KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Aanpassing Artikel 21 Woongebied - Bestemmingsplan Vleuterweide
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - 2
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Gemengd - 4
Artikel 12 Groen - 1
Artikel 13 Groen - 2
Artikel 14 Groen - 3
Artikel 15 Kantoor
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer - 1
Artikel 18 Verkeer - 2
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer - 1
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer - 2
Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied - 1
Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied - 2
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied - 3
Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied - 4
Artikel 25 Water
Artikel 26 Wonen - 1
Artikel 27 Wonen - 2
Artikel 28 Wonen - 3
Artikel 29 Wonen - 4
Artikel 30 Wonen - 5
Artikel 31 Wonen - 6
Artikel 32 Wonen - 7
Artikel 33 Wonen - 8
Artikel 34 Wonen - 9
Artikel 35 Leiding - Gas
Artikel 36 Leiding - Riool
Artikel 37 Leiding - Water
Artikel 38 Waarde - Archeologie
Artikel 39 Waarde - Beschermd Stadsgezicht - 1 - Binnenstad
Artikel 40 Waarde - Beschermd Stadsgezicht - 2 - Minstroom
Artikel 41 Waarde - Beschermd Stadsgezicht - 3 - Oost
Artikel 42 Waarde - Landschap
Artikel 43 Waterstaat - Waterkering
Artikel 44 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 45 Anti-dubbeltelregel
Artikel 46 Algemene Bouwregels
Artikel 47 Algemene Gebruiksregels
Artikel 48 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 49 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 51 Overgangsrecht
Artikel 52 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Bestemmingsplanmethodiek
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Per Deelgebied En De Aanpassing
3.1 Inleiding
3.2 Wijzigingen
3.3 Deelgebied A
3.4 Deelgebied B
3.5 Deelgebied C
3.6 Deelgebied D
3.7 Deelgebied E
3.8 Deelgebied F
3.9 Deelgebied G
3.10 Deelgebied H
3.11 Deelgebied I
3.12 Deelgebied J
3.13 Deelgebied K
3.14 Deelgebied L
3.15 Deelgebied M
3.16 Deelgebied N
3.17 Deelgebied O
3.18 Deelgebied P
3.19 Deelgebied Q
3.20 Deelgebied R
3.21 Deelgebied S
3.22 Deelgebied T
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden
4.1 Inleiding
4.2 Gezondheid
4.3 Milieu-effectrapportage
4.4 Geluidhinder
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geur
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Bodem
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.10 Duurzaamheid En Energie
4.11 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.12 Groen En Ecologie
4.13 Water
4.14 Kabels En Leidingen
4.15 Archeologie
4.16 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting
6.1 Inleiding
6.2 Planvorm
6.3 Opbouw Regels
6.4 Regeling Bijbehorende Bouwwerken
6.5 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen
6.6 Systematiek Van De Bestemming Wonen
6.7 Bed & Breakfast
6.8 Artikelsgewijze Toelichting
6.9 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
6.10 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
6.11 Lijst Van Horeca-activiteiten
6.12 Handhaving
Bijlage 1 Binnenstad Gevelopname En Regels Maximale Goothoogte En Gevelbreedte
Bijlage 2 Binnenstad Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart 2010
Bijlage 3 Kappenkaart Oost
Bijlage 4 Kaart Dakterrassen Op Hoofdgebouwen Oost
Bijlage 5 Kaart Bijzondere Bouwlagen Binnen Beschermd Stadsgezicht Oost
Bijlage 6 Kaart Erfbebouwing Utrecht Oost
Bijlage 7 Wro-zone Ontheffingsgebied Utrecht Oost
Bijlage 8 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 9 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Bijlage 10 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Aanwijzingstekst Beschermd Stadsgezicht Binnenstad
Bijlage 2 Archeologische Waardenkaart Utrecht
Bijlage 3 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost
Bijlage 4 Begrenzingskaart Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost
Bijlage 5 Monumentenlijst Utrecht-oost
Bijlage 6 Uitbreidingsruimte In Oppervlakte Utrecht Oost
Bijlage 7 Uitbreidingsruimte In Hoogte Utrecht Oost
Bijlage 8 Aanwijzingstekst Beschermd Stadsgezicht Minstroom
Bijlage 9 Kaart Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Minstroomgebied
Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Rijksstraatweg 20
Bijlage 11 Aanpassing Geluidonderzoek Rzwi
Bijlage 12 Memo Geluidonderzoek Bruisdreef
Bijlage 13 Geluidonderzoek Bruisdreef
Bijlage 14 Erratum Geluidonderzoek Bruisdreef
Bijlage 15 Watertoets Rijnvliet
Bijlage 16 Volledige Tekst Artikel 21 Woongebied Vleuterweide

Actualisering diverse gebieden 2016

Bestemmingsplan - gemeente Utrecht

Vastgesteld op 01-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ten minste ook bewoner van de woning is;

hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.

1.6 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 architectuur- en bouwhistorische waardenkaart

kaart behorende bij de regels waarop de waardevolle en overige panden zijn aangegeven.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.10 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.13 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    1. 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    2. 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 bijzondere bouwlaag:

  1. a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel
  2. b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 brutovloeroppervlak:

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.28 consumentenvuurwerk:

consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

1.29 creatieve bedrijven

bedrijven die zich hoofdzakelijk richten op:

  • creatieve zakelijke dienstverlening: reclame en grafische bedrijven, architecten, industriële ontwerpers;
  • multimedia: bedrijven die in hoofdzaak producten maken of diensten verlenen op het gebied van beeld, geluid, gaming en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, internet, mobiele telefonie, print en evenementen;
  • toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, dienstverlenende bedrijven tbv de kunsten, mode en interieurbedrijven;
  • autonome kunsten: zoals beeldend kunstenaar, muzikanten, theatermakers.

1.30 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.31 dak:

een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 dakopbouw:

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt mede verstaan een webwinkel waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en een showroom. Hieronder wordt niet verstaan een afhaalzaak.

1.34 erfzone:

de zone van 4 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.

1.35 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of een of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 gevelopname

(samenstel van) kaart(en) en tabellen, behorende bij de regels, en waarin de voorgevel fotografisch is vastgelegd en de gevelbreedte, de hoogte van de eerste bouwlaag, de goothoogte en de bouwhoogte van de in het plangebied gelegen gebouwen zijn aangegeven.

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.39 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.40 hoogte-accent:

een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.

1.41 industrieterrein

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.42 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie.

1.43 kantoorruimte:

een gebouw of ruimte waarin hoofdzakelijk werkzaamheden worden verricht aan een bureauopstelling, in combinatie met vergaderruimten; de werkzaamheden zijn onder meer:

  1. a. administratieve en beleidsmatige werkzaamheden en alle daarmee gelijk te stellen bureaugebonden activiteiten;
  2. b. commerciële, creatieve en technische bureaugebonden werkzaamheden, inclusief callcenter, desktop-publishing en softwareproductie;
  3. c. werkzaamheden aan desktop, laptop, CAD-CAM-apparatuur;
  4. d. zakelijke ontvangst van externen, vergaderingen en presentaties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de onderneming;
  5. e. entree en receptiehal;
  6. f. interne en externe opleidingen, workshops, seminars en congressen in zaalruimten in het gebouw van een onderneming worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;
  7. g. functies binnen een kantoorhoudend bedrijf die behoren bij het normale kantorengebruik zoals een postkamer, interne serverruimte en interne archiefruimte, worden beschouwd als onderdeel van de kantoorruimte.

1.44 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.45 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.46 Lijst van bedrijfactiviteiten

de Lijst van bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.47 Lijst van Bedrijven functiemenging:

de Lijst van Bedrijven functiemenging die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.48 Lijst van Horeca-activiteiten:

de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.49 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.50 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.51 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.52 onderbouw:

een kelder of een souterrain.

1.53 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
    aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

1.54 plan:

het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01 van de gemeente Utrecht.

1.55 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.

1.56 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.57 voorgevelrooilijn:

De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.59 woonlaag:

een bouwlaag die uitsluitend voor bewoning is bestemd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de breedte van een gebouw

1. ter plaatse van de voorgevellijn, daar waar bij de gevelopname de breedte is vastgelegd, niet minder en niet meer bedragen dan blijkt uit de gevelopname, en
2. achter de voorgevellijn, niet meer dan blijkt uit de op de verbeelding te onderkennen zijdelingse perceelsgrenzen en -met aangrenzende gebouwen gemeenschappelijke- scheidingsmuren

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil

a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld.
c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Aanpassing Artikel 21 Woongebied - Bestemmingsplan Vleuterweide

De aanpassingen van artikel 21 Woongebied luiden als volgt:

3.1 Aanpassing regel 21.2.1 Hoofdgebouwen

Aan regel 21.2.1 worden na sub d de volgende subregels toegevoegd:

e. Na realisering van de woonbebouwing mogen bouwhoogte, kapvorm, nokrichting en bouwprofiel van de woning respectievelijk het woongebouw slechts worden gewijzigd voor zover de wijzigingen reeds als optie zijn opgenomen in de onherroepelijke omgevingsvergunning, op grond waarvan de woonbebouwing is gerealiseerd.
f. In afwijking van het bepaalde in artikel 21.2.1 lid c mag slechts worden gebouwd binnen een belemmeringshoek van 20 graden ten opzichte van woningen die voor 2002 gebouwd zijn.

3.2 Aanpassing regel 21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

1. De bepalingen in de regels 21.2.2 sub a en sub d tot en met sub g vervallen.

2. De regel onder 21.2.2. sub a komt te luiden:

a. Bij een hoofdgebouw zijn bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten, toegestaan die zonder omgevingsvergunning kunnen worden verricht.

Deze regel wordt gevolgd door de bestaande regels b en c.

3.3 Aanpassing regel 21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Regel 21.5 komt te luiden:

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regel 21.4.1 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de bij de regels behorende Lijst van Bedrijvenfunctiemenging;
  2. b. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte, met dien verstande dat zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  3. c. één bedrijfswoning en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf dan wel een bed & breakfast;
  4. d. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.

4.2 Bouwregels

4.3 specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regel 4.1 door bedrijven toe te laten die niet in de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging zijn genoemd, of één categorie hoger zijn genoemd, voor zover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de lijst van bedrijven functiemenging, zoals in regel 4.1 genoemd.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, tot maximaal categorie 3.1, zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst vanBedrijfsactiviteiten en aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte en additionele horeca;
  2. b. (kleinschalige) dienstverlening, zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot maximaal 1.500 m2, sportvoorzieningen, horeca behorende tot de categorie B tot en met D van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten en hotels;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens bedrijfsruimte en daarmee samenhangende kantoorruimte, waarbij het bepaalde in regel 5.4 onder a van toepassing is;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een gebouwde (bovengrondse) parkeergarage;
  5. e. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, (ondergrondse of halfverdiept gelegen) gebouwde parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' geldt dat het vloeroppervlak van de bij het bedrijf behorende kantoorruimte ten minste 50% en ten hoogste 70% van het totale brutovloeroppervlak per bedrijf bedraagt, het overig oppervlak is bedrijfsruimte.
  2. b. Kantoorvloeroppervlak dat meer bedraagt dan 50% van het brutovloeroppervlak en meer dan
    2.000 m² per bedrijf is, is niet toegestaan, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
  3. c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  4. d. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  5. e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  6. f. Opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden is niet toegestaan.
  7. g. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wro door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
bedrijven uit de in bijlage Lijst vanBedrijfsactiviteiten genoemde categorieën: ter plaatse van de aanduiding:
1 tot en met 3.1 'bedrijf tot en met categorie 3.1' (b=3.1)
1 tot en met 3.2 'bedrijf tot en met categorie 3.2' (b=3.2)
1 tot en met 4.1 'bedrijf tot en met categorie 4.1' (b=4.1)
1 tot en met 4.2 'bedrijf tot en met categorie 4.2' (b=4.2)

b. in aanvulling op het bepaalde onder a, tevens voor autoreparatiebedrijven en autowasserijen tot en met categorie 3.1 en bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:

bedrijven: ter plaatse van de aanduiding:
atelier 'atelier' (atl)
elektriciteitsproductiebedrijf 'specifieke vorm van bedrijf - elektriciteitsproductiebedrijf' (sb-epb)
sport, speelvoorzieningen, en wellness 'specifieke vorm van gemengd - 2' (sgd-2)
horeca behorend tot tot de categorie A1 zoals opgenomen in de Lijst van Horeca-activiteiten vergader- en congrescentrum, opnamestudio 'specifieke vorm van gemengd - 3' (sgd-3)
muziek- en oefenstudio, culturele en educatieve doeleinden 'specifieke vorm van gemengd - 4' (sgd-4)
koffiebranderij 'specifieke vorm van bedrijf - koffiebranderij' (sb-kbr)
maatschappelijke voorzieningen 'maatschappelijk' (m)
verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml)
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' (vm)
gasontvangststation 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangst station'
creatieve bedrijven 'specifieke vorm van bedrijf - creatieve bedrijven' (sbt-cb)
verkeersleidingspost 'specifieke vorm van bedrijf - verkeersleidingspost' (sbt-vp)
bouwbedrijf tot en met categorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst vanBedrijfsactiviteiten 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' (sbt-bb)

c. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte onder de volgende voorwaarden:

    1. 1. voor reeds bestaande gebouwen waarin de verhouding kantoorruimte en bedrijfsruimte reeds 50-50% is, geldt dat per bedrijf een maximum van 50% van het brutovloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte mag worden gebruikt;
    2. 2. voor nieuwbouw geldt voor bedrijven tot 500 m² brutovloeroppervlak een maximum van 50 % van de brutovloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte en minimaal 50% voor bedrijfsruimte;
    3. 3. voor overige nieuwbouw geldt dat minimaal 70% van het brutovloeroppervlak gebruikt moet worden voor bedrijfsruimte en niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte mag bedragen, doch ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi', met een maximum van 1.500 m²;

d. een zelfstandig kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k), tot maximaal het bestaande brutovloeroppervlak van het gebouw dat een kantooraanduiding heeft;
e. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
f. detailhandel als nevenactiviteit en productie en/of installatie gerelateerd of ondersteunend aan de hoofdactiviteit in het betreffende bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-detailhandel-1 (sdh-1)', mits:
1. het verkoopvloeroppervlak in het betreffende bedrijf niet meer dan 250 m² bedraagt;
2. de detailhandel niet voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen betreft en daarbij behorende accessoires, behoudens werkkleding en -schoenen.
g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation' (sbt-gos) dient de veilige en ongestoorde ligging van dit station te worden gewaarborgd;
h. spoorvoorzieningen voor railverkeer, waaronder begrepen goederensporen
i. parkeervoorzieningen;
j. de daarbij behorende verkeers-, en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen;
k. webwinkels.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, tot en met categorie 3.1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
  3. c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  2. b. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  4. d. Inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan.
  5. e. Opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
  6. f. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
  7. g. Kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en meer dan 2000 m2 per bedrijf is, is niet toegestaan.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in regel 7.1 onder a:

  1. a. ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf;
    1. wanneer deze geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast;
    2. er is aangetoond dat er, voor de realisatie van het kinderdagverblijf, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, verkeerslawaai;
  2. b. door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld of één of twee categorieën hoger dan in regel 7.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, zoals in regel 7.1 onder a vermeld.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wro door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met inachtneming van het gestelde in artikel 8.4;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën A en/of B1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Bedrijven functiemenging;
  4. d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering;
  7. g. de handhaving van de diversiteit van het bebouwingsbeeld;
  8. h. de situering van het laden en lossen op het perceel.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in artikel 8.1 onder a zijn slechts toegestaan als is aangetoond dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijvenfunctiemenging, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen

doeleinden begane grond/ kelders verdiepingen
detailhandel nee2 nee
publieksgerichte dienstverlening nee2 nee
horeca in de categorie d2 tot en met a ja1 nee²
horeca in de categorie d2 tot en met b ja1 nee²
horeca in de categorie d2 tot en met c ja1 nee²
horeca in de categorie d2 tot en met d1 ja1 nee²
horeca in de categorie d2 ja1 nee²
maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikt additionele horeca ja ja
cultuur en ontspanning, met daaraan ondergeschikt additionele horeca en detailhandel ja ja
zakelijke dienstverlening ja nee²
bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie A, B1 en B2, per geval en plaats bezien naar hun gevolgen voor de omgeving redelijkerwijs als zodanig kunnen worden aangemerkt ja nee²
ateliers ja nee2
wonen ja ja
1 ter plaatse van de aanduiding is maximaal één vestiging toegestaan, waarbij tevens geldt dat voor horecavestigingen grenzend aan de aanduiding 'werfkelder,' horeca in de kelders niet is toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24.3.1;
2 behoudens legale, bestaande, op de bestaande plaats en in de bestaande omvang

en de daarbij behorende:

b. tuinen en erven;
c. toegangen en bergingen;
d. fietsenstallingen;
e. ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Ontheffing bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Algemene bouwregels

9.6 Wijzigingsregels

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  2. b. kantoren;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens dienstverlening;
  5. e. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 10.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

10.5 Dakterrassen

  1. a. Dakterrassen op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan in de zones welke, in de bij deze regels behorende bijlage Kaart dakterrassen op hoofdgebouwen Oost , zijn aangeduid met een rode lijn.
  2. b. Dakterrassen op hoofdgebouwen in de bij deze regels behorende bijlage Kaart dakterrassen ophoofdgebouwen Oost aangeduide gele gebieden, zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. 1. de oppervlakte van een dakterras mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  2. 2. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de wegzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 3 meter;
  3. 3. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de achterzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 2 meter;
  4. 4. de afstand van een dakterras tot de dakrand van het hoofdgebouw bij een aan het openbaar gebied grenzende zijgevel bedraagt tenminste 3 meter;
  5. 5. de afstand van een dakterras tot de dakrand, grenzend aan een lager gelegen, aangrenzend, ander hoofdgebouw, bedraagt tenminste 1 meter.

c. Dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan tot een diepte van maximaal 3 meter uit de achtergevel van een hoofdgebouw.
d. Op een dakterras zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan in de vorm van hekwerken met een maximale bouwhoogte van 1.20 meter, gemeten vanaf een nagenoeg plat dakvlak.
e. Dakterrassen die niet voldoen aan het bepaalde onder a tot en met d mogen worden gehandhaafd, maar niet worden vernieuwd of vergroot.

Artikel 11 Gemengd - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden bedrijf of bed & breakfast;
  2. b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. detailhandel ter plaatse van de aanduiding (dh) , uitsluitend op de begane grond;
  4. d. horeca ter plaatse van de aanduiding (h=1), in de categorie B, C van de Lijst van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels is opgenomen, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. horeca ter plaatse van de aanduiding (h=2), in de categorie D2 van de Lijst van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels is opgenomen, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. bedrijven zoals opgenomen in de categorieën A en/of B1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Bedrijven functiemenging, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. ateliers, uitsluitend op de begane grond;
  9. i. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  10. j. water, waterbeheer en waterberging;
  11. k. de bij de bestemming behorende verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bergingen, water, tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 11.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

11.5 Wro-zone wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding detailhandel (dh) in de regel 11.1 onder c op de locatie Meerndijk 24 schrappen als het bestaand gebruik definitief is beëindigd of bij leegstand van 6 maanden of langer.

Artikel 12 Groen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. fiets-en voetpaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. water, oevers, waterbeheer en waterberging;
  6. f. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en) Verkeer;
  7. g. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Groen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. bermen en bermsloten;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. recreatief gebruik;
  8. h. waterbeheer en waterberging;
  9. i. vlonders en steigers;
  10. j. bruggen en tunnels ten behoeve van langzaam verkeerverbindingen
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens halfverdiepte parkeergarages, met toegangswegen naar deze parkeergarages

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Groen - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. water, waterbeheer en waterberging;
  4. d. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  5. e. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals, paden en kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.

14.2 Bouwregels

  1. a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen welke maximaal 1 meter hoog mogen zijn.
  2. b. Het gestelde onder regel a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeervoorziening'voor de toegang tot een gebouwde parkeervoorziening;
  3. c. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, luifels en terreinen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Verkeer - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. waterbeheer en waterberging;
  6. f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  7. g. bestaande groepsschuilplaatsen;
  8. h. kruisingen met railverkeer, verblijfsgebied en water;
  9. i. voorzieningen voor railverkeer, waaronder begrepen goederensporen;
  10. j. geluidwerende voorzieningen;
  11. k. faunapassages;
  12. l. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsparkeervoorzieningen, reclame-uitingen en kunstwerken.

17.2 Bouwregels

  1. a. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  2. b. Het gestelde onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

Artikel 18 Verkeer - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 2 aangewezen grond zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterbeheer en waterberging;
  6. f. water en kruisingen met water;
  7. g. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. de daarbij behorende groenvoorzieningen, stallingruimten voor fietsen, ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen,
  10. j. reclame-uitingen en kunstwerken.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. railverkeer;
  2. b. stationsvoorzieningen en halteplaatsen;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. geluidwerende en -afschermende voorzieningen;
  6. f. de bij de bestemming behorende perrons, installaties en telecommunicatie ten behoeve van het railverkeer en geleidingsvoorzieningen, kunstwerken, paden, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. railverkeer;
  2. b. kruisingen met wegen, water- en groenvoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. de bij de bestemming behorende kunstwerken, bereiksbaarheidswegen, paden, stallingsruimten voor fietsen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterbeheer en waterberging.

20.2 Bouwregels

  1. a. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, mag niet meer bedragen dan 4 meter, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
  2. b. De bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde anders dan ter geleiding, begeleiding en regeling van het (rail)verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied - 1

21.1 Bestemmingomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. water, waterbeheer en waterberging;
  3. c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-overbouwing' voor een overbouwing;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 onder a en onder b voor:

  1. a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m²;
  2. b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. wegen, voet- en fietspaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterbeheer en waterberging;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg) tevens voor een parkeergarage voor maximaal 100 auto's;
  9. i. de daarbij behorende geluidwerende voorzieningen, stallingsruimten voor fietsen en kunstwerken.

22.2 Bouwregels

Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. wegen, voet- en fietspaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterbeheer en waterberging;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. bruggen en tunnels ten behoeve van langzaam verkeersverbindingen;
  10. j. kunstwerken.

23.2 Bouwregels

Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. water, waterbeheer en waterberging;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken.

