Soesterengweg na bij nr 20
Wijzigingsplan - Gemeente Soest
Vastgesteld op 25-08-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan 'Soesterengweg na bij nr 20' van de gemeente Soestmet identificatienummer NL.IMRO.0342.WPSOE0010-0301 van de gemeente Soest;
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar -ingevolge de regels- regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwde ruimte, die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en dat als uitbreiding van de woning dient en door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.6 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.
1.7 aan huis gebonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.8 achtergevel
de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.10 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.12 archeologisch deskundige
de gemeentelijke archeoloog of een andere door Burgemeester en Wethouders van Soest aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door de gemeente Soest of namens de gemeente Soest door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.14 archeologisch verwachtingsgebied
terrein dat op basis van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart van de gemeente Soest op de verbeelding is aangeduid als gebied met lage, dan wel middelmatige of onbekende, dan wel hoge archeologische verwachting.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.18 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten.
1.21 begane grondbouwlaag
de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.22 bestaand
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerking treding van dit wijzigingsplan en met een vergunning gebouwd;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van de inwerking treding van het betreffende gebruiksverbod.
1.23 bestemmingsgrens
de grens van het bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.28 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerkm, met een dak.
1.36 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.37 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
1.40 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 hoofdbewoner
degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.44 hoofdgroenstructuur
groen dat deel uit maakt van de hoofdgroenstructuur zoals opgenomen in de Groenstructuurvisie van de gemeente Soest.
1.45 horeca
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- b. het verstrekken van nachtverblijf;
- c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
Tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.
1.46 internetwinkel
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:
- a. de transactie via internet tot stand komt;
- b. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt;
- c. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt.
1.47 kas
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten.
1.48 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.49 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.50 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.51 overkapping
een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand.
1.52 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.
1.53 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 verbeelding
de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
1.55 vlak
een geografisch bepaald gebied.
1.56 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.57 voorgevelrooilijn
de bouwgrens, die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden.
1.58 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.59 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 meetregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de bouwhoogte van een bouwwerk: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
- b. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
- c. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- d. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het bouwwerk niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dat geval de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel;
- e. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- f. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- g. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkt bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
- h. de ve rticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.2 Aanvullende meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
- a. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;
- b. relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak;
- c. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd. Indien het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst hoger is gelegen dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang, wordt voor het bepalen van de bouw- of goothoogte van een bouwwerk vanaf die hoogte gerekend;
- d. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd. Indien het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst hoger is gelegen dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang, wordt voor het bepalen van de bouw- of goothoogte van een bouwwerk vanaf die hoogte gerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Structuurgroen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Structuurgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen die deel uit maken van de hoofdgroenstructuur van Soest, ten behoeve van het behoud en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende:
- b. openbaar groen, speelvoorzieningen, verblijfsgebied en geluidwerende voorzieningen;
- c. overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen en landschappelijke beplantingen;
alsmede voor:
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'houtwal': instandhouding van de ter plaatse voorkomende houtwal.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede over het behoud van monumentale en waardevolle bomen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
De gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen niet worden gebruikt voor parkeren.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. perceelsontsluitingen;
alsmede voor:
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Nota parkeernormen auto en fiets' (2e herziening) d.d. 12 februari 2014;
- e. andere bouwwerken;
- f. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een hogere goot- en/of bouwhoogte, mits:
- b. daarmee een betere aansluiting op de hoogte van de begane grond laag van het hoofdgebouw kan worden verkregen;
- c. de kapvorm en dakhellingen van het hoofdgebouw worden overgenomen;
- d. de bouwhoogte tenminste 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt
5.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep;
- b. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- 1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;
- 2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
- 3. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn, mits kan worden voldaan aan de parkeernormen volgens de 'Nota parkeernormen auto en fiets' (2e herziening) d.d. 12 februari 2014 van de Gemeente Soest;
- 4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
- 5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
- 6. aan de in de 'Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds' (1e herziening) d.d. 18 februari 2010 van de Gemeente Soest vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;
- 7. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;
- 8. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.
Artikel 6 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie hoge verwachting aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met hoge archeologische waarden, waarbij de bestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 8 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.
- b. Het bepaalde onder 8.1a. geldt niet voor bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.2 Onderkeldering van gebouwen
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
- a. de verticale bouwdiepte mag maximaal 3.30 meter bedragen;
- b. het deel van de kelder, dat verder reikt dan het oppervlak van het gebouw vanaf peil wordt meegeteld bij de oppervlaktebebouwing buiten het bouwvlak en bedraagt niet meer dan de maxima zoals deze zijn gesteld in de daar voorkomende bestemming;
- c. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1.00 meter uit de gevel van de kelder worden gebouwd;
- d. toelaatbaar zijn uitsluitend ondergrondse ruimten, die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens het plan;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking of het beheer van de bestemming.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan mits dit stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht:
- a. voor het overschrijden van bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2.00 meter bedraagt;
- b. voor het overschrijden van voorgeschreven maten en percentages tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- c. voor het toestaan van bijzondere dakvormen;
- d. voor het bouwen van portieken, liftschachten en stedenbouwkundige accenten;
- e. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3.00 m en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
- f. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5.00 m.
10.2 Criteria
Er wordt niet afgeweken als bedoeld in lid 10.1, indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van bestemmings- en bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot.
11.2 Wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uit makende Staat van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 1 wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
11.3 Wijzigen van Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds
Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Beleidsnota parkeernormen (2e herziening) d.d. 12 februari 2014 het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds.
