijn;
  • openbare wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
  • openbaar water: water (bijvoorbeeld een sloot, gracht, kanaal, rivier of vijver) dat voor enig gebruik open staat voor publiek. Hierbij valt te denken aan bevaarbaar water voor zowel beroeps- en pleziervaart, maar ook wateren waar het is toegestaan te zwemmen of te vissen en dergelijke.


De volgende voorbeelden verduidelijken wat als achtererfgebied wordt gezien.


afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0005.png"
De voorgevel

Voor de bepaling van het achterefgebied is ook het bepalen van de voorgevel (voorkant van het gebouw) van belang. De voorgevel wordt gedefinieerd als de naar de weg of openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangerekend. In onduidelijke gevallen is op de verbeelding expliciet de voorgevel aangeduid middels de aanduiding 'gevellijn'.

De maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Voor het op deze wijze bepaalde achtererfgebied is in de bestemming 'Wonen' een erfregeling opgenomen die voor de meeste percelen inhoud dat maximaal 25% van het erf mag worden bebouwd tot een maximum van 125 m². De toegestane goot- en bouwhoogte bedraagt 3, respectievelijk 4,5 m.

Overkappingen

Overkappingen vallen onder de definitie bijbehorende bouwwerken. Deze bijbehorende bouwwerken zijn in de bestemming Wonen aan bouwregels verbonden. De overkappingen zijn ook binnen het bouwvlak van de volgende bestemmingen toegestaan: Agrarisch, Bedrijf, Centrum - 1 t/m 3, Detailhandel, Gemengd - 1 t/m 3, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk en Sport. Hier zijn expliciet regels opgenomen voor de bouwhoogte.


De historische binnenstad

De binnenstad van Rhenen heeft zwaar te leiden gehad van oorlogsgeweld. De stedenbouwkundige verkaveling is echter nog grotendeels gaaf gebleven. De bestaande en de gerestaureerde historische bebouwing, alsmede de daar goed bij aansluitende naoorlogse bebouwing levert een herkenbaar en karakteristiek beeld op van de binnenstad. Tezamen met de groenstructuur en stadsmuur rondom de binnenstad levert dit een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig waardevol geheel op (zie ook bijlage 2.2.7)

Om deze waarden te beschermen is de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. Hierin zijn de waardevolle elementen en structuren van de binnenstad beschreven en gekoppeld aan specifieke bouwregels. Monumentale en karakteristieke panden zijn aangeduid als 'karakteristiek' en voorzien van een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken.

5.2 Bijzondere Onderwerpen

Wonen (boven winkels)

Om de levendigheid in de binnenstad en de woonfunctie in de binnenstad te vergroten en te verbeteren, wordt beleid gevoerd om de woonfunctie in de binnenstad te versterken. Tegelijk wordt hiermee ook een bijdrage geleverd aan de vergroting van het economische draagvlak van (winkel)-voorzieningen in het centrumgebied, wat de verscheidenheid ten goede komt. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie in het centrum te handhaven en waar mogelijk te versterken.

Er wordt vanwege het specifieke karakter van de binnenstad gekozen voor het zoveel mogelijk 'nevenschikken' van de verschillende functies, zoals verblijven, ontspanning, cultuur, wonen, werken en detailhandel. Dit betekent dat een binnenstedelijk woonomgeving in beginsel onrustiger is dan de woonomgeving in de omliggende wijken. Wie in de binnenstad gaat wonen, maakt feitelijk een keuze waarbij een wat hogere tolerantie nodig is ten aanzien van levendigheid en geluid, met name in de gebieden die zijn bestemd als 'Centrum-1, 2 of 3' en 'Gemengd-1,2 en 3'.

In het kernwinkelgebied (bestemming 'Centrum'-1) overheersen niet-woonfuncties, met name detailhandel (en horeca). Ter plaatse wordt op de begane grond zoveel mogelijk een aaneengesloten winkelfront nagestreefd. Het is dan ook niet wenselijk om op de begane grond de woonfunctie te stimuleren. Op de bovengelegen verdiepingen wordt wonen juist wel toegestaan en in die zin gestimuleerd.


Regeling aan huis verbonden beroep/kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis

In het bestemmingsplan worden beroep- en bedrijf aan huis bij woningen (met een bestemming Wonen, Centrum-1, Centrum-3, Gemengd-1 of Gemengd-3) toegestaan. Hiermee wordt een invulling gegeven aan de maatschappelijke wens om op kleine schaal ook zelfstandig activiteiten te ontplooien en blijft de woon- en leefomgeving levendig. Dit uiteraard wel tot een bepaalde grens. Overlast in de vorm van een te grote parkeer- of parkeerdruk of bijvoorbeeld geluidhinder wordt niet toegestaan. Het gaat om activiteiten die naar aard en visuele aspecten in overeenstemming te zijn met het woonkarakter.


De regeling voorziet in een uitoefening van beroep en bedrijf aan huis van niet meer dan 25 m2. In afwijking daarop kan tot 50% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken worden toegestaan, hierbij moet dan wel worden voorzien in extra parkeerplaatsen zoals weergegeven in de opgenomen tabel. Verder mag er geen detailhandel worden uitgeoefend en dient in ieder geval de bewoner van de woning het beroep- en/of bedrijf aan huis uit te oefenen.


Bed&Breakfast

Ten behoeve van het verruimen van de gebruiksmogelijkheden van de woningen, de leefbaarheid en de bijzondere positie van Rhenen in een aantrekkelijk recreatief gebied, wordt het bij recht in de bestemming Wonen toegestaan een Bed&Breakfast te starten. Dit is wel verbonden aan enkele voorwaarden.

In een woning mogen maximaal vijf kamers worden gebruikt met een maximum van 10 slaapplaatsen. De woning dient overwegend haar woonfunctie te behouden (geen pension) en er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en op de parkeerdruk.


Mantelzorg

De laatste tijd neemt de roep om meer mogelijkheden voor mantelzorg bij huis toe. De gemeente wil hieraan gehoor geven, maar wel op een wijze die voorkomt dat er verkapte nieuwe woonbebouwing wordt toegevoegd. Dit betekent dat een regeling zal worden opgenomen om bij afwijking een tijdelijke woonunit kan worden geplaatst en gebouwd of een bijbehorend bouwwerk als tijdelijke woonunit kan worden aangewezen. Dit onder voorwaarden.


Onderdoorgangen

Op enkele plekken in de binnenstad zijn onderdoorgangen te vinden. Om te voorkomen dat onderdoorgangen verdwijnen zijn deze apart aangeduid met als voorwaarde dat de onderdoorgang gehandhaafd moet blijven.


Casino

In Rhenen komt aan de Koningshof een casino voor. Dit bedrijf met kansspelen is in het plan als zodanig aangeduid en alleen op die locatie mogelijk.


Wijziging bestemming 'Bedrijf' in 'Wonen'

In het Grebbekwartier-Noord is het, conform het vigerende bestemmingsplan, mogelijk de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van woningen. Wel dient er geen sprake te zijn van bodemverontreiniging en dienen er ook geen andere milieukundige bezwaren te bestaan.

5.3 Nieuwe Ontwikkelingen

In Rhenen spelen enkele nieuwe ontwikkelingen die recent gerealiseerd zijn, in ontwikkeling zijn of in de toekomst mogelijk tot realisatie komen. Hieronder zijn de belangrijkste van deze ontwikkelingen beschreven. Aangegeven is hoe met deze ontwikkelingen in dit bestemmingsplan wordt omgegaan.


Vogelenzang

De locatie Vogelenzang is een grote ontwikkellocatie aan de rand van Rhenen. Het terrein is 21 ha groot, waarvan bijna 7 ha is bedoeld voor woningbouw. Het plan behelst de bouw van ruim 230 woningen, waarvan 40% in de sociale sector.

In 2011 is de laatste hand gelegd aan een definitief stedenbouwkundig ontwerp. Planologisch krijgt het project een eigen bestemmingsplanprocedure. Het bestemmingsplan is op 24 januari 2012 vastgesteld. Dit bestemmingsplan valt buiten het plangebied van het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012'.


Rankterrein

Op deze locatie heeft vroeger een basisschool gestaan. Het terrein wordt nu bebouwd ten behoeve van 32 appartementen door de Rhenense Woningstichting.

Voor dit project is een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend waarbij de uitvoerbaarheid is toegelicht. Het plan zal worden opgenomen in dit bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012'.


Binnenstad Oost

Dit project voorziet in de bouw van een parkeergarage, winkelruimte, koop- en huurappartementen en een aantal grondgebonden woningen. Het voormalige jongensinternaat aan de Herenstraat blijft gehandhaafd. De overige bebouwing wordt gesloopt. Met de ontwikkeling wordt voorzien in een kwalitatieve impuls van dit deel van de binnenstad.

Voor deze ontwikkeling is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan zal nu worden overgenomen in dit bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012'.


Rankterrein

Het appartementencomplex op het terrein van de voormalige Rankschool is inmiddels klaar. Het betreft de bouw van 32 appartementen en bergingen. Verder zijn openbare parkeerplaatsen en een speelvoorziening in het plan opgenomen.

In dit bestemmingsplan wordt de nieuwe situatie opgenomen conform de bouwtekeningen behorende bij de planologische vrijstelling waarmee dit project is gerealiseerd.


De Tollekamp

Aan de Nieuwe Veenendaalseweg 51 heeft nieuwbouw plaatsgevonden van de Tollekamp. De nieuwbouw past vrijwel geheel in het vigerende bestemmingsplan, met uitzondering van de bouwhoogte. Dit betrof een overschrijding van bijna 44 cm. Hiervoor is een ontheffingsprocedure gestart.

In dit nieuwe bestemmingsplan wordt de situatie bestemd conform de nieuwe situatie.


Rhenen-Noord

In het gebied tussen Achterbergsestraatweg, Lijsterberg en Valleiweg zullen de aanwezige drie flats worden gesloopt (met in totaal 72 woningen) en vervangen door nieuwbouw. Dit project wordt uitgevoerd door de Rhenense Woningstichting. In het gebied is het de bedoeling ook 24 niet-zelfstandige wooneenheden te bouwen. Mogelijk wordt in het gebied ook een oplossing gevonden voor de uitbreidingsbehoefte van de supermarkt aan de Valleiweg.

Dit project is in ontwikkeling. Het definitieve eindbeeld is nu nog niet aanwezig. De ontwikkeling zal dan ook worden voorzien van een zelfstandige planologische procedure. In dit bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' zal de bestaande situatie worden opgenomen.


Vreewijk

De wijk Vreewijk is een tuindorp uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De bebouwing en stedenbouwkundige structuur is karakteristiek, maar de huizen zijn zodanig sterk verouderd dat door de gemeenteraad is gekozen voor sloop van de 82 woningen. Deze zullen worden vervangen door nieuwbouw.

De planvorming kan nu verder worden uitgewerkt. Middels een afzonderlijk bestemmingsplan zal het plan vervolgens planologisch mogelijk worden gemaakt. In dit bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' wordt voor zolang nog de bestaande situatie opgenomen.


Overige plannen

Een aantal kleinschalige inbreidingen of functiewijzigingen krijgen, waar mogelijk en wenselijk, een plek binnen het bestemmingsplan. Het gaat dan om ontwikkelingen waarvoor de uitvoerbaarheid al is aangetoond en die kunnen meeliften met de opstelling van dit bestemmingsplan. Het gaat om de volgende kleine inbreidingen of functiewijzigingen:

  • Achterbergsestraatweg 8-10. Hiervoor is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld dat is vastgesteld op 25 oktober 2011. Dit plan wordt opgenomen in voorliggend bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012'.


