Heycop zone, Vleuterweide
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 01-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.4 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.7 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.
1.8 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPHEYCOPZONEHAAR-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.20 kampeerterrein:
een terrein met daarbijbehorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.
1.21 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.22 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.23 (raam)prostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats;
1.24 plan:
het bestemmingsplanHeycop zone, Vleuterweide van de gemeente Utrecht.
1.25 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.26 recreatiewoning:
een permanent gebouw, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt als recreatieverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.27 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.28 stacaravan:
een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Woningwet valt aan te merken.
1.29 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. fiets-en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelplekken en speelvoorzieningen;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – fietscrossbaan': tevens voor een fietscrossbaan;
- f. water, waterbeheer en waterberging;
- g. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en) water;
- h. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals zitelementen, kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
4.2 Bouwregels
- a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, zijn toegelaten;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 2 meter hoog mogen zijn;
- c. het gestelde onder 'b' geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen;
- a. fiets- en voetpaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. water en kruisingen met water;
- d. waterbeheer en waterberging;
- e. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- b. het gestelde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer .
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- b. waterhuishouding;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. kruisingen met weg- en fietsverkeer;
- e. groenvoorzieningen;
- f. recreatieve voorzieningen;
- g. kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages en kademuren.
6.2 Bouwregels
Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
7.2 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
- c. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- e. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Heycopzone, Vleuterweide.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit bestemmingsplan houdt een reparatie in van de vernietiging van een deel van het bestemmingsplan Vleuterweide door de Raad van State op 2 juni 2004. Op 23 november 2004 heeft de provincie Utrecht alsnog goedkeuring onthouden aan een deel van het bestemmingsplan Vleuterweide in navolging van de uitspraak van de Raad van State.
De reden hiervoor was dat het bestemmingsplan het mogelijk maakt dat op een afstand van ongeveer 10 meter van een boomgaard (behorend bij Dorpeldijk 2) tuinen bij woningen te projecteren. Dit zou er mogelijk toe leiden dat de bewoners van de desbetreffende percelen langdurig blootgesteld worden aan bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden bij het spuiten van de nabijgelegen boomgaard, hetgeen risico's voor de gezondheid meebrengt.
1.2 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is om een actueel planologische kader te maken voor de strook waaraan de provincie goedkeuring heeft onthouden, zodat de deels gerealiseerde groenzone kan worden voltooid. De achterliggende gedachte van deze groenzone is het dienen als bufferzone/spuitnevelzone tussen de woningen in Vleuterweide en de boomgaard van het nabijgelegen agrarische bedrijf (Dorpeldijk 2).
In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voor gedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
De Heycopzone ligt aan de westelijke rand van Vleuterweide, op de overgang tussen de bebouwde kom van Vleuterweide en het landelijk gebied richting Harmelen.
De Heycopzone is een smalle strook bestaand landschap welke gekoppeld is aan een oude waterloop: de Heycop. De strook heeft een lengte van ongeveer 1,5 kilometer en een breedte inclusief waterlopen van ongeveer 50 meter. De noordelijke begrenzing van de Heycopzone is het spoor tussen Utrecht en Woerden. De zuidelijke begrenzing is een kavel aan de Zandweg langs de Leidsche Rijn. Aan de westzijde van de Heycopzone ligt de Heycop, een historische ontwateringsloot van het voormalig komgebied van Vleuterweide. Aan de oostzijde van de Heycopzone ligt grotendeels een circa 25 meter brede watergang welke onderdeel uitmaakt van het blauwe raamwerk dat dient voor de ontwatering van Vleuterweide. De Heycopzone wordt ter hoogte van de Liesgrassingel doorsneden. Hier staat het gemaal dat de verschillende waterstromen die in de Heycop bij elkaar komen in goede banen leidt.
Afbeelding 1: Begrenzing
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door raad | evt. goedgekeurd door GS | |
Vleuten-De Meern Landelijk gebied | 18-06-1974 | 11-07-1975 |
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de plan beschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van de ruimtelijke beleidskaders op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Het vastgestelde beleid vormt het kader voor het gemeentelijk beleid in dit bestemmingsplan.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste doelstellingen voor de komende decennia. Het adagium is: decentraal wat decentraal kan, centraal wat centraal moet. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking is, door bundeling van verstedelijking en economische activiteiten en verdichting, door de ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is optimaal te benutten. Voor het plangebied zijn de onderstaande zaken van belang:
Groen
Voor groen signaleert de Nota Ruimte dat de ontwikkeling van recreatievoorzieningen de afgelopen decennia is achtergebleven bij de verstedelijking. Het is van belang om voldoende ruimte te reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden en te streven naar een balans tussen rood en groen/blauw. Van provincies en gemeenten wordt verwacht dat zij deze balans tussen bebouwing en groen/blauw meenemen in hun ruimtelijke plannen. Het rijk rekent erop dat gemeenten bij de opzet van nieuwe locaties het door de praktijk ingegeven richtgetal van circa 75 vierkante meter groen per woning hanteren.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
In de nota is de bruto EHS aangegeven. De provincie heeft de EHS nader begrensd. De Heycopzone valt buiten de EHS.
Groene Hart
De Heycopzone sluit aan op het begrensde landschap het Groene Hart. Het open karakter van dit landschap dient behouden te blijven. De provincies zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop dit landschap verder wordt beschermd.
2.1.2 Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
De structuurvisie fungeert (met de Nota Ruimte) als ruimtelijke basis voor verschillende sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen met als ambitie om van de Randstad een duurzame concurrerende Europese topregio te maken. Het kabinet maakt ruimtelijke keuzes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad vanuit vier leidende principes:
Principe 1: leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta;
Principe 2: kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking tussen groen, blauw en rood;
Principe 3: wat internationaal sterk is, sterker maken;
Principe 4: krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
Voor de Heycopzone geldt met name Principe 2: Combinaties van water, natuur, landschap, cultuurhistorie, wonen en werken moeten bijdragen aan meer verscheidenheid in recreëren en de woon- en werkomgeving.
