KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Regel M.b.t. Parkeergelegenheid
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Voorgeschiedenis
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
3.2 Omgeving Van Het Plangebied
3.3 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
4.2 Ruimtelijke Effecten Op De Omgeving
4.3 Distributieplanologische Onderzoek
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-effectrapportage En Strategische Milieu Beoordeling
5.3 Geluidhinder
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Bodemkwaliteit
5.7 Flora En Fauna
5.8 Water
5.9 Archeologie
5.10 Kabels En Leidingen
5.11 Zonlicht
5.12 Duurzaamheid
5.13 Conclusie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
7.3 Planvorm
7.4 Opbouw Regels
7.5 Artikelsgewijze Toelichting
7.6 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
7.7 Lijst Van Horeca-activiteiten
7.8 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven 'Functiemenging'
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Natuurtoets Winkelcentrum Mereveldplein
Bijlage 2 Effectenanalyse Winkelcentrum Mereveldplein (Dpo)
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Nibm-onderzoek
Bijlage 7 Verkeersveiligheid
Bijlage 8 Quickscan Planschaderisico
Bijlage 9 Reactie Provincie Utrecht
Bijlage 10 Advies Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Mereveldplein, De Meern Zuid

Bestemmingsplan - Utrecht

Vastgesteld op 17-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;

hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 additionele horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.5 afhaalzaak:

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.6 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager:

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.13 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.16 belhuis:

een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.17 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.

1.18 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige legale gebruik.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 dakopbouw:

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.

1.32 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.33 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 hobbykas:

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.38 kampeermiddelen:

  1. a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  2. b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is;

een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 kampeerterrein:

een terrein met daarbijbehorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.

1.40 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.41 Lijst van Bedrijven 'functiemenging':

de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.42 Lijst van Horeca-activiteiten:

de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.43 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.44 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
    aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

1.45 plan:

het bestemmingsplan Mereveldplein, De Meern Zuid van de gemeente Utrecht.

1.46 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.47 (raam)prostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats;

1.48 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 verblijfsmiddelen:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.

1.50 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.51 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.

1.52 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. bedrijfsactiviteiten, uitsltuitend op de begane grond, en in maximaal categorie A of B1 van Lijst van Bedrijven 'functiemenging' en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
  4. d. horeca in categorie C, D1 en D2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
  5. e. ondersteunende voorzieningen bij de onder a tot en met d. genoemde functies uitsluitend op de bestaande tussenverdieping;
  6. f. wonen, uitsluitend boven de begane grondlaag, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf of met een bed & breakfast;
  7. g. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. water, waterbeheer en waterberging;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. evenementen;
  7. g. bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en afschermende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 onder a en artikel 4.2 onder b voor:

  1. a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
  2. b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

5.2 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de de bij deze regels behorende Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde vermeld onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers luifels en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 4,75 meter bedraagt; een en ander met dien verstande dat de diepte van luifels maximaal 3,50 meter mag bedragen;
  3. c. de regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    1. 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    2. 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    3. 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdstransportleidingen;
    4. 4. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  4. d. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  5. e. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels


Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  7. g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 10 Algemene Regel M.b.t. Parkeergelegenheid

Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits deze geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van het kinderdagverblijf geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatte;
  4. 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Mereveldplein, De Meern Zuid.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Hoorne Vastgoed B.V. is voornemens om het winkelcentrum aan het Mereveldplein in De Meern (gemeente Utrecht) te herontwikkelen. Naast een grondige renovatie behelst het plan een uitbreiding van het winkelcentrum op het binnenplein van het complex.

De beoogde herontwikkeling levert een strijdigheid op met het vigerende bestemmingsplan. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlak.

1.2 Doelstelling

De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de uitbreiding en renovatie van het winkelcentrum Mereveldplein planologisch-juridisch mogelijk te maken. Het plan richt zich daarnaast op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur.

In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat het winkelcentrum Mereveldplein in De Meern met de buitenruimte daaromheen. De grens van het plangebied wordt globaal gevormd door de Oranjelaan in het noorden, de Rosweydelaan in het oosten, de Centrumlaan in het zuiden en de Mereveldlaan in het westen. Zie afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1. Luchtfoto plangebied

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld door raad Goedgekeurd door GS (indien van toepassing)
De Meern - Zuid 28 mei 2009 17 november 2009
De Meern - Oost 13 mei 1980 7 juli 1981

Het bestemmingsplan De Meern - Zuid is van toepassing op de openbare ruimte rondom het winkelcentrum.

Het bestemmingsplan De Meern - Oost is van toepassing op de bebouwing van het winkelcentrum en de woningen daarboven.

1.5 Voorgeschiedenis

Oorspronkelijk was het de bedoeling om de detailhandel in het Mereveldplein af te bouwen en een nieuw winkelcentrum op een andere locatie in het centrum van De Meern te ontwikkelen. Op 5 juli 2012 heeft de gemeenteraad besloten af te zien van het nieuwe centrumplan voor De Meern, mede omdat dit plan economisch niet haalbaar bleek. Vervolgens is ook besloten om het Mereveldplein het primaire winkelcentrum van De Meern te laten blijven. In De Meern ligt de focus daarom nu op de renovatie en uitbreiding van het winkelcentrum Mereveldplein. Hierdoor kan het voorzieningenniveau van De Meern een noodzakelijke impuls krijgen.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 bevat de juridische toelichting op de planregels.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak.

Het Rijk wil dat de van nature aanwezige economische groeikracht maximaal benut wordt. De ambitie voor 2040 draait in dat licht om leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2028) zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland, waarbij door het rijk vooral wordt ingezet op mainports, brainports en greenports;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


De stad Utrecht maakt deel uit van de (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport) MIRT-regio Utrecht. Deze regio bestaat uit de provincie Utrecht en is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:

  • Het goed laten functioneren van de 'draaischijf' Nederland (weg, spoor- en vaarweg);
  • Realiseren van de waterveiligheidsopgave langs de Lek en Neder-Rijn; (Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ruimte voor de Rivier, deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma) en zoetwatervoorziening via het hoofdwatersysteem;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380kV) en het accommoderen van de inzet van de regio op geothermie en warmte-koudeopslag;
  • Op lange termijn stimuleren van regionale ontwikkeling van de A12-zone.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met ecologische en archeologische waarden op basis van de Flora- en faunawet en het Verdrag van Malta. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe met deze aspecten is omgegaan.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Voor het regionale beleid zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013- 2028 (2013), het Regionaal Structuurplan Utrecht 2005-2015 (RSP, 2004) en de Ontwikkelingsvisie 2015-2030 (2009), die in NV Utrecht-verband is opgesteld, richtinggevend. De nota's vullen elkaar aan, waarbij de Ontwikkelingsvisie een langetermijnvisie biedt en de ruimtebehoefte aangeeft voor het 'Noordvleugelgebied', bestaande uit Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten.

In de provinciale Structuurvisie en het Regionaal Structuurplan wordt gekozen voor beheerste groei. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Het stadsgewest Utrecht is het zwaartepunt van de verstedelijking en economie in de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie nieuwe opgaven voor wonen en werken vooral hier wil realiseren. Utrecht heeft bij deze opgave, als centrale stad in het stadsgewest, de belangrijke taak om door verdichting, herstructurering en transformatie, binnenstedelijke capaciteit voor wonen, werken en voorzieningen te ontwikkelen en tegelijkertijd een kwaliteitssprong te realiseren. Verdere verdichting vindt plaats in het stedelijk gebied om de waardevolle landschappen te sparen. Verdichting en kwaliteitsverbetering is ook de essentie van het beleid in NV Utrecht-verband.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)

Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen. Het bestemmingsplangebied behoort in hoofdzaak tot de Binnentuinen, "de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken". De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in de binnentuinen / wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid.