Visie Bovenstad

Verder wordt in dit bestemmingsplan waar mogelijk rekening gehouden met de Visie Bovenstad. In dit deel van de binnenstad zijn een aantal verzoeken voor bouwinitiatieven gekomen. Om deze goed en in samenhang te kunnen beoordelen is de Visie Bovenstad opgesteld. In het gebied dient de historische sfeer behouden te blijven en waar mogelijk te worden versterkt. Een menging aan functies is passend voor het gebied, mits kleinschalig en zonder overlast van omwonenden. Er worden drie gebieden onderscheiden met voor elk gebied een andere strategie.

Waar mogelijk zal in dit bestemmingsplan worden aangesloten bij deze visie. Dit zal zich concreet uiten in de opname van flexibele bestemmingen waarbinnen meerdere functies mogelijk zijn.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. De uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald aan de hand van een toets op diverse milieuaspecten, cultuurhistorie, natuur en water.

6.2 Milieuonderzoeken

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. De uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald aan de hand van een toets op diverse milieuaspecten, cultuurhistorie, natuur en water.


Het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' is een conserverend plan zonder nieuwe ontwikkelingen. Het uitvoeren van onderzoeken ten behoeve van het bepalen van de uitvoerbaarheid is dan ook niet aan de orde. Wel zal er een toets moeten plaatsvinden op alle genoemde aspecten of er planologische belemmeringen uit voort vloeien die om een regeling vragen in het bestemmingsplan. In onderstaande tabel is voor elk van de thema's aangegeven of de huidige situatie aanleiding geeft tot het opnemen van specifieke regelingen in het bestemmingsplan.

Voor een meer uitgebreide achtergrondbeschrijving van de verschillende aspecten wordt verwezen naar Bijlage 2 Onderzoeksthema's.

Uitvoerbaarheidsthema Opgenomen regeling
Archeologie Opnemen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' voor de gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
Cultuurhistorie Opnemen dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' voor de binnenstad. Aanduiding 'karakteristiek' opnemen voor de gemeentelijke Rijks- en MIP-objecten categorie 1.
Bodem Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Milieuzonering Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Geur Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Geluid Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Lucht Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.
Externe veiligheid Opname van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' ten behoeve van de aanwezige gasleiding in het noordwesten van het plangebied.
Water Opname van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' ten behoeve van de zomerkade (overige waterkering) langs de Buitenomme/Veerweg.
Natuur/ ecologie Leidt niet tot de opname van een regeling in het bestemmingsplan.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' is conserverend van aard. De bestaande vigerende rechten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De verwachting is dan ook dat er geen sprake zal zijn van planschade.


Verder zijn er geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen, die niet al middels een eigen planologische procedure zijn getoetst op onder meer de economische uitvoerbaarheid.


Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.


De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.


In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

7.2 Plansystematiek

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.


Regels

Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2008 worden ook conform de SVBP2008 overgenomen.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2008 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.


Het peil is in Rhenen een belangrijk begrip gezien de voorkomende hoogteverschillen. Het peil is als volgt gedefinieerd:

  1. 1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw en waar geen sprake is van een hoofdgebouw de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het bouwwerk.


Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.


Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.


Bouwregels

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de (hoofd)gebouwen, de bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


Nadere eisen

Het stellen van nadere eisen is alleen mogelijk als het bestemmingsplan zelf al regels stelt (primaire eisen). Daar in nagenoeg alle bouwregels eisen zijn gesteld aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, kunnen daaraan nadere eisen worden gesteld.


Met behulp van deze nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders extra eisen stellen ten behoeve van de bijvoorbeeld de ruimtelijke kwaliteit, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de externe veiligheid.


Afwijken van de bouwregels

Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak. Deze voorwaarden dienen helder en toetsbaar te zijn.


Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan.


Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Van de geformuleerde gebruiksregels kan onder voorwaarden worden afgeweken. Deze voorwaarden dienen helder en toetsbaar te zijn.


Omgevingsvergunning

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van een aanlegvergunning.


Wijzigingsbevoegdheden

In een enkele bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk wijzigingsplan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.


Bestaande situatie

In de bestemmingsregels wordt mede verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt plaats om van het plan afwijkende maten, oppervlakten en aantallen niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's, de kappenkaart en de cyclomedia, aangevuld met het gemeentelijk bouwdossier en fotoarchief, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

7.3 De Bestemmingen

In het bestemmingsplan 'Rhenen Stad 2012' komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch;
  • Bedrijf;
  • Bedrijf - Nutsvoorziening;
  • Bos;
  • Centrum-1;
  • Centrum-2;
  • Centrum-3;
  • Detailhandel;
  • Gemengd-1;
  • Gemengd-2;
  • Gemengd-3;
  • Groen;
  • Horeca;
  • Kantoor;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk - Begraafplaats;
  • Sport;
  • Tuin;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Garagebox;
  • Verkeer - Railverkeer;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Wonen.

Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Leiding - Gas;
  • Waarde - Archeologie 2;
  • Waarde - Archeologie 3;
  • Waarde - Beschermd stadsgezicht;
  • Waterstaat - Waterkering.


Met dubbelbestemmingen worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de 'onderliggende' bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.


Hieronder volgt een beschrijving van de in het plan opgenomen (dubbel)bestemmingen.


Agrarisch

Aan de Kastanjelaan liggen enkele agrarische percelen. Deze hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Deze gronden kunnen worden gebruikt voor grondgebonden landbouw. Er is verder geen bebouwing op gelegen of mogelijk.


Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor bedrijfsvestigingen binnen het plangebied. Deze komen verspreid voor door het plangebied met een zwaartepunt rondom de binnenstad en in de wijk Grebbekwartier-Noord.

Binnen de bestemming zijn bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk. Waar sprake is van een bedrijf in een hogere categorie, is deze expliciet toegestaan middels een aanduiding, zoals voor de zand- en grindhandel ten zuiden van de binnenstad. Groothandel en detailhandel is binnen de bestemming niet toegestaan, aan de bedrijfsactiviteiten verbonden detailhandel is wel toegestaan. Een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder lpg) is alleen daar toegestaan waar aangeduid. De aanduiding 'kantoor' is neergelegd waar ook kantooractiviteiten zijn toegestaan. Verder dient bedrijfsmatige opslag achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst.


Een bedrijfswoning is toegestaan daar waar aangeduid. In een enkel geval zijn er meerdere woningen aanwezig. Ook deze zijn afzonderlijk aangeduid.

Bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden geplaatst. Daar waar aangeduid mag een bedrijfswoning worden gebouwd met een maximale inhoud van 600 m3.


Afwijken

Middels een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk bedrijven te vestigen uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1 en 2.

Wijzigen

Voor de bedrijven in Grebbekwartier-Noord is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Onder voorwaarden is het dan mogelijk de bedrijfsactiviteiten te beëindigen en te vervangen door woningbouw. De voorwaarden betreffen met name de maatvoering van de woningen, zodat de bebouwing aansluit bij de omgeving. In het verleden hebben in dit gebied meerdere van dergelijke wijzigingen plaatsgevonden.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld om de meer grootschalige nutsvoorzieningen in het openbare gebied te bestemmen. Het gaat dan om nutsvoorzieningen met een groter oppervlak dan 30 m2 en/of een goot- en bouwhoogte die de 4 m overstijgt. Waar sprake is van een meer dan 5 meter hoge zendmast is deze specifiek aangeduid als 'antennemast'.


Bos

Deze bestemming bevindt zich in het noordwesten van het plangebied. Hier reikt de bebouwde kom tot aan het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug. Deze bestemming waarborgt de bescherming van het bos als onderdeel van het natuurgebied van de Utrechtse Heuvelrug. Extensief recreatief medegebruik is mogelijk. Tevens is voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen deze bestemming een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld, ten behoeve van het behoud van het bos en het reliëf.


Centrum-1

Deze bestemming wordt gelegd op het kernwinkelgebied langs de Frederik van der Paltshof, de Molenstraat en de omgeving van de Plantsoenstraat. De winkel- en verblijffunctie staan binnen deze bestemming centraal.

Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegestaan. Op de begane grond zijn toegestaan de functies detailhandel, dienstverlening, kantoren, bedrijvigheid (categorie 1), ambachtelijke bedrijvigheid en horeca in de categorie 1 (van Staat van horecaactiviteiten) toegestaan. Wonen mag plaatsvinden op de verdiepingen, hier is tevens een beroep- en bedrijf aan huis onder voorwaarden mogelijk. Alleen daar waar aangeduid is horeca in de categorieën 2 of 3 toegestaan.

Hiermee wordt recht gedaan aan de winkel- en verblijfsfunctie die dit gebied in hoofdzaak heeft. Wonen op de begane grond wordt hier dan ook niet toegestaan (tenzij planologisch al gegund en aanwezig).


Bebouwing dient binnen het bouwvlak plaats te vinden met dien verstande dat ze gebouwd worden op de voorste bouwgrens. Verder dienen gebouwen zijn te voorzien van een kap van niet minder dan 40 graden. De toegestane goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.
Ten aanzien van het wonen op de verdiepingen is tevens de beroep en bedrijf aan huis regeling opgenomen.


Afwijken

Middels een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.

Ook middels een afwijking afwijken is het mogelijk horeca van categorie 2 of 3 te vestigen binnen de bestemming.

Tevens is het via een afwijking mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.


Centrum-2

Deze bestemming geldt alleen voor de kiosk aan de Frederik van der Paltshof. Binnen de bestemming is detailhandel, dienstverlening en horeca categorie 1 (van Staat van horeca-activiteiten) mogelijk.


Bebouwing is alleen mogelijk binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven.


Centrum-3

De bestemming 'Centrum-3' is gelegd op het ontwikkelingsgebied van de Binnenstad-Oost. Binnen deze bestemming zijn een viertal projectgebieden aan te wijzen waarbinnen verschillende functies mogelijk zijn. Deze zijn specifiek als volgt aangeduid:

  • 'specifieke vorm van centrum 3 - project 1': hier is kantoor, dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen toegestaan op ondergrondse bouwlaag en wonen op overige bouwlagen;
  • 'specifieke vorm van centrum 3 - project 2': hier is detailhandel, dienstverlening en parkeren toegestaan op de tweede ondergrondse bouwlaag. Dienstverlening, detailhandel en horeca categorie 1 toegestaan op eerste ondergrondse bouwlaag en langs de Plantsoenstraat. detailhandel en horeca categorie 1 en 2 op de begane grond en wonen op de overige bouwlagen;
  • 'specifieke vorm van centrum 3 - project 3': hier is parkeren toegestaan op de ondergrondse bouwlagen en kantoor, dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen op de ondergrondse bouwlaag en begane grond. Wonen is toegestaan op de overige bouwlagen;
  • 'specifieke vorm van centrum 3 - project 4': hier is wonen toegestaan, evenals een beroep- en bedrijf aan huis onder voorwaarden.


Een specifieke gebruiksregel bepaalt verder dat er binnen de bestemming in totaal niet meer dan 110 woningen mogen worden gebouwd en de maximale bedrijfsvloeroppervlakte aan detailhandel en dienstverlening niet meer mag bedragen dan 2.550 m².


Afwijken

Tevens is het via een afwijking mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.