2.1.3 Startconvenant VINEX
In het startconvenant VINEX regio Utrecht is voor Leidsche Rijn een groei van 20.000 woningen afgesproken, met een mogelijke doorgroei naar 25 à 30.000 . Tevens is afgesproken dat bij de inrichting van nieuw stedelijk gebied de realisatie van hoogwaardig openbaar vervoer en het respect voor de huidige cultuurhistorische waarden van groot belang zijn. Inmiddels is meer dan de helft van het beoogde aantal woningen gerealiseerd.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Het regionale beleid voor dit plangebied is opgenomen in: het Streekplan (2004, beleidsneutraal omgezet in de provinciale Structuurvisie), het Regionaal Structuur Plan (RSP) en de Ontwikkelingsvisie van de "Noordvleugel Utrecht"- partners. De nota's vullen elkaar aan: er wordt gekozen voor een beheerste groei door verdere verdichting van het stedelijke gebied om zo de landschappen te sparen. In de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht wordt dit al wat verder uitgewerkt op de lange termijn voor het “Noordvleugel- gebied” (Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten).
2.2.1 Provinciale Structuurvisie Utrecht
Het Streekplan Utrecht (2004) is van rechtswege beleidsneutraal omgezet in de provinciale Structuurvisie. Het stadsgewest Utrecht is het zwaartepunt van de verstedelijking en economie in de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie nieuwe opgaven voor wonen en werken vooral hier wil realiseren. Utrecht heeft bij deze opgave, als centrale stad in het stadsgewest, de belangrijkste taak om door verdichting, herstructurering en transformatie, binnenstedelijke capaciteit voor wonen, werken en voorzieningen te ontwikkelen en tegelijkertijd een kwaliteitssprong te realiseren.
De Structuurvisie geeft met name richting aan de nadere invulling van het gebied buiten de rode contouren, het landelijk gebied. De Heycopzone ligt binnen de rode contour die in de Provinciale Structuurvisie is opgenomen, dus in het stedelijk gebied (zie uitsnede Structuurvisiekaart). Daarnaast bevindt de Heycopzone zich binnen twee cirkels van een nader in te vullen wateropgave. Met de wateropgave wordt het zoeken van mogelijkheden van waterberging bedoeld, maar ook het tegengaan van bodemdaling in omliggende gebieden, het tegengaan van watertekorten en het verbeteren van de waterkwaliteit in met name de natuurgebieden.De wateropgaven zijn in regionaal verband opgepakt door de HDSR.
Uitsnede Structuurvisiekaart
2.2.2 Regionaal Structuurplan (RSP) (2005)
Het centrale thema van het plan van het Bestuur regio Utrecht is 'beheerste dynamiek'. Via dit principe moet sturing gegeven worden aan de verstedelijkingsdruk om te komen tot een evenwichtige ontwikkeling. Het huidige RSP heeft onder de nieuwe wet dezelfde status gekregen als een provinciale structuurvisie. De inhoud van het door de samenwerkende gemeenten vastgestelde RSP blijft geldig tot 2015.
In het Regionaal Structuurplan valt het gebied onder de categorie "groenstedelijk/ suburbaan milieu", waarin de woonfunctie een dominante rol heeft en waarbij sprake is van een relatief lage graad van functiemenging.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030
In de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 wordt de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven, aan de hand van drie perspectieven: De Markt, het Podium en de Binnentuin.
Op de Heycopzone is het ontwikkelingsperspectief 'De Binnentuin' van toepassing, waarbij het onderdeel uitmaakt van de groenstructuur. De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. De woonfunctie domineert. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend.
2.3.2 Masterplan Leidsche Rijn (1995)
Voor het westelijk deel van het stadsgewest Utrecht is een Masterplan opgesteld, waarmee aan de ontwikkeling van Leidsche Rijn richting is gegeven. Het Masterplan is erop gericht Leidsche Rijn te ontwikkelen tot een stedelijk gebied met het doel een bijdrage te leveren aan de oplossing van de grote woningnood in de regio Utrecht Bij het opstellen van het Masterplan Leidsche Rijn is als leidraad voor het hele plangebied gekozen voor drie sturende begrippen; compactheid, duurzaamheid en identiteit.
Het programma voor Leidsche Rijn omvat 30.000 woningen, 30.000 arbeidsplaatsen in kantoren en bedrijven en 289 ha voor voorzieningen, zoals winkels, scholen, gezondheidscentra, buurthuizen, sportvoorzieningen en openbare groenvoorzieningen.
Sinds de vaststelling van het Masterplan is een aantal keer een actualisatie gemaakt, waarvan de Actualisatie Ontwikkelingsvisie Leidsche Rijn 2003 de meest recente is voor het gehele gebied. Hierin is sterk voortgeborduurd op het oorspronkelijke gedachtegoed uit het Masterplan. Voor belangrijke plandelen zijn inmiddels, binnen de kaders van Ontwikkelingsvisie, afzonderlijke Stedenbouwkundige Programma's van Eisen (SPvE's) en Stedenbouwkundige Plannen (SP's) vastgesteld. Ook voor de zes woongebieden in Vleuterweide.
2.3.3 Groenstructuurplan Stad en Land verbonden (2007)
In het Groenstructuurplan Utrecht staat wat Utrecht wil bereiken met groen in en om de stad. Het geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn of voorzieningen die nog ontwikkeld gaan worden. Het streven is voldoende stedelijk groen in alle wijken en verbindingen met grote recreatiegebieden rondom de bebouwde kom. Er is een overzicht opgenomen van de onderdelen die voor 2030 moeten worden aangepakt om het streefbeeld te realiseren. De gemeente wil o.a. het groen in de wijken versterken en de groene recreatieve verbindingen verbeteren. De Heycopzone maakt onderdeel uit van een van de wenselijke groene verbindingen op de visiekaart 2030. Deze noord-zuidverbinding verbindt de Leidsche Rijn aan het groengebied Haarzuilens. Een groene verbinding heeft zowel een ecologische betekenis,als recreatief en cultuurhistorisch.
2.3.4 Waterplan Utrecht (2007)
Met het opstellen van het Waterplan Utrecht is afgesproken te streven naar een watersysteem dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. Het hoofddoel van het waterplan is dat het beheer van het watersysteem en de waterketen samenhangend, doelmatig, voor de burger inzichtelijk is en tevens is gericht op verschillende vormen van menselijk gebruik en natuur. In dit gebied (samen met Haarzuilens) geldt volgens het waterplan nog een knelpunt dat kan worden opgelost. Deze opgave is meegenomen in het Landinrichtingsplan Haarzuilens. Zodra deze maatregelen zijn genomen geldt er geen wateropgave meer. In paragraaf 5.10 is aangegeven hoe dat is aangepakt.
