KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos - Natuur
Artikel 4 Sport
Artikel 5 Leiding - Water
Artikel 6 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachting
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 8 Waarde - Ecologie
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Van De Toelichting
2 Beschrijving Van De Huidige Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur Op Hoofdlijnen
3 Relevant Ruimtelijk Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Ontwikkelingen
4.3 Duurzaam Beheer
4.4 Strijdigheid Geldend Bestemmingsplan
5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Bodem
5.3 Verkeer En Parkeren
5.4 Wegverkeerslawaai
5.5 Industrielawaai
5.6 Railverkeerslawaai
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Watertoets
5.9 Flora En Fauna
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5.11 Bedrijven En Milieuzonering
5.12 Externe Veiligheid
5.13 Conclusie Milieu- En Omgevingsaspecten
6 Toelichting Op De Regels
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Regels
6.3 De Verbeelding
7 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Exploitatie
8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Procedure En Fase Bestemmingsplan
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.3 Zienswijzen

Van Weerden Poelmanweg 8

Bestemmingsplan - Gemeente Soest

Vastgesteld op 18-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Van Weerden Poelmanweg 8' met identificatienummer NL.IMRO.0342.BPLG0019-0301 van de gemeente Soest.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0342.BPLG0019-0301 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aardkundige waarden

waarden die samenhangen met verschijnselen en processen van de niet levende natuur (geologie, reliëf, bodem, water) –al dan niet teweeggebracht door menselijk handelen– die een bijzondere betekenis hebben voor de mens omdat zij inzicht geven in de natuurlijke en cultuurhistorische ontstaansgeschiedenis van een gebied en/of (mede)bepalend zijn voor de identiteit en belevingswaarde van het landschap.

1.6 Ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.8 Bestaand

  1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de in werking treding van dit bestemmingsplan en met een vergunning gebouwd;
  2. bij gebruik: bestaand ten tijde van de in werking treding van het betreffende gebruiksverbod.

1.9 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.11 Bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 Bijbehorend bouwwerk

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.15 Cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.16 Driving range

een oefenterrein waar golfspelers kunnen oefenen met de lange slagen van het golfspel, voorzien van meerdere al dan niet overdekte en naast elkaar gelegen afslagplaatsen.

1.17 Extensieve waarde

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij men vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan sterk beleeft, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid en die plaatsvinden in een gebied zonder recreatievoorzieningen.

1.18 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 Gemeentelijke parkeernormen

de parkeernormen, zoals vastgelegd in de Gemeentelijke parkeernormen auto en fiets (2e herziening) vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 12 februari 2014.

1.20 Landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.21 Natuurwetenschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.22 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 Peil

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, vermeerderd met 5 centimeter.
  2. in andere gevallen: de hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, vermeerderd met 5 centimeter, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.24 Perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.

1.25 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.26 Speelvoorziening

voorzieningen ten behoeve van spelende kinderen in de buitenlucht, zoals speelvelden en speeltoestellen, zoals een wip-wap, glijbaan, wipkip en klimrek, alsmede een skate-baan.

1.27 Verbeelding

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.28 Vlak

een geografisch bepaald gebied.

1.29 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
  2. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
  3. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  4. bruto vloeroppervlakte van een gebouw: gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;
  5. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  6. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het bouwwerk niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dat geval de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel;
  7. hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  8. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  9. netto vloeroppervlakte van een gebouw: binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten;
  10. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  11. verticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
  1. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos - Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos - Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instandhouding, behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden;
  2. bos ten behoeve van houtproductie en natuurwaarden;
  3. watergangen, sloten en andere waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik met daarbij behoren de voorzieningen zoals fiets- en wandelpaden, ruiterpaden en - picknickplaatsen, mits de ter plaatse voorkomende natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - driving range' een driving range;
met de daarbij behorende:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen en ontsluitingsverhardingen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. op de gronden zijn wildrasters toegestaan en mogen terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m worden gebouwd;

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2. ten behoeve van het bouwen van wildrasters en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 3 meter, mits de natuur-, landschap- en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast, hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Sport

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - driving range' een driving range;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en speel- en sportvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Leiding - Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachting

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gemeentelijk beschermde dorpsgezicht, waarbij de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

7.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 8 Waarde - Ecologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op en in de gronden als bedoeld artikel 8.1, ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van 2 meter.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in artikel 8.1, nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruikvormen, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de landschaps- en natuurwaarden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bestaande maten

  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 van de WABO is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 van de WABO is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in artikel 59.1 in de regels van dit plan niet van toepassing.

10.2 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 10 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  2. Het bepaalde in artikel 10.2 sub a geldt niet voor bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 16 (Overgangsrecht) is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.

11.2 Verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens het plan;
  2. het gebruik van onbebouwde gronden buiten het bouwvlak met de bestemming waar niet mag worden gebouwd, als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking of het beheer van de bestemming.