11.4 Wijzigen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart
Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met:
- a. een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, dan wel
- b. een door Burgemeester en wethouders vastgestelde wijziging van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Waardevol Gebied 1, 2 of 3, zodanig, dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beïndiging van opgraving, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 12 Overige Regels
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 13.1a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder 13.1a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 13.2a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder 13.2a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder 13.2a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Soesterengweg na bij nr 20’.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeeester en wethouders van de gemeente Soest van: 25 augustus 2015
De voorzitter,
De griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel grond naast Soesterengweg 20 te Soest. De eigenaar van het perceel wil gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid die op het perceel ligt. Met deze bevoegdheid kan ter plaatse onder voorwaarden een vrijstaande woning worden gebouwd. Over het bouwplan is overleg geweest met de gemeente Soest, hetgeen geresulteerd heeft in een ontwerp dat door de welstandscommissie akkoord is bevonden.
Om gebruik te kunnen maken van deze bevoegdheid moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De wijze waarop aan deze voorwaarden wordt voldaan is beschreven in de volgende hoofdstukken.
1.2 Ligging
Het wijzigingsgebied ligt in het woongebied Noordelijke Eng, dat op zijn beurt weer onderdeel uitmaakt van de woongebieden Dalweg, Parkweg, Zuidelijke Eng en Oostelijke Eng. Het wijzigingsgebied ligt in de kern van Soest en is ongeveer 2.380 m² groot. Het perceel ligt aan de Soesterengweg naast nummer 20 (figuur 1). Ten zuiden van het wijzigingsgebied ligt een houtwal die behouden dient te blijven.
Figuur 1: Ligging wijzigingsgebied in Soest (bron: Google maps)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het betreffende perceel ligt binnen het bestemmingsplan 'De Eng' vastgesteld op 15 mei 2012 en deels onherroepelijk geworden op 19 december 2012. Een fragment van het geldende bestemmingsplan met het bewuste perceel (rood omlijnd) is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: Fragment bestemmingsplan 'De Eng' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het rood omlijnde gebied heeft de bestemming 'Tuin'. In artikel 27 van het bestemmingsplan zijn wijzigingsregels opgenomen. Het betreffende wijzigingsgebied valt onder 'wijzigingsgebied - 3'. Bepaald is dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 3' (naast Soesterengweg 20) te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 14, de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 16 en de bestemming 'Groen - Structuurgroen' als bedoeld in artikel 8. Aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn regels verbonden die bij de planbeschrijving (Hoofdstuk 4) zijn beschreven.
Initiatiefnemer heeft er voor gekozen het wijzigingsgebied om te zetten naar een woonbestemming. In het navolgende is beschreven dat aan de hiervoor beschreven regels wordt voldaan.
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het wijzigingsplan ‘Soesterengweg na bij nr 20’ bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding, 1: 1000 (NL.IMRO.0342.WPSOE0010-0301)
- Regels
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan veilig te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en een beschrijving van de planopzet zijn vermeld.
1.5 Opzet Van De Toelichting
De toelichting is opgesteld aan de hand van het Handboek Digitale Ruimtelijke Plannen van de gemeente Soest. Allereerst wordt, voor zover van belang bij die wijzigingsplan, ingegaan op de beleidskaders (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie van het wijzigingsgebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de planbeschrijving. Hoofdstuk 5 staat in het teken van de uitgevoerde onderzoeken naar milieu- en overige aspecten.
Hoofdstuk 6 geeft een juridische toelichting op de planregels. Tot slot beschrijven de hoofdstukken 7 en 8 respectievelijk de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Het proces en eventuele zienswijzen worden beschreven in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 2 Beleid
In het geldende bestemmingsplan is op een aantal deellocaties sprake van mogelijke ontwikkelingen, die in dat plan opgenomen zijn. Het gaat hierbij om plannen, waarvoor kaders van de plannen duidelijk zijn, maar de exacte invulling nog niet. Voor deze plannen is een Wro-zone - wijzigingsgebied (hierna: wijzigingsbevoegdheid) opgenomen. Het wijzigingsgebied naast het perceel Soesterengweg 20 te Soest vormt zo'n deellocatie.
De toelichting behorende bij het moederplan ‘De Eng’ bevat een actuele weergave van de beleidskaders m.b.t. het gehele plangebied. Voor onderhavig wijzigingsplan zijn de daar in genoemde beleidskaders van toepassing.
Hoewel de voorgenomen wijziging naadloos binnen de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegheid past, is na inwerkingreding van dat plan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Deze wijziging betreft de zogenaamde ladder van duurzame verstedelijking.
Ladder van duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van deze ladder is het bevorderen van een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte én het voorkomen van overprogrammering. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, tweede lid). Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De procesvereiste is alleen van toepassing op ruimtelijke besluiten die voorzien in een stedelijke ontwikkeling. In het Bro is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Uit jurisprudentie is inmiddels gebleken dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor kleinschalige ontwikkelingen. De enkele vrijstaande woning wordt gerealiseerd op een locatie waar in beginsel al een woning is beoogd. Bovendien behoeft voor de realisatie van deze woning de bestaande infrastructuur ter plaatse niet aangepast te worden De bouw van van deze enkele woning kan daarom niet aangemerkt worden als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Uit een de uitspraak (ECLI:RVS:2013:2471) blijkt overigens dat de ontwikkeling van drie woningen niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Hieruit volgt dat de bouw van één woning, zoals in dit plan beschreven, evenmin als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt waarop de ladder van duurzame ontwikkeling van toepassing is.