24.2 Bouwregels

  1. a. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw.
  2. b. De bouwhoogte van andere gebouwen dan onder a mag niet meer bedragen dan 2 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regel 24.2 onder a en de regel 24.2 onder b voor:

  1. a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
  2. b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 25 Water

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishouding;
  2. b. waterbeheer en waterberging;
  3. c. kruisingen met wegverkeer.

25.2 Bouwregels

Op of in dein regel 25.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals keermuren, oeverbeschoeiingen duikers, bruggen en steiger tot een maximum hoogte van 3 meter.

Artikel 26 Wonen - 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;
b. ter plaatse van de aanduiding (gb) tevens voor garages en bergplaatsen;
c. ter plaatse van de aanduiding (dh) tevens voor opslag- en verkoopruimten.

26.2 Bouwregels

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken
worden gebouwd, onder de voorwaarde dat ter plaatse van de aanduiding (z) geen bouwwerken
zijn toegestaan.

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. de situering van gebouwen, indien dit noodzakelijk is in verband met het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel.

26.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 27 Wonen - 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  2. b. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

27.2 Bouwregels

27.3 Specifieke gebruiksregels

27.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 27.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging wanneer deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging.

27.5 Dakterrassen

  1. a. Dakterrassen op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan in de zones welke, in de bij deze regels behorende bijlage Kaart dakterrassen op hoofdgebouwen Oost , zijn aangeduid met een rode lijn.
  2. b. Dakterrassen op hoofdgebouwen in de bij deze regels behorende bijlage Kaart dakterrassen ophoofdgebouwen Oost aangeduide gele gebieden, zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. 1. de oppervlakte van een dakterras mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  2. 2. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de wegzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 3 meter;
  3. 3. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de achterzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 2 meter;
  4. 4. de afstand van een dakterras tot de dakrand van het hoofdgebouw bij een aan het openbaar gebied grenzende zijgevel bedraagt tenminste 3 meter;
  5. 5. de afstand van een dakterras tot de dakrand, grenzend aan een lager gelegen, aangrenzend, ander hoofdgebouw, bedraagt tenminste 1 meter.

c. Dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan tot een diepte van maximaal 3 meter uit de achtergevel van een hoofdgebouw.
d. Op een dakterras zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan in de vorm van hekwerken met een maximale bouwhoogte van 1.20 meter, gemeten vanaf een nagenoeg plat dakvlak.
e. Dakterrassen die niet voldoen aan het bepaalde onder a tot en met d mogen worden gehandhaafd, maar niet worden vernieuwd of vergroot.

Artikel 28 Wonen - 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een bed & breakfast;
  2. b. de bij deze bestemming behorende gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, tuinen, erven, water en terreinen. parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 28.2.1 onder d, ten behoeve van het aaneenbouwen van hoofdgebouwen, tot maximaal twee-aaneen, wanneer de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

28.4 Specifieke gebruiksregels

28.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 28.4.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 29 Wonen - 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven en bed & breakfast.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 30 Wonen - 5

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen eventueel met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  2. b. water, waterberging;
  3. c. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

30.2 Bouwregels

30.3 Specifieke gebruiksregels

30.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 30.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 31 Wonen - 6

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen eventueel met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  2. b. water, waterberging;
  3. c. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

31.2 Bouwregels

31.3 Specifieke gebruiksregels

31.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 31.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 32 Wonen - 7

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 7 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  2. b. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

32.2 Bouwregels

32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  1. a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel.

32.4 Specifieke gebruiksregels

32.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.1 onder b en in artikel 32.4.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

32.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Lijst van Bedrijven functiemenging te wijzigen door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 33 Wonen - 8

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 8 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens kantoor, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

33.2 Bouwregels

33.3 Specifieke gebruiksregels

33.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 33.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

33.5 Dakterrassen

  1. a. Dakterrassen op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan in de zones welke, in de bij deze regels behorende bijlage Kaart dakterrassen op hoofdgebouwen Oost, zijn aangeduid met een rode lijn.
  2. b. Dakterrassen op hoofdgebouwen in de bij deze regels behorende bijlage Kaart dakterrassen ophoofdgebouwen Oost aangeduide gele gebieden, zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. 1. de oppervlakte van een dakterras mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  2. 2. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de wegzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 3 meter;
  3. 3. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de achterzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 2 meter;
  4. 4. de afstand van een dakterras tot de dakrand van het hoofdgebouw bij een aan het openbaar gebied grenzende zijgevel bedraagt tenminste 3 meter;
  5. 5. de afstand van een dakterras tot de dakrand, grenzend aan een lager gelegen, aangrenzend, ander hoofdgebouw, bedraagt tenminste 1 meter.

c. Dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan tot een diepte van maximaal 3 meter uit de achtergevel van een hoofdgebouw.
d. Op een dakterras zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan in de vorm van hekwerken met een maximale bouwhoogte van 1.20 meter, gemeten vanaf een nagenoeg plat dakvlak.
e. Dakterrassen die niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met d. mogen worden gehandhaafd, maar niet worden vernieuwd of vergroot.

Artikel 34 Wonen - 9

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 9 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf;
  2. b. ondergrondse parkeergarages;
  3. c. de bij de bestemming horende voorzieningen, tuinen en erven.

34.2 Bouwregels

34.3 Specifieke gebruiksregels

34.4 Afwijken van de gebruiksregels

1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel 47.1 onder h in voor het gebruik van woningen ten behoeve van kamerverhuur, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de inde omgeving aanwezige functies en waarden;
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

2. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regel 34.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 35 Leiding - Gas

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor aardgastransportleiding met een druk van ten hoogste 40 bar en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

35.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
  2. b. De diameter en de druk van de bestaande leiding mogen niet worden gewijzigd.
  3. c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, wanneer dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  4. d. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' voorrang krijgt.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regel 35.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en
  2. b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. b. het aanbrengen en het rooien/vellen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    3. c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    5. e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    6. f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    7. g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. 2. Het verbod genoemd onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in regel 35.3 bedoeld;
    2. b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  3. 3. De werken en werkzaamheden, zoals onder 1 in deze regel bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, wanneer het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 36 Leiding - Riool

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwaterpersleiding.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in regel 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen(en) mag –met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen(en) geldende (bouw)regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in artikel 36.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming waarmee onderhavige dubbelbestemming samenvalt, indien hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat, daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in regel 36.1 genoemde gronden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
    2. b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
    3. c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
    4. d. het verwijderen van beplanting;
    5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
    6. f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
      het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
  2. 2. Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    1. a. die het normale onderhoud en beheer van de leidingen betreffen;
    2. b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het inpassingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (of een aanlegvergunning) is verleend;
    3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  3. 3. De onder lid 1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en zover door werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico’s ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Hiertoe wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 37 Leiding - Water

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een ondergrondse hoofdwaterleiding.

37.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regel 37.2 voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
  2. b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 38 Waarde - Archeologie

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

38.2 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Artikel 39 Waarde - Beschermd Stadsgezicht - 1 - Binnenstad

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde.

39.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw, zoals blijkt uit de gevelopname, opgenomen in Bijlage 1Binnenstad gevelopname en regels maximale goothoogte en gevelbreedte van de regels);
  2. b. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen worden gebouwd. Deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen en stegen;
  3. c. de achtergevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de van de weg afgekeerde bouwgrens worden gebouwd. Deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen;
  4. d. de afdekking van een hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd met dien verstande dat het toevoegen van een kap op een plat dak wel is toegestaan.

39.3 Nadere eisen

39.4 Ontheffing gevelbreedte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 39.2 onder a voor het wijzigen van de breedte van een hoofdgebouw, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.

39.5 Ontheffing gevelbreedte: samenvoeging panden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 39.2 onder a ten behoeve van het verbouwen van twee zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze ontheffing eerder is toegepast, tot één geheel, mits:

a. er geen (delen van) muren worden verwijderd met monumentale (bouwhistorische) waarden;
b. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
c. de samenvoeging niet onomkeerbaar is.

39.6 Ontheffing bouwen in de voorgevelrooilijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bepaalde in artikel 39.2 onder b voor het bouwen van de voorgevel van een hoofdgebouw 1 meter voor of 1 meter achter de voorgevelrooilijn, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.

39.7 Ontheffing bouwen in de achtergevelrooilijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bepaalde in artikel 39.2 onder c voor het bouwen van de achtergevel van een hoofdgebouw 1 meter voor of 1 meter achter de achtergevelrooilijn, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.

39.8 Ontheffing wijzigen afdekking van gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 39.2 onder d ten behoeve van het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.

39.9 Aanlegvergunning

a. het is verboden binnen de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
b. het verbod, als bedoeld in lid 39.9 onder a, is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
4. indien en voor zover reeds goedkeuring, vergunning of ontheffing is vereist uit hoofde van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening waarbij de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht (mede) in overweging zijn genomen.
c. Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 39.9 onder a. bedoelde vergunning niet, indien door de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden de stedenbouwkundige waarden of de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht worden aangetast.

Artikel 40 Waarde - Beschermd Stadsgezicht - 2 - Minstroom

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 - Minstroom aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde.

De cultuurhistorische waarden in het gebied vinden bescherming in de regel Artikel 29 Wonen - 4.

Artikel 41 Waarde - Beschermd Stadsgezicht - 3 - Oost

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde.

41.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. de dakafdekking van een hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd.

41.3 Afwijken wijzigen afdekking van gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.2 onder a ten behoeve van:

  1. a. het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw, gelegen in het rode gebied zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Kaart bijzondere bouwlagen binnen Beschermdstadsgezicht Oost met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw, gelegen in het gele gebied zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Kaart bijzondere bouwlagen binnen Beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 5 van de regels) met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand of met een bijzondere bouwlaag, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de desbetreffende straat, bouwblok of gebied en geen onevenredige nadelige effecten ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en bezonning voor aangelegen percelen.

41.4 Nadere eisen

41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Een omgevingsvergunning is voor de volgende werken vereist:
    1. 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    2. 2. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    3. 3. het dempen van sloten;
    4. 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    5. 5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    6. 6. het slopen van hoofdgebouwen voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht;
  2. b. De omgevingsvergunningplicht als bedoeld in lid 29.5 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 29.5 onder a zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.

Artikel 42 Waarde - Landschap

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de bestaande kavelpatronen.

42.2 Bouwregels

Op of in de in regel 42.1 genoemde gronden mag worden gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen.

42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in regel 42.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    3. het aanleggen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
  2. b. Een omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande kavelpatronen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
  3. c. Het onder a genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:
    1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
    2. worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
    3. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 43 Waterstaat - Waterkering

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.

43.2 Bouwregels

43.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in regel 43.2 voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
  2. b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 44 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de waterhuishouding en het in stand houden en het onderhoud van de waterkering.

44.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. b. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 44.1 bedoelde primaire dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal ....meter;
  3. c. ten behoeve van de andere daar voorkomende gronden aangewezen bestemming mag met inachtneming van de voor die bestemming geldende bouwregels, uitsluitend worden gebouwd indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt vergroot.

44.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44.2 voor het bouwen en/of vergroten van bouwwerken volgens de bestemming, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en de waterhuishouding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de bestemming, gehoord de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 46 Algemene Bouwregels

46.1 Kleine overschrijdingen

  1. a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, balkons, erkers veranda's en afdaken, lichtbakken en reclame-uitingen en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde vermeld onder a voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.

46.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Op grond van de regels in hoofdstuk 2 is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden.

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen Fiets en Auto die als bijlage 1 bij de Parkeernota Stallen en Parkeren 2013 hoort, wordt gerealiseerd.
  2. b. Als de onder a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

46.3 Woningvorming en omzetting

  1. a. Het veranderen of vergroten van een woning mag niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en omzetting of woningvorming toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de Beleidsregels Hoofdstuk 4 Huisvestingsverordening 2015, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefmilieu;
    2. 2. het verkeer en de parkeersituatie;
    3. 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 47 Algemene Gebruiksregels

47.1 Strijdig gebruik

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. onbebouwde gronden of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  4. d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  5. e. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
  6. f. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
  7. g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
  8. h. kamerverhuur van woningen.

47.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden.

47.3 Woningvorming en omzetting zonder bouwkundige aanpassingen

  1. a. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is mag niet leiden tot de omzetting of tot de vorming van een extra woning.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en omzetting of woningvorming toestaan, als na toepassing van de leefbaarheidstoets uit de Beleidsnotitie en beleidsregels woningsplitsen en omzetten die bij de Huisvestigingsverordening 2015 horen, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de privacy van omwonenden;
    3. 3. het verkeer en de parkeersituatie;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 48 Algemene Aanduidingsregels

48.1 Geluidszone industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.

48.2 Overige zone - industieterreinzone

Wgh-inrichtingen, uitgezonderd een motorcrossterrein, zijn uitsluitend toegestaan op het industrieterrein als omschreven in artikel 1, lid 1.41, ter plaatse van de aanduiding 'industrieterreinzone'.'

48.3 Veiligheidszone - Bevi

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

Artikel 49 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  7. g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6 Wro, bevoegd:

  1. a. de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits deze geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van het kinderdagverblijf geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.
  3. c. de aanduiding 'veiligheidszone bevi' te wijzigen door de grens van de aanduiding dichter bij het betreffende bedrijf te leggen of de aanduiding als zodanig uit het plan te verwijderen, indien, met instemming van de exploitant van het betreffende bedrijf, het bedrijf in mindere mate of in het geheel niet meer kan worden aangemerkt als een bevi-inrichting.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 51 Overgangsrecht

51.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

51.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatte;
  4. 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 52 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2016.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doelstelling

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan tien jaar. In maart 2015 waren de bestemmingsplannen in Utrecht actueel op een aantal gebieden van beperkte afmetingen na.

De actualisering van die gebieden is de belangrijkste aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Kleine gebieden die nog niet eerder zijn of konden worden geactualiseerd en gebieden waar de bestaande situatie niet in overeenstemming is met de vigerende juridisch-planologische regels zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.

Dit actualiseringsplan biedt een actueel juridisch planologisch kader voor de bestaande situatie van de erin opgenomen deelgebieden. Daarbij is aansluiting gezocht bij de vigerende regelgeving van de directe omgeving. Voor juridisch-planologische regelgeving buiten de begrenzingen van de deelgebieden wordt verwezen naar de hiervoor vigerende bestemmingsplannen.

Dit plan geldt voor de erin genoemde deelgebieden. Op de hieronder staande afbeelding 1 is te zien dat de locaties verspreid liggen over de gehele stad.

Doordat met dit plan aansluiting is gezocht bij recent binnen de gemeente tot stand gekomen bestemmingsplannen wordt voldaan aan de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied betreft diverse gebieden in de stad Utrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0001.png"Afbeelding 1: overzichtskaart gebieden A tot en met T

De diverse gebieden met haar begrenzingen staan hieronder in een opsomming van deelgebieden A tot en met T. De gebiedsgrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op die van recente juridisch-planologische regelingen. In een enkel geval betreft de actualisering een facet van de regelgeving van het gehele plangebied van een vigerend bestemmingsplan.

1.3 Vigerende Plannen

Voor de in dit plan opgenomen locaties vigeren meerdere bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
Hieronder staat een opsomming van de deelgebieden A tot en met T en de huidige regelingen.

A Stationsgebied de actualisering betreft de twee locaties Daalsetunnel en Leidseveertunnel

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Spoorverdubbeling Utrecht c.s.-Blauwkapel 22-02-1990 20-05-1992

B Stationsgebied de actualisering overkoepeld deel Mineurslaan 9 langs spoorlijn

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Goedgekeurd door GS
Hoog Catharijne 20-02-1969 03-04-1970

C Stationsgebied de actualisering betreft de locatie Mineurslaan haaks op de spoorlijn

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Dichterswijk-Croeselaan 12-04-1990 06-08-1992

D Stationsgebied deze locatie ligt op de spoorlijn nabij Kruisvaart, Vondellaan-Bleekstraat

toetsingskader Vaststelling gemeenteraad
Bouwverordening 21-01-1993 laatste wijziging 20-11-2014

E Overvecht twee locaties, aan de Rubicondreef en de Gageldijk 100

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Overvecht-Noordelijke Stadsrand 29-05-2012 05-11-2012

F Vleuten locatie Odenveltlaan 7

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Vleuten 11-06-2009 onherroepelijk 01-04-2010

G Oudwijk locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

H Rijnsweerd-Zuid locatie Ovidiuslaan 2 t/m 5

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Rijnsweerd, Maarschalkerweerd 26-09-2013 19-11-2014 (deels onherroepelijk)

I Sterrenwijk locatie Minstraat 56

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Oudwijk, Krommerijn e.o. 18-02-2010 13-4-2011

J Zuilen locatie Amsterdamsestraatweg 1029

Beheersverordening Vaststelling gemeenteraad
Zuilen 04-12-2014

K Pijlsweerd locatie Herenweg 95

Beheersverordening Vaststelling gemeenteraad
Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost e.o. 08-02-2013

L Leidsche Rijn zeven locaties, Rijksstraatweg 12A/B tot en met 22

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Vleuten, De Meern Landelijk Gebied 18-06-1974 26-05-1981
Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. 31-10-2013 12-09-2014

M Binnenstad locatie Lange Nieuwstraat 85

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Binnenstad 18-02-2010 25-01-2012

N De Meern locatie Meerndijk 6-24 en het daarachter liggend gebied

Toetsingskader Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Bouwverordening 21-01-1993 laatste wijziging 20-11-2014 -
Supermarkt Meerndijk 24 13-10-2005 01-02-2006
HOV De Meern 17-10-2000 07-08-2002

O Buiten-Wittevrouwen locatie Maliesingel 27 en 27A

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

P Overvecht deel plangebied bestemmingsplan Bruisdreef

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Bruisdreef, Overvecht 08-12-2011 02-02-2012

Q Cartesiusweg twee locaties binnen plangebied Cartesiusweg e.o.

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Cartesiusweg e.o. 12-09-2013 18-02-2015
Facetplan Industrielawaai herziening Utrecht 25-1-1990 17-07-1990 (GS)

R Papendorp locatie Papendorpseweg

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Uitspraak Raad van State
Papendorp 03-07-2012 27-03-2013

S Kanaleneiland locatie Zeehaenkade/Overijssellaan

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Prozeeterrein Hoograven 22-12-2011 01-03-2012

T Vleuterweide technische aanpassing artikel 21

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Vleuterweide, Vleuten 10-04-2014 12-06-2014

1.4 Bestemmingsplanmethodiek

1.4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid van de gemeente Utrecht. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd ter bescherming van specifieke kwaliteiten.
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Dit betekent dat aan deze gebieden een conserverende bestemming is gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik. Er is aansluiting gezocht bij de directe omgeving.

De keuze voor een actualiseringsplan hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht tijdig te voorzien van nieuwe, actuele bestemmingsplannen. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen te veel op. Het bestemmingsplan kan, ondanks de vele deelgebieden, binnen afzienbare tijd vastgesteld worden.

1.4.2 Het plan

Bij het bestemmen van de verschillende deelgebieden van dit voorliggende actualiseringsplan geldt - vanuit het principe van het respecteren van bestaande rechten - dat de inhoud van het nu nog vigerende bestemmingsplan in dit plan wordt 'overgenomen', tenzij dit op grond van geldend beleid niet gewenst is. Waar dat het geval is, wordt dat vermeld.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante beleid beschreven. Ook is hier aandacht besteed aan de landelijke regeling ten behoeve van duurzame verstedelijking. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte conclusie. Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van de bestaande situatie en aanpassing van de regelgeving daaraan per deelgebied. De milieuaspecten en andere onderzoeksaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de juridische plantoelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Inleiding

Dit actualiseringsplan legt voor de opgenomen deelgebieden de bestaande situatie vast. In dit hoofdstuk wordt de ladder voor duurzame verstedelijking en het relevante beleid beschreven.

2.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt in artikel 3.1.6 lid 2 dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard moeten motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze drie stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. dit actualiseringsplan biedt geen mogelijkheden tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het plan richt zich op het beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de huidige functionele en ruimtelijke structuur. Dit houdt in dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

2.3 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid richt zich op landelijke aangelegenheden. Hieronder valt onder andere een verstedelijkingsopgave voor stedelijk gebied. Strekking daarvan is dat de ruimte die in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, door verdichting optimaal moet worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie. Maar ook aspecten als het terugdringen van het woningtekort en het versterken van de woonkwaliteit zijn in dit beleid opgenomen.

2.3.1 Beschermde stadsgezichten

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu wijzen beschermde stads- en dorpsgezichten aan op grond van artikel 1 onder g van de Monumentenwet 1988. Beschermde stadsgezichten en dorpsgezichten zijn bijzondere cultuurhistorische gebieden waarvan het historische karakter en de structuur van deze gebieden in de gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden gehandhaafd. Gebouwen binnen beschermde stads- en dorpsgezichten hoeven geen monumenten te zijn.

Binnenstad
Op 3 december 1975 heeft de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en de staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de binnenstad van Utrecht op grond van artikel 20 van de Monumentenwet aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 1 van deze toelichting).

In een zeer groot deel van Utrechts 'oude stad', dat wil zeggen het gebied binnen de singels, vertoont het historische – voornamelijk uit de middeleeuwen daterende – plan van grachten en straten en de aanliggende bebouwing een zodanige samenhang en in historisch opzicht gezien een zodanige kwaliteit, dat de definitie van het stadsgezicht in de Monumentenwet hierop van toepassing geacht moet worden.
In de paragraaf 3.15 Deelgebied M is aangegeven hoe dit beschermd stadsgezicht in regels juridisch is geborgd.

Utrecht-Oost
Op 4 december 2013 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu het gebied Utrecht Oost (zoals aangegeven op de bij het besluit behorende begrenzingskaart met kenmerk MSP/20/01) aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 3 en voor de begrenzing Bijlage 4 van deze toelichting).

Het gebied Utrecht -Oost is van algemeen belang geacht vanwege zijn historisch-ruimtelijke karakter en vanwege dat het historisch-ruimtelijke karakter nog voldoende gaaf en herkenbaar is.
In de paragrafen 3.9 Deelgebied G en 3.17 Deelgebied O is aangegeven hoe dit beschermd stadsgezicht in de regels juridisch is geborgd.

2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid

Het provinciaal en regionaal beleid is terug te vinden in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013- 2028 en de Ontwikkelingsvisie van NV-Utrecht (een samenwerkingsverband tussen Hilversum, Amersfoort en Utrecht en omliggende regio). De bovenvermelde nota's vullen elkaar aan: er wordt gekozen voor een beheerste groei door verdere verdichting van het stedelijke gebied om zo de landschappen te sparen. In de Ontwikkelingsvisie wordt dit al wat verder uitgewerkt op de lange termijn voor het 'Noordvleugel-gebied' (Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten).