11.3 Parkeernormen

Ten behoeve van het gebruik van de voor 'Sport' aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Gemeentelijke parkeernormen auto en fiets (2e herziening) d.d. 12 februari 2014.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - spoor

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' mogen in afwijking van hoofdstuk 2, geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;
    2. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:
      • daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind of;
      • de geluidbelasting vanwege treinverkeer op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;
  2. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het spoorweglawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde;
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk te maken binnen de geluidzone – spoorweg, met inachtneming van het volgende:
    1. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
    2. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    3. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag niet hoger zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

12.2 Geluidzone - weg

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' mogen in afwijking van hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    1. uit akoestisch onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;
    2. de geluidgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:
      • daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind of;
      • de geluidbelasting vanwege treinverkeer op de gevels van de woning of de geluidgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;
  2. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidgevoelig object, met dien verstande, dat de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde;
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk te maken binnen de geluidzone – weg, met inachtneming van het volgende:
    1. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
    2. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    3. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag niet hoger zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

12.3 Gebiedsaanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening en gelden de volgende regels:
  1. deze gronden zijn bestemd voor de berging van grondwater en de winning van drinkwater met daarbij behorende voorzieningen en werken;
  2. op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 2 meter;
    2. het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden mits aangetoond is dat de belangen van het waterwingebied dat toelaten;
  3. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge sub a onder 1 van dit lid, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
  4. op deze gronden is het uitvoeren van de volgende werkzaamheden niet toegestaan:
    1. het roeren van gronden ten behoeve van het maken van boorputten, grond- en/of funderingswerken, dieper dan 3 meter onder maaiveld;
  5. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.3 sub d.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, mits dit stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht:
  1. voor het overschrijden van bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  2. voor het overschrijden van voorgeschreven maten en percentages tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  3. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

13.2 Criteria

Er wordt niet afgeweken als bedoeld in artikel 13.1, indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wijziging gemeentelijke parkeernorm

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de gemeentelijke parkeernorm het bestemmingsplan, voor wat betreft artikel 1.19 Gemeentelijke parkeernormen wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Nota Parkeernormen en Parkeerfonds.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Van Weerden Poelmanweg 8'.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De eigenaar van het Golfpark Soestduinen, de enige golfclub in de gemeente Soest en gelegen aan de Van Weerden Poelmanweg 8 te Soest, is voornemens zijn complex uit te breiden met een driving range. Het doel van de uitbreiding is de golfbaan als geheel aantrekkelijker te maken voor een breder publiek en daarmee de exploitatie te verbeteren en een duurzame bedrijfsvoering voor de toekomst te garanderen. In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' van de gemeente Soest is hiertoe een specifieke wijzigingsbevoegd opgenomen in artikel 57.4. Met deze wijzigingsbevoegdheid wordt het mogelijk gemaakt om de betreffende gronden met de bestemming 'Bos-Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Sport', met daarbij de functieaanduiding 'golfbaan'. Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' een aantal voorwaarden gesteld, onder andere dat de bosgronden die worden weggenomen ten behoeve van de driving range worden gecompenseerd en dat er geen significante aantasting ontstaat van de Ecologische Hoofdstructuur (thans het Natuurnetwerk Nederland (NNN)). Voorts dient het plan getoetst te worden aan de regels uit de Provinciaal Ruimtelijke Verordening van de provincie Utrecht en het overige relevante ruimtelijke beleid van de rijksoverheid.
Verder wordt in dit bestemmingsplan een deel van de gronden nabij de ingang van het complex herbestemd als 'Bos-Natuur'. In het huidige bestemmingsplan hebben deze de bestemming 'Horeca'. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt daarmee uiteen in twee deelgebieden.
Omdat dit bestemmingsplan niet alleen voorziet in de uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', maar tevens de herbestemming van een bosperceel regelt, is gekozen voor het opstellen van een bestemmingsplan in plaats van een wijzigingsplan.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat twee delen van het Golfpark Soestduinen, gelegen tussen Amersfoort en Zeist, ten noorden van vliegbasis Soesterberg aan de van Weerden Poelmanweg 8 te Soest. De locatie is op onderstaand kaartbeeld weergegeven middels een rode pin.
afbeelding
Op onderstaande luchtfoto is het Golfpark Soestduinen weergegeven. Het met de witte lijn begrensde gebied geeft globaal aan waar de nieuwe driving range is voorzien, dat middels de wijzigingsbevoegdheid wordt herbestemd naar 'Sport', nader omschreven als deelgebied 1. Het met de blauwe lijn globaal begrensde gebied wordt ter compensatie herbestemd naar 'Bos-Natuur', nader omschreven als deelgebied 2.
afbeelding

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' van de gemeente Soest, bekend onder NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk sinds 3 juni 2015. Op onderstaande afbeelding is de verbeelding weergegeven, met daarop globaal de twee deelgebieden in wit en blauw weergegeven.
afbeelding
Deelgebied 1
Deelgebied 1 is bestemd als 'Bos-Natuur'. Daarnaast is een gebiedsaanduiding opgenomen 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' (op de verbeelding aangeduid met de rode getande lijn). Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de bestemming 'Bos-Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Sport', met daarbij de functieaanduiding 'golfbaan'. Daar worden de volgende voorwaarden aan gesteld:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor het realiseren van een driving range bij het bestaande golfterrein;
  2. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast als uit een onderzoek blijkt, dat er geen significante aantasting ontstaat voor de Ecologische Hoofdstructuur, zulks na overleg met de provincie Utrecht en wordt voldaan aan de voorwaarden die in dat kader nodig zijn;
  3. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast als blijkt, dat de provincie Utrecht van oordeel is dat op grond van de Boswet voldoende wordt gecompenseerd;
  4. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  5. de aanvrager dient middels een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder b en c van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder g van dit lid;
  6. het wijzigingsplan houdt geen extra bebouwing in en mag ook niet leiden tot uitbreiding van bestaande bebouwing;
  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn. Daarin zullen ook de inrichtingseisen moeten zijn verwerkt die als eis voortvloeien uit het onderzoek als bedoeld onder b van dit lid.
Deelgebied 2
In het blauw omcirkelde gebied is in het geldende bestemmingsplan bestemd als 'Horeca'.
Algemeen
Daarnaast zijn er op beide deelgebieden enkele dubbelbestemmingen van toepassing, te weten:
  • Waarde - Ecologie;
  • Waarde - Archeologie middelhoge verwachting;
  • Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht;
  • Leiding - Water.
Tevens is het plangebied (naast de wijzigingsbevoegdheid) een aantal gebiedsaanduidingen van kracht, te weten:
  • geluidzone - spoor;
  • geluidzone - weg;
  • milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied.