2.3.5 Bomenvisie Utrecht (2009)
De bomenvisie (2009) heeft als doelstelling een samenhangende bomenstructuur voor de stad te ontwikkelen en verbeteren, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Ook geeft de bomenvisie nadere regels hoe het college omgaat met bomen bij de ontwikkeling van de stad. Op de bomenstructuurkaart van Utrecht zijn de lanen en lijnen met betekenis voor cultuurhistorie, ruimtelijke beleving en ecologie samengevoegd tot de bomenstructuur van de stad. De herkenbaarheid van de structuur wordt sterker als de boomsoort en plantwijze zijn afgestemd op de aard van de lijn. De Heycopzone maakt onderdeel uit van een landschappelijke dijkstructuur.
Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomenparagraaf. De bomenparagraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen. Deze paragraaf is opgenomen in hoofdstuk 4.
2.3.6 Cultuurhistorie en archeologie
Volgens de Archeologische Waarden Kaart van de Gemeente Utrecht is in de Heycopzone een archeologische verwachtingswaarde. In 5.11 wordt aangegeven hoe hier mee wordt omgegaan.
2.3.7 Beeldkwaliteitsplan Vleuterweide
Er is in 1999 een beeldkwaliteitplan voor Vleuterweide opgesteld door het bureau Vollmer&partners (?). Het thema van Vleuterweide is “dorps wonen”. Drie uitgangspunten zijn hierbij van belang:
- de samenhang met de landschappelijke onderlegger;
- kleinschaligheid en eenvoud;
- verscheidenheid in vorm.
In het beeldkwaliteitplan is een kaart opgenomen met zichtlijnen op de kerktorens van Vleuten en Harmelen en de markante toren Den Ham. Daarnaast zijn zichtverbindingen gelegd vanaf de Europaweg tussen het centrum c.q. de plas bij het centrum en het Leidsche Rijn Park.
Het beeldkwaliteitsplan is nader uitgewerkt in de stedenbouwkundige deelplannen met inhoudelijke uitgangspunten en eisen voor de realisatoren en architecten.
2.3.8 Nota Speelruimte
In mei 2009 heeft de gemeenteraad de nota Speelruimte vastgesteld. Deze heeft als titel 'Geef jeugd de ruimte!'. Dit motto is de leidende gedachte van al het speelruimtebeleid in de gemeente. Bij speelruimte gaat het over jeugd van 0 tot 18 jaar oud. 'Spelen' is voor de groep van 12 tot 18 een term die misschien niet helemaal adequaat is. Voor hen zal het meer om ontmoeten gaan. Even goed is daar ook zowel fysieke als figuurlijke ruimte voor nodig. De nota geeft aan dat de visie op het spelen in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen concreet uitgewerkt zal worden in tien wijkspeelruimteplannen voor de tien wijken van Utrecht.
2.3.9 Wijkspeelruimteplan Vleuten De Meern
In 2010 is een wijkspeelruimteplan voor de wijk Vleuten-de Meern opgesteld. Bij het opstellen van het plan is ook gebruik gemaakt van informatie van wat niet-professionals vinden van de speelruimte in de wijk, waar knelpunten zitten en waaraan behoefte is binnen de wijk. Op heel veel manieren is er contact gezocht met gebruikers en andere belanghebbenden bij speelruimte: jonge kinderen (tot 4 jaar) en hun ouders, kinderen in de basisschoolleeftijd, jongeren en andere wijkbewoners (met of zonder kinderen).
Belangrijke inhoudelijke bevindingen voor Vleuten-De Meern zijn:
- 1. Aan (goede) plekken voor jongeren in de openbare ruimte is een nijpend tekort, dat de komende jaren oploopt met de verwachte sterke toename van hetaantal jongeren, met name in de nieuwbouwwijken.
- 2. Om de omstandigheden voor jongeren te verbeteren is het nodig weg te gaan van ad hoc maatregelen per locatie. Vooruitdenken is nodig.
- 3. In de nieuwbouwstukken is een tekort aan speelplekken voor kinderen in de leeftijd 6 tot 12 jaar.
- 4. Het is wenselijk de groene gebieden aan de randen van de buurten verder te ontwikkelen voor spelen, ontmoeten, struinen, sporten etc. Waarbij wel aandacht moet blijven voor het behoud van de groenfunctie.
Bovenstaande bevindingen zijn de opmaat voor concrete uitvoeringsrichtingen en maatregelen op verschillende termijnen (korte en langere termijn en dromen over toekomst) om de speelruimtesituatie in de wijk verder te verbeteren.
2.3.10 Inrichtingsplan Het hof van Vleuterweide
In september 2011 is na een participatieproces een definitief ontwerp gemaakt voor de Heycopzone zuid (Het hof van Vleuterweide, één op één stadslandschappen, september 2011). Het plan legt de inrichting van het gebied vast alsmede de situering van speelplaatsen voor de verschillende doelgroepen. Voor een beschrijving van het plan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 en naar de bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
2.4 Ruimtelijk Beleid In Omliggende Gebieden
De Heycopzone wordt omgeven door in ontwikkeling zijnde gebieden.
2.4.1 Landinrichtingsplan Haarzuilens
Voor de inrichting van het landelijk gebied rondom kasteel De Haar en het dorp Haarzuilens is (in 2004) het Landinrichtinsplan gemaakt. Het plan is gemaakt door de landinrichtingscommissie Utrecht-West in opdracht van de Provincie Utrecht.
De doelstelling van het landinrichtingsplan is de realisering van een openbaar toegankelijk recreatiegebied van circa 450 ha en 15 km recreatieverbindingen voor wandelaars en/of fietsers. Op een drukke dag moet het gebied plaats bieden aan 15.000 dagrecreanten Het nieuwe recreatiegebied behoudt een groene inrichting en is vooral bestemd voor de omliggende woonkernen en de bewoners in het gebied zelf. Gestreefd wordt naar een heel aantrekkelijk recreatiegebied wat betreft bereikbaarheid, beleving van rust en ruimte, hoogwaardige natuur en veiligheid. Ook voor andere functies dan recreatie (zoals water, milieu en verkeer) neemt het landinrichtingsplan maatregelen om de bestaande kwaliteiten van het gebied te bewaren en, waar mogelijk, te verhogen.
2.4.2 Gebiedsvisie Stad en Land (2010)
De missie van de Gebiedsvisie Stad en Land Utrecht (2010), is het ontwikkelen en onderhouden van een relatie tussen de stad en het landelijk gebied, door:
- behoud en versterking in de aanwezige variatie van landschapsbeelden
- ontwikkeling van een landelijk gebied waarin mensen zich welkom voelen.