Via het ruimtelijk beleid wil de provincie bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De twee belangrijkste beleidsopgaven van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie richten zich op het aantrekkelijk houden van de provincie Utrecht als vestigingsplaats. Het accent ligt op de binnenstedelijke opgave. Een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen is zowel in het belang van het landelijk gebied zelf als van het stedelijk gebied.

2.4.1 Waterstructuurvisie en waterbeheerplan, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit, het tegengaan van verdroging en het bestrijden van eutrofiëring. In de Waterstructuurvisie is een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen die aan de orde zijn.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030

Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.

De ruimtelijke opgave voor De Markt is het (her)ontwikkelen langs de A2 en deel A12 en van een aantal locaties in de stadsranden ten oosten en ten westen van de stad.

In de structuurvisie wordt aan de Binnenstad extra aandacht besteed. De Binnenstad is immers het visitekaartje van de stad. Alle drie de perspectieven zijn voor de Binnenstad relevant. De kwaliteit als podium is bepalend voor de kracht van de Binnenstad. De kwaliteiten van de Binnenstad als ontmoetingsruimte is ook bepalend voor de verschillende markt- en binnentuinfuncties van het gebied. In de structuurvisie wordt dan ook aangegeven dat het stedelijk belang het rechtvaardigt om de podiumkwaliteit van de binnenstad zwaar aan te zetten. Daarbij hoort een hoge en bijzondere kwaliteit van de openbare ruimte en een bijbehorend beheerniveau. De drie ambities van het Masterplan Stationsgebied Utrecht zijn herstellen, verbinden en betekenis geven.

Voor het perspectief De Binnentuinen stelt de structuurvisie de ruimtelijke opgave om de wijken als eenheden te verdelen met gebruik van de structuurlijnen waaraan ze gelegen zijn. Soms is dat een park, maar het kan ook een waterloop zijn.

Geconcludeerd wordt dat het visitekaartje van de stad, zowel voor De Markt, het Podium en de Binnentuin, een zorgvuldig vormgegeven en veilig openbaar gebied vereist. Programmatisch worden aansluitend aan de Binnenstad typische podiumfuncties toegevoegd of geoptimaliseerd. De structuurvisie geeft ook aan dat het historische gedeelte van de binnenstad haar herkenbare binnentuinkarakter (hofjes, buurtjes) dient te behouden. Zo draagt het geplande herstel van de singelstructuur bij aan het versterken van de kwaliteit niet alleen bij aan de podiumfunctie maar ook het karakter van deze bijzondere binnentuin van Utrecht.

2.5.2 Masterplan Stationsgebied

Het Masterplan Stationsgebied biedt het kader voor de ontwikkelingen in het stationsgebied voor een periode tot circa 2020. Het masterplan is een vertaling van Visie A 'Stadshart verruimd' waarvoor een meerderheid van de Utrechtse kiezers in een raadplegend referendum in 2002 heeft gekozen. Eigenschappen van die visie zijn met name twee hoofdroutes van oost naar west, een verbouwd Muziekcentrum aan het Vredenburg, een ondertunneld Westplein en een rustige Catharijnesingel.

De doelstelling is een sterk logistiek knooppunt, hoogwaardige openbare ruimte, architectuur van hoge kwaliteit en intensief ruimtegebruik te ontwikkelen die hun bijdrage leveren aan het nieuwe centrum van Utrecht, dat bewoners, reizigers, winkelend publiek en werkenden beleven als prettig, schoon en veilig. Het muziekcentrum aan het Vredenburg is inmiddels in gebruik.

2.5.3 Structuurplan Stationsgebied

Het structuurplan Stationsgebied is de juridische vertaalslag van het Masterplan voor het Stationsgebied uit 2003, inclusief de bijbehorende actualisatie uit 2004. De aanpak van het stationsgebied is gericht op de ontwikkeling van een hoogwaardig, multimodaal openbaar vervoersknooppunt in combinatie met een toplocatie voor werken, wonen en voorzieningen.

De aanpak van het stationsgebied is gebundeld in twee zones, die de dragers zijn van de ontwikkelingen: de Centrumboulevard en de Stadscorridor.

2.5.4 Structuurschets Vleuten-De Meern

In 1995 hebben de gemeentebesturen van Vleuten-De Meern en van Utrecht het Masterplan Leidsche Rijn vastgesteld. Naar aanleiding van dit plan is in 1997 door het bestuur van de gemeente Vleuten-De Meern een Structuurschets vastgesteld. Deze schets omvat het ruimtelijk kader waarbinnen de groei van de gemeente is vastgelegd.

2.5.5 Woonvisie

In de Visie Wonen 2030 en daarop volgend de Woonvisie 2009-2019 zijn kaders geschetst voor het woonbeleid voor de gemeente Utrecht op de lange termijn. In het Actieprogramma Wonen is de kwantitatieve woningbouwopgave geformuleerd.

De woningbehoefte in Utrecht is veel hoger dan het aanbod. In deze nota worden de prioriteiten benoemd die de gemeente stelt om de enorme druk op de Utrechtse woningmarkt het hoofd te bieden. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg, wil de gemeente ook de kwaliteit van de woningen in de bestaande stad verbeteren.

Binnen dezelfde woonmilieus kunnen mensen met uiteenlopende leefstijlen wonen. De woonvisie geeft daarom aan dat bij de invulling van concrete woningbouwprojecten rekening gehouden moet worden met die verschillende leefstijlen op grond van woonbelevingsgroepen. Diversiteit in het aanbod is daarbij van belang, zodat het voor alle doelgroepen mogelijk is om een passende woning te vinden. Maatwerk in programma en locatie is bij nieuwe woningbouw gewenst.

2.5.6 Huisvestingsbeleid, woningvorming en omzetting

Het beleid voor het omzetten en kadastraal splitsen van woningen is in het najaar van 2015 gewijzigd. Daarbij is ook de Huisvestingsverordening aangepast, waarbij een vergunningstelsel is ingevoerd voor het zodanig veranderen van een woning dat meer woningen ontstaan, verder woningvorming genoemd.

Omdat is gebleken dat ongereguleerde omzetting en vorming van woningen kan leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat, is besloten om in de lijn van de facetbestemmingsplannen Woningsplitsing I en II in alle bestemmingsplannen een regeling te treffen voor omzetting en woningvorming. Het is namelijk van belang om in verband met een goede ruimtelijke ordening regels te stellen, regels die zien op een goede kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Deze regels werken aanvullend op het Bouwbesluit, waarin veiligheid en gezondheid geregeld zijn, en op de Huisvestingsverordening 2015 die gericht is op het beheer van een goede woningvoorraad. In tegenstelling tot deze verordening gelden de regels van het bestemmingsplan voor alle woningen, ongeacht de WOZ-waarde van de woning of de huurprijs.
De beleidsregels in de Beleidsnotitie en beleidsregels woningsplitsen en omzetten die bij de Huisvestingsverordening 2015 horen, zien onder meer op het beoordelen van de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, enerzijds door de eisen met betrekking tot de minimale omvang van woningen en anderzijds door het in beeld brengen van de gevolgen van extra woningen binnen de context van de bestaande situatie. De bestemmingsregeling kan daarom nauw aansluiten bij de wijze waarop het beleid over omzetting en woonvorming is neergelegd in die beleidsregels.

2.5.7 Beschermd stadsgezicht Minstroom

Op 23 april 2013 heeft het college op grond artikel 12, lid 1 van de Monumentenverordening het Minstroomgebied aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 8 en voor de begrenzing Bijlage 9 van deze toelichting).

Het Minstroomgebied is een oud hoveniersgebied met een cultuurhistorische waardevolle structuur. De aanwijzing beschermt de architectuurhistorische waarden van het gebied.
In het besluit tot aanwijzing staat opgenomen dat het vigerend bestemmingsplan voldoende bescherming biedt voor de cultuurhistorische waarden in het gebied. De bepalingen uit het bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o. zijn in dit actualiseringsplan overgenomen. De aanwijzing bevat de kanttekeningen dat de aanwijzing niet leidt tot een extra bouwregel, met uitzondering van sloop, en dat de ecologische waarden door de aanwijzing niet worden beschermd. Minstraat 56 ligt in het Minstroomgebied. Deze locatie is in paragraaf 3.11 Deelgebied I van dit actualiseringsplan opgenomen.

2.5.8 Welstandsnota Utrecht 'De schoonheid van Utrecht' (2004)

In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken. De welstandsnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen.

Voor het beleidsniveau 'Open' (deelgebieden E, I, J, K, N, P, Q, S, en T) geldt dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld beide mogelijk zijn, zowel naar structuur als architectuur, maar met behoud van landschappelijke waarden. Bij het beleidsniveau 'Respect' (deelgebieden F, G, H en R) wordt uitgegaan van het respecteren van de essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken. Het beleidsniveau 'Behoud' (deelgebieden A t/m D in het stationsgebied en deelgebied L, M en O) richt zich op behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard.

2.5.9 Afsprakenkader kantoorontwikkelingen en Kantorenstrategie

Het karakter van de kantorenmarkt is in de laatste jaren sterk veranderd van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Op sterke locaties in de stad is nog steeds vraag naar nieuwbouw. Maar op minder goede locaties is het aanbod groter dan de vraag. De stad Utrecht voert al vele jaren een restrictief kantorenbeleid en staat in hoofdzaak alleen nieuwbouw toe op drie sterke locaties: Papendorp, Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Buiten die drie locaties gaat de gemeente traditioneel zeer terughoudend om met nieuwbouw en uitbreiding.

In de bestaande stad gaan we – zoals hierboven aangegeven - zeer terughoudend om met nieuwe kantoorvolumes, conform BRU/RSP-II. Incidenteel blijft er ruimte voor kleine initiatieven (max. 1500 m2 bvo) maar ook daar zal terughoudend mee worden omgegaan. Het principe is 'nee', tenzij de economische of ruimtelijke noodzaak aangetoond kan worden. Ook een privaat programma op niet-prioritaire locaties wordt indien mogelijk zoveel als mogelijk teruggedrongen. Ook op provinciaal niveau wordt deze beleidslijn gevolgd. Functieverbreding (transformatie) wordt bij bestaande kantoorgebouwen in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt door verschillende functies in de kantoorgebouwen mogelijk te maken, met als doel om leegstand te voorkomen.

2.5.10 Vitale Stadswijken, functiewijziging in woonwijken

Met het vaststellen van het beleidskader 'Vitale stadswijken, functiemenging in woonwijken' optimaliseert het college de flexibiliteit voor kleinschalig ondernemerschap in de Utrechtse stadswijken. Dit met het doel de economische levendigheid in de Utrechtse wijken te vergroten en flexibiliteit en ruimte te bieden aan kleinschalig ondernemerschap in de wijk. Dit zal onder meer resulteren in meer flexibiliteit voor werken in de wijk in zowel bestemmingsplannen als bij het afwijken van bestemmingsplannen en in het verruimen van de regeling Bedrijf aan huis. De ambitie voor vitale stadswijken is geformuleerd in de Economische Agenda Utrecht 2012-2018 die in maart 2012 is vastgesteld door de Utrechtse gemeenteraad.

2.5.11 Programma wijkeconomie en kleinschalig ondernemerschap

In het programma staat het stimuleren van het ondernemerschap in de wijken centraal door vakmanschap, vestigingsklimaat en verbondenheid. Verschillende concrete maatregelen worden in het programma voorgesteld. Het bestemmingsplan biedt - buiten de voor functiemenging aangewezen zones - ruimte voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis.

2.5.12 Bedrijven en milieuzonering

Gelet op overname van de bestaande afstanden tussen nieuwe woon- en werkfuncties en de aard van de toegelaten bedrijven in de regels van voorliggende bestemmingsplan, vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

2.5.13 Groen en ecologie

Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.

De bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch, recreatief en cultuurhistorisch) moeten in principe groen blijven. Bij de (her)inrichting moet rekening worden gehouden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.

Naar aanleiding van het Groenstructuurplan is een afzonderlijk beleid voor de bomen en bomenlanen in Utrecht ontwikkeld, omdat bomen een eigen ruimtelijke dimensie hebben en een aparte problematiek kennen. Dit is het Bomenbeleid Utrecht, Verbeterde regelgeving voor beheer, behoud en ontwikkeling van bomen. Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aan te vullen om zo een samenhangende structuur te creëren en door het verder verbeteren van de bomenstructuur door middel van extra zorg voor beheer en onderhoud.
Het nu voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatief effect op de doelstellingen van het beleid.

2.5.14 Nota Stallen en Parkeren

De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Samen met de Nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld. Utrecht stimuleert en faciliteert het fietsgebruik. Dit betekent dat de gemeente onverminderd inzet op extra stallingsruimte en een effectiever gebruik van bestaande stallingen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. Tegelijkertijd intensiveert de gemeente de handhaving op fout en hinderlijk gestalde fietsen. Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, worden de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen.

2.6 Conclusie

Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en hoeft daarom niet te voldoen aan de voorwaarden die de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking stelt.
Het relevante landelijke, regionale en gemeentelijke beleid staat dit bestemmingsplan niet in de weg. Het plan zorgt niet voor verdere verdichting van het verstedelijkt of landelijk gebied. Het gaat binnen de plangebieden niet om het mogelijk maken van ontwikkelingen, maar om het vastleggen van de bestaande situatie. De locaties die zijn opgenomen in de verbeelding van dit plan zijn klein van omvang. Het plan actualiseert de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van deze locaties en past daarmee binnen het hierboven aangehaalde beleid.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Per Deelgebied En De Aanpassing

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in de diverse deelgebieden A t/m T van het plan, gevolgd door de juridisch-planologische aanpassingen aan de bestaande situatie.

De deelgebieden A t/m D betreffen het Stationsgebied. Al enige tijd geleden is voor dit gebied een herontwikkelingsrichting ingezet dat een lange besluitvormingshistorie kent. Er zijn voor het gebied twee visies gemaakt. Op 15 mei 2002 is op basis van een referendum gekozen voor Visie A, welke vervolgens is uitgewerkt in het Masterplan Stationsgebied. Het masterplan (met inbegrip van addendum) is een plan op hoofdlijnen en heeft als planfiguur geen juridisch-planologische status, maar stelt een kader voor de verdere planontwikkeling.
Het op 14 december 2006 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurplan Stationsgebied is de juridische vertaling van het Masterplan. In het structuurplan wordt (op hoofdlijnen) het planologische kader gegeven voor de ontwikkeling van het stationsgebied.

Nieuwe ontwikkelingen in het Stationsgebied worden in dit actualisatieplan niet meegenomen. Voor nieuwe projecten binnen het gebied worden aparte bestemmingsplannen gemaakt.

Het deelgebied E ligt in Overvecht. De bestaande parkeergarage aan de Rubicondreef wordt met dit plan in de verbeelding en regelgeving opgenomen en zo juridisch-planologisch vastgelegd nu dit per abuis niet was gebeurd in het bestemmingsplan Overvecht, Noordelijke stadsrand. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Gageldijk 100 voorzien van een onjuiste (te lage) hoogtemaat. Met deze actualisatie wordt dit hersteld.

De deelgebieden F t/m M betreffen zogenoemd snippergroen. Gemeentelijk groen is in een aantal gevallen op verzoek aan de eigenaren van de ernaast gelegen percelen verkocht. De bestemming is met dit actualiseringsplan van Groen of Verkeer en Verblijfsruimte gewijzigd in Wonen. In de meeste gevallen was het snippergroen al geruime tijd als tuin in gebruik. Dat bestaand gebruik wordt met dit bestemmingsplan vastgelegd.

Voor deelgebied N is de bestaande situatie juridisch-planologisch geactualiseerd.

Het deelgebied O betreft het 'omruilen' van bestemmingen in de binnenstad en komt zo in overeenstemming met de bestaande situatie.

De twee deelgebieden P en Q betreffen de planologisch-juridische vastlegging van een bestaande geluidzone, een gasleiding en een juiste afmeting van een waterkering die op de verbeeldingen in de vigerende plannen ontbreken.

Voor deelgebied R zorgt deze actualisatie voor een juiste aanduiding 'kantoor' binnen de bestemming Bedrijf.
Voor deelgebied S wordt de exacte categorie van het bestaande bedrijf juridisch-planologisch vastgelegd.

Dit plan herstelt met deelgebied artikel 21 Woongebied in het recent vastgesteld plan Vleuterweide.

Voor alle deelgebieden is met dit plan de juridisch planologische regelgeving in overeenstemming gebracht met bestaande situatie. Er is daarbij gezocht naar aansluiting bij de geldende regels van de directe omgeving van de deelgebieden.

3.2 Wijzigingen

Voor de meeste deelgebieden van dit plan geldt herstel van de regelgeving zodat deze aansluit bij de bestaande situatie en beleidsmatige en stedenbouwkundige inzichten.

De volgende paragrafen geven achtereenvolgens in het kort de bestaande situatie en de aanpassing van de regelgeving van de opgenomen deelgebieden weer.

3.3 Deelgebied A

Stationsgebiedlocatie Daalsetunnel en Leidseveertunnelafbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0002.png"
Afbeelding 2: luchtfoto met begrenzing deelgebied A

3.3.1 Bestaande situatie

De grond op de locaties Leidseveertunnel en Daalsetunnel is eigendom van PRORAIL BV. Het spoorwegemplacement maakt deel uit van het Centraal Station. Als gevolg van de ligging tussen Westplein en Catharijnebaan, waar belangrijke verkeersstromen samenkomen, kruisen de sporen twee verkeersverbindingen, de Leidseveertunnel en de Daalsetunnel. Een spoorverdubbeling over het traject Utrechts Centraal Station naar Blauwkapel aan het eind van de vorige eeuw heeft voor de beide tunnels geen ingrijpende gevolgen gehad. Alleen het openbaar groen is aangepast. Indertijd was er een verwachting van bebouwing van beperkte omvang ten behoeve van het spoorwegbedrijf op de beide locaties. De huidige regeling is ouder dan tien jaar.
Er is geen sprake van een ontwikkeling.

3.3.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Dit plan legt de bestaande situatie vast en zorgt ervoor dat de juridisch-planologische regelgeving voor beide locaties wordt aangepast aan de huidige situatie en standaarden. Voor de locaties is aansluiting gezocht bij de aan de tunnels grenzende vigerende plannen. De regelgeving voor deze locaties is opgenomen in Artikel 19 Verkeer - Railverkeer - 1. Daarnaast geldt hier de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

3.4 Deelgebied B

Stationsgebied locatie Mineurslaan Beatrixgebouwafbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0003.png"
Afbeelding 3: luchtfoto met daarop de strook van deelgebied B

3.4.1 Bestaande situatie

Deze locatie aan de Mineurslaan bestaat uit een strook onder de overkapping van het huidige Beatrixtheater in het Stationsgebied, waarvoor op dit moment een bestemmingsplan geldt dat ouder is dan tien jaar. Het Beatrixtheater zelf is het meest noordelijke gebouw aan de oostzijde van de Croeselaan. Het heeft de functies vergader- en congrescentrum en kantoren. Het theater wordt gebruikt voor theaterproducties en de zalen ernaast voor (musical)voorstellingen.

In dit nu nog geldende bestemmingsplan is de locatie bestemd voor bebouwing voor beurs- en expositiedoeleinden met bijbehorende voorzieningen (inclusief een verenigingszaal). Het gebouw zelf mag op grond van het vigerend plan een brutovloeroppervlakte van maximaal 92.000 m2 voor beurs- en expositiedoeleinden met bijbehorende voorzieningen bevatten en moet bestaan uit ten minste 6 en ten hoogste 8 bouwlagen op het straatniveau.

3.4.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Het actualiseringsplan neemt deze strook op in een juridisch-planologische regelgeving die aansluit bij de omgeving van het Beatrixtheater gevestigd is. De strook aan de Mineurslaan wordt in overeenstemming gebracht met de bestaande situatie. In de regelgeving is deze locatie opgenomen in Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied - 1. De overkraging van het gebouw boven deze verkeer- en verblijfsbestemming is in de regels en de verbeelding opgenomen.
Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

3.5 Deelgebied C

Stationsgebied locatie Mineurslaan entree parkeergarage Rabobank
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0004.png"
Afbeelding 4: begrenzing deelgebied C

3.5.1 Bestaande situatie

De locatie betreft de entree van de parkeergarage van het hoofdkantoor van de Rabobank. Het hoofdkantoor van de Rabobank bestaat uit een gebouwencomplex aan de oostzijde van de Croeselaan. Meest recente herontwikkeling van dit gebied dateert uit 2006 waarbij de Rabobank haar hoofdkantoor op basis van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 WRO heeft uitgebreid en vernieuwd. De grootste ontwikkeling was de realisatie van het tweetal glazen kantoortorens van 105 meter hoog. Daarnaast werd ook de bestaande bebouwing gerenoveerd en vond een uitbreiding van de parkeervoorzieningen plaats.
Over het perceel loopt de Valeriusbaan die zorgt voor de OV-aansluiting van de Van Zijstweg op de Mineurslaan.

De locatie valt binnen de begrenzing van een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar.

3.5.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Het actualiseringsplan neemt deze locatie op in een juridisch-planologische regelgeving van de bestaande situatie die aansluit bij de regels ten behoeve van de bebouwing waarin nu het hoofdkantoor van de Rabobank gevestigd is. Voor deze locatie geldt Artikel 15 Kantoor.

3.6 Deelgebied D

Stationsgebied locatie Kruisvaart Vondellaan
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0005.png"
Afbeelding 5: begrenzing deelgebied D

3.6.1 Bestaande situatie

Deze locatie betreft een klein gedeelte op en nabij de spoorlijn ter hoogte van de Kruisvaart, tussen de Bleekstraat en Vondellaan, waarvoor tot nu een juridisch-planologische regeling geldt die ouder is dan tien jaar.

3.6.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Het deelgebied betreft een bestaand stuk rail van de HOV-(Hoogwaardig Openbaar Vervoer)-lijn naar de Uithof met daarnaast een strook grond. De bestemming legt de bestaande functie en het gebruik vast. De regeling sluit aan bij de regelgeving die geldt in de directe omgeving en is terug te vinden in Artikel 20 Verkeer - Railverkeer - 2. Eveneens geldt op het meest zuidelijke deel de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

3.7 Deelgebied E

Overvecht locatie E-1 Rubicondreef 78- 234 en E-2 Gageldijk 100
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0006.png"
Afbeelding 6: luchtfoto deelgebied E - 1 Rubicondreef 78-234

De bestaande situatie van E -1 en E -2 en de aanpassing van de regelgevingen staan onder elkaar.

