Actualisering diverse gebieden
Bestemmingsplan - Utrecht
Vastgesteld op 31-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan NL.IMRO.0344.BPACTUALISATIEDG-0402 van de gemeente Utrecht.
1.2 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en tenminste degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.6 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.7 afhaalzaak:
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
1.8 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedrager:
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen
worden.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
1.16 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.
1.17 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.18 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 belhuis:
een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.
1.21 besluit Hogere waarde:
besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.
1.22 bestaand bouwwerk:
Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.23 bestaand gebruik:
Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.BPACTUALISATIEDG 0402. met de bijbehorende regels (en bijlagen).
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 Bevi-inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.29 boog- en gaaskassen:
halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.
1.33 bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.34 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.36 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.37 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.38 brutovloeroppervlak:
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.
1.39 consumentenvuurwerk:
consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
1.40 culturele voorzieningen:
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.
1.41 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.42 dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw.
1.43 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.44 detailhandel in keukens en sanitair:
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig keukens en sanitair, alsmede inbouwapparatuur ter verkoop worden aangeboden alsmede benodigdheden en gereedschappen voor de plaatsing, aanleg, reparatie of onderhoud worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedaagt.
1.45 detailhandel in volumineuze goederen:
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, als auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- b. grootschalige detailhandel in recreatie-, en sport- en vrije tijdsartikelen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.46 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.
1.47 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.48 erfzone:
de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.
1.49 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 grootschalige meubeldetailhandel:
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig meubels, woninginrichtingartikelen, stoffering en woningtextielgoederen ter verkoop worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.
1.52 hobbykas:
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.53 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.54 hoogte-accent:
een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.
1.55 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.56 industrieterrein:
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.57 hotel:
het bedrijfsmatig verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.58 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie.
1.59 kantoorruimte:
een gebouw of ruimte waarin hoofdzakelijk werkzaamheden worden verricht aan een bureauopstelling, in combinatie met vergaderruimten; de werkzaamheden zijn onder meer:
- a. administratieve en beleidsmatige werkzaamheden en alle daarmee gelijk te stellen bureaugebonden activiteiten;
- b. commerciële, creatieve en technische bureaugebonden werkzaamheden, inclusief callcenter, desktop-publishing en softwareproductie;
- c. werkzaamheden aan desktop, laptop, CAD-CAM-apparatuur;
- d. zakelijke ontvangst van externen, vergaderingen en presentaties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de onderneming;
- e. entree en receptiehal;
- f. interne en externe opleidingen, workshops, seminars en congressen in zaalruimten in het gebouw van een onderneming worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;
- g. multifunctionele zaalruimte waarvan het gebruik wisselend kan worden ingezet wordt beschouwd als kantoorruimte;
- h. functies binnen een kantoorhoudend bedrijf die behoren bij het normale kantorengebruik zoals een postkamer, interne serverruimte en interne archiefruimte, worden beschouwd als onderdeel van de kantoorruimte.
1.60 kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.61 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.62 landschapswaarde:
waarden in landschappelijk-esthetische geomorfologische zin.
1.63 Lijst van Bedrijfsactiviteiten:
de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.64 Lijst van Bedrijven 'functiemenging':
de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.65 Lijst van Horeca-activiteiten:
de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.66 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.67 niet-permanente standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen.
1.68 niet-permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van tijdelijke aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op een kampeerterrein voor niet langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.69 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.70 onderbouw:
een kelder of een souterrain.
1.71 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.72 permanente standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn.
1.73 permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.74 platte afdekking:
een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.
1.75 pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank.
1.76 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.77 (raam)prostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats;
1.78 recreatiewoning:
een permanent gebouw, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt als recreatieverblijf, door personen die hun hoofdverbiljf elders hebben.
1.79 recreatiewoonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als recreatieverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.80 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.81 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.
1.82 speelautomatenhal:
een inrichting als bedoeld in artikel 1, sub f, van de Verordening op de speelautomatenhallen (Gemeenteblad 1989, nr. 10).
1.83 stacaravan:
een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Woningwet valt aan te merken.
1.84 tuincentrum:
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig tuin-, tuinaanlegartikelen, planten en/of dierbenodigdheden en dergelijke worden verkocht, waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.
1.85 verblijfsmiddelen:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.
1.86 vergader- en congresfaciliteiten:
voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.
1.87 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.88 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
1.89 volkstuinen:
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.90 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.91 voorgevelrooilijn:
De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.92 Wgh- inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.93 windturbine:
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht als aandrijfbron voor de bewegende delen (wieken of rotoren), met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.94 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.95 woonboot/woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning.
1.96 woonlaag:
een bouwlaag die uitsluitend voor bewoning is bestemd.
1.97 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.98 woonwagenstandplaats/standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.99 zendmast:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.100 zomerseizoen:
de periode van 1 april tot en met 31 oktober van een jaar.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, tot in de categorie A en B1 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemening;
- b. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen, fiets- en voetpaden.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. inrichtingen die zijn vermeld in bijlage C en D van het besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
- f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- g. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en meer dan 2000 m2 per bedrijf is, is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 3.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 3.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, zoals in artikel 3.1 onder a vermeld.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
bedrijven uit de in bijlage genoemde categorieën: | ter plaatse van de aanduiding: |
1 tot en met 3.1 | 'bedrijf tot en met categorie 3.1' |
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a, tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
bedrijven: | ter plaatse van de aanduiding: |
timmerwerkplaats | 'specifieke vorm van bedrijf - 1' |
metaalbewerkingsbedrijf | 'specifieke vorm van bedrijf - 2' |
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning;
- d. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. inrichtingen die zijn vermeld in bijlage C en D van het besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
- f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- g. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en meer dan 2000 m2 per bedrijf is, is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 5.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 5.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, zoals in artikel 5.1 onder a vermeld.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein -1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
bedrijven uit de in bijlage genoemde categorieën: | ter plaatse van de aanduiding: |
1 tot en met 3.2 | 'bedrijf tot en met categorie 3.2' |
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a, tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
bedrijven: | ter plaatse van de aanduiding: |
warmtekrachtcentrale | 'overig - industrie terreinzone' |
bestaande kantoren, alsmede zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot 1.500m2 per gebouw, horeca tot en met categorie D van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, sport en dienstverlening, met inachtname van het bepaalde in artikel 6.4 onder g, binnen het bestaande kantoorvolume | 'kantoor' |
detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ten behoeve van een bouwmarkt | 'detailhandel volumineus' |
werkplaats en opslag defensiemateriaal | 'specifieke vorm van bedrijf -3' |
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor ten hoogste vier bedrijfswoningen;
- d. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn - met inachtname van het bepaalde in lid 1 onder b - uitsluitend toegestaan op het industrieterrein als omschreven in lid 1 ter plaatse van de aanduiding 'industrieterreinzone';
- d. inrichtingen die zijn vermeld in bijlage C en D van het besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, behoudens het bepaalde in lid 1;
- f. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en meer dan 2000 m2 per bedrijf is, - tenzij bestaand - niet toegestaan;
- g. de functies zoals bedoeld in artikel 6.1 onder b, te weten zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten, horeca, sport en dienstverlening, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolg en hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 6.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 6.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, zoals in artikel 6.1 onder a vermeld;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c voor het toelaten van bebouwing tot de op de verbeelding opgenomen maximale bouwhoogte tot op de perceelgrens indien dit uit stedenbouwkundig en milieutechnisch oogpunt mogelijk is;
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Kantoor' te wijzigen ten behoeve van het toelaten van maatschappelijke voorzieningen, al naar gelang daar aantoonbare behoefte aan blijkt te bestaan, met inachtneming van de hieronder gestelde voorwaarden:
1. aangetoond is dat deze geen onevenredige milieubelasting ondervinden vanwege onder andere luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en bedrijfs- en andere activiteiten in de directe omgeving;
2. deze geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein -2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
bedrijven uit de in bijlage genoemde categorieën: | ter plaatse van de aanduiding: |
1 tot en met 3.1 | 'bedrijf tot en met categorie 3.1' |
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a, tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
bedrijven: | ter plaatse van de aanduiding: |
metaalverwerkingsbedrijf | 'specifieke vorm van bedrijf - 4' |
fabricage van afzuiginstallaties | 'specifieke vorm van bedrijf - 5' |
constructie, las en apparatenbouw | 'specifieke vorm van bedrijf - 6' |
detailhandel | 'detailhandel' |
detailhandel in volunineuze goederen, uitsluitend gericht op keukens, badkamers en grootschalige meubelinrichting (inclusief woninginrichting en stoffering), alsmede electronica op de bestaande locatie | 'detailhandel volumineus' |
een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg | 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' |
bestaande kantoren, alsmede zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot 1.500m2 per gebouw, horeca tot en met categorie D van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, sport en dienstverlening, met inachtname van het bepaalde in artikel 7.4 onder g, binnen het bestaande kantoorvolume | 'kantoor' |
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning;
- d. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. inrichtingen die zijn vermeld in bijlage C en D van het besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, beghoudens het bepaalde in lid 1;
- f. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en meer dan 2000 m2 per bedrijf is - tenzij bestaand - niet toegestaan;
- g. de functies, zoals bedoeld in artikel 7.1 onder b, te weten zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten, horeca, sport en dienstverlening, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolg en hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 7.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 7.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, zoals in artikel 7.1 onder a vermeld.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 7.1 onder b, voor het toelaten van detailhandel in volumineuze goederen in de genoemde soorten alsmede grootschalige electronica (bruin- en witgoed), mits er geen sprake is van een ontwrichting van de bestaande winkelstructuur;
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994. - d. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 7.2.1 onder b voor het toelaten van een bebouwingspercentage tot 100%.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Kantoor' te wijzigen ten behoeve van het toelaten van maatschappelijke voorzieningen, al naar gelang daar aantoonbare behoefte aan blijkt te bestaan, met inachtneming van de hieronder gestelde voorwaarden:
1. aangetoond is dat deze geen onevenredige milieubelasting ondervinden vanwege onder andere luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en bedrijfs- en andere activiteiten in de directe omgeving;
2. deze geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
Artikel 8 Bedrijventerrein - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
bedrijven uit de in bijlage genoemde categorieën: | ter plaatse van de aanduiding: |
1 tot en met 3.1 | 'bedrijf tot en met categorie 3.1' |
1 tot en met 3.2 | 'bedrijf tot en met categorie 3.2' |
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a, tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
bedrijven: | ter plaatse van de aanduiding: |
opslag en distibutie van olien en brandstoffen | 'specifieke vorm van bedrijf - 7' |
aannemers en loodgietersbedrijf | 'specifieke vorm van bedrijf - 8' |
- c. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 8.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 8.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, zoals in artikel 8.1 onder a vermeld;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder b voor het toelaten van een bebouwingspercentage tot 100%.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, tenzij bestaand;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. inrichtingen die zijn vermeld in bijlage C en D van het besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en meer dan 2000 m2 per bedrijf, is - tenzij bestaand - niet toegestaan.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. horeca, behorende tot en met categorie C van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
- d. bestaande woningen vanaf de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 9.431 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
Artikel 10 Detailhandel - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. horeca, behorende tot categorie B en D, alsmede - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' - tevens voor horeca in de categorie C van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
- d. bestaande woningen vanaf de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- e. een gebouwde parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- f. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 10.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
Artikel 11 Gemengd
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, met inachtname van het bepaalde in 11.3 onder a;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor bestaande kantoren, alsmede zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot 1.500m2 per gebouw, horeca tot en met categorie D van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten en dienstverlening, met inachtname van het bepaalde in artikel 11.3 onder b, binnen het bestaande kantoorvolume;
- c. bedrijven, tot in de categorie A en B1 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
- d. sport;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
11.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in lid 11.1 onder a, zijn slechts toegestaan indien er aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek;
- b. de functies zoals bedoeld in artikel 11.1 onder b, met uitzondering van de functie kantoren, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolg en hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
11.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering;
- g. de handhaving van de diversiteit van het bebouwingsbeeld;
- h. de situering van het laden en lossen op het perceel.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994. - b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 11.1 onder c, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 11.1 onder c vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, zoals in artikel 11.1 onder c vermeld.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Groen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. fiets-en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water, waterbeheer en waterberging;
- f. tuin ten behoeve woonschepen, uitsluitend grenzend aan de aanduiding 'woonschepenligplaats' binnen de aangrenzende bestemming 'Water';
- g. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
- h. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
12.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 13 Horeca
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavestigingen tot en met categorie A2 van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
13.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 14 Horeca - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavestigingen tot en met categorie C van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, tuinen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 15 Horeca - Hotel
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor voor Horeca-Hotel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hotel;
- b. bestaande horecavestigingen tot en met categorie B van de bij deze regels behorende Lijst van horeca-activiteiten;
- c. congres- en vergaderfaciliteiten tot maximaal 1.500 m2;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een parkeergarage;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
15.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 16 Kantoor
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot maximaal 1.500m2 per gebouw met inachtname van het bepaalde in artikel 16.3;
- c. horeca zoals opgenomen in de categorie tot en met D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Horeca-activiteiten met inachtname van het bepaald in artikel 16.3;
- d. sport met inachtname van het bepaalde in artikel 16.3;
- e. dienstverlening, met inachtname van het bepaalde in artikel 16.3;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor -1', tevens voor een oogkliniek;
- g. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
16.3 Specifieke gebruiksregels
De functies, zoals bedoeld in artikel 16.1 onder b, c, d, en e, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 16.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen ten behoeve van het toelaten van maatschappelijke voorzieningen, al naar gelang daar aantoonbare behoefte aan blijkt te bestaan, met inachtneming van de hieronder gestelde voorwaarden:
- a. aangetoond is dat deze geen onevenredige milieubelasting ondervinden vanwege onder andere luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en bedrijfs- en andere activiteiten in de directe omgeving;
- b. deze geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
Artikel 17 Kantoor - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bestaande kantoren;
- b. zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot maximaal 1.500m2 per gebouw, met inachtname van het bepaalde in artikel 17.3;
- c. horeca zoals opgenomen in de categorie tot en met D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Horeca-activiteiten binnen het bestaande kantoorvolume, met inachtname van het bepaalde in artikel 17.3;
- d. sport binnen het bestaande kantoorvolume, met inachtname van het bepaalde in artikel 17.3;
- e. dienstverlening binnen het bestaande kantoorvolume, met inachtname van het bepaalde in artikel 17.3;
- f. bedrijven, in de categorie A en B1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
- h. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
17.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
17.3 Specifieke gebruiksregels
De functies, zoals bedoeld in artikel 17.1 onder b, c, d en e, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 17.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994; - b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 17.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn vermeld en/of één categorie hoger dan in artikel 17.1 onder a vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, zoals in artikel 17.1 onder a vermeld.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 18 Maatschappelijk
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, met inachtname van het bepaalde in 18.3 onder a;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoren, alsmede zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten, horeca tot en met categorie D van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, sport en dienstverlening, tot een maximum van 500m2 b.v.o, met inachtname van het bepaalde in artikel 18.3 onder b;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
18.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
18.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in lid 18.1 onder a, zijn, tenzij bestaand, slechts toegestaan indien er aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek;
- b. de functies, zoals bedoeld in artikel 18.1 onder b, met uitzondering van de functie kantoren, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolg en hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
18.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 19 Maatschappelijk - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen met inachtname van het bepaalde in artikel 19.4 onder a.;
- b. kantoren, alsmede zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten, horeca tot en met categorie D van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, sport en dienstverlening, met inachtname van het bepaalde in artikel 19.4 onder b, tot een maximum omvang van 50% van het bestaande gebouw;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
19.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
19.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in lid 19.1 onder a, zijn, tenzij bestaand, slechts toegestaan indien er aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek;
- b. de functies zoals bedoeld in artikel 19.1 onder b, met uitzondering van de functie kantoren, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolg en hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 19.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.
Artikel 20 Maatschappelijk - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
- a. maatschappelijke voorzieningen met inachtname van het bepaalde in artikel 20.3;
- b. bestaande kantoren, alsmede zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot 1.500m2 per gebouw, sport en dienstverlening, horeca tot en met categorie D, met inachtname van het bepaalde in artikel 20.4 onder b, met dien verstande dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan tot maximaal de omvang van het bestaande kantoorvolume van het kantoorgebouw Ravellaan 1;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
20.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
20.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in lid 20.1 onder a, zijn, tenzij bestaand, slechts toegestaan indien er aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek;
- b. De functies zoals bedoeld in artikel 20.1 onder b, met uitzondering van de functie kantoren, zijn slechts toegestaan indien aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn en deze geen onevenredige nadelige gevolg en hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 20.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.
Artikel 21 Tuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
21.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan.
21.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied -1' wijzigen in de bestemming Wonen met in achtneming van de volgende regels:
- a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan twee;
- b. de hoofdgebouwen hebben een goothoogte van maximaal 6 meter en een nokhoogte van maximaal 10 meter;
- c. de situering van de hoofdgebouwen is afgestemd op de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- d. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
- e. er geen milieutechnische - met inbegrip van flora en fauna - belemmeringen zijn.
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen tot een maximum van 10 rijstroken met uitzondering van in- en uitvoegstroken, busstroken en weefvakken, alsmede een ontsluitingsweg met ten hoogste 2 rijstroken;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. waterbeheer,- berging en kruisingen met water;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, calamiteiten- en vluchtroutes, leidingen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken.
22.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 23 Verkeer - 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer -1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water en kruisingen met water;
- e. waterbeheer en waterberging;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken.
23.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 24 Verkeer - 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water en kruisingen met water;
- e. waterbeheer en waterberging;
- f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
- g. kruisingen met railverkeer;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor een onderdoorgang;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken en beschoeiingen.
24.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, gen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 25 Verkeer - Openbaar Vervoer
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Openbaar vervoer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan), in de vorm van een busbaan;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. water en kruisingen met water;
- e. kruisingen met wegen
- f. onderhoudspaden, stroken en tijdelijke werkterreinen ten behoeve van openbaar vervoer;
- g. halteplaatsen;
- h. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken.
25.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6m2 per gebouw;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter, gemeten vanaf de busbaan;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ter geleiding, begeleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 meter bedragen, gemeten vanaf de bovenkant van de busbaan;
- d. in afwijking van het bepaalde genoemd onder c. bedraagt de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 meter.
Artikel 26 Verkeer - Parkeergarage
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Parkeergarage aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. onderhoudspaden;
- e. verkeer- en verblijf;
- f. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclameuitingen en kunstwerken.
26.2 Bouwregels
- a. de hoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- c. de bouwhoogte van palen en masten mag in afwijking van het bepaalde vermeld onder b, niet meer bedragen dan 6 meter;
- d. het gestelde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer alsmede geluidwerende voorzieningen.
Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' voor garageboxen;
- c. water, waterbeheer en waterberging;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. evenementen;
- h. bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.
27.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 27.2 onder a en artikel 27.2 onder b voor:
- a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m²;
- b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.
Artikel 28 Water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- b. waterhuishouding;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. kruisingen met wegverkeer;
- e. recreatie;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens voor maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal ligplaatsen voor woonschepen;
- g. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, kunstwerken en kademuren.
28.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- b. binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 4 meter mag bedragen.
28.3 Specifieke gebruiksregels
28.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 28.3.1.onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 29 Woongebied
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Woongebied aangewezen gronden zijn zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor bedrijven tot de categorie A en B1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (met uitzondering van detailhandel en horeca), maatschappelijke voorzieningen en gebouwde recreatieve en/of sportvoorzieningen;
- c. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, verblijfsgebied, groen, speelvoorzieningen, erven en terreinen;
- d. garageboxen;
- e. met dien verstande dat de onder sub b genoemde functies uitsluitend op de begane grondbouwlaag zijn toegestaan, en uitsluitend op de verdieping mits bestaand.
29.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
29.3 Specifieke gebruiksregels
29.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 29.3.1.onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging';
- b. artikel 29.2.1. onder a voor het bouwen op maximaal 3 meter achter de rooilijn indien dit niet leidt tot stedenbouwkundige bezwaren;
- c. artikel 29.2.3 voor het uitbreiden van de woning met een verdieping op een aan een zijgevel of achtergevel van het hoofdgebouw toegestaande bijbehorend bouwwerk, mits dit niet leidt tot stedenbouwkundige bezwaren;
- d. artikel 29.2.1. onder b voor het bouwen van een extra bouwlaag op een hoofdgebouw van één of twee bouwlagen, met dien verstande dat geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundige beeld, waaronder in ieder geval eenduidigheid in bebouwingshoogte, er geen onevenredige nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, privacy en bezonning van aangelegen percelen. De extra bouwlaag mag worden afgedekt met een kap indien tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. elders in de straat zijn reeds hoofdgebouwen van vergelijkbare hoogte afgedekt met een kap;
2. een kap aan de vorzijde van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn tussen de bovenkant van de voorgevel en de bovenkant van het terugliggende deel van een bijzondere bouwlaag en helling heeft van maximaal 60 graden; - e. artikel 29.2.1. onder c voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot maximaal 100% bij meergezinswoningen met dien verstande dat:
1. geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied, waaronder mede wordt begrepen het zicht vanuit de openbare ruimte op geparkeerde auto's;
2. er geen onevenredige nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning van aangelegen percelen.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
29.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 30 Wonen - Uit Te Werken
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen,
- b. de bij de bestemming behorende verkeer- (gebouwde) parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen,
- c. verblijfsgebied.
30.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 30.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en de volgende uitwerkingsregels:
- a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 en 9 meter;
- b. hoofdgebouwen aan de zijde van de Stroomstraat mogen een maximale bouwhoogte hebben van 12 meter;
- c. hoofdgebouwen aan de zijde van Oudenoord mogen een maximale bouwhoogte hebben van 15 meter;
- d. bij de uitwerking dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
- e. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:
- 1. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, tot een maximum van 40 m²;
- 2. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, maximaal categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
- 3. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- 4. geen sprake is van detailhandel, horeca, afhaalzaken en/of belhuizen.
30.3 Bouwregels
Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in een zodanig plan bepaalde.
30.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voordat de bestemming overeenkomstig artikel 30.1 is uitgewerkt en onherroepelijk is geworden, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de op te richten bebouwing in overeenstemming is met een reeds vastgestelde uitwerkingsplan of met een daarvoor gemaakt ontwerp, ofwel met een document zoals een concept-uitwerkingsplan, waaruit de inpasbaarheid in de integrale uitwerking redelijkerwijs overzienbaar is;
- b. een ieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze tegen het ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel het bouwplan mondeling en/of schriftelijk kenbaar te maken.
Artikel 31 Leiding - Water
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en) mede bestemd voor een ondergrondse hoofdwaterleiding.
31.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 31.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 32 Wonen
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor garageboxen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horecavestigingen tot en met categorie B van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
- d. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
32.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
32.3 Specifieke gebruiksregels
32.4 Afwijken van de bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' kunnen burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2.1 sub b, met in achtneming van het volgende:
- a. hoofdgebouwen die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan waren voorzien van een kap met een dakhelling van meer dan 30 graden, mogen de goothoogte verhogen met maximaal 3 meter ten opzichte van de goothoogte zoals deze aanweizg was op het moment van tervisie legging van dit bestemmingsplan. Na het aanbrengen van de verdieping moet het gebouw van een platte afdekking worden voorzien;
- b. hoofdgebouwen die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan waren voorzien van een platte afdekking, mogen de goothoogte verhogen met maximaal 3 meter ten opzichte van de bouwhoogte zoals die aanwezig was op het moment van ter visie legging van dit bestemmingsplan. Bij het aanbrengen van een kap op het gebouw moet de dakhelling minimaal 22,5 graden en maximaal 50 graden bedragen.
32.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
32.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 33 Wonen - 1
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor garageboxen;
- c. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
33.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
33.3 Specifieke gebruiksregels
33.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 33.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 34 Wonen - 2
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. de bij de bestemming behorende tuinen, erven en terreinen.
34.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
34.3 Specifieke gebruiksregels
34.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 34.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 35 Wonen - 3
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
35.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
35.3 Specifieke gebruiksregels
35.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. het bepaalde in lid 1 sub d onder 5 en in het bouwvlak met de ‘specifieke bouwaanduiding -2' een bouwhoogte toestaan van 9 meter of een goothoogte van 6 meter, als die hoogte geen afbreuk doet aan het bebouwingsbeeld van het fort;
- b. het bepaalde in artikel 35.2.1 sub d onder 3 voor het bouwen achter de bouwgrens van het bouwvlak;
- c. het bepaalde in 35.2.3 onder a voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor de voorgevelrooilijn.
35.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 35.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
35.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 36 Leiding - Brandstof
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse brandstoftransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.
36.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 36.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. hierdoor geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
- c. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
36.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor opslag van goederen.
36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren;
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- 3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 centimeter;
- 4. het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
- 5. het planten van bomen en aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de leiding en vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 37 Leiding - Gas
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
37.2 Bouwregels
- a. binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- b. de diameter en de druk van de bestaande leiding mogen niet worden gewijzigd;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, indien dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. in geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
37.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:
- a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en
- b. ter zake daarvan vooraf schriftelijkadvies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het aanbrengen en vellen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- b. de omgevingsvergunningsplicht als bedoeld in het vorige lid is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in artikel 37.3 bedoeld;
- 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- c. de werken en werkzaamheden zoals bedoeld in 37.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 38 Waarde - Archeologie
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
38.2 Specifieke gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de de bij deze regels behorende Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Artikel 39 Waterstaat - Waterkering
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
39.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
39.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 39.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Artikel 40 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) primair bestemd voor de waterhuishouding en het in stand houden en het onderhoud van de waterkering.
40.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
- b. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 40.1 bedoelde primaire dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
- c. ten behoeve van de andere daar voorkomende gronden aangewezen bestemming mag met inachtneming van de voor die bestemming geldende bouwregels, uitsluitend worden gebouwd indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt vergroot.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 40.2 voor het bouwen en/of vergroten van bouwwerken volgens de bestemming, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en de waterhuishouding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de bestemming, gehoord de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 41 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 42 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde vermeld onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt;
- c. de regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdstransportleidingen;
- 4. laad- en losmogelijkheden;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 43 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
Artikel 44 Algemene Regel M.b.t. Parkeergelegenheid
Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen binnen die bestemming wordt gerealiseerd of in stand gehouden.
Artikel 45 Algemene Aanduidingsregels
45.1 Geluidszone industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.
45.2 Veiligheidszone - bevi
45.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
45.4 Veiligheidszone
45.5 Vrijwaringszone - straalpad
Artikel 46 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- g. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 47 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits deze geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van het kinderdagverblijf geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai;
- c. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' te wijzigen door de grens van de aanduiding dichter bij het betreffende bedrijf te leggen of de aanduiding als zodanig uit het plan te verwijderen, indien, met instemming van de exploitant van het betreffende bedrijf, het bedrijf in mindere mate of in het geheel niet meer kan worden aangemerkt als een Bevi-inrichting.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 48 Overgangsrecht
48.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
- 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
48.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatte;
- 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 49 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Van Het Plan
In november 2003 heeft de gemeenteraad opdracht gegeven voor het actualiseren van een groot aantal Utrechtse bestemmingsplannen.
Het doel van deze opdracht is om de gehele gemeente Utrecht vóór medio 2013 te voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen voor alle wijken. Het plangebied van bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden valt onder deze actualiseringsopgave.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. In het plan worden de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingen en regelgeving.
1.2 Ligging En Begrenzing Van De Deelgebieden
Het plangebied betreft diverse gebieden in de stad Utrecht. Het betreft de volgende gebieden:
Afbeelding 1: overzichtskaart diverse gebieden
A Queeckhovenplein e.o.
A1 Huis te Zuylenlaan
B Fortlaan
C Jan van Ransdorpstraat e.o.
D Rijksweg A2 ter hoogte van De Wetering
E Gerbrandystraat e.o.
F Schermerhornstraat e.o.
G Aalbersestraat e.o.
H Stroomstraat e.o.
I Nolenslaan, -Draaiweg
J Stroomstraat e.o.
K A12 ter hoogte van Veldhuizen
L Burgemeester Verderlaan - voor Park Voorn
M Kanaalweg-Leidseweg-Ravellaan
N Rooseveltlaan-Van Heuven Goedhartlaan
O Admiraal Helfrichlaan-Van Bijnkershoeklaan
P Overste den Oudenlaan-Kanaalweg
Q Veilingstraat-Heycopstraat
R Bernadottelaan-Rooseveltlaan
S Churchillaan-Amerikalaan
T Afrikalaan-Marco Pololaan [*)]
U Lomanlaan - Park Transwijk
V Beneluxlaan e.o.
W Europalaan-Merwedekanaal
X knooppunt Oudenrijn (A2-A12)
Y Woonboulevard-Rijksweg A12
Z Westraven
AA Kapelseweg
[*) Bij besluit van 31 oktober 2013, nummer 2013.111, heeft de gemeenteraad bestemmingsplan Marco Poloplantsoen vastgesteld. Daarmee is de in dit bestemmingsplan opgenomen regeling voor deelgebied T vervallen.]
1.3 Vigerende Plannen
Binnen het plangebied vigeren meerdere plannen en verordeningen. Per deelgebied wordt hieronder aangegeven welke plannen vigerend zijn.
A Het gebied is gelegen tussen de Burgemeester Norbruislaan, de Vechtensteinlaan, de Weeresteinlaan en het Queeckhovenplein
Plannen | Vastgesteld door de raad/college | Goedgekeurd door GS | |
Zuilen | 30-10-1997 | 09-06-1998 | |
1e herziening Zuilen | 08-05-2008 | 02-12-2008 |
A1 Het gebied ligt tussen de Prinses Beatrixlaan, het Prinses Ireneplateau, de Huis te Zuylenlaan en de Prinses Margrietstraat.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Zuilen | 30-10-1997 | 09-06-1998 | |
1e herziening Zuilen | 08-05-2008 | 02-12-2008 |
B Het gebied gelegen aan de Vecht bij het Nijenrodeplantsoen.
Plannen | Vastgesteld door de raad/college | Goedgekeurd door GS | |
Zuilen | 30-10-1997 | 09-06-1998 | |
1e herziening Zuilen | 08-05-2008 | 02-12-2008 | |
Nieuw Zuilen I en II | 26-11-1959 | 15-08-1960 |
C Het gebied ligt tussen de Jan van Ransdorpstraat en de Nijenrodelaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Zuilen | 30-10-1997 | 09-06-1998 | |
1e herziening Zuilen | 08-05-2008 | 02-12-2008 |
D Het plangebied is het deel van de Rijksweg A2, ter hoogte van de Reactorweg op Lage Weide, tot de spoorbrug van de spoorlijn Utrecht- Woerden.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Leidsche Rijn A2 Wetering Zuid spoorlijn | 09-12-2003 | 27-01-2004 |
E Het gebied ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Gerbrandystraat, de Brailledreef, de Talmalaan en de spoorlijn.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Lauwerecht-Noord 1983 | 23-06-1983 | 13-11-1984 |
F Het gebied ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Schermerhornstraat, Idenburgstraat, Oudlaan, Goeman Borgesiuslaan en de Verenigingdwarsstraat.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Lauwerecht-Noord 1983 | 23-06-1983 | 13-11-1984 |
G Het gebied ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Aalbersestraat, Samuel Mullerstraat, Samuel van Houtenstraat en de Troelstralaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |||
Lauwerecht-Noord 1983 | 23-06-1983 | 13-11-1984 |
H Het gebied ligt in Pijlsweerd en wordt begrensd door de Stroomstraat, Oudenoord en Otterstraat.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Pijlsweerd | 10-03-1994 | 11-10-1994 |
I Het gebied ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Nolenslaan en de Draaiweg.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Voorschriften Bebouwde Kom 1958 | 27 -03-1958 | 14-07-1958 |
J Het gebied ligt in Tuindorp en omvat het Winkelcentrum De Gaard en omgeving.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Tuindorp 2003 | 23-10-2003 | 25-05-2004 | |
Tuindorp-Oost II | 29-12-1960 | 24-04-1961 | |
Lauwerecht-Noord 1983 | 23-06-1983 | 13-11-1984 |
K Het plangebied betreft het van de Rijksweg A12 ter hoogte van wijk Veldhuizen tot de op- en afrit.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Landelijk gebied Vleuten De Meern | 18-06-1974 | 11-07-1975 | |
Veldhuizen | 26-02-1998 | 06-10-1998 | |
Reijerscop 28 | 13-09-2012 | - |
L Het plangebied ten oosten van de Burgemeester Verderlaan en ten westen van Park Voorn. Ten noorden loopt het gebied door tot Hogeweide/Langerakbaan en ten zuiden tot de Leidsche Rijn.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Landelijk Gebied Vleuten De Meern | 18-06-1974 | 11-07-1975 | |
Leidsche Rijn Utrecht 1999 | 28-10-1999 | 06-06-2000 |
M Het plangebied ligt tussen de Leidseweg, de Kanaalweg en de Ravellaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Oog in Al | 13-10-2005 | 23-05-2006 |
N Het plangebied ligt tussen de D. Martin Luther Kinglaan, het Amsterdamrijnkanaal/de Rooseveltlaan, de Beneluxlaan en de Van Heuven Goedhartlaan (ziekenhuis Oudenrijn).
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
O Het plangebied ligt in Transwijk en ligt aan de Van Bijnkershoeklaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
P Het plangebied tussen de Overste den Oudenlaan, de Dr. M.A. Tellegenlaan, de Kanaalweg en de Koningin Wilhelminalaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Dichterswijk West | 11-10-2001 | 28-05-2002 | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
Q Het plangebied ligt net achter de Croeselaan tussen Eelderdiephof, de Veilingstraat en De Heycopstraat. Veilingstraat-Heycopstraat
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Dichterswijk West | 11-10-2001 | 28-05-2002 | |
Voorschriften Bebouwde Kom 1958 | 27-03-1958 | 14-07-1958 |
R Het plangebied ligt tussen de Benadottelaan, het Amsterdamrijnkanaal/de Rooseveltlaan, de Beneluxlaan en de Churchilllaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
S Het plangebied ligt ter hoogte van de Churchilllaan, de Marco Pololaan en de Amerikalaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
T Het plangebied ligt ter hoogte van de Afrikalaan, de Marco Pololaan en de groenvoorziening langs de Columbuslaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
U Het plangebied ligt ter hoogte van de Lomanlaan en het Park Transwijk.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
V Het plangebied ligt in Transwijk en wordt begrensd door de Beneluxlaan, de Koeriersterlaan en de Vreugdenhillaan.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
W Het plangebied ligt in de Merwedekanaalzone en wordt begrensd door de Beneluxlaan, het Merwedekanaal en de Kanaalweg.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
X Het plangebied net ten noorden, oosten zuiden en westen van Knooppunt Oudenrijn (A2-A12). Ten oosten loopt het gebied door tot het Amsterdamrijnkanaal.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Leidsche Rijn Utrecht 1999 | 28-10-1999 | 06-06-2000 | |
Jutphaas 1e herziening. | 18-10-1956 | 30-09-1957 |
Y Het plangebied ligt ten zuiden van de Australiëlaan en de Amsterdamlaan tot de Europalaan en loopt tot de Rijksweg A12. Tevens loopt het gebied aan oostzijde van de Beneluxlaan door tot het Merwedekanaal, wat ten noorden wordt begrensd door de Overijssellaan en ten zuiden door de Rijksweg A12.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
Z Het plangebied Westraven ligt ten zuiden van de Rijksweg A12 tussen het Amsterdamrijnkanaal en het Merwedekanaal.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Kanaleneiland | 06-04-1978 | 25-04-1979 |
AA Het plangebioed wordt gevormd door het perceel Blauwkapelseweg 6.