2.5 Conclusie
Uit de relevante beleidskaders voor de Heycopzone blijkt dat voor dit gebied een groene overgangszone is voorgestaan. De zone is een gebied waar kansen bestaan voor het onderbrengen van speelvoorzieningen en ruimte te creëren voor sport en spel voor de jeugd. Het is voor dit plangebied belangrijk om bij verdere planontwikkeling aandacht te hebben voor het aspect water.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Bestaande Functies En Elementen In Het Plangebied
De Heycopzone is een smalle strook bestaand landschap welke gekoppeld is aan een oude waterloop: de Heycop. De strook heeft een lengte van ongeveer 1,5 kilometer en een breedte inclusief waterlopen van ongeveer 50 meter. Aan de westzijde van de Heycopzone ligt de Heycop, een historische ontwateringssloot van het voormalig komgebied van Vleuterweide. Aan de oostzijde van de Heycopzone ligt een circa 25 meter brede waterloop welke onderdeel uitmaakt van het blauwe raamwerk dat dient voor de ontwatering van Vleuterweide. De Heycopzone wordt ter hoogte van de Liesgrassingel doorsneden. Hier staat het gemaal dat de verschillende waterstromen die in de Heycop bij elkaar komen in goede banen leidt. Het zuidelijk gedeelte van het plangebied wordt nu nog gebruikt als fruitboomgaard.
3.2 Bomen
Het grootste gedeelte van het bestemmingsplangebeid is al ingericht als openbaar park. In dit gedeelte worden er geen bomen gekapt. In het zuidelijk deel van het bestemmingsplangebied wordt een bestaande boomgaard (appelbomen) opgeheven. Het zijn circa 2.000 stamboompjes. Bij het votooien van het park worden er veel nieuwe bomen gepland. Het exacte aantal is nog niet bekend.
3.3 Conclusie
Het grootste gedeelte van het bestemmingsplangebied is ingericht als park en zal ook alszodanig ingericht blijven. Het zuidelijke gedeelte van het bestemmingsplangebied is nu nog in gebruik als fruitboomgaard.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
Het bestemmingsplan legt voor het overgrote deel van het bestemmingsplangebied de reeds bestaande situatie vast. Dit geldt voor het gebied ten noorden van het omcirkelde gedeelte van bovenstaand kaartje. Voor het omcirkelde gebied zorgt het bestemmingsplan ervoor dat het park kan worden voltooid. Hieronder een beschrijving van het hele bestemmingsplangebied.
Heycop onderdeel groene raamwerk Vleuterweide
Binnen het groene raamwerk van Vleuterweide is in het ontwerp van de Heycopzone gezocht naar aansluiting met de sfeer van het omringende landschap (Handboek Openbare Ruimte Vleuterweide). Typische landschappelijke kenmerken uit de omgeving komen terug in de inrichting van de Heycopzone. Te noemen zijn de bossen rondom Haarzuilens ten noorden van het gebied, het meer open komgebied in het midden met geriefhoutbosjes, en de boomgaarden van de stroomruggronden rond de Leidsche Rijn.
Als onderdeel van het groene raamwerk van Vleuterweide heeft de Heycopzone een goede verbinding met de aangrenzende woonbuurten van Vleuterweide. Zo is er in het noordelijk deel een verbinding met de Rietvelden langs de Middelwetering, Wilgenrooslaan. De Liesgrassingel leidt zowel naar de Harmelerwaard als naar Vleuterweide. Ter hoogte van de Knolruskade en de Hoefbladkade is in het centrale deel van de Heycopzone een verbinding met de Rietvelden. In het zuidelijk deel zal met een aantal verbindingen de Heycopzone verbonden worden met de Boomgaarden.
Heycop als langgerekt park
De Heycopzone heeft een groene inrichting. Het is een langgerekt park waar kan worden gewandeld en gespeeld. Het gebied heeft 4 landschappelijke zones: het bosgebied in het noorden, de boomweide rond de Liesgrassingel, het houtwallengebied ter hoogte van de aansluiting op de Hoefbladkade en het Hof van Vleuterweide in het zuidelijk deel ter hoogte van de aansluiting met de Boomgaarden.
Het bos
Het bos bestaat uit een drietal bosvakken en wordt doorsneden door zichtlijnen. Een zichtlijn ligt in het verlengde van de Middelwetering, een tweede zichtlijn is meer noord-zuid gericht op de Hamtoren. Het bos is dicht, er kan worden gewandeld over een asfaltpad dat vanuit de Liesgrassingel aansluit op de toegangsweg van ProRail. Het bos of struweel bestaat uit beplanting met bomen en struiken die in de omgeving voorkomen zoals de Alnus glutinosa, Fraxinus excelsior, Acer campestre, Quercus robur, Ligustrum vulgare, Prunus spinosa, Prunus avium, Crataegus monogyna.
De boomweide
De boomweide strekt zich uit aan beide zijden van de Liesgrassingel. Hier is de Heycopzone open en overzichtelijk. De boomweide bestaat uit een grid van bomen (Populus x canescens) in het gras. Door de openheid is de toegang bij het gemaal zichtbaar, evenals de rij te behouden essen die een karakteristiek ensemble met het gemaal vormen. De oevers worden ter hoogte van het gemaal beplant met Groot Hoefblad.
Het wandelpad van asfalt slingert zich tussen de bomen door. Het is de toegang tot de Speelgaard, een speelplek voor kinderen van 6 tot 12 jaar.
De houtwallen
Ten zuiden van de boomweide is de Heycopzone op zijn smalst. Het wandelpad ligt hier aan de westzijde van een reeks houtwallen. Langs het pad bevindt zich een hondentoilet. De houtwallen hebben een hogere ligging dan het omringende landschap en zijn beplant met Crataegus monogyna, Ligustrum vulgare, Prunus avium, Prunus spinosa, Coryllus avellana en Alnus glutinosa.
Het hof van Vleuterweide
Het meest zuidelijk gelegen deel van de Heycopzone wordt een proeftuin van noten en vruchten voor de buurt. Het is een gebied dat afwisselend dicht en meer open is. De beplanting bestaat uit bomen en heesters met vruchten en noten. Het wandelpad van asfalt slingert zich door de boomgaardbeplanting heen en ontsluit een viertal open speel- en recreatieplekken die zijn omzoomd door een haag.