1.4 Opzet Van De Toelichting

Deze toelichting is opgesteld volgens het Handboek Digitale Ruimtelijke Plannen van de gemeente Soest.
Eerst beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het plangebied. Hier komen onderwerpen aan bod als ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader van de Rijksoverheid, de provincie Utrecht en het regionale beleid. Ook komt het gemeentelijke beleid aan de orde in dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 4 geeft een planbeschrijving. Deze beschrijving dient als uitgangspunt gebruikt bij het verdere ontwerp van het plangebied. Het ruimtelijk beleid wordt per thema beschreven. Als er sprake is van nieuwbouwplannen, gaat dit hoofdstuk ook in op de belangrijkste uitgangspunten voor de stedenbouwkundige inrichting. Hoofdstuk 5 verwoordt de uitkomsten van onderzoek naar milieu- en andere aspecten. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de planregels en geeft aan waarom voor een bepaalde regeling is gekozen. In meer algemene zin wordt eerst de juridische plansystematiek uiteen gezet. De afstemming van het bestemmingsplan met andere wetten en verordeningen komt eveneens in dit hoofdstuk aan de orde. Vervolgens wordt per bestemming kort ingegaan op de (on)mogelijkheden binnen de betreffende bestemming. In hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde. Tenslotte zijn in hoofdstuk 8 de resultaten van inspraak en vooroverleg opgenomen.

2 Beschrijving Van De Huidige Situatie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de bestaande situatie van het plangebied en geeft een beeld van alle voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. Allereerst wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Daarna komt de ruimtelijke structuur aan de orde.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Soesterberg, een stuwwallencomplex ontstaan in de ijstijd. Tot ver in de middeleeuwen maakte dit gebied deel uit van een nog niet ontgonnen gebied dat zich uitstrekte van de hogere zandgronden tot het lager gelegen veengebied dat aan de voet hiervan lag. Eeuwenlang zijn deze zogenaamde woeste gronden onderdeel geweest van het traditionele landbouwsysteem en heidegronden. De ontginning van het gebied gaat terug tot rond 1400. Vorige eeuw zijn deze landbouwgronden en nog onontgonnen heidegronden in gebruik genomen als productiebos. Het plangebied is lange tijd onontgonnen gebleven en is tot midden/eind vorige eeuw herkenbaar als heide. Daarna is het gebied uiteindelijk ingericht als golfbaan. Op onderstaande kaarten uit respectievelijk 1900, 1949 en de huidige situatie is deze ontwikkeling goed zichtbaar.
afbeelding
Uitsnede van de topografische kaart van 1900.
afbeelding
Uitsnede van de topografische kaart van 1949.
afbeelding
Luchtfoto van de huidige situatie.
Het terrein waar in de huidige situatie de golfbaan is gesitueerd, is vorige eeuw in gebruik geweest als openlucht zwembad. In 1933 werd het zwembad aangelegd in het kader van de werkverschaffing. Na herstel van schade en verwaarlozing tijdens de Tweede Wereldoorlog is het in 1946 heropend. In 1961 is het zwembad vernieuwd en ingericht als modern buitenbad. Het zwembad bleek voor de gemeente niet kostendekkend en sloot in 1990 haar deuren. Begin deze eeuw is gestart met de aanleg van de golfbaan, waarbij ook enkele appartementengebouwen, die als compensatie zijn gerealiseerd voor de sloop van het elders gelegen ziekenhuis Zonnegloren, en een hotel zijn gerealiseerd.

2.3 Ruimtelijke Structuur Op Hoofdlijnen

Op onderstaand kaartbeeld is het plangebied in haar omgeving zichtbaar. De twee meest bepalende structuren in de verder bos- en heiderijke omgeving zijn de N413 aan de oostzijde van het plangebied en de spoorlijn Utrecht - Amersfoort ten noorden van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied ligt het landgoed De Palz. Het golfcomplex ligt als een open plek in het bosrijke gebied. Het plangebied is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.
afbeelding
Uitsnede uit de topografische kaart.
Het huidige golfbaan is een 9 holes-par 3 baan. Verspreid liggen ten noorden van de golfholes een 8-tal appartementencomplexen. In het oosten van het gebied liggen het Hilton-hotel, het golfclubhuis, een tennisbaan en parkeerterreinen.

3 Relevant Ruimtelijk Beleid

Dit bestemmingsplan is een uitwerking van een wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Soest. Ten aanzien van het gemeentelijk beleid wordt daarom verwezen naar de toelichting van dit bestemmingsplan. Het relevante rijksbeleid en provinciale beleid wordt in deze paragraaf beschreven. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om relevant beleid ten aanzien van de Flora en faunawet, de Boswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

3.1 Rijksbeleid

Het relevante Rijksbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Wet natuurbescherming, waarin de bescherming van houtopstanden en Natura 2000-gebieden is geregeld.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten meer ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het motto van deze structuurvisie is 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Dit is vertaald naar drie concrete doelstellingen:
  • concurrentiekracht verbeteren;
  • bereikbaarheid verbeteren;
  • leefbare en veilige leefomgeving met unieke en cultuurhistorische waarden.
De drie doelstellingen die het motto van de SVIR vertegenwoordigen, zijn terug te vinden in dertien nationale (gelijkwaardige) belangen. Eén van deze belangen voorziet in ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11). Het instrument dat het Rijk hiervoor inzet is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur.
Voor de realisatie van de nationale belangen zijn vier instrumenten voorhanden:
  • kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld met provincies en gemeenten);
  • financieel (bijvoorbeeld infrastructuurfonds);
  • kennis (bijvoorbeeld inzetten College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen).
In de realisatieparagraaf van het SVIR is per nationaal belang aan de hand van de hierboven genoemde instrumenten aangegeven hoe het belang gerealiseerd zal worden.