Plannen | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Overvecht, Noordelijke Stadsrand | 21-06-2012 | - |
1.4 Bestemmingsplanmethodiek
1.4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid voor deelgebieden binnen Utrecht. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd ter bescherming van specifieke kwaliteiten (bijvoorbeeld monumenten) of juist om voldoende flexibiliteit naar de toekomst toe te kunnen bieden (bijvoorbeeld rekening houden met voorzienbare woonwensen).
Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft de gemeenteraad op 1 september 2005 besloten dat deze veranderingen alleen in een op 'beheer' gericht bestemmingsplan worden meegenomen als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan deze gebieden een conserverende bestemming worden gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik.
Deze keuze hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht vóór medio 2013 te voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen teveel op. Deze methode draagt er aan bij dat het bestemmingsplan, ondanks de complexiteit van het plangebied, binnen afzienbare tijd vastgesteld kan worden.
Overigens is het natuurlijk wel zo dat, indien zich actuele ontwikkelingen voordoen tijdens de planprocedure, telkens overwogen zal worden of en hoe deze ontwikkelingen in het bestemmingsplan kunnen worden betrokken. Toekomstige ontwikkelingen worden dus niet op voorhand afgewezen. Als de ontwikkeling niet in het bestemmingsplan kan worden opgenomen volgt een afzonderlijk planvormingtraject en een afzonderlijke planologisch-juridische procedure. Uitvoering ervan zal dus te zijner tijd mogelijk gemaakt moeten worden met behulp van een herziening van het bestemmingsplan of een projectbesluit.
1.4.2 Het plan
Bij het bestemmen van de verschillende deelgebieden geldt - vanuit het principe van het respecteren van bestaande rechten - dat de inhoud van het vigerende bestenmmingsplan in het voorliggende actualiseringsplan wordt 'overgenomen', tenzij behoud hiervan op grond van geldende beleid niet gewenst is.
Nieuwe ontwikkelingen worden - zoals hierboven aangegeven - in dit bestemmingsplan dat is gericht op het actualiseren van de gebieden, niet meegenomen. Deze worden in deze toelichting - met het oog op de rechtszekerheid - wel beschreven. Hierdoor is het voor omwonenden en belanghebbenden helder wat er in de toekomst mogelijk gaat veranderen in de omgeving. Beschrijven van visies o.i.d. is ook nodig om aan te geven dat dergelijke visies nog wel degelijk tot uitvoering worden gebracht ondanks het actualiseren nú.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is het relevante beleid beschreven. Hoofdstuk 3 'Bestaande situatie en ontwikkeling per deelgebied' bevat de beschrijving van de bestaande situatie en toekomstige ontwikkelingen per deelgebied. De milieuaspecten en andere onderzoeksaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. De hoofdstukken 5 en 6 behelzen respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de juridische aspecten.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
In dit hoofdstuk wordt het voor dit bestemmingsplan relevante lokale, regionale, provinciale en Rijksbeleid beschreven. In deze paragraaf worden de conclusies aangegeven.
2.1 Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak.
Het Rijk wil dat de van nature aanwezige economische groeikracht maximaal benut wordt. De ambitie voor 2040 draait in dat licht om leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2028) zijn:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland, waarbij door het rijk vooral wordt ingezet op mainports, brainports en greenports;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De stad Utrecht maakt deel uit van de MIRT-regio Utrecht (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport). Deze regio beslaat de provincie Utrecht en is onderdeel van het gebied 'Noordvleugel van de Randstad'. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
- het goed laten functioneren van de 'draaischijf' Nederland (weg, spoor- en vaarweg);
- realiseren van de waterveiligheidsopgave langs de Lek en Neder-Rijn (Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ruimte voor de Rivier, deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma) en zoetwatervoorziening via het hoofdwatersysteem;
- het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden;
- het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380kV) en het accommoderen van de inzet van de regio op geothermie en warmte-koudeopslag;
- op lange termijn stimuleren van regionale ontwikkeling van de A12-zone.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met ecologische en archeologische waarden op basis van de Flora- en faunawet en het Verdrag van Malta. In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met deze aspecten is omgegaan.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Het provinciale en regionale beleid dat van toepassing is op dit plangebied zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013- 2028 (2013) en de Ontwikkelingsvisie van NV-Utrecht (samenwerkingsverband tussen Hilversum, Amersfoort en Utrecht en omliggende regio). De bovenvermelde nota's vullen elkaar aan: er wordt gekozen voor een beheerste groei door verdere verdichting van het stedelijke gebied om zo de landschappen te sparen. In de Ontwikkelingsvisie wordt dit al wat verder uitgewerkt op de lange termijn voor het 'Noordvleugel-gebied' (Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten).
Via het ruimtelijk beleid wil de provincie bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De twee belangrijkste beleidsopgaven van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie richten zich op het aantrekkelijk houden van de provincie Utrecht als vestigingsplaats. Het accent ligt op de binnenstedelijke opgave. De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer, en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave. Tevens wil de provincie de kwaliteit van het landelijk gebied behouden en versterken. Een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen is zowel in het belang van het landelijk gebied zelf, als van het stedelijk gebied.
Voor de gemeente Utrecht wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 22.750 woningen in het stedelijk gebied gesitueerd. Ongeveer de helft van het programma is voorzien in Leidsche Rijn (11.500 woningen) en de andere helft van het programma binnen de rode contouren in diverse kleinere en grotere projecten, zoals de Merwedekanaalzone. De woningbouwontwikkeling in het plangebied valt binnen de binnenstedelijke opgave.
Het structuurplan voorziet niet in de uitbreiding met nieuwe bedrijventerreinen, vanwege de grote restcapaciteit aan bedrijventerreinen in de regio, die is vastgelegd in bestemmingsplannen.
Op een beperkt aantal goed ontsloten locaties waar kantoorontwikkeling substantieel bijdraagt aan de versterking van het (groot)stedelijk milieu of de ruimtelijke kwaliteit is kantoorontwikkeling mogelijk, waaronder Utrecht centraal en het toekomstig knooppunt Leidsche Rijn Centrum. Nieuwe kantoorontwikkeling is hier mogelijk. De locaties in het bestemmingsplangebied vallen hier buiten.
Waterstructuurvisie en waterbeheerplan, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden '(2010-2015) beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit, het tegengaan van verdroging en het bestrijden van eutrofiëring. In de Waterstructuurvisie (2002) is een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen die aan de orde zijn. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer, voor bestaand gebied. Het gaat dan met name om schoon water schoonhouden en zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen, daar waar mogelijk aanleggen van een verbeterde gescheiden riolering en het realiseren van voldoende waterberging. De effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden door de waterbeheerder afgewogen in een watertoets. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied wordt standaard een watertoets toegepast. In dit bestemmingsplan zijn, behalve functiemenging op enkele locaties, geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.
De Markt: Utrecht als Randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving.
De opgave van De Markt valt uiteen in:
- een hoogstedelijke ontwikkeling van de centrale zone langs de A2 en deels A12: voor het versterken van de nationale positie van Utrecht,en
- het herontwikkelen van een aantal locaties in de stadsrand om een compleet aanbod te kunnen bieden van de verschillende vestigingsmilieus, zowel voor wonen als werken.
Voor de onderstaande deelgebieden voorziet de structuurvisie in een hoogstedelijke ontwikkeling met een accent op wonen:
- Rooseveltlaan-Van Heuven Goedhartlaan (deelgebied N)
- Admiraal Helfrichlaan-Van Bijnkershoeklaan (deelgebied O)
- Overste den Oudenlaan-Kanaalweg (deelgebied P)
- Bernadottelaan-Rooseveltlaan (deelgebied R)
- Churchillaan-Amerikalaan (deelgebied S)
- Europalaan-Merwedekanaal (deelgebied W)
- Voor de deelgebieden Australiëlaan-Van Rensselaerlaan-Europaweg (deelgebied Y) en Westraven (deelgebied Z) is een hoogstedelijke ontwikkeling met een accent op werken voorzien.
Het Podium: Utrecht als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie. De opgaven van Het Podium zijn te verdelen in:
- de (her)ontwikkeling van de Utrechtse ontmoetingsplaatsen en podia en
- het verbeteren van het trage netwerk als verbinding tussen de podia: water, groen- en fietsverbindingen.
Dit perspectief is van toepassing op de deelgebieden Admiraal Helfrichlaan-Van Bijnkershoeklaan (deelgebied O) en Overste den Oudenlaan-Kanaalweg (deelgebied P). Deze gebieden zijn aangemerkt als onderdeel van het centrum.
De Binnentuinen: Utrecht als de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken. De twee ruimtelijke opgaven voor De Binnentuinen zijn:
- het onderhouden van de wijken als eenheden, met hun eigen identiteit en dynamiek en wijkvoorzieningen; het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende structuren binnen een wijk.
Dit perspectief is van toepassing op de volgende deelgebieden:
- Queeckhovenplein en Huis te Zuylenlaan (deelgebied A)
- Fortlaan (deelgebied B)
- Jan van Ransdorpstraat (deelgebied C)
- Burgemeester Verderlaan - voor Park Voorn (deelgebied L)
- Kanaalweg-Leidseweg-Ravellaan (deelgebied M)
- Veilingstraat-Heycopstraat (deelgebied Q)
- Afrikalaan-Marco Pololaan (deelgebied T)
Hoogbouwvisie (2005)
In de Hoogbouwvisie wordt een toetsingskader gegeven voor hoogbouwplannen. De indeling is grotendeels gebaseerd op de ontwikkelingsperspectieven uit de Structuurvisie Utrecht. Een accent in De Binnentuinen vervult een rol op het niveau van de wijk of buurt en niet van de stad. Accenten moeten daarom altijd passen in de context van de wijk of buurt en hebben tot doel een bijzondere plek in de wijk of buurt te markeren. De vraag waar accenten in De Binnentuinen gezet kunnen worden, blijft te allen tijde maatwerk. Uitgaande van de 'menselijke maat' kan in woongebieden waar veel laagbouw aanwezig is, af en toe een hoger gebouw worden toegestaan. De Hoogbouwvisie gaat uit van een basismaat van 9 meter met incidentele accenten tot het dubbele van de omliggende bebouwing.
Het hoogbouwregime van De Binnentuinen is van toepassing op de volgende deelgebieden:
- Queeckhovenplein en Huis te Zuylenlaan (deelgebied A en A1)
- Fortlaan (deelgebied B)
- Jan van Ransdorpstraat (deelgebied C)
- Burgemeester Verderlaan - voor Park Voorn (deelgebied L)
- Kanaalweg-Leidseweg-Ravellaan (deelgebied M)
- Veilingstraat-Heycopstraat (deelgebied Q)
Hoogbouwaccenten in de Centrale Zone moeten passen in de context van de directe omgeving maar voldoende uitstraling hebben om de (boven)stedelijke uitstraling te vergroten. Uitgangspunt voor hoogbouw in de Centrale zone is een basismaat van 15 meter met al dan niet gegroepeerde accenten tot het dubbele van de omliggende bebouwing. Het hoogbouwregime van de Centrale Zone is van toepassing op de volgende deelgebieden:
- Rooseveltlaan-Van Heuven Goedhartlaan (deelgebied N)
- Admiraal Helfrichlaan-Van Bijnkershoeklaan (deelgebied O)
- Overste den Oudenlaan-Kanaalweg (deelgebied P)
- Bernadottelaan-Rooseveltlaan (deelgebied R)
- Churchillaan-Amerikalaan (deelgebied S)
- Afrikalaan-Marco Pololaan (deelgebied T)
- Europalaan-Merwedekanaal (deelgebied W)
- Australiëlaan-Van Rensselaerlaan-Europaweg (deelgebied Y)
- Westraven (deelgebied Z)
Welstandsnota Utrecht 'De schoonheid van Utrecht' (2004)
In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken. De welstandsnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen. Binnen het plangebied zijn de verschillende beleidsniveaus van toepassing, waarbij veelal het beleidsniveau 'open' van toepassing is.
Voor het beleidsniveau 'Open' geldt dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld beide mogelijk is, zowel naar structuur als architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden. Bij het beleidsniveau 'Respect' wordt uitgegaan van het respecteren van de essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken. Het beleidsniveau 'Behoud' richt zich op behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard.
Woonvisie 2009-2019 (2009)
In de Visie Wonen 2030 en daarop volgend de Woonvisie 2009-2019 zijn kaders geschetst voor het woonbeleid voor de gemeente Utrecht op de lange termijn. In het Actieprogramma Wonen is de kwantitatieve woningbouwopgave geformuleerd.
De woningbehoefte in Utrecht is veel hoger dan het aanbod. In deze nota worden de prioriteiten benoemd die de gemeente stelt om de enorme druk op de Utrechtse woningmarkt het hoofd te bieden. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg, wil de gemeente ook de kwaliteit van de woningen in de bestaande stad verbeteren.
Binnen dezelfde woonmilieus kunnen mensen met uiteenlopende leefstijlen wonen. De woonvisie geeft daarom aan dat bij de invulling van concrete woningbouwprojecten rekening gehouden moet worden met die verschillende leefstijlen op grond van woonbelevingsgroepen. Diversiteit in het aanbod is daarbij van belang, zodat het voor alle doelgroepen mogelijk is om een passende woning te vinden. Maatwerk in programma en locatie is bij nieuwe woningbouw gewenst.
Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 en Kantorenstrategie 2012
Om helderheid te scheppen over de stedelijke ontwikkelingsstrategie is het Afsprakenkader Kantoorontwikkelingen 2008-2015 en de Kantorenstrategie opgesteld. Hierin zijn de hoofdlijnen en bindende afspraken vastgelegd voor de ontwikkeling van kantoren in de stad Utrecht. Zo is voor ontwikkelaars, beleggers en kantoorgebruikers duidelijk op welke locaties er kantoren bijgebouwd mogen worden, om welke soort kantoren het daarbij gaat en hoeveel.
Het karakter van de kantorenmarkt is in de laatste jaren sterk veranderd van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Op sterke locaties in de stad is nog steeds vraag naar nieuwbouw. Maar op minder goede locaties is het aanbod groter dan de vraag. De stad Utrecht voert al vele jaren een restrictief kantorenbeleid en staat in hoofdzaak alleen nieuwbouw toe op drie sterke locaties: Papendorp, Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Buiten die drie locaties gaat de gemeente traditioneel zeer terughoudend om met nieuwbouw en uitbreiding. Op locaties waar de leegstand toeneemt is uitbreiding van kantoorruimte niet aan de orde maar spant de gemeente zich juist in om kantoorruimte te transformeren naar een andere functie. Om de kantorenmarkt in Utrecht gezond te houden, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten selectiever nieuwe kavels uit te geven. De focus is gericht op behoud van een gezonde markt voor de bestaande kantoren en op transformatie van leegstaande gebouwen. Het college wil kritisch selecteren waar de komende jaren kantoorbouw mag plaatsvinden. De drie belangrijkste prioritaire locaties hebben elk hun eigen profiel:
- Het Stationsgebied als grootstedelijke locatie;
- De strook langs de Rijksweg A2 in Leidsche Rijn Centrum, bij het nieuwe NS-station;
- Het zuidelijke deel van Papendorp voor middelgrote kantoren.
De verschillende deelgebieden van het bestemmingsplan vallen buiten deze kantorenlocaties. In de bestaande stad gaan we zeer terughoudend om met nieuwe kantoorvolumes, conform BRU/RSP-II. Incidenteel blijft er ruimte voor kleine initiatieven (max. 1500 m2 bvo) maar ook daar zal terughoudend mee worden omgegaan. Het principe is "nee", tenzij de economische of ruimtelijke noodzaak aangetoond kan worden. Ook privaat programma op niet-prioritaire locaties wordt indien mogelijk zoveel als mogelijk teruggedrongen.
Functieverbreding (transformatie) wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt door verschillende functies in de kantoorgebouwen mogelijk te maken, met als doel om leegstand te voorkomen.
Bedrijventerreinenstrategie 2012
De nieuwe Utrechtse bedrijventerreinen Strategie 2012 zet een duidelijke nieuwe lijn in ten opzichte van het vigerende bedrijventerreinenbeleid. Er wordt nadrukkelijker ingezet op de bestaande gebieden en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen wordt alleen overwogen indien er ook in regionaal verband geen overtollig aanbod meer is. Door het nadrukkelijker hanteren van de SER-ladder wordt nog meer gekeken naar uitbreidings- en vestigingsmogelijkheden op bestaande terreinen. Ten behoeve van het toekomstbestendig houden van de bestaande Utrechtse bedrijventerreinen worden niet alleen bestaande transformatie, revitaliserings- en herstructureringsprojecten voortgezet, maar wordt ook pro-actief ingezet op terreinen die onder druk staan, zoals Oudenrijn en Demkaterrein. Ook een duidelijkere profilering (onder meer door het toestaan van functiemenging), het inzetten op kwaliteit en het continueren van de inzet op schoon, heel, veilig en aantrekkelijk moet bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de Utrechtse bedrijventerreinen. Dit zal op basis van maatwerk en in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven worden opgepakt.
Hoewel functiemenging op bepaalde bedrijventerreinen wenselijk is, geldt dit niet voor het toevoegen van meer kantoorgebouwen. De ontwikkeling van kantoorruimte is voorbehouden aan specifieke kantorenlocaties, zoals verwoord in de Utrechtse kantorenstrategie. Het verder verkantoriseren van bedrijventerreinen gaat ten koste van de ruimte voor bedrijven waarvoor het gebied bedoeld is en leidt tot een verdere toename van de kantorenleegstand. De Utrechtse bedrijventerreinen beschikken wel over kantoorruimte die deel uitmaakt van een bedrijfscomplex. Voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen op de Utrechtse bedrijventerreinen wordt hierbij als richtlijn een maximum van 30% kantoorruimte gehanteerd.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2005)
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente is voor de periode 2005-2020 vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren, worden de economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden, de verblijfsgebieden, en de gebieden rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. De gemeente wil groei van mobiliteit selectief faciliteren. In de piekuren wil de gemeente de groei van met name de automobiliteit afvlakken door het totale vervoersnetwerk beter te benutten. Buiten de piekuren zorgt de gemeente dat de groeiende vraag naar mobiliteit kan worden verwerkt. Dit beleid is vertaald naar een aantal netwerken voor auto, openbaar vervoer, goederenvervoer en fiets.
De onderstaande deelgebieden zijn onderdeel van de doorgaande snelwegen en de ring Utrecht:
- A2 (deelgebied D)
- A12 ter hoogte van Veldhuizen (deelgebied K)
- Knooppunt Oudenrijn (A2-A12) (deelgebied X)
Verschillende delen van het plangebied zijn aangesloten op de hoofdstructuur van het autonetwerk. Via de primaire en secundaire assen is er aansluiting op het landelijke en regionale wegennet. De woonbuurten zijn met uitzondering van de wijkontsluitingswegen ingericht als 30 km/uur gebied.
Ter plaatse van Westraven is in het GVVP een transferium aangegeven, dat verbonden is met de sneltram, een primaire OV-as.
In het GVVP is het bestaande fietsbeleid opgenomen. Het hoofdfietsnetwerk uit de nota 'Verder met de fiets' (2002) en het regionale kernfietsnet uit het RVVP zijn overgenomen. De verschillende delen van het bestemmingsplangebied, sluiten aan op deze hoofdfietsroutes, met uitzondering van de deelgebieden die onderdeel zijn van een snelweg.
Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 (2012)
De doelstelling van het ontwikkelingskader is het formuleren van de richting waarin, en de kaders waarbinnen, de horecasector zich kan ontwikkelen in de stad Utrecht. Voor de verschillende gebieden wordt uitgegaan van profielgebieden. Voor het bestemmingsplangebied zijn de volgende profielen van toepassing:
- Stedelijke radialen en poortgebieden;
- Winkelcentra, buurtwinkelcentra en voorzieningenstrips en oude dorpskernen;
- Bedrijventerreinen en kantorenlocaties en
- Spraakmakende horeca.
Het profiel 'Stedelijke radialen en poortgebieden' is van toepassing op de grotere stadswegen. In de radialen wordt uitbreiding van Horeca C, D1 en D2 voorgesteld. Zwaardere horeca dan D1/D2 is altijd maatwerk. De grotere wegen binnen het bestemmingplangebied worden niet genoemd in het Ontwikkelingskader. Dit betekent dat uitbreiding van horeca niet uitgesloten is maar er een 'nee, tenzij…' beleid geldt. Hierin weegt het College de verschillende belangen en zal het de georganiseerde omwonenden en ondernemers om advies vragen.
Het profiel 'Winkelcentra, buurtwinkelcentra en voorzieningenstrips en oude dorpskernen' is van toepassing op gebied Australiëlaan-Van Rensselaerlaan-Europaweg (deelgebied Y) waar zich de woonboulevard bevindt. De ontwikkelingsvisie richt zich op het ontwikkelen van een compleet winkelaanbod met horeca-ondersteunende functie voor de dag en de vroege avond. In het Ontwikkelingskader wordt voorgesteld om B, C, D1 en D2 toe te staan.
Het profiel 'Bedrijventerreinen en kantorenlocaties' is van toepassing op het gebieden Europalaan – Merwedekanaal (deelgebied W) en Australiëlaan-Van Rensselaerlaan-Europaweg (deelgebied Y). In dit profiel wordt uitgegaan van het leveren van maatwerk voor (ondersteunende) horecafuncties op bedrijventerreinen. Hierbij zijn verschillende vormen van horeca denkbaar.
Het profiel ' Spraakmakende horeca' richt zich op vernieuwende concepten die de structuur van de stad versterken en bijdragen aan het profiel van Kennis en Cultuur. Daarbij moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan.
Aangezien horeca over het algemeen een gevoelige functie is in de leefomgeving wordt het horecabeleid buiten het bestemmingsplan om uitgevoerd. Dit maakt maatwerk mogelijk. Het OHU is daarbij toetsingskader. De bestaande en vergunde horeca wordt in dit bestemmingsplan bestemd.
Beleidsnota Hotels Utrecht 2010 – 2020, A Room with a View
Op dit moment telt de stad circa 1.400 hotelkamers. De hotelbranche speelt een belangrijke rol in de Utrechtse ambities op het gebied van kennis en cultuur. Utrecht wil vooral bijzondere kwaliteiten toevoegen en biedt ruimte voor kleinschalige hotels, low budget hotels, bed & breakfasts en hotels die een uniek concept aan het hotelaanbod toevoegen (zogenaamde 'experience hotels'). De realisatie daarvan is minder locatiegebonden. Grotere hotels kunnen in Leidsche Rijn Centrum, Papendorp en in het Stationsgebied gerealiseerd worden. Utrecht verwacht de komende 10 jaar zowel meer zakelijke bezoekers als individuele toeristen naar de stad te trekken met aantrekkelijke evenementen, groei van de zakelijke dienstverlening en een uitgebreid cultureel voorzieningenniveau en programma. Op dit moment wordt marktonderzoek uitgevoerd om de behoefte voor de komende jaren vast te stellen. Het bestemmingsplan bevat geen expliciete nieuwe mogelijkheden voor hotelvestigingen.
Ontwikkelingskader Detailhandel 2012 (2012)
Het Ontwikkelingskader Detailhandel 2012 beschrijft de wijze waarop de gemeente nu en in de komende jaren de totstandkoming van detailhandelsplannen wil begeleiden, faciliteren en toetsen. Daarnaast beschrijft dit kader hoe de gemeente wil omgaan met ontwikkelingen in de bestaande winkelgebieden. Het is een algemeen beleidskader op basis waarvan specifieke gebieden en plannen op maat ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden.
Utrecht kent een zorgvuldig opgebouwde en redelijk fijnmazige voorzieningenstructuur. De huidige winkelstructuur die op basis van een strakke regie en planologie tot stand is gekomen, wordt daar waar mogelijk ook behouden. Daarbij wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie. Bij een concentratie van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. De verschillende deelgebieden zijn aangewezen op de winkelvoorzieningen in omliggende gebieden. Winkelcentra De Gaard en Kanaleneiland zijn in dit bestemmingsplan als bestaande clusters bestemd.
Grootschalige en perifere clusters vormen een aparte categorie van winkels omdat er een ander bezoekmotief is dan bij de 'reguliere detailhandel'. Voor de woondetailhandel zijn er marktkansen, die de gemeente op de locaties in Overvecht en op de woonboulevard ruimte wil geven. Daarbij wil de gemeente versnippering van de perifere winkelstructuur beperken. Voor de woonboulevard wordt uitgegaan van een breed assortiment op het gebied van wonen, eventueel aangevuld met grootschalige elektronica (bruin- en witgoed). In deelgebied Y wordt via een afwijkingsregels onder voorwaarden ruimte gegeven voor uitbreiding van bepaalde vormen van detailhandel.
Voor internetwinkels in of bij woningen is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangegeven dat de vestiging van een webwinkel bij een woonhuis waar alleen een elektronische transactie tot stand komt, en die dus verder geen ruimtelijke uitstraling als winkel heeft, kan worden aangemerkt als de uitoefening van een bedrijf aan huis en past binnen de woonbestemming. Het betreft hier de administratieve handeling die de bewoner aan huis verricht. Er mag geen sprake zijn van een toonzaal of afhaalmogelijkheid. Dit soort internetwinkels dient zich te vestigen op een locatie met een detailhandelsbestemming.
Vitale Stadswijken, functiewijziging in woonwijken
Met het vaststellen (2013) van het beleidskader 'Vitale stadswijken, functiemenging in woonwijken' optimaliseert het college de flexibiliteit voor kleinschalig ondernemerschap in de Utrechtse stadswijken. Dit met het doel de economische levendigheid in de Utrechtse wijken te vergroten en flexibiliteit en ruimte te bieden aan kleinschalig ondernemerschap in de wijk. Dit zal onder meer resulteren in meer flexibiliteit voor werken in de wijk in zowel bestemmingsplannen als bij het afwijken van bestemmingsplannen en in het verruimen van de regeling Bedrijf en Beroep aan huis. De ambitie voor vitale stadswijken is geformuleerd in de Economische Agenda Utrecht 2012-2018 die in maart 2012 is vastgesteld door de Utrechtse gemeenteraad. De inhoudelijke regeling ten behoeve van de bestemmingslannen wordt op moment uitgewerkt en in het vervolgproces ook - indien nodig - in dit bestemmingsplan opgenomen.
Programma wijkeconomie en kleinschalig ondernemerschap
In het programma staat het stimuleren van het ondernemerschap in de wijken centraal door vakmanschap, verstigingsklimaat en verbondenheid. Verschillende concrete maatregelen worden in het programma voorgesteld. Het bestemmingsplan biedt - buiten de voor functiemenging aangewezen zones - ruimte voor het uitoefenen van beroep- en bedrijf aan huis.
Groen en ecologie
Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Gebleken is dat een gevarieerde natuur- en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte door de bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.
In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch, recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones moeten in principe groen blijven. Bij de (her)inrichting moet rekening worden gehouden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.
Naar aanleiding van het Groenstructuurplan is een afzonderlijk beleid voor de bomen en bomenlanen in Utrecht ontwikkeld, omdat bomen een eigen ruimtelijke dimensie hebben en een aparte problematiek kennen. Dit is het Bomenbeleid Utrecht, Verbeterde regelgeving voor beheer, behoud en ontwikkeling van bomen (2009). Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aan te vullen om zo een samenhangende structuur te creëren en door het verder verbeteren van de bomenstructuur door middel van extra zorg voor beheer en onderhoud.
Verschillende delen binnen het plangebied zijn onderdeel van de stedelijke groenstructuur. Dit zijn delen die grenzen aan stedelijke groenverbindingen van het Amsterdam-Rijnkanaal, het Merwedekanaal en de Leidserijn.
Binnen het bestemmingsplangebied is een aantal boomstructuren onderdeel van de stedelijke boomstructuur. Dit zijn boomstructuren langs de Kanaalweg, de Europalaan, de Beneluxlaan, de Koningin Wilhelminalaan, de Leidseweg, zone langs de Vecht en het Amsterdam-Rijnkanaal.
Ambitiedocument "Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar" 2012
Het Ambitiedocument 'Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar', vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2012, geeft de hoofdlijnen aan waarlangs de doelen een aantrekkelijk en bereikbaar Utrecht kunnen worden bereikt. De ambities voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn neergelegd in zeven beleidsprincipes:
- De gebruiker centraal in het mobiliteitsbeleid
- Kwaliteit in de openbare ruimte centraal stellen
- Levendige centra op knooppunten
- De plaats bepaalt de mobiliteitskeuze
- RSS en HOV (tram) als basis OV-systeem
- De fiets als primair vervoermiddel in de stad
- De stedelijke verdeelring wordt stadsboulevard.
Nota Stallen en Parkeren
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe parkeerbeleid van kracht. Met de uitwerkingsnota 'Parkeernormen Fiets en Auto' bepaalt de gemeente de benodigde capaciteit van het (fiets)parkeren. Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwbouw, uitbreiding van bestaande gebouwen of in geval van een functiewijziging ook fietsenstallingen te realiseren. De parkeernormen hebben een bandbreedte, om optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij de realisatie van bouwplannen.
2.4 Conclusie
Uit de beschrijving van het relevante landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid kan de conclusie getrokken worden dat het opnemen van de bestaande ruimtelijk-functionele structuur binnen het bestaande beleid past. Visies op toekomstige ontwikkeling (anders dan regulier beleid), die al openbaar zijn, komen in de toelichting aan de orde maar zijn niet in het bestemmingsplan niet meegenomen. Ze laten zien welke visies tot uitvoering kunnen worden gebracht. Bij de uitwerking van de plannen is het dan geldende beleid van toepassing.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie En Ontwikkelingen Per Deelgebied
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in de diverse deelgebieden van het plangebied en eventuele ontwikkelingen. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
3.2 Ontwikkelingen
In het grootste deel van het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd, waarbij aansluiting wordt gezocht bij het geldende bestemmingsplan. Daarnaast is sprake van een aantal locaties waar ontwikkelingen plaatsvinden. Aangezien voor een aantal ontwikkelingen nog geen concrete plannen zijn, kunnen deze nog niet juridisch mogelijk gemaakt worden. Deze ontwikkelingen zijn hieronder alleen beschreven. Voor andere ontwikkelingen zijn reeds vergunningen verleend en/of ontheffingsprocedures doorlopen. Deze bouwplannen zijn in het bestemmingsplan opgenomen en hiermee mogelijk gemaakt.
3.3 Deelgebied A
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied A
3.3.1 Bestaande situatie
Deze locatie bestaat uit het Queeckhovenplein en ligt in Zuilen. De locatie wordt begrensd door de Vechtensteinlaan, de Weeresteinlaan, het Queeckhovenplein en de Burgemeester Norbruislaan.
Het gebied heeft een woonfunctie en bestaat deels uit eengezinswoningen in 2 bouwlagen en deels uit flats in 4 en 5 bouwlagen. Op het Queeckhovenplein bevinden zich een trapveld, een basketbalveld en speelvoorzieningen. Aan de Vechtensteinlaan zijn garageblokken aanwezig.
3.3.2 Toekomstige situatie
Voor Zuilen geldt het Wijkontwikkelingsplan 2e fase (september 2003). Zie afbeelding 2. Hierin is de Queeckhovenplein aangewezen als herstructureringslocatie. Hierbij zal de bestaande bebouwing worden gesloopt en plaatsmaken voor nieuwe woningen. Aangezien deze plannen nog niet concreet genoeg zijn, kunnen deze nog niet meegenomen worden in dit bestemmingsplan. Als er een concreet plan ligt, dat niet uitgevoerd kan worden binnen het bestemmingsplan, zal hiervoor een aparte planologische procedure gevoerd worden.
In bestemmingsplan Zuilen (1997) heeft deelgebied A de bestemming Woongebied. In de doeleindenomschrijving zijn de gronden bestemd voor wonen en is een deel van het gebied aangewezen als 'zone functiemenging'. Deze ruime bestemming en de zone is ook in dit bestemmingsplan overgenomen.
Afbeelding 2: Wijkontwikkelingsplan Zuilen 2e fase
3.4 Deelgebied A1
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied A1
3.4.1 Bestaande situatie
Deze locatie bestaat uit de Huis te Zuylenlaan in Zuilen. Deelgebied Huis te Zuylenlaan wordt begrensd door de Prinses Margrietstraat, de achtererven van de Prinses Beatrixlaan en de Huis te Zuylenlaan.
De locatie Huis te Zuylenlaan bestaat uit 4 geschakelde flats van 4 en 5 bouwlagen.
3.4.2 Toekomstige situatie
Voor Zuilen geldt het Wijkontwikkelingsplan 2e fase (september 2003), zie afbeelding hierboven.
Er zijn plannen om de locatie aan de Huis te Zuylenlaan te herontwikkelen. Er zal nieuwbouw van woningen plaatsvinden. De overige plannen zijn nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan opgenomen te worden. Als dit wel het geval is, zal hiervoor zonnodig een aparte planologische procedure doorlopen worden.
3.5 Deelgebied B
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied B
3.5.1 Bestaande situatie
Deelgebied Fortlaan wordt grofweg begrensd door de Vecht, het Muiderslotplantsoen, en de Fortlaan.
Op de locatie Fortlaan bevinden zich Scheepswerf De Klop met een scheepshelling en kraan en het Special Painting Centre.
3.5.2 Toekomstige situatie
Voor Zuilen geldt het Wijkontwikkelingsplan 2e fase (september 2003), zie afbeelding hierboven.
De locatie Fortlaan is buiten de beheersverordening Zuilen gelaten omdat de planologische ruimte in het tot dusver geldende bestemmingsplan Zuilen dermate groot is, dat vertaling in de beheersverordening niet mogelijk was. Ook in het Wijkontwikkelingsplan zijn ontwikkelingen voorzien voor deze locatie. Momenteel zijn er geen concrete ontwikkelingen die meegenomen kunnen worden in het bestemmingsplan. Daarom zijn de bestaande functies vastgelegd in dit bestemmingsplan.
3.6 Deelgebied C
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied C
3.6.1 Bestaande situatie
Op de locatie bevindt zich een schoolgebouw, bestaande uit twee bouwlagen en een kap en een schoolplein. De ruimte rondom de school is groen ingericht.
3.6.2 Toekomstige situatie
In bestemmingsplan Zuilen is de ontwikkellocatie groter dan alleen het schoolgebouw. Echter, dit deel van het gebied is inmiddels ontwikkeld en als zodanig als bestaande situatie opgenomen in de beheersverordening Zuilen. De schoollocatie heeft planologisch, conform bestemmingsplan Zuilen, nog zeer uitgebreide ontwikkelmogelijkheden en kan om die reden niet worden meegenomen in beheersverordening Zuilen. Derhalve is deze locatie opgenomen in dit bestemmingsplan. Er zijn plannen om de school te renoveren. Deze plannen zijn nog in ontwikkeling. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat de ontwikkeling binnen de mogelijkheden van het geldende en nieuwe plan uitgevoerd kan worden.
3.7 Deelgebied D
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied D
3.7.1 Bestaande situatie
Het gebied is in gebruik als rijksweg A2 en bijbehorende parallelbanen, alsmede de NOUW 1.
3.7.2 Toekomstige situatie
Er zijn geen wijzigingen in de bestaande situatie voorzien. De bestaande en reeds bestemde situatie is in dit bestemmingsplan overgenomen.
3.8 Deelgebied E
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied E
3.8.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Gerbrandystraat, de Brailledreef, de Talmalaan en de spoorlijn. Op locatie bevindt zich het voormalige kantoorgebouw van de belastingdienst en bijbehorend parkeerterrein.
3.8.2 Toekomstige situatie
Deze locatie is onderdeel van het Dynamisch Stedelijk Masterplan. Tijdens een stadsdebat hebben de inwoners van Utrecht de mogelijkheid gehad om ideeën in te brengen. Vooralsnog wordt gedacht aan een herontwikkeling van de locatie met een mix van wonen en werken. Aangezien er nog geen concrete plannen zijn, kunnen deze plannen nog niet meegenomen worden in dit bestemmingsplan.
In verband met de huidige economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen van de kantorenmarkt is - onder voorwaarden - een beperkte verbreding van de functies toegestaan. Het gaat daarbij om dienstverlening, sport, bij de kantoren behorende congresfaciliteiten, congresruimte en opleidingsruimte en horeca. Bij deze functies is over het algemeen sprake van een beperkte omvang.
Omdat de functies dienstverlening en (binnen)sport en de bijbehorende congresfaciliteiten, congresruimte en opleidingsruimte en horeca zich ten dienste stellen van de gebruikers van het gebied, hebben deze functies niet of nauwelijks een verkeersaantrekkende werking en leidt de verruiming van de bestemmingen met deze functies niet tot een extra belasting van de omgeving.
Een andere mogelijke functie die geschikt is om de diversiteit te vergroten, zijn maatschappelijke voorzieningen. Maatschappelijke voorzieningen, zoals een kinderdagverblijf en voorzieningen ten behoeve van welzijn, zijn functies die over het algemeen ten dienste van de hoofdgebruikers van het gebied en passen daarom goed bij de kantoorfunctie. Bepaalde maatschappelijke functies kunnen echter gevoelig zijn voor geluid en luchtkwaliteit. Ook streeft de gemeente in bepaalde gevallen naar clustering van maatschappelijke funcites (zorg). Daarom is het niet gewenst deze rechtstreeks toe te staan maar via een wijzigingsbevoegdheid.
3.9 Deelgebied F
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied F
3.9.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Schermerhornstraat, Idenburgstraat, Oudlaan, Goeman Borgesiuslaan en de Verenigingdwarsstraat. Op locatie bevindt zich voornamelijk woningbouw. Op de hoek van de Verengingstraat en de Verenigingdwarsstraat is een horecagelegenheid vergund. Aan de Idenburgstraat is een cultureel centrum gevestigd.
3.9.2 Toekomstige situatie
Deze locatie is onderdeel van Het Masterplan Talmalaan en omgeving (oktober 2011). Dit Masterplan is gericht op kwaliteitsverbetering van de woningen en openbare ruimte en het vergroten van de woningdifferentiatie.
Afbeelding 3 - Masterplan Talmalaan
In het SpvE Talmalaan, fase 2 is aangegeven dat de bestaande bebouwing zal worden gesloopt en zal plaatsmaken voor nieuwbouw. Deze nieuwbouw past naar verwachting niet binnen het bestaande bestemmingsplan. Aangezien er nog geen concrete plannen zijn, kunnen deze nog niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Zodra dit wel het geval is, zal hiervoor een aparte planologische procedure gevoerd worden. Aangesloten is bij de nu geldende bestemming.
3.10 Deelgebied G
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied G
3.10.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Aalbersestraat, Samuel Mullerstraat, Samuel van Houtenstraat en de Troelstralaan. Op locatie bevindt zich voornamelijk woningbouw. Op de hoek van de Troelstralaan en de Samuel van Houtenstraat is het Buurtcentrum Cumulus De Leeuw gevestigd.
3.10.2 Toekomstige situatie
Deze locatie, met uitzondering van het Buurtcentrum, is onderdeel van Het Masterplan Talmalaan en omgeving, zie afbeelding hierboven. Dit Masterplan is gericht op kwaliteitsverbetering van de woningen en openbare ruimte en het vergroten van de woningdifferentiatie. In het SpvE Talmalaan, fase 1 is aangegeven dat de bestaande bebouwing zal worden gesloopt en zal plaatsmaken voor nieuwbouw. Deze nieuwbouw past naar verwachting niet binnen het bestaande bestemmingsplan. Aangezien er nog geen concrete plannen zijn, kunnen deze nog niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Zodra dit wel het geval is, zal hiervoor een aparte planologische procedure gevoerd worden. Aangesloten is bij de nu geldende bestemming.
3.11 Deelgebied H
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied H
3.11.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Pijlsweerd en wordt begrensd door de Stroomstraat, Oudenoord en Otterstraat. De locatie is momenteel in gebruik als parkeerterrein.
3.11.2 Toekomstige situatie
Er zijn geen actuele plannen voor deze locatie. Ruimtelijk gezien behoort het nog steeds tot de mogelijkheden om hier op termijn bebouwing te realiseren in aansluiting op de omliggende bebouwing en stedenbouwkundige structuur. De woonbestemming uit het nu geldende bestemmingsplan is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
3.12 Deelgebied I
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied I
3.12.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Lauwerecht en wordt begrensd door de Nolenslaan en de Draaiweg. De locatie is momenteel onbebouwd en in gebuik als tuin bij de naastgelegen woning op Draaiweg 42.
3.12.2 Toekomstige situatie
Op deze locatie is het volgens het geldende bestemmingsplan mogelijk om woonbebouwing te realiseren. Er zijn geen concrete plannen om hier woningen te bouwen. Maar op termijn zou dit stedenbouwkundig gezien tot de mogelijkheden behoren, mits dit ruimtelijk goed ingepast wordt. Dit is via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
3.13 Deelgebied J
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied J
3.13.1 Bestaande situatie
Op de locatie bevinden zich een winkelcentrum De Gaard met daarboven wonen, een parkeerterrein, een flat met woningen en een kerk.
3.13.2 Toekomstige situatie
De locatie maakt onderdeel uit van de Visie Eykmanlaan (2010). Voor het winkelcentrum De Gaard zijn er plannen in ontwikkeling om het winkelcentrum te moderniseren. Hiervoor is tot nu toe slechts een schetsplan (februari 2012) opgesteld.
Afbeelding 4: Schetsplan winkelcentrum De Gaard
Aangezien de plannen nog niet concreet genoeg zijn, kunnen deze nog niet meegenomen worden in dit bestemmingsplan. Te zijner tijd zal hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden. De geldende bestemming is overgenomen.
3.14 Deelgebied K
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied K
3.14.1 Bestaande situatie
Het gebied is in gebruik als rijksweg A12 en bijbehorende parallelbanen aan de noordzijde ter ontsluiting van het gebied Veldhuizen. Het perceel aan de zuidwestzijde is als gas meet- en regelstation in gebruik bij de Nederlandse Gasunie en is gelegen (en ontsloten) aan de Reyerscop. Langs en onder het perceel ligt een gasleiding van 40 bar.
3.14.2 Toekomstige situatie
Er zijn geen wijzigingen in de bestaande situatie voorzien. Daarom is de bestaane situatie bestemd.
3.15 Deelgebied L
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied L
3.15.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in het oostelijk deel van Leidsche Rijn en wordt begrensd door de Burgemeester Verderlaan, de Hogeweidebaan en Park Voorn. De locatie bestaat uit een kantorenstrook met 6 kantoorgebouwen, bestaande uit 2 bouwlagen. Hierin zijn diverse kantoren gevestigd, waaronder de onderwijsinspectie en de kantoorruimtes van een aantal bouwbedrijven. Er vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats. In het kantoorpand nabij de Hogeweidebaan zijn tevens de bloedbank en een psychiatrische praktijk gevestigd.
De kantoorgebouwen passen niet in de geldende bestemmingsplannen en zijn indertijd met een aparte procedure mogelijk gemaakt.
3.15.2 Toekomstige situatie
Er zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Wel is, in verband met de huidige economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen van de kantorenmarkt alleen de bestaande kantoren bestemd, en een beperkte verbreding van de functies toegestaan. Het gaat daarbij om dienstverlening en sport, bij de kantoren behorende congresfaciliteiten, congresruimte en opleidingsruimte en additionele horeca. Bij deze functies is over het algemeen sprake van een beperkte omvang. De functies zijn direct gericht op de gebruikers van het gebied. Dit geldt over het algemeen ook voor de (binnen)sport. Deze functies zorgen voor de benodigde diversiteit, hetgeen het gebied kan versterken. Juist doordat vooral de gebruikers van het kantoorgebied gebruik zullen maken van deze functies, is parkeren geen probleem.
Omdat de functies dienstverlening en (binnen)sport en de bijbehorende congresfaciliteiten, congresruimte en opleidingsruimte en additionele horeca zich ten dienste stellen van de gebruikers van het gebied, hebben deze functies niet of nauwelijks een verkeersaantrekkende werking en leidt de verruiming van de bestemmingen met deze functies niet tot een extra belasting van de omgeving.
Een andere mogelijke functie die geschikt is om de diversiteit in het kantoorgebied te vergroten, zijn maatschappelijke voorzieningen. Maatschappelijke voorzieningen, zoals een kinderdagverblijf en voorzieningen ten behoeve van welzijn, zijn functies die ten dienste staan van de hoofdgebruikers van het gebied en passen daarom goed bij de kantoorfunctie. Bepaalde maatschappelijke functies kunnen echter gevoelig zijn voor geluid en luchtkwaliteit. In bepaalde gevallen streeft de gemeente naar concentratie van maatschappelijke voorzieningen (zorg). Daarom is het niet gewenst deze rechtstreeks toe te staan en is een wijziigngsbevoegdheid opgenomen.
Kleinschalige bedrijvigheid die niet hinderlijk is voor de omgeving, categorie A en B1, is ook mogelijk op de locatie. Dit sluit aan bij de vigerende bestemmingsplanmogelijkheden.
3.16 Deelgebied M
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied M
3.16.1 Bestaande situatie
De locatie aan de Ravellaan en Kanaalweg omvat een tweetal schoolgebouwen (waarbij in het gebouw aan de Kanaalweg een kantoor van Forum is gevestigd) en een kantoorgebouw dat op dit moment in gebruik is bij de gemeente Utrecht. De bouwhoogte varieert tussen de 6 en 14 meter.
3.16.2 Toekomstige situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van Welgelegen. Welgelegen is een gebied in transformatie. Bestaande bedrijven, onderwijsinstellingen en een aantal kantoorfuncties van de gemeente Utrecht verlaten het gebied en zodoende komt er ruimte beschikbaar voor herontwikkeling. Deze ontwikkelingen zijn aanleiding geweest om in 2007 te starten met het opstellen van een integrale visie voor de herontwikkeling van Welgelegen als;
• toetsingskader voor ontwikkelingen in het gebied;
• basis voor een eventueel op te stellen bestemmingsplannen.
In de periode 2007-2010 is een discussienota opgesteld en besproken met belanghebbenden en belangstellenden. Het planproces is tijdelijk stilgelegd met als belangrijkste reden dat er geen zicht bestond op financiële haalbaarheid. De behoefte aan een toetsingskader is echter blijven bestaan en met de naderende verhuizing van de gemeente Utrecht in 2014-2015 is er ook een zekere urgentie.
De centrale positie van Welgelegen biedt het gebied kansen om door te ontwikkelen tot een woonmilieu met andere functies. De manier waarop deze opgave vorm moet krijgen komt, naast de potentie van het omliggende water, voort uit analyse van de kwaliteiten van het gebied zelf. Op grond van het nu geldende bestemmingsplan is aan de Ravellaan een maximale bouwhoogte van 24 meter toegestaan. Deze bouwhoogte wordt in het nu voorliggende bestemmingsplan overgenomen.
Van een vastgestelde visie is nog geen sprake. Vertaling zal daarom in een aparte planologische procedure plaatsvinden nadat de raad de visie heeft vastgesteld.
In dit bestemmingsplan is de bestaande bestemming overgenomen inclusief het bestaande gebruik, met dien verstande dat het kantoorvolume niet verder mag toenemen gelet op het restrictieve kantoorbeleid. Wel is de mogelijkheid van functieverbreding van een kantoorpand opgenomen om leegstand te voorkomen (zie ook bij de beschrijving van deelgebied E).
3.17 Deelgebied N
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied N
3.17.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Kanaleneiland Noord-Noord en wordt grofweg begrensd door de Rooseveltlaan, het Atleeplantsoen, de Beneluxlaan en de Van Heuven Goedhartlaan. Het deelgebied bestaat uit een woongebied in een mix van grondgebonden eengezinswoningen en hoogbouw. Daarnaast maakt ook het terrein van ziekenhuis Ouderrijn onderdeel uit van dit deelgebied. Op dit terrein bevinden zich het ziekenhuis en parkeervoorzieningen.
3.17.2 Toekomstige situatie
Voor het deelgebied geldt het gebiedsplan 'Kansrijk Kanaleneiland Noord', dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 februari 2009.
Afbeelding 5 - Plannen uit gebiedsplan 'Kansrijk Kanaleneiland Noord'
De aanwezige woningbouw is in eigendom van woningbouwcorporatie Mitros. Zij hebben plannen om de woningbouw (op termijn) deels te renoveren en deels te slopen en nieuw te bouwen. Deze plannen zijn nog niet concreet genoeg om opgenomen te worden in het bestemmingsplan. Bij de planvorming wordt aangesloten bij het gebiedsplan 'Kansrijk Kanaleneiland Noord'. Als de plannen concreet zijn, zal hiervoor zonnodig een aparte juridische procedure worden doorlopen.
Het Ziekenhuisterrein Oudenrijn (MESOS-terrein) zal worden herontwikkeld tot woningbouw. Hierbij zal een deel van de bestaande bebouwing van het ziekenhuis hergebruikt worden. De overige gebouwen worden gesloopt en maken plaats voor nieuwbouw. Voor deze ontwikkeling is in 2007 een Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Vervolgens zijn de plannen verder uitgewerkt en is door de woningbouwcrisis het woningbouwprogramma bijgesteld. Deze bijgestelde plannen worden voor akkoord voorgelegd aan de gemeenteraad. Zodra de gemeenteraad heeft ingestemd met de plannen, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden doorlopen.
Dit bestemmingsplan sluit aan bij de nu geldende bestemming.
3.18 Deelgebied O
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied O
3.18.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Transwijk aan de Van Bijnkershoeklaan. De locatie is bebouwd met een schoolgebouw.
3.18.2 Toekomstige situatie
Deze locatie maakt in de Visie Transwijk (februari 2008) onderdeel uit van de Zone Bijnkershoeklaan.
Afbeelding 6 - Toekomstige functiekaart Visie Transwijk
Op termijn is hier een transformatie naar wonen, onderwijs en zorg voorzien. Er zijn vooralsnog geen concrete plannen die vertaald kunnen worden in een bestemmingsplan. Aangesloten is bij bij de geldende planologische regeling.
Afbeelding 7 - Indicatieve invulling Zone Bijnkershoeklaan uit Visie Transwijk
3.19 Deelgebied P
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied P
3.19.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Dichterswijk, tussen de Dr. M.A. Van Tellegenlaan, het Merwedekanaal, de Koningin Wilhelminalaan en de Overste den Oudenlaan.
Op het terrein bevinden zich een aantal grootschalige (leegstaande) bedrijfspanden, een garagebedrijf, enkele (bedrijfs)woningen, een hulpwarmtecentrale en de Villa Jongerius. Aan de zuidzijde van het terrein is een aantal kantoren gevestigd. In het Merwedekanaal bevinden zich aan de oostzijde ligplaatsten voor woonschepen.
Voor Villa Jongerius is in 2009 ontheffing verleend voor het gebruik als horecagelegenheid met zalenverhuur.
3.19.2 Toekomstige situatie
De locatie maakt onderdeel uit van de plannen voor de Merwedekanaalzone (deelgebied 4) en zal in de toekomst getransformeerd worden naar een gemengd woongebied. De plannen zijn nog niet ver genoeg uitgewerkt om mee te nemen in een bestemmingsplan. Zodra dit wel het geval is, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden doorlopen. Met het nu voorliggende bestemmingsplan wordt aangesloten bij de geldende regeling voor de bedrijven en kantoren. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten. Verdere uitbreiding van het kantoorvolume is gelet op het restrictieve kantoorbeleid niet aan de orde. Verbreding van de kantoorfucnctie wordt dit bestemmingsplan wel mogelijk gemaakt.
Voor Kanaalweg 59 is op 28 maart 2012 vrijstelling (artikel 19) verleend voor de realisatie van woningbouw in 4 tot 7 bouwlagen met een hoogteaccent tot 11 bouwlagen, een horecavoorziening en de aanleg van een binnenhaven.
Afbeelding 8 - Planvoorstel uit artikel 19 dd. 28 maart 2012
Samen met de ontwikkelende partij is de gemeente nog aan het studeren op een nieuwe invulling van deze locatie. De verleende vrijstelling zal niet meer in de verleende vorm gerealiseerd worden. Daarom is deze niet overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Zodra de nieuwe plannen concreet genoeg zijn, zal dit mogelijk gemaakt worden met een nieuwe planologische procedure.
3.20 Deelgebied Q
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied Q
3.20.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Dichterswijk, tussen de Veilingstraat, Croeselaan, Heycopstraat en de Eelderdiephof.
Op het terrein bevindt zich de bedrijfspanden van Royco en Bo-rent. Aan de westzijde hiervan ligt een braakliggend perceel. Ten zuiden van het bedrijf Royco ligt een trapveldje.
3.20.2 Toekomstige situatie
De locatie maakt onderdeel uit van de plannen voor de Parkhaven (fase 5) en zal in de toekomst getransformeerd worden naar een woongebied.
Door de aanwezigheid van de bestaande bedrijven Royco en Bo-rent is woningbouwontwikkeling grotendeels pas mogelijk als de bedrijven verplaatst zijn. Uitzondering is een strook langs de westzijde van het plangebied dat reeds een woonbestemming heeft. De wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Dichterswijk West, die erop gericht is om het gebied te transformeren naar woningbouw is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
3.21 Deelgebied R
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied R
3.21.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Transwijk en wordt globaal begrensd door de Bernadottelaan, Beneluxlaan, Churchilllaan en de Rooseveltlaan. De locatie bestaat deels uit woningbouw (gestapeld in 5 bouwlagen en eengezinswoningen in 2 bouwlagen) en deels uit winkelcentrum Kanaleneiland. Op de hoek van de Churchilllaan en de Beneluxlaan bevindt zich een kantoortoren. Er zijn ook woningen vanaf de eerste verdieping van het winkelcentrum aanwezig. Bij het parkeerterrein, naast het winkelcentrum zijn twee kiosken met één horecafunctie aanwezig, alsmede een garagebox.
3.21.2 Toekomstige situatie
Deelgebied R maakt onderdeel uit van de Structuurvisie Kanaleneiland Centrum, vastgesteld op 29 juni 2006. Hierin zijn de uitgangspunten voor de toekomstige ontwikkelingen beschreven. Het programma voor de vernieuwing van Kanaleneiland Centrum bestaat uit:
- de bouw van circa 1.300 tot 1.700 woningen, waarbij sprake zal moeten zijn van hedendaagse herenhuizen en appartementen met grote differentiatie van woninggrootte en typologie;
- uitbreiding van het ROC Midden Nederland tot maximaal 39.000 m2 bvo;
- uitbreiding winkelcentrum met maximaal 12.000 m2 bvo;
- een grotendeels nieuwe invulling van het 'Niels Stenssencluster' met woningbouw, maatschappelijke en eventueel commerciële functies in de plint, bestaande voorzieningen en bestaand kantoor.
Er worden circa 500 woningen van de huidige 600 woningen gesloopt: circa 450 huurwoningen en circa 50 koopwoningen. Er is dus sprake van terugbouw en verdichting. Het woningbouwprogramma is overigens indicatief en aldus flexibel.
Afbeelding 9 - Plankaart Structuurvisie Kanaleneiland Centrum
Voor de locatie is als uitwerking van de structuurvisie een SpvE opgesteld. Het uitgangspunt hierbij is sloop en nieuwbouw van de woningen. De plannen hiervoor zijn nog in ontwikkeling. Het winkelcentrum zal in de toekomst uitgebreid worden. Hierover vindt nog onderhandeling plaats. Als de plannen voldoende concreet zijn zal hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden. Het vastgestelde beleid, zijnde de structuurvisie en het SpvE blijven hierbij van kracht.
In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande planologische rechten overgenomen, met uitzondering van de bestemming Benzineverkooppunt. Deze is niet overgenomen, aangezien deze functie nu niet aanwezig is en het ook niet gewenst is dat er een benzine verkooppunt gevestigd wordt.
3.22 Deelgebied S
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied S
3.22.1 Bestaande situatie
Op de locatie bevinden zich het ROC Midden Nederland. Aan de westzijde ligt een strook braak (oude schoolgebouwen en sporthal zijn gesloopt. Dit wordt nu deels gebruikt als parkeergelegenheid.
3.22.2 Toekomstige situatie
Voor deelgebied S geldt net als deelgebied R de Structuurvisie Kanaleneiland Centrum, vastgesteld op 29 juni 2006. Zie afbeelding en beschrijving van het programma onder de beschrijving van deelgebied R.
Het ROC dat hier is gevestigd, krijgt elders nieuwbouw. Het pand is eigendom van woningcorporatie Mitros. Na verplaatsing van het ROC wil Mitros het pand herontwikkelen. Zij denken hierbij aan wonen en maatschappelijke en commerciële functies. De planvorming hiervoor moet nog gestart worden. Te zijner tijd wordt voor deze ontwikkeling een aparte planologische procedure doorlopen. Het vastgestelde beleid, zijnde de structuurvisie blijft hierbij van kracht.
Voor de locatie wordt, overeenkomstig het geldende plan een gemengde bestemming voor maatschappelijke voorzieningen en sport opgenomen. Kantoren zijn hierbij niet langer opgenomen, aangezien in het Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 en Kantorenstrategie 2012 is aangegeven dat zeer terughoudend omgegaan moet worden met het mogelijk maken van nieuwe kantoorlocaties.
3.23 Deelgebied T [Vervallen Bij Raadsbesluit Nummer 2013.111]
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied T
3.23.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Kanaleneiland en wordt grofweg begrensd door de Afrikalaan, de Marco Pololaan en de groenvoorziening langs de Columbuslaan. In de huidige situatie is er een schoolgebouw aanwezig in 1 bouwlaag.
3.23.2 Toekomstige situatie
Voor het deelgebied geldt het gebiedsplan 'Vooruit in Kanaleneiland Zuid', dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 8 april 2010. Hierin zijn de doelstellingen beschreven voor de clustering van basisscholen en voorzieningen.
Afbeelding 10 - Toekomstige situatie scholenlocatie Afrikalaan / Marco Pololaan uit 'Vooruit in Kanaleneiland Zuid'
Op de locatie zal op termijn nieuwbouw gerealiseerd worden voor twee scholen. De huidige scholen Kaleidoscoop en de Da Costaschool zullen verplaatst worden naar deze locatie. Aangezien de planvorming nog niet concreet genoeg is, kan deze ontwikkeling nog niet meegenomen worden in dit bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de huidige maatschappelijke bestemming.
[Bij besluit van 31 oktober 2013, nummer 2013.111, heeft de gemeenteraad bestemmingsplan Marco Poloplantsoen vastgesteld. Daarmee is de in dit bestemmingsplan opgenomen regeling voor deelgebied T vervallen.]
3.24 Deelgebied U
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied U
3.24.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in Transwijk en wordt begrensd door de Lomanlaan en het Park Transwijk. De locatie bestaat uit een aantal kantoorgebouwen. Het kantoorgebouw aan de zuidzijde, De Zusters, biedt plaats aan maatschappelijke functies en bestaat uit twee torens van 10 bouwlagen op een onderbouw. Het kantoorgebouw aan de noordzijde bestaat uit twee torens van 8 bouwlagen.
3.24.2 Toekomstige situatie
De locatie maakt onderdeel uit van de Zone Lomanlaan in de Visie Transwijk (februari 2008).
Afbeelding 11 - Indicatieve invulling Zone Lohmanlaan uit Visie Transwijk
De Zone Lohmanlaan is één van de twee zones die een intermediair vormt tussen het park en woongebied en bijdraagt aan de ruimtelijke samenhang in het totale gebied.
Gezien de ligging, binnen een wijk en aan een park, is een functionele ontwikkeling gewenst van kantoren naar woningbouw. Het geschetste beeld voor deze zone is 'geclusterde bebouwingsschijven op een groen tapijt'. Transparantie en openheid van het gebied zijn daarbij kernwoorden. Dit staat in relatie tot het concept van de interne groenstructuur voor Transwijk, waarbij zicht en beleving van park en water vanuit de woonbuurten en de Koningin Wilhelminalaan centraal staan. De zone fungeert als een overgangsgebied tussen woonbuurt en park. Er zijn nog geen concrete plannen voor deze herontwikkeling. Zodra dit wel het geval is, zal hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden. In dit bestemmingsplan is de geldende bestemming overgenomen, met dien verstande dat verdere toename van het kantoorvolume niet gewenst is. Wel is onder voorwaarden een verbrede invulling van de kantoorpanden mogelijk gemaakt ten behoeve van dienstverlening, sport, horeca, congresfaciliteiten en onder voorwaarden maatschappelijke voorzieningen.
3.25 Deelgebied V
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied V
3.25.1 Bestaande situatie
Hier bevindt zich het zorgcomplex Albert van Koningsbruggen. Dit zorgcomplex is verouderd en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Herontwikkeling is gewenst.
3.25.2 Toekomstige situatie
In de Ruimtelijke Visie Transwijk (2008) is aangegeven dat de verschillende zorginstellingen in Transwijk hebben aangegeven dat hun zorgaanbod in verouderd is, en niet meer past bij hedendaagse zorgconcepten. De wens is om nieuwe voorzieningen te maken met een meer open en toegankelijk karakter waarin zorg en zorgwonen gecombineerd wordt met 'gewone' (ouderen) huisvesting. Vanuit stedelijk beleid is geconstateerd dat in Kanaleneiland en Transwijk een overschot aan zorgvoorzieningen aanwezig is, zogenaamde intramurale zorg. Een deel van dit programma zal beter over de stad verspreid moeten gaan worden. Met het verdwijnen van een deel van het zorgaanbod ontstaan mogelijkheden om extra woningen toe te voegen in Transwijk.
Afbeelding 12 - Indicatieve invulling Zuidpunt Transwijk uit Visie Transwijk
Als functionele ontwikkeling wordt voor deze locatie in de Ruimtelijke Visie een transformatie naar wonen, of naar een combinatie van wonen en (minder) zorg wenselijk geacht. Bij herontwikkeling dient te worden ingezet op de bijzondere ligging en kwaliteit van deze locatie. De locatie biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig woongebied in een parkachtige setting. Een woonmilieu dat niet/nauwelijks voorkomt in Kanaleneiland, en daarom een goede toevoeging betekent.
Het uitgangspunt hierbij is parkbebouwing in een ruime groene situering, aansluitend aan het bestaande park. Zodanig dat de locatie, na herontwikkeling, als het ware een vloeiend onderdeel wordt van het bestaande park.
Aangezien er nog geen concrete plannen zijn, kan deze ontwikkeling nog niet meegenomen worden in het bestemmingsplan. Zodra er concrete plannen zijn, zal hiervoor een aparte procedure doorlopen worden. Met het bestemmingsplan wordt aangesloten bij het nu geldende bestemmingsplan, waarbij uitbreiding van het kantoorvolume niet aan de orde is gelet op het restrictieve beleid.
3.26 Deelgebied W
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied W
3.26.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt in de Merwedekanaalzone en wordt grofweg begrensd door de Beneluxlaan, het Merwedekanaal en de Kanaalweg. De locatie bestaat voor een groot gedeelte uit een bedrijventerrein. Het gebied omvat enkele bedrijven, kantoren en een grote vestiging van een bouwmarkt. Daarnaast ligt een deel van de het Merwedekanaal binnen het plangebied.
3.26.2 Toekomstige situatie
De visie Merwedekanaalzone uit 2005 stelt voor om deelgebied 5 te transformeren naar hoogwaardig werken en wat woningbouw. De jaren daarna is de druk op binnenstedelijke woningbouw toegenomen. Nu is daarom het voornemen dat deelgebied 5 zich transformeert naar grotendeels woningbouw met ook werken en voorzieningen. Hiervoor is een strategie bepaald. In het totale deelgebied 5 van de visie kunnen zo'n 3.000 woningen gerealiseerd worden. In het noordelijk deel is de planning om de transformatie vanaf 2020 te starten. De transformatie van het zuidelijk deel hangt af van particuliere initiatieven.
De ontwikkeling is op dit moment te onzeker om te kunnen faciliteren in het onderhavige bestemmingsplan. De geldende planologische mogelijkheden zijn daarom overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Uitzondering hierop is de vrijstellingsmogelijkheid voor volumineuze detailhandel. Er is nu 1 bouwmarkt gevestigd in het plangebied. Deze is aangeduid op de verbeelding. Nieuwvestiging van volumineuze detailhandel is niet gewenst. Hiervoor is een aantal bedrijventerreinen specifiek aangewezen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet mogelijk.
3.27 Deelgebied X
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied X
3.27.1 Bestaande situatie
Het gebied is in gebruik als rijksweg A12 en bijbehorende bermen, parallelbanen, en op – en afritten. De gronden langs de Rijkswegen hebben een groene inrichting. Dit geldt ook voor het meeste oostelijk deel van het plangebied.
3.27.2 Toekomstige situatie
Er zijn geen wijzigingen in de bestaande situatie voorzien. Daarom is de bestaande situatie in het bestemmingsplan vastgelegd.
3.28 Deelgebied Y
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied Y
3.28.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt aan de zuidkant van Utrecht en bestaat uit de woonboulevard en een deel van de A12. De locatie wordt begrensd door de Australiëlaan, de Nieuw Amsterdamlaan, Europalaan, Winthontlaan, het Merwedekanaal en de A12 en de Van Rensselaerlaan.
Op de locatie is voornamelijk detailhandel gevestigd op het gebied van meubelinrichting, keukens en badkamers. Deze grootschalige detailhandel was op basis van het vigerende bestemmingsplan mogelijk via een vrijstelling. Het gebied heeft een belangrijke functie voor Utrecht als meubelboulevard. Dit is in de loop der jaren zo gegroeid. Enkele percelen hebben een bedrijfsmatige functie, het gaat dan vooral om opslag. Daarnaast zijn er een aantal kantoren behorende bij bedrijven aanwezig. Op de hoek van de Australiëlaan en de Vrieslantlaan bevindt zich een zelfstandig kantoor.
Centraal in het westelijk deel van de locatie ligt een groenvoorziening met een horecagelegenheid (snackbar).
Op enkele plekken zijn woningen aanwezig. Het betreft bedrijfswoningen die zich boven de detailhandel bevinden. Aan de Winthontlaan bevinden zich een verkooppunt voor motorbrandstoffen en een standplaats voor detailhandel (vishandel). Aan de zuidzijde van de locatie bevindt zich de A12.
3.28.2 Toekomstige situatie
In het detailhandelsbeleid (Ontwikkelkader detailhandel 2012) is aangegeven dat winkels in principe thuis horen in winkelgebieden. Voor sommige (type) winkels wordt een uitzondering gemaakt, omdat ze niet passend dan wel wenselijk zijn vanwege de aard en/of grootte van de producten of een negatieve invloed hebben op het functioneren dan wel de uitstraling van het winkelgebied. Utrecht wil ook aan dergelijke type winkels de ruimte bieden om zich te vestigen, vanuit de gedachte haar inwoners en bezoekers een zo'n compleet mogelijk aanbod te geven. Hierbij worden echter wel randvoorwaarden in de vorm van branchebeperkingen gesteld.
De locatie betreft de Woonboulevard Utrecht. In het beleid is aangegeven dat voor winkelaanbod gericht op wonen vanwege het koopgedrag (dure aankopen, breed oriënteren, kijken en vergelijken) een sterke mate van thematische clustering voor de hand ligt. Woonboulevard Utrecht is een no nonsense sterke woonboulevard, met een breed assortiment op het gebied van wonen, eventueel aangevuld met grootschalig elektronica (bruin- en witgoed). In het detailhandelsbeleid is aangegeven dat er voor de woondetailhandel veel marktkansen zijn, waarvoor ruimte gegeven zal worden op de twee clusters in Overvecht en de woonboulevard. Volumineuze detailhandel gericht op woninginrichting, badkamers, keukens en electronica wordt in voorliggend bestemmingsplan rechtsreeks toegestaan binnen de bestemming Bedrijf.
In de bedrijventerreinenstrategie 2012 is aangegeven dat de nadruk de komende jaren zal liggen op het up-to-date houden van de bestaande locaties en niet op uitbreiding van bedrijventerreinen. Op bepaalde bedrijventerreinen is functiemenging wenselijk, maar een verdere verkantorisering is niet gewenst. Dit leidt tot leegstand van bestaande kantoren en gaat ten kosten van ruimte voor bedrijven waarvoor de terreinen zijn bedoeld. Voor het bestaande kantoorgebouw op de hoek van de Drommedarislaan en de Europalaan is de bestemming Bedrijf met aanduiding 'kantoor' opgenomen. Verder is kantoorruimte alleen ondergeschikt toegestaan. Verbreding van functies binnen bestaande zelfstandige kantoren wordt onder voorwaarden met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Het is niet meer toegestaan om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren, aangezien dit beperkingen oplevert voor een optimaal gebruik van de bedrijfsbestemming.
Op termijn zijn er plannen om een deel van de bestaande panden te renoveren (aan de van Renselaerlaan). Ter plaatse van de percelen tussen de Hollantlaan en Nieuw Amsterdamlaan zijn er plannen om nieuwbouw te realiseren en daarmee te intensiveren en enkele hoogteaccenten toe te voegen. Deze plannen zijn echter nog niet concreet genoeg om meegenomen te worden in dit bestemmingsplan. Zodra dit wel het geval is, zal hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden.
De planologische mogelijkheid voor een benzineverkooppunt aan de Zeelantlaan uit het oude plan is niet op de aangegeven locatie gerealiseerd, maar aan de Winthontlaan. Het bestaande benzineverkooppunt aan de Winthontlaan is positief bestemd. De locatie aan de Zeelantlaan komt te vervallen. Aangesloten is bij de geldende juridisch planologische regeling.
3.29 Deelgebied Z
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied Z
3.29.1 Bestaande situatie
Deze locatie ligt aan de zuidkant van Utrecht, direct ten zuiden van de A12 en wordt begrensd door de A12, het Merwedekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal. De ontsluitingsweg naar de IKEA valt buiten het plangebied, aangezien deze is meegenomen in het bestemmingsplan Woonboulevard kanaleneiland IKEA, e.o..
Westraven bestaat voornamelijk uit bedrijven, zowel grootschalig als kleinschalig. Er is ook relatief zware bedrijvigheid gevestigd (benzineoverslag). Aan het Amsterdam-Rijnkanaal, direct ten zuiden van de A12 bevindt zich een kantoor van Rijkswaterstaat. Nabij de afslag van de A12 ligt het transferium en een hotel. Aan de zijde van het Merwedekanaal is in het zuidelijke deel kleinschalige bedrijvigheid gevestigd met opslag. Langs de kade liggen hier een aantal woonschepen. In de uiterste zuidpunt van de locatie bevindt zich een gemaal. Ten noorden van de Europalaan zijn aan het Merwedekanaal wat grotere bedrijfs- en kantoorgebouwen aanwezig.
De Europalaan doorsnijdt het gebied. Langs deze weg ligt ook de sneltramlijn naar Nieuwegein.
3.29.2 Toekomstige situatie
Mogelijk gaan op termijn nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden op het terrein van Rvob en Shell (tussen de benzineoverslag en het transferium). In het kader van de realisering van het kantoorgebouw van RWS is afgesproken om in het aangrenzende gebied geen zware industriefuncties meer mogelijk te maken ten gunste van het verblijfsklimaat. De Rgd overweegt uitbreiding van het bestaande kantoorpand in de toekomst. Voor de toevoeging van kantoorvolume zijn nog geen concrete plannen. Daarom wordt in dit bestemmingsplan aangesloten bij de bestaande situatie en de geldende planologische regeling. Functieverbreding van de kantoorfunctie wordt wel mogelijk gemaakt onder voorwaarden
3.30 Deelgebied Aa
Luchtfoto met begrenzing plangebied deelgebied AA
3.30.1 Bestaande situatie
Ter plaatse van het bouwvlak in bestemmingsplan Overvecht – Noordelijke Stadsrand dat aan de kant van de Kapelweg ligt staat een hoofdgebouw dat bestaat uit twee woningen. Op de locatie van het andere bouwvlak staat een schuur. Verder staat er een schuur langs de Huis te Veenweg, die voorheen ook als woning is gebruikt (“Kapelweg 2A”).
3.30.2 Toekomstige situatie
In bestemmingsplan Blauwkapel, vastgesteld op 6 februari 2003, was een speciale regeling voor dit perceel opgenomen. Die regeling beoogde het aanzicht en de bebouwingsstructuur van het fort te verbeteren door de sloop van schuren te bevorderen en tegelijkertijd de eigenaar de mogelijkheid te bieden voor de bouw van een extra, vrijstaande woning aan de Huis te Veenweg.
Abusievelijk is deze speciale regeling niet overgenomen in het nu geldende bestemmingsplan, terwijl de gemeente en de eigenaar nog steeds de invulling wensen die in bestemmingsplan Blauwkapel is opgenomen. De nieuwe bestemming zal daarom teruggrijpen op de regeling van bestemmingsplan Blauwkapel waarin de ontwikkeling als volgt beschreven stond:
“De nieuw te bouwen woning op het perceel Kapelweg 2-4 dient binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak achter de bestaande woningen Kapelweg 2-4 te worden gesitueerd, om vanaf de Kapelweg gezien, een zo goed mogelijke zichtrelatie te houden met het omringende gebied. De woning moet zich richten op de nog aan te leggen ontsluitingsweg. Vanwege de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit verdraagt de op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan aanwezige bebouwing zich niet met een toevoeging van een gebouw op het betreffende perceel. De bouwmogelijkheid van een derde woning op het perceel is daarom gerelateerd aan het verwijderen van een tweetal schuren, waaronder het nu als woning gebruikte gebouw “Kapelweg 2A”. Een toevoeging zou namelijk een nog rommeliger beeld opleveren en bovendien de hierboven geschetste zichtrelatie in de weg staan.” (Voorschriften bestemmingsplan Blauwkapel, artikel 5, lid B, onder 2.).
Bovenstaande uitgangspunten zijn ook in het nu voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden Geldend Voor Alle Deelgebieden
4.1 Milieu-effectrapportage En Strategische Milieu Beoordeling
4.1.1 Kader
Het doel van een milieu effect rapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben
In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Echter op grond van een uitspraak van het Europese Hof (van 17/10/2009(C-255/08) dienen ook initiatieven die niet voldoen aan de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. kritisch bekeken te worden of deze milieueffecten kunnen hebben. Indien dit het geval is dient hiervoor ook een MER of m.e.r-beoordeling te worden opgesteld.
4.1.2 Plangebied en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er vinden daarom met dit bestemmingsplan geen activiteiten plaats die de geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschrijden. Tevens zijn er, zoals blijkt uit de beschrijving van de milieuaspecten, geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.
4.2 Geluidhinder
4.2.1 Kader
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven.
De regels van de Wet geluidhinder, ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs en zorg) zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De Wet geluidhinder ziet alleen toe op zaken die nieuw zijn of veranderen, zoals:
- bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of gezoneerde industrieterreinen;
- bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe wegen (niet bij wegen waarvoor een maximum snelheid van minder dan 50 km/u geldt);
- reconstructie van wegen of wijzigen van gezoneerde industrieterreinen.
Voor bestemmingsplannen waarbij sprake is van een uitwerking of een wijziging (als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening) mag op grond van de Wet geluidhinder de toetsing aan de Wet geluidhinder ook plaatsvinden bij de opstelling van het uitwerkingsplan of wijzigingsplan.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde en een maximale ontheffingswaarde. In onderstaande tabel zijn de normen voor nieuwe woningen per bronsoort gegeven. Voor wijzigingen van geluidsbronnen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gelden afwijkende normen.
Voorkeursgrenswaarde | Maximale ontheffingswaarde | ||||
Wegverkeer | Binnenstedelijk | 48 dB | 63 dB | ||
Buitenstedelijk (rijkswegen) | 48 dB | 53 dB | |||
Railverkeer | 55 dB | 68 dB | |||
Industrielawaai | 50 dB(A) | 55 dB(A) |
Indien de geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde bevindt zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan (uitgezonderd zgn. dove gevels). Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient het bestuur op basis van een akoestisch onderzoek een afweging te maken. Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De procedure voor het verlenen van een ontheffing loopt parallel met de planprocedure (bestemmingsplan danwel wijzigingsplan of uitwerkingsplan).
Op grond van de Geluidnota Utrecht 2007 gelden de volgende voorwaarden bij een hogere waarde:
1. Er dient een reden te zijn om van de voorkeursgrenswaarde af te wijken, die past binnen de ontheffingscriteria.
2. Er dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden:
- Iedere woning dient te beschikken over een geluidsluwe gevel;
- De woning bevat voldoende verblijfsruimten aan de geluidsluwe gevel, te weten 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van de oppervlakte van het verblijfsgebied;
- Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag er in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan op de geluidsluwe gevel.
4.2.2 Plangebied en conclusie
Dit voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in het direct bestemmen van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, industrieterreinen of het wijzigen van infrastructuur of industrieterreinen in situaties waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Op een aantal plaatsen worden via een wijzigingbevoegdheid of uit te werken bestemming nieuwe ontwikkelingen toegestaan waarbij vermoedelijk de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Overeenkomstig de Wet geluidhinder is het mogelijk om de formele toetsing aan het gestelde in de Wet geluidhinder bij de vaststelling van het wijzigingsplan of uitwerkingsplan plaats te laten vinden. Voor het overige is een specifieke gebruiksregel opgenomen ter bescherming van geluidgevoelige (maatschappelijke functies).
In het kader van de beschouwing van een goede ruimtelijke ordening is de geluidssituatie bij de planvorming afgewogen. Deze afweging heeft op hoog abstractieniveau plaats gevonden op basis van de resultaten van de EU kartering 2011 of recent uitgevoerde onderzoeken in het kader van andere planvorming. Voor de gebieden met wijzigingsbevoegdheid of uit te werken bestemming geldt dat de geluidsbelasting naar huidig inzicht de maximale ontheffingswaarde niet overschrijdt. Derhalve kan thans worden gesteld dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening gerelateerd aan het voorliggende planniveau. Dit is mede van belang in relatie tot de beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De geluidzones van de bestaande gezoneerde industrieterreinen zijn op de verbeelding opgenomen.
4.3 Geur
4.3.1 Kader
Bepaalde bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor specifieke bedrijven is in de Wet milieubeheer een richtwaarde aangegeven voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties. In de directe omgeving van het bedrijf zijn vanuit de norm van de Wet milieubeheer beperkingen gesteld aan de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkeling van gevoelige bebouwing (met name wonen). Kleinere bedrijven zoals horecavestigingen, of een bakkerij kennen soms ook geurhinder, maar daarvoor zijn geen richtlijnen opgesteld. Daarnaast kan de mestopslag bij agrarische bedrijven geurhinder veroorzaken. Door een geschikte locatie van de mestopslag te bepalen, is een deel van de hinder te voorkomen. Echter bij grotere bedrijven is voldoende afstand ten opzichte van woningen van derden noodzakelijk. Dit wordt geregeld in de bestemmingsplanregels.
4.3.2 Plangebied en conclusie
Binnen het plangebied of in de directe omgeving ervan worden geen nieuwe bedrijven toegestaan (industriële) geurhinder veroorzaken. Daarnaast worden ook geen nieuwe categorien toegestaan die als geurgevoelig aangemerkt worden (wonen, ziekenhuizen, scholen, verblijfsrecreatie). Van een geurcontour is geen sprake in dit bestemmingsplan. Gezien vorenstaande is een onderzoek voor wat betreft het aspect geur niet noodzakelijk.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Kader
In bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Naast de bedrijven kan ook het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water en door buisleidingen, risico's opleveren. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd.
De normen en richtlijnen voor externe veiligheid zijn onder andere vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs, voor transport over weg, spoor en water; laatste herziening d.d. 31-7-2012) ).Deze circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico;
- het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Hierin is voorgeschreven dat kwetsbare bestemmingen voldoende afstand moeten houden tot bedrijven en transportroutes en kunnen beperkingen aan de bebouwingsdichtheid wenselijk zijn.
In de circulaire Rnvgs staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) bestaat uit de kans op het overlijden van een onbeschermd persoon die zich 24 uur nabij de ongevallocatie bevindt. De normhoogte voor PR bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de verbeelding) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels
Het groepsrisico (GR) geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte kan overlijden ten gevolge van een calamiteit. Voor het GR is een zogeheten oriënterende waarde vastgesteld - voor transport bedraagt deze waarde 10-4/jaar bij 10 doden, 10-6/jaar bij 100 doden enzovoort. Het GR is een oriënterende waarde; van deze waarde kan onder voorwaarden worden afgeweken. De circulaire Rnvgs verplicht ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens de circulaire Rnvgs moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen niet sturen op aantallen vervoersbewegingen.
Het lokale verkeer van gevaarlijke stoffen wordt in het kader van de routeringsregeling geregeld via jaarlijks door vervoerders aan te vragen ontheffingen. De omvang van dit lokale transport is zo gering dat de norm voor PR niet wordt bereikt en het GR ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Het risico bij transportassen wordt veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging van een transportmiddel (tankwagon, schip) als gevolg van een ongeval, bijvoorbeeld een aanrijding en/of door brand. Hierdoor kan een deel of de gehele lading vrijkomen. De meest relevante stoffen zijn vloeibare gassen (b.v. LPG), brandbare vloeistoffen (b.v. benzine) en giftige stoffen. Bij een ongeval met vloeibaar gas kan dat gas vrijkomen en ontbranden met het mogelijk ontploffen van een tankwagon tot gevolg. Een ongeval met brandbare vloeistof zal leiden tot een grote brand met veel hittestraling. Een ongeval met giftige stoffen zal vaak leiden tot de vorming van een giftige gaswolk.
Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. In de loop van 2013 zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, wettelijk worden verankerd. Dit gebeurt door het aanpassen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een nieuw vast te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev). Het Btev zal de afstanden tussen transportroutes en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen gaan beschrijven. Vooruitlopend hierop zijn die uitgangspunten nu reeds vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de bevoegde gezagen wordt verwacht dat zij toepassing geven aan de circulaire en daarmee anticiperen op het Basisnet. De transportfrequenties, opgenomen in de circulaire, corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de berekening van de risico's ten behoeve van dit plan is om bovenstaande reden uitsluitend gerekend met de Basisnet uitgangspunten.
4.4.2 Plangebied
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
De relevante transportassen liggen voor vrijwel alle deelgebieden op grote afstand van het plangebied. Drie deelgebieden bestaan (grotendeels) uit transportassen voor gevaarlijke stoffen (deelgebieden D, K en X). De deelgebieden D en X bevatten geen (beperkt) kwetsbare objecten en er zijn geen wijzigingen in de transportassen voorzien. Nadere beschouwing is niet nodig. De deelgebieden E, F, G, N, Y en Z liggen wel nabij relevante transport assen en in deelgebied K bevindt zich een beperkt kwetsbaar object. Deze deelgebieden worden hieronder nader toegelicht.
Deelgebied K
Voor de toetsing van het plaatsgebonden risico ten behoeve van dit plan is rekening gehouden met de Basisnet uitgangspunten. Deze toets geldt overigens uitsluitend voor het gasmeet en -regelstation aan de Reijerscop 28; dit is in relatie met de A12 een beperkt kwetsbaar object. Voor de A12 geldt ter hoogte van de Reijerscop 28 een PR=10-6 contour van 26 meter, gerekend vanaf het midden van de weg. De contour komt daarmee niet buiten de grens van het snelwegtracé.
Volgens het Basisnet zijn ook zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden (PAG) vastgesteld. Voor de A12 geldt zo'n PAG en bedraagt 30 meter vanaf het midden van de weg. Deze PAG heeft uitsluitend een overlap met de verkeersbestemming en heeft daarom geen consequenties voor het plangebied.
Deelgebied E, F en G
De spoorlijn Utrecht – Amersfoort grenst aan deelgebied E, ligt op 200 meter van deelgebied F en 170 meter van deelgebied G. De spoorlijn maakt geen deel uit van het Basisnet. Dit betekent dat er voor deze spoorlijn geen risicoruimte wordt opgenomen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en dat in verband met het berekenen van het groepsrisico uitgegaan kan worden van nul transporten. De consequentie hiervan is dat er geen enkele PR contour bestaat en dat het groepsrisico gelijk aan nul is.
Deelgebied N en R
Voor dit deelgebied is het Amsterdam-Rijnkanaal van belang. Voor het Amsterdam-Rijnkanaal bestaat geen PR 10-6 contour die op de oever komt. Wel zal er op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied gaan gelden. Het plangebied blijft echter buiten het PAG zodat nadere beschouwing niet nodig is.
Het groepsrisico is laag en wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam-Rijnkanaal legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan. De onderbouwing van de conclusies en de verantwoording van het groepsrisico zijn weergegeven in bijlage 1 en 2.
Deelgebied Y en Z
Vervoer over het water
Voor het Amsterdam-Rijnkanaal bestaat geen PR 10-6 contour die op de oever komt. Wel zal er op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied gaan gelden. Nieuwe bebouwing zal worden uitgesloten door de bouwvlakken te positioneren buiten deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het groepsrisico is laag en wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam-Rijnkanaal legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
Vervoer over de A12
Voor de A12 ter hoogte van het plangebied bestaat volgens het Basisnet een PR=10-6 contour van 25 meter. Vanwege de breedte van de A12 ter plaatse komt de PR=10-6 contour niet buiten de grens van het snelwegtracé.
Daarnaast geldt er volgens de uitgangspunten van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Binnen dit PAG bevinden zich in het plangebied geen bestemde bouwvlakken. Het groepsrisico is vrij hoog maar blijft onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de afwegingen die ten behoeve van het basisnet zijn gedaan, wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het wegvervoer van gevaarlijke stoffen legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
Voor de onderbouwing van de conclusies en voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar bijlage 3, 4 en 5.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In of nabij vrijwel alle deelgebieden van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Uitzondering hierop zijn deelgebied A, B, D, K, Y en Z.
Deelgebied A en B
Buiten het plangebied, aan de noordzijde van de Vecht loopt een hogedruk aardgastransportleiding. Deze leiding is van invloed op het plangebied. Het risico bij aardgasleidingen wordt vooral veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging bij graafwerkzaamheden etc. Het vrijkomende gas zal tot een ontploffing leiden gevolgd door brand.
Vanwege de risico's is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb beschrijft de afstanden tussen buisleidingen en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Op geen enkele plek langs het beschreven tracé bestaat er een PR=10-6 contour. De belemmeringenstrook bevindt zich op ruime afstand van het plangebied en is niet relevant. Volgens uitgevoerde berekeningen van de groepsrisico's bestaat er op geen enkele plek langs het tracé van de aardgasleiding een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Voor de onderbouwing van de conclusies en een verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar bijlage 6 en 7.
Deelgebied D
In het noordelijk deel van deelgebied D lopen enkele hogedrukaardgasledingen onder de A2 door.
Het risico bij aardgasleidingen wordt vooral veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging bij graafwerkzaamheden etc. Het vrijkomende gas zal tot een ontploffing leiden gevolgd door brand.
Toetsing van het plaatsgebonden risico is hier niet aan de orde. Enerzijds bevinden er zich geen PR=10-6 contouren rond de leidingen, anderzijds bevinden er zich binnen het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten.
Op basis van het Bevb en de bijbehorende regeling (Revb) moet een zone langs de leiding gereserveerd worden van 4 meter aan weerszijden ten behoeve van onderhoud, inspecties etc., de zogenaamde belemmeringenstrook.
Deelgebied K
In het meest westelijke deel van het plangebied lopen enkele hogedrukaardgasledingen, onder andere onder de A12 door.
Toetsing van het plaatsgebonden risico is hier niet aan de orde. Enerzijds bevinden er zich geen PR=10-6 contouren rond de leidingen, anderzijds bevinden er zich binnen het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het gasmeet en -regelstation aan de Reijerscop 28 wordt ten opzichte van de gasleidingen beschouwd als een onderdeel van het aardgastransportsysteem.
Op basis van het Bevb en de bijbehorende regeling (Revb) moet een zone langs de leiding gereserveerd worden van (in de meeste gevallen) 4 meter aan weerszijden ten behoeve van onderhoud, inspecties etc., de zogenaamde belemmeringenstrook. De leidingen en de belemmeringenstroken zijn op de verbeelding weergegeven. In de planregels zijn voorschriften opgenomen over het gebruik van die strook.
Deelgebied Y en Z
Binnen het deelgebied Z bevindt zich een trace van een brandstof transportleiding. Voor het leidingtracé bevindt de PR=10-6 contour zich op minder dan 5 meter van de leiding en valt daarmee binnen de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen deze belemmeringenstrook bevinden zich geen gebouwen en andere objecten. Het plan voldoet daarmee aan de afstandseisen uit het Bevb.
Het groepsrisico is beperkt en zal ruim onder of rond de grens van 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijven. In combinatie met o.a. de goede bereikbaarheid van hulpdiensten en de goede zelfredzaamheid van personen in de nabijheid van de leiding wordt het risico als acceptabel beschouwd.
Voor de onderbouwing van de conclusies en voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar bijlage 3, 4 en 5.
Bedrijven die vallen onder het Bevi
In vrijwel alle deelgebieden van het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied. Uitzondering hierop zijn de deelgebieden D, N, V, W en Z.
Deelgebied D
Op het bedrijventerrein Wetering Noord, aan de Proostwetering is een LPG tankstation gevestigd. Het LPG vulpunt van het station ligt op enige afstand van het station zodat de PR=10-6 contour van het vulpunt een kleine overlap heeft (maximaal ca. 25 meter) met het plangebied. Toetsing van het plaatsgebonden risico is niet aan de orde omdat het uitsluitend om de bestemming 'Verkeer' gaat.
Ook het invloedsgebied heeft een overlap met het plangebied. Berekening en verantwoording van het groepsrisico is echter niet aan de orde omdat het plangebied per definitie (bestemming 'Verkeer') niets bijdraagt aan het groepsrisico.
Deelgebied N
Iets buiten het bestemmingsplangebied ligt een tankstation waar ook LPG wordt verkocht. Dit tankstation is van invloed op het plangebied. De verkoop van LPG leidt tot veiligheidsrisico's vanwege het mogelijk vrij kunnen komen van LPG, en het ontbranden daarvan, en het ontploffen van een LPG tankauto. Vanwege de veiligheidsrisico's bij het tankstation is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
LPG verkooppunt 24 Oktoberplein
Aan zowel de grenswaarden als richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan de overige afstandscriteria m.b.t. het ondergrondse LPG reservoir en de afleverzuil wordt eveneens voldaan. Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er een grote overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Deze overschrijding zal blijven bestaan nadat tankauto's zullen zijn voorzien van een hittewerende coating; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht.
In de QRA is onderzocht of het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde gebracht kan worden door een aantal maatregelen te nemen bij het station, zoals het instellen van zogenaamde venstertijden en het verkleinen van de maximale LPG voorraad in het ondergrondse reservoir. Uit de QRA blijkt dat ook met die maatregelen nog een aanzienlijke overschrijding van de oriëntatiewaarde blijft bestaan.
Met de exploitant van het tankstation is consensus over het opnemen van deze maatregelen in de milieuvergunning. Met het borgen van deze maatregelen wordt de veiligheidssituatie sterk verbeterd.
Tegelijkertijd is met de exploitant van het tankstation gesproken over de afspraken die zijn vastgelegd in het zogenaamde Convenant LPG-autogas van 22 juni 2005. In dat convenant heeft de LPG branche zichzelf opgelegd de verkoop van LPG te stoppen indien het groepsrisico niet teruggebracht kan worden tot onder de oriëntatiewaarde. Omdat de afspraken in het convenant niet afdwingbaar zijn, heeft de gemeente geen mogelijkheden om het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde te krijgen. Gelet hierop wordt het risico geaccepteerd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
De onderbouwing van de conclusies over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico zijn weergegeven in bijlage 1 en 2.
Deelgebied V
Vlak buiten het plangebied ligt één tankstation waar ook LPG wordt verkocht. Het invloedsgebied van dit tankstation heeft een overlap met het plangebied.
LPG verkooppunt Beneluxlaan/Europalaan
Voor deelgebied V is er geen overlap met één van de PR contouren. Toetsing is niet relevant.
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er net geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
De onderbouwing van de conclusies over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen in bijlage 8, 9, 10 en 11.
Deelgebied W
Vlak buiten het plangebied liggen twee tankstations waar ook LPG wordt verkocht. Ook bij het GVU gaat het om het tanken van LPG. De invloedsgebieden van alle drie bedrijven hebben een overlap met het plangebied.
LPG verkooppunt Beneluxlaan/Europalaan
Aan zowel de grenswaarden als richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan het afstandscriterium m.b.t. het ondergrondse LPG reservoir wordt eveneens voldaan. De LPG afleverzuil ligt te ver weg, toetsing van het PR is niet relevant.
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er net geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
LPG verkooppunt Europalaan 6
Voor deelgebied W zijn er geen overlappen met één van de PR contouren. Toetsing is niet relevant.
Volgens een uitgevoerde indicatieve berekening van het groepsrisico bestaat er net geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
LPG verkooppunt Europalaan 8 (GVU)
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt niet voldaan. Zodra de maatregelen van de branche (coating op tankauto's) in de wetgeving zijn verankerd, zal wel aan de richtwaarde worden voldaan.
Contouren die horen bij de afstandscriteria m.b.t. de ondergrondse LPG tank en de afleverzuil hebben geen overlap met deelgebied W, toetsing is niet relevant.
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning. Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
De onderbouwing van de conclusies over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico van alle drie genoemde bedrijven zijn weergegeven in bijlage 8, 9, 10 en 11.
Deelgebied Z
Binnen deelgebied Z bevindt zich een brandstoffendepot. Hier vindt opslag plaats van benzine en diesel in grote bovengrondse tanks. Het belangrijkste risico wordt gevormd door de mogelijkheid van het ontstaan van een zeer grote brand.
Vanwege de veiligheidsrisico's bij dit bedrijf is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het brandstoffendepot wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico wordt eveneens voldaan. Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd.
Voor de onderbouwing van de conclusies en voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar bijlage 3, 4 en 5.
Andere bedrijven met risicoaspecten
Deelgebied P
In het deelgebied P bevindt zich een hulpwarmtecentrale aan de Kanaalweg. Deze centrale komt ook voor op de Risicokaart in verband met de opslag van brandbare vloeistoffen in bovengrondse tanks. De geldende afstandseisen hebben uitsluitend betrekking op interne afstanden, bijvoorbeeld een afstandseis van tanks tot aan de erfgrens. Voor het bestemmingsplan heeft dit geen consequenties.
Deelgebied K
In het meest westelijke deel van deelgebied K bevindt zich een gasmeet en-regelstation. Deze bedrijfsactiviteit valt niet onder het Bevi, maar op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) gelden wel normen voor veiligheidsafstanden. De afstandsnormen zijn in de vorm van contouren opgenomen op de verbeelding en in de planregels zijn deze afstandsnormen geborgd.
Voor deze activiteiten gelden geen eisen met betrekking tot het groepsrisico of de verantwoording daarvan.
4.4.3 Conclusie
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
4.5 Milieuhinder Bedrijvigheid
4.5.1 Kader
De in het plangebied opgenomen bedrijvigheid is hoofdzakelijk bestemd voor bedrijventerrein. Een bedrijventerrein moet door zijn hinderveroorzakende functie rekening houden met gevoelige objecten zoals woningen, scholen of ziekenhuizen, maar ook natuur of het buitengebied is als gevoelig te betitelen.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is de bescherming van de omliggende woonwijken van belang. Met de bescherming van woningen is in dit plan rekening gehouden. Door op het terrein een inwaartse zonering toe te passen worden de meest hindergevende bedrijven op de grootst mogelijke afstand van gevoelige objecten toegestaan
Omgevingstype
De gemeente Utrecht heeft de richtwaarden voor het geluid van bedrijven in de Geluidnota Utrecht 2007 vastgelegd. Het geluid van bedrijven mag bij woningen langs drukke wegen hoger zijn dan langs een rustige weg. Op basis van vele referentiemetingen is een beeld verkregen van wat de drukke wegen en rustige woonwijken zijn. Dit is middels een kaart in de Geluidnota gevisualiseerd.
Inwaartse zonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Utrecht de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke (indicatieve) richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", gelden er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de gewenste ontwikkelingen.
Via een zonering wordt er, in aanvulling op de algehele beperking tot lichte en middelzware bedrijvigheid, voor gezorgd dat het gebruik van een bedrijf niet milieuhinderlijk wordt voor woningen/ andere gevoelige functies. Aan de hand van een 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten' (ook gebaseerd op de publicatie van de VNG) wordt een lijst van bedrijfsactiviteiten gegeven die binnen het plangebied toelaatbaar zijn. In deze lijst zijn de verschillende bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Iedere milieucategorie kent een eigen minimale afstand die aangehouden moet worden tot woonbebouwing/andere gevoelige functies. Het aantal categorieën dat wordt onderscheiden in de VNG-uitgave is zes, waarbij de categorieën 1 en 2 betrekking hebben op lichte bedrijven en waarbij de hoogste categorie (categorie 6) de meeste hinder veroorzaakt. Per categorie wordt een grootste indicatieve afstand aangegeven. Die grootste afstand geeft de minimaal aan te houden afstand weer:
Milieu- categorie | Minimale afstand |
1 | 0 en 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
De omgevingsvergunning inzake het aspect milieu is vervolgens het maatwerk, waarmee aan de hand van de precieze aard en omvang van het bedrijf, kan worden beoordeeld wat acceptabel en toelaatbaar is.
Bij inwaartse zonering wordt vanuit de gevoelige functie een beschermende bufferzone gecreëerd. Dit heeft tot gevolg dat bij de invulling van het bedrijventerrein minder belastende activiteiten op kleine afstand en meer belastende activiteiten op grotere afstand worden toegelaten
4.5.2 Plangebied en conclusie
Bij het bestemmen van de bedrijven is zoveel mogelijk aangesloten bij de milieucategorieën die zijn toegestaan in de vigerende bestemmingsplannen. Daarbij is tevens gekeken naar de aanwezigheid van gevoelige functies in de nabijheid. Daar waar bestaande bedrijven gevestigd zijn die een hogere milieucategorie hebben dan algemeen toelaatbaar kan worden geacht, is een maatwerkbestemming opgenomen. Hierdoor kan het bestaande bedrijf zijn activiteiten voortzetten, maar kan er geen ander type bedrijf gevestigd worden dat de algemene toelaatbaarheid overschrijdt. Daarbij komt dat in dit bestemmingsplan sprake is van een bestaande situatie. Deze geldt als basis voor dit plan.
4.6 Luchtkwaliteit
4.6.1 Kader
Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. In november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wetswijziging staat bekend als de "Wet luchtkwaliteit". Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van deze wet, opgenomen in artikel 5.16 lid 1 Wet milieubeheer, dient het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening te houden met de effecten op de luchtkwaliteit. Voor dit bestemmingsplan geldt dat hierin nauwelijks nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het betreft een actualiseringplan, gericht op het vastleggen van de bestaande situatie.
4.6.2 Plangebied en conclusie
Het bestemmingsplan legt de bestaande (planologisch-juridische) situatie vast. Op voorhand kan redelijkerwijs worden uitgesloten dat er negatieve gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan, zodat geen aandacht besteedt hoeft te worden aan effecten op de luchtkwaliteit en geen luchtonderzoek nodig is.
4.7 Bodem
4.7.1 Kader
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
- Bodembescherming
Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten. - Bodemsanering
Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging. - Bodembeheer
Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is om de locatie geschikt te maken. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.
4.7.2 Plangebied
Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit alsnog een onderzoek worden verricht. Informatie over de bodemkwaliteit voor bijvoorbeeld een specifiek adres is te vinden op www.utrecht.nl/milieu/bodem. Bovendien dient bij een aanvraag om omgevingsvergunning, een functiewijziging of aan- dan wel verkoop dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 verricht te worden. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of misschien zelfs een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.De resultaten van het onderzoek dienen bij de in te dienen bouwaanvraag te worden overlegd voor deze in behandeling wordt genomen. Hierbij dient te worden aangetoond dat de grond ter plaatse geschikt is voor de uitoefening van de functie.
AA. Fort Blauwkapel
Ter plaatse van de Kapelweg 10 is een huisbrandolietank aanwezig, bij de Kapelweg 29 een benzinetank en bij de Kapelweg 21 een olietank. Hier zijn een rijwielindustrie en benzineservicestation aanwezig. Bij een bodemonderzoek aan de Kapelweg 2-4 van 19-9-2000 is geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging. Bij de geitenwei is op 15-8-2003 een saneringsevaluatie uitgevoerd van een ernstige maar niet urgente bodemverontreiniging. Ook elders op en rondom het fort zijn bodemonderzoeken uitgevoerd, maar hier is geen sprake van ernstige verontreinigingen.
A. Bestaand woongebied Queeckhovenplein e.o.
Er is geen bodemonderzoeksrapport bekend van plangebied. Wel een algemeen historisch onderzoek van de wijken Pijlsweerd, Tuinwijk, Ondiep en Zuilen uit 1993. Bij grondwerkzaamheden is (historisch) bodemonderzoek noodzakelijk.
A1 Huis te Zuylenlaan
Er is een bodemonderzoek bekend d.d. 25-10-2012. Er is geen geval van ernstige bodemverontreiniging, er zijn wel lichte tot matige verontreinigingen aanwezig.
B. Fortlaan Scheepswerf en andere bedrijven, bedrijfswoning op nummer 42
Er zijn meerdere bodemonderzoeken verricht en beschikkingen genomen. In 2008 is een actualisatie onderzoek uitgevoerd in een deel van het gebied en een asbestonderzoek. Op de Fortlaan 28-56 is een beschikking ernstig en urgent genomen in 1998 en voor 1 september 2015 moet op basis van humane risico's gesaneerd moet worden. In november 2011 is de beschikking opnieuw tegen het licht gehouden en is de conclusie getrokken dat er wel sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, maar dat deze niet spoedeisend is bij huidig gebruik. Derhalve vervalt de uiterste saneringsdatum van september 2015.
Uit het asbestonderzoek kwam naar voren dat zich bij nummer 28-40 asbest in de erfverharding zit en dit valt onder de bevoegdheid van de I&M-inspectie. Mogelijk zijn hier maatregelen genomen.
Fortlaan 4, 24 (scouting) en 42 (bedrijfswoning) zijn licht tot matig verontreinigd met zware metalen en PAK.
Bij herontwikkeling van de bedrijfsterreinen naar woningen of gevoeliger gebruik zal de verontreinigingssituatie opnieuw onderzocht moeten worden en zal bepaald moeten worden of er bodemsanering noodzakelijk voor het gewijzigde gebruik.
C. School Jan van Ransdorpstraat
Ter plaatse van de Nijenrodelaan 25 is op 25-4-2000 een bodemonderzoek gerapporteerd. Er is geen sprake van ernstige bodemverontreinigingen. In het grotere plangebied Schaakwijk/Nijenrodelaan is op 1-9-1995 een bodemonderzoek gerapporteerd. Ook hier zijn geen ernstige verontreinigingen aangetroffen. Vooralsnog vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor herontwikkeling, maar de verouderde bodemonderzoeken kunnen niet gebruikt worden voor een eventuele omgevingsvergunning.
D. Verlegging A2
Bij een bodemonderzoeksrapport van 10-9-2009 zijn plaatselijk ernstige verontreinigingen aangetroffen, maar er is geen sprake van een noodzaak tot spoedige sanering. De weg is inmiddels aangelegd. De toe te passen grond op het tunneldak moet voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit en de nota bodembeheer van de gemeente en is mede afhankelijk van de functie en inrichting.
E. Gerbrandystraat 20 (voormalig belastingkantoor)
Bij een bodemonderzoek van 9-11-2009 zijn lichte tot matige verontreinigingen aangetroffen. Er is geen sprake van een geval van ernstige verontreinigingen. Er is sprake van een ondergrondse dieseltank. Hiernaast is een algemeen historisch onderzoek uitgevoerd in de wijken Pijlsweerd, Tuinwijk, Ondiep en Zuilen in 1993.
Grondwater
Ook is sprake van omvangrijke verontreinigingen met VOCl in het diepere grondwater (Talmalaan). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
F. Idenburgerstraat 0/Willen Dreeslaan
Bij een bodemonderzoek van 19-7-2010 zijn ernstige verontreinigingen aangetroffen, maar er is geen sprake van een noodzaak tot spoedige sanering. Aan de noordzijde van het terrein (direct ten zuiden van de Willen Dreeslaan is een saneringsevaluatie uitgebracht op 1-5-1991. Er was destijds geen sprake meer van ernstige restverontreinigingen. Hiernaast is een algemeen historisch onderzoek uitgevoerd in de wijken Pijlsweerd, Tuinwijk, Ondiep en Zuilen in 1993.
Grondwater
Ook is sprake van omvangrijke verontreinigingen met VOCl in het diepere grondwater (Talmalaan). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
G.Lauwerecht 2, 4 (Troelstralaan)
Op de locatie zijn een tandtechnische werkplaats, een schoonmaakbedrijf en een huisbrandolietank aanwezig. Bij een bodemonderzoek van 27-11-2006 aan de Lauwerecht 4/Troelstralaan 79a-89a zijn licht tot matige verontreinigingen aangetroffen met metalen, PAK en olie. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij een historisch onderzoek aan de Lauwerecht 2 van 20-12-2006 is sprake van potentiële verontreiniging (verdacht). Bij een rioolvervanging aan de Sam. van Houtenstraat is een saneringsevaluatie uitgebracht op 7-2-2012. De bodemonderzoeken uit 2006 zijn verouderd en kunnen niet gebruikt worden voor een eventuele omgevingsvergunning.
Grondwater
Ook is sprake van omvangrijke verontreinigingen met VOCl in het diepere grondwater (Talmalaan). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
H. Stroomstraat, Oudenoord en Otterstraat.
Op de Stroomstraat 10 is een tank aanwezig en in de directe omgeving zijn andere tanks (diesel, afgewerkte olie) aanwezig, timmerfabrieken, voormalige chemische wasserijen/stomerij en een verfgroothandel. Bij een bodemonderzoek aan de Oudenoord 330, 340, 370 van 24-11-1997 zijn licht tot matige verontreinigingen aangetroffen. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het bodemonderzoek uit 1997 is verouderd en kan niet gebruikt worden voor een eventuele omgevingsvergunning. Hiernaast is een algemeen historisch onderzoek uitgevoerd in de wijken Pijlsweerd, Tuinwijk, Ondiep en Zuilen in 1993.
Grondwater
Ook is sprake van omvangrijke verontreinigingen met VOCl in het diepere grondwater (Gruttersdijk). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan. Mogelijk kan worden aangesloten bij het saneringsplan met de gebiedsgerichte aanpak van het centrum en omgeving (Biowasmachine).
I. Lauwerecht, Nolenslaan en Draaiweg
Op de Draaiweg 44 is een huisbrandolietank aanwezig. Bij een bodemonderzoek aan de Draaiweg 42-44 van 13-1-2005 zijn geen ernstige bodemverontreinigingen aangetroffen. Het bodemonderzoek uit 2005 is verouderd en kan niet gebruikt worden voor een eventuele omgevingsvergunning. Hiernaast is een algemeen historisch onderzoek uitgevoerd in de wijken Pijlsweerd, Tuinwijk, Ondiep en Zuilen in 1993.
Grondwater
Ook is sprake van omvangrijke verontreinigingen met VOCl in het diepere grondwater (Talmalaan, Lijsterstraat). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
J. Winkelcentrum De Gaard en kerk
Er zijn veel huisbrandolietanks aanwezig (geweest) en enkele bedrijven, waaronder een broodfabriek, vleesconservenfabriek, textiel reiniger, verkoop benzine. In dit deel van Tuindorp oost zijn meerdere bodemonderzoeken verricht, waaronder:
Prof. Jordanlaan 72, op 6-7-2000, geen ernstige verontreiniging;
Prof. Jordanlaan 74, op 19-1-2012, ernstige verontreiniging, maar geen noodzaak voor spoedige sanering. Op het terrein (nummers 70-74) is in 2012 een bodemsanering uitgevoerd in het kader van een bouwvergunning.
Eykmanlaan 0, op 3-3-1998, geen ernstige verontreiniging;
Obbinklaan 2-76, op 13-1-2005, geen ernstige verontreiniging;
Troosterhof (Albert Heijn en riolering), op 31-3-2004, geen ernstige verontreiniging;
Troosterhof 0, op 1-7-1989, geen ernstige verontreiniging
Troosterlaan/De Gaard, op 23-5-1991, geen ernstige verontreiniging.
De meeste uitgevoerde onderzoeken zijn verouderd en kunnen niet gebruikt worden bij een eventuele omgevingsvergunning.
K Rijksweg A12 Veldhuizen
Er zijn geen wijzigingen van de bestaande situatie voorzien.
In het verleden (tussen 2003 en 2010) zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, o.a. bij het voormalig tankstation, het terrein van de gasunie, de sloot, de middenberm en de geluidswal (zorgrapportage). Er zijn op dit moment geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend. Bij een eventuele omgevingsvergunning moet bodemonderzoek worden uitgevoerd, indien daar geen recent bodemonderzoek beschikbaar is. Bij grondverzet langs de A12 moet voldaan worden aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit en de nota bodembeheer van de gemeente.
L. Burgemeester Verderlaan e.o. (tussen Hogeweidebaan, Park Voorn, eventuele uitbreiding dienstverlening)
Bij een bodemonderzoek aan de Burgemeester Verderlaan 17-19 op 1-10-2007 zijn plaatselijk sterke verontreinigingen aangetroffen, maar er geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij een bodemonderzoek op Park Voorn 5 op 2-4-2010 zijn licht tot matige verontreinigingen aangetroffen. Bij een bodemonderzoek op Park Voorn 3 op 11-8-2011 zijn eveneens licht tot matige verontreinigingen aangetroffen. Ter plaatse van Park Voorn 4-6 is op 9-1-2003 een tanksanering uitgevoerd, waarbij destijds sprake was van een ernstige maar niet urgente bodemverontreiniging. Het bodemonderzoek uit 2007 is verouderd en kan niet meer gebruikt worden bij een eventuele toekomstige omgevingsvergunning.
M. Hoek Kanaalweg/Leidsche weg.
Er zijn diverse bedrijven op de locatie gevestigd, waaronder een papier/karton fabriek, een detailhandel auto's, en een hout/plaatzagerij. Ook zijn er huisbrandolietanks en een benzinetank aanwezig. Bij een bodemonderzoek aan de Kanaalweg 86 op 15-7-2010 zijn plaatselijk sterke verontreinigingen aanwezig, maar er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij een bodemonderzoek ter plaatse van de naastgelegen autodetailhandel op 6-8-2001 zijn geen ernstige verontreinigingen aangetroffen. Ter plaatse van de Leidscheweg 96/97 en Strawinskylaan is een saneringsevaluatie uitgevoerd op 19-06-2008. Bij een bodemonderzoek ter plaatse van de hout en plaatzagerij aan de Strawinskylaan op 3-10-2001 zijn geen ernstige bodemverontreinigingen aangetroffen. Dit geldt ook voor een bodemonderzoek aan de Strawinskylaan 30 op 3-10-2001.
Grondwater
Er is sprake van omvangrijke verontreinigingen met VOCl in het diepere grondwater in de directe omgeving (o.a. Graadt van Roggenweg). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan. Een deel van de uitgevoerde onderzoeken is verouderd en kan niet meer gebruikt worden bij een eventuele toekomstige omgevingsvergunning.
N. De Rooseveltlaan, het Atleeplantsoen, de Beneluxlaan en de Van Heuven Goedhartlaan (Ziekenhuis en woningen)
Naast het ziekenhuis zijn er diverse bedrijven aanwezig, waaronder een taxibedrijf, fotografisch bedrijf, dakdekkersbedrijf, utiliteitsbouwbedrijf. Er is een olietank aanwezig op de Spaaklaan 70. Bij het Mesosziekenhuis is op 24-4-2006 een bodemonderzoek uitgevoerd, waarbij lichte tot matige verontreinigingen zijn aangetroffen. Bij de naast de locatie gelegen autodetailhandel aan de van Pearsonlaan 103-125 zijn diverse olietanks aanwezig, maar bij een onderzoek uit 2001 is geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging. Het bodemonderzoek uit 2006 is verouderd en kan niet gebruikt worden bij een eventuele toekomstige omgevingsvergunning.
O. Van Bynkershoelaan (school)
Ter plaatse van de Van Bynkershoeklaan 8 is op 1-4-1998 een bodemonderzoek uitgevoerd bij een ondergrondse olietank. Hierbij is geen ernstige verontreiniging aangetroffen. In de noordelijk gelegen speeltuin zijn op 26-9-2008 lichte tot matige verontreinigingen aangetroffen.
Grondwater
In de omgeving van de locatie is sprake van omvangrijke verontreinigingen met o.a. VOCl in het diepere grondwater (o.a. Graadt van Roggenweg, Kanaalweg). Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreinigingen en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan. Bij een eventuele toekomstige omgevingsvergunning is bodemonderzoek noodzakelijk.
P. Merwede Kanaalzone deelgebied 4
Bij het Militair Complex Kanaalweg 63A, 64, 65 en Overste Den Oudenlaan 20 zijn verontreinigingen met olie en aromaten in grond en grondwater aanwezig en met olie, metalen en PAK in de grond. Beide zijn ernstig, de eerste is bovendien urgent (beschikking uit 2003). In 2013 moet de sanering aanvangen. Er is een benzineservicestation aanwezig op Kanaalweg 60c, waar sprake is van een verontreiniging met olie (eindsituatieonderzoek 2011). Er is een beschikking genomen op Kanaalweg 60B/61 voor een ernstige niet urgente verontreiniging met minerale olie (1999) en een deelsaneringsplan voor de vaste bodem is destijds goedgekeurd. De situatie ter plaatse van de bedrijfswoningen is niet bekend en onderzocht, maar deze bevinden zich buiten de huidige verontreinigingscontouren. Bij herontwikkeling en grondwateronttrekkingen moet rekening gehouden worden met onderzoekskosten en een (forse) saneringsinspanning.
Q. Dichterswijk west en Parkhaven
Ter plaatse van Royco aan de Heijkopstraat 42 is sprake van licht tot matige verontreinigingen (bodemonderzoek 2001). Nabij de Veilinghaven (tussen P en Q in) is een (diepere) verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen aanwezig, waar nog onderzoeks- en saneringswerkzaamheden voor lopen. Een immobiele verontreiniging in de grond is bij het bouwrijp maken van Dichterswijk-West tussen 2002 en 2004 gesaneerd. Bij herontwikkeling en grondwateronttrekkingen moet rekening gehouden worden met onderzoekskosten en een saneringsinspanning.
R. de Bernadottelaan, Beneluxlaan, Churchilllaan en de Rooseveltlaan (woningbouw, winkelcentrum Kanaleneiland)
Er zijn diverse bedrijven aanwezig, waaronder een chemische wasserij, boekdrukkerij, laboratorium, lasinrichting, autodetailhandel. Ter plaatse van de Van Starkenborghof 92 is een tank voor afgewerkte olie aanwezig. Bij een bodemonderzoek in Kanaleneiland Noord van 21-7-2003 zijn plaatselijk sterke verontreinigingen aangetroffen. Dit geldt ook voor een bodemonderzoek aan de Zuidradiaal Churchillaan, waar op 5-10-2009 een bodemonderzoek is verricht. Ook andere (verouderde) bodemonderzoeken ter plaatse van het winkelcentrum en de parkeerplaats uit 1993 en 1994 geven een vergelijkbaar beeld. Bij toekomstige herontwikkeling is voor een omgevingsvergunning een nieuw bodemonderzoek noodzakelijk.
S. de Churchilllaan, de Marco Pololaan en de Amerikalaan (ROC Midden Nederland).
Bij een bodemonderzoek in Kanaleneiland Noord van 21-7-2003 zijn plaatselijk sterke verontreinigingen aangetroffen. Bij toekomstige herontwikkeling is voor een omgevingsvergunning een nieuw bodemonderzoek noodzakelijk.
T. Marco Pololaan (Afrikalaan, Columbuslaan, scholencluster).
Bij een bodemonderzoek bij het gezondheidscentrum aan de Marcopololaan van 14-8-2000 is geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de grond is een licht verhoogd gehalte aan kwik aangetroffen. Het uitgevoerde bodemonderzoek uit 2000 is verouderd. Er moet een nieuw bodemonderzoek worden uitgevoerd op het hele terrein, ook ter plaatse van gedempte sloten en de huidige bebouwing (eventueel na sloop) voor een toekomstige omgevingsvergunning. Als een ondergrondse tank aanwezig is, moet deze worden verwijderd.
U. Lomanlaan (Park Transwijk, kantoorgebouwen)
Op het terrein bevindt zich een cv- en luchtbehandelingsapparatuurinstallatiebedrijf. Bij een bodemonderzoek uit 23-9-1983 is geen ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Bij herontwikkeling is voor de omgevingsvergunning een bodemonderzoek noodzakelijk.
V Beneluxlaan (Koeriersterlaan en Vreugdenhillaan, transformatie naar zorg- en woningen).
Er is een chemische wasserij aanwezig. Ter plaatse van het terrein aan de Beneluxlaan 924 is op 18-11-2010 een bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn plaatselijk sterke verontreinigingen aanwezig, maar er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit onderzoek kan mogelijk gebruikt wordt ten behoeve van een omgevingsvergunning. In de omgeving van de locatie is een omvangrijke diepere grondwaterverontreiniging met vluchtige stoffen (VOCl, 't Goylaan) aanwezig. Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreiniging en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
W. Merwedekanaalzone deelgebied 5 (Beneluxlaan, Mewedekanaal, Kanaalweg, transformatie van bedrijventerrein naar woningen, werken en voorzieningen).
Er zijn meerdere brandstoftanks aanwezig voor diesel, benzine en huisbrandolie. Bij de diverse bedrijven zijn meerdere bodemonderzoeken verricht, waaronder:
Europalaan 12, Kanaalweg 13, 26-10-2010, geen ernstige verontreiniging;
Europalaan (PTT Post), 1-3-1999, geen ernstige verontreiniging;
Kanaalweg 29, 20-4-2000, saneringsevaluatie (geen ernstige verontreiniging meer);
Europalaan 30 (Shell tankinstallatie), 1-6-1994, saneringsevaluatie en een potentieel ernstige verontreiniging in de noordhoek (31-3-2003) bij de dieseltank;
De meeste uitgevoerde onderzoeken zijn verouderd en kunnen niet gebruikt worden bij een eventuele omgevingsvergunning.
Grondwater
In de omgeving van de locatie is een omvangrijke diepere grondwaterverontreiniging met vluchtige stoffen (VOCl, 't Goylaan) aanwezig. Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreiniging en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
X. Knooppunt Oudenrijn
Bij het knooppunt Oudenrijn 0 is op 22-4-1996 een saneringsevaluatie uitgevoerd. In de berm van de A2 bij de afslag Den Haag is op 5-2-2010 een saneringsevaluatie uitgevoerd van een ernstige, maar niet urgente bodemverontreiniging. In het algemeen is er door het gebruik als snelweg sprake van (nieuwe) verontreiniging van de bodem met lood, zink, PAK en olie. Het betreft een verdachte locatie. Bij grondverzet moet men moet voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit en de nota bodembeheer van de gemeente en dit is mede afhankelijk van de functie en inrichting.
Y. Woonboulevard (exclusief Ikea, inclusief een deel van de A12, tussen Australiëlaan, de Nieuw Amsterdamlaan, Europalaan, Winthontlaan, het Merwedekanaal en de A12 en de Van Rensselaerlaan).
Er zijn meerdere brandstoftanks aanwezig voor diesel, benzine en huisbrandolie. Er zijn in de jaren negentig en later vele bodemonderzoeken uitgevoerd. In de meeste gevallen is hierbij geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreinigingen, maar zijn wel licht tot matige en plaatselijk sterke verontreinigingen aanwezig. Informatie hierover staat op www.utrecht.nl/milieu/bodem. Bij onder andere de volgende percelen is sprake van ernstige verontreinigingen:
Ceylonlaan 11, 12-11-2007; ernstig, urgentie niet bepaald;
Van Rensselaerlaan 6, 27-3-1998, saneringsevaluatie (destijds ernstig en urgent);
Nieuwe Amsterdamlaan 13, 1-4-1995, ernstig, urgentie niet bepaald;
Winthontlaan 8, 27-7-2005, saneringsevaluatie (destijds ernstig en urgent);
Winthontlaan 180-200, 27-1-2004, ernstig, niet urgent;
Winthontlaan 40 (ANWB), 24-11-2006 saneringsevaluatie (destijds plaatselijk sterk verontreinigd).
In het algemeen is er door het gebruik als snelweg sprake van (nieuwe) verontreiniging van de bodem met lood, zink, PAK en olie. Het betreft een verdachte locatie. Bij grondverzet moet men moet voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit en de nota bodembeheer van de gemeente en dit is mede afhankelijk van de functie en inrichting. Ook bedrijven kunnen verontreiniging veroorzaken en zijn verdachte locaties. Naast de Wet bodembescherming is de Wet milieubeheer hierop van toepassing.
De meeste uitgevoerde onderzoeken zijn verouderd en kunnen niet gebruikt worden bij een eventuele omgevingsvergunning.
Grondwater
Op de locatie is een omvangrijke diepere grondwaterverontreiniging met vluchtige stoffen (VOCl, 't Goylaan) aanwezig. Bij een eventuele grondwateronttrekking moet rekening gehouden worden met deze verontreiniging en indien nodig tegenmaatregelen worden getroffen met een saneringsplan.
Z. Zuidpunt Westraven (Gelderlandlaan
Op het terrein zijn grote opslagdepots voor brandstoffen aanwezig (Shell en van der Sluijs). Er zijn meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend met olie, vluchtige aromaten en MTBE. Er is op dit moment geen sprake van een noodzaak tot spoedige sanering. Bij herontwikkeling moet rekening gehouden worden met aanzienlijke onderzoeks- en saneringskosten.
Voor de nieuwbouwlocatie Westraven (in de noordpunt, tegen de A12 aan) is op 22-3-2010 een saneringsevaluatie uitgevoerd. Er was hier sprake van een ernstige en urgente bodemverontreiniging. Voor de ontsluitingsweg Griffioenlaan/Galecopperbrug oostzijde is saneringsplan opgesteld (19-3-2013). Er is hier sprake van een ernstige verontreiniging maar geen noodzaak tot spoedige sanering.
4.7.3 Conclusie
In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan legt de bestaande (planologisch-juridische) situatie vast waardoor op voorhand geen bodemonderzoek uitgevoerd hoeft te worden.
4.8 Flora En Fauna
4.8.1 Kader
De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een initiatief mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Bij grote ingrepen of een behoorlijke aantasting waarbij beschermde planten of diersoorten in het geding zijn dient een Flora en Faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert, moet middels een flora-fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten.
4.8.2 Plangebied en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit plan genereert daarmee geen directe initiatieven die gevolgen kunnen hebben voor de aanwezige beschermde flora en fauna. Uitvoeren van een onderzoek is in het kader van onderhavig bestemmingsplan gezien vorenstaande niet noodzakelijk. Bij aanvragen van omgevingsvergunningen zal daarbij getoetst moeten worden aan de voorwaarden van de Flora- en faunawet.
4.9 Water
4.9.1 Kader
Door ruimtelijke plannen en ontwikkelingen kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem en de waterketen onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van watergerelateerd beleid en beheer door ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan het desbetreffende beleid en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.
Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van een ruimtelijk plan inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen. Door vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie waarin tevens de afstemming en de afspraken in het kader van de watertoets zijn verankerd.
4.9.2 Actualisatieplan
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. In de Wro is de verplichting opgenomen bestemmingsplannen elke 10 jaar te herzien. De sanctie voor het niet tijdig herzien is dat er geen leges geheven mogen worden in gebieden waar oudere plannen gelden. De invoeringswet van de Wro heeft bepaald dat gemeenten vijf jaar, dus tot 1 juli 2013, de tijd hebben om aan de wettelijke eis te voldoen dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wro zijn al veel bestemmingsplannen geactualiseerd. Dat gebeurde op basis van de notitie 'Bestemmingsplannen actualiseren, productie tot 2010' (2002), waarin het actualiseringsprogramma wordt weergegeven en de kosten voor het actualiseren.
In het kader van deze actualisatieopgave zijn beheerbestemmingsplan opgesteld waarin enkel de bestaande situatie is vastgelegd. Voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn specifieke bestemmingsplannen opgesteld. Als gevolg van lokale ontwikkelingen kon een deel van de stad niet worden meegenomen in de wijkbestemmingsplannen. Om de bestemmingen van deze resterende gebieden toch te kunnen actualiseren, zijn drie 'veegbestemmingsplannen' opgesteld: Stad, Leidsche Rijn en Stationsgebied. In deze veegbestemmingsplannen zijn alle gebieden zijn opgenomen die buiten de overige bestemmingsplannen zijn gehouden.
De in de bijlage toegevoegde integrale waterparagraaf beschrijft enkel watergerelateerde beleidaspecten die als kaderstellende randvoorwaarden fungeren. Maatwerk voor onderhavig bestemmingsplan is vanwege de tijdsdruk onmogelijk en gezien het doel onwenselijk. Met deze 'waterparagraaf' worden echter geen nieuwe bestemmingen of functies (die waterbelangen kunnen schaden) mogelijk gemaakt. Zodra er binnen het bestemmingsplangebied lokale ontwikkelingen worden opgestart, dan dient een watertoetsproces met het waterschap doorlopen en een specifieke waterparagraaf opgesteld te worden.
4.9.3 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder
Bij het opstellen van het advies ‘toetst’ het waterschap of het plan aan de criteria voor de waterhuis-houding voldoet. Als algemeen criterium voor ruimtelijke plannen geldt dat minimaal het stand-still moet worden gehanteerd, hetgeen inhoudt dat de waterhuishouding niet mag verslechteren. In dit geval gaat het om een conserverend bestemmingsplan, waarbij aan dat uitgangspunt wordt voldaan.
Op 29 april 2013 heeft het waterschap aangegeven akkoord te zijn met de inhoud van de in de bijlage toegevoegde waterparagraaf. Ten aanzien van een eventuele toename van verhard oppervlak heet HDSR aangegeven onderstaande passages in dit kader onder de aandacht te willen brengen:
Toename verhard oppervlak
Conform de Keur van het waterschap dient er watercompensatie plaats te vinden wanneer het totale oppervlak aan verharding (gebouwen en niet waterdoorlatende verharding) meer dan 500 m2 (in stedelijk gebied) en 1000 m2 (in landelijk gebied) bedraagt. Het verhard oppervlak zorgt namelijk er voor dat regenwater versneld tot afstroming komt naar oppervlaktewater. Dit leidt tot ongewenste peilstijgingen.
Infiltreren of compenseren in open water
Een versnelde afvoer richting oppervlaktewater moet voorkomen (d.m.v. infiltratie) of gecompenseerd worden.
1. Voorkomen door middel van infiltratie.
Afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem en de beschikbare ruimte is het wellicht mogelijk om een infiltratievoorziening (wadi of greppel) aan te leggen. Bij het berekenen van de bergingscapaciteit van de infiltratievoorziening adviseren wij u uit te gaan van 45 mm per m2 afgekoppeld verhard oppervlak.
2. Compensatie in open water
Indien infiltratie niet mogelijk is, dan dient 15% van de toename aan verhard oppervlak te worden gecompenseerd. De keuze voor infiltratie of compensatie en het ontwerp van de gekozen maatregel wordt in overleg met het waterschap bepaald.
4.10 Archeologie
4.10.1 Wettelijk kader
Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt, zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
4.10.2 Verordening op de archeologische monumentenzorg
Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van het archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.
In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde- archeologisch. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachting, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.
Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologische erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.
4.10.3 Plangebied
Voor het plangebied geldt op sommige locaties een archeologische verwachtingswaarde (zie bijlage). Voor deze locaties geldt een onderzoeksplicht en een aanlegvergunningsstelsel en gelden in beginsel bouwregels bij elke ontwikkeling.
De gebieden met een hoge archeologische waarden bevatten aangetoonde archeologisch sporen waarbij geldt dat bij verstoring van deze waarden een archeologievergunning moet worden aangevraagd.
Gebied van hoge archeologische waarde
In een aantal deelgebieden is sprake van een hoge archeologische waarde (zie bijlage). Hiervoor geldt dat ongeacht de te verstoren oppervlakte een vergunning aangevraagd dient te worden bij een verstoringsdiepte vanaf 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.
Gebied van hoge archeologische verwachting
In gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie bijlage) dient een vergunning aangevraagd te worden indien het te verstoren gebied een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2 en de verstoringsdiepte groter is dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.
Gebied van archeologische verwachting
In gebieden met een archeologische verwachting (zie bijlage) dient een vergunning aangevraagd te worden indien het te verstoren gebied een oppervlakte heeft van meer dan 1000 m2 en de verstoringsdiepte groter is dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.
4.10.4 Conclusie
De gebieden met archeologische verwachtingen en -waarde in het plangebied worden beschermd via het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan via een dubbelbestemming.
Indien bij uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische zaken worden aangetroffen, dient conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de afdeling Stedenbouw en Monumenten, Team Cultuurhistorie, 030-2863990 te worden gedaan.
4.11 Kabels En Leidingen
Er bevinden zich een aantal planologisch relevante kabels- en leidingen in het plangebied. Het betreft een aantal straalpaden (telecom). Zoals ook in de paragraaf externe veiligheid aangegeven kruisen een aantal gasleidingen de rijkswegen A2 en A12 en ligt er parallel aan de A12 een brandstof transportleiding.
Watertransportleidingen
Het ruwwater van de WRK wordt verdeeld tussen Waternet, Provinciaal Waterleidingsbedrijf Noord-Holland (PWN) en industrieën te Amsterdam en IJmuiden. Deze leidingen lopen vanaf het waterwinstation in Nieuwegein naar de Waterleidingsduinen in Vogelzang, naar het koppelstation met PWN en tevens naar de papier- en staalindustrie te IJmuiden n het westelijk Havengebied van Amsterdam. De leidingen van de WRK zijn van essentieel belang voor de drinkwatervoorziening van de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en voor de genoemde industriële afnemers.
Om leidingwerkzaamheden en kunstwerken bij onderhoud, vervanging en calamiteiten uit te voeren is voldoende ruimte naast de leiding en kunstwerken noodzakelijk. Hierbij kan gedacht worden aan het wegzetten van uitkomende grond, het wegnemen van leidingdelen met grote afmetingen (buizen van 6 meter lang en een uitwendige diameter van circa 1,5 en 1,80 meter) en de inzet daarbij van groot materieel voor buizentransport, grondverzet, pompen, damwanden en dergelijke.
Voor werkzaamheden en het aanleggen van werken binnen de beschermingszone moet toestemming worden gevraagd bij de afdeling Beleid en Planvorming van de Sector Drinkwater van Waternet.
Genoemde kabels en leidingen zijn op de verbeelding opgenomen. In de regels is voor zover aan de orde een beschermde regeling opgenomen.
4.12 Kwaliteit Van De Leefomgeving
De gemeente Utrecht heeft in haar milieubeleidsplan (MBP) op duurzaamheidgebied met als speerpunt energie een duidelijke ambitie vastgelegd. In het MBP en in het Programma Utrechtse Energie is opgenomen dat Utrecht in 2030 klimaatneutraal is. Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze ambitie. De inzet van maatregelen om de CO2-uitstoot vergaand te verminderen, gaat in de volgorde: energiebehoefte verminderen, inzet van duurzame bronnen en, tenslotte, een zo efficiënt mogelijke omzetting van primaire energie in warmte en kracht. Die klimaatambities betekenen een fors lagere energieprestatie.
Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Dit houdt in dat het streven is naar een evenwicht tussen de 3 P's: People (sociale component), Planet (ecologie en milieu) en Profit (economie). Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens een kostenbesparing op én het is goed voor het milieu.
Naast energie gaat het duurzaamheidbeleid ook over de milieubelasting vanwege materiaalgebruik, binnenmilieu/gezondheid, ruimtegebruik et cetera. Met prestatie-eis gerichte duurzaamheidinstrumenten kan de duurzame kwaliteit van plannen 'gemeten' worden.
Uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie!
Deelprogramma's Bedrijven en Duurzame herontwikkeling
In Utrecht wordt het grootste deel van de CO2-uitstoot veroorzaakt door werkgevers in de stad. Duurzame bedrijfsvoering is voor steeds meer bedrijven interessant, omdat het kosten bespaart, maar ook omdat het aantoonbaar maatschappelijk verantwoord ondernemen een concurrentiefactor is. Zo geeft 60% van de MKB bedrijven aan dat zij worden aangesproken op duurzaamheid door klanten of toeleveranciers. De gemeente stimuleert alle werkgevers met meer dan vijf werknemers om te verduurzamen.
Die worden ondersteund in een branche- of gebiedsaanpak. Met de verschillende ondernemersverenigingen van bedrijventerreinen worden gesprekken gevoerd over welke aanpak het beste aansluit bij het betreffende terrein. Bij een gebiedsgerichte aanpak staat de vitaliteit en de kwaliteit van de leefomgeving centraal.
Omdat de bedrijven die zijn gelegen in het plangebied reeds bestaande bedrijven zijn met bestaande bedrijfsvoering is de toepassing van duurzaamheidsmaatregelen slechts beperkt relevant. Met name bij (her)ontwikkelen van bedrijven of delen van het terrein, dient rekening te worden gehouden met het bovenstaande beleid.
4.13 Gezondheid
Gelet op de voorgaande paragrafen is aan het aspect gezondheid voldoende aandacht besteed. Het betreft een actualiseringplan in beginsel geen nieuwe grootschalioge ontwikkelingen mogelijk maakt. Gevoelige functies worden via wijziging, uitwerking of bijzondere gebruiksregels mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats met name tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente.
6.1.1 Beheergebied
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de actualisatie van diverse deelgebieden in Leidsche Rijn en betreft in principe een conserverend bestemmingsplan: de bestaande planologisch-juridische situatie worden in principe overgenomen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt, waardoor er ook geen sprake is van mogelijke planschade, dan wel de mogelijkheid van kostenverhaal. Er behoeven ook geen kosten gemaakt te worden voor de uitvoering van dit deel van het bestemmingsplan (de gemeente draagt voor dit deel de plankosten).
Het plan voorziet naast de bestaande situatie in de gebruikelijke juridisch-planologische (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van die bestaande functies. Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
6.1.2 Planschade
Planschade is mogelijkerwijs aan de orde, daar waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Aangezien in dit bestemmingsplan de bestaande planologisch-juridische situatie is overgenomen en in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk worden gemaakt, ligt een eventuele tegemoetkoming in de planschade niet in de lijn der verwachting.
6.1.3 Kostenverhaal
Voor de bepaling van de financieel economische uitvoerbaarheid zijn de financiële consequenties van dit bestemmingsplan in beeld gebracht. Het bestemmingsplan is grotendeels een beheerplan en de gemeente Utrecht neemt geen initiatieven met betrekking tot een (verdere) ontwikkeling van het plangebied in het kader van dit bestemmingsplan.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Bij de voorbereiding vasn het bestemmingsplan is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap (HDSR) en de Provincie Utrecht. Beide instanties kunnen met het plan instemmen. Daarnaast is informatie verkregen van de GasUnie en de waterleidingbeheerder.
5.2.2 Advies wijkraad
Het bestemmingsplan is bij de diversie wijkraden gepresenteerd dan wel om een reactie gevraagd. Van de wijkraad Zuidwest is een reactie via de mail ontvangen. Deze reactie is door het college van een antwoord voorzien.
5.2.3 ontwerpbestemmingsplan
Vanaf 29 jun2013 heeft het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegen. De ter inzage legging heeft geleid tot 8 zienswijzen en een reactie van de Wijkraad. Een zienswijze is onder andere ingediend door een tweetal leidingenbeheerders, een tweetal bewonersorganisaties, de Rijksgebouwendienst en overige gebouweigenaren.
De zienswijzen hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Voor een samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop, wordt verwezen naar het bij het raadsbesluit behorende vaststellingsrapport
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting Geldend Voor Alle Deelgebieden
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
6.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor vervallen diverse gebruikelijke termen voor vergunningen zoals bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, ontheffing et cetera.
Hieronder worden de meest voorkomende termen weergegeven:
De term bouwvergunning wordt omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen; hierna te noemen 'omgevingsvergunning bouwen'.
De term sloopvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor de activiteit slopen' ;hierna te noemen 'omgevingsvergunning slopen'.
De term aanlegvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'; hierna te noemen 'omgevingsvergunning aanleggen'.
De term 'ontheffing' of 'het verlenen van een ontheffing' wordt 'afwijking' of 'afwijken bij omgevingsvergunning'.
6.3 Planvorm
Het bestemmingsplan kenmerkt zich door een combinatie van gedetailleerde en ruime bestemmingsregelingen, zowel op de verbeelding als in de regels, voor de in het gebied aanwezige functies en bebouwing. Het bestemmingsplan maakt deel uit van de actualiseringreeks van de gemeente en heeft vooral een conserverend karakter. Dit betekent dat de bestaande situatie qua bebouwing en gebruik is vastgelegd, waarbij alleen in die gevallen, waarin al voldoende zicht bestaat op een nadere ontwikkeling of uitvoering van gemeentelijk beleid gewenst is daarvoor een regeling is opgenomen in het plan.
Binnen de mogelijkheden van het geldende beleid is flexibiliteit in het bestemmingsplan ingebracht. Zo wordt bij een kantoorbestemming wordt in beginsel de mogelijkheid opgenomen voor het verbreden van de functie. Dit vanuit de doelstelling om leegstand te voorkomen. Hierbij wordt aangesloten op de regeling uit Papendorp en Rijnsweerd. Dit houdt in dat de functies dienstverlening, sport en vergader/congresfaciliteit (tot 1.500m2) rechtstreeks worden toegelaten. Dat geldt ook voor (additionele) horeca. Via een wijzigingsbevoegdheid zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Deze functies zijn voor wat betreft ruimtelijke uitstraling gelijk te stellen zijn met kantoren en waarbij geldt dat gebruik met name zal plaatsvinden door gebruikers van omliggende panden.
6.4 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- afwijken van de bouwregels;
- waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- afwijken van de gebruiksregels;
- eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
- waar nodig: een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht;
6.4.1 Nadere eisen
Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de nadere eisen betrekking hebben op de situering of afmetingen van gebouwen en/of bouwwerken, of op het stellen van eisen aan parkeergelegenheid op eigen terrein, maar evenzeer kunnen nadere eisen betrekking hebben op het treffen van bouwkundige voorzieningen en/of aanpassingen die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening.
In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en daarbij bouwmogelijkheden aan percelen. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter op detailniveau aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.
Om nadere eisen te kunnen opnemen, wordt in de toelichting een beschrijving gegeven van bijvoorbeeld de relevante te beschermen karakteristiek van een plangebied, de parkeersituatie, de cultuurhistorische waarden die beschermd kunnen worden door middel van andere eisen enz.
Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelsniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.
Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:
- Stedenbouwkundige aspecten;
- Landschappelijke en of ecologische aspecten;
- Milieukundige aspecten;
- Cultuurhistorische aspecten;
- Verkeersaspecten;
- Sociale veiligheid;
- De gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen/bouwwerken.
Het gebied geeft aanleiding voor het opnemen van nadere eisen, gelet op de hoge dichtheid en de mate van functiemenging. Hieronder worden de verschillende aspecten nader toegelicht.
Stedenbouwkundige aspecten
In het gebied is het creeren van een afwisselend bebouwingsbeeld van groot belang, waarbij de stedenbouwkundige opzet van het gebied wordt gerespecteerd en nieuwbouw zorgvuldig wordt ingepast.
Specifiek ten aanzien van technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties op het dakvlak, kunnen nadere eisen worden gesteld. Om de gebouwvolumes zo gaaf mogelijk tot hun recht te laten komen, mogen technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties, slechts als toegevoegde objecten of volumes op het dakvlak worden aangebracht, als deze duidelijk deel uitmaken van de architectonische expressie van het gebouw. Deze regel heeft betekenis met betrekking tot het uit beeld brengen van technische installaties en/of hun behuizing vanuit posities dichtbij of ver van het gebouw en/of vanuit hogere gebouwen.
Milieukundige aspecten
Vanuit specifieke milieuomstandigheden kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de locatie van toegangen of vluchtwegen bij gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect externe veiligheid maatregelen noodzakelijk zijn om de veiligheid van die gebouwen te waarborgen.
Sociale veiligheid
Vanuit sociale veiligheid kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de situering van de gebouwen zelf of de toegangen tot deze gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect sociale veiligheid geen sociaal onveilige situaties of plekken ontstaan en zo veel mogelijk een veilig gevoel ontstaat voor de gebruikers van deze gebouwen en omliggende terreinen.
Verkeersaspecten;
De veilige afwikkeling van verkeer en het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan bebouwing. Hierbij zal het vooral gaan om maatregelen en eisen aan bebouwing voor het waarborgen overzichtelijke verkeerssituaties, de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouwen. Maar ook kan het stellen van eisen aan de situering of het aantal parkeerplaatsen bij een woning, bedrijf, kantoor of voorziening van belang zijn als bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen op de openbare weg niet mogelijk of gewenst zijn.
Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen en/of bouwwerken hinder ondervinden van de ontwikkelingen op hun buurperceel. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Te denken valt aan het stellen van nadere eisen aan de hoogte of aan de situering van erfbebouwing.
6.4.2 Voorwaardelijke verplichting
In een bestemmingsplan kan geregeld worden dat een bepaald gebruik slechts is toegestaan als aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan. Een dergelijke constructie is tot nu toe geaccepteerd door de ABRvS. Waarschijnlijk zal het Besluit ruimtelijke ordening binnenkort expliciet de mogelijkheid van het gebruiken van de voorwaardelijke verplichting toestaan. De Nota stallen en parkeren gaat uit van een voorwaardelijke verplichting. Het ligt dus voor de hand om het (fiets)parkeren in bestemmingsplannen op die manier vorm te geven. Bovendien geeft dat de mogelijkheid om ook bij functiemenging naar het (fiets)parkeren te kijken. Ook daar gaat de nota immers van uit.
6.5 Regeling Bijbehorende Bouwwerken
6.5.1 Inleiding
Utrecht hanteert regels voor erfbebouwing. Deze worden in alle bestemmingsplannen opgenomen. Hierbij wordt uitgegaan van uniforme regels voor de hele stad die, waar nodig, aan specifieke situaties en gebiedskarakteristieken kunnen worden aangepast. Uitgangspunten voor deze regels zijn:
- het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat. Dit houdt onder andere in dat op alle erven voldoende licht, lucht en ruimte aanwezig kan zijn, en dus ook dat erfbebouwing op het ene perceel geen onevenredig grote negatieve gevolgen heeft voor de naastgelegen percelen;
- het mogelijk maken van groen (bomen, tuinen) op erven;
- het waarborgen van goede verhoudingen in maat en schaal tussen hoofd- en bijgebouwen;
- voor de grotere percelen: het in stand houden en versterken van bestaande landschappelijke structuren.
6.5.2 Aanleiding
De tot nu toe gehanteerde erfbebouwingsregels voldoen in de meeste situaties. Op een aantal punten moeten ze echter worden aangepast:
- de bestaande regeling vertoont een discontinuïteit in bebouwingsmogelijkheden op de overgang van kleine naar middelgrote percelen;
- voor de grote en zeer grote percelen is er momenteel geen eenduidige uniforme regeling, maar is sprake van verschillende onderling afwijkende regelingen;
- de bestaande regeling houdt geen rekening met de mogelijkheden om zonder vergunning bijbehorende bouwwerken op te richten.
De nieuwe opzet van de erfbebouwingsregels sluit qua bouwmogelijkheden in verreweg de meeste gevallen aan op de bestaande regels, maar voorziet tevens in een oplossing voor de hierboven vermelde punten.
6.5.3 De regeling
Voor de nieuwe regeling zijn de mogelijkheden om op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) onder de daarbij gestelde voorwaarden, vergunningvrij te bouwen als uitgangspunt genomen. Voor de meeste percelen in stedelijk gebied zijn deze mogelijkheden voldoende, maar voor de grotere percelen niet. De nieuwe erfbebouwingsregeling voorziet hiervoor in meer bebouwingsmogelijkheden.
De basisregels van de nieuwe erfbebouwingsregeling voor bijbehorende bouwwerken, zijn de volgende:
- uitsluitend op het achtererf, minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de erfzone* grenzend aan het hoofdgebouw mag volledig worden bebouwd;
- de diepte van bijbehorende bouwwerken (aan achtergevel en/of zijgevel) bedraagt maximaal 3 meter.
* Erfzone is de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied. Het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw (overgenomen uit de Wabo).
In aanvulling op deze basisregels is een uitsplitsing gemaakt naar de grote van het achtererf:
1. Een achtererf tot 300 m2:
- bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 50 % van het achtererfgebied, inclusief de erfzone, tot maximaal 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
- goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
- nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 4,5 meter
2. Een achtererf tussen 300-1500 m2:
- bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 10% van het achtererfgebied, inclusief erfzone, tot maximaal 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
- goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3meter;
- nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 4,5 meter.
3. Een achtererf groter dan 1.500 m2:
- bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 5 % van het achtererfgebied, inclusief erfzone, tot maximaal 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
- goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
- nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 6 meter;
- aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aan achtergevel en/of zijgevel) maximaal 3 meter diep.
Deze nieuwe erfbebouwingsregels zijn vertaald in de regels van de woonbestemming(en) en de bestemmingen waar de functie wonen met bijbehorende bouwwerken mogelijk wordt gemaakt.
6.6 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen
Een aantal begripsomschrijvingen vraagt om nadere toelichting.
Aan huis verbonden beroep
Zo wordt onder een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ook een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang verstaan. Door de beperking van de maatvoering van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bestemmingen waar dat is toegestaan (maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m²), is de kleinschaligheid gegarandeerd.
Het bebouwingspercentage is gerelateerd aan de oppervlakte van het bouwperceel, ofwel aan de oppervlakte van de gronden die bij eenzelfde bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw behoren.
Daarmee wordt voorkomen dat, als het maximum bebouwingspercentage op bijvoorbeeld 70% is gesteld, een bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw op eigen terrein (het eigen bouwperceel) meer dan 70% en zelfs 100% bouwt. Dat zou tot gevolg hebben dat op andere bouwpercelen (die behoren bij andere bedrijven, instellingen, enzovoorts) het percentage van 70% niet (meer) kan worden gehaald of mogelijk zelfs helemaal niets kan worden gebouwd.
Bijbehorend bouwwerk
Dit begrip, met deze omschrijving, wordt gehanteerd in Bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht), als verzamelbegrip voor de voorheen gehanteerde begrippen 'aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen', bij het bepalen van de mogelijkheden van 'omgevingsvergunningvrij' bouwen.
Met het oog op de praktische toepassing wordt ditzelfde begrip nu ook gehanteerd in het bestemmingsplan. Immers, ook in het bestemmingsplan kunnen, onder voorwaarden, bijbehorende bouwwerken 'omgevingsvergunningvrij' zijn.
Belhuis
Bij het begrip belhuis is een zodanige omschrijving gekozen, dat daaronder ook internetcafés vallen.
Evenementen
Evenementen moeten op grond van recente jurisprudentie in een bestemmingsplan zijn toegestaan als er sprake is van grootschalige, periodieke meerdaagse evenementen op dezelfde locatie. In dit bestemmingsplan zijn geen evenementen die aan deze voorwaarden voldoen. Voor overige evenementen is een 'vergunning openbare ruimte' nodig op grond van de APV (Algemene Plaatselijke Verordening).
6.7 Systematiek Van De Bestemming Wonen
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Een ander belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden beroep of –bedrijf om een beroeps- of bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 40 m². Het beroep of bedrijf mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Via een aantal nadere voorwaarden is bepaald dat geen hinder (milieucategorie A of B1 van de LvB als maximum) en geen verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk mogen ontstaan voor de omgeving. Ook mag bij een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.
In een beperkt aantal gevallen, namelijk wanneer de woonoppervlakte van een woning groter is dan 200 m², kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de oppervlaktemaat voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 60 m². Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van milieucategorie B2 voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, echter onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit in kwestie naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
6.8 Artikelsgewijze Toelichting
Op een aantal bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.
Bedrijf
De bedrijven in deelgebied Q hebben de bestemming Bedrijf gekregen. Hier zijn uitsluitend lichte bedrijven toegestaan die zich verhouden tot een woongebied. De regels leggen de maximaal toegelaten bouwhoogte vast. Binnen de bestemming zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om tot een transformatie van de bedrijfsbestemming te komen. Deze regeling is overgenomen uit het eerdere bestemmingsplan Dichterswijk West.
Bedrijventerrein, Bedrijventerrein-1, Bedrijventerrein-2 en Bedrijventerrein-3
De zone langs het Merwedekanaal met inbegrip van de Woonboulevard, het gebied ten zuiden van de A12 en de bestaande bedrijvigheid aan de Fortlaan in Zuilen heeft de bestemming Bedrijventerrein gekregen. De verschillende bedrijventerreinen (genummerd van 1 tot en met 3) onderscheiden zich door de ten hoogste toegelaten milieucategorie. Met deze categorieen wordt aangesloten bij de reeds geldende regelingen voor de gebieden. Bestaande bedrijven die zwaarder zijn dan de toegelaten categorie zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' (1 tot en met 7). Hiermee kunnen deze bedrijven blijven functioneren. In de bestemming zijn uitsluitend bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Nieuwe volumineuze detailhandel is alleen in deelgebied Y via een afwijkingsregel mogelijk gemaakt. Bestaande kantoorfuncties op de bedrijventerreinen zijn met een aanduiding aangegeven. Verdere uitbreiding van de kantoorfunctie is niet mogelijk. Wel voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid van functieverbreding om leegstand te voorkomen (dienstverlening, congresfaciliteiten, horeca D, sport en onder voorwaarden maatschappelijke voorzieningen). Voor het overige zijn bouwregels opgenomen die zien op bebouwingspercentages en hoogten.
Bedrijf-Nutsvoorziening
Specifieke nutsvoorzieningen die van grotere omvang zijn dan regulier zijn aangegeven met de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening. Het gasverdeelstation in deelgebied K is deze bestemming toegekend. Deze voorziening is tevens voorzien van een veiligheidszone.
Detailhandel en Detailhandel-1
Het winkelcentrum De Gaard en Kanaleneiland zijn voorzien van de bestemming Detailhandel en Detailhandel -1. Het gaat hier om clusters van winkels. Tevens zijn vormen van horeca mogelijk conform de nu geldende regeling voor deze gebieden. De bestaande woningen boven de centra zijn eveneens bestemd. In de bouwregels zijn de maximale hoogten opgenomen.
Gemengd
Binnen deze bestemming is een aantal functies toegelaten: maatschappelijke voorzieningen, sport en lichte bedrijven (categorie A/B1). Tevens zijn kantoren toegestaan op de plaatsen waar deze aanwezig zijn. Deze locaties zijn op de verbeelding aangeduid. Maatschappelijke voorzieningen zijn in een aantal gevallen geluidgevoelig of behoeven aandacht vanuit luchtkwaliteit. Voor deze functie is daarom een bijzondere gebruiksregel opgenomen die een toets aan deze aspecten mogelijk maakt. Bestaande kantoren kunnen onder voorwaarden transformeren naar ander gebruik. De toegelaten functies en de voorwaarden waaronder zijn in de doeleinden en een specifieke gebruiksregel opgenomen.
Groen
Structuurgroen heeft de bestemming Groen gekregen. Binnen deze bestemming is bebouwing niet toegestaan. Een bijzondere regeling is opgenomen voor kleine gebouwtjes in de tuin van een woonboot.
Horeca
Bestaande vestigingen hebben de bestemming Horeca gekregen. Bij de regeling is gekeken naar de vergunde vormen van horeca voor de locaties. De zwaarste categorie is aangegeven in de regels. Lichtere catgorien horeca zijn daarmee eveneens toegestaan. Een bijzondere vorm van horeca is het hotel aan de zuidzijde van de A12. Binnen deze functie zijn ook vergaderfaciliteiten mogelijk gemaakt. Dit sluit aan bij de vergunde en feitelijke situatie. De bouwregels bevatten randvoorwaarden voor de bouwhoogten.
Kantoor
Bestaande kantoorgebouwen hebben de bestemming Kantoor gekregen, zoals in gebied L, P en E. Verdere toename van het volume is niet gewenst; de regeling is hierop afgestemd. In aansluiting op het kantorenbeleid is een regeling opgenomen om ook - onder specifieke voorwaarden - ander gebruik van kantoren toe te staan: dienstverlening, sport, horeca D, congres- en vergaderfaciliteiten. Door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid kunnen ook maatschappelijke voorzieningen mogelijk worden gemaakt. Deze functies kunnen geluidgevoelig zijn en in bepaalde gevallen wordt concentratie van (zorg)functies nagestreefd. Voor het vestigen van dergelijke functies dient een wijzigingsplan te worden opgesteld. Deze volgt een separate procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Maatschappelijk
Bestaande maatschappelijke functies en locaties waar reeds een maatschappelijke bestemming geldt, zijn als zodanig bestemd. Het gaat hier in hoofdzaak om scholen, maar ook andere maatschappelijke functies zijn hier mogelijk. Zelfstandige kantoren binnen deze bestemming zijn aangeduid op de verbeelding of in de regels omschreven (deelgebied M). De regels bevatten per locatie randvoorwaarden met betrekking tot bebouwingspercentage en maximale hoogte van de bebouwing.
Tuin
De gronden met deze bestemming mogen niet worden bebouwd. Het gaat om voor- en zijtuinen bij woningen. Voor een perceel aan de Draaiweg is een mogelijkheid opgenomen om de bestemming Tuin te wijzigen ten behoeve van een woonfunctie. Hiervoor dient bij een concreet initiatief een separate juridische procedure te worden doorlopen.
Verkeer
Het bestemmingsplan bevat verschillende verkeersbestemmingen waarbij in de doeleinden het gebruik is gespecificeerd. Het betreft hier in alle gevallen wegen die onderdeel uitaken van ht hoofdverkeersnet.
Verkeer Openbaar Vervoer
De bestaande HOV verbinding (tram) in Kanaleneiland Zuid heeft de bestemming Verkeer Openbaar vervoer gekregen. Deze routes zijn exclusief aangewezen ten behoeve van het Openbaar Vervoer.
Verkeer Parkeergarage
De bestaande garage/P&R in deelgebied Z is voorzien van deze bestemming.
Verkeer-verblijfsgebied
Straten en openbaar gebied dat geen onderdeel uitmaakt van de hoofdwegenstructuur heeft de bestemming Verkeer verblijfsgebied gekregen. Het accent ligt hier op het verblijf, zoals woonstraten en parkeerplaatsen.
Water
De bestaande watergangen zijn voorzien van de bestemming water. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging, recreatief gebruik en daar waar aangegeven zijn ook woonboten toegelaten. Kunstwerken zoals bruggen zijn binnen deze bestemming toegelaten.
Wonen, Wonen -1, Wonen-2, Wonen-3, Woongebied
De eengezinswoningen in het gebied hebben de bestemming Wonen gekregen, de gestapelde woonbebouwing de bestemming Wonen-1. Bij deze laatste bestemming zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan. De toekomstige woningen in Dichterswijk West zijn voorzien van de bestemming Wonen -2. Hier gelden een aantal bijzondere bepalingen die aansluiten bij de nu geldende bestemming. De kavel aan de Kapelseweg 6 is voorzien van de bestemming Wonen-3. Ook hier gelden bijzondere bouwregels die aansluiten bij de voorheen geldende bestemming. Binnen de woonbestemmingen zijn ook garageboxen toegestaan, daar waar op de verbeelding aangegeven. De verschillende woonbestemmingen bevatten bouwregels voor de maximaal toegelaten goot en/of bouwhoogte.
De bestemming Woongebied geldt voor twee gebieden in Zuilen. Het betreft gebieden die onderdeel uitmaken van een herstructurering waardoor enige ruimte in de ligging van de bouwvlakken is opgenomen. Hierbij wordt aangesloten op de ook nu geldende bestemming van deze gebieden.
Wonen-uit te werken
Het deelgebied aan de Stroomstraat heeft - conform het nu geldende bestemmingsplan - een uit te werken woonbestemming gekregen. Onder randvoorwaarden kan de bestemming nader worden uitgewerkt. Tot het moment van uitwerken geldt een bouwverbod. De uitwerkingsregels geven bepalingen voor de maximale hoogte in het deelgebied.
Dubbelbestemmingen
Leiding-Gas
De gasleidingen met de daarbij behorende bebouwingsvrije/risicozone hebben deze dubbelbestemming gekregen. Voor de andere bestemmingen van deze gronden gelden bijzondere bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Het bouwen conform die andere bestemmingen is alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid. Dat om te kunnen beoordelen of door dat bouwen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding. Essentieel is dat de beheerder van de betreffende leiding in die beoordeling wordt betrokken. Daarom is als voorwaarde gesteld dat per afwijking vooraf diens advies dient te worden ingewonnen.
Leiding - Brandstof
De bestaande brandstofleiding nabij Ikea is op de verbeelding opgenomen. Hier gelden bijzondere bepalingen met het oog op de bescherming van de veiligheidssituatie rond deze leiding.
Waarde- archeologie
De bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden is binnen de gemeente vastgelegd in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Voor een archeologisch waardevol gebied geldt het volgende regime:
- bij bouwwerken wordt de archeologie gekoppeld aan de omgevingsvergunning;
- alvorens het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleent, wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog over de gevolgen van voorgenomen werken of werkzaamheden voor het behoud van de archeologische waarden in het gebied;
- de gemeente beslist op basis van het advies of en onder welke voorwaarden de vergunning wordt verleend.
Waterstaat-Waterkering, Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Op gronden die tevens een functie hebben als waterkering is een dubbelbestemming opgenomen.
Voor de andere bestemmingen van deze gronden gelden bijzondere bepalingen met het oog op de waterkering. Het bouwen conform die andere bestemmingen is alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid. Dat om te kunnen beoordelen of door dat bouwen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering. Essentieel is dat de beheerder van de betreffende leiding in die beoordeling wordt betrokken. Daarom is als voorwaarde gesteld dat per afwijking vooraf diens advies dient te worden ingewonnen.
Deze regeling in het bestemmingsplan laat onverlet de bepalingen die gelden voor activiteiten (zoals grondroeringen) op, in of nabij waterkeringen, uit hoofde van de Keur van het betreffende waterschap of enige, andere specifieke regelgeving.
Vrijwaringszone - Straalpad
Binnen deze zone loopt een straalpad, op basis waarvan de bouwhoogte van bouwwerken die hier op grond van de desbetreffende bestemming zijn toegestaan, worden beperkt.
Algemene regels
Artikel 44 regelt dat de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid. Het artikel neemt de functie over van de stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening die eenzelfde voorwaarde aan het gebruik stelt. Bij het toetsen van omgevingsvergunningen aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen voldoet. Het college heeft normen vastgesteld die aangeven wat als 'voldoende' moet worden beschouwd. In een bestaande situatie wordt de bestaande parkeergelegenheid voor auto's en fietsen als voldoende beschouwd. Deze bestaande parkeergelegenheid moet op grond van dit artikel in stand worden gehouden. Bij sloop- nieuwbouw wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen (het rechtens verkregen niveau) in mindering gebracht op het aantal dat nodig is bij de nieuwe ontwikkeling, een en ander conform het geldende gemeentelijk beleid. Met parkeervoorzieningen worden parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen bedoeld.
6.9 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
6.9.1 Algemeen
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
6.9.2 Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2006).
De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.
Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.
Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.
Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
6.9.3 Te hanteren richtafstanden
De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
Mlieucategorie | Richtafstand rustige woonwijk (in meters) | Richtafstand gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 | |
2 | 30 | 10 | |
3.1 | 50 | 30 | |
3.2 | 100 | 50 | |
4.1 | 200 | 100 | |
4.2 | 300 | 200 | |
5.1 | 500 | 300 | |
5.2 | 700 | 500 | |
5.3 | 1.000 | 700 | |
6 | 1.500 | 1.000 |
6.9.4 Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen
Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:
- bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
- bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
- bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.
6.9.5 De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:
In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.
De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten).
6.9.6 Flexibiliteit
De Staat van bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
In de SvB is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.
6.10 Lijst Van Horeca-inrichtingen
Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor horeca-inrichtingen.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in 'harde' tot 'zachte' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type/de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
Categorie A1 | discotheek, bar-dancing |
Categorie A2 | zaalverhuur |
Categorie B | café, bar, brasserie |
Categorie C | cafetaria, snackbar, grill-room, fastfood-restaurant, automatiek, snelbuffet |
Categorie D1 | restaurant, bistro, crêperie |
Categorie D2 | lunchroom, ijssalon, koffiebar, koffie/theehuis |
In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Horeca-activiteiten.
6.11 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorde regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijven 'Functiemenging'
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovenvermelde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de vermelde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten vermeld onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging':
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders vermeld | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | ||||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | |||||||
nummer | CATEGORIE | ||||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | ||||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | ||||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | |||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | |||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN | ||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | |||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | ||||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | ||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | ||||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | ||||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | ||||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | ||||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | ||||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | |||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | |||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | ||||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | ||||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | ||||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | |||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | |||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | |||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | ||||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | ||||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | |||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | |||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | |||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | ||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | ||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | ||||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | |||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | |||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | |||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | |||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | |||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | ||||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | |||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | ||||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | ||||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
5134 | 4634 | Groothandel in drank | C | ||||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | ||||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | ||||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | ||||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | ||||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | ||||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | |||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | |||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | ||||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | |||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | |||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | ||||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | ||||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | ||||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | ||||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | ||||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | ||||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | ||||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | ||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | ||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | ||||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | |||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | |||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | ||||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | ||||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | ||||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | |||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan of een beheersverordening bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. Deze categorieën zijn vastgelegd in het op
18 juni 2012 in werking getreden Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2012 en overgenomen in onderstaande Lijst van Horeca-activiteiten.
In de Lijst van Horeca-activiteiten is een functionele differentiatie in 'harde' tot 'zachte' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De Lijst van Horeca-activiteiten kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.
De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
categorie A1 | discotheek, bar-dancing |
categorie A2 | zaalverhuur |
categorie B | café, bar, brasserie |
categorie C | cafetaria, snackbar, grill-room, fastfood-restaurant, automatiek, snelbuffet |
categorie D1 | restaurant, bistro, crêperie |
categorie D2 | lunchroom, ijssalon, koffiebar, koffie/theehuis |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Onderscheid cafetaria-snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalcentrum
Een afhaalcentrum valt bestemmingsplantechnisch onder de detailhandelsfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een pizzeria die enkel pizza's verkoopt en geen gelegenheid biedt om ter plaatse de pizza te nuttigen. Ook hier geldt dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.
Definitie van een afhaalcentrum: 'detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht'.
Additionele horeca
Bij additionele horeca gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling waar sprake is van sociaal-culturele, maatschappelijke, en (sportief-) recreatieve doeleinden. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen, scholen en sportfaciliteiten, of horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.
Bij additionele horeca gaat het erom dat:
- de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daar bij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en partijen;
- de gelegenheid ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie absoluut als maximum geldt. Dit maximum geldt voor kleinschalige functies; voor grootschalige functies kan door de gemeente een maximumomvang in vierkante meters worden vastgesteld. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting;
- de horeca niet zelfstandig mag worden uitgeoefend of toegankelijk los van de hoofdfunctie. Wanneer sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie, is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten die vallen onder de horecacategorieën.
Detailhandel met horeca
In de detailhandel is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Hierbij moet worden gedacht aan een winkel waar een klein deel van het vloeroppervlak gebruikt wordt voor het nuttigen van ter plaatse bereide en verkochte etenswaren. Dergelijke ondersteunende horeca kan buitenplans worden geregeld middels de zogeheten 'Kruimelgevallenregeling'. Randvoorwaarden hierbij zijn:
- het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
- voor winkels tot 1.000 m2 bvo geldt in principe een maximale ratio tussen horeca en publiekstoegankelijke winkelvloeroppervlak van 30:70 en er moet een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden; het gaat primair om het proeven van producten die in de winkel worden verkocht;
- voor winkels boven de 1.000 m2 bvo geldt dat een ondersteunende horecafunctie kan worden toegestaan tot maximaal 20% van het bebouwd oppervlak; dit geldt ook voor de non-food, zoals kledingwinkels, boekwinkels, schoenenzaken et cetera;
- de vestiging moet zich houden aan de algemene gehanteerde winkeltijden.
Daar waar sprake is van een bestaande, vergunde ondersteunende horeca, zal dit in de regels en op de verbeelding worden vastgelegd.
Coffeeshops
Coffeeshops worden gereguleerd middels de Algemene Politieverordening (APV). In de Lijst van Horeca-activiteiten vallen coffeeshops in de horecacategorie D. In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid.
Lijst van Horeca-activiteiten
Voor de toepassing van deze Lijst van Horeca-activiteiten wordt onder een horecabedrijf begrepen:
een bedrijf of instelling waar:
- bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
- bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: | Inrichting: | Activiteiten: | |
A1 | discotheek bardancing | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van drank en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) drank ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen. | |
A2 | zaalverhuur | Een horecabedrijf dat voorziet in zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten zoals bruiloften. Al dan niet met muziek, verstrekking van (alcoholhoudende) drank en etenswaren. | |
B | café bar brasserie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) drank voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden. Het accent ligt op de verstrekking van drank. | |
C | cafetaria snackbar grill-room fastfoodrestaurantautomatiek snelbuffet | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije drank. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren. | |
D1 | restaurant bistro crêperie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank. Geen dansen na restauranttijden. Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse. | |
D2 | lunchroom ijssalon koffiebar koffie-/theehuis | Een horecabedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en drank, en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. Daghoreca is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. |
Bijlage 1 Externe Veiligheid Deelgebied N
1.1 Inleiding
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. Voor het plangebied is alleen het Amsterdam-Rijnkanaal relevant. De A2 ligt op te grote afstand (ca. 500 meter) om van invloed te zijn. Andere relevante Basisnet-transportassen liggen allen op zeer grote afstand (meer dan een kilometer) van het plangebied. Nadere beschouwing is niet nodig. Over niet-Rijkswegen vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats dat wordt gereguleerd door de gemeentelijke routeringsverordening.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.
- Bedrijven die vallen onder het Bevi. In het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Iets buiten het plangebied bevindt zich één Bevi bedrijf, het LPG tankstation aan het 24 Oktoberplein. Het invloedsgebied heeft een overlap met het plangebied.
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in:
- de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water)
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven)
De circulaire Rnvgs (laatste herziening d.d. 31-7-2012) geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten/bestemmingen. Risicovolle bedrijven zijn bijvoorbeeld LPG stations. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, gebouwen waarin mensen zijn die zichzelf slecht in veiligheid kunnen brengen (scholen en zorginstellingen) en gebouwen waarin vaak grote aantallen personen aanwezig zijn (grote winkelcentra, grote kantoren etc.). Daarnaast bestaan beperkt kwetsbare objecten, dit zijn alle andere (meestal) gebouwde objecten.
In de circulaire Rnvgs en het Bevi staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de plankaart) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.
Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.
De circulaire Rnvgs, het Bevb en het Bevi verplichten ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens het Bevi moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied van het risicovolle bedrijf. De grootte van het invloedsgebied verschilt per soort bedrijf. Volgens de circulaire Rnvgs en het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval, de zogenaamde 1% letaliteit contour. Ook hier verschilt de grootte per transportas.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen bijvoorbeeld niet sturen op aantallen vervoersbewegingen. Bij bedrijven, en in mindere mate bij transportleidingen, zijn er meer mogelijkheden via bijvoorbeeld de omgevingsvergunning.
1.2 Vervoer Gevaarlijke Stoffen Over Wegen, Spoorwegen En Water
Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. In de loop van 2013 zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, wettelijk worden verankerd. Dit gebeurt door het aanpassen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een nieuw vast te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev). Vooruitlopend hierop zijn die uitgangspunten nu reeds vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de bevoegde gezagen wordt verwacht dat zij toepassing geven aan de circulaire en daarmee anticiperen op het Basisnet. De transportfrequenties, opgenomen in de circulaire corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de berekening van de risico's ten behoeve van dit plan is om bovenstaande reden uitsluitend gerekend met de Basisnet uitgangspunten.
Transport van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam- Rijnkanaal
In het kader van het Basisnet zijn inventarisaties uitgevoerd wat betreft knelpunten externe veiligheid langs vaarwegen. Daaruit bleek dat langs het Amsterdam-Rijnkanaal geen knelpunten aanwezig zijn. De scheepvaart met gevaarlijke stoffen kan vele malen groeien voordat de normwaarden voor plaatsgebonden en groepsrisico in zicht komen. Aangezien er geen PR=10-6 contour bestaat is toetsing niet aan de orde. Wel zal op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied (PAG) gaan gelden van 25 meter vanaf de oever van het kanaal. In het toekomstige Besluit externe veiligheid transportroutes zal een verantwoordingsplicht gaan gelden waarom binnen zo'n gebied (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. De kortste afstand tussen het kanaal en het plangebied bedraagt ca. 35 meter. Het plangebied komt daarmee niet binnen het PAG. Nadere beschouwing is daarmee niet nodig.
Gelet op het lage groepsrisico zal er niet verder worden ingegaan op de eventuele mogelijkheden om het groepsrisico omlaag te krijgen. Wel wordt hierna ingegaan op de mogelijkheden tot het bestrijden van een zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in de omgeving. Maatregelen m.b.t. voorbereiding en beperken omvang zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De totale bluswatercapaciteit wordt voor de bestrijding van een (dreigend) zwaar ongeval op het water als voldoende beschouwd.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazernes zijn de posten aan de Vlampijpstraat en de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes van nood- en hulpdiensten naar het plangebied toe kunnen de diverse locaties snel bereikt worden en is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd.
- Bereikbaarheid. Het kanaal is overal goed toegankelijk omdat nabij het gehele plangebied wegen liggen naast het kanaal. Ook de te beschermen bebouwing in het plangebied is overal goed bereikbaar.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval.
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht de regelgeving om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de transportas te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid").
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied langs het kanaal (woonwijk) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in dat gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.
Conclusies vervoer over water
Voor het Amsterdam-Rijnkanaal bestaat geen PR 10-6 contour die op de oever komt. Wel zal er op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied gaan gelden. Het plangebied blijft echter buiten het PAG zodat nadere beschouwing niet nodig is. Het groepsrisico is laag en wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam-Rijnkanaal legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
1.3 Bedrijven Die Vallen Onder Het Bevi
Iets buiten het plangebied bevindt zich één bedrijf dat veiligheidsrisico's met zich mee brengt voor het plangebied en die onder het Bevi valt. Het gaat om het Texaco tankstation aan het 24 Oktoberplein, waar ook LPG verkocht wordt.
De verkoop van LPG brengt veiligheidsrisico's met zich mee die van invloed zijn op het plangebied. Het belangrijkste risico wordt gevormd door de mogelijkheid dat een LPG tankauto ontploft, een zogenaamde BLEVE. Behalve de opstelplaats van de tankauto, het vulpunt, is de ondergrondse LPG tank een belangrijke risicobron.
Hieronder volgt voor het tankstation een beschrijving van de omgeving, de toetsing van het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico.
LPG tankstation – 24 Oktoberplein
Omgeving van het tankstation
Het tankstation bevindt zich aan de noordzijde van het 24 Oktoberplein. In de oost oksel van het plein wordt het station omgeven door een grootschalige kantoorlocatie en een woontoren. De woontoren raakt de contour van het invloedsgebied en ligt er net buiten. In de zuid oksel bevindt zich het terrein van het Mesos ziekenhuis dat voor een deel binnen het invloedsgebied ligt.
In de noord oksel van het plein bevinden zich een woonflat, seniorenwoningen en een kantoorlocatie. In de west oksel tenslotte bevinden zich enkele vrijstaande woningen.
De omgeving van het tankstation kenmerkt zich door een zeer hoge bebouwingsdichtheid net buiten het invloedsgebied van het tankstation.
Het gaat in alle gevallen om kwetsbare objecten. In de directe omgeving bevinden zich geen beperkt kwetsbare objecten.
De afstand vanaf het LPG vulpunt tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (kantoor in de noord oksel) is ca. 90 meter. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woonflat) is ca. 65 meter.
Plaatsgebonden risico (PR) vanwege het tankstation
Voor LPG tankstations hoeven de plaatsgebonden risico-contouren niet per geval te worden berekend, maar gelden vaste afstanden die afhankelijk zijn van de LPG-jaaromzet. Deze afstanden zijn vastgelegd in een regeling op grond van het Bevi. Voor het tankstation geldt een milieuvergunning voor de aflevering van maximaal 500 m3 per jaar. Omdat er geen sprake is van een gewijzigde situatie bij het LPG tankstation, noch de omgeving van het station, bedraagt de toetsafstand voor het PR (10-6 - contour), m.b.t. de afstand kwetsbaar object tot vulpunt, 25 meter. Deze toetsafstand is ontleend aan een tabel die is geïntroduceerd bij de Revi-wijziging van juli 2007 en geldt uitsluitend voor bestaande situaties. Binnen deze 25 meter bevinden zich geen kwetsbare objecten. Voor nieuwe situaties geldt vooralsnog een toetsafstand van 45 meter.
Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 - contour als richtwaarde. Strikt genomen geldt volgens het Revi voor bestaande beperkt kwetsbare objecten een grotere toetsafstand dan voor kwetsbare objecten, namelijk 45 meter. Dit komt omdat bij de Revi-wijziging van juli 2007 geen nieuwe tabel is geïntroduceerd voor beperkt kwetsbare objecten. Aangezien er geen beperkt kwetsbare objecten in de directe omgeving zijn, is een toetsing niet aan de orde. Voor nieuwe situaties geldt eveneens een toetsafstand van 45 meter.
Naast de afstandsnorm voor het vulpunt bestaan er normen voor de ondergrondse LPG tank en de LPG afleverzuilen. Aan de afstandscriteria met betrekking tot de ondergrondse tank (grenswaarde 25 meter tot kwetsbare objecten en richtwaarde 25 meter tot beperkt kwetsbare objecten) wordt voldaan. Aan de afstandscriteria met betrekking tot de afleverzuilen (grenswaarde 15 meter tot kwetsbare objecten en richtwaarde 15 meter tot beperkt kwetsbare objecten) wordt ook voldaan.
Conclusie toets plaatsgebonden risico
Aan zowel de grenswaarden als richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan.
Aan de overige afstandscriteria m.b.t. het ondergrondse LPG reservoir en de afleverzuil wordt eveneens voldaan.
Groepsrisico (GR) vanwege het tankstation
Volgens artikel 13 lid 1 van het Bevi moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door maatregelen bij het station en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
De personendichtheid en de berekening van het groepsrisico zijn beschreven in een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van februari 2012.
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Het invloedsgebied bij het tankstation bevindt zich op een afstand van 150 meter vanaf zowel het LPG vulpunt als de ondergrondse LPG tank. Het invloedsgebied is daardoor te benaderen als een oppervlak in de vorm van twee cirkels met ieder een straal van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en het middelpunt van de ondergrondse tank. Binnen deze cirkels bevinden zich de onder "Omgeving van het tankstation" genoemde objecten/bestemmingen of gedeelten daarvan. De personendichtheden van de objecten zijn beschreven in de QRA.
Om een indruk te geven van de hoogte van het GR ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen in de diagrammen die in de QRA zijn opgenomen, de zogenaamde fN-curves (blz 12 en 13).
In de QRA zijn voor diverse oplossingsrichtingen en combinaties daarvan de groepsrisico's doorgerekend en gepresenteerd door middel van fN-curves. Het gaat om de volgende maatregelen:
- uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens kantooruren (alleen 's nachts);
- aanbrengen van een hittewerende coating op de tank van de LPG tankwagens;
- vervangen van de ondergrondse LPG tank door één met een kleinere inhoud.
In alle doorgerekende gevallen is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In het geval dat alle maatregelen worden toegepast is er nog steeds een ruime overschrijding. Hierna worden de maatregelen nader toegelicht.
Kenmerkend voor de omgeving van het tankstation is dat er net buiten het invloedsgebied van het tankstation een zeer hoge bebouwingsdichtheid bestaat. De hierin verblijvende personen komen niet tot uitdrukking in de berekening van het groepsrisico; dit vanwege de strikte afbakening van het invloedsgebied. Het groepsrisico geeft daarmee een vertekend beeld. Bij de ontwikkeling van het Mesosterrein, buiten het invloedsgebied, zal dit fenomeen een nadrukkelijk punt van aandacht zijn.
Verlaging groepsrisico door (voorgenomen) maatregelen bij het station
Er bestaan drie (potentiële) maatregelen, gerelateerd aan het tankstation, om het groepsrisico te verlagen.
- In juni 2005 is een convenant afgesloten tussen de LPG branche en de rijksoverheid. Eén van de consequenties van dit convenant was dat uiterlijk 2010 hittewerende coatings en verbeterde losslangen op de tankwagens zouden worden aangebracht. Deze maatregelen zijn in 2010 uitgevoerd. De gevolgen voor het groepsrisico moeten per station worden berekend.
- Voor de locatie 24 Oktoberplein zijn deze te herleiden uit de fN-curves in de hierboven genoemde QRA.
- Uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens dagdelen waarop relatief veel mensen aanwezig zijn. Voor deze maatregel is het nodig om een extra voorschrift (i.c. benoemen van venstertijden) in de milieuvergunning van het tankstation op te nemen. Een procedure voor het aanpassen van de milieuvergunning wordt overwogen maar is nog niet gestart. Daarvoor zal eerst de exploitant benaderd moeten worden om de haalbaarheid te bespreken.
- Vervangen van de ondergrondse LPG tank door één met een kleinere inhoud. Indien alle hiervoor genoemde maatregelen worden uitgevoerd zal met een tank van 20 m3 de oriëntatiewaarde van het groepsrisico nog steeds worden overschreden (zie de QRA). Dit verdraagt zich in principe niet met de afspraken uit het Convenant LPG.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het ruimtelijke besluit betreft een beheer bestemmingsplan. Aan de omgeving zal niets veranderen. Gezien de externe veiligheidssituatie is het financieel niet verantwoord om geforceerd over te gaan tot aanpassingen in de omgeving. Zie hiervoor ook onder "Conclusie toets groepsrisico".
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
- Primair: Er is op de Pijperlaan een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig met een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
- Secundair: Er is geen secundaire bluswatervoorziening aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is onvoldoende. Er zullen stappen worden ondernomen om in de nabijheid van de Verdilaan/Rachmaninoffplantsoen een geboorde put te laten slaan.
- Tertiair: In de nabije omgeving is aan de Pijperlaan/Leidsweg een tertiaire bluswatervoorziening aanwezig (Leidsche Rijn) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanaf de post Belcampostraat toereikend aanrijden.
- Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de locatie is goed vanwege de ruime infrastructuur (i.c. het 24 Oktoberplein en de daarop aansluitende wegen) rondom het tankstation. De installatieonderdelen zijn goed bereikbaar omdat deze direct aan de openbare weg liggen.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevi om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de inrichting te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig. Verwezen wordt naar "Bereikbaarheid" (hierboven); ook zijn er goede ontruimingsmogelijkheden via de Pijperlaan en de Ravellaan.
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (o.a. woningen en kantoren) kan ervan worden uitgegaan dat een groot deel van de mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat die personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Er mag van worden uitgegaan dat dit ook geldt voor de seniorenwoningen (zelfstandig wonende personen).
Conclusie toets groepsrisico
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er een grote overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Deze overschrijding zal blijven bestaan nadat tankauto's zullen zijn voorzien van een hittewerende coating; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht.
In de QRA is onderzocht of het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde gebracht kan worden door een aantal maatregelen te nemen bij het station, zoals het instellen van zogenaamde venstertijden en het verkleinen van de maximale LPG voorraad in het ondergrondse reservoir. Uit de QRA blijkt dat ook met die maatregelen nog een aanzienlijke overschrijding van de oriëntatiewaarde blijft bestaan.
Met de exploitant van het tankstation is consensus over het opnemen van deze maatregelen in de milieuvergunning. Met het borgen van deze maatregelen wordt de veiligheidssituatie sterk verbeterd.
Tegelijkertijd is met de exploitant van het tankstation gesproken over de afspraken die zijn vastgelegd in het zogenaamde Convenant LPG-autogas van 22 juni 2005. In dat convenant heeft de LPG branche zichzelf opgelegd de verkoop van LPG te stoppen indien het groepsrisico niet teruggebracht kan worden tot onder de oriëntatiewaarde. Omdat de afspraken in het convenant niet afdwingbaar zijn, heeft de gemeente geen mogelijkheden om het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde te krijgen. Gelet hierop wordt het risico geaccepteerd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Bijlage 2 Qra 24 Oktoberplein
Bijlage 3 Externe Veiligheid Deelgebied Z
3.1 Inleiding Externe Veiligheid
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich de A12. Verder is voor het plangebied alleen het Amsterdam-Rijnkanaal relevant. Een deel van het Amsterdam Rijnkanaal maakt deel uit van het plangebied. Andere relevante Basisnet-transportassen liggen allen op grote afstand (meer dan een kilometer) van het plangebied. Nadere beschouwing is niet nodig.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Door het plangebied loopt van west naar oost een brandstoftransportleiding. Andere transportleidingen bevinden zich op grote afstand.
- Bevi bedrijven. Binnen het plangebied bevindt zich een Bevi bedrijf. Het gaat om een brandstoffendepot. Buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in:
- de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water)
- het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; voor transportleidingen)
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven).
De circulaire Rnvgs (laatste herziening d.d. 31-7-2012) geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het Bevb is gebaseerd op de systematiek van het Bevi. Het besluit regelt onder andere de afstand tussen kwetsbare objecten en een transportleiding voor gevaarlijke stoffen (meestal een aardgasleiding). Naast risiconormeringen kent het Bevb tevens een extra afstandsbepaling, de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen de belemmeringenstrook geldt vanuit operationele overwegingen een totaal bouwverbod, dus ook voor objecten waar geen mensen verblijven (schuren, tuinhuisjes etc.). Dit is nodig vanwege de bereikbaarheid voor onderhoud, bescherming van de omgeving bij lekkage, bescherming van de leiding tegen beschadiging en bereikbaarheid in noodgevallen.
Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten/bestemmingen. Risicovolle bedrijven zijn bijvoorbeeld LPG stations. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, gebouwen waarin mensen zijn die zichzelf slecht in veiligheid kunnen brengen (scholen en zorginstellingen) en gebouwen waarin vaak grote aantallen personen aanwezig zijn (grote winkelcentra, grote kantoren etc.). Daarnaast bestaan beperkt kwetsbare objecten, dit zijn alle andere (meestal) gebouwde objecten.
In de circulaire Rnvgs, het Bevb en het Bevi staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de plankaart) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.
Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.
De circulaire Rnvgs, het Bevb en het Bevi verplichten ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens het Bevi moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied van het risicovolle bedrijf. De grootte van het invloedsgebied verschilt per soort bedrijf. Volgens de circulaire Rnvgs en het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval, de zogenaamde 1% letaliteit contour. Ook hier verschilt de grootte per transportas.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen bijvoorbeeld niet sturen op aantallen vervoersbewegingen. Bij bedrijven, en in mindere mate bij transportleidingen, zijn er meer mogelijkheden via bijvoorbeeld de omgevingsvergunning.
3.2 Vervoer Gevaarlijke Stoffen Over Wegen, Spoorwegen En Water
Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. In de loop van 2013 zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, wettelijk worden verankerd. Dit gebeurt door het aanpassen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een nieuw vast te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev). Vooruitlopend hierop zijn die uitgangspunten nu reeds vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de bevoegde gezagen wordt verwacht dat zij toepassing geven aan de circulaire en daarmee anticiperen op het Basisnet. De transportfrequenties, opgenomen in de circulaire corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de berekening van de risico's ten behoeve van dit plan is om bovenstaande reden uitsluitend gerekend met de Basisnet uitgangspunten.
Transport van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam- Rijnkanaal
In het kader van het Basisnet zijn inventarisaties uitgevoerd wat betreft knelpunten externe veiligheid langs vaarwegen. Daaruit bleek dat langs het Amsterdam-Rijnkanaal geen knelpunten aanwezig zijn. De scheepvaart met gevaarlijke stoffen kan vele malen groeien voordat de normwaarden voor plaatsgebonden en groepsrisico in zicht komen. Aangezien er geen PR=10-6 contour bestaat is toetsing niet aan de orde. Wel zal op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied (PAG) gaan gelden van 25 meter vanaf de oever van het kanaal. In het toekomstige Besluit externe veiligheid transportroutes zal een verantwoordingsplicht gaan gelden waarom binnen zo'n gebied (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. Op dit moment bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen dat gebied. Op de verbeelding zijn binnen dit gebied nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten uitgesloten door het bouwvlak te positioneren op 25 meter vanaf de oever van het kanaal.
Gelet op het lage groepsrisico zal er niet verder worden ingegaan op de eventuele mogelijkheden om het groepsrisico omlaag te krijgen. Wel wordt hierna ingegaan op de mogelijkheden tot het bestrijden van een zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in de omgeving.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding en beperken omvang zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De totale bluswatercapaciteit wordt voor de bestrijding van een (dreigend) zwaar ongeval op het water als voldoende beschouwd.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is de post aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes van nood- en hulpdiensten naar het plangebied toe kunnen de diverse locaties snel bereikt worden en is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd.
- Bereikbaarheid. Het kanaal is overal goed toegankelijk omdat nabij het gehele plangebied wegen liggen naast het kanaal. Ook de te beschermen bestemmingen langs het kanaal binnen het plangebied zijn goed bereikbaar.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht de regelgeving om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de transportas te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid"). Voor de specifieke beschrijving met betrekking tot het kantoor van de Rijksgebouwendienst (Westravenflat) wordt verwezen naar hetgeen hierover is beschreven onder hoofdstuk 1.3 ("Bedrijven die vallen onder het Bevi").
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied langs het kanaal (bedrijventerrein) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in dat gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Voor de specifieke beschrijving met betrekking tot het kantoor van de Rijksgebouwendienst (Westravenflat) wordt verwezen naar hetgeen hierover is beschreven onder hoofdstuk 1.3 ("Bedrijven die vallen onder het Bevi").
Conclusies vervoer over water
Voor het Amsterdam-Rijnkanaal bestaat geen PR 10-6 contour die op de oever komt. Wel zal er op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied gaan gelden. Nieuwe bebouwing zal worden uitgesloten door de bouwvlakken te positioneren buiten deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het groepsrisico is laag en wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam-Rijnkanaal legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
Transport van gevaarlijke stoffen over de A12
Omgeving van de A12
De omgeving aan de noordzijde van de A12, binnen het plangebied, bestaat vrijwel in het geheel uit bedrijfs- en kantoorbestemmingen. Dit geldt ook voor een groot deel van het gebied ten zuiden van de A12, Westraven en bedrijventerrein De Liesbosch in Nieuwegein. Meer naar het oosten bevindt zich ten noorden van de A12 de woonwijk Hoograven.
Uitgangspunten van het Basisnet
De uitgangspunten van het Basisnet worden onder andere bepaald door de transportfrequenties. Deze bedragen voor het betreffende trajectdeel van de A12: 6855 voertuigen met brandbare gassen (LPG, propaan) per jaar.
Over de A12 worden ook andere gevaarlijke stoffen vervoerd (brandbare vloeistoffen zoals benzine, toxische vloeistoffen zoals acrylnitril), maar van alle gevaarlijke stoffen zijn de brandbare gassen maatgevend voor het groepsrisico.
De transportfrequenties en nog enkele andere uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 4 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Toetsing plaatsgebonden risico
Op basis van de uitgangspunten van het Basisnet is er rond de A12 een PR=10-6 contour aanwezig van 25 meter, gerekend vanaf het midden van de weg. De contour komt daarmee niet buiten de grens van het snelwegtracé. Op basis daarvan hoeft daarom geen toets plaats te vinden naar de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten. Ook bestaat er een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter, gerekend vanaf de rand van de weg. Op grond van het toekomstige Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev) zal een verantwoordingsplicht gaan gelden indien binnen deze zone (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt. Dit heeft te maken met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen. Voor het plangebied is er op geen enkele plek een overlap met bouwvlakken van de diverse bestemmingen. Binnen de PAG zone zijn daardoor geen bebouwingsmogelijkheden volgens dit bestemmingsplan.
Verantwoording groepsrisico
Anticiperend op het Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev) wordt hierna een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd. Hierbij wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht en wordt vervolgens beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door eventuele maatregelen aan het transport en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
Voor de berekening van het groepsrisico is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM II. In dit programma zijn de uitgangspunten zoals hierboven genoemd als brongegevens ingevoerd. Het groepsrisico wordt in principe bepaald binnen de zogenaamde 1% letaliteitcontour. Aangezien bebouwing op grotere afstand dan 200/250 meter een verwaarloosbare invloed heeft op het groepsrisico, is in het rekenprogramma volstaan met het invoeren van personendichtheden binnen 200/250 meter afstand van de weg. In dat gebied bevinden zich de onder "Omgeving van de A12" genoemde bestemmingen. Ook geprojecteerde bebouwing is meegenomen. Onder geprojecteerd wordt de bebouwing verstaan die nog niet is gerealiseerd, maar al wel mogelijk is gemaakt middels een bestemmingsplan, of waarvoor een bestemmingsplanprocedure loopt, of waarvoor een vooraankondiging bestemmingsplan is gedaan. Uitgaande hiervan is voor dit plan gebruik gemaakt van een berekening die is gemaakt ten behoeve van de meest recent voorgenomen ontwikkeling, i.c. het bestemmingsplan "Hotel en kantoorontwikkeling Winthontlaan 4-6, Merwedekanaalzone" waarvoor een vooraankondiging is gedaan.
Om een indruk te geven van de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen in het diagram dat in het door het rekenprogramma gegenereerde rapport is opgenomen.
Uit de rapportage blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en 0,848 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. De rapportage waarin het groepsrisico is weergegeven is als bijlage ("Rapportage Externe veiligheid Winthontlaan, nieuw") toegevoegd.
Verlaging groepsrisico door eventuele maatregelen aan het transport
Het Basisnet is het resultaat van een langdurig afwegingsproces tot het optimaliseren van de externe veiligheid rond het totale Nederlandse wegennet. De gezamenlijke verantwoording van wegbeheerder, ministerie en gemeente die in het kader van het opstellen van het Basisnet heeft plaatsgevonden, behoeft in het kader van dit bestemmingsplan niet opnieuw uitgevoerd te worden. Deze gezamenlijke verantwoording resulteerde in groeifactor 1,5, in plaats van een voor de meeste andere wegen toegepaste groeifactor 2. Dit heeft geresulteerd in een maximaal aantal van 6855 voertuigen met brandbare gassen per jaar, in plaats van 9140.
Door de wettelijke borging van de uitgangspunten van het Basisnet is de transportbijdrage aan het groepsrisico gefixeerd in een risicoruimte. Als gevolg hiervan is het groepsrisico niet meer te beïnvloeden door maatregelen aan het transport.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Maatregelen in de omgeving zijn hierbij niet aan de orde. Maatregelen zijn ook niet nodig gelet op de hoogte van het groepsrisico (zie hierboven), de afwegingen in het kader van het Basisnet en de overige overwegingen zoals hierna genoemd.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De totale bluswatercapaciteit wordt voor de bestrijding van een (dreigend) zwaar ongeval op de A12 als voldoende beschouwd.
- Inzettijd. Inzettijd van de brandweer is goed vanaf de brandweerpost aan de Helling. Ook vanaf diverse andere posten kan een snelle inzet plaatsvinden via de snelwegen rondom Utrecht.
- Bereikbaarheid. Het gaat om een snelweg met veel rijstroken. De bereikbaarheid is geen probleem. Ook de locaties langs de snelweg op de bedrijventerreinen zijn vanwege de ruime infrastructuur allen goed bereikbaar.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, is het gebruikelijk om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in voldoende mate aanwezig.
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (bedrijventerrein en kantoren) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.
Conclusies
Voor de A12 ter hoogte van het plangebied bestaat volgens het Basisnet een PR=10-6 contour van 25 meter. Vanwege de breedte van de A12 ter plaatse komt de PR=10-6 contour niet buiten de grens van het snelwegtracé. Daarnaast geldt er volgens de uitgangspunten van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Binnen dit PAG bevinden zich in het plangebied geen bestemde bouwvlakken.
Het groepsrisico is vrij hoog maar blijft onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de afwegingen die ten behoeve van het basisnet zijn gedaan, wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Het wegvervoer van gevaarlijke stoffen legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.
Vervoer door brandstof transportleiding
Ligging tracé
Door het plangebied loopt van west naar oost een transportleiding bestemd voor het transport van brandstoffen. De leiding komt ter hoogte van de zuidgevel van het RWS kantoor het plangebied binnen en vervolgt z'n weg langs de noordgevel van het Transferium Westraven. Na kruising met de Europalaan loopt de leiding zuidelijk van het Bastionhotel en kruist na een lichte bocht de Mauritsiuslaan. Iets ten noorden van de Mauritsiuslaan gaat de leiding onder het Merwedekanaal door en verlaat het plangebied.
Het gaat om een leiding met een diameter van 219 mm met een druk van 80 bar. De leiding is bedoeld en geschikt voor het verpompen van K2 en K3 vloeistoffen.
Omgeving van het tracé
Langs het tracé bevinden zich enkele objecten waarvan het RWS kantoor en het Bastionhotel de meest in het oog springende zijn. Verder bevindt er zich nog het Transferium Westraven en enkele kantoorlokaties. De objecten bevinden zich op relatief korte afstand van de leiding. Het RWS gebouw (kwetsbaar object) bevindt zich op ca. 15 meter en het Transferium op ca. 10 meter. Het Bastionhotel (ook een kwetsbaar object) en de overige kantoorlokaties bevinden zich op wat grotere afstand (ca. 20 tot 30 meter).
Toetsing aan Bevb - Plaatsgebonden risico en belemmeringenstrook
Volgens de notitie “Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3” (augustus 2008) van het RIVM bevindt de PR=10-6 contour zich op minder dan 5 meter van de leiding in de gevallen dat uitsluitend K2 en K3 vloeistoffen getransporteerd worden.
Overigens moet er een zone langs de leiding gereserveerd worden van 5 meter aan weerszijden, de zogenaamde belemmeringenstrook. In deze strook geldt een bouwverbod, behoudens een ontheffing van burgemeester en wethouders, en een aanlegvergunningstelsel. De strook is opgenomen op de plankaart en het gebruik ervan is geborgd in voorschriften bij dit bestemmingsplan.
Groepsrisico (GR) vanwege de transportleiding
Volgens artikel 12 lid 1 van het Bevb moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door eventuele maatregelen aan de leidingen en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Toetsing aan Bevb – Personendichtheden en groepsrisico
Volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van de leiding. Het invloedsgebied bevindt zich volgens opgave van de leidingbeheerder op een afstand van 31 meter vanaf het hart van de leiding.
Volgens de notitie “Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3” (augustus 2008) van het RIVM moet bij de toetsing onderscheid gemaakt worden in het transport van K1-vloeistoffen enerzijds, en het transport van K2 en K3-vloeistoffen anderzijds. Aangezien uitsluitend K2 en K3 vloeistoffen getransporteerd worden, kan volstaan worden met en toets voor uitsluitend die vloeistoffen.
Volgens de RIVM-notitie zal, uitgaande van een 24 inch K2-buisleiding (ca. 60 cm) met een druk van 100 bar, bij een dichtheid tot 100 personen per ha (aan weerszijden van de leiding) het groepsrisico niet hoger komen dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Voor het RWS kantoor is uitgegaan van 30 m2 vloeroppervlak per persoon (kengetal kantoren) en ca. 4400 m2 vloeroppervlak binnen het invloedsgebied. Dit resulteert in ongeveer 150 personen. Voor het hotel is uitgegaan van 100 personen (uitgaande van 80 kamers) en 50 % van het gebouw vallend binnen het invloedsgebied. Dit resulteert in 50 personen. De lengte van het leidingtracé in het plangebied bedraagt ongeveer 800 meter en heeft een invloedsgebied met een breedte van in totaal 62 meter. Rekening gehouden met een marge komt het totale aantal personen binnen het gehele invloedsgebied langs die 800 meter leiding op maximaal 250 binnen een gebied met een oppervlakte van 4,8 ha. De dichtheid blijft daarmee ruim onder de 100 en het groepsrisico zal niet hoger komen dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Mogelijk kan het groepsrisico ter plaatse van het RWS gebouw iets boven die waarde van 0,1 komen, maar zal ver onder de oriëntatiewaarde blijven.
Bovendien gaat het in dit plan over een leiding van slechts 8 inch en een druk van 80 bar.
Volgens het Bevb kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico indien deze niet boven de waarde van 0,1 maal de oriëntatiewaarde komt te liggen, hetgeen hier het geval is. Dit houdt in dat de volgende punten niet worden uitgewerkt:
- de eventuele maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door de exploitant van de buisleiding;
- andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan;
- de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
- Primair: Er is op de Griffioenlaan een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig met een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
- Secundair: Op de Mauritiuslaan en op de Griffioenlaan zijn secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is voldoende.
- Tertiair: In de nabije omgeving zijn aan de Gelderlandtlaan en aan Winthontlaan tertiaire bluswatervoorzieningen aanwezig (Amsterdam Rijnkanaal/Merwedekanaal) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanaf de Belcampostraat/Nieuwegein/De Meern toereikend aanrijden.
- Bereikbaarheid. De Europalaan biedt voldoende mogelijkheden om te kunnen aanrijden naar de diverse locaties langs het tracé.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich een zwaar ongeval voordoet of bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevb om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de leidingen te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. De ontruimingsmogelijkheden vinden plaats via de Europalaan in zowel noordelijke als zuidelijke richting; dit is voldoende. De ontruiming van bebouwing in de nabije omgeving kan in voldoende mate worden gerealiseerd met de aanwezige infrastructuur.
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied aan beide kanten van de leiding kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Aan beide kanten betreft het, op een enkele woning na, uitsluitend bedrijven en kantoren. Eén en ander betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen, dan wel de adviezen van de hulpdiensten op kunnen volgen.
Conclusie
Voor het leidingtracé bevindt de PR=10-6 contour zich op minder dan 5 meter van de leiding en valt daarmee binnen de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen deze belemmeringenstrook bevinden zich geen gebouwen en andere objecten. Het plan voldoet daarmee aan de afstandseisen uit het Bevb.
Het groepsrisico is beperkt en zal ruim onder of rond de grens van 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijven. In combinatie met o.a. de goede bereikbaarheid van hulpdiensten en de goede zelfredzaamheid van personen in de nabijheid van de leiding wordt het risico als acceptabel beschouwd.
3.3 Bedrijven Die Vallen Onder Het Bevi
Binnen het plangebied bevindt zich een brandstoffendepot van Argos aan de Gelderlantlaan.
De belangrijkste risico's bij het depot worden veroorzaakt door de volgende bedrijfsactiviteiten:
- De aanvoer van vloeibare motorbrandstoffen (benzine, diesel) per tankschip. Dit gebeurt middels het verpompen van het schip naar opslagtanks binnen de inrichting.
- Opslag van motorbrandstoffen (benzine, diesel) in acht bovengrondse tanks die zijn opgesteld in een tankput.
- Het verladen van de motorbrandstoffen naar tankauto's, onder toevoeging van additieven.
- Het terugwinnen van verdampingsverliezen van benzine in een terugwininstallatie.
Voor alle activiteiten geldt dat bij het vrijkomen van de inhoud van de diverse insluitsystemen (tankschip, opslagtanks, tankauto's, slangen en leidingen) het risico ontstaat van brand, evt. gepaard gaand met een explosie. Gezien de grote inhoud van een aantal van deze insluitsystemen kan een zeer grote brand ontstaan.
De nieuwvestiging van bedrijven die veiligheidsrisico's met zich mee brengen en onder het Bevi vallen zal binnen het plangebied worden uitgesloten. Hiervoor zijn voorschriften (regels) opgenomen; vestiging van een risicobedrijf kan uitsluitend plaatsvinden door middel van een ontheffingsprocedure.
Hieronder staat voor het bedrijf een nader uitgewerkte omschrijving van de omgeving, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Omgeving van het brandstoffendepot
Het terrein van Argos is gesitueerd in het uiterste zuidelijke (punt)gedeelte van het gebied plangebied (Westraven). Westraven ligt enigszins geïsoleerd van de rest van de stad vanwege de snelweg A12 ten noorden van het gebied. Aan de overige zijden wordt het gebied begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal.
Binnen het beschreven gebied Westraven bevinden zich verder een aantal bedrijfsvestigingen (vooral kantoorfuncties), waaronder één grote hoogbouw met kantoorfuncties (i.c. het kantoor van de Rijksgebouwendienst). De afstanden vanaf de erfgrens tot de omliggende bedrijfsgebouwen bedragen ongeveer 60 meter (bedrijven aan de andere kant van de Europalaan) tot ca. 230 meter (het gebouw van de RGD). Hierbij wordt opgemerkt dat de afstand van de opslag van de meest brandbare vloeistoffen (K1-vloeistoffen) tot aan het gebouw van de RGD ca. 350 meter bedraagt.
Het gebied Westraven wordt verder nog doorsneden door een drukke uitvalsweg en een sneltramspoorlijn naar Nieuwegein. De tracé' s van de weg en spoorlijn lopen parallel aan elkaar en bevinden zich ten zuidoosten van het bedrijfsterrein. De meest nabij gelegen woningen bevinden zich aan de andere kant van de Europalaan op ongeveer 120 meter afstand van de terreingrens van Argos en een woning aan de overkant van het Amsterdam Rijnkanaal op ongeveer 140 meter afstand van de losplaats van de tanker c.q. ca. 160 meter van de terreingrens.
Het perceel van Argos wordt aan de westzijde begrensd door het Amsterdam Rijnkanaal; tussen het perceel en het kanaal liggen nog een sloot en een weg. In het zuiden wordt het perceel begrensd door het tracé van de sneltramspoorlijn met een ontsluitingsweg tussen het tracé en het perceel. In het noorden grenst het perceel van Argos direct aan een terrein dat in eigendom is van het Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) en Shell. Dit terrein ligt al sinds geruime tijd braak, met uitzondering van een klein kantoorgebouwtje. Omdat het terrein in een punt uitloopt, is de genoemde opsomming van begrenzingen compleet.
Plaatsgebonden risico (PR) vanwege het brandstoffendepot
Onlangs is een ontwerpbeschikking gepubliceerd naar aanleiding van een aanvraag voor een uitbreiding van de omgevingsvergunning, i.c. een uitbreiding/revisie voor het milieudeel. Bij de aanvraag was een QRA (herziene definitieve versie 18 april 2013) gevoegd waarin het plaatsgebonden risico is bepaald voor de bestaande vergunde situatie en voor de nieuwe aangevraagde situatie. Voor dit plan is de contour voor de nieuwe aangevraagde situatie maatgevend. Op blz 25 van de QRA is die contour weergegeven.
De contour PR=10-6 beslaat vooral het terrein van de inrichting. Op drie plekken komt de contour buiten de grens van de inrichting. Aan de westzijde strekt de contour zich uit over de bestemming 'Water' (Amsterdam Rijnkanaal) en aan de zuidkant is er een overlap met uitsluitend verkeersbestemmingen. Ten aanzien van deze twee plekken is een toets aan het PR niet relevant. Aan de noordoostzijde loopt de contour over een deel van het RVOB/Shell terrein. Het RVOB/Shell terrein heeft een bedrijvenbestemming en volgens het bestemmingsplan is bebouwing toegestaan tot de grens van het bestemmingsvlak. Bebouwing binnen de PR=10-6 contour is niet wenselijk omdat dan niet zou worden voldaan aan de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Bij de ontwikkeling van het RVOB/Shell terrein zal gestreefd worden naar het voldoen aan de richtwaarde.
De conclusie is dat zich binnen de 10-6 - contour geen kwetsbare objecten bevinden. Ook bevinden zich geen bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen die contour. In de planregels zal een bepaling worden opgenomen die bebouwing binnen de contour PR=10-6 uitsluit. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van het Bevi.
Conclusie toets plaatsgebonden risico
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het brandstoffen depot wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico wordt eveneens voldaan.
Groepsrisico (GR) vanwege het brandstoffendepot
Volgens artikel 13 lid 1 van het Bevi moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door maatregelen bij het bedrijf en eventuele maatregelen in de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
De personendichtheid en de berekening van het GR zijn beschreven in de genoemde QRA. Volgens het Bevi moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van de inrichting. Het invloedsgebied wordt bepaald door het schadegebied dat hoort bij 1% letaliteit. Deze schadegebieden zijn als effectafstanden weergegeven op blz 26 van de QRA. Maatgevend zijn de effectafstanden vanaf de opslagtanks voor benzine, resp. 192 meter (tank 308), 120 meter (tank 302) en 105 meter (tank 301).
De objecten en bijbehorende personendichtheden die bij de berekening zijn beschouwd zijn benoemd in de QRA op blz 20 en 21. Deze objecten betreffen in ieder geval alle objecten die zich binnen het invloedsgebied (1% letaliteitscontour) van de inrichting bevinden. Daarnaast zijn nog een aantal objecten beschouwd die buiten het invloedsgebied liggen. Het in het noorden aangrenzende terrein van RVOB/Shell ligt zoals gezegd braak. De bestemming van dit terrein staat vrij zware bedrijvigheid toe. Voor de personendichtheid is om die reden gekozen voor een personendichtheid van 40 personen per hectare
Om een indruk te geven van de hoogte van het GR ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn voor de nieuw aangevraagde situatie af te lezen in het diagram (figuur 5.5) dat op blz 27 van de QRA is weergegeven, de zogenaamde fN-curve. Het GR blijft onder de oriëntatiewaarde (OW) en bedraagt ca. 0,4 x OW.
Verlaging groepsrisico door (voorgenomen) maatregelen bij het brandstoffendepot
Op dit moment zijn geen maatregelen bekend die nog genomen zouden kunnen worden en die een relatie hebben met de hoogte van het groepsrisico. Dit brengt de rekenmethodiek met zich mee, waarbij voor een groot deel wordt uitgegaan van standaard faalkansen van installatie-onderdelen.
Overigens vloeien veel maatregelen voort uit de algemeen geldende richtlijn PGS 29 die (gedeeltelijk) gekoppeld is aan de te verlenen vergunning. Die richtlijn kan worden beschouwd als de "stand der techniek" voor dit type brandstofdepots. De maatregelen kunnen gezien worden als de best haalbare op dit moment.
De veiligheidsregio Utrecht (VRU) heeft op basis van het bedrijfsbrandweerrapport en haar ambtelijk analyse geoordeeld dat Argos in geval van brand of ongevallen een bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid zoals bepaald in artikel 7.3 lid 1 Besluit veiligheidsregio's, hetgeen blijkt uit de volgende geloofwaardige scenario's:
- Geloofwaardig scenario 1: Full surface tankbrand Klasse 1 opslagtank
- Geloofwaardig scenario 2: Plasbrand productpompkamer
- Geloofwaardig scenario 3: Plasbrand Vapour Recovery Unit (V.R.U.)
- Geloofwaardig scenario 4: Plasbrand op water door breuk laad/losarm bij scheepsverlading
- Geloofwaardig scenario 5: Plasbrand op het laadrek door breuk laad/losslang bij tankautoverlading;
Dit heeft geresulteerd in Argos aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtige inrichting.
Middels deze bedrijfsbrandweeraanwijzing zal Argos personeel en materieel realiseren conform de aanwijzing die het direct ingrijpen bij de geloofwaardige scenario's mogelijk maakt en verdere escalatie moet voorkomen dan wel beperken.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het ruimtelijke besluit betreft een beheer bestemmingsplan. Aan de omgeving zal niets veranderen. Gezien de externe veiligheidssituatie is er ook geen aanleiding om geforceerd over te gaan tot aanpassingen in de omgeving.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
- Primair: Er zijn op de Gelderlantlaan twee primaire bluswatervoorzieningen (brandkranen) aanwezig met ieder een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
- Secundair: Op de Gelderlantlaan is een secundaire bluswatervoorziening aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is voldoende.
- Tertiair: In de nabije omgeving is aan de Gelderlantlaan een tertiaire bluswatervoorziening aanwezig (Amsterdam Rijnkanaal) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan, toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanuit de Belcampostraat/Nieuwegein/De Meern toereikend aanrijden.
- Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de locatie is het kortst en snelst via een met een slagboom afgesloten spoorovergang tussen Europalaan (een hoofdrijroute) en de Gelderlantlaan. Via deze weg wordt de (noord)oostkant van het terrein van het depot benaderd. Een alternatieve route loopt vanaf de Europalaan via de Mauritslaan, Winthontlaan en Noordersluis. Via deze weg wordt de zuid- en westkant van het terrein van het depot benaderd. De noordpunt van het terrein kan worden benaderd via de Aziëlaan, Rooseveltlaan en Gelderlantlaan. De verwachting is dat op korte termijn de noordpunt sneller kan worden benaderd via de Griffioenlaan. Een zorgpunt is de bereikbaarheid aan de kant van het RVOB/Shell terrein. Aan deze kant staan de meeste opslagtanks opgesteld en is op dit moment niet bereikbaar. Bij de ontwikkeling van het RVOB/Shell terrein zal rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van het depot van Argos vanuit dit terrein. Een oplossing zou kunnen zijn om tussen het depot en de eventuele te realiseren bebouwing op het RVOB/Shell terrein een weg en/of een verhard (bereidbaar) terrein te realiseren. Met een dergelijke oplossing zal het zorgpunt, ten aanzien van het niet kunnen doen van een goede inzet door de brandweer vanuit deze zijde, worden weggenomen.
- Bestrijding: Het personeel en materieel dat Argos realiseert op basis van de bedrijfsbrandweeraanwijzing maakt het direct ingrijpen bij de geloofwaardige scenario's mogelijk en moet verdere escalatie voorkomen dan wel beperken.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevi om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de inrichting te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid"). Overigens bevinden zich binnen ca. 120 meter vanaf de tankput en de aanlegplaats voor de tankschepen geen omgevingsobjecten waarin personen verblijven. De dichtstbijzijnde bebouwing met substantiële aantallen personen zijn de woningen en bedrijfjes aan de Noordersluis (op ca. 120 meter vanaf de tankput). Iets hogere dichtheden gelden voor kantoren aan de Winthontlaan. Een zeer hoge dichtheid geldt voor het kantoor van de Rijksgebouwendienst (Westravenflat); dit gebouw ligt op ca. 250 meter vanaf de tankput. Mede vanwege deze afstanden is er genoeg tijd dat de personen in die gebouwen zich op tijd in veilig gebied kunnen brengen, uitgezonderd bij een ontsteking van een wolkbrand. Bovendien mag er bij dit soort gebouwen van worden uitgegaan dat er goede ontruimingsprocedures zijn die regelmatig worden geoefend. Bij een wolkbrand als gevolg van een ontsnapping van een hoeveelheid K1 vloeistof, waarbij de ontsteking enige tijd uitblijft en waardoor de verbranding van de gaswolk met grote snelheid verloopt, kan indien deze snelheid groot genoeg is een druk- of schokgolf optreden. Deze druk- of schokgolf kan er toe lijden dat de glazen gevels van het kantoor van de Rijksgebouwendienst sneuvelen met snijwonden en mogelijk zelfs brandwonden tot gevolg bij de aanwezigen in het kantoorgebouw.