Inrichtingsplan Het hof van Vleuterweide
Proeftuin
Van de vier speelplekken is één plek speciaal ingericht voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 8 jaar – deze speelplek ligt in het midden van het gebied en dichtbij de ontsluiting naar de woonwijk - en één plek voor de jeugd vanaf 12 jaar; deze plek laat zich beter omschrijven als speel- en sportplek. Hier wordt een fietscrossbaan en een overdekte zitplaats gerealiseerd. De leeftijdscategorie, de locatie en speelfuncties zijn voortgekomen uit de resultaten van twee inspraakronden onder de bewoners.
Speeltoestel
Overdekte zitplaats
De overige twee open ruimtes zijn voorzien van gras en kunnen worden gebruikt voor recreatie of een vrije invulling van spelen. Het wandelpad zet zich in oostelijke richting voort over de Romeinse Weg en in westelijk richting gaat het pad verder door in de Heycopzone. Door de beplanting slingert nog een tweede pad: dit is een gemaaid graspad om te struinen en het hele gebied toegankelijk te maken. Met de bestaande kavel langs de Zandweg is geen verbinding: hier wordt een hek geplaatst.
In het gebied worden ook zes diersculpturen geplaatst. Deze zogenaamde aaistenen zijn te gebruiken als speel- en zitelementen. Ze zijn vervaardigd van massief speciaal beton met gemalen graniet en zijn in de massa antraciet gekleurd. Tenslotte worden in het gebied een aantal bankjes/picknicktafels geplaatst.
Beheer Heycopzone-zuid
In dit deel van de Heycopzone wordt een waterloop met een breedte van 5 meter gerealiseerd, die de overgang vormt naar de Boomgaarden (aan de oostzijde). Het inrichtingsplan Het hof van Vleuterweide is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de relevante (milieu)aspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd.
5.2 Milieu-effectrapportage En Strategische Milieu Beoordeling
Het doel van een milieu-effectrapportage (m.e.r.) is om het milieubelang naast andere belangen een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. Daarom moeten bij grootschalige projecten de milieugevolgen in beeld worden gebracht, voordat besluitvorming plaatsvindt. Het onderliggende plan is niet zo grootschalig dat het valt onder de mer-regeling. Het opstellen van een milieueffectrapportage is niet aan de orde.
5.3 Geluidhinder
Geluid beïnvloedt de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en industrie. De mate van hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object. De regels van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:
- het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten als woningen en scholen
- het bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of 30 km-wegen)
- reconstructie van wegen
- geluidsgezoneerde bedrijventerreinen
Als een van bovenstaande situaties aan de orde is, moet er akoestisch onderzoek worden gedaan en als het nodig blijkt te zijn kan er een ontheffing hogere grenswaarden worden aangevraagd. De procedure voor het verlenen van een ontheffing loopt parallel met de ruimtelijke ordeningsprocedure.
5.3.1 Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs een aantal wegen geluidzones waarbinnen in het geval van nieuwe situaties onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. In een aantal gevallen is het doorgaans niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren, namelijk bij:
- woonerven;
- 30 km/uur gebieden;
- wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook minder dan 50 dB(A) bedraagt.
Bij het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming binnen een zone van een weg zal onderzoek naar de geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai moeten worden gedaan. De geluidbelasting op de gevel mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Indien er een geluidsgevoelige bestemming wordt gebouwd waarbij de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan er onder voorwaarden een ontheffing worden verleend voor een geluidsbelasting van ten hoogste 63 dB.
Plansituatie
In dit bestemmingsplan worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet Geluidhinder is hier niet van toepassing.
5.3.2 Spoorweglawaai
Langs spoorwegen kan sprake zijn van geluidsoverlast en daardoor ook van gezondheidsrisico. De normering die hiervoor geldt is een voorkeursgrenswaarde van 55 dB en een maximale ontheffingswaarde van 68 dB. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan, net als bij verkeerslawaai, hiervoor door de gemeente een ontheffing worden verleend.
Plansituatie
In dit bestemmingsplan worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet Geluidhinder is hier niet van toepassing.
5.3.3 Industrielawaai
Van industrielawaai kan ook hinder worden ondervonden. Het optreden van hinder als gevolg van industrielawaai kan worden voorkomen en beperkt door afstand te bewaren tussen de geluidsbron en de ontvanger.
Plansituatie
In dit bestemmingsplan worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan wet Geluidhinder is hier niet van toepassing.
5.4 Milieuhinder Bedrijvigheid
Er wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar er moet worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving.
Plansituatie
In dit bestemmingsplan worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. In de directe omgeving van het bestemmingsplan liggen geen bedrijven die een afstandszone vragen in het kader van de Wet Milieubeheer. Direct naast het plangebied ligt wel een boomgaard (behorend bij Dorpeldijk 2) waar in het seizoen gebruik gemaakt kan worden van bestrijdingsmiddelen. Voor woningen wordt in het kader van een "goede ruimtelijke ordening" een afstand van 50 meter tussen deze twee functies geadviseerd. Het gaat dan om een spuitnevelzone tussen een boomgaard en een gevoelige bestemming met langdurig verblijf. Dit bestemmingsplan betreft een groenzone met speelvoorzieningen. Het gebruik van deze functies zal kortstondig en incidenteel zijn waardoor het handhaven van een spuitnelvelzone hier niet nodig wordt geacht.
5.5 Externe Veiligheid
Op plaatsen waar wordt gebouwd, kunnen veiligheidsrisico's optreden voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om de veiligheid te vergroten wordt bij bestemmingsplannen aandacht besteed aan de omgeving van bedrijven die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. De normen en richtlijnen staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit besluit schrijft onder andere voor dat een bestemmingsplan moet worden getoetst aan deze normen.
Daarnaast kan het transport van gevaarlijke stoffen een risico opleveren. Het gaat dan om transport over de weg en/of over het spoor en/of over water. In de stad ligt een vastgestelde route waarover transport van gevaarlijk stoffen plaats mag vinden. Kwetsbare bestemmingen moeten op voldoende afstand van deze routes worden gerealiseerd. Ook kunnen beperkingen aan de bebouwingsdichtheid gewenst zijn. Dit wordt geregeld in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water.
Voor externe veiligheid bestaan twee normen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) ziet op een ongeluk. De norm voor het PR is 10-6/jaar . Het groepsrisico geeft de kans aan op het aantal mensen dat kan overlijden tengevolge van een calamiteit. Voor het GR is een zogenaamde oriënterende waarde vastgesteld. Van deze waarde kan onder voorwaarden worden afgeweken.