3.7.1 Bestaande situatie

E -1 Locatie Parkeergarage Rubicondreef 78-234

De parkeergarage op de locatie Rubicondreef 78- 234 in Overvecht is in de tweede helft van de twintigste eeuw gebouwd. De parkeergarage is halverdiept en heeft haar ingang aan de Rubicondreef.
De parkeergarage heeft een hoogte van 3,64 m (waarvan 1,15 m boven het maaiveld), een lengte van 107,80 m en een breedte van 61,6 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0007.png"Afbeelding 7: ingang van de parkeergarage aan de Rubicondreef 234

De capaciteit van de garage is totaal 87 auto's verdeeld voer 81 garageboxen en 6 parkeerplaatsen.
Op de verbeelding van het huidige bestemmingsplan is deze locatie als Groen opgenomen.

E - 2 locatie Gageldijk 100

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0008.png" en afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0009.png"
Afbeelding 8 en 9: luchtfoto deelgebied E -2 Gageldijk 100 de te wijzigen verbeelding op deze locatie

Op de verbeelding van het plan Overvecht, Noordelijke stadsrand was per abuis het symbool voor maximale bouwhoogte in plaats van het symbool voor een maximale goothoogte van 3,5 m opgenomen.

De aanpassing van het symbool vindt plaats omdat is gebleken dat een toezegging uit de fase van de zienswijzen ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan Overvecht, Noordelijke stadsrand bij de vaststelling van dat bestemmingsplan per abuis niet was verwerkt.

3.7.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

E - 1 locatie Parkeergarage Rubicondreef 78-234

Dit actualiseringsplan wijzigt de bestemming Groen in Verkeer - Verblijfsgebied zodat deze overeenkomt met de bestaande situatie. De halfverdiepte parkeergarage is met de nadere aanduiding 'parkeergarage' op de verbeelding van dit plan opgenomen. De regel die voor deze locatie geldt is terug te vinden onder Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied - 2.

E - 2 locatie Gageldijk 100

De aanduiding op de verbeelding is aangepast door ter plaatse een maximale goothoogte van 3,5 meter op de nemen. Voor deze locatie is de regelgeving terug te vinden in Artikel 4 Bedrijf - 1 en in de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Landschap. Alleen de aanduiding bouwhoogte is gewijzigd in goothoogte; de overige aanduidingen zijn vanuit het plan Overvecht, noordelijke stadsrand overgenomen. Het gebrek is nu hersteld.

3.8 Deelgebied F

Snippergroen Vleuten locatie Odenveltlaan 7 afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0010.png"
Afbeelding 10: luchtfoto van het snippergroen deelgebied F

3.8.1 Bestaande situatie

Binnen dit deelgebied gaat het om een strook snippergroen op de hoek van de Odenveltlaan en de Broederschaplaan in Vleuten, zoals op bovenstaande afbeelding aangegeven.
Deze strook naast het perceel Odenveltlaan 7 is verkocht aan de eigenaar van dit genoemde perceel en heeft in het huidige bestemmingsplan Vleuten de bestemming Verkeer-Verkeer en Verblijf (V-VV).

Het bestemmingsplan Vleuten licht toe dat veel bewoners behoefte hebben aan extra woonruimte. Voor kopwoningen worden regelmatig bouwvergunningen voor aanbouwen aan de zijgevel aangevraagd. Daarom is er een onderzoek gedaan naar de ruimtelijke mogelijkheden voor dergelijke aanbouwen. Hieruit blijkt dat het onder bepaalde voorwaarden mogelijk moet zijn om deze aanbouwen te realiseren. In hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan Vleuten wordt opgemerkt: 'Een groot deel van de woningvoorraad in Vleuten en De Meern is in de jaren '60 gebouwd. Voor de jaren '60-wijken in Vleuten zijn de volgende wijken onderzocht: Nieuwe Vaart, het gebied rond de Albert Schweitzerlaan en het gebied rond de Odenveltlaan. Er is onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de realisatie van aanbouwen aan de woningen. Dit onderzoek is weergegeven in de notitie 'Extra woonruimte in een groene buurt; aanbouwen aan zijgevels van jaren '60-woningen in Vleuten en De Meern'.

3.8.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

De bestemming wordt aan de bestaande situatie aangepast en zet de bestemming van V-VV om naar Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0011.png"

Afbeelding 11: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Vleuten; de rode omlijning geeft de begrenzing van de locatie die is opgenomen op de verbeelding van dit Actualiseringsplan.

De geldende regel voor deze locatie is terug te vinden onder Artikel 26 Wonen - 1. De regel bijbehorende bouwwerken is aangepast aan de laatste wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, waarin de regel voor het vergunningvrij bouwen is verruimd, zie paragraaf 6.4 voor een nadere uitleg van deze regeling. Dat is de reden waarom de specifieke aanduiding (ew) niet is overgenomen op de verbeelding van dit actualiseringsplan.

3.9 Deelgebied G

SnippergroenOudwijk locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0012.png"
Afbeelding 12: luchtfoto snippergroen deelgebied G

Op de bovenstaande verbeelding is nummer 68 aangegeven met een paarse ster, nummer 70 met een blauwe.

3.9.1 Bestaande situatie

Dit stuk snippergroen ligt tussen de percelen Frederik Hendrikstraat 68 en 70, ten zuidoosten van de kruising met de Dillenburgstraat in de wijk Oudwijk. De percelen grenzen aan de achterkant aan De Zilveren Schaats.

De Frederik Hendrikstraat ligt binnen het Beschermd stadsgezicht Utrecht Oost, zie Bijlage 3, 4, 5, 6 en 7 van de toelichting. Hierbinnen vallen onder andere Nachtegaalstraat en Burgemeester Reigerstraat, Maliesingel, Maliebaan, Maliestraat, Oorsprongpark en de Zilveren Schaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0013.png"
Afbeelding 13: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
de rode omlijning geeft de begrenzing van deze locatie in het Actualiseringsplan 2015.

3.9.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Na verkoop van de grond past dit actualiseringsplan op deze locatie de planologische regels aan de bestaande situatie aan door de bestemming te wijzigen van Verkeer-Verblijfsgebied (V-VB) naar Wonen.

De regeling voor deze locatie in terug te vinden in Artikel 27 Wonen - 2. De bestaande dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost en de Waterstaat - Waterstaatkundige functie worden in het Actualiseringsplan overgenomen. Het gebruik van de grond dient hiermee in overeenstemming te blijven.

3.10 Deelgebied H

Snippergroen Rijnsweerd-Zuid locatie Ovidiuslaan 2 t/m 5afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0014.png"
Afbeelding 14: luchtfoto snippergroen van deelgebied H

3.10.1 Bestaande situatie

In dit deelgebied gaat het om een strook grond achter de percelen Ovidiuslaan 2, 3, 4 en 5 in de bestemming Groen in Rijnsweerd Zuid.

Aan de bewoners van de genoemde percelen is de grond in erfpacht uitgegeven om te gebruiken als tuin. Dit is mogelijk, wanneer het groen geen deel uitmaakt van het structureel groen. Dit zogenoemde restgroen grenst vaak aan privégroen en geeft aanleiding tot beheerproblemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0015.png"
Afbeelding 15: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd;
de rode omlijning geeft de begrenzing van het deelgebied H van het Actualiseringsplan aan

3.10.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

De bestemming van de strook Groen langs de Ovidiuslaan 2 t/m 5 in met deze actualisering aangepast aan de bestaande situatie en gewijzigd in Wonen. De bestaande aanduidingen ten aanzien van de maximale goothoogte van 4,5 meter en dakhoogte van 6,5 meter en de begrenzing van het bouwperceel worden uit het plan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd in dit actualiseringsplan overgenomen. Rijnsweerd-Zuid is een woongebied met een groen karakter en wordt gekarakteriseerd als een tuinstedelijk gebied. De gemeente streeft naar zo min mogelijk verharding van de grond rondom de woning. Het nu aanwezige groen zorgt voor het sneller opnemen en afvoeren van het regenwater.
De regel voor deze locatie is terug te vinden onder Artikel 28 Wonen - 3.Bij gebruik van de groenstrook dient rekening te worden gehouden met aanwezige leidingen gas, riolering en laagspanning.

3.11 Deelgebied I

Snippergroen Sterrenwijk locatie Minstraat 56afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0016.png"
Afbeelding 16: betreffende grond deelgebied I

3.11.1 Bestaande situatie

De locatie Minstraat 56 ligt in Abstede. Een snipper groen achter de woning met de bestemming Verkeer en Verblijf is als tuin in gebruik. Het hofje van de Minstraat 27 - 65 staat op de Gemeentelijke Monumentenlijst, zie Bijlage 5 van de toelichting.

De locatie Minstraat 56 ligt in het gebied waarbij uitbreiding in de hoogte is toegestaan onder voorwaarden. Er geldt een aangepaste standaardregeling voor erf- en tuinbebouwing geldt. Het is van belang dat niet alle erven volledig worden volgebouwd.

De locatie ligt binnen het gebied waarvoor de regeling erfbebouwing 1 (zie Bijlage 6 van de toelichting) geldt en waarbinnen uitbreiding in de hoogte (zie Bijlage 7 van de toelichting) met een ontheffing is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0017.png"

afbeelding 17: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o.;
de rode omlijning geeft de begrenzing van de locatie in het Actualiseringsplan

3.11.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Met dit plan wordt de juridisch planologische regeling aangepast aan de bestaande situatie. De huidige situatie is dat de grond is uitgegeven aan de eigenaar van de woning van nummer 56 en krijgt in plaats van de bestemming Verkeer-Verblijf die van Wonen; de bouwhoogte is in meters op de verbeelding van het actualiseringsplan opgenomen. Ook wordt de bestemming van de meer noordelijke gelegen snipper grond geactualiseerd door de bestaande situatie op te nemen.

Het vigerend plan Oudwijk, Krommerijn e.o. heeft een regeling erfbebouwing en een ontheffing voor het bouwen in de hoogte opgenomen. De Minstraat 56 valt binnen dit gebied. Een uitsnede van de kaarten erfbebouwing en ontheffing bouwen in de hoogte zijn opgenomen in de Bijlage 6 en
Bijlage 7 van de regels. Voor de mogelijkheden om af te wijken in hoogte is het moeilijk alles in één hoofdregel te vatten. Daarom zijn bepalingen opgenomen onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor bijvoorbeeld een extra bouwlaag, uitsluitend in niet gave gevelwanden.

Sinds 2013 valt deze locatie binnen een gemeentelijk beschermd stadsgezicht, zie de KaartGemeentelijk Beschermd stadsgezicht Minstroomgebied die samen met een nadere typering van de beschermde waarden als bijlage bij deze toelichting is gevoegd. De aanwijzing bevat de kanttekeningen dat deze niet leidt tot een extra bouwregel, met uitzondering van sloop, en dat door de aanwijzing de ecologische waarden niet worden beschermd. De bescherming tegen sloop is opgenomen in de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 - Minstroom.

De geldende regelgeving voor deze locatie is terug te vinden onder Artikel 29 Wonen - 4. De bepalingen in dit artikel bieden de cultuurhistorische waarden in dit gebied voldoende bescherming. Op deze locatie geldt eveneens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie .

3.12 Deelgebied J

Snippergroen Zuilen locatie Amsterdamsestraatweg 1029 afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0018.png"
Afbeelding 18: luchtfoto snippergroen deelgebied J

3.12.1 Bestaande situatie

Dit deelgebied betreft een stuk grond achter het perceel Amsterdamsestraatweg 1029, nabij de sportvelden van Sportpark Zuilenselaan, dat ligt binnen het gebied van de beheersverordening Zuilen. Het stuk grond wordt nu gebruikt als berging en voor opslag van gravel. De woning op nummer 1029 vormt met de naastgelegen woning een zogenoemde twee onder één kap. Beide hebben een maximale bouwhoogte van 6 meter.
De eigenaar van het perceel Amsterdamsestraatweg 1029 heeft aangegeven dit stuk grond te willen aankopen om daarmee de veiligheid in de buurt te vergroten. Het gaat om een stukje 'niemandsland' dat tussen het perceel en de sportvelden ligt. Voorheen was daar de ingang van de Zuilense Tennisclub. Sinds de tennisclub weg is, ondervindt de buurt van het gebruik van de locatie veel overlast.

Op deze locatie zijn in de beheersverordening de volgende besluitsubvlakken opgenomen:

  • besluitsubvlak 11 verwijst naar artikel 5 van de beheersverordening en geeft specifieke regels in verband met geluidzone – industrie: ter plaatse van het besluitsubvlak 11 ligt de rond het industrieterrein Lage Weide gelegen zone zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;
  • besluitsubvlak 19 wordt genoemd in artikel 3.2.7 sub c: in afwijking van het bepaalde in lid b is het niet toegestaan om bestaande woningen te verhogen met een extra bouwlaag, met of zonder kap;
  • besluitsubvlak 9 verwijst naar de bepaling voor de maximale hoogte van 6 meter voor ballenvangers en voor overige bouwwerken/geen gebouwen zijnde 4 meter voor maximaal 2% van het oppervlak;
  • besluitsubvlak voor Archeologie die als dubbelbestemming op deze locatie ligt. afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0019.png" en afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0020.png"

Afbeeldingen 19 en 20: uitsnede functiekaart bij toelichting en verbeelding van de beheersverordening Zuilen; op de functiekaart is in rood en op de verbeelding is in blauw de locatie aangegeven

3.12.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

In het voorliggende actualiseringsplan krijgt het perceel een woonbestemming. Op de verbeelding is een bouwvlak en een bouwhoogte van 6 meter opgenomen.
De regelgeving is terug te vinden in Artikel 30 Wonen - 5. Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. De geluidzone Lage Weide staat op de verbeelding aangegeven en terug te vinden in de regel 48.1.
Bij de bestemmingen is aansluiting gezocht bij de standaarden die hiervoor gelden.

3.13 Deelgebied K

Snippergroen Pijlsweerd locatie Herenweg 95
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0021.png"
Afbeelding 21: betreffende grond deelgebied K

3.13.1 Bestaande situatie

Op deze locatie gaat het om een strook grond achter de panden Herenweg 93 en 95, dat nu binnen de regelgeving van de beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk en Tuindorp Oost valt.

Op de locatie zijn in de beheersverordening de volgende besluitsubvlakken opgenomen:

  • besluitsubvlak 1 verwijst naar artikel 4.1.1 van de verordening dat bepaalt dat de maximale goothoogte 6 meter bedraagt;
  • besluitsubvlak 18 verwijst naar artikel 5.1 dat regelt dat het niet is toegestaan om een bestaande woning te gebruiken en/of te verbouwen of vergroten ten behoeve van meer dan één zelfstandige woning:
  • besluitslubvlak 19 staat in artikel 3 verklaard in de bepaling dat deze gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik; bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;
  • besluitsubvlak voor Archeologie. Op de locatie ligt voor een deel de dubbelbestemming Archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0022.png" en afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0023.png"
Afbeelding 22 en 23: uitsnede functiekaart bij toelichting en verbeelding van de beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost; op de functiekaart is in rood en op de verbeelding is in blauw de locatie aangegeven

3.13.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Dit actualiseringsplan regelt na verkoop van de grond aanpassing aan de bestaande situatie.
De regels voor deze locatie zijn terug te vinden in Artikel 31 Wonen - 6. Bij de bestemming is aansluiting gezocht bij de standaarden die hiervoor gelden. De grens van de dubbelbestemming Archeologie ligt net buiten het plangebied.

3.14 Deelgebied L

Snippergroen Leidsche Rijn 7 locaties Rijksstraatweg delen achter12A/B tot en met 22afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0024.png"
Afbeelding 24: betreffende gronden deelgebied L van oost naar west:
Rijkstraatweg 12 A/B, 13, 16A (2x driehoek), 20, (Metaalkathedraal), 21 en 22

3.14.1 Bestaande situatie

De gronden liggen ten noorden van Rijnvliet in De Meern, nabij het verkeersplein Hooggelegen, zoals hierboven op afbeelding 24 is te zien. De locaties met een regelgeving ouder dan 10 jaar zijn op bovenstaande luchtfoto met rode omlijning.

Locaties binnen dit deelgebied van oost naar west:

L - 1 locatie Rijksstraatweg 12A/B
L - 2 locatie Rijksstraatweg 13
L - 3 locatie Rijksstraatweg 16A noordoosten ontsluiting Rijnvliet
L - 4 locatie Rijksstraatweg 16A zuidwesten van ontsluiting Rijnvliet
L - 5 locatie Rijksstraatweg 20 (Metaalkathedraal),
L - 6 locatie Rijksstraatweg 21 en
L - 7 locatie Rijksstraatweg 22.


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0025.png"

Afbeelding 25: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn e.o.;
de rode omlijning geeft de begrenzing van de locaties in het Actualiseringsplan diverse gebieden 2016

3.14.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Dit actualiseringsplan legt de bestaande situatie voor deze locaties vast. Daarbij is gekozen voor aansluiting aan de directe bestaande omgeving. De begrenzing sluit in het noorden aan op het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o.; in het zuiden op die van het ontwikkelingsplan Rijnvliet. Omdat er op de hierboven genoemde locaties aan de Rijksstraatweg geen ontwikkelingen plaatsvinden zijn zij buiten het ontwikkelingsplan Rijnvliet gelaten.
De keuze voor de bestemmingen voor de locaties is bepaald door de regeling voor de direct aangrenzende bestaande omgeving.

L - 1 locatie Rijksstraatweg 12A/B
Hier is de bestaande situatie vastgelegd in een tuinbestemming, die uit het plan Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. is overgenomen in Artikel 16 Tuin.

L - 2 locatie Rijksstraatweg 13
Hier is de bestaande situatie vastgelegd in een tuinbestemming, die uit het plan Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. is overgenomen in Artikel 16 Tuin.

L - 3 locatie Rijksstraatweg 16A ten noordoosten van de ontsluiting Rijnvliet
Ten noordoosten van deze locatie is inmiddels een woning gebouwd. De regels zijn terug te vinden in Artikel 32 Wonen - 7. Op de verbeelding is een bouwvlak met hoogte-aanduidingen van de in 2015 gerealiseerde woning opgenomen. Deze regels sluiten aan bij die uit het plan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn e.o.

L - 4 locatie Rijksstraatweg 16A ten zuidwesten van de ontsluiting Rijnvliet
De grond binnen dit deelgebied ten zuidwesten van de ontsluitingsweg op de locatie Rijksstraatweg 16A krijgt de bestemming Groen die terug te vinden is in Artikel 12 Groen - 1. De bestemmingsregels zijn overgenomen uit het plan Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o.

L - 5 locatie Rijksstraatweg 20 (Metaal Kathedraal)
Het historische en monumentale pand aan de Rijksstraatweg 20 Utrecht is sinds een aantal jaren bekend onder de naam Metaal Kathedraal. Het is een magische locatie in het 'aloude' de Meern. Een katholieke kerk, die jaren lang als metaal fabriek is gebruikt en nu functioneert als culturele hotspot en buurtkatalysator. De Metaal Kathedraal wordt gezien als het cultureel centrum van het toekomstige Rijnvliet en kan als een belangrijk ankerpunt voor Rijnvliet gaan functioneren.
De gemeente wil op locatie mogelijkheden bieden en daarom heeft het college in 2015 een besluit genomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. De afwijking is op naam verleend en wordt daarom niet opgenomen in de regelgeving.
De ruimtelijke onderbouwing van de afwijking Metaal Kathedraal is bij de toelichting van dit actualiseringsplan gevoegd, zie Bijlage 10. De geldende bestemming Gemengde Doeleinden - 4 voor het noordelijke gebied uit het plan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn is in dit plan overgenomen in Artikel 8 Gemengd - 1 en in zuidelijke richting uitgebreid tot aan de begrenzing van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Rijnvliet.

L - 6 locatie Rijksstraatweg 21
De grond binnen het plangebied op Rijksstraatweg 21 neemt de bestemming Gemengde Doeleinden - 4 over in Artikel 8 Gemengd - 1, die op deze locatie de bestaande opslag regelt.

L - 7 locatie Rijksstraatweg 22
De grond binnen het plangebied krijgt de tuinbestemming, die uit het plan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. is overgenomen in Artikel 16 Tuin.

Voor het gehele deelgebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

3.15 Deelgebied M

Snippergroen Binnenstad locatie Lange Nieuwstraat 85afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0026.png"
Afbeelding 26: luchtfoto - in het rood betreffende grond deelgebied M

3.15.1 Bestaande situatie

De Lange Nieuwstraat 85 ligt in de binnenstad, binnen de singels van Utrecht, een gebied dat in 1975 is aangewezen als Beschermd stadsgezicht binnenstad. . De historische bebouwing, de werven, andere beschermde monumenten en de grachten maken het gebied historisch waardevol. De bij de regels gevoegde Bijlage 2 Binnenstad Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart 2010 geeft aan dat het gaat om een pand met vastgestelde archeologische en bouwhistorische waarde.
De locatie heeft in het bestemmingsplan Binnenstad de bestemming Gemengd-4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0027.png"
Afbeelding 27: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Binnenstad
de rode omlijning geeft de begrenzing van het deelgebied M aan.

3.15.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Het stuk grond achter de Lange Nieuwstraat 85 is verkocht aan de eigenaar van het pand. Dit actualiseringsplan past de regelgeving aan de bestaande situatie aan en wijzigt de bestemming Groen in de bestemming Gemengd, opgenomen in Artikel 9 Gemengd - 2, buiten het bouwvlak, dus onbebouwd.
Zoals hierboven opgemerkt gelden voor deze locatie eveneens de dubbelbestemmingen Waarde -Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad (zie ook paragraaf 2.3 van deze toelichting) en Waarde -Archeologie.

3.16 Deelgebied N

Meerndijk locatie Meerndijk 6 - 24 en achterliggend gebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0028.png"
Afbeelding 39: luchtfoto van deelgebied N binnen de rode begrenzing

Op deze luchtfoto is te zien dat deelgebied N voor een groot deel bestaat uit een open terrein dat gebruikt wordt om te parkeren. De parkeerplaats voorziet in de parkeren ten behoeve van de supermarkt in het zuidoosten van het deelgebied.