Ladder van duurzame verstedelijking
In het kader van dit wijzigingsplan en gelet op het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening bestaat er behoefte aan een onderbouwing van de in dit plan beschreven toename van één woning. De onderbouwing in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking heeft betrekking op zowel de kwantitatieve woningbehoefte als de kwalitatieve woningbehoefte. In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening is namelijk bepaald dat in de toelichting bij een bestemmings- of wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldaan moet worden aan de zogenaamde ladder van duurzame verstedelijking. Deze ladder kent drie stappen en deze stappen zijn als volgt omschreven:
- 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte. Uit de nota van toelichting behorende bij artikel 3.1.6 Bro (Staatsblad 2012, 388, pp. 49-50) blijkt dat met regionale behoefte niet per se wordt gedoeld op een bovengemeentelijke behoefte (regionaal in de zin van meerdere gemeenten omvattende). Centraal staat een passend regionaal schaalniveau; in geval van een lokale ontwikkeling kan het daarom ook gaan om een lokale (binnen de gemeente) vallende behoefte. Een dergelijke behoefte kan dan worden gezien als 'regionale behoefte' zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro.;
- 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van de gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied. In de Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De definitie luidt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
- 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
De voorgenomen woningbouw aan de Soesterengweg in Soest sluit als volgt aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':
1. op basis van de 'Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028' is voor de gemeente Soest voor de periode 2013-2028 uitgegaan van een programma van 1.165 woningen. Deze woningen dienen binnenstedelijk te worden gerealiseerd omdat er geen uitleggebieden voor Soest in de visie zijn opgenomen. De te bouwen woning maakt onderdeel uit van het programma van 1.165 woningen, waarmee in het moederplan rekening is gehouden. De woningen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt kunnen worden. Geconcludeerd wordt dat het plan voorziet in een lokale behoefte.
2. De bouwlocatie aan de Soesterengweg naast nummer 20 ligt binnen stedelijk gebied van de gemeente Soest. Er wordt geen beslag gelegd op de groene ruimte, waardoor ook op dit punt wordt voldaan aan de 'ladder'.
3. Nu onder stap twee is geconcludeerd dat de locatie binnen het stedelijk gebied van Soest ligt, is stap 3 niet meer nodig. Er is immers geen sprake van een ontwikkeling buiten het stedelijk gebied.
Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
In het moederplan (bestemmingsplan 'De Eng') is uitgebreid stilgestaan bij de ontstaansgeschiedenis van het betreffende plangebied binnen Soest. Ook is uitvoerig aandacht gegeven aan de ruimtelijke structuur van het gebied. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de verschillende deelgebieden (Zuidelijke en de Noordelijke Eng, Dalweg, begraafplaats, Parklaan en middengebied - weerszijden Dalweg -). Verder is aandacht besteed aan de verkeersstructuur, de groenstructuur en de waterstructuur.
Rekening houdend met de uitgangspunten en mogelijkheden van het gebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waar regels aan verbonden zijn. Deze regels zorgen ervoor dat bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het te ontwikkelen plan naadloos in het gebied ingepast kan worden.
Met betrekking tot de bestaande situatie van het perceel Soesterengweg naast nummer 20 te Soest wordt het volgende opgemerkt. Het perceel ligt braak en bestaat momenteel uit verruigd grasland, omzoomd door bomen en een houtwal (zie figuur 3.1). De houtwal is planologisch beschermd bestaat uit hakhout van Winter- en Zomereik en bomen van Witte paardenkastanje.
Figuur 3.1: Zicht op het betreffende perceel (bron: Google maps)
De Soesterengweg loopt voor autoverkeer dood ter plaatse van het bewuste perceel. Fietsers en voetgangers kunnen via een tunnel de overkant van de Dalweg bereiken.
De nieuw te bouwen vrijstaande woning sluit aan bij twee bestaande vrijstaande woningen (Soesterengweg 18 en 20). De achterzijde van het perceel sluit aan op gronden behorende bij het gemeentehuis van Soest.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Het plan is zoals beschreven gericht op de bouw van een vrijstaande woning. Er is gekozen voor een voor die locatie passende architectuur. Het hoofdgebouw heeft een hoge opgaande gevel, waardoor het een statige uitstraling krijgt. De woning is van een rieten kap voorzien. De bouwhoogte bedraagt 9,30 m. De woning kent verschillende goothoogten. De hoogste goothoogte ligt op 6,20 m. Hieronder is aangegeven dat de goothoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 m mag bedragen. De extra hoogte van 20 cm is noodzakelijk om de zoldervloer bouwtechnisch goed te kunnen plaatsen. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning zal een beroep gedaan worden op de binnenplanse afwijking van 10%. Daar waar de kap doorgetrokken is, ligt de goot op ongeveer 3 m. De bouw- en goothoogte van de aan-/uitbouw bedragen respectievelijk 5 m en 3 m.
In de figuren 4.1 tot en met 4.4 zijn de gevelaanzichten weergegeven.
Figuur 1: Aanzicht voorgevel (bron: Building Design Architectuur)
Figuur 2: Aanzicht achtergevel (bron: Building Design Architectuur)
Figuur 3: Aanzicht rechter zijgevel (bron: Building Design Architectuur)
Figuur 4: Aanzicht linker zijgevel (bron: Building Design Architectuur)
Bij het ontwerp van de woning is rekening gehouden met de door de gemeente Soest gehanteerde uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn beschreven in de wijzigingsbevoegdheid en zijn hierna genoemd. Cursief is aangegeven of aan de betreffende regels wordt voldaan.
- a. Maximaal 1 vrijstaande woning haaks op de Soesterengweg is toegestaan met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
De nokhoogte van de woning bedraagt 10 m. De goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt iets meer dan 6 m. Bij de vergunningaanvraag zal gevraagd worden of deze kleine afwijking toegelaten kan worden. Dit is mogelijk door toepassing van de algemene afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 9 van dit plan.
- b. De voorgevel wordt geplaatst in het verlengde van de voorgevelrooilijn van de woningen Soesterengweg 18A en 20.
De voorgevel is in de voorgevellijn van de naastgelegen woningen geplaatst.
- c. Hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen ten minste 5 meter van de bouwperceelsgrenzen wordt gesitueerd.