Detailhandel

De bestemming Detailhandel is opgenomen voor verspreid in het plangebied liggende detailhandelsvestigingen buiten de binnenstad. Binnen de bestemming is een bedrijfswoning, waar aangeduid, toegestaan.

Gemengd-1

De bestemming Gemengd-1 is opgenomen voor bebouwing aan de Kloosterstraat en de Hofstraat. Hier wordt een zekere menging van functies toegestaan. Het gaat dan zowel om de vigerend toegestane bedrijfsactiviteiten (categorie 1 en 2) als om ambachtelijke bedrijvigheid, kantoren en wonen op de verdiepingen. Bij de woning is ook een beroep en bedrijf aan huis onder voorwaarden mogelijk.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te staan en de goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.


Afwijken en wijzigen

Middels een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk bedrijven te vestigen uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1 en 2.

Tevens is het via een afwijking mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.


Gemengd-2

Deze bestemming komt ook voor langs de Hofstraat en is gelijk aan 'Gemengd-1' met dien verstande dat alleen bedrijven in categorie 1 zijn toegestaan en dat er geen woonfunctie is toegestaan.


Gemengd-3

Deze bestemming is gebruikt voor een pand aan de Bontekoestraat en verder voor het winkelcentrum aan de Valleiweg. De regeling is gelijk aan die van 'Gemengd-1' met dien verstande dat detailhandel en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan, bedrijvigheid alleen op de begane grond en wonen op alle bouwlagen. Bij de woning is ook een beroep- en bedrijf onder voorwaarden mogelijk.

Afwijken en wijzigen

Tevens is het via een afwijking mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.


Groen

Openbare groengebieden die behoren tot het structurele groen in de bebouwde kom hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Binnen deze bestemming komen bijvoorbeeld parken, speelvoorzieningen en groenstroken voor. Het groen is verspreid door de stad al hebben wijken als Donderberg en Molenberg wel een iets meer robuuste groenstructuur. Verder is de beeldbepalende groenstructuur langs de Nieuwe Veenendaalseweg grotendeels onder de bestemming 'Groen' gebracht.

Uitgangspunt is dat enkel openbaar groen (dus geen particulier eigendom) als 'Groen' wordt bestemd. Kleinschalig groen in de vorm van bermen of tussenstroken bij fietspaden en wegen worden in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' of 'Verkeer' geregeld. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan in de bestemming 'Groen'.


Horeca

De bestemming 'Horeca' is opgenomen voor de horecagelegenheid aan de Cuneraweg. Binnen deze bestemming is het bij recht mogelijk horeca in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van horeca-activiteiten uit te oefenen. Dit betekent feitelijk dat alleen het gebruik als dancing, disco, partycentrum en dergelijke niet is toegestaan.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. In de bestemming wordt de aanwezigheid van één bedrijfswoning, daar waar aangeduid, toegestaan.


Kantoor

De bestemming 'Horeca' is opgenomen voor enkele horecagelegenheden die buiten de binnenstad langs de doorgaande wegen zijn gelegen, met name langs de Herenstraat en de Grebbeweg. Binnen deze bestemming is het bij recht mogelijk horeca in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van horeca-activiteiten uit te oefenen. Dit betekent feitelijk dat alleen het gebruik als dancing, disco, partycentrum en dergelijke niet is toegestaan, tenzij dit specifiek is aangeduid op de verbeelding.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. In de bestemming wordt de aanwezigheid van één bedrijfswoning toegestaan waar aangeduid.


Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is een brede bestemming. Hier is voor gekozen om een flexibel gebruik van de gebouwen mogelijk te maken. Hiertoe bestaat weinig bezwaar gezien de vergelijkbare ruimtelijke uitstraling van de mogelijke functies. Gedacht moet worden aan een kerk, verzorgingstehuis, bejaardentehuis, gehandicaptenzorg, verenigingsgebouwen, onderwijs, openbare dienstverlening, bibliotheek, e.d.

In de begripsomschrijving behorend bij 'maatschappelijke voorzieningen' is geregeld dat ondergeschikte horeca (kantines e.d.) ook bij recht mogelijk zijn. De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. Waar aangeduid zijn bedrijfswoningen toegestaan.


Afwijken en wijzigen

Middels het afwijken van de regels is het mogelijk om het bouwvlak met 15% te vergroten. Dit tot een maximale bouwhoogte van 11,5 m. Hieraan zijn voorwaarden verbonden die hinder voor de omgeving dienen te voorkomen.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen deze bestemming is de begraafplaats aan de Achterbergsestraatweg gelegen. De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven.


Sport

De bestemming 'Sport' is neergelegd op het sportcentrum aan de Groenweg met sporthal en zwembad, op de gymzaal aan de Populierenlaan en op het sportpark Candia.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. Waar aangeduid is een bedrijfswoning toegestaan. Voor het sportpark Candia is het bouwvlak op het gehele terrein gelegd. Wel bedraagt het bebouwingspercentage hier 5%, zodat niet het hele terrein bebouwd kan worden, maar dat wel flexibel gebouwd kan worden.


Afwijken en wijzigen

Bij een omgevingsvergunning kan worden toegestaan dat vrijstaande gebouwen, overkappingen en opslagschuurtjes worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m. Tevens kan met een omgevingsvergunning de toegestane oppervlakte aan gebouwen met maximaal 15% van die oppervlakte worden vergroot, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden die hinder voor de omgeving dienen te voorkomen.


Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen ten behoeve van volkstuincomplexen en voor grotendeels niet-openbare, niet woninggerelateerde tuinen. Deze gronden dienen overwegend onbebouwd te blijven en vrij van verkeer en parkeren. Ze onderscheiden zich van de bestemming 'Groen', omdat het gaat om (grotendeels) niet openbare terreinen.

Andere functies en bijzondere gebouwen of bouwwerken zijn, daar waar ze voorkomen, middels een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt, zoals een garage ten behoeve van stalling en opslag. Alleen bij deze garage is bebouwing toegestaan. Verder zijn alleen kleine bouwwerken toegestaan in de vorm van kweekkasjes en opbergruimten met een hoogte van niet meer dan 0,75 m en een oppervlak van 5 m² per volkstuin.

Verkeer

De doorgaande wegen binnen de bebouwde kom die een ontsluitende functie hebben, krijgen de bestemming 'Verkeer'. Hier vallen onder andere de Nieuwe Veenendaalseweg, het Paardenveld, de N233 (Herenstraat) en de Grebbeweg onder. Binnen deze bestemming zijn wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen en nutsvoorzieningen toegestaan met daaraan gerelateerde bouwwerken.


Afwijken en wijzigen

Bij afwijking kunnen gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 30 m² en een hoogte van maximaal 5 m ten dienste van de bestemming.


Verkeer - Garagebox

De bestemming 'Verkeer - Garagebox' wordt gelegd op gronden waarop een garagebox, niet specifiek behorend bij een woning, aanwezig is. Het gaat hier vaak om rijtjes garageboxen. Deze garageboxen zijn bestemd voor de stalling van (motor-)voertuigen, maar kunnen ook meer algemeen als berging worden gebruikt. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.


Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Dit zijn alle gebieden buiten de hoofdwegen. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, wegen, alsmede groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en water. Binnen deze bestemming is ook planologisch ruimte gemaakt voor ambulante handel en terrassen voor zover bij een horecagelegenheid gelegen. Met een gebiedsaanduiding 'ondergrond parkeren' is aangegeven waar ondergrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan (zoals in het ontwikkelingsgebied Binnenstad-Oost). Verder zijn er terrassen in relatie tot aangelegen horeca mogelijk. Wat betreft bebouwing zijn bouwwerken mogelijk ten behoeve van de functies wegen en parkeervoorzieningen.


Afwijken en wijzigen

Bij afwijking kunnen gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 30 m² en een hoogte van maximaal 5 m ten dienste van de bestemming.


Wonen

De bestemming 'Wonen' betreft alle woonbebouwing. Binnen de bestemming vallen zelfstandige grondgebonden woningen, die specifiek zijn aangeduid als vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd. In het geval van gestapelde woningen (meergezinswoningen) is gebruik gemaakt van de aanduiding 'gestapeld'.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn naast wonen soms ook andere functies toegestaan. Deze functies zijn specifiek aangeduid. Het kan dan gaan om kantoorfuncties, lichte bedrijfsfuncties, detailhandel en zorgwonen waarin combinaties van wonen en zorg mogelijk zijn. Ook de korenmolen is als zodanig aangeduid binnen de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de instandhouding als waardevolle kornenmolen.


Hoofdgebouw

De positie van het hoofdgebouw wordt middels een bouwvlak binnen de bestemming vastgelegd. Deze bouwvlakken variëren in diepte al naar gelang het type woning. Voor vrijstaande woningen bedraagt de diepte 15 m, voor half-vrijstaande woningen 12 m en voor aaneen-gebouwde woningen 10 m. Is in de bestaand situatie sprake van een afwijkende bouwdiepte, dan wordt het bouwvlak aan deze afwijkende diepte aangepast. Voor de goothoogte van hoofdgebouwen wordt minimaal 3,50 m opgenomen. Ook als in de bestaande situatie de goothoogte lager is.

De toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. De woningen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van niet minder dan 30 graden.

Tevens dient de afstand van de woning totaan de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,50 m te bedragen, of minder indien de bestaande afstand reeds minder is dan 2,50 m.


Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op het achtererf, zoals gedefinieerd in de Wabo. Door deze definitie wordt geen gebruik gemaakt van de aanduiding 'erf' om het erf waarop gebouwd mag worden aan te duiden. Om onduidelijkheden te voorkomen, wordt in bijzondere stedenbouwkundige situaties wel de voorgevel aangeduid als 'gevellijn'. Op basis hiervan wordt vervolgens het achtererf bepaald (zie ook paragraaf 5.1).

De regeling betreffende de bijbehorende bouwwerken is in lijn met de 'Beleidsregels Omgevingsvergunning 2010' van de gemeente Rhenen. Dit betekent onder andere dat maximaal 25% van de bij de woning behorende kadastrale percelen mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m². In afwijking van de Beleidsregels Omgevingsvergunning 2010 mag de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,20 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 4,50 m.


Beroep en bedrijf aan huis

Binnen de bestemming is het verder mogelijk een beroep en/of bedrijf aan huis uit te oefenen. De omvang van deze activiteiten mag niet meer bedragen dan 25 m2. In afwijking daarop kan tot 50% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken worden toegestaan, hierbij moet dan wel worden voorzien in extra parkeerplaatsen zoals weergegeven in de opgenomen tabel. Verder mag er geen detailhandel worden uitgeoefend en dient in ieder geval de bewoner van de woning het beroep- en/of bedrijf aan huis uit te oefenen.


Bed&Breakfast

Een bijzonder bedrijf aan huis is het voeren van een Bed&Breakfast. Hiervoor is een specifieke regeling gemaakt waarbij in een woning maximaal vijf kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 10 slaapplaatsen. De woning dient wel overwegend haar woonfunctie te behouden (geen pension) en er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en op de parkeerdruk.


Overig

Tenslotte is specifiek in de bestemming opgenomen dat er een zwembad bij de woningen is toegestaan. Per woning is één zwembad toegestaan en deze dient achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning te worden gebouwd. Verder dient het zwembad minimaal 3 m afstand te houden tot de zijdelingse perceelsgrens en mag het niet meer dan 0,2 m boven het maaiveld uitsteken.


Afwijken en wijzigen

Een afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om inwoning mogelijk te maken.