Plansituatie
Het noordelijke gedeelte van het plangebied ligt in de invloedsfeer van het spoor Utrecht – Woerden. De bestemming hier omvat geen kwetsbare doelgroepen. De locatie voor de speelplek voor kinderen ligt ver buiten de invloedzone van het spoor.
5.6 Luchtkwaliteit
In artikel 5.16 Wm staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.
Luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. De ontwikkelingen leiden niet tot een overschrijding van de grenswaarden;
- b. Een project leidt - al dan niet per saldo - niet bij tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. Een project draagt "niet in betekende mate" (NIBM) bij aan de concentratie in de buitenlucht;
- d. Een project is genoemd of is niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd. Sinds de inwerkingtreding van de Implementatiewet is het begrip "niet in betekende mate" gedefinieerd als een verslechtering van 3% ten opzichte van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Plansituatie
De bestemming betreft een buurtfunctie. De verkeersaantrekkende werking ten gevolge van dit bestemmingsplan is daarom zeer gering tot afwezig. Aangezien het plan nauwelijks tot geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft, kan redelijkerwijs uitgesloten worden geacht dat dit plan tot een verslechtering van de luchtkwaliteit zal leiden. Er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 eerste lid 1, onder b, van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.
5.7 Bodemkwaliteit
5.7.1 Bodemkwaliteit
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
Bodembescherming
Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten.
Bodemsanering
Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd, indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
Bodembeheer
Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.
Bij een aanvraag om bouwvergunning, een functiewijziging of aan- dan wel verkoop dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of misschien zelfs een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.
De resultaten van het onderzoek dienen bij de in te dienen bouwaanvraag te worden overlegd voor deze in behandeling wordt genomen. Hierbij dient te worden aangetoond dat de grond ter plaatse geschikt is voor de uitoefening van de functie
Plansituatie
Uit onderzoeken van naastliggende ontwikkelingen zijn geen ernstige bodemverontreinigingen gebleken. De bodemkwaliteit zal geschikt zijn voor de groenfunctie. Ter plaatse van de speelvoorziening zal de bodemkwaliteit nader worden getoetst bij de omgevingsvergunning voor de speelvoorzieningen.
5.8 Ecologie
Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones dienen in principe "groen" te blijven en bij (her)inrichting dient dit te worden afgestemd op de toegekende ecologische functie.
Plansituatie
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Eveneens is het geen onderdeel van de provinciale ecologische hoofdstructuur. Het plangebied vormt een onderdeel van de groene verbinding zoals vastgelegd in het stedelijk groenstructuurplan. Het plangebied vormt de grens tussen het woongebied Vleuterweide en het agrarisch buitengebied. Met de voorgestelde functie groen/water draagt het bij aan de verbinding tussen groen en de woonomgeving.
5.9 Flora En Fauna
De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een ontwikkeling mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd kan worden. Bij grote ingrepen of een behoorlijke aantasting waarbij beschermde planten of diersoorten in het geding zijn dient een ontheffing Flora Faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie LNV.
Plansituatie
De functie van het gebied verandert van agrarisch naar groen/water . Deze functiewijziging zal geen invloed hebben op het leefgebied van eventueel aanwezige (beschermde) planten of diersoorten. Omdat er geen wezenlijke veranderingen of aantastingen mogelijk worden gemaakt kan er ook geen sprake zijn van aantasting van de natuurwaarden of biotoop van (beschermde) diersoorten. Een quick scan naar het voorkomen van beschermde diersoorten is daarom ook niet noodzakelijk.
5.10 Water
5.10.1 Aanleiding
De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt en het wateradvies van de waterbeheerder en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te beschrijven, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
5.10.2 Beleidskader
Deze Waterparagraaf sluit aan op het op duurzaam waterbeheer gericht beleid van de waterbeheerders en is ingepast in het kader van de onderstaande beleidsdocumenten:
- Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet;
- Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
- Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010;
- Waterschapsbeleid: KRW, Waterbeheerplan 2010-2015, Keur.
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer waarbij de waterkwaliteitstrits gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken en de waterkwantiteitstrits water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren gehanteerd worden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Verantwoordelijkheden
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR), verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Het beheer aan de riolering wordt uitgevoerd door de gemeente Utrecht. Voor het openbaar gemeentelijke gebied is de gemeente verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen om nadelige gevolgen van grondwaterstand te voorkomen. De provincie is samen met het waterschap verantwoordelijk voor het diepe grondwaterbeheer, het waterschap is verantwoordelijk voor onttrekkingen tot 150.000 m3/jr en de provincie voor onttrekkingen groter dan 150.000 m3/jr en drinkwater onttrekkingen en koude en warmte opslag.
KRW
Volgens de gestelde definitie van de Kaderrichtlijnwater (KRW) is het gebied Heycopzone geen waterlichaam. Hiermee zijn geen aparte doelen binnen de KRW binnen het plan vast gesteld.
Voor de wateren in het plan gebied worden tussen 2010 en 2015 de doelstellingen door de gemeente en waterschap nog bepaald.
Standstill
Als algemeen criterium voor ruimtelijke plannen geldt dat minimaal het stand-still moet worden gehanteerd, wat inhoudt dat de waterhuishouding niet mag verslechteren.
Watercompensatie
Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In kader van een watertoetsproces moet de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500m2 is een Watervergunning nodig. Dit extra verharde oppervlak moet om de versnelde afvoer naar het oppervlaktewater gecompenseerd worden. Voorkomen of compenseren kan op verschillende manieren (keuze maken voor opties die relevant zijn voor onderhavig plan) (op volgorde van voorkeur):
- 1. Het hemelwater van het verhard oppervlak infiltreren in de bodem, zoals doorlatende verharding, infiltratievoorzieningen voor dakwater. Bovengrondse voorzieningen kosten zoals wadi's e.d. ruimte zijn ruimte vragende maatregelen.
- 2. Het uitbreiden van het oppervlaktewater.
Om de extra hemelwaterafvoer op te vangen zal het huidige oppervlaktewatersysteem vergroot moeten worden. Volgens de huidige regelgeving (2-9-2010) moet 10% gecompenseerd worden, dit beleid is aan verandering onderhevig en kan mogelijk meer worden. Aan het creëren van oppervlaktewater zijn voorwaarden verbonden, zo moet het onder andere in verbinding staan met het bestaande oppervlaktewatersysteem.