De afstand tussen de bebouwing en de de bouwperceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m. Tussen het perceel Soesterengweg 20 en de beoogde bebouwing ligt een ruimte van 5 m. Aan de zijde van de houtwal is die afstand ruimer, ca 12 m.
- d. Een bouwvlak is toegestaan van maximaal 8 meter breed en 12 meter diep;
Het hoofdgebouw is binnen een bouwvlak van 96 m², aarbij de breedte van het bouwvlak niet meer is dan 8 m en de diepte van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 12 m.
- e. Het bestemmingsvlak voor 'Wonen' in het verlengde van het bestemmingsvlak van de woningen Soesterengweg 18A en 20 wordt gelegd en de rest van de gronden voor 'Groen - Wijkgroen' wordt bestemd.
Het nieuwe bestemmingsvlak voor het wonen wordt in lijn met het naastgelegen bestemmingsvlak voor het wonen geprojecteerd. Dit betekent dat het perceel een voortuin heeft met de bestemming 'Tuin', analoog aan de naastgelegen percelen. Aan de achterzijde, buiten de woonbestemming krijgen de gronden de bestemming 'Groen - Wijkgroen'.
- f. De boom op het voorterrein dient te worden behouden.
De boom aan de voorzijde van de woning blijft gehandhaafd.
- g. De houtwal aan de zijde van de Dalweg dient te worden behouden.
De houtwal krijgt ook in het wijzigingsplan, zover gelegen binnen de grenzen van het wijzigingsgebied, de aanduiding 'houtwal'. Op deze wijze is de houtwal planologisch beschermd.
- h. Het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een grondexploitatie-overeenkomst of anderszins is zekergesteld.
Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten waarin het verhaal van kosten is zekergesteld.
- i. Aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen moet worden voldaan.
Ook is bezien of voldaan kan worden aan de norm uit de beleidsnota 'Nota parkeernormen auto en fiets (2e herziening)', vastgesteld op 12 febuari 2014. Voor het onderhavige perceel geldt de voglende norm:
'Woning van 150 m² bvo of groter 2,0 parkeerplaatsen of 1,8 parkeerplaats en 6,0 fietsparkeerplaatsen per woning'.
Het eigen terrein biedt voldoende mogelijkheden voor het parkeren van in ieder geval twee auto's (in de planvorming is daar rekening mee gehouden). Ook kan een deel van het bezoekersparkeren op het terrein plaatsvinden. Dit is afhankelijk van het aantal bezoekers.
- j. De verkeersverbindingen dienen aan te sluiten op de verbindingen in de omgeving.
De in-/uitrit van het perceel ligt voor de afsplitsing van het fietspad naar en onder de Dalweg door. De auto-ontsluiting vindt plaats via de Soesterengweg. Nieuwe infrastructurele maatregelen zijn niet nodig.
- k. Er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet worden voorzien.
Onder j is aangegeven dat zich geen knelpunten voordoen. Nieuwe maatregelen zijn niet nodig en weggebruikers worden niet gehinderd als gevolg van de bouw van een nieuwe woning.
- l. Door middel van onderzoeken moet worden aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat.
Voor de locatie is een verkennend bodemonderzoek, een quickscan flora en fauna gedaan en het gemeentelijk archeologisch beleid is onderzocht. Uit de diverse onderzoeken is gebleken dat er geen knelpunten zijn die de bouw van een nieuwe vrijstaande woning in de weg staan.
- m. Alle wettelijk verplichte onderzoeken moeten zijn gedaan.
Zie onder l. Alle van belang zijnde aspecten zijn belicht.
- n. Er dient eerst een stedenbouwkundige verkaveling te worden opgesteld, die voldoet aan alle wijzigingsvoorwaarden, alvorens tot wijziging kan worden overgegaan.
Bij e-mailbericht van 23 mei 2014 is aangegeven dat het schetsplan op enkele punten na akkoord is. De punten die bijstelling behoefden zijn in de definitieve aanvraag om een omgevingsvergunning verwerkt. Daarnaast zijn een akoestisch onderzoek, een bodemonderzoek en een archeologisch onderzoek aan de toelichting van dit plan gekoppeld. Uit de onderzoeken is gebleken dat er geen belemmeringen bestaan voor de bouw van de vrijstaande woning.
Uit het vorenstaande volgt dat de woning passend is op de onderhavige locatie en binnen het daarvoor geldende wijzigingsgebied. Met de gewenste invulling wordt het betreffende gebied kwalitatief goed afgerond. Met het behoud van de houtwal blijft de groene kwaliteit ook in stand. Door de nieuwbouw zal ook meer aandacht gegeven kunnen worden aan het groen op het perceel, waardoor de groene kwaliteit zal toenemen.
Hoofdstuk 5 Onderzoek
5.1 Algemeen
Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering ten opzichte van milieuhinderlijke elementen.
In de directe omgeving zijn geen (agrarische) bedrijven aanwezig. Het perceel ligt in een overwegend woongebied. De achterzijde van het perceel sluit aan op de tuin behorende bij het gemeentehuis van Soest. Het gemeentehuis heeft een maatschappelijke bestemming waardoor op grond van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' rekening gehouden dient te worden met een afstand van 10 m (Openbaar bestuur, kantoren). De afstand tot het wijzigingsgebied bedraagt ongeveer 70 m en de afstand tot het nieuwe bouwvlak voor het hoofdgebouw bedraagt circa 110 m. Het parkeren ten behoeve van bezoekers van het gemeentehuis ligt op ongeveer 35 m afstand van het bouwvlak voor het hoofdgebouw. Tussen het parkeren en het wonen is nog een houtwal gesitueerd. Gelet hierop bestaat er geen milieubelemmering vanwege de aanwezigheid van het gemeentehuis.