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Met name de ontruimingsoefeningen bij het gebouw van de Rijksgebouwendienst vragen om continue aandacht.
Conclusie toets groepsrisico
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd.
Bijlage 4 Rapportage Winthontlaan
Bijlage 4 Rapportage Winthontlaan
Bijlage 5 Qra Terminal Utrecht
Bijlage 5 QRA Terminal Utrecht
Bijlage 6 Externe Veiligheid Deelgebied A En B
6.1 Inleiding Externe Veiligheid
In en direct rond de deelgebieden A en B is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. De relevante transportassen liggen allen op grote afstand van de deelgebieden A en B.
- Deelgebied A. Voor het spoor richting Amsterdam is dat ca. 700 meter, voor de A2 is dat meer dan 1 kilometer en voor het Amsterdam Rijnkanaal ca. 450 meter.
- Deelgebied B. Voor het spoor richting Amsterdam is dat ca. 800 meter, voor de A2 is dat meer dan 1 kilometer en voor het Amsterdam Rijnkanaal ca. 600 meter.
Nadere beschouwing is niet nodig.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Buiten de deelgebieden, aan de noordzijde van de Vecht loopt een hogedruk aardgastransportleiding. Deze leiding is van invloed op zowel deelbied A als deelgebied B.
- Bedrijven die vallen onder het Bevi. Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het Bevb regelt onder andere de afstand tussen kwetsbare objecten en een transportleiding voor gevaarlijke stoffen (meestal een aardgasleiding). Naast risiconormeringen kent het Bevb tevens een extra afstandsbepaling, de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen de belemmeringenstrook geldt vanuit operationele overwegingen een totaal bouwverbod, dus ook voor objecten waar geen mensen verblijven (schuren, tuinhuisjes etc.). Dit is nodig vanwege de bereikbaarheid voor onderhoud, bescherming van de omgeving bij lekkage, bescherming van de leiding tegen beschadiging en bereikbaarheid in noodgevallen.
In het Bevb staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de plankaart) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor oudere bestaande situaties gelden afwijkende regels.
Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.
Het Bevb verplicht ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen niet sturen op aantallen vervoersbewegingen. Bij bedrijven, en in mindere mate bij transportleidingen, zijn er meer mogelijkheden via bijvoorbeeld de omgevingsvergunning.
1.1 Vervoer door aardgasleiding
Ligging tracé
De leiding loopt langs de noord-noordoost-oever van de Vecht en buigt ter hoogte van de Klopvaart af in noordoostelijke richting langs de Klopvaart.
Het gaat om een leiding met een diameter van 318 mm met een aardgasdruk van 40 bar.
Omgeving van de aardgasleiding
De omgeving van de leiding is grofweg met twee typeringen te beschrijven.
Vanaf de Klopvaart tot aan de onderdoorgang onder de Vecht bevinden zich aan de noord-noordoost-kant van de leiding geen of nauwelijks gebouwde objecten; het gebied is landelijk van aard. Aan de overkant van de Vecht bevindt zich de bebouwing van Zuilen en bestaat overwegend uit woningen, zowel grondgebonden als hoogbouw.
Toetsing Besluit externe veiligheid buisleidingen - plaatsgebonden risico en belemmerinmgenstrook
Voor de toetsing van het plaatsgebonden risico is gebruik gemaakt van de "Rekenmethodiek Bevb", zoals gedefinieerd in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit is een regeling op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Hiervoor zijn o.a. volgens de voorgeschreven methode de leidinggegevens bij de Gasunie opgevraagd en opgenomen in het rekenprogramma Carola. Na berekening van de plaatsgebonden risico's blijkt dat er op geen enkele plek langs het beschreven tracé een PR=10-6 contour bestaat. De rapportage waarin de contouren zijn weergegeven is als bijlage (Kwantitatieve risicoanalyse aardgasleiding Vecht en Zuilen) toegevoegd. Deze rapportage is weliswaar met een ander doel opgesteld, i.c. toets ten behoeve van een inventarisatie van de Gasunie, maar is tevens bruikbaar voor de toetsing van dit plan.
Op basis van het Bevb en de bijbehorende regeling (Revb) moet een bebouwingsvrije zone langs de leiding gereserveerd worden van 4 meter aan weerszijden, de zogenaamde belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op zeer ruime afstand van het plangebied en is niet relevant voor het plangebied.
Verantwoording groepsrisico
Volgens artikel 12 lid 1 van het Bevb moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door eventuele maatregelen aan de leidingen en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
Ook voor de berekening van het groepsrisico is gebruik gemaakt van de "Rekenmethodiek Bevb", zoals gedefinieerd in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Volgens het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied van de buisleiding. De omvang van het invloedsgebied verschilt per buisleiding en is afhankelijk van de druk en de diameter. Voor de leiding binnen het plangebied bedraagt het invloedsgebied 140 meter. De invloedsgebieden worden aan de hand van de leidinggegevens van de Gasunie door het rekenprogramma Carola gegenereerd. Binnen de invloedsgebieden bevinden zich de onder "Omgeving van de aardgasleidingen" genoemde bestemmingen.
Om een indruk te geven van de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen in de diagrammen die in het door het rekenprogramma gegenereerde rapport zijn opgenomen. Uit de rapportage blijkt dat de oriëntatiewaarde op geen enkele plek wordt overschreden. Het groepsrisico is ter hoogte van het plangebied kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De rapportage waarin de groepsrisico's zijn weergegeven is dezelfde als waarin de PR contouren zijn weergegeven. Ook voor de groepsrisicoverantwoording is deze rapportage, ondanks de afwijkende doelstelling, een bruikbare basis. De rapportage is als bijlage (Kwantitatieve risicoanalyse aardgasleiding Vecht en Zuilen) toegevoegd.
Verlaging groepsrisico door eventuele maatregelen aan de leidingen
Maatregelen aan de leidingen zullen in de regel pas dan overwogen worden indien sprake is van een knelpuntsituatie. Een knelpunt bestaat indien:
- een (geprojecteerd) kwetsbaar object zich binnen de PR=10-6 contour bevindt;
- een (geprojecteerd) object zich binnen de belemmeringenstrook bevind, tenzij dit object legaal is;
- het groepsrisico niet is te verantwoorden.
Geen van de drie situaties is van toepassing voor het plangebied (zie voor de verantwoording van het groepsrisico ook de onderstaande overwegingen).
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het betreft een beheerbestemmingsplan. Maatregelen in de omgeving zijn hierbij niet aan de orde. Maatregelen zijn ook niet nodig gelet op de hoogte van het groepsrisico (zie hierboven) en de overige overwegingen zoals hierna genoemd.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
- Bluswatercapaciteit. De vraag naar bluswater na een grote calamiteit aan een aardgasleiding zal bepaald worden door de hoeveelheid die nodig is ten behoeve van de bestrijding van secundaire branden. Het meest waarschijnlijke scenario is een beschadiging van buiten af aan de leiding. In zo'n geval zal het vrijkomende gas vrijwel direct ontsteken en ontstaat een grote vuurhaard. Bestrijding van die vuurhaard zal waarschijnlijk alleen succesvol kunnen zijn indien de leiding wordt afgesloten. De capaciteiten van bluswater in de delen van het plangebied die binnen het invloedsgebied liggen, zijn gedimensioneerd voor branden bij dat type bebouwing en zullen dus ook toereikend zijn nadat een eventuele calamiteit, met secundaire branden als gevolg, heeft plaatsgevonden.
- Inzettijd. Inzettijd van de brandweer is goed. Dichtbij het plangebied bevindt zich de brandweerpost aan de Burg. Norbruislaan. Een snelle inzet is tevens mogelijk vanaf de brandweerpost aan de Vlampijpstraat of de brandweerpost aan de Binnenweg te Maarssen. Eénmaal op de locatie gearriveerd, wil dat niet zeggen dat zij een inzet kunnen doen. Bij een fakkelbrand zijn er geen mogelijkheden tot effectieve bronbestrijding door de brandweer vanwege de hittestraling waardoor men genoodzaakt is op grote afstand te blijven totdat het inblokken van de fakkelbrand is gelukt. Indien het inblokken van de aardgasleiding niet lukt, omdat de veiligheidskleppen moeten worden gerepareerd, is externe hulp noodzakelijk. Het bedrijfsbrandweerkorps van de Nederlandse Aardolie Maatschappij zal dan uit Assen ter plaatse moeten komen om met hun materieel een groot waterscherm op te zetten, zodat de omgeving tot een werkbare temperatuur gekoeld kan worden en de reparatiewerkzaamheden kunnen plaatsvinden.
- Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de meeste locaties langs het tracé is goed vanwege de ruime infrastructuur rond het plangebied (o.a. Amsterdamsestraatweg en Burg. Norbruislaan). Ook het leidingtracé zelf is over het algemeen goed bereikbaar. Het deel langs de Vecht volgt de Vechtdijk en is op die manier goed bereikbaar.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevb om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de leidingen te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid").
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (vooral woningen) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.
Conclusie
Op geen enkele plek langs het beschreven tracé bestaat er een PR=10-6 contour. De belemmeringenstrook bevindt zich op ruime afstand van het plangebied en is niet relevant. Volgens uitgevoerde berekeningen van de groepsrisico's bestaat er op geen enkele plek langs het tracé van de aardgasleiding een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Bijlage 7 Kwantitatieve Risicoanalyse Vecht-zuilen
Bijlage 7 Kwantitatieve risicoanalyse Vecht-Zuilen
Bijlage 8 Externe Veiligheid Deelgebied V En W
8.1 Inleiding
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Het Amsterdam Rijnkanaal ligt op ca. 680 meter afstand van deelgebied V en ligt daarmee op te grote afstand om van invloed te zijn op zowel deelgebied V als deelgebied W. Dit geldt eveneens voor de A12 (op meer dan 700 meter afstand) en het spoor richting Den Bosch (op meer dan 900 meter afstand). Andere relevante transportassen liggen allen op zeer grote afstand (meer dan een kilometer) van beide deelgebieden. Nadere beschouwing is niet nodig. Over niet-Rijkswegen (Europalaan) vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats dat wordt gereguleerd door de gemeentelijke routeringsverordening.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.
- Bedrijven die vallen onder het Bevi. In beide deelgebieden bevinden zich geen Bevi bedrijven. Iets buiten de deelgebieden bevindt zich één Bevi bedrijf, het LPG tankstation aan de Beneluxlaan, dat van invloed is op beide deelgebieden. Daarnaast zijn er nog twee Bevi bedrijven die van invloed zijn op deelgebied W (LPG tankstation van Q8 en de busremise van het GVU, beiden aan de Europalaan).
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven).
Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten/bestemmingen. Risicovolle bedrijven zijn bijvoorbeeld LPG stations. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, gebouwen waarin mensen zijn die zichzelf slecht in veiligheid kunnen brengen (scholen en zorginstellingen) en gebouwen waarin vaak grote aantallen personen aanwezig zijn (grote winkelcentra, grote kantoren etc.). Daarnaast bestaan beperkt kwetsbare objecten, dit zijn alle andere (meestal) gebouwde objecten.
In het Bevi staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de plankaart) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.
Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.
De circulaire Rnvgs, het Bevb en het Bevi verplichten ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens het Bevi moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied van het risicovolle bedrijf. De grootte van het invloedsgebied verschilt per soort bedrijf. Volgens de circulaire Rnvgs en het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval, de zogenaamde 1% letaliteit contour. Ook hier verschilt de grootte per transportas.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen bijvoorbeeld niet sturen op aantallen vervoersbewegingen. Bij bedrijven, en in mindere mate bij transportleidingen, zijn er meer mogelijkheden via bijvoorbeeld de omgevingsvergunning.
8.2 Bedrijven Die Vallen Onder Het Bevi
Binnen beide deelgebieden bevinden zich geen bedrijven die veiligheidsrisico's met zich mee brengen en die onder het Bevi vallen. Iets buiten de deelgebieden bevindt zich één Bevi bedrijf, het LPG tankstation aan de Beneluxlaan, dat van invloed is op beide deelgebieden. Daarnaast zijn er nog twee Bevi bedrijven die alleen van invloed zijn op deelgebied W (LPG tankstation van Q8 en de busremise van het GVU, beiden aan de Europalaan).
De verkoop/het tanken van LPG brengt veiligheidsrisico's met zich mee die van invloed zijn op de deelgebieden. Het belangrijkste risico wordt gevormd door de mogelijkheid dat een LPG tankauto ontploft, een zogenaamde BLEVE. Behalve de opstelplaats van de tankauto, het vulpunt, is de ondergrondse LPG tank een belangrijke risicobron.
De vestiging van bedrijven die veiligheidsrisico's met zich mee brengen en onder het Bevi vallen zijn binnen deelgebied W uitgesloten. Hiervoor is een voorschrift opgenomen. Voor deelgebeid V is dat, gelet op de bestemming, niet nodig.
Hieronder volgen voor de tankstations beschrijvingen van de omgeving, de toetsing van het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico.
LPG tankstation – Beneluxlaan/Europalaan
Omgeving van het tankstation
Het tankstation zelf bevindt zich langs de Beneluxlaan, iets ten oosten van het Europaplein. De voor externe veiligheid belangrijkste installatieonderdelen (het LPG vulpunt en het ondergrondse LPG reservoir) bevinden zich op enige afstand langs de Europalaan ter hoogte van de bouwmarkt van Praxis. Ten oosten van de Europalaan bevindt zich een bedrijventerrein en een studentencomplex in de noordoost oksel van het Europaplein. Het studentencomplex bevindt zich voor een klein deel binnen het invloedsgebied van het ondergrondse reservoir. Ten westen van de Europalaan bevindt zich Park Transwijk. In dit park en binnen het invloedsgebied bevinden zich onder andere een buitenschoolse opvang, een kinderboerderij, een skatebaan en een verkeerstuin. Iets verder weg naar het zuidwesten bevindt zich een verzorgingstehuis waarvan een klein deel binnen het invloedsgebied ligt.
Het studentencomplex, de buitenschoolse opvang en het verzorgingstehuis zijn kwetsbare objecten. Op het bedrijventerrein bevinden zich zowel kwetsbare (kantoren) als beperkt kwetsbare objecten (b.v. de bouwmarkt).
De afstand vanaf het LPG vulpunt tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (buitenschoolse opvang) is ca. 80 meter. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (kantoorgebouw op het bedrijventerrein) is ca. 100 meter.
De afstand tot het dichtstbijzijnde beperkt kwetsbare object is ca. 55 meter, zowel vanaf het vulpunt als vanaf het ondergrondse reservoir. Het betreft panden op het bedrijventerrein.
Plaatsgebonden risico (PR) vanwege het tankstation
Voor LPG tankstations hoeven de plaatsgebonden risico-contouren niet per geval te worden berekend, maar gelden vaste afstanden die afhankelijk zijn van de LPG-jaaromzet. Deze afstanden zijn vastgelegd in een regeling op grond van het Bevi. Voor het tankstation geldt een milieuvergunning voor de aflevering van maximaal 1000 m3 per jaar. Omdat er geen sprake is van een gewijzigde situatie bij het LPG tankstation, noch de omgeving van het station, bedraagt de toetsafstand voor het PR (10-6 - contour), m.b.t. de afstand kwetsbaar object tot vulpunt, 35 meter. Deze toetsafstand is ontleend aan een tabel die is geïntroduceerd bij de Revi-wijziging van juli 2007 en geldt uitsluitend voor bestaande situaties. Binnen deze 35 meter bevinden zich geen kwetsbare objecten. Voor nieuwe situaties geldt vooralsnog een toetsafstand van 45 meter.
Het dichtstbijzijnde beperkt kwetsbare object ligt op ca. 55 meter van het vulpunt in deelgebied W. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 - contour als richtwaarde. Strikt genomen geldt volgens het Revi voor bestaande beperkt kwetsbare objecten een grotere toetsafstand dan voor kwetsbare objecten, namelijk 45 meter. Dit komt omdat bij de Revi-wijziging van juli 2007 geen nieuwe tabel is geïntroduceerd voor beperkt kwetsbare objecten. De afstand is groter dan de toetsafstand en de situatie voldoet dus aan het Bevi. Voor nieuwe situaties geldt eveneens een toetsafstand van 45 meter. De contour van 45 meter heeft binnen deelgebied W wel een overlap met het bouwvlak/geprojecteerde bebouwing voor de bestemming "Bedrijven". In de regels is een voorschrift opgenomen om bebouwing binnen de contour uit te sluiten.
Naast de afstandsnorm voor het vulpunt bestaan er normen voor de ondergrondse LPG tank en de LPG afleverzuilen. Aan de afstandscriteria met betrekking tot de ondergrondse tank (grenswaarde 25 meter tot kwetsbare objecten en richtwaarde 25 meter tot beperkt kwetsbare objecten) wordt voldaan met betrekking tot bestaande bebouwing. De contour van 25 meter heeft binnen deelgebied W wel een overlap met het bouwvlak/geprojecteerde bebouwing voor de bestemming "Bedrijven". In de regels is een voorschrift opgenomen om bebouwing binnen de contour uit te sluiten. De afleverzuilen liggen op te grote afstand van beide deelgebieden; toetsing aan het PR is niet relevant.
Voor deelgebied V is er geen overlap met één van de PR contouren. Toetsing is niet relevant.
Conclusie toets plaatsgebonden risico (deelgebied W)
Aan zowel de grenswaarden als richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan het afstandscriterium m.b.t. het ondergrondse LPG reservoir wordt eveneens voldaan. De LPG afleverzuil ligt te ver weg, toetsing van het PR is niet relevant.
Conclusie toets plaatsgebonden risico (deelgebied V)
Voor deelgebied V is er geen overlap met één van de PR contouren. Toetsing is niet relevant.
Groepsrisico (GR) vanwege het tankstation
Volgens artikel 13 lid 1 van het Bevi moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door maatregelen bij het station en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
De personendichtheid en de berekening van het groepsrisico zijn beschreven in een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van juni 2010.
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Het invloedsgebied bij het tankstation bevindt zich op een afstand van 150 meter vanaf zowel het LPG vulpunt als de ondergrondse LPG tank. Het invloedsgebied is daardoor te benaderen als een oppervlak in de vorm van twee cirkels met ieder een straal van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en het middelpunt van de ondergrondse tank. Binnen deze cirkels bevinden zich de onder "Omgeving van het tankstation" genoemde objecten/bestemmingen of gedeelten daarvan. De personendichtheden van de objecten zijn beschreven in de QRA.
Om een indruk te geven van de hoogte van het GR ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen in het diagram dat op blz 10 van de QRA is weergegeven, de zogenaamde fN-curve.
In de QRA is een vergelijk gemaakt tussen het GR van de situatie waarbij tankauto's nog niet waren voorzien van een hittewerende coating en de situatie waarbij alle tankauto's die coating wel hebben. In de loop van 2010 zijn die coatings aangebracht. Uit de fN-curve blijkt dat de oriëntatiewaarde net niet meer wordt overschreden.
Verlaging groepsrisico door (voorgenomen) maatregelen bij het station
Er bestaan twee (potentiele) maatregelen, gerelateerd aan het tankstation, om het groepsrisico te verlagen.
- In juni 2005 is een convenant afgesloten tussen de LPG branche en de rijksoverheid. Eén van de consequenties van dit convenant was dat uiterlijk 2010 hittewerende coatings en verbeterde losslangen op de tankwagens zouden worden aangebracht. Deze maatregelen zijn in 2010 uitgevoerd. De gevolgen voor het groepsrisico moeten per station worden berekend. Voor de locatie Beneluxlaan zijn deze te herleiden uit de fN-curves in de hierboven genoemde QRA.
- Uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens dagdelen waarop relatief veel mensen aanwezig zijn. Voor deze maatregel is het nodig om een extra voorschrift (i.c. benoemen van venstertijden) in de milieuvergunning van het tankstation op te nemen. Een procedure voor het aanpassen van de milieuvergunning wordt overwogen maar is nog niet gestart. Daarvoor zal eerst de exploitant benaderd moeten worden om de haalbaarheid te bespreken.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het ruimtelijke besluit betreft een beheer bestemmingsplan. Aan de omgeving zal niets veranderen. Gezien de externe veiligheidssituatie is er ook geen aanleiding om geforceerd over te gaan tot aanpassingen in de omgeving.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
- Primair: Er is op de Europalaan een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig met een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
- Secundair: Op de Vliegend Hertlaan is een secundaire bluswatervoorziening aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is voldoende.
- Tertiair: In de nabije omgeving is aan de Beneluxlaan/Socrateslaan een tertiaire bluswatervoorziening aanwezig (Merwedekanaal) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanaf de Belcampostraat toereikend aanrijden.
- Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de locatie is goed vanwege de ruime infrastructuur (o.a. Europalaan, Beneluxlaan) rondom het tankstation en de op afstand liggende LPG installatieonderdelen. De installatieonderdelen zijn goed bereikbaar omdat deze direct aan de openbare weg liggen.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevi om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de inrichting te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid").
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.
- Enkele groepen personen zijn minder goed zelfredzaam. Het gaat daarbij om een buitenschoolse opvang en een verzorgingstehuis.
Conclusie toets groepsrisico
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er net geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
LPG tankstation – Europalaan 6 (Q8 station)
Omgeving van het tankstation
Het tankstation bevindt zich langs de Europalaan, ter hoogte van de Lanslaan/Johan Brouwerlaan. Ten oosten van de Europalaan bevindt zich een bedrijventerrein met onder andere het terrein van het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Utrecht (GVU), ook een Bevi inrichting. Ten westen van de Europalaan bevindt zich de wijk Transwijk Zuid, een woonwijk met daarnaast nog een school voor speciaal onderwijs en wat kleine bedrijfjes.
De afstand vanaf het LPG vulpunt tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woningen aan de Lanslaan) is ca. 60 meter. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woningen aan de Europalaan) is ca. 55 meter. Aan de oostzijde van de Europalaan bevinden zich geen kwetsbare objecten.
De afstand vanaf het LPG vulpunt tot het dichtstbijzijnde beperkt kwetsbare object (kleine bedrijfjes aan de Europalaan) is ca. 60 meter. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot het dichtstbijzijnde beperkt kwetsbare object (gebouw op GVU terrein) is ca. 90 meter.
Plaatsgebonden risico (PR) vanwege het tankstation
Voor LPG tankstations hoeven de plaatsgebonden risico-contouren niet per geval te worden berekend, maar gelden vaste afstanden die afhankelijk zijn van de LPG-jaaromzet. Deze afstanden zijn vastgelegd in een regeling op grond van het Bevi. Voor het tankstation geldt een milieuvergunning voor de aflevering van maximaal 500 m3 per jaar. Omdat er geen sprake is van een gewijzigde situatie bij het LPG tankstation, noch de omgeving van het station, bedraagt de toetsafstand voor het PR (10-6 - contour), m.b.t. de afstand kwetsbaar object tot vulpunt, 25 meter. Deze toetsafstand is ontleend aan een tabel die is geïntroduceerd bij de Revi-wijziging van juli 2007 en geldt uitsluitend voor bestaande situaties. Binnen deze 25 meter bevinden zich geen kwetsbare objecten. Voor nieuwe situaties geldt vooralsnog een toetsafstand van 45 meter.
Geen van deze toetsafstanden hebben een overlap met deelgebied W.
Ook voor de ondergrondse LPG tank en de LPG afleverzuilen bestaan toetsafstanden/contouren. Ook deze contouren hebben geen overlap met deelgebied W.
Conclusie toets plaatsgebonden risico
Voor deelgebied W zijn er geen overlappen met één van de PR contouren. Toetsing is niet relevant.
Groepsrisico (GR) vanwege het tankstation
Volgens artikel 13 lid 1 van het Bevi moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door maatregelen bij het station en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
Vanwege de aard van het station en de omgeving kon het groepsrisico op een relatief eenvoudige manier bepaald worden. In plaats van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) kon gebruik gemaakt worden van een rekentool die is ontwikkeld door het RIVM en goedgekeurd door het ministerie van VROM. De rekentool is beschikbaar via de website www.relevant.nl.
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Het invloedsgebied bij het tankstation bevindt zich op een afstand van 150 meter vanaf zowel het LPG vulpunt als de ondergrondse LPG tank. Het invloedsgebied is daardoor te benaderen als een oppervlak in de vorm van twee cirkels met ieder een straal van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en het middelpunt van de ondergrondse tank. Binnen deze cirkels bevinden zich de onder "Omgeving van het tankstation" genoemde objecten/bestemmingen of gedeelten daarvan.
Voor het kunnen toepassen van de rekentool bestaan enkele voorwaarden. Aan al deze voorwaarden wordt voldaan. Voor de personendichtheden van het bedrijventerrein is uitgegaan van een conservatieve aanname, namelijk 80 personen per ha; dit wordt beschouwd als maximum voor wat betreft de intensiteit van het gebruik van bedrijventerreinen.
Om een indruk te geven van de hoogte van het GR ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen uit het diagram dat op blz 13 van de rapportage van de rekentool is opgenomen.
In de rekentool is uitgegaan van de hierboven beschreven personendichtheden. Er is een vergelijk gemaakt tussen het GR van de situatie waarbij tankauto's nog niet waren voorzien van een hittewerende coating en de situatie waarbij alle tankauto's die coating wel hebben. In de loop van 2010 zijn die coatings aangebracht. Uit de fN-curve blijkt dat de oriëntatiewaarde net niet meer wordt overschreden.
Overigens is voor de rekentool een extra marge ingebouwd, hetgeen inhoudt dat toepassing van de rekentool altijd een hogere waarde geeft dan de toepassing van een echte risicoanalyse (QRA). Bij een berekening op maat (QRA) zal het groepsrisico lager uitvallen.
Verlaging groepsrisico door (voorgenomen) maatregelen bij het station
Er bestaan twee (potentiële) maatregelen, gerelateerd aan het tankstation, om het groepsrisico te verlagen.
- In juni 2005 is een convenant afgesloten tussen de LPG branche en de rijksoverheid. Eén van de consequenties van dit convenant was dat uiterlijk 2010 hittewerende coatings en verbeterde losslangen op de tankwagens zouden worden aangebracht. Deze maatregelen zijn in 2010 uitgevoerd. De gevolgen voor het groepsrisico moeten per station worden berekend.
- Voor de locatie Europalaan 6 zijn deze te herleiden uit de fN-curve in de hierboven genoemde rapportage van de rekentool.
- Uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens dagdelen waarop relatief veel mensen aanwezig zijn. Voor deze maatregel is het nodig om een extra voorschrift (i.c. benoemen van venstertijden) in de milieuvergunning van het tankstation op te nemen. Een procedure voor het aanpassen van de milieuvergunning wordt overwogen maar is nog niet gestart. Daarvoor zal eerst de exploitant benaderd moeten worden om de haalbaarheid te bespreken.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het ruimtelijke besluit betreft een beheer bestemmingsplan. Aan de omgeving zal niets veranderen. Gezien de externe veiligheidssituatie is er ook geen aanleiding om geforceerd over te gaan tot aanpassingen in de omgeving.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
- Primair: Er is op de Europalaan een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig met een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
- Secundair: Op de Europalaan is een secundaire bluswatervoorziening aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is voldoende.
- Tertiair: In de nabije omgeving is aan de Kanaalweg een tertiaire bluswatervoorziening aanwezig (Merwedekanaal) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanaf de post Belcampostraat toereikend aanrijden.
- Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de locatie is goed vanwege de ruime infrastructuur (o.a. Europalaan) rondom het tankstation. De installatieonderdelen zijn goed bereikbaar omdat deze direct aan de openbare weg liggen.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevi om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de inrichting te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid").
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (woningen en bedrijventerrein) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Eén groep personen is minder goed zelfredzaam. Het gaat om de school voor speciaal onderwijs.
Conclusie toets groepsrisico
Volgens een uitgevoerde indicatieve berekening van het groepsrisico bestaat er net geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
LPG tankstation – Europalaan 8 (Gemeentelijk Vervoerbedrijf Utrecht)
Omgeving van het tankstation
Het tankstation bevindt zich op het terrein van het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Utrecht (GVU). Dit terrein grenst direct aan de locatie van het Q8 station met adres Europalaan 6. De relevante installaties (vulpunt, ondergronds reservoir en afleverzuilen) liggen ongeveer 160 meter oostelijker dan de Q8 locatie, min of meer midden op het GVU terrein. Het GVU terrein maakt deel uit van het bedrijventerrein ten oosten van de Europalaan, waarmee de omgeving van het station vrijwel volledig is beschreven. In het Merwedekanaal liggen een aantal woonboten die zich binnen het invloedsgebied bevinden.
De afstand vanaf het LPG vulpunt tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woonboot) is ca. 160 meter. Het dichtstbijzijnde gebouw op het OPG terrein (gebouw M) ligt op ca. 80 meter afstand van het vulpunt en wordt beschouwd als beperkt kwetsbaar object. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woonboot) is ca. 130 meter. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot de gebouwen aan de zuidzijde van het GVU-terrein (voorheen Roto Smeets) bedraagt ca. 35 meter. Deze gebouwen worden beschouwd als beperkt kwetsbaar.
Plaatsgebonden risico (PR) vanwege het tankstation
Voor LPG tankstations hoeven de plaatsgebonden risico-contouren niet per geval te worden berekend, maar gelden vaste afstanden die afhankelijk zijn van de LPG-jaaromzet. Deze afstanden zijn vastgelegd in een regeling op grond van het Bevi. Voor het tankstation geldt een milieuvergunning voor de aflevering van maximaal 3000 m3 per jaar. Omdat er geen sprake is van een gewijzigde situatie bij het LPG tankstation, noch de omgeving van het station, bedraagt de toetsafstand voor het PR (10-6 - contour), m.b.t. de afstand kwetsbaar object tot vulpunt, 40 meter. Deze toetsafstand is ontleend aan een tabel die is geïntroduceerd bij de Revi-wijziging van juli 2007 en geldt uitsluitend voor bestaande situaties. De contour van 40 meter heeft geen overlap met deelgebied W. Voor nieuwe situaties geldt vooralsnog een toetsafstand van 110 meter.
Het dichtstbijzijnde beperkt kwetsbare object binnen deelgebied W ligt op ca. 80 meter van het vulpunt (gebouw op voormalig Roto Smeets terrein). Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 - contour als richtwaarde.
Strikt genomen geldt volgens het Revi voor bestaande beperkt kwetsbare objecten een grotere toetsafstand dan voor kwetsbare objecten, namelijk 110 meter. Dit komt omdat bij de Revi-wijziging van juli 2007 geen nieuwe tabel is geïntroduceerd voor beperkt kwetsbare objecten. Van deze richtwaarde mag echter gemotiveerd worden afgeweken zodat geen sprake is van een saneringssituatie. Een bestaande fysieke situatie wordt als een goede motivatie beschouwd. Bovendien zijn door de branche van LPG leveranciers maatregelen (coating op tankauto's) getroffen waardoor de toetsafstand voor het PR (10-6 - contour) kleiner zal worden. De situatie zal dan wel voldoen aan het Bevi.
Naast de afstandsnorm voor het vulpunt bestaan er normen voor de ondergrondse LPG tank en de LPG afleverzuilen. De bijbehorende contouren hebben echter geen overlap met deelgebied W, toetsing is niet relevant.
Conclusie toets plaatsgebonden risico
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt niet voldaan. Zodra de maatregelen van de branche (coating op tankauto's) in de wetgeving zijn verankerd, zal wel aan de richtwaarde worden voldaan.
Contouren die horen bij de afstandscriteria m.b.t. de ondergrondse LPG tank en de afleverzuil hebben geen overlap met deelgebied W, toetsing is niet relevant.
Groepsrisico (GR) vanwege het tankstation
Volgens artikel 13 lid 1 van het Bevi moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door maatregelen bij het station en de omgeving.
Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.
Personendichtheid en GR
De personendichtheid en de berekening van het groepsrisico zijn beschreven in een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van juni 2010.
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Het invloedsgebied bij het tankstation bevindt zich op een afstand van 150 meter vanaf zowel het LPG vulpunt als de ondergrondse LPG tank. Het invloedsgebied is daardoor te benaderen als een oppervlak in de vorm van twee cirkels met ieder een straal van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en het middelpunt van de ondergrondse tank. Binnen deze cirkels bevinden zich de onder "Omgeving van het tankstation" genoemde objecten/bestemmingen of gedeelten daarvan. De personendichtheden van de objecten zijn beschreven in de QRA.
Om een indruk te geven van de hoogte van het GR ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen in het diagram dat op blz 10 van de QRA is weergegeven, de zogenaamde fN-curve.
In de QRA is een vergelijk gemaakt tussen het GR van de situatie waarbij tankauto's nog niet waren voorzien van een hittewerende coating en de situatie waarbij alle tankauto's die coating wel hebben. In de loop van 2010 zijn die coatings aangebracht. Uit de fN-curve blijkt dat voor beide situaties het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde blijft en voor de situatie met hittewerende coating ruim eronder.
Verlaging groepsrisico door (voorgenomen) maatregelen bij het station
Er bestaan twee (potentiële) maatregelen, gerelateerd aan het tankstation, om het groepsrisico te verlagen.
- In juni 2005 is een convenant afgesloten tussen de LPG branche en de rijksoverheid. Eén van de consequenties van dit convenant was dat uiterlijk 2010 hittewerende coatings en verbeterde losslangen op de tankwagens zouden worden aangebracht. Deze maatregelen zijn in 2010 uitgevoerd. De gevolgen voor het groepsrisico moeten per station worden berekend. Voor de locatie Europalaan 8 zijn deze te herleiden uit de fN-curves in de hierboven genoemde QRA.
- Uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens dagdelen waarop relatief veel mensen aanwezig zijn. Voor deze maatregel is het nodig om een extra voorschrift (i.c. benoemen van venstertijden) in de milieuvergunning van het tankstation op te nemen. Een procedure voor het aanpassen van de milieuvergunning wordt overwogen maar is nog niet gestart. Daarvoor zal eerst de exploitant benaderd moeten worden om de haalbaarheid te bespreken.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het ruimtelijke besluit betreft een beheer bestemmingsplan. Aan de omgeving zal niets veranderen. Gezien de externe veiligheidssituatie is er ook geen aanleiding om geforceerd over te gaan tot aanpassingen in de omgeving.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
- Primair: Er is op de Europalaan een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig met een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
- Secundair: Op de Europalaan is een secundaire bluswatervoorziening aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is voldoende.
- Tertiair: In de nabije omgeving is aan de Kanaalweg een tertiaire bluswatervoorziening aanwezig (Merwedekanaal) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
- Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanaf de post Belcampostraat toereikend aanrijden.
- Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de locatie is goed vanwege de ruime infrastructuur (o.a. Europalaan) rondom het tankstation. De installatieonderdelen zijn goed bereikbaar omdat deze zich op een ruim en overzichtelijk bedrijfsterrein bevinden en dit terrein direct grenst aan de openbare weg.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevi om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de inrichting te verantwoorden.
- Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid").
- Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (woningen en bedrijventerrein) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.
Conclusie toets groepsrisico
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou het groepsrisico nog verder teruggebracht kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
Bijlage 9 Qra Beneluxlaan
Bijlage 10 Rapportage Europalaan 6
Bijlage 10 Rapportage Europalaan 6
Bijlage 11 Qra Europalaan 8 (Gvu)
Bijlage 11 QRA Europalaan 8 (GVU)
Bijlage 12 Archeologische Waardenkaart
Bijlage 12 Archeologische waardenkaart