3.16.1 Bestaande situatie

Voor de supermarkt binnen het deelgebied geldt een bestemmingsplan dat inmiddels ouder is dan 10 jaar. Het overige deel mist een planologische regeling, omdat het voorgaande plan De Meern-Zuid uit 1963 vervallen is. Een nieuw bestemmingsplan voor De Meern Centrum, waarin dit deelgebied was opgenomen, is door de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State op 18 februari 2010 vernietigd. Dit betekent voor dit gebied geen actuele regeling geldt.

De Meerndijk verbindt van oudsher De Meern met Montfoort, Oudewater en verder Gouda. Deze weg is in de jaren 50, ten behoeve van de grootschalige uitbreiding van De Meern, doorgetrokken in noordelijke richting (Castellumlaan). Hiermee werd deze route belangrijk voor doorgaand autoverkeer van noord naar zuid en omgekeerd. Daarbij is de Rijksstraatweg destijds ook veranderd in een weg met een doorgaande rijbaan en parallelstraten. Deze situatie is sindsdien nagenoeg ongewijzigd. In 2014 zijn beide wegen aangewezen als een 30 km weg.

Langs de Meerndijk met de nummers 6 tot en met 24 bevinden zich woningen, een kapper, een ijssalon, een leverancier van onderdelen voor verschillende merkapparaten, een café, en een supermarkt. Sinds 1990 is op nummer 24 een supermarkt gevestigd. Aanvankelijk is hiervoor een vrijstelling gegeven voor 5 jaar, maar deze is voorlopig verlengd. De wens is de winkel te verplaatsen naar het nieuwe centrum van De Meern en het gebied opnieuw in te richten. In het bestemmingsplan Supermarkt Meerndijk 24 was hiertoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0029.png"
Afbeelding 40: uitsnede plankaart bestemmingsplan Supermarkt Meerndijk 24

3.16.2 Aanpassing regelgeving aan de bestaande situatie

Binnen dit deelgebied is de bestaande situatie vastgelegd. De regelgeving voor de Meerndijk 6 tot en met 24 is terug te vinden in Artikel 11 Gemengd - 4, Artikel 12 Groen - 1, Artikel 25 Water. Voor de locatie Meerndijk 24 is de wijzigingsbevoegdheid uit het plan Supermarkt Meerndijk 24 overgenomen. Zodra de mogelijkheid zich voordoet kunnen Burgemeester en wethouders hiervan gebruik maken.
De verkeersbestemmingen zijn opgenomen in Artikel 18 Verkeer - 2 en Artikel 24 Verkeer -Verblijfsgebied - 4. Ook gelden binnen dit deelgebied de dubbelbestemmingen Leiding - Riool, Waarde - Archeologie, en Waterstaat - Waterkering.

Het plan geeft regels voor de bestaande situatie. Door opname van dit deelgebied in het actualiseringsplan is aan de wettelijke actualiseringsverplichting voldaan.

3.17 Deelgebied O

Buiten-Wittevrouwen locatie Maliesingel 27 en 27Aafbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0030.png"
Afbeelding 28: luchtfoto van deelgebied O met in het rood begrenzing ervan

3.17.1 Bestaande situatie

Deze locatie aan de Maliesingel ligt binnen het Beschermd stadsgezicht Utrecht Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0031.png"
Afbeelding 29: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen

De geldende juridisch-planologische regelgeving op deze locatie, zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, komt niet overeen met de bestaande situatie. De bestemming Wonen-2 met de mogelijkheid van kantoor (k) op de begane grond is de bestaande situatie gevestigd op nummer 27A. Het tegenovergestelde geldt voor het nummer 27.

3.17.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Met dit actualiseringsplan wordt de bestaande en planologische situatie met elkaar in overeenstemming gebracht. In de toelichting van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen staat de wens weergegeven dat de woonfunctie binnen dit gebied zoveel mogelijk moet worden behouden en zo mogelijk uitgebreid. Dit plan komt daarmee niet in conflict, omdat bij deze ruil van bestemmingen geen woonfunctie verloren gaat. De geldende regel voor deze locatie is voor nummer 27 terug te vinden in Artikel 10 Gemengd - 3 en Artikel 33 Wonen - 8 geldt voor nummer 27A. Voor beide adressen gelden de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost.

3.18 Deelgebied P

Overvecht deel plangebied bestemmingsplan Bruisdreef afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0032.png"
afbeelding 30: deelgebied P deel plangebied Bruisdreef

3.18.1 Bestaande situatie

In het bestemmingsplan Bruisdreef is de bestaande geluidzone rondom de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) niet opgenomen.
De zone is globaal op bovenstaande afbeelding met een oranje arcering aangebracht.

De RWZI is een bedrijf dat als zogeheten 'grote lawaaimaker' valt onder onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rondom dit terrein een zone vastgelegd. Bij vergunningverlening aan deze bedrijven wordt getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe woningen.
De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder. Voor het geluidsonderzoek Bruisdreef en daarmee samenhangende stukken wordt verwezen naar Bijlage 12 (Memo), Bijlage 13 (Geluidonderzoek) en Bijlage 14 (Erratum) van de toelichting. Hieruit blijkt dat met de RWZI rekening is gehouden.

3.18.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Dit actualiseringsplan legt de hierboven genoemde bestaande geluidzone planologisch juridisch vast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0033.png"
afbeelding 31: de begrenzing van het plangebied in het rood

De verbeelding van dit plan volgt de begrenzing van het plan Bruisdreef (zwarte bolletjes) niet geheel. Zie de rode begrenzing op afbeelding 31. In het actualiseringplan wordt alleen de geluidzone opgenomen met de daaronder liggende bestemmingen. Voor het overige wordt verwezen naar het bestemmingsplan Bruisdreef.

In de regel 48.1 van dit plan is de geluidzone - industrie opgenomen, die rondom de RZWI moet worden aangehouden.

De onderliggende bestaande bestemmingen zijn één op één vanuit het bestemmingsplan Bruisdreef, Overvecht overgenomen in dit actualiseringsplan onder Artikel 34 Wonen - 9, Artikel 13 Groen - 2 en Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied - 3. Daarnaast geldt voor het zuidoostelijke deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

3.19 Deelgebied Q

Cartesiusweg locaties Gasontvangststation en Waterkering
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0034.png"
Afbeelding 32: luchtfoto plangebied Cartesiusweg e.o.
De rode ster geeft de locatie van het gasontvangststation deelgebied Q-1 aan;
tussen de twee blauwe sterren ligt de zone Waterstaat-Waterstaatkering van deelgebied Q -2.

De bestaande situatie en de aanpassing van de regelgevingen van Q -1 en Q -2 staan onder elkaar.

3.19.1 Bestaande situatie

Q -1 locatie Gasontvangststation

Binnen het plangebied bevindt zich een Gasontvangststation, gelegen op het terrein van de Merwedecentrale. In het plangebied bevinden zich twee hogedruk aardgastransportleidingen die de Merwedecentrale van gas voorzien door buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0035.png"
Afbeelding 33: begrenzing deelgebied Q -1

In het meest noordelijke deel van gebied Q -1 staat op de verbeelding van het plan Cartesiusweg naast de enkelbestemming Bedrijventerrein met de categorie 4.2, de dubbelbestemming Leiding - Gas, functieaanduidingen en de figuur hartlijn leiding gas.
Er is geconstateerd dat de locatie van het gasontvangststation niet op de verbeelding van het plan Cartesiusweg staat aangegeven. Met dit actualiseringsplan wordt deze omissie hersteld.

Q -2 locatie Waterstaat-Waterkering

Op de verbeelding (zie hieronder) van het bestemmingsplan Cartesiusweg e.o. staat langs het Merwedekanaal tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Spinozabrug (tussen de rode sterren) de aanduiding dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering met een zone van 15 meter. Langs de kaden van het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal (uitgezonderd de insteekhavens) geldt een zone van 30 meter (inclusief kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone) vanuit de beschoeiing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0036.png"
Afbeelding 34: uitsnede verbeelding Cartesiusweg e.o.
Tussen de rode sterren ligt het deel waarop de aanpassing betrekking heeft.

In de Waterregeling van het Rijk zijn de grenzen voor het waterstaatkundig beheer van het Rijk vastgelegd. Hierbij geldt dat langs dit deel van het Merwedekanaal een zone van 20 meter moet worden aangehouden. Verder richting het Amsterdam-Rijnkanaal loopt dit op tot 30 meter. Binnen de zones moet voor eventuele ontwikkelingen een watervergunning in het kader van de Waterwet aangevraagd worden en kunnen door Rijkswaterstaat eisen of beperkingen gesteld worden met het oog op de belangen van het waterstaatswerk.

3.19.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Q -1 locatie Gasontvangststation

Om de verbeelding in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie is de locatie van het gasontvangststation op het Merwedeterrein aangegeven. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het verzoek daartoe van de Gasunie. Op de locatie van het gasontvangstation geldt de bestemming Artikel 6 Bedrijventerrein - 1 en de dubbelbestemming Leiding - Gas.
De functieaanduidingen en de figuur hartlijn leiding gas van het plan Cartesiusweg zijn op de verbeelding van dit actualiseringsplan overgenomen.

Q -2 locatie Waterstaat-Waterkering

De zone van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is op verbeelding langs het Merwedekanaal (gedeelte tussen Amsterdam-Rijnkanaal en Spinozabrug) in het onderhavige actualiseringsplan verbreed van 15 naar 30 m. Zo wordt tegemoet gekomen aan de vereiste begrenzing voor het waterstaatkundig beheer zoals die door het Rijk in de Waterregeling is vastgesteld.

Ook hier geldt de bestemming Artikel 6 Bedrijventerrein - 1 en Artikel 14 Groen - 3 . Voor het deel van het bedrijventerrein boven de Vleutensevaart geldt de categorie 4.1; voor het deel eronder categorie 3.1. Daarnaast geldt langs het Merwedekanaal Artikel 17 Verkeer - 1. Het noordelijk deel van het gebied ligt in een geluidszone - industrie, die is terug te vinden in de regel 48.1, de industrieterreinzone in 48.2 en de veiligheidszone - Bevi in de regel 48.3 Op deze locatie geldt voor een klein deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

3.20 Deelgebied R

Papendorp locatie Papendorpseweg
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0037.png"
Afbeelding 35: luchtfoto locatie bedrijventerrein Papendorp

3.20.1 Bestaande situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan Papendorp was door een tussenliggende begrenzing van percelen op twee locaties op het bedrijventerrein de functieaanduiding kantoor (k) niet opgenomen. Door de perceelbegrenzingen is de aanduiding op de twee aangrenzende percelen per abuis weggevallen. Het betreft de percelen waarop de bestaande bedrijfspanden van Stork International B.V. en KPN zijn gevestigd. Het middelste perceel is nog onbebouwd en heeft de functieaanduiding (k) wel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0038.png"
Afbeelding 36: uitsnede bestemmingsplan Papendorp met het deelgebied R roodomlijnd

Op bovenstaande afbeelding en uitsnede van de verbeelding zijn deze locaties met twee rode sterren aangegeven. De zwarte gekartelde perceelgrenzen hebben per abuis voor een afscheiding van de functieaanduiding (k) gezorgd. Eén van de eigenaren van de bestaande bedrijfspanden ondervond hierdoor bij verkoop problemen. Er is gevraagd de bestaande mogelijkheid van kantoor op de verbeelding van het plan op te nemen.

3.20.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

Op de verbeelding van dit actualiseringsplan is dit hersteld. De begrenzing van de percelen is verwijderd, waardoor functieaanduiding kantoor (k) op de verbeelding van het actualiseringsplan is uitgebreid tot het hele deelgebied R (rode omlijning bovenstaande afbeelding). Voor het gehele deelgebied geldt Artikel 5 Bedrijf - 2 met de functieaanduiding kantoor (k). Op deze locatie gelden voor een klein deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en op de zuidoostgrens van het gebied Leiding - Water.
Deze actualisering herstelt de vestigingsmogelijkheid van kantoorruimte, die samenhangt en ondergeschikt is aan het gevestigde bedrijf in het noordelijke en zuidelijk deel van het plangebied. In de onderhavige situatie gaat het niet om toevoeging van de realisatiemogelijkheid van zelfstandige kantoren zoals bedoeld in het provinciaal ruimtelijk beleid. Er is dan ook geen strijd met het provinciaal beleid.

3.21 Deelgebied S

Kanaleneiland locatie Zeehaenkade/Overijssellaan
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0039.png"
Afbeelding 37: luchtfoto deel van het plangebied van bestemmingsplan Prozeeterrein, Hoograven

Dit deel van het plangebied begrenst het Prozeeterrein aan de Zeehaenkade in Kanaleneiland.

3.21.1 Bestaande situatie

Gezien vanuit het Prozeeterrein bevinden zich aan de overkant van de Vaartsche Rijn in Kanaleneiland twee bedrijven: Terberg autoleasing en het Leger des Heils. Deze bedrijven maken geen gebruik van de maximale milieucategorie (hun bedrijfsactiviteiten zijn vergelijkbaar met categorie 2). In het bestemmingsplan Prozeeterrein, Hoograven is voor deze bedrijven op het voormalige BEFU-terrein de bedrijfscategorie 3 toegestaan, maar in de regels van het plan Prozeeterrein, Hoograven is per abuis de categorie 3 niet nader gespecificeerd. De Lijst vanBedrijfsactiviteiten maakt een onderscheid tussen categorie 3.1 en 3.2. Gelet op de afstand van het bedrijventerrein tot aan de onlangs gerealiseerde en deels nog te realiseren woningen op het Prozeeterrein zijn alleen bedrijven tot maximaal de categorie 3.1 toegestaan.

3.21.2 Aanpassing regelgeving bestaande situatie

De actualisering betreft een aanpassing van de regel die geldt op deze locatie. De verbeelding met aanduidingen wijkt niet af van die in het plan Prozeeterrein, Hoograven is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0040.png"
Afbeelding 38: deel van het plangebied Prozeeterrein, Hoograven

Op deze locatie geldt Artikel 7 Bedrijventerrein - 2. Herstel van de regeling is in het onderhavige actualiseringsplan terug te vinden onder de regel 7.1 onder a voor het zuidelijk deel geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

3.22 Deelgebied T

Vleuterweide aanpassing artikel 21 bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten

Voor de bestemming Woongebied gaat het om een technische herziening van dit artikel van het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten 2014.

3.22.1 Bestaande situatie

De bestemming Woongebied voor Vleuterweide bevat, naast onduidelijkheid over de vereisten van een belemmeringshoek, een paar foutieve verwijzingen.

3.22.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Deze technische aanpassing betreft artikel 21 van het plan Vleuterweide, Vleuten, die in Artikel 3Aanpassing artikel 21 Woongebied - bestemmingsplan Vleuterweide van dit Actualiseringsplan is aangepast. Het artikel is aangepast waar het de vereisten van een belemmeringshoek van 20 graden betreft en foutieve verwijzingen zijn in het artikel hersteld.

Het gaat om de volgende wijzigingen:

1. Aan de regel 21.2.1 worden na sub d onder regel 21.2.1 e en f regels toegevoegd. Het gaat om regels voor wijzigingen na realisering van de woonbebouwing en een regel ten aanzien van de belemmeringshoek ten opzichte van andere woningen, die eerder in een andere vorm in regels 21.2.2 sub f en sub g waren opgenomen.

2. De regels onder 21.2.2 sub a en sub d tot met e vervallen; onder 21.2.2 a wordt een nieuwe regel toegevoegd, zodat deze is aangepast aan de huidige regels voor vergunningvrij bouwen. De regels onder 21.2.2 sub b en c blijven gehandhaafd. Deze regels betreffen bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel. Die zijn niet vergunningvrij.

3. In de regel 21.5 voor het afwijken van de gebruiksregel wordt een foutieve verwijzing hersteld.

In Bijlage 16 van de toelichting is de volledige tekst van het aangepaste artikel 21 Woongebied van het bestemmingsplan Vleuterweide toegevoegd.

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In deze paragraaf is een overzicht gegeven van welke milieuaspecten binnen de deelgebieden gelden en wat daarvan de consequenties zijn.

Op grond van het hetzelfde hierboven genoemde artikel moet ook een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Dit hoofdstuk gaat in op milieuaspecten en de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden die relevant zijn voor de verschillende opgenomen delen v. De onderzoeksparagrafen geven eerst een wettelijk kader, vervolgens wordt ingezoomd op het plangebied en afsluitend volgt een conclusie.

4.2 Gezondheid

Dit bestemmingsplan maakt geen concrete, nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het betreft een actualiseringsplan dat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, waardoor er geen sprake is van een negatief effect op de gezondheid en de leefomgeving.

4.3 Milieu-effectrapportage

Het doel van een milieu effectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Initiatieven die in de D-lijst worden genoemd maar niet voldoen aan de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. moeten kritisch bekeken worden of deze milieueffecten kunnen hebben. Indien dit het geval is dient hiervoor ook een MER of (formele) m.e.r-beoordeling te worden opgesteld.

Plangebied en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe – niet reeds (eerder) bestemde – ontwikkelingen anders dan van bescheiden omvang mogelijk gemaakt. Er vinden met dit bestemmingsplan geen activiteiten plaats die de geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschrijden. Tevens zijn er, zoals blijkt uit de beschrijving van de milieuaspecten, geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt. Met deze vormvrije beoordeling kan worden volstaan.

4.4 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven.

De regels van de Wet geluidhinder, ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs en zorg) zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De Wet geluidhinder ziet alleen toe op zaken die nieuw zijn of veranderen, zoals:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of gezoneerde industrieterreinen;
  • bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe wegen (niet bij wegen waarvoor een maximum snelheid van minder dan 50 km/u geldt);
  • reconstructie van wegen of wijzigen van gezoneerde industrieterreinen.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde en een maximale ontheffingswaarde. In onderstaande tabel zijn de normen voor nieuwe woningen per bronsoort gegeven. Voor wijzigingen van geluidsbronnen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gelden afwijkende normen.

Voorkeursgrenswaarde Maximale ontheffingswaarde
Wegverkeer Binnenstedelijk 48 dB 63 dB
Buitenstedelijk (rijkswegen)
48 dB

53 dB
Railverkeer 55 dB 68 dB
Industrielawaai 50 dB(A) 55 dB(A)


Indien de geluidsbelasting zich boven de maximale ontheffingswaarde bevindt zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan (uitgezonderd zogenoemde dove gevels). Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient het bestuur op basis van een akoestisch onderzoek een afweging te maken. Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De procedure voor het verlenen van een ontheffing loopt parallel met de planprocedure.

Op grond van de Geluidnota Utrecht 2014-2018 gelden de volgende voorwaarden bij een hogere waarde:

  1. a. er dient een reden te zijn om van de voorkeursgrenswaarde af te wijken, die past binnen de ontheffingscriteria;
  2. b. er dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden:
  1. 1. iedere woning dient te beschikken over een geluidsluwe gevel;
  2. 2. de woning bevat voldoende verblijfsruimten aan de geluidsluwe gevel, te weten 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van de oppervlakte van het verblijfsgebied;
  3. 3. indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag er in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan op de geluidsluwe gevel.


Voor nieuw te bouwen woningen geldt dat deze moeten voldoen aan de eis van een luwe gevel en er gelden aanvullende voorwaarden voor buitenruimtes en woningindeling. Om aan de eis van een luwe gevel te kunnen voldoen, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk in de vorm van balkonafschermingen. Daarmee wordt tevens voldaan aan de eis voor buitenruimte.

Plangebied

Het voorliggende actualiseringsplan omvat de deelgebieden A tot en met T. Het regelt de bestaande situatie voor de deelgebieden A tot en met E. Het voorziet voor de locaties van de deelgebieden F tot en met M de zoals eerder hierboven genoemde bescheiden ontwikkeling. In die gevallen wijzigt de bestemming van een stuk snippergroen door aansluiting aan de nabijgelegen bestemming Wonen. Deze deelgebieden zijn hieronder kort met een plansituatie en conclusie beschreven gevolgd door een korte beschrijving van de overige gebieden N tot en met T.

  • Deelgebied F Snippergroen Vleuten locatie Odenveltlaan 7

De Odenveltlaan is een 50km/u weg en de Broederschapslaan is een 30 km/u weg. Er ligt een bouwvlak op de woonbestemming (die hoort bij deze locatie), dus het bouwen van een woning is niet mogelijk. Er hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.

  • Deelgebied G Snippergroen Oudwijklocatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70

De locatie grenst aan de Waterlinieweg. Het stukje grond is al jaren in gebruik als tuin.
De bestemmingswijziging komt neer op het vastleggen van de bestaande situatie. Er wordt geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Er is geen onderzoek nodig naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer

  • Deelgebied H Snippergroen Rijnsweerd-Zuid locatie Ovidiuslaan 2 t/m 5

Er wordt geen woning mogelijk gemaakt. Een onderzoek vanwege wegverkeerslawaai van de Archimedeslaan of A27 is niet nodig.

  • Deelgebied I Sterrenwijklocatie Minstraat 56

De locatie ligt in de Sterrenwijk. Dat is een 30 km/u gebied. Er is geen onderzoek nodig in verband met wegverkeer.

  • Deelgebied J Snippergroen Zuilen locatie Amsterdamsestraatweg 1029 - geluidzone Lage Weide

De geluidsbelasting vanwege industrieterrein Lage Weide voldoet aan de maximale ontheffingswaarde. Ook op de derde bouwlaag. Invulling van het plan is goed mogelijk met inachtneming van het gecumuleerde geluidsniveau. Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening is eveneens rekening gehouden met 30 km/u wegen in de nabije omgeving en het geluid van de scheepvaart op het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze geluidsbronnen vormen geen belemmering voor het deelgebied van dit plan.

De locatie grenst, aan de achterzijde, aan een sportterrein. Conform de brochure Bedrijven en milieuzonering zijn zowel Tennisbanen (met verlichting) als een Veldsportcomplex (met verlichting) categorie 3.1 en moet je een afstand van 50 meter aanhouden. Die afstand wordt hier niet gehaald. Zelfs als we uitgaan van een gemengd gebied, wordt een aan te houden afstand van 30 meter niet gehaald. Genoemde categorieën sprotvoorzieningen komen ook niet voor in de functiemengingslijst. In de afweging speelt een rol om medewerking te verlenen aan de bestemmingswijziging is, omdat hiermee overlast in de openbare ruimte wordt beëindigd en de kwaliteit van de leefomgeving wordt verbeterd.