Tevens is het via een afwijking mogelijk om voor een beroep- en bedrijf aan huis bedrijven te vestigen uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 1.

Mantelzorg wordt tevens via een afwijking mogelijk gemaakt.

Tot slot wordt ook een tijdelijke woonunit bij woningen mogelijk gemaakt via een afwijking.

Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming ligt in het uiterste noordwesten van het plangebied. Op deze manier is de bestaande gasleiding en beschermingszone van de leiding juridisch vastgelegd. Binnen de bestemming mag uitsluitend ten behoeve van de gasleiding worden gebouwd. Ter bescherming van de leiding is tevens een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor onder meer het vergraven van grond en het planten van diepwortelende bomen binnen de dubbelbestemming.


Waarde - Archeologie -2

Voor gebieden met archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. De binnenstad is op de 'Archeologische beleidskaart gemeente Rhenen' aangegeven als van archeologisch waarde. Hieraan gekoppeld is de bestemming 'Waarde - Archeologie -2'.

Binnen deze dubbelbestemming zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Dergelijk onderzoek is niet noodzakelijk op bouwaanvragen waarbinnen de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Verder is een omgevingsvergunning opgenomen ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden )vroegere aanlegvergunning'. Deze vergunning is niet nodig wanneer de bodemingrepen niet verder gaan dan 30 cm onder het maaiveld.


Waarde - Archeologie -3

Voor de gebieden buiten de binnenstad geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie -3'. De regeling is gelijk aan die van de bestemming 'Waarde - Archeologie -2' met dien verstande dat onderzoek niet noodzakelijk is voor plangebieden die niet groter zijn dan 100 m² of bouwaanvragen betreffen waarbinnen de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Voor wat betreft de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Deze vergunning is niet vereist in het geval het plangebied niet groter is dan 100 m² of de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Waarde - Beschermd stadsgezicht

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' dient ter bescherming van de waardevolle elementen en structuren van de binnenstad. Deze waarden worden beknopt geduid in de bestemmingsomschrijving. Voor een nadere duiding van deze waarden is het rapport met het cultuurhistorisch onderzoek over de binnenstad in Bijlage 4 opgenomen. In paragraaf 2.2.7 van bijlage 2 is een samenvatting van de belangrijkste waardestelling uit dit rapport opgenomen.

In de bestemming is verder een beperkte bouwregeling opgenomen die aanvullend is op de bouwregels in de overige aangewezen bestemmingen. Het gaat er om dat de gebouwen in de voorste bouwgrens worden gebouwd en dus niet achter op het bouwvlak komen met de voorgevel te ver van de weg. Verder wordt een kap voorgeschreven voor gebouwen in de binnenstad, met uitzondering van het gebied aangrenzend aan de Bantuin en de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg. De dakhelling van deze kap mag niet minder dan 40 graden bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat zeer lage en weinig karakteristieke kappen ontstaan. Een kap wordt niet vlak afgedekt.

In het geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de binnenstad, waarvoor een planherziening of afwijking noodzakelijk is, dient dit rapport als toetsingskader voor de beoordeling of deze nieuwe ontwikkelingen voldoende rekening houden met de te beschermen cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.


Waterstaat - Waterkering

Deze bestemming wordt gelegd op gronden die vanuit het oogpunt van waterhuishoudkundige doeleinden beschermd moeten worden, in het bijzonder de waterkeringen met de daarbij vanuit de Keur voortvloeiende beschermingszone. Binnen de binnenstad geldt dit voor de zone langs de Nederrijn: meer specifiek de zomerkade langs de Buitenomme/Veerweg.

Binnen deze 30 meter brede dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij ze niet strijdig zijn met het belang van de waterkering en niet hoger zijn dan 3,5 m. Verder is er een regeling opgenomen die bepaalt dat een omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden.


Algemene regels

In de algemene bouwregels is een regel opgenomen ten aanzien van afwijkende maatvoeringen. Dit houdt in dat, waar nu bebouwing legaal afwijkt van in de regels genoemde maatvoeringen, deze bestaande afwijkende maten ook zijn toegestaan.

Daarnaast is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de gronden tevens dienen voor bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen. Hieraan gekoppeld is een sloopverbod in artikel 37 Omgevingsvergunning voor hetslopen van een bouwwerk.

Tenslotte is onderkeldering toegestaan onder (bedrijfs-)woningen en bedrijfsgebouwen tot een diepte van niet meer dan 3 m.

Ter hoogte van de aanduiding 'luchtbrug' is h et mogelijk om een verbindingsbrug voor langzaam verkeer te realiseren van maximaal 6 m hoog.

Tevens vallen kleine nutsvoorzieningen onder deze algemene bouwregels.


In de algemene gebruiksregels zijn enkele vormen van strijdig gebruik opgenomen. Hiermee is expliciet aangegeven wat niet is toegestaan binnen de bestemmingen. Dit betreft het gebruik van bijgebouwen voor bewoning, het opslaan van goederen en materialen die niet ten dienste staan van de bestemming en het gebruik van gronden voor windturbines/windmolens, zendmasten/antennemasten, uitgezonderd daar waar toegestaan.

Uitgezonderd van het strijdig gebruik zijn het gebruik van gronden voor weekmarkten, festiviteiten, evenementen en dergelijke, mits daarvoor vergunning of ontheffing is verleend.

Verder is een regel opgenomen dat bepaald dat bestaand legaal gebruik wordt toegestaan in het geval in het bestemmingsplan uitgegaan wordt van een afwijkend gebruik.

In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden buiten de binnenstad. Het betreft de historische begraafplaatsen in de stad. Middels de gebiedsaanduiding 'ondergronds parkeren' is verder nog aangegeven waar ondergrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan.


De algemene afwijkingsregels bevatten een breed scala aan (kleinschalige) afwijkingen die voor alle bestemmingen kunnen worden gebruikt. Het betreft het kunnen afwijken met niet meer dan 10% van in het plan genoemde maten en afmetingen, het gering aanpassen van wegprofielen het overschrijden met maximaal 1 m van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen, het toestaan van mantelzorg in bijgebouwen of in een tijdelijke woonunit en het toestaan van openbare nutsgebouwen tot een inhoud van 60 m3 en een hoogte van 4 m.

Een regeling is verder opgenomen voor de aanleg van paden, wegen, parkeerplaatsen en bushalten, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en dergelijke. Op deze wijze kan op een flexibele wijze invulling worden gegeven aan herinrichtingen van wegen en voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Deze kunnen middels een afwijking nu ook in andere bestemmingen dan in 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' worden gerealiseerd.

De laatste tijd neemt de roep om meer mogelijkheden voor mantelzorg bij huis toe. De gemeente wil hieraan gehoor geven, maar wel op een wijze die voorkomt dat er verkapte nieuwe woonbebouwing wordt toegevoegd. Dit betekent dat een afwijkingsregeling is opgenomen waarmee een tijdelijke woonunit kan worden geplaatst en gebouwd of een bijbehorend bouwwerk als tijdelijke woonunit kan worden aangewezen. Dit onder voorwaarden.


In de algemene wijzigingsregels is een regeling opgenomen om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn of dat deze in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Aan de andere kant kan de dubbelbestemming ook juist worden neergelegd op gronden waar uit archeologisch onderzoek blijkt dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden bescherming behoeven.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt aan de overlegpartners gestuurd voor overleg. Hierop zijn twee reacties binnengekomen: van de provincie Utrecht (zie Bijlage 5) en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (zie Bijlage 6).

Deze reacties hebben geleid tot een aanscherping en aanvulling op de teksten ten aanzien van water en waterhuishouding. Verder is de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' in beperkte mate aangepast om precies aan te sluiten op de begrenzing die het hoogheemraadschap hanteert.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van donderdag 24 januari 2013 tot en met woensdag 6 maart 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De ontvangen zienswijzen zijn vervolgens samengevat en van een reactie voorzien in de Bijlage 7 Commentaarnota zienswijzen. Diverse wijzigingen zijn in het ontwerpplan doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijzen, deze zijn in de commentaarnota zienswijzen opgenomen onder de 'algehele conclusie' op pagina 22.

8.3 Ambtelijke Wijzigingen

Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan zijn de volgende ambtelijke wijzigingen doorgevoerd:

  • De archeologische regeling in het ontwerpbestemmingsplan was opgesteld conform de regeling van Kern Achterberg 2012. De Omgevingsdienst regio Utrecht heeft vervolgens een zienswijze ingediend op het ontwerpbestemmigsplan Kern Elst 2012. Deze heeft geleid tot noodzakelijke wijzigingen voor de bestemmingsplannen Kern Elst 2012 en Rhenen Stad 2012. Deze wijzigingen in de regels van de bestemming Waarde - Archeologie 3 betroffen een toevoeging aan de bouwregels en een tweetal wijzigingen in de afwijkingen van de bouwregels.
  • Aanpassen benoeming Rijks- en gemeentelijke monumenten en MIP-objecten categorie 1 in de toelichting, deze tevens voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding.
  • Toevoeging reactie van de Omgevingsdienst regio Utrecht, hoofdstuk 8 van de toelichting.
  • Commentaarnota zienswijzen en Nota van Uitgangspunten als bijlage bij de toelichting opnemen.
  • In de regels is de regeling voor dakkapellen iets aangepast conform het advies van de Welstandscommissie.
  • In de regels definitie voor 'tijdelijke woonunit' opnemen.
  • In de regels bij de Bedrijfsbestemming onder strijdig gebruik uitgezonderd functieaanduidingen 'groothandel' en 'detailhandel' toevoegen.
  • In de regels de dakhelling van de woningen wijzigen van 30 naar 20 graden, conform het advies van de Welstandscommissie.
  • Enkele tekstuele wijzigingen in de toelichting.
  • Op de verbeelding de functieaanduidingen van de adressen Grebbeweg 69 en Kuilweg 2-6 koppelen aan het bestemmingsvlak in plaats van aan het bouwvlak.
  • Een gevellijn opnemen aan de zijde van de Cuneralaan voor de woningen Cuneralaan 1A, 1B, 1C en 3.
  • De functieaanduiding 'bedrijfswoning' opnemen binnen de bestemming Horeca voor de percelen Vreewijkplein 1, Acacialaan 5, Nieuwe Veenendaalseweg 60, Utrechtsestraatweg 2A, Herenstraat 50, Herenstraat 75, Grebbeweg 1 en Grebbeweg 69.
  • Aanpassen bouwvlak moskee, Groeneweg 19, aan bestaande bebouwing.
  • Dahliastraat 33: aanduiding “twee-aaneen” ontbreekt deels, dit wordt hersteld.
  • De bouwvlakken van de bestemming Wonen (gs) voor de drie aan de Valleiweg in aanbouw zijnde nieuwe appartementengebouwen aanpassen op de nieuwe plattegronden.
  • Diverse aanpassingen in het openbaar gebied betreffende de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsgebied.
  • Het plangebied van het ontwerpbestemmingsplan “Bergweg 4a” uit de begrenzing van het plangebied “Rhenen Stad 2012” halen.
  • De begrenzing van het plangebied aanpassen:
    1. 1. vanaf hoek Buitenomme-Veerweg in noordelijke richting gehele weg Verkeer-Verblijfsgebied;
    2. 2. vanaf hoek Veerweg-Utrechtsestraatweg in westelijke richting zijkant zuidelijk fietspad volgen met bestemming Verkeer;
    3. 3. dit ook vanaf Utrechtsestraatweg 3 en daar aansluiten op grens bestemmingsplan Buitengebied 2010.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS CATEGORIE
- - nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR GROOTSTE
AF- STAND
01