Welstandsnota Utrecht "De schoonheid van Utrecht" (2004)

In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken. De welstandnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen. Mereveldplein is aangemerkt als 'open'-gebied. Het beleidsniveau "Open" is als volgt gedefinieerd:

Verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld is beide mogelijk, zowel naar structuur als naar architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden.

Dit betekent:

  • een vrije en open oriëntatie op het bestaande bebouwingsbeeld;
  • er is ruimte voor vernieuwing;
  • bij gedeeltelijke veranderingen van de structuur wordt aangesloten op de bestaande omgeving.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2005)

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente is voor de periode 2005-2020 vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren, worden de economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden, de verblijfsgebieden, en de gebieden rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. De gemeente wil groei van mobiliteit selectief faciliteren. In de piekuren wil de gemeente de groei van met name de automobiliteit afvlakken door het totale vervoersnetwerk beter te benutten. Buiten de piekuren zorgt de gemeente dat de groeiende vraag naar mobiliteit kan worden verwerkt. Dit beleid is vertaald naar een aantal netwerken voor auto, openbaar vervoer, goederenvervoer en fiets.

Ambitiedocument Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar, 2012

Ambitiedocument “Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar” 2012
Het Ambitiedocument "Utrecht antrekklijk en bereikbaar, 2012 (vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2012) geeft de hoofdlijnen aan waarlangs deze doelen kunnen worden bereikt. De ambities voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn neergelegd in zeven beleidsprincipes:

1. De gebruiker centraal in het mobiliteitsbeleid

2. Kwaliteit in de openbare ruimte centraal stellen

3. Levendige centra op knooppunten

4. De plaats bepaalt de mobiliteitskeuze

5. RSS en HOV (tram) als basis OV-systeem

6. De fiets als primair vervoermiddel in de stad

7. De stedelijke verdeelring wordt stadsboulevard.

Nota stallen en parkeren, 2013

De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe beleid van kracht. Samen met de nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld.

Utrecht stimuleert en faciliteert het fietsgebruik. Dit betekent dat de gemeente onverminderd inzet op extra stallingsruimte en een effectiever gebruik van bestaande stallingen. Tegelijkertijd intensiveert de gemeente de handhaving op fout en hinderlijk gestalde fietsen

Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten

Om de druk op de openbare ruimte en leefbaarheid te verminderen, wil de gemeente een eenvoudigere procedure voor de invoering van betaald parkeren. De gemeente gaat bewoners en bedrijven betrekken bij de wijze waarop betaald parkeren wordt ingevoerd door hen te laten meedenken over de dagen en tijden waarop betaald parkeren gaat gelden.

De gemeente wil de kosten en opbrengsten van het parkeerbeleid in balans houden. De kosten voor extra handhaving en het opheffen van parkeerplaatsen moeten dus gedekt worden. Dit doet de gemeente door de parkeertarieven voor bezoekers in de ring rond de binnenstad te verhogen; nu is het verschil met het tarief in het centrum erg groot. De tarieven voor bewoners en bedrijven houdt de gemeente lager, maar moeten wel geleidelijk aan kostendekkend worden.

Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, worden de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen.

Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012

In het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 is de richting geformuleerd waarin en de kaders waarbinnen de horeca sector zich kan ontwikkelen in de stad Utrecht. Voor de verschillende gebieden wordt uitgegaan van profielgebieden. Voor het plangebied is een drietal profielen van toepassing.

Het profiel 'winkelcentra, buurtwinkelcentra en voorzieningenstrips en oude dorpskernen' is van toepassing op het winkelcentrum Mereveldplein. De ontwikkelingsvisie richt zich op het ontwikkelen van een compleet winkelaanbod met horeca-ondersteunende functie voor de dag en de vroege avond. De buurtcafe's met terrasje en de fastfood en daghoreca en restaurants in de wijk en in de oude dorpskernen hebben een sterke sociale functie en bedienen de groeiende markt van eenpersoonshuishoudens en de trend van eten buiten de deur. In het Ontwikkelingskader wordt voorgesteld om in bestemmingsplannen en brancheringsprogramma's horeca B, C, D1 en D2 toe te staan.

Het profiel 'Leidsche Rijn en Vleuten – De Meern' richt zich op (buurt)winkelcentra, radialen en locaties in de wijk. Het toevoegen van horeca in de wijken Leidsche Rijn en Vleuten- De Meern is van belang voor het realiseren van een volledig voorzieningenniveau. De gemeente ondersteunt de ontwikkeling van horeca in beide wijken door het hanteren van een regime van 'ja, mits ..' De gemeente Utrecht ondersteunt het initiatief van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Utrecht, die heeft aangekondigd samen met wijkbewoners locaties te zoeken waar horeca mogelijk is en dit onder de aandacht van ondernemers te brengen.

Ontwikkelingskader Detailhandel 2012

Het Ontwikkelingskader Detailhandel 2012 beschrijft de wijze waarop de gemeente nu en in de komende jaren de totstandkoming van detailhandelsplannen wil begeleiden, faciliteren en toetsen. Daarnaast beschrijft dit kader hoe de gemeente wil omgaan met ontwikkelingen in de bestaande winkelgebieden. Het is een algemeen beleidskader op basis waarvan specifieke gebieden en plannen op maat ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden.

Detailhandel is een dynamische markt. De huidige marktomstandigheden en ontwikkelingen, waaronder de ontwikkeling van internetaankopen, beïnvloeden de behoefte aan fysieke winkels, ook in Utrecht. Het ontwikkelingskader beschrijft de te verwachten ontwikkelingen en maakt inzichtelijk welke uitbreidingen en toevoegingen van winkelgebieden in Utrecht gepland zijn. Daarnaast beschrijft het kader hoe de gemeente om wil gaan met het uitbreidingsvolume van winkeloppervlak in relatie tot de huidige economische omstandigheden en de te verwachten groei van de aankopen via internet. Verder beschrijft het kader op hoofdlijnen hoe het gemeentebestuur zich opstelt ten aanzien van detailhandel buiten winkelgebieden.

Winkelcentrum Mereveldplein is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangemerkt als wijkwinkelcentrum. Utrecht kent een zorgvuldig opgebouwde en redelijk fijnmazige voorzieningenstructuur. De huidige winkelstructuur die op basis van een strakke regie en planologie tot stand is gekomen, wordt daar waar mogelijk ook behouden. Daarbij wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie. Bij een concentratie van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten.

In De Meern ligt de focus op de winkelvoorzieningen op het Mereveldplein. Een vergroting van het centrum past in de ambitie om schaalvergroting te faciliteren. Uiteraard, en dat geldt voor alle ontwikkelingen, met oog voor een goede inpassing en aansluiting op de wijk.

Voor internetwinkels in of bij woningen is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangegeven dat de vestiging van een webwinkel bij een woonhuis waar alleen een elektronische transactie tot stand komt en die dus verder geen ruimtelijke uitstraling als winkel heeft, kan worden aangemerkt als de uitoefening van een bedrijf aan huis en past binnen de woonbestemming. Het betreft hier de administratieve handeling die de bewoner aan huis verricht. Er mag geen sprake zijn van een toonzaal of afhaalmogelijkheid. Dit soort internetwinkels dient zich te vestigen op een locatie met een detailhandelsbestemming.