  • Deelgebied K Snippergroen Pijlsweerd locatie Herenweg 95

Er wordt een bouwvlak opgenomen. Men gaat er niet wonen. Het gaat om een bestaande situatie. Er is geen onderzoek nodig naar geluidbelasting vanwege de Amsterdamsestraatweg.

  • Deelgebied L Snippergroen De Meern locatie Rijksstraatweg 12 A/B tot en met 22

Rijksstraatweg 12 A/B worden omringd door geluidsbronnen die vanuit de Wet geluidhinder relevant zijn. De rijksweg A2 en industrieterrein Hooggelegen. De overige adressen binnen dit deelgebied vallen daarbuiten. Het gaat om actualisering van de bestaande situatie, waarbinnen geen verdere bouwmogelijkheden worden geboden.

  • Deelgebied M Snippergroen Binnenstadlocatie Lange Nieuwstraat 85

Het gaat hier om een stuk snippergroen dat toegevoegd wordt aan de bestaande bestemming Gemengd-4, waarop een hoofdgebouw staat; er kan geen woning worden bijgebouwd. Bovendien ligt het snippergroen aan de achterzijde van de woning en blijft het buiten het bouwvlak.
Er hoeft geen geluidonderzoek te worden gedaan naar het wegverkeer op de Lange Nieuwstraat.
De gehele binnenstad kent een 30 km-regime.

Vervolgens een korte opsomming van de deelgebieden N tot en met T:

  • Deelgebied NMeerndijk

De bestaande situatie wordt met dit plan vastgelegd. Ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Aangezien de wegen binnen dit deelgebied een 30 km regime hebben is op grond van de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht.

  • Deelgebied O Buiten-Wittevrouwenlocatie Maliesingel 27 en 27 A

Het betreft een wijziging van kantoor en woonbestemming. Er is geen sprake van een nieuwe situatie.

  • Deelgebieden P, Q, R en S

Dit plan legt de bestaande situatie vast en behoeft geen nader onderzoek.

  • Deelgebied T Vleuterweide

De aanpassing betreft een technische aanpassing artikel 21 Woongebied Vleuterweide.

4.4.1 Algemene conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De geluidzones van de bestaande gezoneerde industrieterreinen zijn op de verbeelding opgenomen.

4.5 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. In november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wetswijziging staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van deze wet, opgenomen in artikel 5.16 lid 1 Wet milieubeheer, dient het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening te houden met de effecten op de luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan kan worden vastgesteld indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een project – al dan niet per saldo – niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht;
  4. d. het voorgenomen besluit is genoemd of is niet in strijd is met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Plangebied en conclusie
Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en de geringe omvang van de voorziene ontwikkelingen zijn er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.6 Geur

Bepaalde bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor specifieke bedrijven is in de Wet milieubeheer een richtwaarde aangegeven voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties. In de directe omgeving van het bedrijf zijn vanuit de norm van de Wet milieubeheer beperkingen gesteld aan de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkeling van gevoelige bebouwing (met name wonen). Kleinere bedrijven zoals horecavestigingen, of een bakkerij kennen soms ook geurhinder, maar daarvoor zijn geen richtlijnen opgesteld. Daarnaast kan de mestopslag bij agrarische bedrijven geurhinder veroorzaken. Door een geschikte locatie van de mestopslag te bepalen, is een deel van de hinder te voorkomen. Echter bij grotere bedrijven is voldoende afstand ten opzichte van woningen van derden noodzakelijk. Dit wordt geregeld in de bestemmingsplanregels.

Plangebied en conclusie
Binnen het plangebied of in de directe omgeving ervan zijn geen bedrijven toegestaan die (industriële) geurhinder veroorzaken.

Voor de deelgebieden F tot en met M en O wordt in juridische zin voorzien in wijziging van bestemmingen die als geurgevoelig aangemerkt worden (wonen). De locaties liggen niet in of in de nabijheid van bedrijven die geurhinder veroorzaken, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Externe Veiligheid

In bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Naast de bedrijven kan ook het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water en door buisleidingen, risico's opleveren. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd.

Plansituatie
In het voorliggend bestemmingsplan wordt een aantal kleine deelgebieden bestemd. Alle deelgebieden zijn beoordeeld op de aard van het deelgebied, de aard van de daarin voorkomende objecten en de afstanden tot risicobronnen. Te onderscheiden zijn:

  • Deelgebieden bestaande uit transportassen (deelgebieden A en D).

Deze deelgebieden bestaan uitsluitend uit transportassen waarover ook transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Binnen de deelgebieden bevinden zich geen omgevingsobjecten waarin personen verblijven die blootgesteld worden aan de risico's. Rekening houdend met deze bijzondere situatie zal voor deze deelgebieden geen toets worden gedaan aan het plaatsgebonden risico en zal geen aandacht aan het groepsrisico worden besteed. Berekening van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is alleen dan wettelijk verplicht (en zinvol) als op grond van een ruimtelijk plan de bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegelaten.

  • Deelgebieden met objecten binnen het invloedsgebied van het spoor Amsterdam richting Betuweroute (deelgebieden B en C).

Voor het spoor geldt geen PR=10-6 contour en er bestaat ook geen plasbrandaandachstgebied. De objecten hoeven dus niet daaraan getoetst te worden. De deelgebieden/delen van objecten zijn erg klein en zijn voor de toetsing aan het groepsrisico niet van belang.

  • Deelgebieden met objecten op grote afstand van risicobronnen (deelgebieden E, G en O).

De objecten die zich in deze deelgebieden bevinden liggen te ver van een risicobron om nog van invloed te zijn op het groepsrisico. Bovendien gaat het om kleine solitaire objecten.

  • Deelgebieden F en H t/m M betreffen het toevoegen van snippergroen aan de aangrenzende woonbestemming. De bestaande bouwvlakken blijven gehandhaafd.

Toetsing aan de regelgeving voor externe veiligheid is niet aan de orde.

  • Deelgebied N betreft een technische aanpassing en twee locaties zonder verblijfplaatsen voor personen.
  • Deelgebieden P, Q, R, en S betreffen bestaande situaties die met dit plan planologisch juridisch worden vastgelegd.
  • Deelgebied T betreft eveneens de vastlegging van een bestaande situatie.

Conclusie
Gelet op de aard van de deelgebieden, de aard van de daarin voorkomende objecten en de afstanden tot risicobronnen is er geen reden tot nadere toetsing aan de externe veiligheidsregelgeving. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.8 Bodem

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:

  • Bodembescherming
    Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten.
  • Bodemsanering
    Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
  • Bodembeheer
    Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe 'wat schoon is moet schoon blijven' en 'wat vies is mag niet viezer worden'. Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is om de locatie geschikt te maken. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.

4.8.1 Deelgebieden

  • Deelgebied A: Stationsgebied locatie Daalsetunnel en Leidseveertunnel

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in uitgezonderd gebied van Centraalstation Utrecht, het spoorwegemplacement is verdacht gebied. Er is geen bodemkwaliteitsklasse bekend voor dit gebied. Er is op de locatie van de tunnels geen bodemonderzoek bekend. Ter plaatse van de Leidseveertunnel is een gedempte sloot aanwezig. Indien er in toekomst graafwerkzaamheden plaatsvinden dan is noodzakelijk om bodemonderzoek uit te voeren.

Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van het gebruik vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.

  • Deelgebied B: Stationsgebied locatie Mineurslaan Beatrixgebouw

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

In het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd voor de herontwikkeling van de Mineurslaan en de Weststrook. In mei 2014 heeft Movares een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van Mineurslaan. In de mengmonsters van de boven- en ondergrond van de Mineurslaan worden de achtergrondwaarden voor PAK en/of PCB's en plaatselijk minerale olie overschreden. In de zintuiglijk met puin, kool, koolas, slakken en/of sintels verontreinigde monsters is sprake van overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor koper, kwik, lood, zink, minerale olie, PAK en/of PCB's. Verder zijn op de locatie gedempte sloten aanwezig. Bij afvoer van grond moet hier rekening mee worden gehouden.

Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.

  • Deelgebied C: Stationsgebied locatie Mineurslaan entree parkeergarage Rabobank

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

In mei 2005 heeft DHV Ruimte en Mobiliteit een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatste van de Croeselaan 18-22 te Utrecht. Ter plaatse van de entree zijn in de grond geen verontreinigingen aangetoond. Verder is ter plaatse van de locatie een gedempte sloot aanwezig. Het onderzoek is verouderd en kan niet meer gebruikt worden voor een eventuele omgevingsvergunning.

Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.

  • Deelgebied D: Stationsgebied locatie Kruisvaart Vondellaan

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in uitgezonderd gebied van Centraalstation Utrecht het spoorwegemplacement is verdacht gebied. Er is geen bodemkwaliteitsklasse bekend voor dit gebied. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn bodemonderzoeken verricht. Er zijn diverse gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend in grond grondwater. Er zijn ter plaatse van de locatie gedempte sloten aanwezig.

Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van het gebruik vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.

  • Deelgebied E: Overvecht E - 1: parkeergarage locatie Rubicondreef 78- 234

E - 2: Gageldijk 100

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

Op de locatie zijn gedempte sloten aanwezig. Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd. In 2007 heeft CSO Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek naar tanks uitgevoerd op de nabij gelegen locatie Fideliodreef te Utrecht. In de grond en grondwater zijn daar geen verontreinigingen aangetroffen met minerale olie en aromaten. In de directe omgeving van het zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, die van invloed kunnen zijn op de herontwikkeling.

Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In het diepere grondwater is naar verwachting sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Deelgebied E - 1: op basis van het gebruik vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.

Deelgebied E - 2 betreft een technische aanpassing op de verbeelding.

  • Deelgebied F: SnippergroenVleuten locatie Odenveltlaan 7

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

De bestemming gaat van een verkeer naar wonen. In het archief van de gemeente Utrecht is op deze locatie geen bodemonderzoek aanwezig. Er is een gedempte sloot aanwezig op de locatie. Op en in de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, die van invloed kunnen zijn op het gebruik. Op het nabij gelegen voormalige terrein van de gemeentewerf is in het verleden een sanering uitgevoerd.

Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied G: Snippergroen Oudwijk locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

De bestemming gaat van verkeer naar wonen. In 1990 heeft de gemeente Utrecht op de Frederik Hendrikstraat 68A en 68B een oriënterend en een nader bodemonderzoek uitgevoerd. De bodem is niet schoon: In de bovengrond zijn sterke verontreinigingen aanwezig met lood en PAK en matige verontreinigingen met zink en koper. In het grondwater worden geen toetsingswaarden overschreden. Het bodemonderzoek is inmiddels verouderd. Er is geen gedempte sloot aanwezig op de locatie.

Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In de omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
De bodemkwaliteit vormt mogelijk een belemmering voor het gebruik wonen.

  • Deelgebied H: Snippergroen Rijnsweerd-Zuid locatie Ovidiuslaan 2 t/m 5

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

De bestemming gaat van openbaar groen naar wonen. Ter plaatse van de groenstrook is geen bodemonderzoek bekend. In augustus 2011 is door Moerdijk Bodemsanering B.V. op het naastgelegen perceel Ovidiuslaan 4 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In de grond zijn licht verhoogde gehaltes aan de parameters koper, kwik, nikkel, lood, PAK en PCB's aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium en zink aangetroffen. Er is gedempte sloot aanwezig op de locatie. In de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.

Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In het diepere grondwater op enige afstand van de locatie is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van de beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.

Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied I: Snippergroen Sterrenwijk locatie Minstraat 56

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

De bestemming gaat van Verkeer – Verblijf naar Wonen. Er is geen gedempte sloot aanwezig op de locatie en er hebben voor zover bekend geen verdachte bedrijfsmatige activiteiten plaats gevonden. Op de locatie is geen bodemonderzoek verricht. In de omgeving van de locatie zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, waarbij sprake is van lichte tot matige bodemverontreiniging. In de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.

Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In het diepere grondwater op enige afstand van de locatie is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.

Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied J: Snippergroen Zuilen locatie Amsterdamsestraatweg 1029

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

De bestemming van het terrein is wonen. Er zijn geen verdachte (bedrijfsmatige) activiteiten bekend op de locatie en op aangrenzende percelen. Op de locatie is geen bodemonderzoek verricht. In de directe omgeving van de locatie zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.

Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk tegen maatregelen te nemen, zodat er geen verplaatsing van de verontreiniging optreedt of een saneringsplan.

Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.

Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied K: Snippergroen Pijlsweerd locatie Herenweg 95

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse industrie voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis is wonen.

Ter plaatse van het aangrenzende park aan de Monicahof hebben bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden (gloeilampenfabriek, steenhouwerij, houtdrogerij). Op de locatie is een gedempte sloot aanwezig. Ten zuidwesten van de groenstrook zijn bodemonderzoeken uitgevoerd op het voormalige bedrijfsterrein. Uit de resultaten van het verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het park te Utrecht (Nipa Milieutechniek, januari 2010), blijkt dat de vaste bodem in het zuidwestelijk deel tot circa 1,25 m sterk is verontreinigd met koper, lood en zink. Het grondwater is niet noemenswaardig verontreinigd met de onderzochte parameters. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging en deze hangt vermoedelijk samen met slooppuin, bakstenen en kooldeeltjes in de bodem. In 2014 zijn de verontreinigingen met metalen in het zuidwestelijk deel van het bedrijfsterrein verder onderzocht en is er ook een asbestsanering uitgevoerd. Ter plaatse van de locatie (groenstrook achter Herenweg 91-95) zijn geen boringen uitgevoerd. De bodemkwaliteit is daar onbekend, maar de strook grenst aan het gedeelte van het bedrijfsterrein waar sprake is van lichte verontreinigingen.

In de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe grondwater als in het diepere grondwater. Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op deze mobiele verontreinigingen. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van de beschikbare bodeminformatie is sprake van een verdachte locatie, met mogelijk bodemverontreiniging. De verwachting is dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging.

Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied L: Snippergroen Oudenrijn locatie Rijksstraatweg 12 A/B tot en met 22

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw en Natuur voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

Op nummer 13 is een huisbrandolietank aanwezig. Verder zijn in de omgeving landbouwbedrijven aanwezig. In december 1998 is door Chemielinco een bodemonderzoek uitgevoerd ten zuiden van Rijksstraatweg 12B te Utrecht. In de bovengrond zijn licht tot matige verontreinigingen aan metalen en PAK aangetroffen, die gerelateerd zijn aan de bijmenging met puin en koolas. Het grondwater vertoont een lichte verhoging aan zink en een matige verhoogde concentratie aan arseen. In verband met de voorgenomen herontwikkeling in Rijnvliet zijn in de omgeving van de locaties bodemonderzoeken uitgevoerd. Plaatselijk is sprake van sterke verontreinigingen.

In de directe omgeving van de locatie zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.

Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk tegen maatregelen te nemen, zodat er geen verplaatsing van de verontreiniging optreedt of een saneringsplan.

Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.

Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied M: Snippergroen Binnenstad locatie Lange Nieuwstraat 85

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Industrie voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis Wonen.

De locatie verandert van de bestemming groen naar een gemengd bestemming. Op de locatie is in het verleden een benzine service station aanwezig geweest. In december 1992 is door Chemielinco een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van Lange Nieuwstraat 85 te Utrecht. In de bovengrond (0,0-1,0 m-mv) over het gehele terrein is licht tot matig verontreinigd met koper, kwik en lood. De gehalten aan lood zijn plaatselijk sterk verhoogd. Ter plaatse van een ondergrondse tank is in de vaste bodem een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetroffen.

In de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater. Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op deze mobiele verontreinigingen. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gemengde gebruik wonen.

Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.

  • Deelgebied N: Meerndijk

Deze wijziging behoeft geen onderzoek. Het betreft een vastlegging van de bestaande situatie, zonder verdere mogelijkheden tot ontwikkeling.

  • Deelgebied O: Buiten-Wittevrouwen locatie Maliesingel 27 en 27A

Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.

Het betreft een wijziging van kantoor en woonbestemming. Er zijn geen verdachte (bedrijfsmatige) activiteiten bekend op de locatie. Op nummer 26 zijn een elektrotechnisch installatiebedrijf en een grafische afwerkcentrale aanwezig geweest. Er zijn geen bodemonderzoeken bekend op de locatie. In de directe omgeving zijn geen gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging bekend. Wel is in het diepere grondwater in de omgeving van locatie sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl).

Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op deze mobiele verontreinigingen in het diepere grondwater. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.

Conclusie
Op basis van de beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering van de bestemmingswijziging van kantoor naar wonen of van wonen naar kantoor.

  • Deelgebieden P tot en met S: verschillende locaties verspreid over de stad

Deze deelgebieden behoeven geen nader onderzoek. Het gaat op deze locaties om wijzigingen in de regelgeving of aanduidingen op de verbeelding, overeenkomstig de bestaande situatie.
Een beschrijving van de locaties is te vinden in Hoofdstuk 3 van deze toelichting.

  • Deelgebied T:Vleuterweide artikel 21 Woongebied

Dit een technische aanpassing van artikel 21 van het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten.

4.9 Bedrijven En Milieuzonering

In de gemeente Utrecht wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar ook moet worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving, of dat omgekeerd de bedrijvigheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Van belang zijn in dit kader de invloed van geluid, geur, veiligheid en luchtkwaliteit van het bedrijf op de gevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan.

Plansituatie en Conclusie
Gelet op de afstanden die worden aangehouden tussen nieuwe woon- en werkfuncties en de aard van de toegelaten bedrijven in de regels van voorliggende bestemmingsplan, vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.10 Duurzaamheid En Energie

Het bestemmingsplan voorziet niet in het realiseren van grootschalige bouwprojecten.
Het aspect duurzaamheid en energie is in dit geval niet relevant.

4.11 Kwaliteit Van De Leefomgeving

Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het plangebied worden op een paar locaties enkele kavels onttrokken aan de openbare ruimte. Gelet op de aard en inhoud van dit thema is de kwaliteit van de leefomgeving geen relevant aspect voor dit bestemmingsplan.

4.12 Groen En Ecologie

De locaties zijn geen onderdeel van de hoofdgroenstructuur.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit plan genereert geen directe initiatieven die gevolgen kunnen hebben voor de aanwezige beschermde flora en fauna. Uitvoeren van een onderzoek is in het kader van onderhavig bestemmingsplan – mede gelet op de beschikbare informatie - gezien vorenstaande niet noodzakelijk. Bij aanvragen van omgevingsvergunningen zal getoetst moeten worden aan de voorwaarden van de Flora- en faunawet. Het plangebied grenst niet aan een Natura 2000-gebied en ligt niet in de nabijheid van een Beschermd Natuurmonument. Toetsing aan de Natuurbeschermingswet is hierdoor niet noodzakelijk. Ten aanzien van Meerndijk 24 in deelgebied T zal bij sloop van het pand flora en faunaonderzoek moeten plaatsvinden op grond van de Flora- en faunawet.

Geconcludeerd kan worden dat de Flora en faunawet geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.13 Water

Door ruimtelijke plannen kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem en de waterketen onder druk komen te staan.

Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van een ruimtelijk plan inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen. Door vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie waarin tevens de afstemming en de afspraken in het kader van de watertoets zijn verankerd.

Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van watergerelateerd beleid en beheer door ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan het desbetreffende beleid en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.

Dit actualiseringsplan legt de bestaande situatie binnen verschillende deelgebieden vast. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden merkt bij de watertoets op dat de deelgebieden A tot en met K, M, N-2, P en R geen waterbelang hebben.

Ten aanzien van de deelgebieden L en Q-2 is gevraagd de onderstaande tekst op te nemen.

4.13.1 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder

  • Deelgebied L locatie Rijksstraatweg 12A/B -22

Voor het deelgebied L kan verwezen worden naar de watertoets die is gedaan voor het gebied Rijnvliet, dat direct aansluit, zie Bijlage 15 van de toelichting.

  • Deelgebied Q -2 locatie Cartesiusweg - waterkering

Voor het deelgebied Q-2 Cartesiusweg merkt het waterschap algemeen op dat de kaden, aan de oostzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) en aan weerszijden van het Merwedekanaal, bij Rijkswaterstaat (RWS) geen formele status hebben als waterkering omdat het aangrenzende achterland beduidend hoger ligt dan het kanaalpeil: omdat er geen sprake is van een waterkering met een fysiek dijklichaam met taluds en een zichtbare kruin en teen, wordt er door RWS geen onderscheid gemaakt in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone.
RWS is bevoegd gezag en beheerder van de kade (waterstaatszone) langs het ARK en het pand van het Merwedekanaal tussen de bocht/het stadsstrand en de Noordersluis (inclusief het sluizencomplex).

De gemeente Utrecht is beheerder van de kaden langs de insteekhavens.

Ten aanzien van de kade langs Amsterdam Rijnkanaal merkt het waterschap op dat de oostelijke kade langs het ARK (uitgezonderd de insteekhavens) een waterstaatszone heeft van 30 m vanuit de beschoeiing waarbinnen in het kader van de Waterwet alle werkzaamheden of activiteiten vergunningsplichtig zijn. Deze zone dient in het bestemmingsplan met een breedte van 30 m verankerd te worden middels de bestemming 'waterstaat'. Naast deze waterstaatszone ligt een 50 m brede zone van waterstaatkundig beheer. Deze zone hoeft niet op de verbeelding te worden opgenomen. Ontgravingen binnen deze beschermingszone zijn echter wel watervergunningsplichtig.

Ten aanzien van de kade langs het Merwedekanaal merkt het waterschap op dat de kaden aan weerszijden van het Merwedekanaal vanaf de bocht/ het Standsstrand tot aan de Spinozabrug hebben een waterstaatszone van 20 meter, de kaden aan weerszijden van het Merwedekanaal vanaf de Spinozabrug tot aan de Noordersluis hebben een waterstaatszone van 10 meter vanuit de beschoeiing/oeverlijn. In het kader van de Waterwet zijn alle werkzaamheden of activiteiten binnen deze zone vergunningsplichtig. Deze zones dienen te worden opgenomen op de verbeelding met de bestemming 'Waterstaat'. Naast deze waterstaatszones ligt een 50 m brede zone van waterstaatkundig beheer. Deze zone hoeft niet op de verbeelding te worden opgenomen. Ontgravingen binnen deze beschermingszone zijn echter wel watervergunningsplichtig.