01
- LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014
016
0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014
016
1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30
10

50
10 50 D
3.1
014
016
3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30
10

50
10 50
3.1
014

016
4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30

10


30
10 30

2
02

02
- BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020 021, 022, 024 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1
15

10, 11
- VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
151


108
8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50


0



50
10 50


3.1
152
102
6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50
10

30
10 50
3.1
1581
1071
0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30
10

30

C
10 30
2
1584
10821
6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30
10

30
10 30
2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1593 t/m 1595
1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10

0


30
C 0 30

2
17
13
- VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175
139
Vervaardiging van textielwaren 10
0

50
10 50
3.1
176, 177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0
10

50
10 50
3.1
18

14
- VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182
141
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10
10

30
10 30
2
183

142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50

10


10
10 50

3.1
19

15
- VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
192
151
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50
10

30
10 50 D
3.1
193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20

16
- HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
205
162902
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10
10

30
0 30
2
21

17
- VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 R 50 3.1
22


58
- UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
2222.6
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10
0

30
0 30
2
2223 1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
2223 1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30 D 2
223
182
Reproduktiebedrijven opgenomen media 0
0

10
0 10
1
24
20
- VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442
2120
0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442
2120
1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50
10

50
50 R 50
3.1
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2466
205903
A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50
10

50
50 R 50
3.1
25

22
- VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
26

23
- VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 231 0 Glasfabrieken:
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263
232, 234
0 Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10
10

30
10 30
2
267
237
0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
2681
2391
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10
30

50
10 50 D
3.1
30

26, 28, 33
- VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30
10

30
10 30
2
31

26, 27, 33
- VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
316
293
Elektrotechnische industrie n.e.g. 30
10

30
10 30
2
32


26, 33
- VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323

261, 263, 264, 331
Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30

0


50
30 50 D

3.1
3210
2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading 50
10

50
30 50
3.1
33


26, 32, 33
- VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33

26, 32, 33
A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30

0


30
0 30

2
35

30
- VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
36

31
- VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0
10

10
0 10
1
362
321
Fabricage van munten, sieraden e.d. 30
10

10
10 30
2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
3663.2
32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30
10

50
30 50 D
3.1
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45
41, 42, 43
1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10
30

50
10 50
3.1
45
41, 42, 43
2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10
30

50
10 50
3.1
45
41, 42, 43
3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0
10

30
10 30
2
51
46
- GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5121
4621
0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30
30

50
30 R 50
3.1
5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131
46217, 4631
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30
10

30
50 R 50
3.1
5132, 5133

4632, 4633
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10

0


30
50 R 50

3.1
5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136
4636
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10
10

30
0 30
2
5137
4637
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30
10

30
0 30
2
5138, 5139
4638, 4639
Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10
10

30
10 30
2
514
464, 46733
Grth in overige consumentenartikelen 10
10

30
10 30
2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2
5154
4674
0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2
5156
4676
Grth in overige intermediaire goederen 10
10

30
10 30
2
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
519

466, 469
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0

0


30
0 30

2
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
6024

494
1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0

0


50
C 30 50

3.1
63
52
- DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30
10

50
C 50 R 50 D
3.1
6312
52109
B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0
0

30
C 10 30
2
64
53
- POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
71


77
- VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712

7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10

0


50
10 50 D

3.1
713
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10
0

50
10 50 D
3.1
714
772
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10
10

30
10 30 D
2
72
62
- COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72

62
A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0

0


10
0 10

1
73
72
- SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30
10

30
30 R 30
2
732

722
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0

0


10
0 10

1
74 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747
812
Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50
10

30
30 50 D
3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0
0

10
0 10
1
75

84
- OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
80 85 - ONDERWIJS
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001

3700
A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9002.1
381
A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50
30

50
10 50
3.1
9002.1
381
B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30
30

50
30 R 50
3.1
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
382
A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50
10

30
10 50
3.1
9002.2
382
A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10
10

30
30 R 30
2
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2
96012
Chemische wasserijen en ververijen 30
0

30
30 R 30
2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Lijst van afkortingen

- niet van toepassing of niet relevant

< kleiner dan

> groter dan

= gelijk aan

cat. categorie

e.d. en dergelijke

kl. klasse

n.e.g. niet elders genoemd

o.c. opslagcapaciteit

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

b.o. bedrijfsoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit

u uur

d dag

w week

j jaar

B bodemverontreiniging, de activiteit geeft een verhoogde kans op bodemverontreiniging

C continu, bij de betreffende milieubelastende activiteiten zijn de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) in bedrijf

D divers, de activiteit kan een grote variatie in milieubelasting vertonen, dit dient per geval nader te worden bezien

L luchtverontreiniging

Z zonering op basis Wet geluidhinder

R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)

V vuurwerkbesluit van toepassing

G goederenvervoer

P personenvervoer

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1

Hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren voor consumptie ter plaatse

  • restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice;
  • bistro;
  • crêperie;
  • lunchroom;
  • koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom;
  • ijssalon;
  • broodjeszaak;
  • croissanterie;
  • hotel.

Categorie 2

Hoofdzakelijk: bereiding van etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse

  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice;
  • cafetaria;
  • snackbar;
  • grillroom;
  • shoarma;
  • fastfood-restaurant;
  • automatiek;
  • snelbuffet;
  • traiteur.

Categorie 3

Hoofdzakelijk: verstrekken van dranken

  • café;
  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • proeflokaal;
  • zaalverhuur.

Categorie 4

Hoofdzakelijk: het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen

  • discotheek;
  • bar-dancing;
  • partycentrum;
  • nachtclub.

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Inleiding

In deze bijlage wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's van de verschillende overheden die relevant zijn voor de stad Rhenen.

1.2 Nationaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Nationale landschappen

Rhenen maakt deel uit van het Nationaal Landschap Rivierengebied. In een Nationaal Landschap is sprake van een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen die tot een typisch Nederlands landschap hebben geleid. De unieke kernkwaliteiten van het gebied dienen te worden behouden en versterkt. Dit wil niet zeggen dat er in deze gebieden geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Deze dienen echter de kernkwaliteiten niet aan te tasten, beter nog, zij leveren een bijdrage aan de kernkwaliteiten.


Ruimte voor de Rivier

De PKB Ruimte voor de Rivier dient twee doelen: primair waarborging van voldoende veiligheid en als tweede doel verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij hoort een concreet maatregelenpakket voor de korte termijn en een doorkijk voor de lange termijn. Voor de Rijntakken streeft het Rijk naar een combinatie van maatregelen in het winter- en zomerbed van de rivieren (buitendijks) met dijkverleggingen en stedelijke bypasses. Voor Rhenen is het project Rivierverruiming Middelwaard van belang. De brug bij Rhenen, die deel uitmaakt van de N-weg tussen Ochten en Veenendaal, versmalt de Rijn bij de Middelwaard. De brug werkt als een flessenhals op de rivier: de afvoer van rivierwater kan veel beter. Voor een goede doorstroming met een hogere afvoercapaciteit zal het rivierbed hier worden verruimd.


Natuurbeschermingswet

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijn-gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.


De Uiterwaarden Nederrijn zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het beschermde deel van de Amerongse Bovenpolder bevat een hoge uiterwaard waar soortenrijke glanshaverhooilanden voorkomen. De overgangen naar de hogere zandgronden zijn van speciale betekenis vanwege de hier voorkomende randen met restanten hardhoutooibos. Belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning). Van enig belang voor enkele soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (ijsvogel). Belangrijk rust- en foerageergebied voor kleine zwaan, kolgans, meerkoet en kievit. Daarnaast van enig belang voor fuut, aalscholver, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, pijlstaart, slobeend, tafeleend, kuifeend, nonnetje, grutto en wulp. Voor de kievit is het één van de belangrijkste pleisterplaatsen.


De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van deze gebieden. Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.


Nota Belvedere

De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De centrale doelstelling van het beleid is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend zal worden voor de inrichting van de ruimte, en dat het rijksbeleid daarvoor goede voorwaarden zal scheppen. De Nota Belvedère richt zich op het in stand houden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit.

1.3 Provinciaal Beleid

Structuurvisie 2005-2015

Onder de (vorige) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is het Streekplan 2005-2015 opgesteld. In het Streekplan staat de gewenste ontwikkeling in een gebied of regio. In het Streekplan en de 3 bijbehorende uitwerkingsplannen wegen we de verschillende ruimtelijke functies en maken we keuzes.

Belangrijke onderwerpen in een streekplan zijn bijvoorbeeld de ruimte voor nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen en de bescherming van natuur, landschap en cultuurhistorie.

In het Streekplan worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
  • Water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt;
  • Infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties;
  • Verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
  • Landelijk Gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.


Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.


Het streekplan streeft onder andere naar de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.

Het streekplan Utrecht is door de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 van rechtswege een structuurvisie geworden.


Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009 is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie heeft de bevoegdheid om provinciale belangen veilig te stellen en te realiseren. Eén mogelijkheid hiervan is de Ruimtelijke Verordening. Hierin staan regels waar de gemeente zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moet houden. Thema's die hierin aan de orde komen zijn bodem, water, energie, cultureel erfgoed, wonen en werken, verkeer en vervoer, landelijk gebied, landschap, natuur, landbouw en recreatie.


Van belang voor de stad Rhenen zijn de volgende aspecten;

  • Het gehele plangebied ligt in Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug, het noordwesten tevens in een beschermingszone drinkwaterwinning.

Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het grondwaterkwaliteit rekening is gehouden.

Een ruimtelijke plan bevat bestemmingen en regels die het waterwinbelang beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het waterwinbelang rekening is gehouden.

  • Het gehele plangebied ligt in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur - Archeologie.

Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden: de cultuurhistorische waarde van het bekende en verwachte archeologisch erfgoed wordt behouden en versterkt. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan. Bij de beschrijving van de verschillende waarden wordt gebruik gemaakt van de in de verordening opgenomen bijlage Cultuurhistorie.

  • Het gehele plangebied ligt in het Landschap Utrechtse Heuvelrug.

Voor het landschap Utrechtse Heuvelrug wil de provincie we de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

1. robuuste eenheid;

2. reliëfbeleving;

3. extreme historische gelaagdheid.

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van Eemland verschillende accenten. Een uitgebreide beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten heeft de provincie opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen.

Bij ontwikkelingen in het landschap van de Utrechtse Heuvelrug vraagt de provincie aandacht voor het in stand houden van het reliëf en voor het in stand houden van het samenhangend boscomplex. Vanwege het reliëf en de overige kwaliteiten van de Heuvelrug willen we in dit gebied geen grootschalige ontgrondingen. Kleinschalige ontgrondingen voor natuurontwikkeling of recreatieve ontwikkeling zijn wel mogelijk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteiten.

1.4 Regionaal Beleid

Regionale structuurvisie WERV

De gemeenten in de regio WERV, met daarin de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze vier gemeenten hebben een plan gemaakt voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Eerst voor de periode tot 2015 en vervolgens tot 2030. De regionale structuurvisie is in maart 2005 vastgesteld. De visie geeft aan hoe de gemeenten zich tot 2030 op het gebied van wonen en werken willen ontwikkelen. Tot de periode 2015 geldt de afspraak, dat ruimtelijke ontwikkelingen van wonen (en werken) plaats dienen te vinden binnen de in bestaand beleid vastgelegde locaties. Voor wonen wordt daarbij nadrukkelijk ingezet op inbreiding.