2.4 Conclusie

De uitbreiding en renovatie van het winkelcentrum Mereveldplein passen in de hierboven beschreven beleidskaders.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Inleiding

Het huidige winkelcentrum Mereveldplein dateert uit 1968. De winkels zijn allen gelegen op de begane grond. Het complex kent een groot binnenplein, waaraan de winkels zijn gelegen. De winkels kennen een breed assortiment, zo zijn er onder andere een supermarkt, kapper, drogisterij en bakker gevestigd. De supermarkt heeft zijn facilitaire voorzieningen op de tussenverdieping (entresol). Zie figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0002.png"

Figuur 3.1 Huidige situatie inrichting winkelcentrum Mereveldplein

Boven de winkels liggen twee bouwlagen met eengezinswoningen. Het gebouw heeft een platte dakopbouw, met een maximale boeiboordhoogte van 11 meter. Het winkelcentrum is gedateerd. De entrees zijn donker en de inpandige passages zijn donker en benauwend. De luifels aan de buitenzijde zijn laag en donker. In het openbaar gebied is sprake van verrommeling (veel glasbakken en opslag) achter de winkels. Zie figuren 3.2, 3.3 en 3.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0003.png"

Figuur 3.2 Buitenzijde complex met gedateerde luifels

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0004.png"

Figuur 3.3 Binnenzijde complex (doorgang naar binnenplein), een donkere en benauwende passage

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0005.png"

Figuur 3.4 Achterzijde complex, verrommeling in het openbaar gebied

Op het binnenplein zijn twee winkelunits gerealiseerd. Doordat het plein hiermee is opgesplitst en door de lage luifels van de winkels wordt het plein kleiner ervaren dan de feitelijke fysieke ruimte. In een deel van het huidige complex is reeds sprake van leegstand van enkele winkelruimten. Deze leegstand zal de komende jaren verder toenemen indien er geen (her)ontwikkeling plaats vindt.

3.2 Omgeving Van Het Plangebied

De omgeving van het plangebied bestaat uit grondgebonden eengezinswoningen, ook zijn er in de omgeving een basisschool en detailhandel, buurthuis en bibliotheek aanwezig. Rond het winkelcentrum liggen aan alle zijden openbare parkeerplaatsen. Het openbaar gebied is redelijk groen ingericht (bomen, perkjes, struikgewas).

3.3 Conclusie

Herontwikkeling van het winkelcentrum en verbetering van de openbare ruimte daaromheen zijn noodzakelijk voor het op peil houden van het voorzieningenniveau in De Meern.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Projectbeschrijving

Met de herontwikkeling van het winkelcentrum Mereveldplein wordt beoogd het complex weer een eigentijdse, aantrekkelijke uitstraling te geven. Daar profiteren zowel de bezoekers als de winkeliers van. Ook wordt het bruto winkelvloeroppervlak vergroot met ongeveer 730 m2, zodat een tweede supermarkt zich in het complex kan vestigen.

De herontwikkeling van winkelcentrum Mereveldplein betreft een nieuwe indeling van de winkels op de begane grond. De woningen op de eerste en tweede bouwlaag wijzigen niet. Ook de facilitaire ruimte van de supermarkt op de tussenverdieping (entresol) wijzigt niet. Voor een deel betreft de ontwikkeling een verbouwing van de bestaande winkelruimten en voor een deel een uitbreiding. Het winkelcentrum wordt aan de oostzijde verbouwd. De uitbreiding van het winkelcentrum vindt plaats op het binnenplein (zie figuur 4.1). Het winkelcentrum wordt niet uit naar de buitenzijde uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0006.png"

Figuur 4.1 - Toekomstige situatie inrichting winkelcentrum Mereveldplein

De luifels van de begane grond van het complex worden vernieuwd. Deels worden ook nieuwe puien geplaatst. Door het toepassen van veel glaswerk ontstaat er meer licht en ruimte. De naamgeving van de winkels wordt op uniforme wijze in de verhoogde puien verwerkt.

Ook het binnenplein wordt opnieuw ingericht. De bestrating en het straatmeubilair worden vervangen (figuur 4.2 geeft een impressie van de nieuwe toestand).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0007.jpg"

Figuur 4.2 - Ruimtelijke inrichting en vormgeving gevels

Zoveel mogelijk vooraf en mogelijk deels tijdens de verbouwing van het oostelijke deel van het complex worden de daar gelegen winkels verplaatst naar leegstaande of vrijkomende winkelpanden in het westelijk deel van het complex.

Als gevolg van de herontwikkeling wordt voor het gebied rondfom het winkelcentrum ingezet op kwaliteitsverbetering van het openbaar gebied. Parkeren wordt effciënter georganiseerd en er worden parkeerplaatsen toegevoegd. De bevoorrading wordt zoveel mogelijk uit het zicht gehaald en aanwezig groen wordt waar mogelijk versterkt.

Tussen het winkelcentrum (achterzijde supermarkten) en de Rosweydelaan wordt een afscherming geplaatst, waartegen beplanting wordt aangebracht. Hierdoor hebben de bewoners aan de Rosweydelaan zo min mogelijk last van/zicht op vrachtwagens die de twee supermarkten bevoorraden.

Langs de Mereveldlaan wordt een afscherming geplaatst. Daarmee hebben de bewoners zo min mogelijk zicht op de bevoorrading van de detailhandel.

4.2 Ruimtelijke Effecten Op De Omgeving

Uitstraling complex

De (her)ontwikkeling heeft de grootste impact op de luifels en gevels van de winkels op de begane grond. Dit zal het meest zichtbaar zijn op het binnenplein, mede door de veranderde vormgeving van het binnenplein. De luifels en een deel van de gevel aan de buitenzijde worden vervangen. Zo zullen de luifels en gevels aan de buitenzijde van het complex bij de doorgangen naar het binnenplein gemoderniseerd worden. Het complex krijgt daarmee een eigentijdse en moderne uitstraling. Aan de eerste en tweede bouwlaag (woningen) vinden geen aanpassingen plaats.

Bomen

Op het binnenplein staan momenteel zes kleine bomen. Op het nieuw in te richten binnenplein wordt hiervoor één robuuste boom teruggeplant. Aan de buitenzijde van het complex (Oranjelaanzijde) worden bij de herschikking van het parkeerterrein mogelijk enkele bomen gekapt. Ook daar worden bomen teruggeplant, passend in de nieuwe structuur.

Landschap / Stedelijke inpassing

De (her)ontwikkeling is hoofdzakelijk van toepassing op de binnenzijde van het complex. Aan de buitenzijde (begane grond) vinden er aanpassingen plaats aan de luifels en in beperkte mate aan de gevels. Aan de Rosweydelaan wordt een bestaande visuele afscheiding vervangen door een nieuwe begroeide wand, zodat bewoners zo min mogelijk hinder ondervinden van en zicht hebben op de bevoorrading van de detailhandel.

Afbeelding 4.3 - Beplanting binnen en rondom het winkelcomplex afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0008.jpg"

Civieltechnische werken

Er vinden geen civieltechnische aanpassingen plaats, los van de herinrichting van het binnenplein.