Het bestemmen van een waterstaatszone in het bestemmingsplan (inclusief beschermingszones) is een vereiste conform de aanvulling van het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden.

Voor alle objecten, activiteiten en werkzaamheden die binnen de waterstaatkundige beheergrens van Rijkwaterstaat vallen, dient een watervergunning te worden aangevraagd.

4.14 Kabels En Leidingen

Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels- en leidingen in het plangebied. Het functioneren van de in het gebied aanwezige straalpaden is door middel van een beschermende regeling gewaarborgd (telecom).

4.15 Archeologie

Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van het archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.

In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde- archeologisch. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachting, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.

Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologische erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.

Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt, zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0041.png"Afbeelding 41: Archeologische Waardenkaart gemeente Utrecht

Plangebied
Voor het plangebied geldt op sommige locaties een archeologische verwachtingswaarde. Bovenstaande afbeelding geeft de overzichtskaart die opgenomen is als Bijlage 2 van de toelichting. Voor deze locaties geldt een onderzoeksplicht en een aanlegvergunningsstelsel en gelden in beginsel bouwregels bij elke ontwikkeling.

De gebieden met een hoge archeologische waarden bevatten aangetoonde archeologisch sporen waarbij geldt dat bij verstoring van deze waarden een archeologievergunning moet worden aangevraagd.

Gebied van hoge archeologische waarde
In een aantal deelgebieden is sprake van een hoge archeologische waarde (zie bijlage 2). Hiervoor geldt dat ongeacht de te verstoren oppervlakte een vergunning aangevraagd dient te worden bij een verstoringsdiepte vanaf 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.

Gebied van hoge archeologische verwachting
In gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie bijlage 2) dient een vergunning aangevraagd te worden indien het te verstoren gebied een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2 en de verstoringsdiepte groter is dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.

Gebied van archeologische verwachting
In gebieden met een archeologische verwachting (zie bijlage 2) dient een vergunning aangevraagd te worden indien het te verstoren gebied een oppervlakte heeft van meer dan 1000 m2 en de verstoringsdiepte groter is dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.


Conclusie
De gebieden met archeologische verwachtingen en -waarde in het plangebied worden beschermd via het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan via een dubbelbestemming.

Indien bij uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische zaken worden aangetroffen, dient conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de gemeente Utrecht, team Erfgoed, 030-2863990 te worden gedaan.

4.16 Cultuurhistorie

Beschermde stadsgezichten

Binnen het plangebied ligt een aantal aangewezen beschermde stadsgezichten, de Rijksstadsgezichten van de Binnenstad en van Utrecht-Oost en het gemeentelijk stadsgezicht Minstroom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0042.png"
Afbeelding 42: overzichtskaart beschermde stadsgezichten

Rijksbeschermde stadsgezichten
Voor rijksbeschermde gezichten gelden enkele afwijkingen van de normale bouwregelgeving. Bouwvergunningvrij bouwen geldt bijvoorbeeld maar beperkt in deze gebieden. Burgemeester en Wethouders kunnen bij een sloopaanvraag de eis stellen dat eerst een Omgevingsvergunning/bouwen moet zijn verleend, voordat de Omgevingsvergunning/slopen wordt afgegeven. Deze bepaling is onder andere in de wetgeving opgenomen om 'gaten' in straatwanden te voorkomen.

Ook op andere beleidsterreinen gelden soms afwijkingen ten opzichte van 'normale' gebieden. Zo kunnen hogere huurprijzen worden gehanteerd voor historische panden in rijksbeschermde gezichten.

Voor bijzonderheden met betrekking tot het beschermd stadsgezicht Binnenstad wordt verwezen naar de Bijlage 1 en met betrekking tot Utrecht-Oost naar Bijlage 3 met de begrenzing naar Bijlage 4 van de toelichting.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht
In de gemeentelijke monumentenverordening bestaat de mogelijkheid een gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht aan te wijzen. In april 2013 is het Minstroomgebied door Burgemeester en Wethouders aangewezen als gemeentelijk beschermd gezicht. Zie het aanwijzingsbesluit in Bijlage 8 en de begrenzing in Bijlage 9 van de toelichting.

Plangebied en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Dit plan gaat uit van de bescherming van de culthistorische waarden.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om de bestaande situatie van een actuele bestemmingsregeling te voorzien. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. Er is geen sprake van andere kosten voor de gemeente.

5.1.1 Planschade

Planschade is mogelijkerwijs aan de orde daar waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, worden aanvragen om tegemoetkoming in planschade niet verwacht.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap (HDSR). De waterbeheerder kan met het plan instemmen. Daarnaast is informatie en instemming verkregen van de GasUnie en de waterleidingbeheerder.

Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

6.2 Planvorm

Het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2016 kenmerkt zich door een gedetailleerde bestemmingsregeling, zowel op de verbeelding als in de voorschriften. Het bestemmingsplan maakt deel uit van de actualiseringreeks van de gemeente en heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat binnen de deelgebieden de bestaande situatie qua bebouwing en gebruik is vastgelegd.

6.3 Opbouw Regels

De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijken van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan-huis-verbonden bedrijf.
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
  • waar nodig: een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht of nadere eisen.

6.3.1 Nadere eisen

Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen.

Nadere eisen dienen ervoor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelsniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.

Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:

  • Stedenbouwkundige aspecten;
  • Landschappelijke en of ecologische aspecten;
  • Milieukundige aspecten;
  • Cultuurhistorische aspecten;
  • Verkeersaspecten;
  • Sociale veiligheid;
  • De gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen/bouwwerken.

Regels omtrent aanduidingen die niet relevant zijn voor het betreffende deelgebied zijn niet overgenomen.

6.4 Regeling Bijbehorende Bouwwerken

6.4.1 Inleiding

In het Besluit omgevingsrecht Bijlage II artikel 2 staan de vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Deze vergunningvrije bouwwerken zijn in 2014 aanzienlijk verruimd. De vergunningvrije bouwwerken komen overeen met de voorheen door de gemeente Utrecht gehanteerde standaard erfbebouwingsregeling bij woningen. Besloten is daarom om in het bestemmingsplan geen aparte regels meer op te nemen voor bijbehorende bouwwerken, maar om te verwijzen naar de vergunningvrije bijbehorende bouwwerkenregeling in het Besluit omgevingsrecht.

Deze regeling geldt niet voor monumenten en woningen aan de linten. Om deze te beschermen geldt een uitzondering op de regeling voor bijbehorende bouwwerken. In dit plan is hiervoor de regeling die tot nu toe gold overgenomen.

6.4.2 Regeling voor erfbebouwing

De tot nu toe gehanteerde regels voldoen in de meeste situaties. Op een aantal punten moeten ze worden aangepast.

  • de bestaande regeling vertoont een discontinuïteit in bebouwingsmogelijkheden op de overgang van kleine naar middelgrote percelen;
  • voor de grote en zeer grote percelen is er momenteel geen eenduidige uniforme regeling, maar is sprake van verschillende onderling afwijkende regelingen;
  • de bestaande regeling houdt geen rekening met de mogelijkheden om zonder vergunning aan- en bijgebouwen op te richten.

De nieuwe opzet sluit qua bouwmogelijkheden in verreweg de meeste gevallen aan op de bestaande regels, maar voorziet tevens in een oplossing voor de hierboven vermelde punten.

Het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ wordt gehanteerd als verzamelterm voor uitbreidingen, zoals aan- en uitbouwen, maar ook voor bijgebouwen, overkappingen en andere soorten bouwwerken met een dak bij een hoofdgebouw. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet over dakkapellen, dakramen, erf- of perceelafscheidingen, speeltoestellen, vlaggenmasten en (schotel) antennes.

Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan op het voorerf en het zijerf dat in een hoeksituatie langs openbaar toegankelijk gebied ligt. Er mag alleen gebouwd worden in het achtererfgebied.

Achtererfgebied

definitie achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

De actuele omvang van het hoofdgebouw en de actuele omvang van het perceel bepalen de grootte van het achtererfgebied. Het hoofdgebouw is het gebouw, of gedeelte daarvan, dat gelet op de bestemming uit het bestemmingsplan het belangrijkst is. Bij een woonbestemming is dat de woning met alle daarbinnen opgenomen ruimten, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, bergruimte en bijkeuken. Een aangebouwde garage of berging, ook al is deze toegankelijk vanuit de woning, maakt geen onderdeel uit van het hoofdgebouw als deze in bouwkundig opzicht is af te splitsen. Alleen als een garage of bergruimte geheel binnen de architectuur van de woning is geïntegreerd en niet bouwkundig kan worden afgezonderd, wordt deze gerekend tot het hoofdgebouw.

In bijzondere situaties kan een deel van een omvangrijk kadastraal perceel in het bestemmingsplan een andere bestemming hebben die niet hoort bij het hoofdgebouw en die het verbiedt deze gronden te gebruiken en in te richten ten dienste van het hoofdgebouw (bijvoorbeeld als er op het perceelsgedeelte een natuur-, bos,- of agrarische bestemming rust). Het kan zijn dat zo’n perceelsgedeelte daarom niet als erf kan worden aangemerkt waardoor er dus ook niet vergunningvrij kan worden gebouwd. Het achtererfgebied ligt achter de lijn die loopt op 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw. Als voorkant geldt de voorgevel. Dit is de gevel aan de voorzijde die bepalend is voor de hoofdmassa van het hoofdgebouw. Aan- of uitbouwen aan de voor- of zijgevel, zoals een erker of serre, blijven buiten beschouwing bij het bepalen van de voorgevel. De voorzijde van een gebouw is meestal de naar de weg gelegen zijde. Meestal is daar de voordeur of hoofdingang gesitueerd. Kelders blijven buiten beschouwing bij het bepalen van het achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0043.png"

5.4.3 Bebouwingsgebied

Onder meer uit planologisch oogpunt mag een achtererf niet helemaal volgebouwd worden. Om de toelaatbare oppervlakte van een vergunningvrij te bouwen bijbehorend bouwwerk te bepalen, wordt uitgegaan van een zogenoemde ‘nulsituatie’. Vanuit die nulsituatie mag een bepaalde hoeveelheid vierkante meters worden bebouwd. Voor die nulsituatie wordt uitgegaan van het hoofdgebouw zoals dat indertijd volgens de vergunning is opgeleverd. Bij dit oorspronkelijk hoofdgebouw mag in het achtererfgebied een bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Om de precieze oppervlakte te bepalen wordt gewerkt met het begrip ‘bebouwingsgebied’. In onderstaand kader is de omschrijving van het begrip ‘bebouwingsgebied’ opgenomen.

Bebouwingsgebied:

definitie bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

Het bebouwingsgebied bestaat uit het achtererfgebied en daarbij opgeteld de delen van het hoofdgebouw (aan- of uitbouwen of andere uitbreidingen die niet tot het oorspronkelijke hoofdgebouw behoren) die naderhand aan het oorspronkelijke hoofdgebouw zijn toegevoegd. De grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw telt dus niet mee.

Met de oppervlakte van het bebouwingsgebied wordt met bebouwingspercentages over gedeelten van het bebouwingsgebied bepaald welke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal bij het oorspronkelijk hoofdgebouw gebouwd mag worden. In onderstaande tabel staat welk maximaal toelaatbaar bebouwingspercentage geldt voor het desbetreffende gedeelte van het bebouwingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0044.png"

Rekenvoorbeeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0045.png"

50% van 100 m2 = 50 m2

20% van 200 m2 = 40 m2

10% van 360 m2 = 36 m2

= 126 m2

minus aanbouw 50 m2 = 76 m2

Op bovenstaand perceel mag er nog 76 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwd.

6.4.3 Bouwhoogten

Er is een onderscheid in de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 4 meter vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw en daarbuiten. De hoogte binnen een afstand van 4 meter moet aansluiten bij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw (maximaal 30 cm boven de hoogte van de vloer van de eerste verdieping). Binnen deze afstand mag het bouwwerk niet hoger zijn dan het hoofdgebouw en ook nooit hoger dan 5 meter. Voor bijbehorende bouwwerken buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw die hoger zijn dan 3 meter, moet de daknok worden gevormd door tenminste twee schuine dakvlakken. De dakvoet (het laagste punt van het schuine dak) mag niet hoger zijn dan 3 meter. De hellingshoek van de dakvlakken mag niet meer zijn dan 55°. De hoogte van de daknok mag niet meer zijn dan 5 meter, waarbij verder voldaan moet worden aan de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3.

Binnen een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag het gebruik gelijkwaardig zijn aan dat van het hoofdgebouw. Bij een woning betekent dat er binnen 4 meter bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken, serre of uitbouw van de woonkamer mag worden gebouwd. Buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag de aanbouw alleen gebruikt worden voor bijvoorbeeld een berging, garage of plantenkas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0046.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01_0047.png"

6.5 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen

Een aantal begripsomschrijvingen vraagt om nadere toelichting.

Bouwhoogte
De bouwhoogte wordt aangegeven in meters. Niet langer hanteert de gemeente hiervoor het aantal bouwlagen, omdat de maatvoering van bouwlagen in de loop der jaren nogal is gewijzigd. In de huidige bouw houdt men rekening met aanzienlijk hogere plafonds. In de regels van dit plan zijn daarom voor de duidelijkheid bouwlagen vertaald in meters.

Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage is gerelateerd aan de oppervlakte van het bouwperceel, ofwel aan de oppervlakte van de gronden die bij eenzelfde bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw behoren.
Daarmee wordt voorkomen dat, als het maximum bebouwingspercentage op bijvoorbeeld 70% is gesteld, een bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw op eigen terrein (het eigen bouwperceel) meer dan 70% en zelfs 100% bouwt. Dat zou tot gevolg hebben dat op andere bouwpercelen (die behoren bij andere bedrijven, instellingen, enzovoorts) het percentage van 70% niet (meer) kan worden gehaald of mogelijk zelfs helemaal niets kan worden gebouwd.

Het bebouwingspercentage ziet derhalve niet op een percentage van het bouwvlak. Het bouwvlak geeft aan waar de toegestane bebouwing mag worden gebouwd (positie). In de regels kan hiervan worden afgeweken, indien de betreffende bestemming zich daar niet zo voor leent, bijvoorbeeld de gronden met de bestemming Sport, Agrarisch, Groen of Recreatie. In dit geval wordt het percentage berekend van het bouwvlak en niet van het bouwperceel, dit is de desbetreffende regels aangegeven.

Bijbehorend bouwwerk
Dit begrip, met deze omschrijving, wordt gehanteerd in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), als verzamelbegrip voor de voorheen gehanteerde begrippen 'aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen', bij het bepalen van de mogelijkheden van 'omgevingsvergunningvrij' bouwen.

Evenementen
Evenementen moeten op grond van recente jurisprudentie in een bestemmingsplan zijn toegestaan als er sprake is van grootschalige, periodieke meerdaagse evenementen op dezelfde locatie. In dit bestemmingsplan zijn geen evenementen voorzien die aan deze voorwaarden voldoen.

6.6 Systematiek Van De Bestemming Wonen

Aan-huis-verbonden bedrijf

Een ander belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden bedrijf om een bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 40 m². Het bedrijf mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Via een aantal nadere voorwaarden is bepaald dat geen hinder (milieucategorie A of B1 van de LvB als maximum) en geen verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk mogen ontstaan voor de omgeving. Ook mag bij een aan-huis-verbonden bedrijf geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.

In een beperkt aantal gevallen, namelijk wanneer de woonoppervlakte van een woning groter is dan 200 m², kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de oppervlaktemaat voor een aan-huis-verbonden bedrijf tot maximaal 60 m². Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van milieucategorie B2 voor een aan-huis-verbonden bedrijf, echter onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit in kwestie naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.

Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het handhaven van parkeergelegenheid op eigen terrein. Door het toenemend autobezit en het toenemend aantal woninguitbreidingen tot het maximaal mogelijke zou de situatie kunnen ontstaan, dat parkeergelegenheid op eigen terrein vervalt of onvoldoende wordt. In deze gevallen is het wenselijk te kunnen sturen en door middel van het stellen van nadere eisen parkeergelegenheid op eigen terrein te kunnen behouden in de bestemming Woondoeleinden.
Ook kan het uit een oogpunt van de bebouwingskarakteristiek in de omgeving of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken nodig of gewenst zijn nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens. Zie ook paragraaf 6.3.1 voor een toelichting hierop.

6.7 Bed & Breakfast

Ten aanzien van de mogelijkheid van Bed & breakfast is gekozen voor de algemene regel die binnen de gemeente geldt. Ook waar deze niet eerder in de bestemming opgenomen was, is deze in dit plan toegevoegd.

De specifieke gebruiksregel bed & breakfast is in dit plan voor alle deelgebieden aangepast: het aantal kamers wordt niet meer als voorwaarde gesteld en evenmin het vereiste dat 60% van de woning voor de bewoner moet blijven. De algemene regel is dat 50% van de woning voor de bewoner moet overblijven.

6.8 Artikelsgewijze Toelichting

Bij de bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.

6.8.1 Bestemmingsregels

De bestemmingen en regels zijn aan de bestaande situatie aangepast. Voor ieder deelgebied is voor de regels aansluiting gezocht bij de regels die gelden voor dezelfde bestemmingen in de directe omgeving.

Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten

Deze twee begrippen behoeven geen nadere toelchting.

Artikel 3 Aanpassing artikel 21 Woongebied - bestemmingsplan Vleuterweide
Onder deze regel is artikel 21 van het bestemmingsplan Vleuterweide aangepast aan de bestaande situatie. In dit plan is deze aanpassing opgenomen in Deelgebied T.

Artikel 4 Bedrijf - 1

Deze bestemming geldt voor Deelgebied E-2 Gageldijk 100. Voor deze locatie gelden ook de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Landschap.

Artikel 5 Bedrijf - 2
Deze bestemming geldt voor het Deelgebied R met de locatie dat ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Papendorp. Daarnaast geldt op deze locatie de dubbelbestemming Waarde -Archeologie.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 1

De bestemming Bedrijventerrein geldt voor het Deelgebied Q met twee locaties binnen het plangebied Cartesiusweg e.o. Op de ene locatie Q -1 is het gastontvangstation op de verbeelding opgenomen en op de andere Q -2 is de zone ten behoeve van Rijkswaterstaat voor het onderhoud van de waterkering langs het Merwedekanaal. Voor het deel van het bedrijventerrein boven de Vleutensevaart geldt de categorie 4.1; voor het deel eronder categorie 3.1.
Voor deelgebied Q -2 gelden tevens de bestemmingen Verkeer - 1 en Groen - 3 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Op het noordelijk deel van het gebied Q-2 ligt een geluidszone - industrie, waarvoor de aanduidingsregel 48.1 geldt.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

Deze bestemming geldt voor het Deelgebied S op de locatie Prozeeterrein. Dit actualiseringsplan past de toegestane categorie van bedrijven op deze locatie aan. De categorie 3 is in de regels van dit plan nader vastgelegd in de categorie 3.1.

Artikel 8 Gemengd - 1

Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-5 en L-6 de locaties die aan de Rijksstraatweg 21 en 22. Deze locaties bestaan uit stroken en snippers grond, die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat in het noorden aansluit op het onerhavige plan. Voor dit gebied geldt ook de dubbelbestemming Waarde -Archeologie.

Artikel 9 Gemengd - 2

Deze bestemming is opgenomen voor Deelgebied M de locatie Lange Nieuwstraat 85. Deze locatie ligt binnen de begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 -Binnenstad. Dit maakt dat Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening op de bijbehorende bouwwerkenregeling niet van toepassing is.

Aan de regels zijn ten behoeve van deze locatie de bijlagen Binnenstad gevelopname en regelsmaximale goothoogte en gevelbreedteen de Binnenstad Architectuur- en bouwhistorischewaardenkaart 2010 toegevoegd.
Bovendien geldt op deze locatie de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

Artikel 10 Gemengd - 3

Deze bestemming is van toepassing op Deelgebied O de locatie Maliesingel 27.

Binnen dit deelgebied is ook het naastgelegen pand nummer 27 A opgenomen. Voor het laatstgenoemde adres gelden de bepalingen van de bestemming Wonen - 8. Op beide adressen ligt de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost. Laatstgenoemde dubbelbestemming laat de bijbehorende bouwwerkenregeling van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening buiten toepassing.

Artikel 11 Gemengd - 4
Deze bestemming geldt voor het Deelgebied N de locatie Meerndijk, naar analogie van het geldende bestemmingsplan -voor de tegenover gelegen- Hoek Rijksstraatweg-Meerndijk in De Meern. Binnen deze bestemming is op enkele adressen voor bestaande horeca een aanduiding gegeven. De aanduiding h=1 staat voor het bestaande café en cafetaria op nummer 18; de aanduiding h=2 op nummer 6 maakt de bestaande lunchroom mogelijk. Op deze locatie liggen eveneens de bestemmingen Verkeer - 2, Verkeer - Verblijfsgebied - 4, Artikel 12 Groen - 1, Artikel 25 Water en Artikel 36 Leiding - Riool. Voor de locatie Meerndijk 24 is de aanduiding detailhandel (d) opgenomen samen met een wijzigingsbevoegdheid.
Ook gelden binnen dit deelgebied de dubbelbestemmingen Artikel 38 Waarde - Archeologie en Artikel43 Waterstaat - Waterkering

Het plan geeft regels voor de bestaande situatie. Door opname van dit deelgebied in het actualiseringsplan is aan de wettelijke actualiseringsverplichting voldaan.

Artikel 12 Groen - 1
Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-4 de locatie Rijksstraatweg 16 A ten zuidwesten van de ontsluiting Rijnvliet . Deelgebied L-4 bestaat uit een driehoek grond, dat niet is opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat aansluit op het onderhavige plan. Voor deze locatie geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

De bestemming Groen- 1 geldt ook voor een grasland langs de Achtkantenmolenvliet in het Deelgebied N de locatie Meerndijk 6-24.

Artikel 13 Groen - 2

Deze bestemming geldt voor de locatie Bruisdreef die is opgenomen in dit plan als Deelgebied P. Voor deze locatie gelden eveneens de bestemmingen Wonen - 9 en Verkeer - Verblijfsgebied - 3 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Er moet rekening worden gehouden met de geluidzone - industrie, zie regel 48.1.

Artikel Groen - 3

Deze bestemming geldt voor een groene strip in het Deelgebied Q-2 de locatie Cartesiusweg.

Artikel 15 Kantoor

Deze bestemming geldt voor Deelgebied C en betreft de bestaande situatie bij de entree van de parkeergarage van de Rabobank aan de Mineurslaan. De bestemming Kantoor sluit aan bij de regels die voor deze ontwikkeling zijn opgenomen in artikel 10 van het bestemmingsplan Actualisering Stationsomgeving 2013.

Artikel 16 Tuin
Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-1 en L-2 en L-7 de locaties Rijksstraatweg 12 A/B, 13 en 22. Deze locaties bestaan uit stroken en snippers grond, die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat in het noorden aansluit op het onerhavige plan. Op deze locatie geldt ook de dubbelbestemming Waarde -Archeologie.

Artikel 17 Verkeer - 1

Deze bestemming geldt voor Deelgebied Q-2 langs het Merwedekanaal samen met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Op deze locatie geldt hiernaast de bestemming Bedrijventerrein - 1.

Artikel 18 Verkeer - 2

Deze bestemming geldt voor Deelgebied N delocatie Meerndijk naar analogie van het geldende bestemmingsplan -voor de tegenover gelegen- Hoek Rijksstraatweg-Meerndijk, De Meern. Voor deze locatie gelden ook Artikel 11 Gemengd - 4, Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied - 4, Groen - 1, Water en Leiding - Riool. Daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waterstaat -Waterkering.

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer - 1

Deze bestemming geldt voor Deelgebied A: de spoorlijn Daalsetunnel/Leidsetunnel. Binnen deze bestemming zijn behalve de spoorlijn ook de daarbij behorende voorzieningen toegestaan. Op deze locatie ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer - 2

Deze bestemming geldt voor Deelgebied D en betreft een deel rail en grond aan de Bleekstraat en sluit aan bij de regels die voor de naaste omgeving is opgenomen in artikel 19 van het bestemmingsplan Watervogelenbuurt, Hoograven, Tolsteeg 2012. Voor deze locatie geldt eveneens de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied - 1

Deze bestemming geldt voor Deelgebied B en betreft een strook langs het Beatrixgebouw aan de Mineurslaan. Het artikel sluit aan bij de regels die voor deze ontwikkeling zijn opgenomen in artikel 8 van het bestemmingsplan Actualisering Stationsgebied 2014. Op de locatie ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.


Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied - 2

Binnen deze bestemming is de bestaande parkeergarage aan de Rubicondreef binnen de begrenzing van Deelgebied E-1 in de regels vastgelegd.

Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied - 3
Deze bestemming geldt voor de locatie Bruisdreef die is opgenomen in dit plan als Deelgebied P. Voor deze locatie gelden eveneens de bestemmingen Wonen - 9 en Groen - 2 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Er moet rekening worden gehouden met de geluidzone - industrie, zie regel 48.1.

Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied - 4

Deze bestemming geldt voor Deelgebied N de locatie Meerndijk, naar analogie van het geldende bestemmingsplan -voor de tegenover gelegen- Hoek Rijksstraatweg-Meerndijk, De Meern. Op deze locatie liggen eveneens de bestemmingen Artikel 11 Gemengd - 4, Verkeer - 2, Groen - 1 en Water.

Artikel 25 Water

Deze bestemming geldt voor de Achtkantenmolenvliet binnen Deelgebied N de locatie Meerndijk.

Artikel 26 Wonen - 1

Deze bestemming geldt voor de locatie van Odenveltlaan 7 van Deelgebied F en sluit van bij de woonbestemming van de directe omgeving. De bestemming is aan de huidige wet- en regelgeving aangepast.

Artikel 27 Wonen - 2

Deze woonbestemming voor Deelgebied G is opgenomen voor de locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70. In dit actualiseringsplan zijn regels opgenomen die gelden op deze locatie. De locatie valt in een gebied dat is aangewezen als een beschermd stadsgezicht, zie de dubbelbestemming Waarde -Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost. Dit maakt dat Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening op de bijbehorende bouwwerkenregeling niet van toepassing is Voor het omliggende gebied gelden bijzondere regels onder andere ten aanzien van kappen van woningen en dakterrassen. Voor de bijzondere regelingen wordt verwezen naar de regels en bijlagen van het beWonen-1.

Voor deze locatie gelden ook de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, en de Waterstaat -Waterstaatkundige functie.

Artikel 28 Wonen - 3

Deze woonbestemming is van toepassing voor de Deelgebied H Ovidiuslaan 2 t/m 5.
In de groenstrook zijn leidingen gas, riolering en laagspanning aanwezig ten behoeve van de daarachter gelegen nutsvoorziening. Deze valt net buiten de begrenzing van de verbeelding van dit actualiseringsplan.

Artikel 29 Wonen - 4

De bestemming Wonen - 3 geeft regels voor het Deelgebied I voor de locatie Minstraat 58. Er is aansluiting gezocht bij de bepalingen van de bestemming Wonen uit het bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o., zoals deze geldt voor de locatie Minstroom 58. In de Bijlage 6 en Bijlage 7 van de regels zijn kaarten opgenomen, waaruit blijkt dat Minstraat 58 binnen het gebied ligt waar erfbebouwing - 1 en ontheffingsgebied-1. Voor een nadere uitleg van de aangepaste regeling erfbebouwing -1 en de Wro-zone ontheffingsgebied-1 wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o (pagina 54 e.v.).
De Minstroom 58 valt binnen het gebied dat als Gemeentelijk Beschermd stadsgezicht is aangewezen. Deze aanwijzing laat de bijbehorende bouwwerkenregeling van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening buiten toepassing. Op deze locatie ligt eveneens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

Artikel 30 Wonen - 5

Deze bestemming geldt voor het Deelgebied J voor de locatie Amsterdamsestraatweg 1029. Dit adres ligt in het gebied waar de beheersverordening Zuilen vigeert. In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd. De regels van de beheersverordening die betrekking hebben op deze locatie zijn vertaald naar dit bestemmingsplan. Op de locatie ligt een geluidszone - industrie, zie regel 48.1. Ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is op deze locatie van toepassing.

Artikel 31 Wonen - 6

Deze bestemming geldt voor Deelgebied K voor de locatie Herenweg 95. Dit adres ligt binnen het verordeningsgebied van de beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost e.o. In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd. De regels van de beheersverordening die betrekking hebben op deze locatie zijn vertaald naar dit bestemmingsplan.
Op deze locatie geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

Artikel 32 Wonen - 7

Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-3 de locatie Rijksstraatweg 16 A ten noordoosten van de ontsluiting Rijnvliet. Deze locatie bestaan uit een driehoek grond, dat niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat in het noorden aansluit op het onerhavige plan.
Op deze locatie is ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing.

Artikel 33 Wonen - 8

Deze bestemming is van toepassing op Deelgebied O, de locatie Maliesingel 27A.
Binnen dit deelgebied is ook het naastgelegen pand nummer 27 opgenomen. Voor het laatstgenoemde adres gelden de bepalingen van de bestemming Gemengd - 3. Op beide adressen ligt de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost . Laatstgenoemde dubbelbestemming laat de bijbehorende bouwwerkenregeling van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening buiten toepassing.

Artikel 34 Wonen - 9

Deze bestemming geldt voor de locatie Bruisdreef die is opgenomen in dit plan als Deelgebied P. Voor deze locatie gelden eveneens de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied - 3 en Groen - 2 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Er moet rekening worden gehouden met de geluidzone - industrie, zie regel 48.1.

Artikel 35 Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming is van toepassing voor het Deelgebied Q -1 voor het gasontvangststation op de locatie Cartesiusweg. De bepalingen van dit artikel gaan voor alle andere bepalingen van dit plan.

Artikel 36 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming ligt op het noordelijke deel van Deelgebied N de locatie Meerndijk.

Artikel 37 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming geldt voor Deelgebied R.

Artikel 38 Waarde - Archeologie

Op de verbeelding zijn de gebieden, waarvan bekend is dat er (vermoedelijk) archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch monument, voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden is binnen de gemeente vastgelegd in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Voor een archeologisch waardevol gebied geldt het volgende regime:

bij bouwwerken wordt de archeologie gekoppeld aan de omgevingsvergunning en

  • alvorens B&W een omgevingsvergunning verlenen winnen zij advies in bij de gemeentelijk archeoloog over de gevolgen van voorgenomen werken of werkzaamheden voor het behoud van de archeologische waarden in het gebied;
  • de gemeente beslist op basis van het advies of en onder welke voorwaarden de vergunning wordt verleend.

In Hoofdstuk 3 staat bij de deelgebieden vermeld of deze dubbelbestemming op de locatie geldt.

Artikel 39 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad

Een van de belangrijkste doelstellingen van het bestemmingsplan is het regelen van het beschermd stadsgezicht. Dit is terug te vinden op verschillende plaatsen in de regels. Ten eerste zijn de 'gewone' stedenbouwkundige bouwregels opgenomen binnen alle bestemmingen. Via deze bouwregels wordt geregeld welke bouwmassa ter plaatse is toegestaan. In aanvulling op deze bouwregels zijn specifieke regels opgenomen in de dubbelbestemming Beschermd stadsgezicht. In de dubbelbestemming is aanvullend de situering van de hoofdbebouwing geregeld, zoals bouwen in de voorgevelrooilijn. De structuren van tuinmuren in de binnenstad zijn beschermd in de tuinbestemming. Verder kent de binnenstad, met name rondom de grachten, een specifiek profiel. Deze profielen zijn eveneens vastgelegd. Tot slot zijn er historische groenstructuren die onderdeel uit maken van het beschermd stadsgezicht. Ook deze zijn beschermd. Voor vrijwel het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

Het beschermd stadsgezicht bestaat uit vele monumenten. Naast het bestemmingsplan gelden voor monumenten aparte aanvullende regels via de monumentenvergunning. Deze regels zijn niet (dubbel) opgenomen in het bestemmingsplan, maar de monumentenvergunning is wel een van de instrumenten dat aanvullend op het bestemmingsplan gebruikt wordt ter bescherming van alle afzonderlijke monumenten in het stadsgezicht.

Daarnaast geldt dat binnen het beschermd stadsgezicht alle bouwactiviteiten bouwvergunningsplichtig zijn. Iedere bouwaanvraag wordt voorgelegd aan de welstandscommissie. Deze beoordeelt een bouwplan op het

uiterlijk, zoals de gevelindeling. Binnen het beschermd stadsgezicht geldt het meest strikte welstandsregime. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen met betrekking tot het uiterlijk van de gebouwen, want dit is geregeld via welstand.

Binnen de gehele gemeente zijn alle bomen in beeld gebracht op een bomenkaart. Voor het kappen van bomen geldt dat een kapvergunning is vereist. Van het vereiste van een kapvergunning kan vrijstelling worden verleend voor onder andere bomen jonger dan 50 jaar. Monumentale bomen ouder dan 50 jaar vallen zijn over het algemeen beschermd via het bomenbeleid en kapvergunning. Vandaar dat de bescherming van afzonderlijke bomen niet in het bestemmingsplan zijn geregeld.

Deze dubbelbestemming geldt voor het Deelgebied M.

Artikel 40 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 - Minstroom

Met deze regel wordt Deelgebied I, dat binnen de begrenzing van het Minstroomgebied valt, beschermd.

Artikel 41 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost
Door middel van deze bestemming worden de betreffende gronden in het plangebied bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden. Voor de gronden die in een beschermd stadsgezicht vallen zijn extra regels opgenomen die waarborgen dat de karakteristiek van het straat- en stadsbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied geen afbreuk wordt gedaan.

Deze regels hebben onder andere betrekking op de nokrichting, een regeling voor opbouwen (bijzondere bouwlaag, een regeling voor dakterrassen.

In deze bestemming Deelgebied G en Deelgebied O is eveneens opgenomen dat voor het slopen van hoofdgebouwen, voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht, een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Op basis van recente jurisprudentie is het mogelijk om een dergelijk sloopverbod op te nemen in een bestemmingsplan.

Artikel 42 Waarde - Landschap

Deze bestemming geldt voor Deelgebied E-2 Gageldijk 100. Voor deze locatie gelden de bestemming Bedrijf - 1 en e dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie.

Artikel 43 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming ligt binnen de begrenzing van Deelgebied Q-2 langs het Merwedekanaal en en die van Deelgebied D nabij de Kruisvaart. Het gaat om een aanduiding voor een zone, waarbinnen Rijkswaterstaat eisen kan stellen in het belang van waterstaatswerk.

Artikel 44 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Deze dubbelbestemming geldt voor het Deelgebied G op de locatie Frederik Hendrikstraat 68-70 langs het water van de Zilveren Schaats in Utrecht Oost.
Deze dubbelbestemming geeft de beschermingszone van de primaire watergangen weer. Hiermee kan voorkomen worden dat er gebouwd wordt in de zone langs het water waardoor het onderhoud van de watergang zou worden belemmerd.

6.8.2 Algemene regels

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 46 Algemene bouwregels

Kleine overschrijdingen

46.1 regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.

Voorwaardelijke verplichting ter uitvoering van het parkeerbeleid

46.2 regelt dat de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid. Het artikel neemt de functie over van de stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening die eenzelfde voorwaarde aan het gebruik stelt. Bij het toetsen van omgevingsvergunningen aan het bestemmingsplan zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen. Het college heeft normen vastgesteld die aangeven wat als 'voldoende' moet worden beschouwd. In een bestaande situatie wordt de bestaande parkeergelegenheid voor auto's en fietsen als voldoende beschouwd. Deze bestaande parkeergelegenheid moet op grond van dit artikel in stand worden gehouden. Bij sloop- nieuwbouw wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen (het rechtens verkregen niveau) in mindering gebracht op het aantal dat nodig is bij de nieuwe ontwikkeling, een en ander conform het geldende gemeentelijk beleid. Met parkeervoorzieningen worden parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen bedoeld.

Artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels (met de bijbehorende inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb). Artikel 8 lid a van de planregels regelt dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid (thans de Nota Stallen en Parkeren 2013). Het artikel neemt de functie over van de vervallen stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening over parkeren.

Bij het toetsen van een bouwaanvraag aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen.

Indien gedurende de geldigheid van dit bestemmingsplan het parkeerbeleid wordt gewijzigd, is het uitgangspunt om een aanvraag om omgevingsvergunning aan het op dat moment geldende parkeerbeleid te toetsen. In 46.2 lid b is daarom een flexibiliteitsbepaling opgenomen, zodat rekening wordt gehouden met gewijzigd parkeerbeleid. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij een bouwaanvraag alsnog en gemotiveerd onder het oude beleid wordt verleend.

Omzetting en woningvorming

In 46.3 is het in 2015 vastgestelde beleid over omzetting en woningvorming vertaald in een regeling. In de paragraaf 2.5.6 Huisvestingsbeleid, woningvorming en omzetting is de beleidsmatige achtergrond kort toegelicht. De regels in dit lid zien, met toepassing van 3.1.2 lid 3 Besluit ruimtelijke ordening, op het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat.
Dit lid onder a verbiedt woningvorming en omzetting. Met woningvorming wordt bedoeld: een woning door bouwkundige splitsing zodanig opdelen dat nieuwe woningen ontstaan die afzonderlijk verhuurd kunnen worden of waarop een appartementsrecht gevestigd kan worden. De definitie van woningvorming wijkt enigszins af van de definitie die in het huisvestingsbeleid wordt gehanteerd. In dat beleid wordt namelijk een onderscheid gemaakt in woningvorming door het creëren van verhuurbare wooneenheden en in kadastrale splitsing. Ruimtelijk gezien is dat onderscheid niet relevant en wordt alleen het resultaat, namelijk: meer woningen, in ogenschouw genomen.
Met omzetting wordt bedoeld het veranderen van een (zelfstandige) woning in een woning waar kamerverhuur (onzelfstandige bewoning) plaatsvindt.
Het verbod onder a kan met een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o, van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) toegestaan worden. Een dergelijke vergunning wordt verleend als voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen uit de Beleidsregels Hoofdstuk 4 van de Huisvestingsverordening 2015, wat betekent dat de te veranderen woning groot genoeg is, de te vormen woningen groot genoeg zijn of de omgezette woonruimte voldoende verblijfruimte heeft, sprake is van een goede daglichttoetreding en de overlast voor de directe buren door geluid aanvaardbaar is. Ook moet voldaan worden aan de algemene leefbaarheidseisen die in dezelfde beleidsregels te vinden zijn, als hulpmiddel bij de beoordeling in hoeverre er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt .

Dit artikel regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.

Artikel 47 Algemene gebruiksregels

Strijdig gebruik

De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.

Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.

Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.

Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.

Omzetting en woningvorming zonder bouwkundige aanpassingen

Het vormen en omzetten van woningen is soms ook mogelijk zonder dat er een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is. Daarom is het verbod van artikel 47.3 hier als gebruiksverbod opgenomen. De werking van dit artikel is verder overeenkomstig dat artikel.

Artikel 48 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt de aanduidingen op de verbeelding voor de geluidzone industrie een zogenoemde overige zone - industrieterreinzone en een veiligheidszone - Bevi.

Artikel 49 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de regels. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al afgeweken kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.

Artikel 50 Algemene wijzigingsregels

Deze wijzigingsbevoegdheid bevat de mogelijkheid om de grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduidingen te verschuiven ten behoeve van technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.

De overgangs- en slotbepalingen van Hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande twee bepalingen:

6.8.3 Overgangs- en slotregel

Artikel 51 Overgangsrecht

In het Besluit op de ruimtelijke ordening is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.

Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 52 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven. De formulering van de slotregel is letterlijk zo voorgeschreven in de SVBP 2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012).

6.9 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

Ter bescherming van het beschermd en het waardevol stadsgezicht is een vergunningenstelsel opgenomen. Bij de bestemmingsomschrijving van verschillende bestemmingen is aangegeven dat de gronden die de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' of 'waardevol stadsgezicht' hebben, tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de het beschermd respectievelijk waardevol stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het wijzigen van het gevelaanzicht, het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd of waardevol stadsgezicht.

Ook zijn vergunningplichten opgenomen in de regeling van de bestemming Groen met de nadere aanduidingen ecologische verbindingszone en ecologische kerngebied. Ook in deze gevallen is er een omgevingsvergunning noodzakelijk ter bescherming van de aanwezige waarden, omdat de genoemde werkzaamheden deze waarden onherstelbaar kunnen aantasten. Het is daarom van belang om die werkzaamheden aan een vergunningsvereiste te koppelen zodat een afweging kan worden gemaakt voordat zij worden uitgevoerd.

6.10 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

6.10.1 Algemeen

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

6.10.2 Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2006).

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.

Omgevingstype rustige woonwijk

In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied

In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen

Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

6.10.3 Te hanteren richtafstanden

De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

milieucategorie Richtafstand rustige woonwijk
(in meters)
Richtafstand gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

6.10.4 Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:

  • bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

6.10.5 De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:

In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.

De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten).

6.10.6 Flexibiliteit

De Lijst van bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

6.11 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor Horeca-activiteiten.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.

In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type/de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Horeca-activiteiten.

6.12 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

6.12.1 Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingsplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

6.12.2 Wijze van handhaven

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Binnenstad Gevelopname En Regels Maximale Goothoogte En Gevelbreedte

Bijlage 1 Binnenstad gevelopname en regels maximale goothoogte en gevelbreedte

Bijlage 2 Binnenstad Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart 2010

Bijlage 2 Binnenstad Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart 2010

Bijlage 3 Kappenkaart Oost

Bijlage 3 Kappenkaart Oost

Bijlage 4 Kaart Dakterrassen Op Hoofdgebouwen Oost

Bijlage 4 Kaart dakterrassen op hoofdgebouwen Oost

Bijlage 5 Kaart Bijzondere Bouwlagen Binnen Beschermd Stadsgezicht Oost

Bijlage 5 Kaart bijzondere bouwlagen binnen Beschermd stadsgezicht Oost

Bijlage 6 Kaart Erfbebouwing Utrecht Oost

Bijlage 6 Kaart Erfbebouwing Utrecht Oost

Bijlage 7 Wro-zone Ontheffingsgebied Utrecht Oost

Bijlage 7 Wro-zone ontheffingsgebied Utrecht Oost

Bijlage 8 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 8 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 9 Lijst Van Bedrijven Functiemenging

Bijlage 9 Lijst van Bedrijven functiemenging

Bijlage 10 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bijlage 10 Lijst van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Aanwijzingstekst Beschermd Stadsgezicht Binnenstad

Bijlage 1 Aanwijzingstekst Beschermd stadsgezicht Binnenstad

Bijlage 2 Archeologische Waardenkaart Utrecht

Bijlage 2 Archeologische Waardenkaart Utrecht

Bijlage 3 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost

Bijlage 3 Aanwijzing Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost

Bijlage 4 Begrenzingskaart Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost

Bijlage 4 Begrenzingskaart Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost

Bijlage 5 Monumentenlijst Utrecht-oost

Bijlage 5 Monumentenlijst Utrecht-Oost

Bijlage 6 Uitbreidingsruimte In Oppervlakte Utrecht Oost

Bijlage 6 Uitbreidingsruimte in oppervlakte Utrecht Oost

Bijlage 7 Uitbreidingsruimte In Hoogte Utrecht Oost

Bijlage 7 Uitbreidingsruimte in hoogte Utrecht Oost

Bijlage 8 Aanwijzingstekst Beschermd Stadsgezicht Minstroom

Bijlage 8 Aanwijzingstekst Beschermd stadsgezicht Minstroom

Bijlage 9 Kaart Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Minstroomgebied

Bijlage 9 Kaart Gemeentelijk Beschermd stadsgezicht Minstroomgebied

Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Rijksstraatweg 20

Bijlage 10 Ruimtelijke onderbouwing Rijksstraatweg 20

Bijlage 11 Aanpassing Geluidonderzoek Rzwi

Bijlage 11 Aanpassing geluidonderzoek RZWI

Bijlage 12 Memo Geluidonderzoek Bruisdreef

Bijlage 12 Memo Geluidonderzoek Bruisdreef

Bijlage 13 Geluidonderzoek Bruisdreef

Bijlage 13 Geluidonderzoek Bruisdreef

Bijlage 14 Erratum Geluidonderzoek Bruisdreef

Bijlage 14 Erratum geluidonderzoek Bruisdreef

Bijlage 15 Watertoets Rijnvliet

Bijlage 15 Watertoets Rijnvliet

Bijlage 16 Volledige Tekst Artikel 21 Woongebied Vleuterweide

Bijlage 16 Volledige tekst artikel 21 Woongebied Vleuterweide