Compensatie door middel van graven van extra water dient:
- a. in het plangebied plaatst te vinden. Indien dit niet mogelijk is vanwege maatschappelijke redenen, dan;
- b. in hetzelfde peilgebied. Indien dit niet mogelijk is vanwege maatschappelijke redenen, dan;
- c. in het benedenstroomse peilgebied plaats te vinden.
Immers, het watersysteem (stuwen, etc) moet door het waterschap worden aangepast door de ruimtelijke ontwikkelingen.Een toename van verharding van meer dan 500m2 in stedelijk gebied en meer dan 1000m2in landelijk gebied is tegenwoordig vergunningplichtig in kader van de Waterwet. Er moet dan een Watervergunning van het waterschap gekregen worden.
Keur
Bouwactiviteiten zijn vergunningplichtig volgens de keur die is gebaseerd op de waterschapswet. De belangrijkste aspecten zijn:
- In de beschermingszones van waterkeringen te bouwen;
- Dichter dan 5 meter vanaf een hoofdwatergang te bouwen;
- Dichter dan 2 meter vanaf een tertiaire watergang te bouwen.
- Lozen van (grond)water op oppervlaktewater
- Toename verhard oppervlak waardoor afvoer van water versneld wordt (sneller dan 1,5 l/s/ha)
- Grondwateronttrekkingen tijdens en na de bouw.
Zie www.destichtserijnlanden voor het bepalen welke activiteiten vergunningplichtig zijn in kader van de Waterwet.
Betrokken partijen
In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:
Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling – Programma's (Utrecht vernieuwd)
Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs
Toetser: Waterschap De Stichtse Rijnlanden (waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheerder) Gemeente Utrecht, Stadswerken – Stedelijk Beheer (beheerder riolering en verantwoordelijk voor inzameling en transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast)
5.10.3 Oppervlaktewater
Algemeen
Met het opstellen van het Waterplan Utrecht is afgesproken te streven naar een watersysteem dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. Het hoofddoel van het waterplan is dat het beheer van het watersysteem en de waterketen samenhangend, doelmatig, voor de burger inzichtelijk is en tevens is gericht op verschillende vormen van menselijk gebruik en natuur.
Situatie
Het watersysteem binnen het plangebied Heycopzone bestaat uit de Heycop en de hoofdwatergang aan de westzijde van Vleuterweide. De Heycop heeft als primaire functie het water in laten vanaf de Leidsche Rijn. Gemaal Vleuterweide verpompt het water vanuit de Heycop naar de andere zijde van de Dorpeldijk om zo het gebied Haarzuilens van voldoende water te voorzien. De hoofdwatergang van Vleuterweide aan de oostzijde van het plangebied heeft als functie het afwateren als van de woonwijk.
Plansituatie
Het gebied dat is ingeklemd tussen de Heycop en de hoofdwatergang aan de westzijde van Vleuterweide wordt ingericht als parkgebied. In de huidige situatie betreft het fruitgaard. Waterhuishoudkundig zullen er geen wijzigingen plaatsvinden, er zal geen verhard oppervlak worden toegevoegd en er zullen geen watergangen worden gedempt.
Binnen het plangebied is geen riolering aanwezig.
5.10.4 Grondwater
De gemeente heeft voortkomend uit de nieuwe wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken de zorgplicht voor het treffen van maatregelen in de openbare ruimte om structurele nadelige gevolgen van een te hoge of lage grondstand te voorkomen of te beperken. Vanuit deze zorgplicht streeft de gemeente naar een grondwaterniveau in openbaar gebied van minimaal 0,70 m beneden maaiveld. De eigenaar van het particuliere terrein is verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte op zijn eigen terrein. Mocht het grondwaterniveau op het eigen terrein structureel hoger staan dan 0,70 m beneden maaiveld, dan mag de eigenaar het overtollige grondwater aanbieden op openbaar terrein.
5.10.5 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft bij brief 11 januari 2011 positief gereageerd op het bestemmingsplan. Het hoogheemraadschap geeft in haar brief aan dat het bestemmingsplan voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde "het standstillbeginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kort gaat het om:
- geen versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van toename verhard oppervlak;
- planologische berging van waterstaatkundige belangen, zoals de waterkering en het gemaal.
5.11 Archeologie
5.11.1 Beschrijving van de archeologische waarden
In de zuidelijke helft van het plangebied bevinden zich in de ondergrond afzettingen die behoren tot de zogenaamde Heldammer stroomrug. Deze zijn voornamelijk afgezet in de Bronstijd en vervolgens in de Romeinse tijd, toen hier een zijrivier van de Rijn actief was. Vanwege de relatief hoge en droge ligging van de zogenaamde oeverwallen van deze voormalige rivier bood deze stroomrug in de late prehistorie en in de Romeinse tijd gunstige voorwaarden voor bewoning. Daarom geldt voor het gehele oppervlak van de stroomrug een hoge verwachting voor het aantreffen van bewoningssporen uit met name deze perioden. Speciaal voor de Romeinse tijd komt daarbij dat de bewuste riviertak toen de noordgrens van het Romeinse rijk vormde. Direct ten zuidoosten van het plangebied is daarvan in 2002 een treffend bewijs gevonden in de vorm van een Romeinse wachttoren uit het midden van de 1e eeuw, die hier vermoedelijk de wacht hield over militair bevoorradingsverkeer dat zich over de rivier bewoog. Iets verder naar het oosten, vlak bij de huidige gemeentewerf, bevond zich later in de Romeinse tijd, in de 2e en 3e eeuw een kleine militaire wachtpost.
Bij de ontwikkeling van het nieuwbouwgebied Veldhuizen (direct ten zuiden van het plangebied Vleuterweide) zijn in 1997 resten van de Romeinse grensweg gevonden. Blijkens booronderzoek dat in 1998 is uitgevoerd loopt de weg van oost naar west door het zuiden van de wijk Vleuterweide. Op het terrein van de gemeentewerf is een deel van de weg gemarkeerd in de verharding. In het zuidwesten van de wijk Vleuterweide, ten zuiden van de Perenlaan, is een enkele honderden meters lang stuk van de Romeinse weg als wandelroute ingepast in de openbare ruimte en met een opvallende markering aangeduid. Dit tracéstuk sluit vrijwel aan op het zuidelijk deel van het plangebied. Naar het westen is de loop van de Romeinse weg tot even voorbij de Heldamweg in kaart gebracht. De resten van de Romeinse weg zijn voor Nederland uniek vanwege de bijzondere constructie, de goede conserveringstoestand en de lengte van het bewaarde tracé. In de wijk De Balije, ten oosten van Veldhuizen, is een deel van de Romeinse weg met daaraan gelegen structuren en vondsten, aangewezen als wettelijk beschermd monument.