Verkeer

In het verkeersonderzoek dat is uitgevoerd door adviesbureau Goudappel Coffeng (rapport met kenmerk TMD324Mnr/1029, d.d. 27 juni 2013) in het kader van het nieuwe bestemmingsplan is gekeken naar de toename van de verkeersbewegingen door de voorgenomen ontwikkeling en het effect hiervan op de verkeersveiligheid.

Extra autoverkeer

De huidige wegen rondom het Mereveldplein zijn allemaal gecategoriseerd als erftoegangsweg met een snelheidsregime van 30 km/u. Het CROW geeft als indicatie een maximale verkeersdruk aan tot 6.000 motorvoertuigen op erftoegangswegen (30 km/u zone). Vanaf circa 5.000 motorvoertuigen per etmaal geeft de CROW aan dat het gewenst is voorzieningen in de vorm van afgescheiden fietsstroken of -paden te realiseren teneinde een verkeersveilige situatie te garanderen voor fietsers (langzaam verkeer).

De aanvullende verkeersaantrekkende werking van de supermarkt van 650 ritten op de vrijdag (werkdag) en maximaal 850 ritten op de zaterdag (weekenddag) bovenop de toekomstige verkeersgeneratie in de maximale variant (3.250 ritten), leidt in geen geval tot onacceptabele verkeersintensiteiten.

Er is daarmee wel sprake van een toename, maar de totale toekomstige verkeersintensiteiten passen in alle gevallen nog ruim binnen de categorisering en inrichting van de wegen rondom het Mereveldplein.

Vrachtverkeer

Naast de aanvullende toestroom van verkeer is er als gevolg van de supermarkt ook sprake van aanvullend vrachtverkeer voor het laden- en lossen. Het laden en lossen vindt plaats aan de Mereveldlaan en aan de Rosweydelaan. Belangrijk bij de routering is dat het vrachtverkeer alle verkeersbewegingen vooruit kan maken. Dit is goed voor de verkeersveiligheid. Wel zal in de definitieve uitwerking gestreefd moeten worden naar laad- en lostijden die niet samenvallen met de schooltijden van de omliggende scholen.

Voor wat betreft het onderdeel verkeersveiligheid is het plan tot uitbreiding van het winkelcentrum uitvoerbaar met in achtneming van laden en lossen buiten de schooltijden en het uitsluitend vooruit rijden van het vrachtverkeer.

Parkeervoorzieningen

Vanwege de aanpassingen in het winkelcentrum zijn meer parkeerplaatsen nodig dan de bestaande 112 parkeerplaatsen. Op basis van de winkeluitbreiding van circa 732 m2 extra brutovloeroppervlak is berekend dat er minimaal 16,1 extra parkeerplaatsen voor het winkelcentrum nodig zijn. Hiervoor zijn de door de gemeente gehanteerde normen uit de Nota Parkeernormen Fiets en Auto (d.d. 22 maart 2013) gehanteerd. Uitgaande van een minimale norm voor “supermarkt” van 2,20 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak.

Door een herinrichting en optimalisatie van de openbare ruimte wordt de capaciteit met minimaal 16 plekken vergroot. Het plan voorziet dan totaal in 128 parkeerplaatsen en voldoet daarmee aan de normen.

Voor fietsen worden eveneens stallingsvoorzieningen gecreëerd, zowel op het binnenplein als in de buitenruimte direct grenzend aan het winkelcentrum.

Ondergrondse infrastructuur

De ondergrondse infrastructuur wijzigt niet als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.

Bereikbaarheid hulpdiensten en aanwezigheid van bluswatervoorzieningen

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de aanwezigheid van de bluswatervoorzieningen. Tijdens de bouwfase wordt expliciet aandacht besteed aan deze twee aspecten om de veiligheid te borgen.

4.3 Distributieplanologische Onderzoek

De distributieplanologische mogelijkheden van het dagelijkse winkelaanbod en de effecten van verruiming daarvan op het Mereveldplein zijn onderzocht. De resultaten van dat onderzoek worden in deze paragraaf kort weergegeven. Het onderzoek zelf is als bijlage1 aan de toelichting gehecht.

Marktruimte en wenselijkheid revitalisering

Er is voldoende marktruimte is voor de beoogde uitbreiding van het Mereveldplein. Door de ligging van het Mereveldplein en door de nabijheid van concurrerende centra zijn de mogelijkheden om meer koopkracht van buiten de wijk te trekken, beperkt.

Revitalisering van Mereveldplein waarbij een supermarktformule die nog niet in de omgeving gevestigd is, wordt toegevoegd, zorgt voor verruiming van de keuzemogelijkheden van de consument en voor een kwalitatieve versterking van het supermarktenaanbod.

De ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen aan het Mereveldplein verbetert bovendien de voorzieningenstructuur voor de inwoners van De Meern.

Zonder vernieuwing onstaat het risico dat er koopkracht afvloeit naar andere winkelcentra, ten koste van het winkelaanbod in De Meern. Met de beoogde revitalisering kan de concurrentiepositie van Mereveldplein verbeterd worden en kan er ook meer omzet van buiten de kern getrokken worden.

Effecten

Het marktgebied is te klein om drie supermarkten van een moderne, grote omvang goed te laten functioneren. Het Mereveldplein blijft conform het gemeentelijk detailhandelsbeleid het primaire winkelcentrum van De Meern. In De Meern ligt de focus daarom nu op de renovatie en uitbreiding van het winkelcentrum Mereveldplein. Ook in geval van meerdere supermarkten buiten dit primaire winkelcentrum zal geen sprake zijn van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nagegaan welke gevolgen de beoogde ontwikkeling hebben voor de omgeving en of de de ontwikkeling past binnen de wettelijke kaders. De onderzoeken die zijn gedaan, zijn in dit hoofdstuk kort samengevat en worden als bijlage bij de toelichting gevoegd.

5.2 Milieu-effectrapportage En Strategische Milieu Beoordeling

Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten.

Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.- beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Echter ook initiatieven die onder de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. vallen dienen kritisch bekeken te worden of deze belangrijke nadelige milieueffecten kunnen hebben. Als dit het geval is moet hiervoor ook een MER of m.e.r-beoordeling worden opgesteld.

Plangebied

De in dit plan opgenomen activiteit overschrijdt niet de voor deze categorie geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Ook zijn er, zoals blijkt uit voorgaande beschrijving van de milieuaspecten, geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en kan gezien de aard, omvang en ligging van het project, geconcludeerd worden dat er geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dat blijkt ook uit de onderzoeken die in de volgende paragrafen beschreven worden.

Conclusie

Het bestemmingsplan is getoetst aan de eisen uit het Besluit m.e.r. Op basis hiervan hoeft geen MER te worden opgesteld.

5.3 Geluidhinder

Ten behoeve van de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening en toetsing aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit moeten de geluidsniveaus ten gevolge van de nieuwe supermarkt op de nabijgelegen woningen bepaald worden. Voor de verdeling van het inrichtingsgebonden verkeer op de openbare weg (indirecte hinder) is aansluiting gezocht te worden bij de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de
Wet milieubeheer” van 29 februari 1996. De geluidsniveaus ten gevolge van de inrichting moeten worden bepaald conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999'.

Onderzoek

Adviesbureau Tauw heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de inpasbaarheid van de nieuwe supermarkt in winkelcentrum Mereveldplein (rapport met kenmerk R004-1215927HDI-rvb-V01, d.d. 28 juni 2013) (zie bijlage 4). Uit het onderzoek blijkt dat bij de geluidsgevoelige bestemmingen voldaan wordt aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Ook blijkt dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau als de piekgeluiden die optreden als gevolg van laden en lossen en aanverwante activiteiten uitgezonderd worden van beoordeling. Dit zijn de piekgeluiden van winkelwagens en het gebruik van de ondergrondse glasbakken.