3.1.2 Wet Natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden (NNN en Natura 2000-gebieden), planten- en diersoorten en houtopstanden. De wet kent een aantal verboden, bijvoorbeeld: bepaalde planten mogen niet geplukt worden, dieren mogen verstoort, verjaagd of gedood worden. In bepaalde situaties mag dit wel. Voor deze ruimtelijke ingrepen is dan een ontheffing of vrijstelling nodig.
  • Een vrijstelling is een uitzondering op een verbod. Deze geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet.
  • Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt.
De uitvoering van de Wet natuurbescherming ligt grotendeels in handen van de provincies. Tot slot geldt een zorgplicht. Of dieren en planten nu beschermde soorten zijn of niet: de Wet natuurbescherming schrijft voor dat nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen moeten worden.
In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de resultaten van de natuurtoets.

3.2 Provinciaal Beleid

Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 en in de Verordening 2013.

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is door PS vastgesteld op 4 februari 2013. In de structuurvisie staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Op 10 maart 2014 hebben Provinciale Staten de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) vastgesteld. Hierin zijn onder meer aanpassingen opgenomen ten aanzien van het Natuur Netwerk Nederland (NNN).
De PRV wordt elke vier jaar herijkt. De eerste herijking is in juni 2015 begonnen en op 12 december 2016 vastgesteld door PS. De herijkte PRS in sinds 1 januari 2017 van kracht. Dit herijken heeft in nauwe samenwerking plaatsgevonden met gemeenten, waterschappen, buurprovincies, Rijksoverheid en belangenorganisaties.
Het doel van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.
De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is opgesteld. Dit ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.
Ten aanzien van het NNN geldt dat het een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden is met verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van het NNN. De provincie wil het NNN in Utrecht behouden en verder ontwikkelen en ervoor zorgen dat zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Dit doen wij via het beschermingsregime 'nee, tenzij'.
Om te komen tot zowel een ontwikkelingsgerichte omgang met het NNN, als tot een betere ruimtelijke
bescherming, zijn een aantal instrumenten benoemd. Onder voorwaarden worden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij er geen sprake is van significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken, de oppervlakte en de samenhang van het NNN of zelfs wordt verbeterd. De volgende instrumenten zijn beschikbaar:
  • uitbreiding van geringe omvang bij bestaande functies. Kleinschalige ontwikkelingen in het NNN zijn mogelijk mits ze aansluiten aan een bestaande andere functie èn ze op al verstoord terrein plaats vinden;
  • plussen en minnen / mitigeren. Het negatieve effect van een ontwikkeling kan met voor natuur positieve ingrepen worden opgeheven zodat er geen sprake is van een significante aantasting van het NNN;
  • herbegrenzing van het NNN. Bij kleinschalige ontwikkelingen kan het instrument herbegrenzing worden ingezet, mits dit leidt tot een gelijkwaardige of betere kwaliteit van het NNN;
  • saldobenadering. Toe te passen bij een combinatie van ontwikkelingen die in een gezamenlijk ruimtelijk plan worden opgepakt en die per saldo een meerwaarde voor natuur opleveren.
De meest voorkomende andere functies binnen het NNN betreffen recreatie (zowel dag- als verblijfsrecreatie) en landbouw. De provincie hecht belang aan goede voorzieningen voor recreatief medegebruik.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Bij de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is een Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) gemaakt. De verordening zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie naar de gemeenten. De verordening is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht.
De PRV wordt elke vier jaar herijkt. De eerste herijking is in juni 2015 begonnen en op 12 december 2016 vastgesteld door PS. Dit herijken heeft in nauwe samenwerking plaatsgevonden met gemeenten, waterschappen, buurprovincies, Rijksoverheid en belangenorganisaties.
De PRV bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.
De PRV geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de PRV ook regels die voortvloeien uit het Barro, zoals voor de bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN).

3.2.3 Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021

Met het Bodem-, Water -en Milieuplan is het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vastgesteld voor de periode 2016-2021. De provincie onderscheidt daarbij vier prioriteiten:
  • Waterveiligheid en wateroverlast;
  • Schoon en voldoende oppervlaktewater;
  • Ondergrond;
  • Leefkwaliteit stedelijk gebied.
De opgaven vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van dit plan.
Naast prioriteiten zijn door de provincie basiskwaliteiten benoemd voor het Bodem-, Water- en Milieubeleid. Deze zijn bodemkwaliteit, waterkwaliteit, waterkwantiteit, lucht, geluid (incl. geur en licht) en externe veiligheid. De zes basiskwaliteiten zijn voorwaardelijk voor het uitvoeren van onze kerntaken en het realiseren van de ontwikkelopgaven en vormen een stevige basis voor een veilige, gezonde en duurzame woon-, werk- en leefomgeving.
Aan de basiskwaliteiten liggen wettelijke normen ten grondslag waarmee de minimumkwaliteit bepaald is. Waar de basiskwaliteiten in bestaande situaties niet voldoen aan de eisen en wensen van het gebruik, biedt het Bodem-, Water- en Milieubeleid handvaten die het oplossen of verminderen van de problemen ondersteunen.

3.2.4 Provinciale Milieuverordening 2013

Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) is de provincie verplicht een verordening ter bescherming van het milieu vast te stellen. De provincie geeft aan deze verplichting invulling via de Provinciale Milieuverordening Utrecht 2013 (PMV). De verordening is door Provinciale Staten vastgesteld op 4 februari 2013.
Het plangebied ligt in het grondwaterbeschermingsgebied Soestduinen. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening zijn in het PMV 2013 in de artikelen 14 tot en met 18 voorschriften opgenomen voor een aantal activiteiten. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 3 meter onder het maaiveld, het toepassen van bodemenergiesystemen, diepinfiltratie van grondwater en het op of in de bodem lozen van verontreinigd hemelwater. Onder voorwaarden zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk.
Daaraast geldt voor eenieder de bijzondere zorgplicht (artikel 4 van de PMV 2013). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Onderzoek sportdeelname gemeente Soest

De gemeente Soest voert onderzoeken uit naar sportdeelname van de bevolking van de gemeente. Uit het laatste onderzoek blijkt dat golf in de top 10 staat van de meest beoefende sporten bij volwassenen. Op nummer 1 staat fitness en op nummer 8 staat golf. De ondervraagde hadden de keus uit 44 sporten. Omgerekend geeft circa 12,5% van de ondervraagden aan te fitnessen en circa 4% te golfen. In de gemeente Soest wonen circa 35.000 volwassenen, dan is er een potentieel van 4% x 35.000 = 1.400 volwassenen die zouden willen golfen. Ter vergelijking: er zijn ongeveer 2.500 voetballers, 1.100 hockeyers en 200 basketballers. Verder is de nationale golfbond de vierde grootste sportbond van Nederland en Golfpark Soestduinen is de enige golfclub in Soest. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er een maatschappelijke vraag is naar een driving range zoals deze.

3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats in het kader van de Wet natuurbescherming en de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening en binnen de grenzen van het NNN. Zowel in de Wet natuurbescherming als in het provinciale beleid ten aanzien van de NNN zijn voorwaarden opgenomen die de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk maken. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is een natuurtoets uitgevoerd om invulling te geven aan de eisen van de wet en het provinciale beleid. Daarnaast is met het instrument Plussen en Minnen invulling gegeven aan de mogelijkheid om binnen de grenzen van de NNN de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren.

4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven en wordt invulling gegeven aan een goede landschappelijk inpassing. Daarnaast wordt beschreven op welke punten de ontwikkelingen afwijken van het geldende bestemmingsplan.

4.2 Ontwikkelingen

De bestaande golfbaan wordt in zuidelijke richting uitgebreid met een driving range. Op de plaats van de nieuwe driving range is in het najaar van 2014 ongeveer één hectare bos bestaand uit Oostenrijkse den geveld. Hiervoor is in februari 2014 een kapmelding ingediend bij ministerie van ELI.

4.2.1 Inrichtingsplan

De driving range krijgt een robuuste en heel natuurlijke uitstraling. De afslagplaats van de driving range ligt direct ten westen van het clubgebouw van de golfbaan. Vanaf de afslagplaats heeft de driving range een lengte van circa 180 meter in westelijke richting. Het centrale deel van de driving range bestaat uit kort schraal gras en heide. De randen van de driving range, tegen het bos aan, wordt ingeplant met hogere en ruige (heide)vegetatie. De uiterste randen van de driving range worden, aansluitend aan het bestaande bos, aangeplant met nieuw bosplantsoen en struikgewas als onderbegroeiing. Dit bosplantsoen is onderdeel van de compensatie voor het gekapte bos ter plaatse van de nieuwe driving range. In de paragraaf 4.2.2 wordt hierop nader ingegaan.
afbeelding
Inrichtingsplan voor de driving range (bron: Jol Golf Design).
Om de driving range het gehele jaar door en per dag zo lang mogelijk te kunnen gebruiken wordt de afslagplaats overdekt en wordt op het centrale deel verlichting toe gepast. De toegepaste verlichting bestaat uit natuurvriendelijke LED-verlichting, waarbij de kleur en intensiteit van de toegepaste verlichting zijn aangepast aan eisen van de voorkomende flora en fauna. Op momenten dat de driving range niet in gebruikt is wordt de verlichting uitgeschakeld.
In bijlage 1 van de bijlagen bij toelichting is in het inrichtingsplan voor de driving range opgenomen in de toelichting.

4.2.2 Compensatieplan bos

Het gekapte bos wordt conform de eisen uit de Wet natuurbescherming gecompenseerd door het als 'Horeca' bestemde deelgebied 2 om te vormen tot bos en te bestemmen tot 'Bos - Natuur'. Daarnaast worden enkele terreinen rondom het golfpark en momenteel zijn ingericht met gras beplant met bos. Deze terreinen zijn al bestemd tot 'Bos - Natuur'. Het totale oppervlakte aan bos blijft hiermee exact gelijk. Op onderstaande afbeeldingen is de huidige en toekomstige situatie weergegeven. In bijlage 2 van de bijlagen bij toelichting is in het Inrichtingsplan Golfpark Soestduinen plussen en minnen, op gesteld door Buiting Advies, de inrichting van de driving range nader uitgewerkt.
afbeelding
Huidige situatie (bron: Inrichtingplan Golfpark Soestduinen plussen en minnen, Buiting Advies 2016)
afbeelding
Nieuwe situatie: (bron: Inrichtingplan Golfpark Soestduinen plussen en minnen, Buiting Advies 2016)
afbeelding
Huidige situatie ter plekke van de voorziene driving range (bron: Inrichtingplan Golfpark Soestduinen plussen en minnen, Buiting Advies 2016)

4.3 Duurzaam Beheer

De initiatiefnemer is voornemens om golfbaan als geheel duurzaam te gaan beheren, passend binnen de gebiedskenmerken van het plangebied. Duurzaam beheerde golfbanen wordt het GEO-certificaat toegekend. GEO richt zich op het verantwoord omgaan met natuur, milieu, mens en natuurlijke hulpbronnen op golfbanen. Het GEO-certificaat is daardoor vergelijkbaar met andere milieukeurmerken zoals FSC en EKO.
Om het duurzaam gebruik van een golfbaan te verankeren zijn binnen GEO zes aandachtsgebieden benoemd. Door in deze aandachtsgebieden verbeteringen door te voeren, wordt invulling gegeven aan duurzaam golfbaanbeheer. Het gaat daarbij om de aandachtsgebieden:
  • landschap en biotopen;
  • water;
  • energie en hulpbronnen;
  • producten en ketenbeheer;
  • milieukwaliteit;
  • mens en samenleving.

4.4 Strijdigheid Geldend Bestemmingsplan

Deelgebied 1
Het deelgebied 1 is bestemd als 'Bos-Natuur'. Deze bestemmingsplanwijziging voorziet in de inrichting van het terrein als driving range. Dit is niet passend binnen de bestemming 'Bos-Natuur'. Om deze reden wordt een nieuwe bestemming voorzien, namelijk 'Sport', met daarbij de functieaanduiding 'golfbaan'.
Deelgebied 2
Deelgebied 2 is bestemd als 'Horeca' en wordt ter compensatie van de ontwikkelingen in deelgebied 1 bestemd als 'Bos-Natuur'.

5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. Het aspect flora en fauna is afzonderlijk onderzocht, het rapport is in de bijlagen opgenomen.

5.2 Bodem

De bodem wordt in dit project niet geroerd, er wordt niet gebouwd. Het gebied wordt ingericht als driving range. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.3 Verkeer En Parkeren

5.3.1 Verkeer

Het hotel en golfbaan liggen aan de N413, de provinciale weg tussen de A28 en Soest. Het complex is daarmee uitstekend ontsloten. De toegang tot het terrein vindt plaats via een relatief smalle toegangspoort. Door middel van verkeersborden is de toegang tot het terrein geregeld, waarbij het binnen komende verkeer voorrang heeft op het uitgaande. Hiermee wordt voorkomen dat het doorgaande verkeer op de N413 en de naastliggende fietspaden hinder ondervinden van het verkeer naar het comcplex.
De realisatie van de driving range heeft een beperkte verkeersaantrekkende werking. Gezien de ligging van het complex aan de N413 heeft dit geen gevolgen voor de bestaande infrastructuur.

5.3.2 Parkeren

Ten behoeve van het hotel en golfbaan zijn in de huidige situatie 250 parkeerplaatsen aanwezig. Op 27 maart 2018 is de Parkeernota 2017 in werking getreden. In deze nota wordt voor een aantal functies het noodzakelijke aantal parkeerplaatsen per eenheid opgenomen. Voor een golfbaan geldt een norm van zes parkeerplaatsen per hole (inclusief pitch en put). Voor hotels geldt een norm van 0,35 parkeerplaatsen per slaapplaats. Dit betekent dat bij het huidige gebruik voorzien dient te worden in circa 150 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn in de huidige situatie ruimschoots aanwezig.
De realisatie van de driving range betekent een toename van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Het huidige parkeerterrein voorziet ruimschoots in deze behoefte.

5.3.3 Conclusie

Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.4 Wegverkeerslawaai

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van de bestaande golfbaan. Een deel van het plangebied ligt binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'. Met deze ontwikkeling wordt er echter geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk. Het aspect 'wegverkeerslawaai' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.5 Industrielawaai

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van de bestaande golfbaan. Met deze ontwikkeling wordt er geen functies en bestemmingen toegevoegd, die een negatieve invloed hebben op de omgeving. Een akoestisch onderzoek industrielawaai is niet noodzakelijk. Het aspect 'industrielawaai' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.6 Railverkeerslawaai

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van de bestaande golfbaan. Een deel van het plangebied ligt binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor'. Met deze ontwikkeling wordt er echter geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Een akoestisch onderzoek railverkeerslawaai is niet noodzakelijk. Het aspect 'railverkeerslawaai' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.7 Luchtkwaliteit

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van de bestaande golfbaan. Met deze ontwikkeling wordt er geen functies en bestemmingen toegevoegd, die een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Een onderzoek luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.8 Watertoets

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van de bestaande golfbaan. Op 7 november 2016 is de digitale watertoets uitgevoerd, het project raakt geen waterschapsbelang. Het Toetsresultaat watertoets is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.9 Flora En Fauna

5.9.1 Inleiding

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen het Natuurnetwerk Nederland. Deze ontwikkeling mag conform het landelijk en provinciaal beleid niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN of van de samenhang tussen gebieden in het NNN. Door bij de inrichting van de driving range in belangrijke mate kans te bieden aan ontwikkeling van ecologische waarden en op de overige delen van het terrein maatregelen te nemen natuurwaarden te ontwikkelen en te versterken wil de initiatiefnemer de functionaliteit van het NNN behouden en versterken.
Buiting Advies Natuur en Landschap een onderzoeksrapportage opgesteld. In bijlage 1 van de bijlagen bij toelichting is in het Inrichtingplan Golfpark Soestduinen de natuurtoets opgenomen. Het onderzoek beschrijft de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling. Deze dient als basis voor het toepassen van het instrument 'Plussen en Minnen'.

5.9.2 Onderzoek

5.9.3 Conclusie

De conclusie van het toepassen van het instrument Plussen en Minnen laat zien dat de wezenlijke kenmerken en waarden binnen het NNN door de voorgenomen realisatie van een nieuwe driving range niet worden aangetast. De voorgenomen ingreep kan daarom binnen het NNN worden doorgevoerd.
De eisen vanuit de Wet natuurbescherming met betrekking tot de algemene zorgplicht en de extra bescherming van soorten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.10 Archeologie En Cultuurhistorie

5.10.1 Archeologie

Het plangebied wordt ingericht als driving range waarbij enkel bestaand opgaand groen wordt verwijderd en nieuwe beplanting ten behoeve van de driving range wordt aangelegd. Eventueel aanwezige archeologische waarden worden door deze werkzaamheden niet verstoord, een archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

5.10.2 Cultuurhistorie

Het plangebied is onderdeel van het gemeentelijke beschermde dorpsgezicht De Paltas en de Kleine Paltz. Dit gebied bestaat uit een afwisseling van bospercelen en open terreinen ten zuiden van de spoorlijn Utrecht - Amersfoort. In het gebied zijn grafheuvels aanwezig.
Het beschermde dorpsgezichten is voorzien van een dubbelbestemming ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’. Op basis van deze dubbelbestemming kunnen nadere eisen worden gesteld aan de omvang en situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht. Daarnaast is voor werkzaamheden, die van invloed kunnen zijn op de waarden van het beschermde dorpsgezicht een omgevingsvergunning vereist.
Het plangebied wordt ingericht als driving range waarbij enkel bestaand opgaand groen wordt verwijderd en nieuwe beplanting ten behoeve van de driving range wordt aangelegd. Voor het verwijderen van het opgaande groen is door de gemeente Soest een omgevingsvergunning verleend. Daarnaast is voor de inrichting van de driving range een inrichtingsplan opgesteld.

5.10.3 Conclusie

Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.11 Bedrijven En Milieuzonering

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van de bestaande golfbaan. Volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt 10 meter voor een golfbaan. Binnen deze contour zijn geen woningen of andere gevoelige functies gelegen. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.12 Externe Veiligheid

De voorziene driving range zal onderdeel uitmaken van het bestaande golfcomplex, de nieuwe invulling is niet van invloed op externe veiligheid. Op www.risicokaart.nl is zichtbaar dat er geen inrichtingen zijn die van invloed zijn op de ontwikkeling. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.13 Conclusie Milieu- En Omgevingsaspecten

De milieu- en omgevingsaspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

6 Toelichting Op De Regels

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom
bepaalde bebouwing acceptabel is.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting vormt de verantwoording voor de gemaakte keuzen voor de inrichting van het plangebied en de toekenning van de bestemmingen.
Met het bestemmingsplan Van Weerden Poelmanweg 8 worden de huidige bestemmingen gewijzigd zodat de realisatie van de driving range mogelijk wordt gemaakt. Dit bestemmingsplan is mede gebaseerd op het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' van de gemeente Soest en opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

6.2 Opzet Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Hier worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen gedefinieerd en wordt de wijze van meten toegelicht.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in onder meer:
  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  • Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  • Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Enkelbestemmingen
'Bos-Natuur'
De gronden in deelgebied 2 zullen bestemd worden als 'Bos-Natuur' om de landschappelijke en natuurlijke waarden te borgen in het bestemmingsplan.
'Sport'
De gronden in deelgebied 1 zullen bestemd worden als 'Sport' om de driving range mogelijk te maken. Conform de uitwerkingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' zijn de regels voor de bestemming 'Sport' overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Deze regels staan het oprichting van andere bouwwerken, zoals ballenvangers en vlaggenmasten, lichtmasten, luifels en pergola's, speelvoorzieningen, perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken toe. Op basis van deze regel wordt een afslagplaats gerealiseerd. Dit is in afwijking van de voorwaarden uit de uitwerkingsbevoegdheid. Om die reden is dit bouwwerk meegenomen in het Inrichtingsplan Golfpark Soestduinen en middels het instrument plussen en minnen getoetst aan de waarden van het NNN.
Dubbelbestemmingen
In de regels is een dubbelbestemming opgenomen voor archeologie en voor het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Deze dubbelbestemmingen liggen als het ware over de andere bestemming heen en genieten voorrang. Bij een dubbelbestemming voor archeologie betekent dat bijvoorbeeld dat er pas gebruik kan worden gemaakt van de bouwmogelijkheden van de woonbestemming als er eerst, op kosten van de initiatiefnemer, archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Op de terreinen met archeologische monumenten is geen nieuwe bebouwing of grondbewerking dieper dan 30 centimeter toegestaan, zonder eerst archeologisch onderzoek te doen waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Op de terreinen met aanwezige archeologische waarden, die geen monument zijn, is voor alle bebouwing met een oppervlakte van 50 m² (en dieper dan 30 centimeter) een archeologisch onderzoek nodig. Het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht is vastgelegd in de dubbelbestemming ‘Waarde – Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht’. In dit gebied kunnen nadere eisen aan de situering en afmeting van de bebouwing worden gesteld vanwege het beschermde dorpsgezicht. Overigens is het beschermde dorpsgezicht ook vastgelegd met een passende bestemming Agrarisch met waarden, waar uitsluitend akkerbouw is toegestaan en waar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden behouden moeten blijven.

6.2.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling
In de regels is een bepaling opgenomen om te voorkomen dat gronden die bij een eerder bouwplan al in aanmerking zijn genomen voor het toestaan van het bouwplan, nogmaals worden meegeteld.
Algemene bouwregels
In deze regel zijn algemene bouwregels opgenomen, die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Zo is er een regel opgenomen, die waarborgt, dat er bij het bouwen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Daarnaast is er een regel, die bepaalt, dat van het plan afwijkende maatvoering, die in het verleden is vergund ook mag worden aangehouden en dus niet onder het overgangsrecht komt.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling wordt voor een aantal zaken expliciet aangegeven, dat deze als strijdig gebruik worden aangemerkt en daarmee onder het verbod vallen zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo. Als in een bepaald geval strijdig gebruik (met bijvoorbeeld de doeleindenomschrijving van een bestemming of met een verleende vrijstelling) wordt geconstateerd, dan is er sprake van een overtreding, waartegen kan worden opgetreden.
Seksinrichtingen als strijdig gebruik
Aangezien seksinrichtingen vanaf 1 oktober 2000 als een normale bedrijfs-/dienstverlenende activiteit worden aangemerkt moet het bestemmingsplan zich expliciet uitspreken over het al of niet bieden van mogelijkheden voor vestiging van dergelijke inrichtingen. De gemeente Soest kent de regeling, dat seksinrichtingen in alle bestemmingsplannen zijn uitgesloten, behalve één bestaande massagesalon aan de Lange Brinkweg. Dergelijke inrichtingen zijn niet gewenst. Ze zijn dan ook expliciet voor alle overige bestemmingen als strijdig gebruik aangemerkt.
Algemene afwijkingsregels
Een algemene afwijkingsbevoegdheid om een aantal zaken en ondergeschikte afwijkingen mogelijk te maken. Het gaat vooral om:
nutsbebouwing;
afwijkingen van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en andere grenzen, voorzover die nodig zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages.
Algemene wijzigingsregels
Het plan bevat een aantal wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kunnen bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen op de verbeelding in beperkte mate worden verschoven. Verder kan de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten actueel worden gehouden. In het plangebied zijn bovendien 6 wijzigingsgebieden aangewezen met de titel ‘wro-zone – wijzigingsgebied’. Met een wijzigingsplan en wijzigingsprocedure kunnen de bestemmingen in deze gebieden worden omgezet ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen. De voorwaarden waaronder kan worden gewijzigd zijn in deze regels opgenomen. Voor elke locatie moet eerst een stedenbouwkundige verkaveling worden opgesteld die voldoet aan alle wijzigingsvoorwaarden voordat wijziging mogelijk is.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Uitgangspunt in een nieuw bestemmingsplan is dat bestaande bouwwerken en gebruiksvormen in principe positief worden bestemd en zijn toegestaan. De overgangsrechtelijke bepalingen zijn bindend voorgeschreven in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze overgangsrechtelijke bepalingen waarborgen dat een bestaand bouwwerk of een bestaand gebruik dat niet in overeenstemming is met het nieuwe plan en waarvan sloop respectievelijk beëindiging wordt beoogd, als zodanig voorlopig kan blijven voortbestaan. Het bouwwerk of gebruik wordt dan als zodanig gedoogd, totdat in de loop van de planperiode wordt beslist over sloop respectievelijk beëindiging. Bouwwerken en gebruiksvormen, die al in strijd zijn met het vorige bestemmingsplan worden expliciet uitgesloten van het overgangsrecht van het nieuwe plan. Ze worden niet gedoogd onder het nieuwe plan, maar blijven in strijd daarmee. Handhaving door sloop respectievelijk gebruiksbeëindiging blijft een optie.
Hier is bepaald hoe de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 De Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen op GBKN coordinaat op kaartbeeld verbeeld, waarmee de bestemmingen geografisch worden vastgelegd. De verbeelding is IMRO-gecodeerd, conform IMRO2012. Voor de verbeelding is aangesloten bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, die bindend is voorgeschreven vanuit het Ministerie.

7 Financiële Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de exploitatie van het plan en de eventueel daaruit voortvloeiende planschade besproken.

7.2 Exploitatie

De Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) gaat ervan uit dat bij het bestemmingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld tenzij het kostenverhaal anders verzekerd is. De voor dit bouwplan en bestemmingsplan te maken kosten, waaronder eventuele tegemoetkoming in schade, zijn voor rekening van de betrokken grondeigenaar en initiatiefnemer. Met hen worden hierover bindende afspraken gemaakt. Deze afspraken worden opgenomen in overeenkomsten tussen de initiatiefnemer en de gemeente, die voor de vaststelling van het bestemmingsplan zijn afgerond. Om die reden maakt een exploitatieplan geen deel uit van dit bestemmingsplan.

8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Procedure En Fase Bestemmingsplan

In dit hoofdstuk wordt aangegeven in welke fase het bestemmingsplan zich bevindt. Afhankelijk van de fase van het plan wordt de tekst hieronder daarop aangepast.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 11 juni 2018 tot en met 23 augustus 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder bij de gemeenteraad een zienswijze naar voren brengen. Tijdens deze periode is één zienswijze ontvangen. In paragraaf 8.3 is dit verwoord. De zienswijze heeft geleid tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan is op 18 okotober 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van de Gemeente Soest.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.2.1 Algemeen

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden voor een nieuwe ontwikkeling wordt een maatschappelijke toets uitgevoerd, waarbij burgers worden geïnformeerd en ruimte hebben om te reageren op de concrete plannen.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft vanaf 11 juni 2018 tot en met 23 augustus 2018 ter inzage gelegen, zodat belanghebbenden een zienswijze kunnen indienen. Gedurende deze periode is één zienswijze ontvangen. Deze zienswijzen is verwoord en beantwoord in de Nota van Zienswijzen. Deze nota is als bijlage 4 van de bijlagen bij toelichting opgenomen in dit bestemmingsplan.