5.11.2 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg
Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.
In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde-Archeologie. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachtingen, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.
Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologisch erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.
Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht is een strook van 30 m rondom de as van de Romeinse weg aangemerkt als gebied van hoge archeologische waarde. Een klein oppervlak in het uiterste zuiden van het plangebied maakt deel uit van deze zone. Dit betekent geldt dat voor bouwvergunningplichtige werken (groter dan 50m2) die de bodem dieper dan 50cm roeren, een archeologievergunning vereist is. De gemeente kan in het kader van de vergunningverlening voorwaarden verbinden aan de maatvoering of uitvoering van eventuele (bouw)werken en eisen stellen ten aanzien van eventueel voorafgaand uit te voeren onderzoek.
5.12 Kabels En Leidingen
Er zijn geen planologische relevante kabels en leidingen aanwezig.
5.13 Duurzaamheid
De gemeente Utrecht heeft in haar milieubeleidsplan (MBP) op energiegebied een duidelijke ambitie vastgelegd. In het MBP is opgenomen dat Utrecht in 2030 CO2-neutraal is. Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze ambitie. De inzet van maatregelen om de CO2-uitstoot vergaand te verminderen gaat in de volgorde: energiebehoefte verminderen, inzet van duurzame bronnen en, tenslotte, een zo efficiënt mogelijke omzetting van primaire energie in warmte en kracht. Die klimaatambities betekenen een fors lagere energieprestatie.
Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan, die voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Dit houdt in dat het streven is naar een evenwicht tussen de 3 P's. People (sociale component),Planet (ecologie en milieu) en Profit (economie). Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens kostenbesparing op én het is goed voor het milieu.
Plansituatie
Realisatie van dit bestemmingsplan zal geen negatieve invloed hebben op de ambitie van de gemeente. Bij de keuze van bouwmaterialen t.b.v. speelvoorzieningen is naast veiligheid ook energie en milieu een wenselijk criterium.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het grondexploitatiegebied voor het plan Vleuterweide is groter dan het gebied dat het bestemmingsplan Heycopzone beschrijft.
De totale locatie ontwikkelingskosten (onder meer verwerving, plankosten en realisatiekosten van de Heycopzone) worden gedekt door de opbrengsten uit grondverkoop in het plangebied van Vleuterweide. Het onderhavige plan (Heycopzone) is derhalve sluitend en kan er worden gesteld dat het plan financieel en economisch haalbaar is.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze burgers en belanghebbenden bij het plan zijn betrokken en hoe zij hierop hebben kunnen reageren.
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Provincie Utrecht heeft in haar reactie aangegeven dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de provinciale belangen en dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De Inspectie VROM heeft aangegeven dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden adviseert ook positief over het plan. Zie ook paragraaf 5.10.
6.2.2 Advies wijkraad
De wijkraad is om advies gevraagd. De wijkraad heeft niet gereageerd.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectievere en efficiëntere dienstverlening.
7.2 Planvorm
Het bestemmingsplan legt enerzijds het reeds aangelegde park vast en geeft anderzijds de mogelijkheid om het zuidelijk gedeelte van het geplande park aan te leggen. Het bestemmingsplan is daarmee tevens een titel voor eventuele onteigening mocht minnelijke verwerving niet mogelijk zijn.
7.3 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- eventueel nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- afwijken van de bouwregels;
- waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
- afwijken van de gebruiksregels;
- eventueel een vergunningstelsel ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
- in een aantal gevallen een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht;
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
In het plangebied ligt een gemaal van HDSR. Dit gemaal krijgt een specifieke bestemming. Uitsluitend een nutsvoorzieningsbedrijf is toegestaan.
Artikel 4 Groen
Het park krijgt de bestemming Groen. Binnen deze bestemming mogen speelplekken en speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden worden gerealiseerd. De bestemming maakt speeltoestellen mogelijk tot een hoogte van 3 meter. In de bestemming is een specifieke aanduiding opgenomen voor de functie fietscrossbaan als sport- en speelplek voor de jeugd. Uitsluitend op deze plaats is een dergelijke functie toegelaten. In de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, toegelaten.
Artikel 5 Verkeer
Een deel van de Liesgrassingel maakt onderdeel uit van het plangebied. Deze weg heeft de bestemming Verkeer gekregen.
Artikel 6 Water
De watergangen in het plangebied hebben de bestemming water gekregen. De regeling uit de keur blijft onverkort naast het bestemmingsplan van kracht.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
De archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied zijn door de dubbelbestemming Waarde-Archeologie en de specifieke gebruiksregel die verwijst naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg beschermd. Overtreding van het bestemmingsplan is een strafbaar feit. Op deze manier houdt het bestemmingsplan rekening met de archeologische waarden en verwachtingen conform de Monumentenwet.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
De watergangen en de stroken naast de watergangen zijn voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Hierbinnen wordt het belang, de instandhouding van de waterkering beschermd.
Artikel 9 Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 10 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van werkverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt de afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een afwijkingsmogelijkheid is. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
In een aantal gevallen kan de bestemmingsgrens worden overschreden met een wijzigingsbevoegdheid als dat van belang is voor bijvoorbeeld een technisch betere realisering van een bestemming.
De overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande 3 bepalingen.
Artikel 14 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 15 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan huis verbonden beroep en bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.
7.5 Handhaving
In Utrecht wordt onder handhaving verstaan elke gemeentelijke handeling die gericht is op het bevorderen van de naleving van de rechtsregels of het beëindigen van overtredingen. Om te kunnen handhaven is het nodig om toezicht uit te oefenen. Onder toezicht wordt verstaan het observeren en constateren of er wel of niet voldaan wordt aan de regels.
De handhaving zoals deze plaats vindt binnen de sector Publieke Diensten, richt zich in hoofdzaak op het observeren van gebeurtenissen, het bepalen of deze gebeurtenissen al dan niet in strijd zijn met de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving en het handelend optreden wanneer sprake is van strijdigheid.
De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan.
Het opleggen van een last onder dwangsom betekent dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit.
Wat betekent dit voor bestemmingsplan Heycopzone, Vleuterweide?
In het plangebied zal er gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van stalling van caravans. Verder zal er qua bouw gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen en op het gebruik conform de bestemmingen.