Verder blijkt dat in de dag- en avondperiode niet overal voldaan kan worden aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau (piekgeluiden). Deze piekgeluiden worden veroorzaakt door de winkelwagens, het rijden van de vrachtwagens en het legen van de glascontainers. Een maatregel zoals het verleggen van de rijroute van de vrachtwagens is niet mogelijk. Wel zijn het toepassen van stille winkelwagens en het verplaatsen van de glasbakken een oplossing. De initiatiefnemer heeft ook aangegeven deze maatregelen te willen doorvoeren.

Gezien het beperkt aantal verkeersbewegingen (vier vrachtwagens in de dagperiode) en het feit dat in de huidige situatie min of meer dezelfde piekgeluiden optreden vanwege de reeds aanwezige supermarkt en detailhandel, wordt niet verwacht dat dit in de dagperiode zal leiden tot extra hinder bij de woningen.

De supermarkt onderscheidt zich niet ten opzichte van de andere reeds aanwezige inrichtingen binnen het winkelcentrum. De verkeersaantrekkende werking vanwege klanten van de supermarkt is vrij beperkt. Het overgrote deel van de bezoekers (circa 2/3 deel) komt per fiets of lopend naar de supermarkt. De supermarkt heeft voornamelijk een buurtverzorgende functie met hoofdzakelijk 'mandjesklanten'. Van een onevenredige toename van autoverkeer en daarmee gepaarde geluidsbelasting is dan ook geen sprake.

Dit wordt mede onderbouwd door het uitgevoerde akoestisch onderzoek waarin is geconcludeerd dat de toename van het verkeer een (niet hoorbare) toename van 1 dB(A) bedraagt ten opzichte van de huidige situatie.

Conclusie

Wanneer de voorgestelde oplossingen (gebruik stille winkelwagens en verplaatsen glasbakken) worden uitgevoerd, is de voorgenomen ontwikkeling bezien vanuit het aspect geluid uitvoerbaar.

5.4 Externe Veiligheid

In het kader van het ruimtelijk plan conform de Wet ruimtelijke ordening, moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor externe veiligheid onderzocht worden. Een extern veiligheidsonderzoek beschouwt alle activiteiten met gevaarlijke stoffen, welke mogelijk externe veiligheidsrisico voor de planlocatie vormen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in risicovolle inrichten (bedrijven) en transport van gevaarlijke stoffen (over weg, water, spoor en door buisleidingen).

Plangebied

In de nabije omgeving zijn geen bedrijven aanwezig met opslag van gevaarlijke stoffen. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over water of weg en door buisleidingen plaats die zorgen voor knelpunten voor de ontwikkeling binnen het plangebied.

5.5 Luchtkwaliteit

De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit is opgenomen onder titel 5.2 van de

Wet Milieubeheer (Wet luchtkwaliteit). Daarbij is sprake van grens- en richtwaarden voor concentraties van stoffen in de buitenlucht. In de wet luchtkwaliteit is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project een NIBM bijdrage aan de luchtkwaliteit kent, is het inpasbaar. Het begrip NIBM is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit komt neer op een bijdrage van 1,2 ìg/m3 voor beide componenten.

Dit betekent dat als aangetoond kan worden dat het plan aan niet meer dan 1,2 ìg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van zowel NO2 als PM10, het voornemen niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Onderzoek

Adviesbureau Tauw heeft een NIBM toets uitgevoerd (notitie d.d. 28 juni 2013 met kenmerk N001-1215927MTU-evp-V02-NL, zie bijlage 3). Uit de worstcaseberekening blijkt dat de bijdrage van extra verkeer ten gevolge van de ontwikkeling van winkelcentrum Mereveldplein in De Meern 'niet in betekenende mate' (NIBM) is (0,28 µg/m3 voor NO2 en 0,21 µg/m3 voor PM10). Daarnaast blijkt dat de achtergrondconcentraties ver onder de norm van 40 µg/m3 liggen. Ook ligt de maximale bijdrage ruim onder de grens voor 'niet in betekenende mate'. Daarnaast zijn er in de directe nabijheid geen ontwikkelingen voorzien die gebruik maken of zullen maken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en waarmee op grond van de anticumulatiebepaling uit het Besluit NIBM rekening moet worden gehouden. Er is dan ook geen sprake van knelpunten.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.6 Bodemkwaliteit

In het kader van afwijking van het bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.

Plangebied

Om de kwaliteit van de bodem in kaart te brengen is door Tauw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (R003-1215927JFK-evp-V01-NL, 22 april 2013) (zie bijlage 3). Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

Zintuiglijke waarnemingen

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bovengrond (< 0,5 m onder het maaiveld) zeer lichte tot matige bijmengingen met stenen waargenomen. Plaatselijk is de grond tot een diepte van 1,0 m onder het maaiveeld zeer licht stenenhoudend. In de ondergrond zijn geen bijzondere waarnemingen gedaan die kunnen wijzen op de eventuele aanwezigheid van een bodemverontreiniging.

Op het maaiveld en in het uitgegraven en opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen specifiek asbestverdacht (plaat)materiaal (>16 mm) waargenomen.

Grond

In de zeer licht tot matig stenenhoudende zandlaag in de bovengrond (< 0,5 m -mv) en in de zintuiglijk niet verontreinigde kleilaag (0,1-1,2 m -mv) zijn licht verhoogde gehalten (> achtergrondwaarde) van PAK aangetoond. De overige geanalyseerde parameters overschrijden de achtergrondwaarde of bepalingsgrens niet. De zandige ondergrond (1,0-2,5 m -mv) is licht verontreinigd met kobalt. De overige geanalyseerde parameters overschrijden de achtergrondwaarde of bepalingsgrens niet.

Grondwater

In het grondwater zijn geen van de geanalyseerde parameters in concentraties boven de bepalingsgrens aangetoond.

Conclusie

Resumerend kan worden gesteld dat de bovengrond en ondergrond licht verontreinigd zijn met PAK en kobalt. Het grondwater is niet verontreinigd. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Flora En Fauna

In Nederland is de wetgeving omtrent de bescherming van natuurwaarden gesplitst in soortbescherming en gebiedsbescherming. De bescherming is geregeld in respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet en Wro.

Flora- en faunawet

De bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland is geregeld via de Flora- en faunawet. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan op grond van artikel 75 worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Een ontheffingsaanvraag wordt beoordeeld door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Natuurbeschermingswet en Wro

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Vanuit de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) zijn dat Natura2000-gebieden. Daarnaast zijn er gebieden aangewezen die behoren tot de ecologische hoofdstructuur (EHS), deze zijn beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening.

Plangebied

Adviesbureau Tauw heeft een natuurtoets uitgevoerd (R001-1215927ERT-cri-V02-NL, 18 april 2013) (zie bijlage 2). Het rapport is gebaseerd op een bronnenonderzoek en een oriënterend veldbezoek.

Uit het onderzoek blijkt dat de afstand tussen het plangebied en het meest nabije Natura2000-gebied ‘De Loosdrechtse Plassen’ 10 kilometer bedraagt. Op vijf kilometer ligt een beschermd natuurmonument (moerasterreinen bij De Bijleveld). De afstand tot het meest nabij gelegen deel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) bedraagt 1 kilometer. Gezien het lokale karakter van de ingreep worden effecten op beschermde natuurmonumenten, Natura2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. De toetsing is daarom alleen toegespitst op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet.