5.2 Waterhuishouding / Watertoets
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Grondwater
Bij alle ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging zonder dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Oppervlaktewater
Binnen het wijzigingsgebied wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd (de grondwaterstand is relatief diep, 2,80 m tot 2,90 m - maaiveld). Infiltratievijvers worden niet gezien als oppervlaktewater.
Afval- en hemelwater
Bij nieuwbouw en uitbreidingen moet rekening gehouden worden met het veranderende klimaat. Het waterbeleid wordt hier ook op aangepast. Bij de ontwikkeling moet men rekening houden met de toenemende mogelijkheid van 'water op straat'. Het ontwerp van nieuwbouw en uitbreidingen moet hierop afgestemd zijn.
Het vloerpeil van de nieuw te bouwen woningen is 30 cm hoger dan het straatpeil.
Bij nieuwbouw en uitbreidingen moet voor de afvoer van afvalwater een vuilwaterriool aangelegd worden. Het vuilwaterriool dient reinigbaar en inspecteerbaar te zijn. Het afvalwater wordt via het bestaande gemengde rioolstelsel afgevoerd.
Afvalwater en hemelwater worden strikt gescheiden (gescheiden rioolstelsel). Bij nieuwbouw en uitbreidingen moet hemelwater van verharde oppervlakten (daken en verhardingen) niet worden aangesloten op het vuilwaterriool. Er mogen ook geen overstorten van hemelwater op het vuilwaterriool worden aangelegd.
Het perceel biedt, voor het regenwater dat niet op verhard oppervlak komt, voldoende ruimte voor infiltratie in de bodem. De regenwaterriolen of infiltratievoorzieningen dienen reinigbaar en inspecbaar te zien. Op het perceel wordt een infiltratievoorziening aangelegd in de vorm van infiltratiekoffers.
Conclusie
Dit wijzigingslan brengt ten aanzien van de verschillende wateraspecten geen (ingrijpende) veranderingen te weeg. In de nieuwbouw blijft het regenwater van verharde oppervlaktes (daken en verhardingen) gescheiden van afvalwater. Hierbij wordt al rekening gehouden met een toekomstig gescheiden rioolstelsel.
5.3 Geluid
Krachtens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of wijziging van een bestemmingsplan, dat voorziet in de realisering van woningen of andere geluidgevoelige bebouwing in een zone vanaf de weg, een onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting welke die woningen (of andere geluidgevoelige bebouwing) zou ondervinden van het verkeer op die weg. Uitgangspunt in deze is dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) niet te boven gaat.
Op grond van het bepaalde in artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijden een breedte heeft van:
- 1. in stedelijk gebied:
- voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
- voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
- 2. in buitenstedelijk gebied:
- voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
- voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
- voor een weg bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.
Deze zonering geldt niet:
- 1. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
- 2. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt.
- 3. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).
Het plangebied is gelegen aan een voor gemotoriseerd verkeer doodlopende weg. Fietsers kunnen wel doorrijden. Dit betekent dat het verkeer beperkt zal blijven tot bestemmingsverkeer. Van de Soesterengweg is daarom geen geluidoverlast te verwachten.
De Dalweg vormt wel een bron van geluidhinder. Door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting op de gevel als gevolg van het wegververkeer op de Dalweg. De bevindingen zijn beschreven in de rapportage van 10 juli 2014 (werknummer: 14.096) en is als Bijlage 1 aan de toelichting van dit plan gekoppeld.
Uit het onderzoek volgt dat de gevel aan de zijde van de Dalweg een maximale geluidbelasting heeft van 51 dB, hetgeen betekent dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met 3 dB wordt overschreden.
Door het treffen van maatregelen kan aan de voor een woning geldende regelgeving met betrekking tot het geluid worden voldaan. In de rapportage wordt ingegaan op een zogenaamde 'dove gevel' en een hogere grenswaarde.
Een 'dove gevel' is geen gevel in de zin van de Wet geluidhinder waardoor deze gevel niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden. In deze gevel mogen dan geen opening mogelijk gemaakt worden.
Wanneer niet gekozen wordt voor een 'dove gevel' zal een hogere grenswaarde moeten worden vastgesteld. Aangezien de maximale hogere grenswaarde 58 dB bedraagt, blijft de voor dit plan van toepassing zijnde grenswaarde van 51 dB ruim onder het maximum. Voor ventilatie kan gekozen worden om in de naar de Dalweg gerichte gevel suskasten aan te brengen.
Conclusie
Op basis van het verrichtte onderzoek kan geconludeerd worden dat voldaan kan worden aan de regelgeving op het gebied van geluid. Het gaat hierbij om het realiseren van een 'dove gevel' of het vaststellen van een hogere grenswaarde. Een hogere grenswaarde dient gelijktijdig of voorafgaand op de vaststeling van het wijzigingsplan vastgesteld te worden.
5.4 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeente dient er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen bekend zijn en in de ruimtelijke inrichting worden meegewogen.
Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader onderzoek noodzakelijk is. De inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK) worden in navolging op deze ontwikkeling op dit moment vervangen door een op de gemeente Soest toegespitste Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart. De Archeologische Beleidsadvieskaart geeft op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting hier van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen / moeten worden: middels planaanpassing of het behoud van informatie door opgraven. Hieronder zal ingegaan worden op de eventueel aanwezige archeologische waarden in, en de archeologische verwachting voor het plangebied.
Archeologische waarden
Uit een inventarisatie van de Archeologische Beleidsadvieskaart (figuur 5.1, wijzigingsgebied is rood omlijnd) komt naar voren dat het plangebied is gelegen in een Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 1 (AWV1-zone). Binnen deze zone dienen ontwikkeling voorafgegaan te worden door een archeologische onderzoek wanneer sprake is van een bodemingreep groter van 100 m² én dieper dan 30 cm onder het maaiveld. Omdat de ontwikkeling een grotere oppervlakte behelst dan de hier genoemde 100 m² is een archeologisch onderzoek verricht.
Figuur 5.1: Fragment Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Soest (bron: gemeente Soest)
Door Buro de Brug is in 2009/2010 een archeologisch onderzoek verricht. De bevindingen van dit onderzoek zijn beschreven in de rapportage met het kenmerk B09-31. De rapportage is als Bijlage 2 aan de toelichting van dit wijzigingsplan gekoppeld. Hierna wordt alleen de conclusie beschreven.
Het plangebied Soesterengweg na bij nr 20 te Soest omvat ongeveer 1400 m². Bij de aanleg van een nieuw woonhuis zal de bodem verstoord worden over c. 100m².
Het onderzoek aan de Soesterengweg na bij nummer 20 is tweeledig van opzet geweest. Eerst is een bureauonderzoek verricht om de specifieke archeologische verwachting voor het plangebied te bepalen. Aansluitend heeft een verkennend/karterend booronderzoek plaatsgevonden om de archeologische verwachting te toetsen. Het bureauonderzoek is uitgevoerd door Buro de Brug. Het booronderzoek is verricht door ADC Archeoprojecten, i.s.m. Buro de Brug.
Op basis van het bureauonderzoek kan gesteld worden dat bewoningsresten met name vanaf het Mesolithicum kunnen worden verwacht onder een intact plaggendek. In het plaggendek kunnen sporen uit de Late Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd worden verwacht, hoewel het plangebied op de kaart uit 1900 onbebouwd lijkt te zijn geweest.
Uit het booronderzoek kan geconcludeerd worden dat de verwachte enkeerdgrond wel is aangetroffen, maar in grote mate is verstoord. Alleen in boring 1 is het plaggendek intact, in boring 6 is het intacte plaggendek tot 50 cm verstoord. In boringen 2, 3, 4 en 5 is de A-horizont zwaar verstoord. Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied.
Het daadwerkelijk te verstoren oppervlak bedraagt c. 100 m², wat de informatiewaarde van eventuele archeologische resten - binnen de aangetoonde verstoring - sterk reduceert.
De hoge mate van verstoring van het plaggendek en het ontbreken van archeologische indicatoren, in samenhang met de geringe omvang van de geplande bodemverstoring geven geen aanleiding tot een vervolgonderzoek. Derhalve adviseert Buro de Brug het plangebied vrij te geven voor de bouw van het in de bouwaanvraag benoemde object.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling brengt geen nadelige gevolgen met zich mee ten aanzien van eventuele archeologische resten, aangezien deze niet verwacht worden, dan wel al ernstig verstoord zijn.
5.5 Flora En Fauna
De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hiertoe zijn twee wetten actief, respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands-Conventie, Conventie van Bonn en CITES etc. Alle instrumenten tezamen vormen een stevig fundament voor de bescherming van de waardevolle Nederlandse natuur voor nu en in de toekomst.
Kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) die strikt beschermd zijn. Daarnaast zijn er ook nog tal van Beschermde Natuurmonumenten, de Nationale Landschappen, de Nationale Parken, is er de Ecologische Hoofdstructuur (Structuurschema Groene Ruimte en Nota Ruimte) en worden er in het kader van de Wetlands Conventie wetlands aangewezen.
De soortenbescherming kent naast de passieve wettelijke bescherming (het tegenhouden van verslechtering) met de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de soortenbeschermingsplannen (het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004) en de rode lijsten.
Ten behoeve van het te realiseren plan is door Natuurbank Overijssel een rapportage opgesteld waarin geconcludeerd wordt dat de realisatie van de vrijstaande woning niet zal leiden tot significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het groen in de directe omgeving (zie hierna). Ook uit de bomeneffectanalyse zijn geen nadelige gevolgen voor de te behouden bomen en houtwal naar voren gekomen (zie hierna). Zowel de rapportage van de quickscan flora en fauna als de rapportage van de bomeneffectanalyse zijn als Bijlage 3 en Bijlage 4 aan de onderhavige toelichting gekoppeld.
De bevindingen van de quickscan flora en fauna zijn beschreven in de rapportage van 7 juli 2014 (projectnummer 475, versie 1.0). Uit de conclusie van de quickscan kan afgeleid worden dat de inrichting en het gevoerde beheer het onderzoeksgebied tot een nagenoeg ongeschikte leefomgeving voor de meeste beschermde flora- en faunasoorten maken. Het is niet uitgesloten dat sommige algemene- en weinig kritische amfibieën- en zoogdiersoorten incidenteel in het gebied voorkomen en dat er vogels nestelen in de beplanting.
De in het gebied voorkomende amfibieën- en zoogdiersoorten staan vermeld in tabel 1 van de Ff-wet. Voor het verstoren, verwonden en doden van deze soorten geldt een algemene vrijstelling. Specifieke maatregelen in het kader van de algemene zorgplicht zijn niet nodig omdat deze soorten incidenteel en in lage aantallen in het gebied voorkomen. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht.
Het is aannemelijk dat er vogels nestelen in het gebied. Vogels kunnen nestelen in de boom-, struik- en kruidlaag. Er nestelen alleen vogelsoorten in het gebied waarvan uitsluitend de bezette nesten beschermd zijn, niet de oude nesten of de nestplaats. Het terrein dient daarom bouwrijp gemaakt te worden buiten de voortplantingsperiode van vogels. De meest geschikte periode om dat te doen is augustus-februari. Er kan geen ontheffing verkregen worden voor het verstoren van bezette nesten en het verwonden/doden van vogels omdat de voorgenomen activiteit niet wordt erkend als een in de wet genoemd ‘wettelijk belang’.
Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen in het onderzoeksgebied aanwezig. Mogelijk foerageren vleermuizen langs de randen en kronen van de beplanting in het onderzoeksgebied. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op deze functie.
Het onderzoeksgebied ligt niet in- of direct naast een beschermd natuurgebied of de EHS. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van beschermd natuurgebied of de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden, er hoeft geen ontheffing of natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden.
De bevindingen met betrekking tot de bomeneffectanalyse zijn de bevindingen beschreven in de rapportage van 9 september 2014 (projectnummer 475, versie 1.1). Uit de conclusie van deze analyse kan afgeleid worden dat de bomen in het onderzoeksgebied een geringe landschappelijke en visuele betekenis hebben. De bomen zijn vrijwel onzichtbaar vanaf de doorgaande openbare wegen. Dat komt vooral omdat het plangebied wordt omzoomd door hoge opgaande bomen. De zomereik aan de voorzijde van het perceel is het meest zichtbaar (beleefbaar). De bomen hebben verder geen bijzondere waarde of betekenis.
Deze boom heeft ingevolge de op 25 november 2014 vastgestelde bomenkaart een monumentale betekenis gekregen. In figuur 5.2 is een fragment van de bomenkaart met de betreffende boom weergegeven (rood omcirkeld).
Figuur 5.2: Fragment bomenkaart (bron: gemeente Soest)
De betreffende boom is geplant in het jaar 1930 en heeft een stamomtrek van 250 cm. De conditie is goed en heeft een gebiedsbepalende functie.
Een tamme kastanje komt zeer dicht op de nieuw te bouwen woning te staan. Geadviseerd wordt om deze te kappen. Vanwege de beperkte omvang, is voor de kap geen vergunning vereist.
Tijdens de bouw wordt geen bronbemaling toegepast. De bouwfase heeft daarom geen negatief effect op het bomenbestand.
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd wordt dat zowel de flora en faunaregelgeving als de feitelijk aanwezige bomen geen belemmeringen vormen voor het voorliggende wijzigingsplan. In dde anterieure overeenkomst, dan wel in de omgevingsvergunning zullen de noodzakelijke maatregelen die genomen moeten worden om de monumentale boom duurzaam te behouden, opgenomen worden.
Conclusie
Door de voorgenomen activiteit, wordt de bestaande houtopstand niet aangetast. Specifieke maatregelen tijdens de bouwfase zijn essentieel om schade aan de meest beeldbepalende boom op het perceel te voorkomen. De oprit naar de woning loopt voor een klein deel over het wortelstelsel van de zomereik (nr 1, in figuur 5.2 nr. 835, op de lijst heeft de boom nummer 18835, maar de eerste twee cijfers vallen weg in de zwarte stip). De noodzakelijke grondwerkzaamheden kunnen enig effect hebben op het wortelstelsel, maar niet dusdanig dat de duurzame instandhouding van de boom in gevaar komt. De oprit bestaat uit een halfverharding waardoor bodembeluchting en infiltratie van hemelwater niet negatief beïnvloed wordt.
5.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2008 is de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De ‘Wet luchtkwaliteit’ vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van artikel 5.16 van de Wm kan, samengevat, een projectbesluit worden vastgesteld of een afwijking worden toegelaten verleend, indien;
- 1. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of projectbesluit biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde 1, of
- 2. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of projectbesluit biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de betreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- 3. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of projectbesluit biedt niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- 4. Het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit 'in betekende mate' als bedoeld onder c is sprake in zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- Woningbouw: 1500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3000 woningen bij 2 ontsluitende wegen.
- Infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- Kantoorlocaties: 10.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het onderhavige wijzigingsplan bevat niet een van deze ontwikkelingen. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige projectbesluit mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet 'in betekende mate' zal verslechteren. Aan het bepaalde omtrent de luchtkwaliteit wordt voldaan.
Conclusie
5.7 Bodem
Een bodemonderzoek is verplicht, indien de beoogde bouw of verbouw vergunningspichtig is. In bepaalde gevallen is echter vrijstelling van deze verplichting mogelijk. Deze vrijstellingen betreffen:
- Vergunningen voor gebouwen die niet bestemd zijn voor langdurig gebruik van mensen (minder dan 2 uur per persoon per dag, zoals een opslagloods);
- Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde (zoals bruggen, gemalen, RWZI’s, etc.);
- Bouwwerken die de grond niet raken (niet grondgebonden locaties zoals dakkapel, inpandige verbouwing op eerste etage);
- Bouwwerken met een te verwezenlijken bebouwingsoppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- Voor tijdelijke bouwwerken als bedoeld in artikel 45 van de Woningwet, mits uit vooronderzoek conform NVN 5725 blijkt dat de locatie als onverdacht kan worden aangemerkt, dan wel dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740 niet rechtvaardigen;
- Wanneer reeds bruikbare onderzoeksresultaten bij de gemeente aanwezig zijn (art 2.1.5., lid 3 Bouwverordening).
Met betrekking tot de bouw van de vrijstaande woning is geen van deze vrijstellingsmogelijkheden van toepassing. Door Hoogveld Milieutecniek is daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in de rapportage van 13 november 2009. Deze rapportage is als Bijlage 5 aan deze toelichting gekoppeld. Hierna wordt ingegaan op het onderzoek en wordt de conclusie beschreven.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat:
- de bovengrond licht verontreinigd is met lood, zink en PCB;
- in de ondergrond geen verontreinigende stoffen zijn aangetoond.
Er zijn geen stoffen in gehalten en/of concentraties boven de tussenwaarde aangetoond. Dit houdt dat er op basis van de Wet bodembescherming geen aanleiding bestaat voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of sanerende maatregelen.
Op basis van van het uitgevoerde bodemonderzoek is er uit oogpunt van de aangetoonde bodemkwaliteit geen belemmering voor de geplande bouwactiviteiten.
Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing waarbij een andere onderzoeksstrategie geldt.
Conclusie
Uit het vorenstaande volgt dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik: wonen en tuin.
5.8 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit.
Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is vervat in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar.
Naast de bescherming van het individu geldt er een ook verantwoordingsplicht voor activiteiten met gevaarlijke stoffen waarbij een groep mensen kan overlijden; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het groepsrisico ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord. Hierbij is de oriëntatiewaarde een soort ijkpunt voor de omvang van het groepsrisico.
Volgens de Risicokaart van de provincie Utrecht (zie figuur 5.3, wijzigingsgebied ligt binnen de blauwe cirkel) bevinden zich in de omgeving (binnen straal van circa 800 m) van het wijzigingsgebied geen objecten of terreinen met een extern veiligheidsrisico die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied. In de omgeving van de locatie zijn evenmin inrichtingen die vallen onder de werkingsfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het plangebied valt niet binnen de plaatsgebonden risico contour van gevaarlijke installaties of inrichtingen. Ten zuidoosten, op een afstand van ruim 450 m van het wijzigingsgebied, bevindt zich het spoor Den Dolder - Baarn (Intercityliljn). Onderhavig wijzigingsplan vindt plaats binnen bestaande bebouwing. Op het gebied van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de de bouw van één vrijstaande woning.
Figuur 5.3: Fragment Risicokaart provincie Utrecht (bron: www.nederlandrisicokaart.nl)
Verder kan geconstateerd worden dat in de directe omgeving geen buisleidingen aanwezig zijn die gevaarlijke stoffen transporteren.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het onderhavige wijzigingsplan.
Hoofdstuk 6 Juridische Planvorming
6.1 Algemeen
In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de wijze waarop de voor het plangebied gewenste ontwikkeling juridisch is vastgelegd.
Van groot belang is dat bestemmingsplannen goed afleesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als voor burgers. Dit is extra belangrijk omdat bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld.
De in het wijzigingsplan opgenomen regels sluiten aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012), welke per 1 juli 2013 verplicht zijn gesteld. De SVBP 2012 maakt het mogelijk om wijzigings- en bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare ruimtelijke plannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. De benaming van de bestemmingen en de volgorde van de regels, evenals de weergave van de bestemmingen en aanduidingen in het plan komen overeen met de SVBP 2012. De SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het wijzigingsplan, zowel analoog als digitaal.
6.2 Bestemmingskeuze
In het wijzigingsplan is ter plaatse van de woning de bestemming 'Wonen' geprojecteerd. De aanwezige houtwal krijgt binnen de betreffende bestemmingen de aamiododomg 'houtwal'. Verder kent het plan de bestemmingen 'Tuin" (voor de woning) en de bestemming 'Groen - Wijkgroen' (achter de woning). Voor de situering van de woning wordt een bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' geprojecteerd.
Voor wat betreft de regels is aangesloten bij de regels van het moederplan: bestemmingsplan 'De Eng'.
6.3 Overige Regels
In de inleidende regels zijn regels opgenomen die betrekking hebben op de gehanteerde begrippen en de wijze van meten. Zie hiervoor de artikelen 1 en 2, voorafgaand aan de bestemmingen.
In de algemene regels zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het plan als geheel. Dit betreft onder meer de anti-dubbeltelbepaling en de algemene ontheffingsregels. In de overgangs- en slotregels volgen het overgangsrecht en de slotregel.
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het economisch risico ligt bij de eigenaar van het perceel. Met de uitvoering van het plan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid. In dit wijzigingsplan is duidelijk gemaakt dat het initiatief van de opdrachtgever getuigt van een goede ruimtelijke ordening, dat het plan voortvloeit uit gemeentelijk beleid en niet strijdig is met het beleid van hogere overheden en dat er geen wettelijke beletselen zijn om medewerking te verlenen aan het plan.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak En Overleg
Er is hier sprake van een wijzigingsplan. Met betrekking tot de procedure betekent dit onder meer dat direct een ontwerp ter inzage wordt gelegd. Inspraak en overleg vinden niet plaats.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 7 mei 2015 tot en met 17 juni 2015 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend.
8.1.1 Resultaat zienswijzen
In de Nota van zienswijzen Wijzigingsplan ‘Soesterengweg nabij nr. 20’ (Bijlage 6) is de zienswijze samengevat weergegeven. De reactie van de gemeente Soest is eveneens in deze nota opgenomen. Onder verwijzing naar Bijlage 6 wordt hierna alleen de conclusie aangehaald: 'De ingediende zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan ‘Soesterengweg nabij nr. 20’ aan te passen. '
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Weg- Verkeerslawaai Woning Aan De Soesterengweg (Naast 20) Te Soest
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek weg- verkeerslawaai woning aan de Soesterengweg (naast 20) te Soest
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek En Ivo-b Soesterengweg 22, Soest
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek en IVO-B Soesterengweg 22, Soest
Bijlage 3 Quickscan Natuurwaardenonderzoek Soesterengweg 20 Soest
Bijlage 3 Quickscan natuurwaardenonderzoek Soesterengweg 20 Soest
Bijlage 4 Bomeneffectanalyse Soesterengweg Naast Nr. 20
Bijlage 4 Bomeneffectanalyse Soesterengweg naast nr. 20
Bijlage 5 Verkennend Milieutechnisch Bodemonderzoek T.p.v. Soesterengweg Nr. 22 In Soest
Bijlage 5 Verkennend milieutechnisch bodemonderzoek t.p.v. Soesterengweg nr. 22 in Soest
Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen Wijzigingsplan 'Soesterengweg Nabij Nr.20'
Bijlage 6 Nota van zienswijzen Wijzigingsplan 'Soesterengweg nabij nr.20'