In de regionale structuurvisie wordt voor Rhenen genoemd dat het woningprogramma 2002-2015 850 woningen bedraagt.

Voor de gemeente Rhenen is de in de regionale structuurvisie opgenomen ontwikkeling Rhenen-zuidoost van belang. Aan de zuidoostzijde van Rhenen staan diverse ontwikkelingen op stapel: reconstructie van het verkeersknooppunt bij de Rijnbrug, benutting van de zandwinlocatie Vogelenzang, eventuele verplaatsing van bedrijven en sportvelden. Mede door de aanwezigheid van het N.S.- en busstation vormt dit gebied een belangrijke regionale knoop. Functies die er een plaats kunnen krijgen zijn wonen, lichte bedrijvigheid (waaronder kantoren) en (verblijf)recreatie. Belangrijk voor de afzonderlijke projecten is dat ze in een ruimtelijk samenhangend kader worden ondergebracht. De relatie met de omgeving speelt hierbij een grote rol. De ligging aan de Nederrijn stelt bijvoorbeeld hoge eisen aan de inrichting- en beeldkwaliteit. Maar ook de aansluiting op het centrum van Rhenen en op het recreatiegebied van de Grebbeberg vraagt uitdrukkelijk om aandacht.

1.5 Lokaal Beleid

Stedenbouwkundige structuurvisie Elst, Achterberg, Rhenen, woningbouwlocaties tot 2020 (2008)

Vanuit deze stedenbouwkundige structuurvisie zijn voor Rhenen stad de volgende ontwikkelingen van belang:

  • Het realiseren van diverse stedelijke ontwikkelingen verspreid door de kern.
  • Het realiseren van een Stadspark rondom de Binnenstad. Dit betreft in feite het herstel en uitbreiding van het huidige Elizabethplantsoen.
  • Aanpak van het centrumgebied. De Benedenstad moet ontwikkeld worden tot een cultureel hart, de Bovenstad moet zich profileren als centrum waar synergie is tussen winkelen, horeca, cultuur en toerisme in de specifieke situatie van Rhenen.
  • Andere thema's uit de visie hebben betrekking op een kwalitatieve verbetering van het verblijfsklimaat in het centrum, het verbeteren van de bereikbaarheid en parkeren, actief vastgoedbeleid, bewaken en verbeteren van het kwalitatief winkelaanbod, nastreven van een concentratie en diversiteit van de horeca door de relatie te versterken met de winkels, een warenmarkt als aanvulling op de detailhandelstructuur en het versterken van het toerisme en cultureel aanbod.
  • Aandacht voor de beeldkwaliteit van de stadsentrees vanaf de N233 en het stationsgebied.

Verkeersstructuurplan
Vanuit het verkeersstructuurplan zijn de volgende punten van belang voor de stad Rhenen:

  • Optimaliseren van de N233 door het aantrekkelijker maken om deze weg te nemen om zo de grootste verkeersafwikkeling van verkeersstromen op zich nemen.
  • Afwaarderen van de N225, waarbij het doorgaande verkeer zo veel mogelijk moet worden geweerd om de leefbaarheid en veiligheid bij de kern Rhenen te verbeteren.
  • Verbeteren van de verbinding tussen Achterberg en Rhenen, waarbij momenteel de provinciale weg en het spoor een barrières voor de bereikbaarheid tussen deze kernen vormt.
  • Realiseren van een OV-poort bij het NS station van Rhenen, vanaf waar de verschillende toeristische mogelijkheden, zoals de Grebbeberg, de Heuvelrug, Ouwehands Dierenpark en de Rhenense binnenstad, goed bereikbaar zijn.

Beleids- en actieplan recreatie en Toerisme (2008)
Vanuit het Beleids- en actieplan Recreatie en toerisme zijn de volgende punten van belang voor de stad Rhenen:

  • Verder versterken relatie Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en de kern Rhenen, mede door de verkeersverbinding tussen de kernen Rhenen en Elst en het Nationaal Park te verbeteren en te versterken.
  • Verder versterken en recreatief ontwikkelen relatie Rhenen met de uiterwaarden van de Rijn. Vanaf diverse punten vanuit de kernen moeten panorama's op en ommetjes door de uiterwaarden mogelijk zijn of worden gemaakt.


Visie Bovenstad Rhenen

Deze visie uit 2006 komt voort uit de indiening van een aantal bouwverzoeken in het gebied die de gemeente graag in een samenhangende visie wil beoordelen. Het is een integraal opgestelde visie die een grondige analyse van het gebied laat zien en op grond daarvan een visie geeft op de ontwikkeling van het gebied. Hierin worden drie deelgebieden onderscheiden: het Plantsoenkwartier, de Straatjes en het Hofkwartier.

In het gebied als geheel wordt ingezet op het bijdragen aan de eigen karakteristiek van de straat en bij de historische uitstraling van het gebied. In het groene Plantsoenkwartier is het creëren van een lint van losse, compacte, villa-achtige elementen langs het park uitgangspunt met vooral wonen of voorzieningen. In de Straatjes gaat het om een knusse, nostalgische en kleinschalige sfeer waar ruimte is voor een mix van kleinschalige functies. Het Hofkwartier is onderdeel van het winkelgebied van de stad. Hier kan vooral worden ingezet op een handhaving en verdere versterking van het bebouwingsbeeld.


Monumenten

Binnen de stad Rhenen komen meerdere monumenten voor. Het gaat om de volgende gemeentelijke monumenten (GM) en rijksmonumenten (RM):

Naam Adres Type monument
Cunerakerk Kerkplein 1 RM
Cuneratoren Kerkplein 3 RM
molen Koningin Elisabethplantsoen 3 RM
stadsmuren Koningin Elisabethplantsoen/ Keldermanspad RM
Oude Raadhuis Markt 20 RM
De Brakken Molenstraat 25-27 RM
Cuneraheuvel Cuneralaan RM
Herenhuis met koetshuis Cuneralaan 2 en 4 GM
Arcade “Delftse school” Herenstraat 17-19-21 GM
Voormalig postkantoor Fred. v.d. Paltshof 35 GM
Bedrijfsgebouw/woonhuis Fred. v.d. Paltshof 44 GM
Dubbelvilla Herenstraat 84 GM
Dubbelvilla Herenstraat 86 GM
Dubbelvilla Herenstraat 111 GM
Dubbelvilla Herenstraat 113 GM
Arbeiderswoningen Kerkplein 4-14 GM
Voormalige brandweerkazerne Kerkstr. 2/Rijnstr. 1-3 GM
Joodse begraafplaats Lupinestraat GM
Villa in chalet stijl Utrechtsestraatweg 21 GM
Familiegraf Waller op algemene begraafplaats Achterbergsestraatweg GM

De monumenten zijn in dit bestemmingsplan op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'.

Het Monumenten Inventarisatie Project had als doel om per gemeente de waardevolle gebouwen en andere objecten in woord en beeld te beschrijven, zodat er meer zicht kwam op monumentenzorg en cultuurgeschiedenis. Hieruit zijn zogenaamde MIP-objecten aangewezen, onderverdeeld in drie categorieen. De MIP-objecten van categorie 1 zijn op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek', dit betreft de volgende addressen:

  • Acacialaan 22-24-26;
  • Achterbergsestraatweg 10;
  • Bantuinweg 27;
  • Berkenlaan 1/3/5;
  • Cuneralaan 2/4/6/8/10;
  • Frederik v.d. Paltshof 2-40/2-44, 1-43/1-41;
  • Frederik v.d. Paltshof 15/30/35/46;
  • Grebbeweg 10/12/14/47;
  • Grutterstraat (v/h Koningin Elisabethplantsoen) 17;
  • Herenstraat 2-42 even en 1-47 oneven;
  • Herenstraat 63/69/71-73/84/86/93-95/94/96/111-113;
  • Kerkstraat; Rijnstraat 2 1-3;
  • Koerheuvelweg 3 t/m 3F (voorheen 5);
  • Koningin Elizabethplantsoen 3;
  • Koningshof 1/5-7;
  • Lindenlaan 1/3/5;
  • Markt 20;
  • Rijnstraat 45-59;
  • Stationsweg 2/4/8-10;
  • Utrechtsestraatweg 20;
  • Van Devensterstraat 27;
  • Van Suylenplein 1/2/3/4/5/6/7/8/9/10/11;
  • Verl. Acacialaan 1/3/5;
  • Vreewijkplein;
  • Wilhelminastraat 27;
  • Zandheuvelstraat 1 t/m 27;
  • Zwarteweg 1-3.

Een lijst met alle MIP-objecten binnen de gemeente is opgenomen in Bijlage 3 MIP-lijst.

Bijlage 2 Onderzoeksthema's

2.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Tevens wordt ingegaan op de thema's archeologie, ecologie en water.

2.2 Milieuthema's

2.2.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied ernstig verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

2.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering.


Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  2. 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Rhenen de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap.

De richtafstand van 30 m voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 m en de richtafstand van 100 m voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan worden verlaagd tot 50 m. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.


De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer:


Categorie
Richtafstand (in meters) tot omgevingstype
Rustige woonwijk
Gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200

2.2.3 Geluidshinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.


Wegverkeerslawaai

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen), de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.


Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidszone, met uitzondering van:

  1. 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  2. 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur.


De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.


Situatie Rhenen Stad

Een aantal wegen kent een contour van 200 m binnen de bebouwde kom en van 250 m buiten de bebouwde kom ter weerszijden van de weg. Het spoor heeft een zone van 100 m. Deze contouren geven het gebied aan waarbinnen de geluidsbelasting naar verwachting hoger ligt dan 48 dB, de zogenaamde voorkeurswaarde. Op deze waarde kan nog ontheffing worden verleend tot een maximum van 53 dB (buitenstedelijk gebied).


Aangezien in het onderhavige plan geen nieuwe woningen worden geprojecteerd is in het kader van de Wgh geen onderzoek nodig.


Met betrekking tot het aspect geluidhinder worden geen knelpunten verwacht.

2.2.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplmenteerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. De maximale verslechtering van 3% vindt plaats bij ontwikkelingen tot 1.500 woningen.


Situatie Rhenen Stad

Aangezien het om een conserverend plan gaat en er geen nieuwe woningen bijkomen, zal het plan 'in niet betekenende mate' van invloed zijn op de luchtkwaliteit.

2.2.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als lpg-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.


Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, grote (kantoor)gebouwen en grotere recreatieterreinen zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour. In het geval er zich binnen de 10-5 contour bestaande kwetsbare objecten bevinden, dan dienden deze situaties voor oktober 2007 te zijn gesaneerd. Beperkt kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld grotere winkels, restaurants, sporthallen, grote gebouwen en speeltuinen zijn in principe niet toegestaan binnen de 10-6 contour. Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen die contour zijn geen normen of saneringstermijnen opgenomen.


Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.


Transport gevaarlijke stoffen

In de gemeente Rhenen zijn delen van de provinciale wegen aangewezen als speciale routes voor gevaarlijke stoffen. Dit betreft de N322, de N416 en het wegvak van de N225 van de aansluiting met de N416 tot aan Remmerden. In 2005 is door de provincie Utrecht onderzoek gedaan naar de routering Vervoer gevaarlijke stoffen. Hieruit blijkt de contour van het plaatsgebonden risico op de weg ligt en zodoende geen problemen oplevert. Ten aanzien van het groepsrisico wordt aangegeven dat er geen knelpunten voordoen.


Vuurwerkbesluit

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden (en in 2004 gewijzigd). Het besluit vervangt het Vuurwerkbesluit wet milieugevaarlijke stoffen en het Reglement gevaarlijke stoffen. Het besluit maakt onder meer onderscheid tussen consumenten- en professioneel vuurwerk, hanteert strikte veiligheidsafstanden voor vuurwerkbedrijven in relatie tot de bebouwde omgeving en stelt scherpere eisen aan de opslag van vuurwerk.

Naast de eisen voor de opslag van vuurwerk, gelden strikte veiligheidsafstanden die door de overheid bij de verlening van een milieuvergunning voor een vuurwerkbedrijf en bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden. Zo geldt voor inrichtingen met een opslag van minder dan 10.000 kg consumentenvuurwerk een afstand van ten minste 8 m tot kwetsbare objecten.


Situatie Rhenen Stad

De risicokaart van de provincie Utrecht geeft de situatie ten aanzien van de externe veiligheid van de stad Rhenen weer. In het algemeen kan gesteld worden dat het dorp Rhenen buiten de invloedssfeer van risicobronnen of -routes ligt met uitzondering van de N233.


Aan de Utrechtsestraatweg 58 is een LPG-tankstation gevestigd. De risicocontour (10-6) ligt op 45 m. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten (zoals woningen of scholen) toegestaan.

2.2.6 Archeologie

In de gemeente Rhenen liggen unieke archeologische waarden. Samen vormen zij het bodemarchief. Dit bodemarchief is van groot maatschappelijk belang, omdat voor de geschiedschrijving de samenleving voor het merendeel afhankelijk is van archeologisch onderzoek. Pas voor de periode vanaf de Late Middeleeuwen kunnen wij ons tot papieren en nu ook digitale archieven en bibliotheken wenden. Tegelijkertijd faciliteert het bodemarchief als onderdeel van de ondergrond allerlei ruimtelijke functies die verband houden met wonen, werken en recreëren. Deze functies gaan niet altijd goed samen met het streven naar behoud en een goed beheer van het bodemarchief. Archeologische waarden zijn namelijk gevoelig voor bodemingrepen, zoals ploegen, heien, graven en veranderingen in het waterpeil. Daarom is het noodzakelijk dat de gemeente in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwt, zodat belangrijke archeologische waarden zoveel mogelijk worden ontzien dan wel, indien dit om redenen van zwaarder wegende maatschappelijke belangen niet mogelijk is, worden veiliggesteld door middel van professionele archeologische opgravingen.


De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken dat bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze, waar mogelijk, behouden blijven voor toekomstige generaties.


Samenvattend liggen in de gemeente Rhenen op vier niveaus archeologische waarden, te weten:

  1. 1. Voor Nederland unieke sporen van menselijke activiteit uit het Midden-Paleolithicum (300.000 tot 250.000 jaar voor heden) in gestuwde sedimenten (de 'stuwwal');
  2. 2. Nederzettingen en andere vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Romeinse tijd waaronder landbouwarealen (Celtic Fields, late prehistorie) en grafmonumenten (grafheuvels en urnenvelden, late prehistorie) óp en aan de randen van de stuwwal, het laatglaciale dekzand, en in de nabijheid of op oudere geulafzettingen van de Rijn en de Grift;
  3. 3. Nederzettingen, grafvelden en andere vindplaatsen uit de periode van de Vroege Middeleeuwen;
  4. 4. Bewoning vanaf de Late Middeleeuwen (vanaf ca. 1200 na Chr.) tot en met de Nieuwe Tijd in stads- en dorpskernen en bewoningslinten zowel ten noorden als ten zuiden van de stuwwal.


Gemeenten zijn op grond van artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen en het bestemmen van gronden, rekening te houden met het behoud van archeologische waarden. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het instrument vormt voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het kader van de besluitvorming bij ruimtelijke plannen. Op de maatregelenkaart is het gemeentelijk grondgebied onderverdeeld in zeven archeologische beleidscategorieën die zijn doorvertaald in de planregels:

  • Archeologisch waardevol gebied 1 (wettelijk beschermd archeologisch monument);
  • Archeologisch waardevol gebied 2 (archeologisch waardevol terrein);
  • Archeologisch waardevol gebied 3 (waarde/verwachting stads-/dorpskern, bewoningslint);
  • Archeologisch waardevol gebied 4 (hoge archeologische verwachting);
  • Archeologisch waardevol gebied 5 (middelhoge archeologische verwachting);
  • Archeologisch waardevol gebied 6 (lage archeologische verwachting);
  • Archeologisch waardevol gebied 7 (onbekende verwachting, bebouwd gebied);
  • Archeologievrij gebied (geen archeologische verwachting).


Bij de vertaling naar planregels is rekening gehouden met het archeologisch belang, met het verstorende effect van de verschillende soorten bodemingrepen op het bodemarchief en met de diepteligging van archeologische waarden. Op basis hiervan zijn ontheffingscriteria geformuleerd met betrekking tot de omvang van het plangebied en de diepte van de te verrichten bodemingrepen. Er is sprake van een archeologische onderzoeksplicht indien bij de voorgenomen ruimtelijke activiteit beide ontheffingscriteria (oppervlakte van het plangebied en diepte van de bodemingreep) worden overschreden.


Situatie Rhenen Stad

In het bestemmingsplan Rhenen Stad 2012 is sprake van categorie 2, 3, 4 en 7. Deze categorieën zijn in het bestemmingsplan vertaald naar een tweetal dubbelbestemmingen ter borging van de mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Op basis van recent archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd aan de Molenweg 9, de Molenweg 10 en in Achterberg-Oost is de categorie onbekende verwachting (categorie 7) niet langer onbekend.Op basis van deze onderzoeken blijkt dat hier sprake is van een intact esdek en archeologische waarden. De kern van Achterberg blijkt te zijn gelegen op punt van de uitloper van de sandr. Concreet betekent dit dat voor categorie 7 dezelfde verwachting geldt als voor het gebied ten noorden als ten zuiden van de kern. In plaats van een categorie 7 geldt hier feitelijk categorie 4.

Voor het terrein van archeologische waarden, bestaande uit de gronden met categorie 2, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Voor de overige gronden, in dit geval categorie 3, 4 en 7, is de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0006.png"

Uitsnede archeologische maatregelenkaart

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het archeologische resten zijn, is de vinder wettelijk verplicht deze te melden bij het bevoegd gezag, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (artikel 53 Monumentenwet 1998). Om praktische redenen wordt geadviseerd vondstmeldingen te doen bij de gemeente Rhenen.

2.2.7 Cultuurhistorie

De belangrijkste cultuurhistorische waarden bevinden zich in de binnenstad van Rhenen. ten behoeve van het bestemmingsplan heeft het bureau SteenhuisMeurs een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd (december 2012, zie bijlage 4).

Op onderstaande kaart staan de belangrijkste waarden in de binnenstad aangegeven met daaronder een korte beschrijving. Voor een nadere beschrijving van de historische ontwikkeling van de binnenstad wordt verwezen naar het rapport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0007.png"

Kaart Waardering Rhenen stad

Waardering

De landschappelijke ligging, tegen de helling van de Utrechtse Heuvelrug en in de bocht van de Nederrijn, is kenmerkend voor Rhenen. Deze ligging is door de eeuwen heen zowel ruimtelijk als functioneel benut. Ondanks alle verwoesting tijdens de Tweede Wereldoorlog is de historische structuur herkenbaar. De binnenstad is compact opgebouwd en heeft een aantal karakteristieke elementen die het stadsbeeld bepalen. De skyline wordt beheerst door de toren van de Cunerakerk en een samenhangend stadssilhouet. De binnenstad wordt omringd door de groene Bantuin en wordt doorsneden door de verkeersroute Frederik van de Paltshof - Herenstraat. Bijzonder aan Rhenen is de samenhang tussen de landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten. Dit maakt de stad tot een van de beste voorbeelden van wederopbouw architectuur in Nederland, samen met Middelburg.


Op de kaart 'Waardering Rhenen Stad' zijn alle waardevolle historische elementen die in het centrum van Rhenen voorkomen aangeduid. De waardering van de binnenstad van Rhenen is gemaakt op verschillende schaalniveaus: die van de waardevolle structuren en openbare ruimten (structuurniveau) en de waardevolle objecten en ensembles (objectniveau). Hierna volgt een toelichting voor elk van de onderdelen, een uitleg wat bepaalde begrippen precies inhouden en hoe de selectie van objecten en structuren tot stand kwam.


Gebiedseenheden Binnenstad Rhenen

Vanuit de historische ontwikkeling van Rhenen zijn in de binnenstad zes gebieden te onderscheiden: de as Frederik van de Paltshof- Herenstraat (gebied 1), de Bovenstad (gebied 2), de Benedenstad (gebied 3), de 3 Bantuin (gebied 4), de noordelijke rand (gebied 5) en de uiterwaarden (gebied 6). Elke gebied heeft zijn eigen sfeer en karakter, ruimtelijke karakteristieken en overheersende gebouwtypologieën. De keuze van de hieronder genoemde waardevolle structuren en objecten/ensembles is grotendeels gebaseerd op de vraag of ze het typische karakter van het betreffende deelgebied ondersteunen.

Waardevolle historische structuren en openbare ruimten


Waardevolle historische structuren

Bij het benoemen van de waardevolle historische structuur en de kenmerkende rooilijnen is de kadastrale kaart van Rhenen uit 1832 als uitgangspunt genomen. Hierop is een getrouw beeld van de in oorsprong middeleeuwse structuur vastgelegd. De structuur vraagt om extra aandacht bij de ruimtelijke herontwikkeling van de binnenstad omdat deze de historische ruimtelijke opbouw van de binnenstad benadrukt. De structuur bestaat in
hoofdzaak uit:

  • de ruggengraat Frederik van de Paltshof - Herenstraat met beeldbepalende wanden,
  • de smalle straatjes in de Bovenstad,
  • de Rijnstraat en andere woonstraten in de benedenstad,
  • en de historische toegangswegen tot Rhenen,ooit gemarkeerd door drie (inmiddels verdwenen) stadspoorten.


De kenmerkende rooilijnen en muren ondersteunen de historische structuur.


Kenmerkende openbare ruimte en groen
De kenmerkende openbare ruimtes zijn gebieden die door hun profiel, inrichting, materialisatie en/of beplanting passen in het historische profiel en karakter van Rhenen. Deze gebieden staan vaak ook in samenhang met gebouwen en de kenmerkende muren.

De kenmerkende openbare ruimtes zijn plekken die door hun profiel, inrichting, materialisatie en/of beplanting passen bij de kleinschaligheid en het historisch karakter van het centrum van Rhenen, denk aan het Koningshof, het Kerkplein, de Markt of het Keldermanspad.

Omdat de inrichting van de openbare ruimte lastig in bestemmingsplanregels is vast te leggen is het een aanbeveling deze plekken extra aandacht te geven in bijvoorbeeld een Openbare Ruimte-plan.

Waardevolle objecten

Rijksmonumenten

In het centrum van Rhenen zijn zes rijksmonumenten aangewezen. Een rijksmonument is een onroerend goed dat om haar schoonheid, wetenschappelijke en/of cultuurhistorische betekenis van nationaal belang wordt geacht en daarom door de rijksoverheid is aangewezen om te worden beschermd en behouden te blijven. Per 1 januari 2012 is de 50-jaar grens voor het aanwijzen van een Rijksmonument komen vervallen. Alle rijksmonumenten staan met een redengevende omschrijving in het monumentenregister, te raadplegen via de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Rijksmonumenten worden vaak niet apart in het bestemmingsplan behandeld, omdat de Monumentenwet daarop van toepassing is en niet de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

In de Erfgoedverordening van de gemeente Rhenen (21 september 2010) zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van rijksmonumenten.


Gemeentelijk monumenten

Een gemeente kan besluiten een bijzonder pand op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. Dit gebeurt als een pand vanwege zijn schoonheid, wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde geen nationale betekenis heeft, maar wel van plaatselijk of regionaal belang is. In de erfgoedverordening van de gemeente rhenen (21 september 2010) zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van gemeentelijke monumenten.


Karakteristieke panden

De karakteristieke panden dragen samen met de monumenten het stadsbeeld van rhenen. Karakteristieke panden zijn geen monumenten en hoeven dat ook niet te zijn, maar bescherming zou geregeld kunnen worden via het bestemmingplan. Doel van deze planologische bescherming is het behoud van het huidige straatbeeld. het gaat niet alleen om de esthetische waarde van het object, maar ook de stedenbouwkundige waarde. Met andere woorden: het gaat om de ruimtelijke beleving van een gebouw en de herkenbaarheid ervan, bijvoorbeeld doordat het op een opvallende plek in het dorp staat (aan een plein, op een hoek, of in een zichtlijn). Karakteristieke panden dragen dus door een combinatie van hun architectonische kwaliteit en hun prominente plaats in de stedenbouwkundige structuur op een belangrijke manier bij aan het dorpsbeeld.

Het is een aanbeveling de karakteristieke panden als aparte categorie in de erfgoedverordening op te nemen. Het gaat hierbij dan met name om bescherming van de voorgevel en/of de geleding van de gevel en het hoofdvolume van het object. de selectie van de karakteristieke panden is gebaseerd op waarneming vanaf de openbare weg. Aanvullend onderzoek is nodig om de precieze waarden (stedenbouwkundig, architectonisch, betekenis voor het stadsbeeld) van de geselecteerde gebouwen te kunnen onderbouwen.


Fricties

De fricties zijn zowel stedenbouwkundig als architectonisch. Het zijn plekken in het centrum die het historische stedenbouwkundige weefsel verstoren, bijvoorbeeld achterkanten van panden die niet goed aansluiten bij de omliggende bebouwing of objecten met een te grote schaal. Ook kunnen het gebouwen zijn die door de architectonische vormentaal niet passen bij het historische karakter van Rhenen, of plekken zijn die vragen om een betere openbare inrichting of invulling. Op deze plekken ligt een ontwerpopgave. Ze zijn op deze kaart aangegeven omdat hier in het bestemmingsplan geen rekening gehouden hoeft te worden met de historische rooilijn. Bij de fricties geldt: zoveel mogelijk aansluiten bij de rooilijn, de kavelbreedte en de bouwmassa van de naastgelegen bebouwing.

Al deze elementen vragen om extra aandacht in het nieuw op te stellen bestemmingsplan. voor elke waardevolle structuur zullen, om de kwaliteiten ervan te bewaren, verschillende zaken vastgelegd moeten worden, zoals rooilijn, kavelbreedte, bouwmassa en goothoogte.

2.2.8 Ecologie

Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.


Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • Algemene soorten: Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • Overige soorten: Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB: Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:

- er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en

- er is geen alternatief; en

- doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.


Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. De Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is 'Natura 2000-gebied'.


Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen te voorkomen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid Natuurbeschermingswet (Nbw)). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen. De definitie van 'project' dient men ruim te nemen. In ieder geval is daar sprake van bij de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of werken. Verder betreft het andere ingrepen in het natuurlijk milieu of landschap, inclusief ingrepen voor de ontginning van bodemschatten.

Vergunningen worden verleend door Gedeputeerde Staten. In bepaalde situaties, zoals omschreven in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet, verleent de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een vergunning.


Natura 2000-gebied: Nederrijn

De Uiterwaarden Nederrijn zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het beschermde deel van de Amerongse Bovenpolder bevat een hoge uiterwaard waar soortenrijke glanshaverhooilanden voorkomen. De overgangen naar de hogere zandgronden zijn van speciale betekenis vanwege de hier voorkomende randen met restanten hardhoutooibos.


Daarnaast zijn de volgende algemene doelen geformuleerd voor Natura 2000-gebieden:

  • behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie;
  • behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie;
  • behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten;
  • behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied. voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd;
  • behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd.


Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden, gelden de volgende regels:

  • compensatie binnen de gemeente of aangrenzende gemeente;
  • compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha;
  • compensatie bij voorkeur ter versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).


In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan, ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer, maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie.


Situatie Rhenen Stad

De kern Rhenen ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Nederrijn'. Aangetoond zal moeten worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect hebben op de te beschermen natuurwaarden van dit gebied. Omdat het plangebied de bebouwde kom betreft en het om een conserverend plan gaat, is voor het bestemmingsplan niet relevant.


In het algemeen is het op grond van de Flora- en faunawet verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijke te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Dit betekent dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ter plaatse een natuurtoets zal moeten worden uitgevoerd.

2.2.9 Water

Beleid
Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21 eeuw' is een 'watertoets' verplicht gesteld bij ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en van afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

Waterplan Rhenen

Het Waterplan “een berg mooi water” is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 april 2005 en heeft ten doel effectief en efficiënt om te gaan met water in de gemeente. De watervisie beschrijft de beoogde ontwikkeling van het water tot 2025. Het waterplan gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en de waterketen. Bij de streefbeelden voor het bebouwd gebied ligt de nadruk op het saneren van riooloverstorten en het afkoppelen van verhard oppervlak.

Enkele relevante punten voor de stad Rhenen zijn:

  • Grondwateroverlast komt niet voor.
  • Vervuiling door riooloverstortingen zijn beperkt zodanig dat de kwaliteit van het ontvangende water niet in gevaar komt.
  • In Elst, Rhenen en Achterberg is circa 30% van het verharde oppervlak van de riolering afgekoppeld (t.o.v. 1998). Dit is gerealiseerd door zowel inwoners (daken) als de gemeente (wegen). Bij de verdeling over de kernen is rekening gehouden met de kwaliteitsdoelstellingen voor de oppervlaktewateren waarop wordt overgestort. Het afgekoppelde regenwater wordt bij voorkeur lokaal gebruikt of in de bodem geïnfiltreerd. Deze ambitie wordt bijgesteld als onvoldoende financiële middelen hiervoor beschikbaar komen. Alle in- en uitbreidingen (vanaf 2005) zijn waterneutraal.
  • Bij nieuwbouw (vanaf 2005) worden geen uitlogende materialen toegepast, zoals zink, koper en lood.


Gemeentelijk Rioleringsplan, Verbreed GRP 2009-2013

Het nieuwe gemeentelijk rioleringsplan (GRP) van Rhenen is vastgesteld op 26 september 2008 en geeft een invulling aan de wettelijke zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en grondwater. Dit GRP geeft tevens (financiële) handen en voeten aan het reeds vastgestelde beleid uit het Waterplan Rhenen. Het GRP is geldig voor de periode 2009 tot en met 2013.


De belangrijkste ambities voor de komende planperiode zijn:

  • In 2012 voldoen aan de basisinspanning voor overstorten op de Neder-Rijn;
  • In 2013 is tenminste 13% van het verharde oppervlak (t.o.v. 1998) afgekoppeld.
    1. 1. Bij in- en uitbreidingen wordt regenwater gescheiden ingezameld en zo mogelijk in de bodem geïnfiltreerd of op lokaal oppervlaktewater geloosd. Bedrijven en particulieren moeten hemelwater verwerken op eigen terrein behalve als:
      1. a. infiltratie vanwege de bodemgesteldheid niet mogelijk is en er bovendien geen oppervlaktewater in de buurt is;
      2. b. een gemeentelijke voorziening vanuit het oogpunt van doelmatigheid beter is.
      3. c. In deze gevallen moet worden aangesloten op hemelwatervoorzieningen op openbaar terrein.
    2. 2. Bij wegreconstructies en rioolvervangingen over een traject van meer dan 100 m. zorgt Gemeente Rhenen voor hemelwatervoorzieningen om wegoppervlakken en dakoppervlakken aan de voorzijde van woningen af te koppelen, behalve als:
      1. a. infiltratie vanwege de bodemgesteldheid niet mogelijk is en
      2. b. er geen oppervlaktewater in de buurt is en
      3. c. er binnen 15 jaar geen mogelijkheid komt om de hemelwatervoorzieningen op rwa-riolering aan te sluiten.
    3. 3. Eigenaren van woningen en kleine bedrijven worden verplicht om de voorzijde van het pand af te koppelen indien er gemeentelijke hemelwatervoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor ontvangen ze een onkostenvergoeding.
    4. 4. Grote bedrijven worden verplicht om verhard oppervlak op eigen terrein af te koppelen behalve als:
      1. a. er geen gemeentelijke hemelwatervoorzieningen voor het pand aanwezig zijn en
      2. b. infiltratie vanwege de bodemgesteldheid niet mogelijk is en
      3. c. er geen oppervlaktewater in de buurt is.
    5. 5. Eigenaren van woningen en kleine bedrijven die zelf het initiatief nemen tot afkoppelen kunnen een eenmalige subsidie ontvangen van € 7,00 per afgekoppelde m2 verhard oppervlak. Hiervoor is de komende planperiode € 70.000,- beschikbaar.


Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!'

Waterschap Stichtse Rijnlanden

Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan 'Water Voorop!' voor de periode 2010-2015 vastgesteld.

Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe we deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in ons beheergebied kunnen uitvoeren, samen met diverse andere organisaties. Verder geven we een overzicht van onze ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe we die willen bereiken.

Situatie Rhenen Stad

In de stad Rhenen komt vanwege de ligging op de stuwwal van nature nauwelijks oppervlaktewater voor. Het Waterschap Stichtse Rijnlanden heeft hier geen (hoofd)watergangen.

Ten zuiden van de binnenstad loopt de zomerkade, deze heeft de functie van overige waterkering. Dit gebied is in het bestemmingsplan beschermd middels de dubbelaanduiding 'Waterstaat - Waterkering'. De breedte van de dubbelbestemming bedraagt 30 meter, bestaande uit een zone van 15 meter binnen- en buitendijks.


Het rioolstelsel van de gemeente Rhenen heeft vijf bemalingsgebieden, drie hiervan vallen binnen het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01_0008.png"

Kenmerken riolering Rhenen Stad

De twee bemalingsgebieden Rhenen Noordoost en Rhenen Zuidwest zijn van elkaar gescheiden. Het bemalingsgebied Rhenen Koerheuvel is een klein apart systeem dat onder vrijverval afwatert naar een pompput op de Donderberg vanwaar het rioolwater in het bemalingsgebied Rhenen Zuidwest wordt gepompt.

Bijlage 3 Mip-lijst

Bijlage 3 MIP-lijst

Bijlage 4 Cultuurhistorisch Onderzoek Binnenstad

Bijlage 4 Cultuurhistorisch onderzoek binnenstad

Bijlage 5 Reactie Provincie Utrecht

Bijlage 5 Reactie provincie Utrecht

Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap

Bijlage 6 Reactie Hoogheemraadschap

Bijlage 7 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 7 Commentaarnota zienswijzen

Bijlage 8 Nota Van Uitgangspunten

Bijlage 8 Nota van Uitgangspunten