Vleermuizen

Volgens de verspreidingsgegevens (www.zoogdieratlas.nl) en deskundigenoordeel zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger in het plangebied te verwachten. Het kan worden uitgesloten dat gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger verblijfplaatsen hebben in het deel van het winkelcentrum dat gesloopt wordt. Het is niet uit te sluiten dat deze soorten verblijfplaatsen hebben in de spouwmuren van het overige deel van het winkelcentrum. Omdat deze plekken niet worden geschaad, is een effect door het slopen en bouwen, de verhoogde aanwezigheid van mensen en trillingen en geluid uitgesloten. Wel moet tijdens de bouwfase en na de bouwfase rekening worden gehouden met extra verstoring door kunstmatige lichtbronnen. Kunstmatig licht dat in de nachtperiode brandt heeft een verstorende werking op vleermuizen. Het belichten van de muren van de omliggende gebouwen moet daarom zoveel mogelijk voorkomen worden. Bij de nieuwbouw verdient het aanbeveling om ruimte voor vleermuizen te scheppen.

Vogels

Het kan niet worden uitgesloten dat huismus en/of gierzwaluwen en algemene broedvogels in de omliggende gebouwen broeden. De kans op broedende huismus en/of gierzwaluw is echter heel klein omdat tijdens oriënterend veldbezoek nagenoeg geen geschikte verblijfplaatsen voor deze soorten zijn aangetroffen. De plekken die wel geschikt enigszins geschikt lijken als nestgelegenheid bevinden zich in het hoofdgebouw en buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Een effect op vogels die in gebouwen broeden is daarom uitgesloten. De bomen die worden geveld op het binnenplein en buiten het winkelcentrum, bieden broedgelegenheid voor algemene broedvogels. Bij het vellen van bomen moet rekening gehouden worden met broedende algemene vogelsoorten. Het vellen van bomen mag niet plaatsvinden tijdens het broedseizoen (15 maart tot 15 juli).

Het is niet de verwachting dat overige beschermde flora- en fauna door de voorgenomen ontwikkeling aangetast worden.

Conclusie

Negatieve effecten zijn uit te sluiten mits de te kappen bomen buiten het broedseizoen geveld worden en in de nachtperiode verstoring door kunstmatige lichtbronnen (tijdens en na de bouwfase) wordt voorkomen. Bezien vanuit het aspect ecologie is de beoogde ontwikkeling uitvoerbaar.

5.8 Water

5.8.1 Beleid

Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in de waterwet en het nationaal waterplan van de rijksoverheid.

Op Europees, nationaal en stroomgebiedniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (geen verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën die zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan:

  • Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren)
  • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

De trits voor waterkwantiteit betekent dat neerslag bij voorkeur wordt vastgehouden op de plaats waar het valt. Indien vasthouden niet mogelijk is, wordt neerslag geborgen in oppervlaktewater.

De trits voor waterkwaliteit houdt in dat gestreefd moet worden naar het voorkomen van verontreinigingen. Indien schoonhouden niet mogelijk is, worden schone en vervuilende bronnen gescheiden.

5.8.2 Watertoets

Voor alle ruimtelijke plannen wordt de watertoetsprocedure doorlopen. In dit proces wordt de waterbeheerder in vroegtijdig stadium betrokken, waardoor water een volwaardige plaats krijgt in de planvorming. Bij de nadere uitwerking van de plannen zal het aspect ‘water’ op zorgvuldige wijze worden meegenomen.

Plangebied

De ontwikkeling vindt plaats binnen het beheergebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het watertoetsproces voor de voorgenomen ontwikkeling is op 15 april 2013 digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl door adviesbureau Tauw. Het Hoogheemraadschap is via deze weg door de initiatiefnemer van de ruimtelijke ontwikkeling op de hoogte gebracht van het plan.

Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat.

Relevant beleid

Bij de planvorming zijn er verschillende partijen betrokken met betrekking tot water:

  • Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (belangrijkste beleidsnota's: Waterbeheerplan 2010-2015
  • Water Voorop!' en Waterstructuurvisie, Keur en Legger);
  • Provincie Utrecht(Provinciaal waterplan 2010-2015);
  • Gemeente Utrecht (Waterplan 2004).

Basisprincipes omgaan met water

  • Vasthouden - bergen - afvoeren (waterkwantiteit)
  • Schoon houden - scheiden - zuiveren (waterkwaliteit)
  • Waarborg tegen overstroming - overstromingsrobuust bouwen (veiligheid)

Beleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt, omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling

De ruimtelijke ontwikkeling heeft weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. In het kort gaat het om:

  • het verhard oppervlak neemt gering toe (zie de Keur bepalingen voor de grenswaarden). Deze geringe toename van verhard oppervlak heeft weinig gevolgen voor het watersysteem. Het bestaande watersysteem kan tijdens een hevige regenbui al het hemelwater vanaf dit oppervlak verwerken en bergen;
  • het bestaande oppervlaktewater wordt niet aangepast;
  • water wordt niet buiten het plangebied geborgen;
  • er vindt geen lozing plaats van verontreinigingen en/of verontreinigd water naar oppervlaktewater;
  • het plangebied ligt niet op of nabij een waterkering of belangrijke watergang;
  • het plangebied ligt niet nabij een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) of rioolpersleiding.

Afvoer hemelwater

Het hemelwater wordt afgevoerd via een gemengd rioolstelsel. Zie echter ook bij 5.8.4.

Afvalwater

Het afvalwater wordt via het bestaande rioolstelsel afgevoerd.

Toekomstige ontwikkelingen

Indien in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, waarbij het verhard oppervlak uitbreidt met meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en/of 1.000 m2 in landelijk gebied, heeft dit tot gevolg dat het hemelwater van dit oppervlak versneld tot afvoer komt. Om de waterhuishouding niet te verslechteren, moet deze versnelde afvoer worden voorkomen of gecompenseerd.

5.8.3 Conclusie

Bezien vanuit het aspect water is de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar.

5.8.4 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder

De gemeente heeft de waterbeheerder gevraagd op basis van het conceptontwerp van het bestemmingsplan advies uit te brengen. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 20 augustus 2013 positief over dit bestemmingsplan geadviseerd (zie bijlage 10).

Het hoogheemraadschap vraagt de gemeente om, conform het Gemeentelijk Rioleringsplan, het hemelwater van daken af te koppelen van de riolering en in plaats daarvan het regenwater te infiltreren, bijvoorbeeld door het aanleggen van een ondergrondse infiltratievoorziening of door lozing van het hemelwater op het oppervlaktewater te lozen.

Dit verzoek van de waterbeheerder heeft geresulteerd in de volgende afspraak: daar waar nieuwbouw wordt gerealiseerd door de eigenaar/ontwikkelaar het water gescheiden zal worden aangeboden.

Daar waar niets aan de waterafvoer verandert, zal in de waterafvoer geen wijziging worden aangebracht.

De waterbeheerder heeft aangegeven met deze oplossing kunnen instemmen.

5.9 Archeologie

Verordening en bestemmingsplan

De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart

De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.

Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. In deze gebieden worden geen archeologische resten in de bodem verwacht.

Archeologie in het plangebied

Het plangebied Mereveldplein, De Meern Zuid bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart voor wat betreft het winkelcentrum zelf in het gebied met de groen kleur. Een deel van de buitenruimte is gelegen in het gebied met een rode kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPMEREVELDPLEINDEM-VA01_0010.png"

Figuur 5.1 - Archeologische waardenkaart

De geplande uitbreidingen/wijzigingen in het plangebied bedragen circa 800 m2. Op grond van het archeologisch beleid van de gemeente Utrecht is in het gebied met de groene kleur aanvullend onderzoek en een vergunning noodzakelijk indien de ingreep een omvang heeft van 1000 m2 of meer.

In het gebied met de rode kleur is aanvullend onderzoek en een vergunning noodzakelijk bij een verstoring van 50 m2 of meer en graafwerkzaamheden dieper van 50 cm. Hiervan zal bij de herinrichting van de buitenruimte naar verwachting geen sprake zijn.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande bestaat er in archeologisch opzicht geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Als bij graafwerkzaamheden toch waardevolle resten worden aangetroffen, dna moeten die worden gemeld bij de gemeente Utrecht, conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Ter bescherming van de archeologische waarden wordt, zoals gebruikelijk in Utrecht, een dubbelbestemming Waarde - Archeologie in het bestemmingsp lan opgenomen.

5.10 Kabels En Leidingen

In het plangebied komen geen kabels en leidingen voor die bescherming behoeven.

5.11 Zonlicht

De uitbreiding van het winkelcentrum vindt plaats aan de binnenzijde van het winkelcentrum. De hoogte van het complex verandert niet, dus ook de bezonning van het omliggende gebied.

Door de uitbreiding van de bebouwing aan de binnenzijde van het winkelcentrum krijgt een deel van het binnenplein wel te maken met extra schaduwwerking. Op het plein staan ook enkele bomen die direct zonlicht wegnemen, maar op hete dagen ook voor verkoeling (schaduwwerking) kunnen zorgen.

5.12 Duurzaamheid

De ontwikkelaar streeft ernaar met de (her)ontwikkeling een lage milieubelasting te bereiken door aandacht te besteden aan materiaal gebruik, energie en waterverbruik en mobiliteit.

5.13 Conclusie

Gelet op de bovenstaande aspecten is de herontwikkeling van het winkelcentrum uitvoerbaar.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het winkelcentrum is eigendom van Hoorne BV. De kosten voor de omgevingsvergunningprocedure en die van het bestemmingsplan en de realisatie van het plan worden gedragen door Hoorne Vastgoed BV.

Planschade

Om te beoordelen of de nieuwe planologische situatie een verslechtering betekent voor omwonenden, en mogelijk planschade claims ingediend zullen worden, is indicatief bezien of er mogelijk planschade geleden zal worden door derden en of deze voor vergoeding in aanmerking kan komen. Daartoe is door adviesbureau PurpleBlue een quickscan planschade uitgevoerd (R002-1215927JNB-evp-V01-NL, d.d. 18 april 2013)(zie bijlage 7). De beoordeling van de mogelijke planschade heeft voor een aantal clusters van woningen plaatsgevonden, omdat de situatie per cluster verschilt. Dit komt door de ligging van de clusters ten opzichte van de voorgenomen ontwikkeling.

Uit de planschade risicoanalyse blijkt dat niet verwacht dat er objecten voor vergoeding in aanmerking komende van planschade.

Met de gemeente wordt een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin behalve de herinrichting van de openbare ruimte die voor rekening komt van de ontwikkelaar ook eventueel verhaal van planschade geregeld is.

Een exploitatieplan is niet nodig nu het verhaal van plankosten anderszins verzekerd is.

Voor de gemeente vloeien uit het bestemmingsplan geen kosten voort. Het plan is derhalve economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De ontvangen reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft een positief wateradvies gegeven op 20 augustus 2013

De provincie Utrecht heeft op 14 augustus 2013 laten weten dat het plan aan de provincie geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

6.2.2 Advies wijkraad

PM

6.2.3 Participatie

In de aanloop naar het wijzigen van het bestemmingsplan heeft de ontwikkelaar regelmatig overleg gepleegd met en informatie verstrekt aan omwonenden en ondernemers van het winkelcentrum. Het plan voor uitbreiding en renovatie van het winkelcentrum is positief beoordeeld door zowel de omwonenden als de ondernemers van het winkelcentrum.

Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

7.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor vervallen diverse gebruikelijke termen voor vergunningen zoals bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, ontheffing et cetera.

Hieronder worden de meest voorkomende termen weergegeven:

  • De term bouwvergunning wordt omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen; hierna te noemen 'omgevingsvergunning bouwen'.
  • De term sloopvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor de activiteit slopen' ;hierna te noemen 'omgevingsvergunning slopen'.
  • De term aanlegvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'; hierna te noemen 'omgevingsvergunning aanleggen'.
  • De term 'ontheffing' of 'het verlenen van een ontheffing' wordt 'afwijking' of 'afwijken bij omgevingsvergunning'.

7.3 Planvorm

Het bestemmingsplan Mereveldplein, De Meern kenmerkt zich door een gedetailleerde opzet.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plan onderdelen dienen in de onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen bindende werking, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De verbeelding is getekend in schaal 1:1000.

7.4 Opbouw Regels

De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijkingsregels van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel;
  • afwijkingsregels van de gebruiksregels;
  • in een aantal gevallen een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.

7.5 Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel wordt toegelicht wat onder de begrippen in de regsl van het bestemmingsplan wordt volstaan. Waar nodig wordt de met de SVBP2008 voorgeschreven begripsbepaling gehanteerd. In andere gevallen vindt steeds een afstemming plaats op de begrippen in de andere Utrechtse bestemmingsplannen.

Artikel 2 Wijze van meten

Teneinde te voorkomen dat misverstanden bestaan over hoe en wat gemeten moet worden bij het bepalen van de in de regels genoemde maten, is in dit artikel uiteengezet hoe dat moet gebeuren. Ook hier is aangesloten bij de SVBP2008.

Artikel 3 Centrum

Deze bestemming is van toepassing op het Winkelcentrum Mereveldplein. Binnen deze bestemming zijn diverse centrumfuncties toegestaan en woningen. De centrumfuncties zijn alleen toegestaan op de begane grond en de bestaande tussenverdieping en wonen alleen op de verdiepingen daarboven. Het bouwvlak is vergroot ten opzichte van het huidige winkelcentrum om de uitbreiding en renovatie mogelijk te maken.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen en (fiets)parkeervoorzieningen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied'. De wegen hebben een functie voor het bestemmingsverkeer. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan, bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen. Binnen de bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en groen- en waterpartijen. Ook de laad-en loszone aan de west- en oostzijde van het winkelcentrum en de afscherming daarbij zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

De archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied zijn door de dubbelbestemming Waarde-Archeologie en de specifieke gebruiksregel die verwijst naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg beschermd. Overtreding van het bestemmingsplan is een strafbaar feit. Op deze manier houdt het bestemmingsplan rekening met de archeologische waarden en verwachtingen conform de Monumentenwet.

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van werkverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken.

Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven. In deze algemene bouwregels zijn ook de nieuwe luifels mogelijk gemaakt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.

Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.

Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.

Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel regelt de afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een afwijkingsmogelijkheid is. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.

Artikel 10 Algemene regel m.b.t. parkeergelegenheid

Dit artikel regelt dat de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijke beleid. Het artikel neemt de functie over van de stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening die een zelfde voorwaarde aan het gebruik stelt.

Bij het toetsen van omgevingsvergunningen aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen voldoet. Het college heeft normen vastgesteld die aangeven wat als “voldoende” moet worden beschouwd.

In een bestaande situatie wordt de bestaande parkeergelegenheid voor auto's en fietsen als voldoende beschouwd. Deze bestaande parkeergelegenheid moet op grond van dit artikel in stand worden gehouden. Bij sloop-nieuwbouw wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen (het rechtens verkregen niveau) in mindering gebracht op het aantal dat nodig is bij de nieuwe ontwikkeling, een en ander conform het geldende gemeentelijk beleid.
Met parkeervoorzieningen worden parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen bedoeld.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt geregeld dat de bestemmingsgrenzen kunnen worden gewijzigd, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

De overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande 3 bepalingen.

Artikel 12 Overgangsrecht

In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.

Als de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan. Om te voorkomen dat een aanvraag voor de verbouw van een illegaal bouwwerk moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 13 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan huis verbonden beroep en bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar slechts een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.

7.6 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.


De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is in de lijst gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden.

7.7 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor horeca-inrichtingen.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.

In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type/de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Horeca-activiteiten.

7.8 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Wijze van handhaven
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk dan wel gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven 'Functiemenging'

Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Toepassing Lijst van Bedrijven 'functiemenging'

Algemeen

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden

In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.


Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten

De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'

De bovenvermelde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

  1. 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de vermelde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
  2. 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling

Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten vermeld onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Flexibiliteit

De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging':

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
> groter
= gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders vermeld
o.c. opslagcapaciteit
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
b.o. bedrijfsoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u uur
d dag
w week
j jaar
SBI-CODE
1993
SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING
nummer CATEGORIE
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 016 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week B1
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1
1584 10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke B1
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B2
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B2
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B2
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B1
2224 1813 Grafische reproductie en zetten B1
2225 1814 Overige grafische activiteiten B1
223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media A
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442 2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken B1
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B2
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² B2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2
28 25 - VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties B1
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A
362 321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B1
40 35 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B1
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B1
41 36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B1
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B1
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B1
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134 4634 Groothandel in drank C
5135 4635 Groothandel in tabaksproducten C
5136 4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B1
5153 4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5153.4 5153.4 4 Zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. < 200 m² B1
5154 4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5156 4676 Groothandel in overige intermediaire goederen C
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B1
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1
63 52 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A
72 58, 63 B Datacentra B1
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A
90 37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B Rioolgemalen B1
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B1

Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan of een beheersverordening bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. Deze categorieën zijn vastgelegd in het op
18 juni 2012 in werking getreden Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2012 en overgenomen in onderstaande Lijst van Horeca-activiteiten.

In de Lijst van Horeca-activiteiten is een functionele differentiatie in 'harde' tot 'zachte' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

De Lijst van Horeca-activiteiten kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.

De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:

categorie A1 discotheek, bar-dancing
categorie A2 zaalverhuur
categorie B café, bar, brasserie
categorie C cafetaria, snackbar, grill-room, fastfood-restaurant, automatiek, snelbuffet
categorie D1 restaurant, bistro, crêperie
categorie D2 lunchroom, ijssalon, koffiebar, koffie/theehuis


Onderscheid café-disco

Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.

Onderscheid cafetaria-snackbar

Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.

Afhaalcentrum

Een afhaalcentrum valt bestemmingsplantechnisch onder de detailhandelsfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een pizzeria die enkel pizza's verkoopt en geen gelegenheid biedt om ter plaatse de pizza te nuttigen. Ook hier geldt dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.

Definitie van een afhaalcentrum: 'detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht'.

Additionele horeca

Bij additionele horeca gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling waar sprake is van sociaal-culturele, maatschappelijke, en (sportief-) recreatieve doeleinden. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen, scholen en sportfaciliteiten, of horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.

Bij additionele horeca gaat het erom dat:

  • de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daar bij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en partijen;
  • de gelegenheid ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie absoluut als maximum geldt. Dit maximum geldt voor kleinschalige functies; voor grootschalige functies kan door de gemeente een maximumomvang in vierkante meters worden vastgesteld. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting;
  • de horeca niet zelfstandig mag worden uitgeoefend of toegankelijk los van de hoofdfunctie. Wanneer sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie, is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten die vallen onder de horecacategorieën.


Detailhandel met horeca

In de detailhandel is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Hierbij moet worden gedacht aan een winkel waar een klein deel van het vloeroppervlak gebruikt wordt voor het nuttigen van ter plaatse bereide en verkochte etenswaren. Dergelijke ondersteunende horeca kan buitenplans worden geregeld middels de zogeheten 'Kruimelgevallenregeling'. Randvoorwaarden hierbij zijn:

  • het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
  • voor winkels tot 1.000 m2 bvo geldt in principe een maximale ratio tussen horeca en publiekstoegankelijke winkelvloeroppervlak van 30:70 en er moet een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden; het gaat primair om het proeven van producten die in de winkel worden verkocht;
  • voor winkels boven de 1.000 m2 bvo geldt dat een ondersteunende horecafunctie kan worden toegestaan tot maximaal 20% van het bebouwd oppervlak; dit geldt ook voor de non-food, zoals kledingwinkels, boekwinkels, schoenenzaken et cetera;
  • de vestiging moet zich houden aan de algemene gehanteerde winkeltijden.


Daar waar sprake is van een bestaande, vergunde ondersteunende horeca, zal dit in de regels en op de verbeelding worden vastgelegd.

Coffeeshops

Coffeeshops worden gereguleerd middels de Algemene Politieverordening (APV). In de Lijst van Horeca-activiteiten vallen coffeeshops in de horecacategorie D. In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid.

Lijst van Horeca-activiteiten

Voor de toepassing van deze Lijst van Horeca-activiteiten wordt onder een horecabedrijf begrepen:
een bedrijf of instelling waar:

  • bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
  • bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: Inrichting: Activiteiten:
A1 discotheek
bardancing
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van drank en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) drank ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren.

Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
A2 zaalverhuur Een horecabedrijf dat voorziet in zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten zoals bruiloften. Al dan niet met muziek, verstrekking van (alcoholhoudende) drank en etenswaren.
B café
bar
brasserie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) drank voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden.

Het accent ligt op de verstrekking van drank.
C cafetaria
snackbar
grill-room
fastfoodrestaurantautomatiek
snelbuffet
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije drank.

Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren.
D1 restaurant
bistro
crêperie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank. Geen dansen na restauranttijden.

Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse.
D2 lunchroom
ijssalon
koffiebar
koffie-/theehuis
Een horecabedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en drank, en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied.

Daghoreca is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden.

Bijlage 1 Natuurtoets Winkelcentrum Mereveldplein

Bijlage 1 Natuurtoets winkelcentrum Mereveldplein

Bijlage 2 Effectenanalyse Winkelcentrum Mereveldplein (Dpo)

Bijlage 2 Effectenanalyse winkelcentrum Mereveldplein (DPO)

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Nibm-onderzoek

Bijlage 6 NIBM-onderzoek

Bijlage 7 Verkeersveiligheid

Bijlage 7 Verkeersveiligheid

Bijlage 8 Quickscan Planschaderisico

Bijlage 8 Quickscan planschaderisico

Bijlage 9 Reactie Provincie Utrecht

Bijlage 9 Reactie Provincie Utrecht

Bijlage 10 Advies Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Bijlage 10 Advies Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden