Overvecht-Noordelijke stadsrand
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 05-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
in dit plan wordt verstaan onder:
1.1 aan huis verbonden beroep
- a. beroep of bedrijf dat in een woning of vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
- b. hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf;
- c. hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalig voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.2 aanduiding
een geometrische bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.5 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.6 additionele horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.7 afhaalzaak
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs wordt verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- d. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- f. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
- h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- i. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
- j. een paardenfokkerij en paardenhouderij.
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
1.15 bed & breakfast
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning.
1.16 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met in begrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.19 belhuis
een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.
1.20 beperkt kwetsbaar object
beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bestaand bouwwerk
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.
1.22 bestaand aantal
het aantal dat voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtend de gemeentelijke Havenverordening.
1.23 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.24 bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.25 bestemmingsgrens
grens van een bestemmingsvlak
1.26 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR.0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.27 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.29 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.30 bijzondere bouwlaag
- a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
- b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.31 boog- en gaaskassen
halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met luchtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.
1.32 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.33 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.34 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.35 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.36 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.37 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.38 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.39 bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
1.40 bunker
zie groepsschuilplaats.
1.41 congrescentrum
voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.
1.42 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.43 culturele voorzieningen
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.
1.44 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.45 dak
een bovenbeëindiging van een gebouw.
1.46 detailhandel in volumineuze goederen:
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, als auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- b. grootschalige detailhandel in recreatie-, en sport- en vrijetijdsartikelen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.47 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.
1.48 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder wordt niet verstaan belhuizen.
1.49 ecologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge betrekkingen tussen dieren en planten en de omgeving waarin zij leven;
1.50 entreepartij
een bouwwerk gelegen vóór de hoofdtoegang van een hoofdgebouw ten behoeve van gestapelde woningen.
1.51 extensieve openluchtrecreatie
vormen van recreatief gebruik van een (agrarisch) gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.52 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.53 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.54 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb 2001, 29) en artikel 2.4 Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143, laatst gewijzigd Stb. 2010, 781).
1.55 gemaal
een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen en/of om de waterstand op een bepaald niveau te houden of te brengen.
1.56 groepsschuilplaats
een op zich zelf staande betonnen verdedigingsstelling, deel uitmakende van de Hollandse Waterlinie, dienende als schuilplaats voor militairen.
1.57 grondgebonden woning
een gebouw ten behoeve van wonen dat direct met de grond is verbonden en waarbij geldt dat binnen het bouwperceel geen andere woningen zijn toegestaan.
1.58 grootschalige detailhandel in recreatie-, sport en vrijetijdsartikelen:
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig volumineuze en overige sport-, recreatie- en vrijetijdsartikelen ter verkoop worden aangeboden, zoals boten, caravans, tenten, sportkleding en sportattributen en dergelijke en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.
1.59 grootschalige meubeldetailhandel:
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig meubels, woninginrichtingartikelen, stoffering en woningtextielgoederen ter verkoop worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.
1.60 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.61 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie
1.62 hotel
een specifieke vorm van horeca, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.63 intensieve veehouderij
een niet grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee - zelfstandig of als neventak -, waarbij dit houdenvan vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.
1.64 kampeermiddelen
- a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
- b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.65 kampeerterrein
een terrein met daarbij behorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.
1.66 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.
1.67 kap
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.68 kas
bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.69 kelder
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.70 kiosk
een gebouw van beperkte omvang, geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.71 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en- banken, alsmede (inpandige) voorziening voor agrarisch georïenteerde dagrecreatieve activiteiten, zoals bijvoorbeeld poldersport, boerengolf of kleinschalige speelboerderij.
1.72 kleinschalig kamperen
het houden van een kampeerterrein gedurende het zomerseizoen, met dien verstande dat buiten het zomerseizoen geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn.
1.73 kwetsbaar object
kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.74 landschapswaarde
waarden in landschappelijke-esthetische geomorfologische zin.
1.75 lijst van bedrijven functiemenging:
de Lijst van Bedrijven functiemenging (LvB) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.76 lijst van horeca-activiteiten
De Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels die een onderverdeling aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.77 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, kinderopvang, naschoolse opvang, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, gymzalen ten behoeve van onderwijsdoeleinden daaronder begrepen tot een maximum van 1.100m2 b.v.o per gymzaal.
1.78 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies-en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.79 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.80 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van tijdelijke aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op een kampeerterrein voor niet langer dan een zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.81 nutstuin
tuin ten behoeve van het telen van (snij)bloemen, kruiden, groentes, kleinfruit of andere planten;
1.82 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.83 onderbouw
een kelder of een souterrain.
1.84 ondergeschikte detailhandel
niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.
1.85 overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak.
1.86 paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
1.87 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.88 permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.89 plaatsgebonden risico (PR)
Een begrip dat uitdrukking geeft aan de mate van externe veiligheid van een locatie. Het PR wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". Het begrip is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van de Nederlandse overheid, en zal worden opgenomen in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
1.90 plaatsgebonden risico contour
In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Deze contour is door middel van een aanduiding weergegeven op de plankaart. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke norm van 1 op de 100.000 per jaar 10-5).
1.91 plan:
het bestemmingsplanOvervecht-Noordelijke stadsrand van de gemeente Utrecht.
1.92 platte afdekking
een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.
1.93 (raam)prostitutiebedrijf
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.
1.94 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
1.95 seksinrichting
hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.96 souterrain
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.
1.97 tuincentrum
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig tuin-, tuinaanlegartikelen en dierbenodigdheden worden verkocht, zoals bloemen, planten, zaden, tuingereedschap, meststoffen, afrasteringsmateriaal, diervoeding en dergelijke, waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte ten minste 1.000 m² bedraagt.
1.98 veiligheidszone-lpg
een op de plankaart aangegeven zone waarbinnen beperkingen gelden voor de bouwmogelijkheden in verband met de wettelijke normen voor het plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 'veligheidszone-lpg'.
1.99 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
1.100 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte -al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken- voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet en/of kampeermiddelen zijn.
1.101 vergader- en congresfaciliteiten
voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.
1.102 vergunningvrije zone
in het achtererfgebied gelegen zone van 2,5 meter, direct grenzend en gelegen aan de zij- en achterkant van het hoofdgebouw.
1.103 verkoopvloeroppervlakte (vvo)
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.104 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
1.105 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.106 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.107 voorgevelrooilijn
de lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.108 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een niet aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak, dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.
1.109 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld te worden gebruikt voor detailhandel.
1.110 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.111 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning; hieronder wordt ook verstaan een woonboot of woonark.
1.112 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.113 woonwagenstandplaats/standplaats
een bouwperceel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen of geplaatst houden van een woonwagen, met voorzieningen ten behoeve van aansluitingen op het leidingennet van nutsbedrijven of de gemeente.
1.114 zendmast
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.115 zomerseizoen
de periode van 1 april tot en met 31 oktober van een jaar.
1.116 zorglandbouw
een activiteit waarbij naast agrarische activiteiten ruimte geboden wordt aan gepensioneerden, psychiatrische of terminale patiënten, gehandicapten, langdurig zieken of chronisch zieken om daar (eventueel voor langere tijd) te verblijven en eventueel mee te helpen met het uitvoeren van agrarische activiteiten, conform het principe van een zorginstelling, hersteloord, hospis. Zelfstandige woningen, evenals kinder- en naschoolse opvang zijn niet toegestaan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.2 inhoud bedrijfswoning
Bij het meten van de inhoud van bedrijfswoningen wordt de inhoud van bijbehorende bouwwerken niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van glastuinbouw, bosbouw, intensieve kwekerij en boomkwekerij;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- sierviskwekerij': tevens voor een sierviskwekerij;
- c. één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- d. het behoud en de bescherming van de openheid van het gebied;
- e. ander gebruik als ondergeschikte nevenactiviteit van de agrarische bedrijfsvoering, namelijk:
- 1. bewerking en opslag van agrarische producten;
- 2. verkoop van zelfgemaakte,-bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m²,
- 3. natuur- en landschapsbeheer;
- 4. horeca in de categorie D2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50m2;
- 5. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- 6. zorglandbouw;
- f. recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
- 1. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan tijdens het zomerseizoen;
- 2. maximaal 10 plaatsen voor kampeermiddelen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan.
- g. paardenbakken;
- h. water, waterbeheer en waterberging;
- i. fiets- en wandelpaden;
- j. de bescherming van de bestaande groepsschuilplaatsen;
- k. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning buiten het bouwvlak op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van hoogopgaande beplanting, houtopstanden en bebossing; - b. Het verbod als bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. betrekking hebben op het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar voor zover geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de openheid en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
- a. de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Wonen, onder de voorwaarden dat:
- 1. deze bestemming uitsluitend kan worden toegekend aan de bedrijfswoning en bijbehorende gronden, tuinen en erven;
- 2. het agrarisch bedrijf is beëindigd;
- 3. de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden dan wel versterkt;
- b. de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Recreatie, onder de voorwaarden dat:
- 1. het agrarisch bedrijf is beëindigd;
- 2. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten maximaal 500 m² in de bestaande met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen bedraagt;
- 3. het meerdere van de onder 2. genoemde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
- 4. er geen buitenopslag plaatsvindt;
- 5. er sprake is van een landschappelijke inpassing en versterking van de ruimtelijke structuur, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
- 6. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- 7. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- 8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- 9. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
c. het op de verbeelding opgenomen bouwvlak te vergroten waarbij de volgende voorwaarden in acht moeten worden genomen:
1. de vergroting van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 0,25ha;
2. de vergroting mag uitsluitend in de diepte van het bouwvlak plaatsvinden;
3. de diepte van het bouwvlak mag niet meer dan 150 meter bedragen, gemeten van de grens van het bouwvlak aan de Gageldijk;
4. aangetoond moet worden dat de bouwmogelijkheden binnen het opgenomen bouwvlak niet afdoende zijn voor het functioneren van het agraridsch bedrijf.
3.6 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c voor het realiseren van een tweede bedrijfswoning, waarbij geldt dat:
a. de noodzaak voor een tweede bedrijfswoning is aangetoond;
b. de bedrijfswoning is alleen toegestaan achter en in het verlengde van de bestaande bedrijfswoning, waarbij sprake dient te zijn van een goede stedenbouwkundige inpassing;
c. er ontstaan geen belemmeringen voor het functioneren van het bedrijf of nabijgelegen bedrijven of functies;
d. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 600m3 bedraagt;
e. de goot- en bouwhoogte niet meer dan de goot- en bouwhoogte van de bestaande bedrijfswoning bedraagt;
f. er geen belemmeringen van milieuhygïenische aard zijn.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging;
- b. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte, met dien verstande dat zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen met inbegrip van lpg;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg: uitsluitend een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – verkooppunt motorbrandstoffen met lpg en gasflessenvulstation': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen met inbegrip van lpg en een gasflessenvulstation;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': een garagebedrijf;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt': een bouwmarkt;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': een gezoneerd industrieterrein met daarop uitsluitend een waterzuiveringsbedrijf;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is in afwijking van het bepaalde onder b. een kantoor uitsluitend op de verdieping toegestaan;
- j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - muziekstudio' een muziekstudio;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangstinstallatie;
- l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- m. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 door bedrijven toe te laten die niet in de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging zijn genoemd en/of één categorie hoger dan in artikel 4.1 genoemd, voor zover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de lijst van bedrijven functiemenging, zoals in artikel 4.1 genoemd.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding zoals bedoeld in artikel 4.1 onder c wijzigen in de aanduiding ten behoeve van en verkooppunt zonder LPG, onder de voorwaarde dat de LPG-verkoop ter plaatse is definitief beëindigd en in geval van leegstand, dient deze tenminste 12 maanden te hebben voortgeduurd waarbij tevens de milieuvergunning voor LPG verkoop onherroepelijk is ingetrokken.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf'; uitsluitend voor een gezoneerd industrieterrein met daarop een hulpwarmtekrachtcentrale;
- c. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond en op de verdieping uitsluitend voor zover bestaand;
- b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie C', tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie C zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond ;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie D1', tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie D1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie B, tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie B zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie D2', tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie D2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond ;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoor uitsluitend op de verdieping;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – afhaalzaak': tevens voor een afhaalzaak uitsluitend op de eerste bouwlaag/begane grond;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- j. wonen vanaf de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, dan wel een bed & breakfast, waarbij de toegangen van en bij de woningen behorende bergingen ook op de eerste bouwlaag/begane grond zijn toegestaan;
- k. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, terrassen, waterbeheer en waterberging.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45, onder j. voor het gebruik van woningen ten behoeve van kamerverhuur, mits:
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-afhaalzaak' te verwijderen en ter plaatse uitsluitend de in artikel 6.1onder a genoemde functies toe te laten, indien het gebruik ten behoeve van een afhaalzaak definitief is beëindigd, dan wel ingeval van leegstand gedurende ten minste 12 maanden.
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. culturele voorzieningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': uitsluitend een kinderboerderij;
- c. met de culturele voorzieningen samenhangende additionele horeca;
- d. met de culturele voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandel;
- e. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
7.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 7.2.2 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum;
- b. additionele horeca;
- c. (fiets)parkeervoorzieningen;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en ontsluitingswegen alsmede waterbeheer en waterberging.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels;
8.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen in die zin dat de richting van de gebouwen haaks op de Gageldijk dient te staan.
8.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in:
- a. artikel 8.2.1 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 14 meter, uitsluitend ten behoeve van een bouwkundig accent;
- b. artikel 8.2.3 onder c. en toestaan dat de hoogte wordt vergroot ten behoeve van lichtmasten, reclameuitingen en dergelijke.
Artikel 9 Gemengd - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag/begane grond;
- b. wonen en in samenhang daarmee het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast, uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag/eerste verdieping en hoger, waarbij de toegangen van en bij de woningen behorende bergingen ook op de eerste bouwlaag/begane grond zijn toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie C': tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie C, zoals genoemd in tabel 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag/ begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie B': tevens voor één horecavestiging tot en met categorie B, zoals genoemd in tabel 1 van de bij deze regeks behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag/begane grond;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie D1': tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie D1, zoals genoemd in tabel 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag/ begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie D1'; tevens voor één horecavestiging uit de categorie D1, zoals genoemd in tabel 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag/begane grond;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – afhaalzaak': tevens voor een afhaalzaak uitsluitend op de eerste bouwlaag/begane grond;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - belhuis': tevens voor een belhuis;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor een maatschappelijke voorziening;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': voor een onderdoorgang;
- k. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging,
- l. in afwijking van het bepaalde onder sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd uitgesloten -1', geen detailhandel toegestaan en zijn maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de eerste bouwlaag/begane grond toegestaan.
9.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 9.2.2 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verkooppunten van motorbrandstof (al dan niet inclusief lpg) zijn niet toegestaan;
- b. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- c. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:
- 1. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- 2. in afwijking van het gestelde onder 1. mag, indien de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m², het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf maximaal 60 m², inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedragen;
- 3. het vloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf maximaal 40 m2bedraagt, indien het beroep of bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;
- 4. in afwijking van het gestelde onder 3. mag, indien de vloeroppervlakte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk groter is dan 100 m², het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf maximaal 60 m² bedragen;
- 5. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie A of B1 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
- 6. in afwijking van het gestelde onder 5. mag het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten van maximaal categorie B2 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging betreffen, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de lijst van bedrijven functiemenging;
- 7. geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
- d. de uitoefening van een bed & breakfast is uitsluitend toegestaan indien de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.
9.5 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45, onder j, voor het gebruik van woningen ten behoeve van kamerverhuur, mits:
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-afhaalzaak' te verwijderen en ter plaatse uitsluitend de in artikel 9.1 onder a genoemde functies toe te laten, indien het gebruik ten behoeve van een afhaalzaak definitief is beëindigd, dan wel ingeval van leegstand gedurende ten minste 12 maanden;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1 - belhuis' te verwijderen en ter plaatse uitsluitend de in artikel 9.1 onder a genoemde functies toe te laten, indien het gebruik ten behoeve van een belhuis definitief is beëindigd, dan wel ingeval van leegstand gedurende ten minste 12 maanden.
Artikel 10 Gemengd - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie A en B1 van de lijst van bedrijven functiemenging;
- b. dienstverlening;
- c. kantoren;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen;
- f. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
10.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 10.2.2 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 onder a. door bedrijven toe te laten die niet in de bij de regels behorende lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd en/of bedrijfsactiviteiten van maximaal categorie B2 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de lijst van bedrijven functiemenging.
Artikel 11 Gemengd - 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. opslag ten behoeve van bedrijfsactiviteiten uit categorie A en B1 van de lijst van bedrijven functiemenging met een bruto vloeroppervlak van maximaal 400 m²;
- b. sanitaire voorzieningen ten behoeve van de aangrenzende bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie met een bruto vloeroppervlak van maximaal 140 m²;
- c. cultureel-educatieve voorzieningen in de vorm van tentoonstellingsruimte en cursusruimte met een bruto vloeroppervlak van maximaal 110 m²;
- d. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, fietsparkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
11.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, wanneer de opslagfunctie wordt opgeheven of beperkt, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 onder b en c door de brutovloeroppervlakte van de opslag op te heffen dan wel te verkleinen ten gunste van een vergroting van de brutovloeroppervlakte van de in artikel 11.1 onder b en/of c genoemde functies.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt; opslag van goederen op buiten het bouwvlak gelegen onbebouwde gronden is niet toegestaan.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door in geval van permanente beëindiging van de in artikel 11.1 onder a , onder b en /of onder c bedoelde functies de vestiging van ateliers voor beeldende kunstenaars toe te staan in maximaal categorie B1 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging, met dien verstande dat de oppervlakte van een atelier niet meer mag bedragen dan 200 m².
Artikel 12 Gemengd - 4
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. opslag ten behoeve van bedrijfsactiviteiten uit categorie A en B1 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging;
- b. de centrale technische installatieruimte ten behoeve van verwarming, watervoorziening, elektra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
- c. fietsenverhuur en de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen;
- d. de bij de bestemming horende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, fietsparkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
12.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regel; opslag van goederen op buiten het bouwvlak gelegen onbebouwde gronden is niet toegestaan.
Artikel 13 Gemengd - 5
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. dagrecreatie;
- d. vergadercentrum;
- e. ten hoogste één horecavestiging tot en met de categorie C van de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond ;
- f. een geluidsstudio;
- g. een adviesbureau;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor een overdekt terras, aansluitend aan de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
- i. kano- en fietsverhuur en daarbij behorende ondersteunende voorzieningen;
- j. de bij de bestemming horende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
13.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regel:opslag van goederen op buiten het bouwvlak gelegen onbebouwde gronden is niet toegestaan.
Artikel 14 Gemengd - 6
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf dan wel bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- d. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- f. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën A en B1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Bedrijven 'functiemenging', uitsluitend op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie B': tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie B van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie C': tevens voor één horecavestiging tot en met de categorie C van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond.
14.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.4 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45, onder j, voor het gebruik van woningen ten behoeve van kamerverhuur, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 15 Gemengd - 7
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening tot ten hoogste 100m2 b.v.o;
- c. horeca in de categorie B en D;
- d. de bij de bestemming horende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, fietsparkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
15.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 16 Groen - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. voet- en fietspaden en ontsluitingswegen voor agrarisch verkeer;
- d. bermen en bermsloten;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water, waterbeheer en waterberging;
- g. recreatief gebruik;
- h. bescherming van de aanwezige ecologische waarden;
- i. onderhoudspaden en –stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Water';
- j. gebouwde toegangspartijen ten behoeve van de naastgelegen bestemming 'Wonen';
- k. bestaande tuin ten behoeve woonschepen, uitsluitend grenzend aan de aanduiding 'woonschepenligplaats' binnen de aangrenzende bestemming 'Water';
- l. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor behoud, herstel en ontwikkeling van de aan deze gronden eigen cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - skatebaan': tevens voor een skatebaan;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor een parkeerterrein;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een half verdiepte parkeergarage, met toegangswegen naar deze parkeergarage;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluiting;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor een gebouw voor opslag ten behoeve van de functies in fort De Gagel;
- r. de bestaande groepsschuilplaatsen;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug voor langzaam verkeer;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': tevens voor een vulpunt voor lpg;
- u. onderhouds- en calamiteitpaden – en stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
- v. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, fietsparkeervoorzieningen, vlonders en steigers, waterbeheer en waterberging.
16.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken passend binnen deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 16.2.2 onder c. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" mogen niet meer parkeerplaatsen worden aangelegd dan aangegeven.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde genoemd in lid 16.1 onder a voor het gebruik van de gronden voor een moestuinen en/of nutstuinen, onder de voorwaarde dat de landschappelijke waarden, natuurlijke- en ecologische waarden niet op onevenredige wijze worden aangetast. Per locatie is tot 60m2 bebouwing ten dienste van deze functie toegestaan. De maximale bouwhoogte van bebouwing bedraagt 3 meter.
Artikel 17 Groen - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen ten behoeve van op aangrenzende gronden gelegen woningen;
- b. wegen, voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. nutstuinen;
- e. recreatief medegebruik;
- f. de bestaande parkeerplaatsen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een parkeergarage;
- h. onderhouds- en calamitieitpaden – en stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
- i. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, fietsparkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
17.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 17.2.2 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.1onder f. voor het vergroten van het aantal bestaande parkeerplaatsen met maximaal 10%.
Artikel 18 Horeca
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie A': één horecavestiging in de categorie A van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond alsmede op de verdieping voor zover bestaand, alsmede aan de horeca activiteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie C': één horecavestiging tot en met de categorie C van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond ;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie D1': één horecavestiging tot en met de categorie D1 van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum': logies-, vergader- en congresfaciliteiten met daarbij behorende opslagruimte en ondergeschikte en ondersteunende horeca behorend tot de categorie D van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning op de verdieping en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': handhaving van de aanwezige natuurwaarden in de kelderlaag van het bestaande stenen wachthuis;
- g. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
18.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 18.2.2 onder a.2 en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Kantoor
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
19.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 19.2.2 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
Artikel 20 Maatschappelijk
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': tevens voor een sporthal;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen en in samenhang daarmee het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - wonen': uitsluitend voor wonen en in samenhang daarmee het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast, uitsluitend op de tweede bouwlaag en hoger, waarbij de toegangen van en bij de woningen behorende bergingen ook op de begane grond/eerste bouwlaag zijn toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur' is tevens zaalverhuur met daarbij behorende additionele horeca toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'; tevens voor ongebouwde parkeervoorzieningen;
- j. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, speelvoorzieningen, (school)pleinen, fietsparkeervoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
20.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 20.2.3 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Natuur
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, ecologische en de landschappelijke waarden;
- b. water, waterbeheer en waterhuishouding;
- c. recreatief en educatief medegebruik;
- d. voet- en fietspaden;
- e. bruggen en duikers;
- f. nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden genoemd in artikel 21.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
- 2. het aanbrengen van boven en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- 3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
- 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
- 5. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
- 6. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
- 7. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
- 8. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
- b. Het onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- c. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en natuurwaarden van de gronden.
Artikel 22 Recreatie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. extensieve openluchtrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skatebaan': tevens voor een skatebaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens voor volkstuinen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': tevens voor een golfbaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor een parkeerterrein;
- f. handhaving van de bestaande groepsschuilplaatsen;
- g. bescherming van de aanwezige ecologische waarden;
- h. water, waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- i. wandel- en fietspaden en ligweiden;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug voor langzaam verkeer;
- k. de bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsvoorzieningen, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, vlonders en steigers, groenvoorzieningen, oevers.
22.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken passende in deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen blijvende onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling genoemd in artikel 22.2.2 onder a. 4 en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot een hoogte van 2 meter.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Onder extensieve openluchtrecreatie wordt niet verstaan het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatie.
Artikel 23 Recreatie - Verblijfsrecreatie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein, uitsluitend voor niet-permanente verblijfsrecreatie;
- b. handhaving van de bestaande groepsschuilplaatsen;
- c. de bij de bestemming horende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
23.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 24 Sport
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. buitenschoolse opvang;
- c. ondergeschikte detailhandel;
- d. additionele horeca;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend voor een manege met bijbehorende paardenbakken, met dien verstande dat paardenbakken uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor een parkeerterrein;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- h. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen, waterbeheer en waterberging.
24.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Tuin
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - onbebouwd, tevens voor een calamiteitenroute.
25.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 26 Verkeer
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. waterbeheer en waterberging;
- e. water en kruisingen met water;
- f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
- g. kruisingen met railverkeer;
- h. evenementen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug voor langzaam verkeer;
- k. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, reclameuitingen en kunstwerken.
26.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 27 Verkeer - Railverkeer
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. railverkeer;
- b. stationshal;
- c. stationsvoorzieningen en halteplaatsen;
- d. kruisingen met wegen, water en groenvoorzieningen;
- e. ongelijkvloerse kruisingen met wegen ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
- f. waterbeheer en waterberging;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. de bij de bestemming behorende kunstwerken, parkeervoorzieningen, paden, stallingsruimten voor fietsen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen
27.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 28 Verkeer - Verblijfsgebied
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. wegen, voet- en fietspaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. waterbeheer en waterberging;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. evenementen;
- i. water en kruisingen met water, met dien verstande dat alleen de bestaande toegangsbruggen voor de aangrenzende bestemmingen 'Wonen-2' aan de Vechtdijk en 'Wonen - 3' aan de Gageldijk zijn toegestaan;
- j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – fietsenstalling': tevens voor een fietsenstalling;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug voor langzaam verkeer;
- l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een parkeergarage voor maximaal 100 auto's;
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor een parkeerterrein;
- n. het behoud van de groepsschuilplaatsen;
- o. de daarbij behorende geluidwerende voorzieningen, stallingsruimten voor fietsen, terrassen en kunstwerken.
28.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
28.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Wonen voor liften en entreepartijen voor op aangrenzende gronden gelegen woningen, mits de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 29 Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishouding;
- b. waterbeheer en waterberging;
- c. waterlopen met bijbehorende taluds;
- d. bermen;
- e. kruisingen met wegverkeer;
- f. groenvoorzieningen;
- g. recreatief gebruik;
- h. kunstwerken en kademuren;
- i. vlonders en steigers;
- j. bruggen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'brug' een brug voor langzaam verkeer;
- l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': maximaal het bestaande aantal woonschepen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'raamprostitutie': raamprostitutie in het bestaande aantal woonschepen.
29.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
29.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruik als ligplaats voor woonboten en bedrijfsvaartuigen niet is toegestaan, behoudens daar waar zulks specifiek is geregeld.
- b. De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep in samenhang met een woonschip is uitsluitend toegestaan indien:
- 1. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van het woonschip tot een maximum van 40 m²;
- 2. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie A of B1 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
- 3. in afwijking van het gestelde onder b. mag het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten van maximaal categorie B2 van de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging betreffen, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de lijst van bedrijven functiemenging;
- 4. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
Artikel 30 Wonen
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages;
- c. in de eerste bouwlaag van woongebouwen uitsluitend de bestaande garageboxen in de bestaande omvang en bestaande grootte;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': uitsluitend een parkeergarage;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor een parkeerterrein;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats': uitsluitend voor woonwagenstandplaatsen met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd'; tevens voor maatschappelijke voozieningen;
- h. de bij de bestemming behorende voorzieningen, tuinen en erven.
30.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
30.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.2.2onder b. sub 2 ten behoeve van het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk op kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan 1 m dan wel in de zijdelingse perceelsgrens indien:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.5 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45, onder j. voor het gebruik van woningen ten behoeve van kamerverhuur, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
30.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' teneinde maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van zorg en welzijn toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. deze bevoegdheid mag worden toegepast op gronden die worden gebruikt voor de in artikel 30.1, onder b. bedoelde garages;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 31 Wonen - 1
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een bovengrondse parkeergarage;
- c. de bij de bestemming behorende voorzieningen en tuinen.
31.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
31.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.2 onder c. sub 2 ten behoeve van het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dan 1 m dan wel in de zijdelingse perceelsgrens indien:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
31.4 Specifieke gebruiksregels
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44, onder i. voor het gebruik van woningen ten behoeve van kamerverhuur, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 32 Wonen - 2
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. de bij de bestemming behorende voorzieningen.
32.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
32.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 33 Wonen - 3
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat :
- 1. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan tijdens het zomersiezoen;
- 2. maximaal 10 plaatsen voor kampeermiddelen per woning zijn toegestaan.
c. ander gebruik als ondergeschikte nevenactiviteit van de woonfunctie, namelijk:
1. verkoop van zelfgemaakte, - bewerkte,- gekweekte of geteelde producten tot een oppervlakte van ten hoogste 50m2;
2. horeca in de categorie D2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50m2;
3. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen.
d. de bestaande paardenbakken;
e. de bij de bestemming behorende voorzieningen.
33.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
33.3 Specifieke gebruiksregels
33.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van;
- a. het bepaalde in lid 33.2.1 onder a voor het uitbreiden van het hoofdgebouw, mits:
- 1. de uitbreiding plaatsvindt aan de achterzijde van de woning en in het verlengde van de bestaande zijgevels;
- 2. de inhoud van de woning na uitbreiding niet meer bedraagt dan 600m3;
- 3. de afstand tot de zijerfgrenzen tenminste 5 meter bedraagt;
- 4. er geen belemmeringen ontstaan in het functioneren van omliggende bedrijven.
b. het bepaalde in artikel 33.2.2 onder c voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens indien:
1. de bestaande cultuurhistorische waarden of bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast, of;
2. de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens reeds kleiner is dan 3 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelgrens.
Artikel 34 Leiding - Gas
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 300 mm en een druk van ten hoogtse 40 bar en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
34.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels - uitsluitend worden gebouwd, indien dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen doro middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:
- a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
- b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is vereist voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het aanbrengen van diepwortelende bepalnting en bomen;
3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende consructies, installaties of apparatuur;
4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
6. het aanleggen, vergraven, verruimen of depen van sloten, vijvers en andere wateren;
7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
b. de omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in artikel 34.3 bedoeld;
2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
de werken en werkzaamheden, zoals in dit lid bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 35 Leiding - Hoogspanning
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' en een belemmeringenstrook ter breedte van 12 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
35.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid
35.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 36 Leiding - Hoogspanningsverbinding
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' ;
- b. een belemmeringenstrook ter breedte van 27,5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
- c. het beheer en onderhoud van de verbinding;
- d. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor hoogspanningsmasten ten hoogste 40 m bedragen en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 36.2voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 37 Waarde - Archeologie
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden en verwachting.
37.2 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorie
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud en herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische en monumentale waarde;
- b. het behoud en herstel van natuurwaarden.
38.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
de afmetingen en ritmiek, evenals de gevelbeëindiging, kapvorm, detaillering, dakkapellen, erkers, materiaalkeuze en kleur van de bebouwing moeten zodanig op de omgeving worden afgestemd, dat de karakteristiek van het straat- en dorpsbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied geen afbreuk wordt gedaan.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
- 2. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
- 3. het dempen van sloten;
- 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
- 5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
- b. Het verbod als bedoeld in lid 38.3 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 38.3 onder a zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.
38.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in de in artikel 38.1 bedoelde gronden te slopen;
- b. het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. sloopwerkzaamheden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
- 2. sloopwerkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- 3. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning.
Artikel 39 Waarde - Ecologie
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de aan de ecologische verbindingszones verbonden ecologische waarden in samenhang met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
39.2 Bouwregels
Op of in de artikel 39.1 genoemde gronden mag worden gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden genoemd in artikel 39.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
- 2. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting, houtopstanden en bebossing.
- b. Het onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. gericht zijn op het ontwikkelen en/of het herstellen van natuurwaarden;
- 4. de onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de gronden.
Artikel 40 Waarde-landschap
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de bestaande kavelpatronen.
40.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 40.1 genoemde gronden mag worden gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in artikel 40.1bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- 3. het aanleggen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
- b. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande kavelpatronen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
- c. Het onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 2. worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
- 3. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 41 Waterstaat - Waterkering
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
41.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
lid 41.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen,met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Artikel 42 Waterstaat -Waterlopen
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat -Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap.
42.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
42.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
lid 42.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 43 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van later bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 44 Algemene Bouwregels
44.1 Bouwregels
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
- c. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- d. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
- e. Voor het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
- f. De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
- 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
44.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44.1onder d. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
Artikel 45 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, behoudens daar waar zulks specifiek is toegestaan;
- b. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens, behoudens daar waar zulks specifiek is toegestaan;
- c. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- d. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
- e. (de afdekking van) hoofdgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken als dakterras;
- f. onbebouwde gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstwoningen, behoudens daar waar zulks specifiek is toegestaan;
- g. onbebouwde gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), behoudens daar waar zulks specifiek is toegestaan;
- h. onbebouwde gronden en bouwwerken ten behoeve van Wgh-inrichtingen, behoudens daar waar zulks specifiek is toegestaan;
- i. onbebouwde gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
- j. woonruimte voor kamerverhuur.
Artikel 46 Algemene Aanduidingsregels
46.1 Geluidszone industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.
46.2 Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied
46.3 Veiligheidszone-lpg
46.4 Vrijwaringszone -straalpad
46.5 Wro-zone-wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 2', bevoegd de daarin voorkomende bestemmingen te wijzigen en in die bestemmingen parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen ten behoeve van aanwonenden toe te staan, mits:
- a. een parkeervoorziening geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid en voor de landschappelijke en monumentale waarde van het Vechtzoompark;
- b. de beheerder van de waterkering advies heeft uitgebracht.
46.6 Wro-zone-wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 4', bevoegd de daarin voorkomende bestemmingen te wijzigen om maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken mits:
- a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van palen en masten;
- c. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 65%;
- d. sprake is van een goede ruimtelijke inpassing, en er aangetoond is dat er geen milieutechnische belemmeringen zijn.
Artikel 47 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen en andere ondergeschikte bouwdelen.
Artikel 48 Algemene Wijzigingsregels
48.1 Lijst van bedrijven functiemenging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bij de regels behorende lijst van bedrijven functiemenging te wijzigen door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiënische dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
48.2 Detailhandel - Tuincentrum
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening , ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 3', bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' en toe te staan dat het tuincentrum wordt vergroot, onder de volgende voorwaarden;
- a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, inclusief kassen en uitgestalde tuinhuisjes mag niet meer bedragen dan 30.000 m2;
- b. het bruto vloeroppervlak mag niet meer bedragen dan 35.000 m2;
- c. de bebouwing aan de west-, zuid- en oostzijde van het terrein moet tenminste 15 m afstand houden van de terreingrens en aan de noordzijde tenminste 100 m;
- d. bebouwing moet zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de zuidpunt van het terrein tegen het Robert Kochplein aan;
- e. vanaf de A27 en de Einthovendreef moet zoveel mogelijk zicht behouden blijven op open landschap Noorderpark;
- f. de bebouwing moet aansluiten bij de onderliggende kavelstructuur in het gebied;
- g. de hoofdrichting van de bebouwing moet haaks op de Gageldijk worden gesitueerd;
- h. parkeerplaatsen moeten op eigen terrein worden aangelegd;
- i. er mag slechts één bedrijfswoning worden gerealiseerd waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 600 m3 ;
- j. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
- k. bestaande bedrijfswoningen die niet voldoen aan het bepaalde genoemd onder c. en d. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar de afwijkingen mogen niet worden vergroot.
48.3 Kinderdagverblijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits:
- a. deze geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast;
- b. er aangetoond is dat er, voor de realisatie van het kinderdagverblijf, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, verkeerslawaai.
48.4 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 49 Overgangsrecht
49.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 49.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Artikel 49.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
49.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 49.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 49.2, onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Artikel 49.2, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 50 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Overvecht-Noordelijke stadsrand.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
Het doel van het bestemmingsplan is het geven van een helder en overzichtelijk planologisch kader, dat duidelijkheid en rechtszekerheid biedt aan de gebruikers en bewoners van het gebied. Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Daarnaast moet het plan flexibiliteit bieden ten behoeve van gewenste veranderingen, die niet altijd zijn te voorzien. Het bestemmingsplan vormt een visie voor de wijk Overvecht en de Noordelijke Stadsrand.
Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingen en regelgeving.
Kadernota Overvecht-Noordelijke stadsrand
Vooruitlopend op dit bestemmingsplan is de kadernota Overvecht-Noordelijke stadsrand vastgesteld. Met de vaststelling van de kadernota heeft de gemeenteraad opdracht aan het college gegeven om een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden. Met het opstellen van de kadernota is aan de gemeenteraad de mogelijkheid geboden op hoofdlijnen sturing te geven aan het college, zoals het duale stelsel wil.
1.2 Bestemmingsplanmethodiek
Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid voor Overvecht en de Noordelijke stadsrand. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Aan de te verwachten ontwikkelingen de komende 10 jaar wordt, voor zover wenselijk en mogelijk, ruimte geboden. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd ter bescherming van specifieke kwaliteiten (bijvoorbeeld de herkenbare stedenbouwkundige structuur van Overvecht) of juist om voldoende flexibiliteit naar de toekomst toe te kunnen bieden (bijvoorbeeld rekening houden met voorzienbare woonwensen).
Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft de gemeenteraad op 1 september 2005 besloten dat deze veranderingen alleen in een op "beheer" gericht bestemmingsplan worden meegenomen als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan deze gebieden een conserverende bestemming worden gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik.
Deze keuze hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht vóór 2011 te voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen teveel op.
Overigens is het natuurlijk wel zo dat, indien zich actuele ontwikkelingen voordoen tijdens de planprocedure, telkens overwogen zal worden of en hoe deze ontwikkelingen in het bestemmingsplan kunnen worden betrokken. Toekomstige ontwikkelingen worden dus niet op voorhand afgewezen. Als de ontwikkeling niet in het bestemmingsplan kan worden opgenomen volgt een afzonderlijk planvormingstraject en een afzonderlijke planologisch-juridische procedure. Uitvoering ervan zal dus te zijner tijd mogelijk gemaakt moeten worden met behulp van een bijvoorbeeld een herziening van het bestemmingsplan.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Overvecht is een woonwijk aan de noordzijde van Utrecht. De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Aan de zuidzijde wordt Overvecht begrensd door de Vecht en de Spoorlijn Utrecht-Hilversum-Amersfoort. In de noordoostelijke hoek van het plangebied wordt de begrenzing gevormd door de oprit van de A27. Voor de noordelijke grens van het plangebied is gekozen voor het aaneengesloten gebied ten noorden van de Gageldijk, wat tevens de noordelijke gemeentegrens is. Hiermee vormt het niet-stedelijke gebied (de Noordelijke Stadsrand) een deel van het plangebied. Ten slotte wordt de westelijke grens gevormd door de Franciscusdreef en de Burgemeester Huydecoperweg.
Figuur 1.1: ligging plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Voor de gronden behorende tot het plangebied Overvecht is voor het overgrote deel het bestemmingsplan 'Overvecht' vigerend. In dit plan zijn specifieke bestemmingen opgenomen. De overige kleinere plannen zijn recenter dan het bestemmingsplan 'Overvecht' vastgesteld (met name jaren 80 en 90 van de vorige eeuw en eerste decennium 21e eeuw) en betreffen veelal bestemmingsplannen ten behoeve van een bepaalde concrete ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan zal de in tabel genoemde bestemmingsplannen vervangen, waarbij opgemerkt wordt dat voor bedrijventerrein Overvecht een afzonderlijk bestemmingsplan is opgesteld.
Figuur 1.2 vigerende bestemmingsplannen
In figuur 1.2 en 1.3 is een overzicht opgenomen van de vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied.
Naam van het bestemmingsplan | Vastgesteld door de Raad | Goedgekeurd door GS | Kroon/ Raad van State |
Overvecht | 26-08-1982 | 06-03-1984 | 18-12-1987 |
Moskee Kalymnosdreef uitwerkingsplan | 18-06-2002 | 23-07-2002 | |
Overvecht-NS 2e ged. herziening | 11-10-2001 | 08-01-2002 | |
Overvecht-Zuid uitbreidingsplan | 08-06-1961 | 13-08-1962 | |
Overvecht uitbreidingsplan in hoofdzaak | 13-04-1961 | 12-02-1962 | |
Overvecht Berberhof | 31-10-2002 | 10-06-2003 | |
Woonwagenstandplaatsen facet bestemmingsplan 1998 | 03-09-1998 | 01-12-1998 | |
Kaap Hoorndreef (1e part. herziening Overvecht) | 11-12-1991 | 07-04-1992 | |
Spoorverdubbeling Utrecht c.s.-Blauwkapel | 22-02-1990 | 16-10-1990 | 20-05-1992 |
Hoogstraat | 07-07-1983 | 16-10-1984 | 02-12-1987 |
Blauwkapel | 06-02-2003 | 01-07-2003 | |
Maartensdijk landelijk gebied 1972 | 10-08-1972 | 24-10-1973 | 14-03-1979 |
Spoorverbreding Maartensdijk | 24-09-1992 | 09-03-1993 | |
Fort aan de Klop | 5-2-2009 | n.v.t. | n.v.t. (onherroepelijk 26-3-2009) |
Figuur 1.3 Vigerende regelingen
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zijn de belangrijkste beleidskaders van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente opgenomen.
In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie weergegeven. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies heeft hier een plek.
De diverse onderzoeken, milieuaspecten en andere ruimtelijke aspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod.
In hoofdstuk 5, de planbeschrijving, wordt beschreven op welke manier met de bestaande situatie en met lopende ontwikkelingen wordt omgegaan. Dit hoofdstuk is het richtinggevende kader voor de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende functies in het gebied.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 7 behelst de juridische plantoelichting waarin nader op de gekozen regeling wordt ingegaan.
Er zijn in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan verschillende onderzoeken verricht. Deze zijn opgenomen als bijlage bij de plantoelichting. In bijlage 5 is de samenvatting en beantwoording van de overlegreacties en het advies van de wijkraad opgenomen.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
Op verschillende bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken gedaan die van belang zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied Overvecht–Noordelijke Stadsrand. Het vastgelegde beleid vormt het kader voor het gemeentelijk beleid in dit bestemmingsplan. Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht.
2.2 Nationaal Beleid
Voor dit bestemmingsplan zijn van de rijksnota's de Nota Ruimte (2006) en de Structuurvisie Randstad (2008) van belang. Daarnaast bevat het Grotestedenbeleid (2004) concrete afspraken die direct betrekking hebben op dit plangebied. Tot slot is de Nota Belvedère voor de in het plangebied gelegen forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie van belang.
De ambitie is om de Randstad tot een duurzame en concurrerende Europese topregio te ontwikkelen. Hierbij gelden de volgende beleidsdoelen:
- Regio Utrecht als centraal knooppunt van infrastructuur;
- Krachtige steden: bundeling van verstedelijking, economische activiteiten en bereikbaarheid;
- Verdichting: ruimte in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) verdichten door revitalisering, herstructurering en transformatie.
Utrecht is één van de dertig bij het Grotestedenbeleid betrokken gemeenten. In de GSB II-periode 2005-2009 richt de gemeente zich met name op de vijf aandachtswijken, waar de grootste stedelijke vernieuwingsopgaven liggen. Overvecht is één van deze vijf aandachtswijken waarvoor de gemeente met het Rijk gerichte resultaatsafspraken heeft vastgesteld.
Het nationale beleid voor het gebied ten noorden van de Gageldijk is gericht op ontwikkeling en versterking van de landschappelijke en recreatieve kwaliteiten en bescherming van de algehele landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek en identiteit. Het gebied maakt deel uit van de rijksbufferzone Utrecht-Hilversum. Dit wordt ontwikkeld tot regionaal park, het Noorderpark, als onderdeel van het Nationaal Landschap Groene Hart. Het beleid is hier gericht op versterking van de recreatieve groenvoorzieningen voor de nabijgelegen steden zodat duurzame recreatieve landschappen ontstaan.
De in het plangebied gelegen forten zijn onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Naast de aanduiding van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als Nationaal Landschap, is de Nieuwe Hollandse Waterlinie tevens als Belvedèregebied en aansluitend als Nationaal Project aangeduid. De Nieuwe Hollandse Waterlinie biedt een voorbeeld van de wijze waarop cultuurhistorie kan doorwerken in de ruimtelijke inrichting. Eigentijdse functies van recreatie, waterbeheer, landbouw en natuur zullen aan de Waterlinie worden toegevoegd. Ook zullen zoveel mogelijk forten worden geëxploiteerd en toegankelijk worden gemaakt voor het publiek.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Voor het regionale beleid zijn de Structuurvisie Provincie Utrecht 2005-2015 (2004), het Regionaal Structuurplan Utrecht 2005-2015 (2004) en de Ontwikkelingsvisie 2015-2030 (2009) die in NV Utrecht-verband is opgesteld richtinggevend. De nota's vullen elkaar aan, waarbij de Ontwikkelingsvisie een langetermijnvisie biedt en de ruimtebehoefte aangeeft voor het Noordvleugelgebied, bestaande uit Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten.
In de provinciale Structuurvisie en het Regionaal Structuurplan wordt gekozen voor beheerste groei. Verdere verdichting vindt plaats in het stedelijk gebied om de waardevolle landschappen te sparen. Verdichting en kwaliteitsverbetering is ook de essentie van het beleid in NV Utrecht-verband.
Voor de wijk Overvecht is het gewenst bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Daarnaast is het beleid voor Overvecht gericht op stedelijke vernieuwing teneinde de leefbaarheid van de wijk te vergroten. Het gebied ten noorden van de Gageldijk wordt gezien als landelijk gebied functionerend als stedelijk uitloopgebied. Dit gebied valt ook binnen het 'landinrichtingsplan herinrichting Noorderpark'. Hier staan de functies natuur, recreatie en landbouw voorop. Kenmerkend zijn de openheid, de vaak lange kavels en de ten opzichte van elkaar verschoven ontginningslinten. De provincie vindt het belangrijk dat de vergezichten vanaf de stadsrand naar het Gooi behouden blijven. Onderdeel van de landinrichting zijn de ontwikkeling van het recreatiegebied Ruigenhoek en de uitbreiding van het Gagelbos. Hier wordt o.a. nieuwe natuur aansluitend op de ecologische hoofdstructuur aangelegd. Het provinciaal beleid voorziet in de mogelijkheid van het omschakelen van agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij. Hierbij is het behoud van openheid van het landschap uitgangspunt.
2.4 Gemeentelijk Beleid
In het gemeentelijk beleid ligt wat betreft dit plangebied de focus op herstructurering van naoorlogse wijken. Zowel in de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 als de woonvisie/'Utrecht Vernieuwt' zijn voor de herstructurering van Overvecht beleidsmaatregelen opgenomen.
De Structuurvisie Utrecht 2015-2030 bevat de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad Utrecht. Op Overvecht is het ontwikkelingsperspectief 'De Binnentuin' van toepassing, evenals voor de vele andere bestaande wijken rondom de binnenstad. De opgave voor de binnentuinen van Utrecht ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende structuren binnen een wijk. De herstructureringsaanpak van de naoorlogse wijken omvat naast fysieke ingrepen in woningen, investeringen in voorzieningen, scholen, ruimte voor cultuur ('broedplaatsen') en een aantrekkelijke woonomgeving. Bij de uitvoering van het programma 'Utrecht Vernieuwt', dat is opgesteld voor de vijf aandachtswijken in Utrecht, zijn 'versnelling' en 'maatwerk' de sleutelwoorden.
Wat betreft de Hoogbouwvisie (2005) en de Welstandsnota (2004) moet er rekening worden gehouden met de volgende uitgangspunten:
- In een groot deel van het plangebied staat hoogbouw tot 15 meter. In enkele delen van Overvecht kan een buurt voorkomen waar een accent gezet kan worden met een gemiddelde bouwhoogte van 30 meter of hoger.
- Voor het plangebied geldt voornamelijk een 'Open' beleidsniveau wat betreft welstand. Dat betekent dat er sprake is van een vrije en open oriëntatie op het bestaande bebouwingsbeeld, er ruimte voor vernieuwing is en bij gedeeltelijke veranderingen van de structuur wordt aangesloten op de bestaande omgeving. Voor de overige met name onbebouwde delen binnen Overvecht, waaronder de Noordelijke Stadsrand, geldt een 'Respect' beleidsniveau. 'Respect' betekent dat behoud en versterking van het aanwezige bebouwingsbeeld centraal staat. Ter plaatse van de forten wordt rekening gehouden met beleidsniveau 'Behoud'. 'Behoud' betekent primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten van de gebouwen.
2.4.1 Woonbeleid
Het woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2019: Wonen in een sterke stad (vastgesteld in januari 2010). Gesteld wordt dat Utrecht een aantrekkelijke stad is om te wonen en te werken. Daarom is de druk op de woningmarkt groot. Deze druk zal de komende jaren blijven. Door nieuwbouw, aanpassing van de bestaande woningvoorraad en een betere verdeling van de woningen over de verschillende groepen wil de gemeente de grootste knelpunten oplossen. Ook de grootste kansen moeten worden benut. De kansen bestaan uit het realiseren van sociale stijging in de wijken en het faciliteren van een stad van kennis en cultuur met de daar bij passende woningbouw.
De speerpunten zijn:
- Kwantiteit, zoveel mogelijk verminderen van druk op de woningmarkt;
- Binnenstedelijk bouwen met hoge kwaliteit;
- Doorstroming, toegankelijkheid en doelgroepen;
- Kwaliteit woningvoorraad;
- Stad van Kennis en Cultuur.
Kwaliteit van wijken en transformatie van de herstructureringswijken blijft van groot belang. Lopende processen in het kader van 'Utrecht Vernieuwt' moeten daarom voortgezet worden. In het Wijkactieplan Overvecht zijn op basis van de afspraken in het kader van 'Utrecht Vernieuwt' de doelstellingen voor de wijk Overvecht uitgewerkt. Vervolgens zijn voor twee gebieden De Gagel en Spoorzone gebiedsplannen opgesteld (zie paragraaf 2.5 Lokaal beleid).
2.4.2 Economisch beleid
Uitgangspunt van het economisch beleid is het behouden en versterken van de relatief sterke economische positie: talent vasthouden en kansen geven aan perspectiefrijke ondernemingen.
Het Economisch Profiel Utrecht 'Utrecht Ontmoetingsplaats voor Talent' 2010 (EPU) beschrijft de economische kansen en mogelijkheden van de gemeente Utrecht. Het centrale thema van de nota is ‘Utrecht, ontmoetingsplaats voor talent’. Dit thema sluit aan bij de sterke en unieke kanten van Utrecht: Utrecht, de centrale ontmoetingsplaats binnen Nederland en Utrecht, stad met talent.
Voor kantoren en bedrijven, maar ook voor leisure, hotels, detailhandel en horeca is specifiek beleid opgesteld.
In het Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 (2008) is de kantorenlocatie nabij het treinstation Overvecht aangeduid als een goede vestigingslocatie voor overheidsdiensten en non-profit instellingen. Het plangebied bevat geen andere bedrijven- of kantorenlocaties waarvoor beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd.
De Detailhandelsnota Utrecht (2000) bevat beleidsaandachtspunten voor grootwinkelcentrum Overvecht en de zes buurtwinkelcentra in de wijk. Grootwinkelcentrum Overvecht dient optimaal bereikbaar te zijn per auto en openbaar vervoer. Ondernemersinitiatieven voor solitaire grootschalige detailhandel in de nabijheid van het winkelcentrum worden afgewogen op o.a. hun meerwaarde voor de aanwezige detailhandel en de sociaal-economische aspecten voor de wijk. Momenteel wordt het detailhandelsbeleid geactualiseerd.
In het Ontwikkelings- en toetsingskader grootschalige leisurevoorzieningen (2003) wordt aangegeven dat in de gemeente behoefte is aan ontwikkeling van grootschalige leisurevoorzieningen, gericht op 'cultuur', 'shopping' en 'entertainment & uitgaan'. De gemeente stelt voor om niet te kiezen voor nieuwe locaties voor grootschalige leisurevoorzieningen, noch voor ontwikkeling van solitair gelegen grote vrijetijdscentra aan de stadsrand.
Conform het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht (2007) wenst de gemeente in winkelcentrum Overvecht een compleet horeca-aanbod met een winkelondersteunende functie voor de dag en de vroege avond te ontwikkelen.
Met de Hotelnota "A room with a view"(2010) is een ambitieus hotelbeleid vastgesteld. In de periode tot 2020 wil Utrecht ruimte bieden aan een toevoeging van 1000 kamers aan het bestaande bestand van 1400 kamers. Daarbij zet Utrecht vooral in op het 'experience'-segment. Een voor dit bestemmingsplan relevant uitgangspunt is dat de realisatie van kleinschalige hotels en Bed-and-Breakfastvoorzieningen (B&B`s) makkelijker moet worden gemaakt, onder meer door verruiming van de mogelijkheden in bestemmingsplannen.
In de Notitie meervoudig ruimtegebruik wordt aangegeven dat door onder meer functies te combineren en door met elkaar gebouwen te delen we zuinig kunnen omgaan met onze ruimte. Combinaties van sociale en recreatieve functies met bijvoorbeeld wonen en werken geven een universeel gevoel van welzijn. Meer levendigheid, een groter gevoel van veiligheid meer diversiteit en meer stedelijkheid zijn daarvan belangrijke en duurzame voordelen. Niet alles kan echter overal en altijd tegelijk, er dient maatwerk geleverd te worden.
Strategisch kader functiemenging en kleinschalige bedrijfshuisvesting (2000)
Een groot deel van het MKB vestigt zich niet in grote kantoorgebouwen, bedrijfshallen of winkelcentra. Vanwege de bijdrage aan leefbaarheid, levendigheid en werkgelegenheid heeft deze vorm van functiemenging de afgelopen jaren zowel in beleid als in praktijk meer aandacht gekregen. De gemeente wil ontwikkeling van bedrijfshuisvesting faciliteren en ondersteunen. Dit doet zij onder meer door het verbeteren en vergroten van het aanbod van kleine kavels op bedrijfsterreinen en door een gerichte selectie van kandidaten voor deze kavels. Ook wordt kleinschalige bedrijfshuisvesting opgenomen in stedenbouwkundige programma's en nota's van uitgangspunten m.b.t. particuliere en gemeentelijke initiatieven.
Doelstelling is:
- stimuleren van kleinschalige bedrijfshuisvesting in woonwijken;
- bevorderen van (wijk)werkgelegenheid;
- functiemenging door de integratie van wonen en werken;
- realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen;
- vergroten van de leefbaarheid;
- terugdringen van mobiliteit.
Kleinschalige bedrijfshuisvesting betreft alle vormen van bedrijfshuisvesting die niet vallen onder detailhandel horeca, kantoren boven 500 m² en bedrijfspanden boven 2000 m².
2.4.3 Verkeers- en vervoersbeleid
Het Gemeentelijk Verkeers- en vervoerbeleid is hoofdzakelijk weergegeven in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan Utrecht 2005-2020 (2005). Daarnaast zijn specifieke aspecten, zoals parkeren in afzonderlijke nota's uitgewerkt.
Overvecht is overwegend een verblijfsgebied. De noordelijke randweg Utrecht (NRU), de Franciscusdreef en de Einsteindreef maken deel uit van de Hoofdstructuur auto 2020. Ten aanzien van de NRU is aangegeven dat van deze verkeersader de bereikbaarheid verbeterd dient te worden. Ter hoogte van de Einsteindreef is de verkeersveiligheid een verbeterpunt.
De parkeerbehoefte voor het plangebied Overvecht wordt bepaald op grond van de parkeernormen, die zijn vastgelegd in de partiële herijking Parkeernormen 2008. Uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie, functie en woningtypologie, het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost. De parkeernormen zijn gegeven met een bandbreedte, teneinde optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij het realiseren van bouwplannen.
2.4.4 Groen- en waterbeleid
Het groen- en waterbeleid is te herleiden uit het Groenstructuurplan Utrecht (2007), het Bomenbeleid Utrecht (2009) en het Waterplan Utrecht (2004). Eén van de kansrijke onderdelen voor de ontwikkeling van de groenstructuur in de stad is het versterken van het groen in de naoorlogse wijken. In de Visie Stedelijk Groenstructuur Utrecht 2030 is binnen Overvecht een groot aantal vlakken stedelijk groen opgenomen o.a. langs de Vecht, langs de Klopvaart en ter plaatse van park Watertoren. De bomenstructuur komt grotendeels overeen met deze stedelijke groenstructuur. Op de ambitiekaart bomenstructuur zijn een aantal belangrijke structuren aangegeven in Overvecht in paragraaf 4.1 is aangegeven hoe met groenstructuur wordt omgegaan.
De volgende in het Groenstructuurplan opgenomen opgaven hebben betrekking op het plangebied:
- De realisatie van een oversteek naar het Noorderpark;
- Het landinrichtingsproject Noorderpark waaronder aanleg van groen bij Overvecht;
- Ontwikkeling van wandelmogelijkheden door het gebied van de waterlinie.
Het waterbeleid is gericht op de ontwikkeling van een watersysteem voor de toekomst, dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. In Overvecht is een pilotproject 'Scheiden van waterkwaliteiten' opgestart. In de wijk speelt de herstructurering, in het aangrenzende gebied het project 'recreatiegebied polder Ruigenhoek' en de inrichting van het Noorderpark. Daardoor ontstaan kansen om duurzame doelstellingen voor het waterbeheer in combinatie met wonen, natuur, recreatie en cultuur mogelijk te maken.
2.4.5 Maatschappelijk beleid
Masterplan Primair Onderwijs
De gebouwen van het Utrechts primair en (voortgezet) speciaal onderwijs zijn op het moment niet op orde: er is veel achterstallig onderhoud én is renovatie en nieuwbouw nodig. Het Masterplan PO en (V)SO zijn gezamenlijke plannen van de Gemeente Utrecht en alle Utrechtse schoolbesturen voor primair onderwijs. In dit kader zijn in Overvecht 4 onderwijsclusters (één of meerdere scholen, met onderwijsgerelateerde voorzieningen en/of wijkgerichte functies in één gebouw of op één bouwlocatie) én 4 stand-alone's (een samenvoeging van twee gebouwen van dezelfde school) benoemd.
2.4.6 Actieplan volksgezondheid
Bij het actieprogramma Volksgezondheid 2007-2010 is besloten een voorstel te ontwikkelen dat een gezonde leefomgeving borgt. Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is. Aandacht voor een gezonde leefomgeving is er in dit bestemmingsplan bij verkeer, bij de belevingskwaliteit in de vorm van groen en water, bij (sociale) veiligheid en leefbaarheid, bij luchtkwaliteit en geluidskwaliteit.
2.4.7 Milieubeleid
Het milieubeleid van Utrecht omvat keuzes die gemaakt worden om ontwikkelingen die in de stad gaande zijn mogelijk te maken zonder afbreuk te doen aan de leefbaarheid van de stad op het gebied van duurzaamheid, energie, klimaat en hinder (geluid, geur en luchtkwaliteit). In het Stadsstreefbeeld Utrecht 2030 zijn de milieuwensen voor de naoorlogse wijken, waaronder Overvecht weergegeven. Vanwege de revitaliseringsopgave bieden zowel de inrichting van het gebied (bijv. de groen-, water- afvalinzamelingsstructuur) als de kwaliteit van de woningen kansen om de leefbaarheid en duurzaamheid te verbeteren.
Bodembeheerplan en Bodemkwaliteitskaart
In het bodembeheerplan regelt de gemeente onder welke voorwaarden grond binnen de stadsgrenzen mag worden vervoerd en hergebruikt. Onderdeel van het plan is de bodemkwaliteitskaart. Daarop is te zien wat de kwaliteit van de grond is binnen de hele gemeente. Gebieden met grond van vergelijkbare kwaliteit hebben dezelfde klasse: schoon, licht en sterk verontreinigd. Naast schone grond mag binnen Utrecht licht verontreinigde grond van onverdachte terreinen worden vervoerd en hergebruikt op plekken met een vergelijkbare bodemkwaliteit, op basis van de geldende bodemkwaliteitskaart (binnen de zone) en conform het bodembeheerplan. Hierbij wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.
Beschermen, verbeteren en benutten: Naar een gebiedsgerichte aanpak Grondwaterverontreinigingen in de ondergrond van Utrecht (2009)
De grondwaterproblematiek in Utrecht is grootschalig en complex. In het eerste watervoerend pakket (WVP) onder de wijken Binnenstad, West, Noord-West en (het zuidelijke deel van) Overvecht bevindt zich minstens 180 miljoen m3 verontreinigd grondwater met voornamelijk VOCl (gechloreerde koolwaterstoffen). Daarnaast blijkt dat de verontreinigingen in dit gebied vermengd zijn en niet altijd meer goed als losse pluimen te onderscheiden dan wel aan te pakken zijn. Activiteiten die ingrijpen in de ondergrond, zoals bouwputbemalingen en grondwateronttrekkingen voor warmte koude opslag, moeten rekening houden met mobiele verontreinigingen in de ondergrond. Op grond van de Wet bodembescherming mogen deze niet verplaatst worden.
De aanpak en bescherming van de bodem tegen verdere verspreiding van verontreinigingen kan wel doelmatig en uitvoerbaar zijn door een gebiedsgerichte aanpak van het totale gebied waarin zich deze bevinden. Het Beleidskader naar een gebiedsgerichte aanpak grondwaterverontreinigingen in de ondergrond van Utrecht biedt hiervoor een toetsingskader. Zie ook paragraaf 4.6.
Externe veiligheid
Uitgangspunt is dat de stad in ontwikkeling is en daarvoor ruimte nodig heeft. Deze nota gaat in op het beleid van de gemeente Utrecht over de beheersing van risico's als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente Utrecht kiest er daarbij voor om niet wezenlijk af te wijken van de veiligheidseisen die vermeld staan in de risiconormering van de Rijksoverheid. Wel spreekt de gemeente Utrecht zich nadrukkelijk uit over de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (voor beperkt kwetsbare objecten) en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Utrecht respecteert zowel die richtwaarde als die oriëntatiewaarde en zal slechts in bijzondere gevallen afwijken van deze waarden.
De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt, of een risico-ontvanger, zoals een woning, wordt gebouwd.
Daarnaast wordt in deze nota aangegeven op welke wijze Utrecht de veiligheidsrisico's wil beheersen die zij kan beheersen.
De beleidskeuzes ten aanzien van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico hebben geen consequenties voor het plangebied; het plan gaat uitsluitend over bestaande situaties.
Duurzaamheid
De Wro en de gemeente Utrecht streven naar een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Dit houdt in het streven naar een evenwicht tussen people (sociale component), planet (ecologie en milieu) en profit/prosperity (economie), zowel in het hier en nu als daar en later – zonder afschuiving naar andere schaalniveaus en de toekomst. Het bestemmingsplan schenkt aandacht aan de sociale en economische component, aan flora en fauna, water en de milieuthema's lucht, geluid, externe veiligheid en bodem. Duurzaam bouwen completeert dit door zich te richten op de ontbrekende thema's (in het bijzonder ruimtegebruik, gebruik van grondstoffen, gezondheid) en het integrale resultaat, zowel hier en nu als daar en later.
De milieubelasting door bouwen, wonen en werken is te groot. De overheid streeft ernaar deze milieubelasting in 2030 met 95% te verminderen ten opzichte van 1990 en moedigt andere maatschappelijke partijen aan hieraan bij te dragen.
De gemeente heeft in haar Milieubeleid en daaraan gelieerde beleidsplannen en afspraken als Utrecht maakt Nieuwe Energie 'Utrecht CO2-neutraal in 2030', Waterplan, FSC convenant, ambities vastgesteld voor duurzaam bouwen, energie, materiaalgebruik et cetera. In projectplannen moet daar aan voldaan worden.
Duurzaam bouwen beleid in zijn brede betekenis, dus grondstoffen, energie, intensief ruimtegebruik, water, gezondheid/binnenmilieu beschrijven.
Hoewel energie een onderwerp is binnen duurzaamheid/duurzaam bouwen wordt het toch vaak vanwege de specifieke mogelijkheden en relaties in het bijzonder met de omgeving apart benoemd en toegelicht. Met corporaties zijn expliciete afspraken gemaakt over duurzaamheid en woningkwaliteit.
Teneinde opdrachtgevers te stimuleren om over bovengenoemde kwaliteitsaspecten goed na te denken wordt een visie op de toekomstbestendigheid van het bouwinitiatief gevraagd. Vanuit die visie wordt dan verder naar concrete maatregelen doorvertaald en worden ook de ruimtelijk relevante maatregelen en voorzieningen helder.
De kwaliteit van de leefomgeving/(semi-)openbare ruimte wordt sterk bepaald door stedenbouwfysische aspecten als zon/schaduw en windklimaat. Ook stank en spraakverstaanbaarheid bepalen de kwaliteit van de beleving. Daarom is het maken van een windstudie en een zonstudie van belang om beoogde functies in die openbare ruimte (wandelen, recreëren, spelen) overeen te laten komen met de feitelijke kwaliteit. Voorkomen wordt daarmee dat bijvoorbeeld speelplekken voor kleine kinderen op winderige plaatsen wordt geprojecteerd ook tot overmaat van ramp ook weinig zon krijgt.
2.5 Wijkgericht Beleid
Voor een groot deel van het plangebied zijn ruimtelijke visies opgesteld. 'Ruimtelijke visie Overvecht 2004-2020' kan daarbij gezien worden als een overall visie voor een groot deel van het plangebied, slechts de Noordelijke stadsrand valt hier buiten. Op 'De Gagel' en 'De Spoorzone' wordt in een aparte visie ingezoomd. Voor de Noordelijke Stadsrand is de visie Herinrichting Noorderpark beschikbaar.
2.5.1 Ruimtelijke visie Overvecht 2004-2020
De Ruimtelijke visie Overvecht 2004-2020 biedt het ruimtelijk-programmatisch kader voor alle 'fysieke' vernieuwingsplannen in de wijk. Bij de aanpak van een deelgebied of een project kunnen aan de hand van de visie randvoorwaarden en eisen worden geformuleerd waaraan de plannen moeten voldoen.
In figuur 2.1 is voor Overvecht de ontwikkelingsambitie voor 2020 aangegeven. Deze wijkt op een aantal locaties af van de bestaande situatie anno 2004. Het gaat hierbij om plekken waar:
- De randen van de buurten door het toevoegen van bebouwing kunnen worden versterkt;
- Wegen een aantasting vormen voor de eenheid van de buurt of een obstakel vormen voor de wenselijke verbindingen tussen groengebieden;
- De huidige bebouwing onvoldoende het wenselijke contrast tussen raamwerk en buurten accentueert of zich onvoldoende manifesteert als verbijzondering en identiteitsdrager;
- Het groene raamwerk kan worden hersteld door verwijderen van bebouwing.
Figuur 2.1: Ruimtelijke visie Overvecht 2004-2020, Stedenbouwkundige hoofdstructuur Overvecht 2020
De hoofdstructuurkaart geeft de nieuwe grenzen van de buurten en het raamwerk aan. De plekken waar de huidige bebouwing een obstakel vormt in de wenselijke verbinding tussen groengebieden zijn gemarkeerd op de hoofdstructuurkaart (aandachtspunten). Indien er in de toekomst een aanleiding ontstaat om de betreffende bebouwing of wegen te transformeren, zal getracht worden hier de situatie in de wenselijke richting om te buigen.
2.5.2 Wijkactieplan Overvecht (2007)
In het kader van 'Utrecht Vernieuwt' is voor de wijk Overvecht een Wijkactieplan opgesteld.
Om de effectiviteit van de stedelijke vernieuwing in Overvecht te vergroten wordt de focus van de aanpak gelegd op maatregelen die het meest cruciaal zijn voor het realiseren van een trendbreuk in Overvecht. De focus voor dit plan ligt op kinderen tot 12 jaar en hun ouders, omdat de groep kinderen tot 12 jaar als cruciaal wordt gezien voor de toekomst van de wijk. Daarnaast zet de gemeente in op de uitvoering van een integrale vernieuwingsaanpak van twee grote deelgebieden in de wijk in combinatie met een activeringsprogramma en een gerichte interventie op de leefbaarheid van kwetsbare locaties buiten die deelgebieden. Concreet betekent dit:
- Integrale gebiedsontwikkeling in de Gagel en de Spoorzone;
- Voortzetten en uitbouwen van het Programma Doe Mee in Overvecht;
- Intensief beheer in en om de 10-hoogflats buiten de Gagel en de Spoorzone.
2.5.3 Gebiedsvisie Overvecht de Gagel Vernieuwt
Overvecht de Gagel behelst het deel van Overvecht tussen de Carnegiedreef, Einsteindreef, Karl Marxdreef en de Klopvaart. De gemeente en de betrokken corporaties willen het deelgebied Overvecht de Gagel verbeteren en vernieuwen om de huidige en toekomstige bewoners een prettige woonomgeving te bieden. Hiertoe zijn verschillende locaties aangewezen voor herontwikkeling aangewezen.
In Overvecht De Gagel moet een grotere woningdifferentiatie komen voor wat betreft grootte, type, prijs, architectuur en huur of koop, een aantrekkelijke en veilige woonomgeving en een buurt met meer dagelijkse voorzieningen.
Het gebiedsplan maakt het mogelijk om de buurt te transformeren waarbij de aantrekkelijke kanten van de buurt als vertrekpunt worden gehanteerd. Figuur 2.2 geeft inzicht in de oorspronkelijke potientiele (her)ontwikkelingsrichtingen voortvloeiend uit het gebiedsplan. Inmiddels is duidelijk geworden dat sloop van de hoogbouw niet haalbaar is.
Figuur 2.2: Overvecht de Gagel vernieuwt, oorspronkelijke maatregelen
2.5.4 Gebiedsvisie Overvecht Spoorzone vernieuwt
Voor de Spoorzone in Overvecht-Zuid is een gebiedsplan opgesteld. Het gebied wordt begrensd door het spoor, de Brailledreef, de Zamenhofdreef, de Moldaudreef en de Darwindreef.
In het plangebied Spoorzone staan momenteel bijna 4.000 woningen. In de toekomst zal in dit gebied sprake zijn van transformatie middels herstructurering. De bouw van nieuwe woningen, met name grotere woningen in de koopsector, en scholen zullen aangegrepen worden om de buurten een eigen gezicht te geven. In de Spoorzone zal het groen meer variatie krijgen en bovendien een meer ecologische inrichting. Daarnaast zullen de woonbuurten verkeersveiliger gemaakt worden door ze in te richten als 30 km-zone en het doorgaand verkeer uit de woonbuurten te weren. Ook wordt de ambitie uitgesproken de brede wegen van de Molenwieken aan te passen zodat daar makkelijker en veiliger overgestoken kan worden. Figuur 2.3 toont de maatregelen uit het gebiedsplan.
Figuur 2.3: Gebiedsplan Spoorzone, maatregelen
2.5.5 Herinrichting Noorderpark (1995)
De Noordelijke Stadsrand behoort tot het Noorderpark. Voor dit gebied is in 1995 een herinrichtingsplan opgesteld om de aanwezige functies beter tot hun recht te laten komen. De beoogde ontwikkelingen ten aanzien van de wegen, waterlopen en gemalen uit dit plan en de meeste reservaatgebieden zijn de afgelopen jaren al grotendeels gerealiseerd. Het plan is in 2006 op onderdelen herzien.
Het Noorderpark ligt op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi naar de Vecht. Aan de zuidzijde ligt het stedelijk gebied van Utrecht, Maarssen en de Maarsseveenseplassen. De noordzijde wordt begrensd door de Loosdrechtse Plassen.
Het herinrichtingsplan bevat de volgende doelstellingen:
- Verbetering van de verkaveling van agrarische bedrijven door bedrijven te verplaatsen naar een gebied buiten het plangebied;
- Een deel van de "Voorveldse Polder" realiseren als natuurontwikkelingsgebied;
- In aansluiting op de te realiseren boscomplexen in Polder de Gagel (Gagelbos-Oost en Gagelbos-West) is een deel van het plangebied aangeduid als 'te verbeteren reservaatgebied':
- In stand houden en ontwikkelen van de landschappelijke hoofdstructuur van het totale gebied;
- Ontwikkeling van de recreatieve functies in het Gagelbos en de Ruigenhoekse Polder;
- Recreatief medegebruik door de aanleg van wandel- en fietspaden;
- Ontwikkeling van aanvullende recreatieve voorzieningen, zoals picknickplaatsen, kleine parkeerplaatsen en informatiepanelen;
- Verbetering van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.
2.6 Conclusie
Ten aanzien van het plangebied kunnen uit het relevante beleid de volgende conclusies getrokken worden:
- De herstructurering van de wijk Overvecht past binnen het landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Overvecht is één van de vijf aandachtswijken in Utrecht waarop het Grotestedenbeleid (GSB III) zich richt. In deze wijk ligt een grote stedelijke vernieuwingsopgave.
- In de Structuurvisie Utrecht is aangegeven dat voor de woonwijken, zoals Overvecht, de opgave vooral ligt in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende structuren binnen de wijk. Ook wordt in de Visie Wonen 2030 (2003) en Woonvisie 2009-2019 (2009) een groot belang gehecht aan de kwaliteit van de wijken en transformatie van de herstructureringswijken. Lopende processen in het kader van 'Utrecht Vernieuwt' moeten daarom voortgezet worden. Specifiek is voor Overvecht een Wijkactieplan opgesteld, waar met name wordt ingezet op een integrale vernieuwingsaanpak van twee grote deelgebieden in de wijk (De Gagel en Spoorzone).
- De instandhouding, versterking en verdere ontwikkeling van de kwaliteiten van de forten in het plangebied als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie passen binnen het nationaal, provinciaal en gemeentelijk cultuurhistorisch beleid. De forten maken onderdeel uit van de projectenveloppe 'Kraag van Utrecht' waarvoor diverse projecten worden uitgevoerd.
- Naast aandacht voor verstedelijking en cultuurhistorie past de ontwikkeling van de noordelijke stadsrand als groenblauwe structuur (Noorderpark, Ruigenhoek, Gagelbos) binnen het nationaal, provinciaal en regionaal beleid. De ontwikkeling van recreatieve voorzieningen in de stadsrand dragen bij aan de wisselwerking tussen groen, blauw en rood. Specifiek is voor het Noorderpark een herinrichtingsplan opgesteld, waar een combinatie van landbouw-, natuur-, landschap- en recreatiefuncties wordt beoogd.
- Ook de wijk zelf biedt conform het Groenstructuurplan Utrecht kansen voor de ontwikkeling van de groenstructuur in de wijk.
- In het Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 wordt op de vestigingsvoordelen van kantorenlocatie "Overvecht' nabij het treinstation Overvecht gewezen.
- De Detailhandelsnota richt de aandacht met name op de toegankelijkheid van stadsdeelcentrum Overvecht per auto en openbaar vervoer.
- Gelet op de sloop en renovatieprojecten biedt Overvecht mogelijkheden om inhoud te geven aan functiemenging.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de wijk en de noordelijke stadsrand in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies voor het bestemmingsplan geformuleerd. Hierbij wordt ook de opgave voor nader stedenbouwkundig onderzoek geformuleerd. Dit onderzoek is beschreven in hoofdstuk 4. Uiteindelijk leiden de conclusies uit hoofdstuk 3 en het stedenbouwkundig onderzoek uit hoofdstuk 4 tot de uitgangspunten die in het bestemmingsplan worden vastgelegd.
Binnen het plangebied zijn twee deelgebieden te onderscheiden. Het zuidelijke deel bestaat uit het stedelijk gebied en beslaat de woonwijk Overvecht, de Vechtzone en de Hoogstraat en omgeving. Het noordelijk deel bestaat uit landelijk gebied, met de Gageldijk en de noordelijke stadsrand. De ruimtelijke structuur van deze deelgebieden wordt apart beschreven (3.2.2 en 3.2.3).
3.2 Ruimtelijke Structuur
3.2.1 Historie en monumenten
Historie
De ontwikkeling van het plangebied begon met de ontginningen vanaf de Vechtoevers in de twaalfde eeuw. Daarvoor werden diverse weteringen en bedijkingen gemaakt waarvan de Klopvaart en de Klopdijk nog altijd te zien zijn. Ook in het landschap van de noordelijke stadsrand zijn nog duidelijke sporen te vinden van de verschillende ontginningsfasen. Het doel van de ontginningen was om de woeste grond productief en begaanbaar te maken. De ontginningen begonnen vanaf de Vecht, waarbij loodrecht op de Vecht een aantal waterlopen en insteekwegen werden gemaakt. Vanaf een aantal secundaire ontginningsassen vond een vervolg ontginning en vervening plaats. De onderverdeling in blokken is te herkennen aan de verspringende bebouwingslinten en gerende verkaveling. Na ontwatering was het land geschikt voor akkerbouw. Door het gebruik als akkerland veraardde de veengrond en klonk langzamerhand in, waardoor het maaiveld lager kwam te liggen. Hierdoor werden de gronden steeds natter. Uiteindelijk waren deze niet meer geschikt voor akkerbouw en werden in gebruik genomen als weidegrond. Het eerste deel dat ten noorden van de Vecht werd ontgonnen, lag tussen de Hoevedijk of Hoofddijk en de Gageldijk. De Gageldijk werd vervolgens als basis voor de volgende ontginning (slag) gebruikt. De Gageldijk wordt op circa 1275 gedateerd. De kenmerkende slagenverkaveling is nog steeds beleefbaar vanaf de Gageldijk.
Tot de negentiende eeuw speelden de voornaamste ontwikkelingen in dit gebied zich langs het water af. In 1821 werd bij de monding van de Klopvaart Fort Aan de Klop gebouwd dat diende ter verdediging van de achtergelegen Klopdijk. Daarnaast zijn in dezelfde periode Fort Blauwkapel en Fort de Gagel gerealiseerd. De forten en de groepsschuilplaatsen van de Hollandse Waterlinie zijn nu nog belangrijke elementen in het landschap en duidelijk waarneembaar in het landschap. Verderop in de tekst worden deze apart beschreven. Tevens werd in deze periode, in 1860, aan de Vinkenkade tussen de Loevenhoutseweg en Hoogstraat een buurtje met arbeiderswoningen gesticht (Hoogstraat en omgeving). In 1948 kreeg dit een aanvulling met een afgesloten complex met kleine huisjes ten behoeve van de heropvoeding van onmaatschappelijke gezinnen.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog kwam de verstedelijking echt op gang. De bebouwing van de stad Utrecht breidde uit en de Gageldijk werd de rand van het stedelijk gebied. Aan de Gageldijk zijn in die tijd veel kwekers en tuinders terecht gekomen. Deze bedrijven zijn als het ware verdreven naar de stadsrand. Een klein aantal kwekers en tuinders is nog gevestigd aan de Gageldijk. Het tuincentrum Overvecht is uit deze situatie voort gegroeid.
De woonwijk Overvecht is gerealiseerd in de jaren zestig. En de wijk is een typisch product van haar tijd. In de jaren zestig ontstond er een verandering in de manier van denken over de stad. Het idee was om herkenbare buurten te bouwen, die als hechte gemeenschappen werkten. Bewoners konden in deze buurten alle functies vinden die ze nodig hadden. Naast een ruime woning en buurtwinkels waren dat scholen, groenvoorzieningen, kerken en gezondheidszorg. Cruciaal voor deze menselijke stad was de geleding, van woning, naar buurt, naar wijk naar stad. Een tweede aspect dat zorgde voor een verandering van de manier waarop wijken werden gebouwd was dat er in deze naoorlogse periode grote aantallen woningen gerealiseerd dienden te worden. Oude bouwmethoden waren hiervoor niet geschikt. De industrialisatie van de bouw kwam in de jaren zestig goed op gang. Er werden bouwsystemen ontwikkeld met grote van te voren gefabriceerde elementen die op de bouw in elkaar werden gezet. Dit zorgde voor de herhaling van bebouwing en stempels die in Overvecht zijn toegepast.
Overvecht is de grootste naoorlogse stadsuitbreiding van Utrecht en de ideeën over de ideale stad konden hier (in vergelijking tot bijvoorbeeld Kanaleneiland) het zuiverst worden gerealiseerd. De wijk werd ontworpen als een volwaardig stadsdeel met een mix van wonen en voorzieningen (scholen, winkelcentra, ziekenhuis, dienstverlening), werk (kantoren, industrie) en recreatie (zwembad, sportvoorzieningen, parken, groen en begraafplaats). Dit stadsdeel, gemaakt voor 45.000 inwoners, werd opgedeeld in verschillende buurten in het groen. Het groene raamwerk zorgde voor de samenhangende structuur. In dit groene raamwerk was naast groene en recreatieve voorzieningen ook plaats voor veel verschillende maatschappelijke voorzieningen zoals scholen en kerken. Belangrijkste onderdelen van dit raamwerk zijn de twee centrale parken (Park de Watertoren en Park de Gagel) en de centrale as hiertussen (Carnegiedreef/Zamenhofdreef). Overvecht-Zuid en Overvecht-Noord zijn door verschillende ontwerpers opgezet en dit is ook terug te zien in verschillen in de opzet van de buurten. Overvecht-Zuid is ontworpen door architect Wim Wissing en heeft een fijnmazige indeling van zeven buurten. Deze buurten worden stempels genoemd en hebben allemaal min of meer dezelfde opbouw. De stempels worden gescheiden door groene voegen. Overvecht-Noord is ontworpen door stedenbouwkundige Constant Hanekroot en bestaat uit drie grotere buurten rond Park de Gagel. Kenmerkend voor Overvecht is dat alle bebouwing in dezelfde richting staat. Dit komt voort uit de wens om de bebouwing op de zon te oriënteren.
Na de bouw van Overvecht is op allerlei plekken bebouwing toegevoegd. In het groene raamwerk is in de jaren zeventig en tachtig op verschillende plekken bebouwing toegevoegd. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit kleinschalige woonbuurtjes in het groen. In de loop der jaren is, net zoals in veel andere naoorlogse woonwijken, de bevolkingssamenstelling in Overvecht veranderd. Overvecht is een wijk geworden met een grote mix van culturen, inmiddels is circa 50% van de bevolking allochtoon. Er wonen Marokkanen, Turken en in mindere mate mensen van Surinaamse en Antilliaanse komaf. De laatste jaren is er extra aandacht voor de problemen in de wijken. Overvecht, is samen met veertig andere wijken in Nederland, aangewezen als "aandachtswijk" om de leefbaarheid te verbeteren. Hierbij ligt de nadruk op het gebied van wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. Dit heeft gezorgd voor zeer veel plannen en projecten, zowel van sociale als fysieke aard.
In het landelijk gebied ten noorden van de Gageldijk hebben recentelijk twee ontwikkelingen plaats gevonden. In het kader van de landinrichting is in 2009 het recreatiegebied Ruigenhoekse Polder aangelegd ten oosten van de Sint Anthoniedijk. In het westen van het plangebied is het Gagelbos uitgebreid met recreatieve voorzieningen.
Monumenten
Binnen Overvecht, als naoorlogse wijk, zijn weinig elementen uit het verleden behouden gebleven. In de wijk bevindt zich een aantal monumenten en een aantal cultuurhistorische waarden en beeldbepalende elementen. De monumenten bevinden zich voornamelijk langs de oude bebouwingslinten en de forten.
In figuur 3.1 en 3.2 is een overzicht opgenomen van de monumenten in het plangebied.
Rijksmonumenten | Gemeentelijke monumenten | |
Gageldijk 161 - Fort de Gagel | Gageldijk 90 | |
Sluisje bij het fort aan de Gageldijk | Gageldijk 91 | |
Blauwkapel – fortdorp | Gageldijk 92 | |
Fort Blauwkapel | Gageldijk 93 | |
1e Polderweg - Fort de Klop | Gageldijk 94 a | |
Jagerskade ongnr. brugwachtershuisje | Gageldijk 95 | |
Jagerskade 13 | Gageldijk 96 | |
Klopdijk 2 | Jagerskade 4,6 | |
Neckardreef 40 - Watertoren | 1e Polderweg 2 | |
Vechtdijk Hek Rozendael | Vechtdijk 132 | |
Vechtdijk 146 | Vechtdijk 134 | |
Zandpad 2 | Vechtdijk 140 | |
Vechtdijk theekoepel Rozendael |
Figuur 3.1 Monumenten Figuur 3.2 monumenten
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Het plangebied is deels gesitueerd in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze verdedigingslinie is ontstaan vanaf 1815 en diende om de Randstad (inclusief Utrecht) te beschermen tegen vijandelijke aanvallen. Verdedigingslinies vormden tot in de 20e eeuw belangrijke onderdelen van het defensiebeleid. In Nederland bevond zich een twintigtal kleinere en grotere linies. De meeste daarvan zijn in de loop van de tijd geheel of gedeeltelijk verdwenen. Enkele linies, waaronder de Nieuwe Hollandse Waterlinie, zijn nog grotendeels intact. Dit vormt de militair en historisch belangrijkste verdedigingslinie met een lengte van 85 km, die zich uitstrekt van het IJsselmeer tot aan de Biesbosch. Het systeem kenmerkte zich door uitgebreide onderwaterzettingen (inundaties). Om deze inundaties mogelijk te maken, werd een ingenieus waterbouwkundig stelsel aangelegd, bestaande uit inundatiekommen, kanalen, sluizen, duikers, etc. De provincie Utrecht vormde het hart van deze verdedigingslinie. De stad Utrecht nam in de Nieuwe Hollandse Waterlinie op haar beurt weer een centrale positie in.
Om de inundaties goed uit te kunnen voeren en de artillerie een vrij schootsveld te kunnen geven, werd in 1853 de Kringenwet ingevoerd. Rond elk verdedigingswerk werden drie kringen vastgesteld: 300, 600 en 1.000 m. Binnen deze kringen golden strenge regels ten aanzien van bouwwerken, beplanting en dergelijke. Na toestemming mochten wel houten huizen en schuren gebouwd worden. Aan de Gageldijk staan nog twee van deze houten huizen.
Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt het volgende provinciale beleid gehanteerd (provincie Utrecht, 2002):
- het herkenbaar houden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als structurele eenheid met een eigen karakteristiek;
- het herkenbaar en beleefbaar houden van de historisch-functionele relatie tot de verschillende landschapstypen en bestaande structuren;
- het versterken van de strategische zones in de linie als representanten van verdedigingsconcepten en als voorbeelden van inundatiegebieden.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoedlijst.
Binnen het plangebied ligt een aantal inundatiekanalen, een aantal groepsschuilplaatsen en een aantal forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Forten zijn de belangrijkste beeldbepalende en cultuurhistorische elementen van de linie. Het betreft de forten Blauwkapel, de Klop en de Gagel. Hiernaast ligt in de nabijheid van het plangebied Fort Ruigenhoek. Hieronder worden de forten besproken die in het plangebied liggen.
Figuur 3.3 Nieuwe Hollandse Waterlinie
Fort Blauwkapel
Fort Blauwkapel is in 1818-1821 gebouwd en is één van de grootste forten van de linie. Het fort is gebouwd rondom het dorpje Blauwkapel en is hiernaar vernoemd. In eerste instantie bestond het fort alleen uit aarden wallen en grachten. Pas later kwamen er militaire gebouwen. In 1960 verloor het fort zijn functie als verdedigingswerk. In de laatste jaren is het gebied als woonbestemming ontwikkeld met een groen en recreatief karakter. Er is een scoutinggroep gevestigd in de reduit van het fort.
Bij besluit van 4 augustus 1966 is Fort Blauwkapel aangewezen als beschermd dorpsgezicht met als motivatie dat het in 1818 in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot fortificatie gemaakte dorpje onder de versterkte plaatsen een bijzonder plaats inneemt, aangezien de militaire bestemming de dorpskern in vrijwel ongerepte toestand bewaard heeft'. De grenzen van het beschermde dorpsgezicht werden gelegd aan de buitenrand van de fortgracht. Uit de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht vloeit voort dat het moet worden beschermd in een bestemmingsplan.
Verder is Blauwkapel in 1967 in zijn geheel aangewezen als Rijksmonument. Ook drie gebouwen binnen het Fort hebben een status als rijksmonument.
Fort De Gagel
Fort De Gagel maakt deel uit van de eerste linie van forten uit de Nieuw Hollandse Waterlinie. Het fort dateert uit 1819. Het oorspronkelijk sobere fort kreeg in 1851 een (vierkant) stenen wachthuis, en in 1878 een grote bomvrije kazerne van twee verdiepingen en een munitiebergplaats. In de 20e eeuw is tijdens de mobilisatieperiode 1914-1918 een stelsel van loopgraven en schuilplaatsen buiten het fort aangelegd. De loopgraven zijn naderhand opgeruimd, maar de reeks groepsschuilplaatsen (schuilbunkers) is nog in het landschap aanwezig. In de mobilisatieperiode 1939-1940 zijn opnieuw tientallen betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd, waarvan er enkele in het plangebied zijn gesitueerd. Op Fort De Gagel zijn bijvoorbeeld drie betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. In 1960 is het fort (evenals de andere forten) als verdedigingswerk opgeheven.
Fort de Gagel zal de komende jaren worden ontwikkeld. Het fort moet een toegangspoort gaan vormen voor het Noorderpark.
Fort Aan de Klop
Fort Aan de Klop is een verdedigingswerk aan de rivier de Vecht en werd aangelegd in 1819. Het fort werd gebouwd op een bijzondere strategische ligging ter bescherming van de stad Utrecht. Het fort bestond aanvankelijk uit niet meer dan een eenvoudige rechthoekige aarden wal, omringd door een natte gracht. In 1848 tot 1849 werd het fort aanzienlijk vergroot en kreeg het de vorm van een onregelmatige rechthoek met aan de noordzijde inspringende fronten. De gracht rondom het fort staat via een sluisje in verbinding met de Vecht. Indirect is er ook een verbinding met de Klopvaart, het oorspronkelijke inundatiekanaal. Dit kanaal moest er voor zorgen dat het Vechtwater, tijdens een mobilisatieperiode, in de 'kommen' van het veenweidenlandschap achter Fort De Gagel kon komen.
Op het fort zijn inmiddels diverse recreatieve functies ontwikkeld (camping, een theehuis en een herberg).
Geschiedenis Klopvaart
De Klopvaart en de daarnaast liggende dijk (westzijde) zijn in de 12e eeuw gegraven voor de veenontginning van het gebied. Vanaf 1815 kreeg de Klopvaart er naast zijn civiele functie ook een militaire functie bij. De vaart ging namelijk dienen als inundatiekanaal. In de militaire genieregisters wordt dan ook geschreven over het "Inundatiekanaal de Klopvaart (genieregister: HUA, toegangsnummer 563 inventarisnummer 3). Zodoende werd in 1815 de weg langs de Klopdijk verhoogd tot een inundatiekade. Zestig jaar later in 1875 werd de Klopvaart verdiept en de inundatiekade of Klopdijk verhoogd. Bovendien werd er toen een uitlozingskanaal gegraven dat via een doorlaatsluis in verbinding stond met de Vecht. Dit alles gebeurde onder het toeziend oog van kolonel Vaillants en de civiel ingenieur Brants. In het genieregister is het volgende geschreven bij het jaar 1885. 'De Klopvaart strekt als uitwatering van de Achttienhovense polder uit de Singelgracht van het Fort de Gagel waardoor zij in verbinding staat met de Gagelwetering en Kerkeindse Vaart naar de Vecht en is van dien boezem als polderwetering afgesloten door een schutsluis gesticht in 1885, ter vervanging van het vroeger bestaande polderschut door de Heemraadschappen van Achttienhoven en Westbroek.
Aanleg schutsluis
In 1885 werd een schutsluit aangelegd. In het archief van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is een bericht bewaard gebleven dat handelt over de aanleg van deze sluis. De aanleg is problematisch geweest. Ten eerste waren er enige problemen tussen de verschillende waterschappen en de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Ten tweede waren er bezwaren vanuit het Ministerie van Oorlog. Allereerst wenste de Waterschappen Achttienhoven en Westbroek een schutsluis te bouwen in de kleine kring van Fort aan Klop. Dit was alleen toegestaan wanneer het Ministerie van hiervoor toestemming verleende, zie ook in de bijlagen onder de kop Kringwet 1853. Uit de verschillende brieven tussen beide partijen blijkt dat de het verlenen van de vergunning nogal wat tijd kostte. Uiteindelijk, na enkele maanden, verleende het Ministerie van Oorlog de vergunning om te mogen bouwen. Maar, dan moest de schutsluis wel worden voorzien van sponningen om schotbalken in te laten zakken. Overigens werden deze betaald door het Ministerie van Oorlog.
Schutsluis en NHW
Aangezien het Ministerie van Oorlog nogal betrokken werd bij de aanleg van de schutsluis, noodzakelijkerwijs, is het interessant om de rol van deze sluis in relatie te brengen tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Zoals eerder werd geschreven, lag de schutsluis in het Inundatiekanaal de Klopvaart. Via dit kanaal was het mogelijk om de derde kom te inunderen. Voor het inunderen was de schutsluis van groot belang, ondanks de aanwezigheid van de doorlaatsluis iets verder in de Vechtdijk die eigendom was van het Ministerie van Oorlog. Duidelijk is dat de schutsluis naast een civiele functie ook van groot militair belang was. Het Ministerie van Oorlog was dan ook gemachtigd in geval van oorlog of dreiging tot oorlog gebouwen te vorderen en dus ook sluizen. Dit laatste gebeurde in de maanden november 1939 en april en mei van het jaar 1940. Op last van het Ministerie van Oorlog moest de sluiswachter, in dienst van de waterschappen, meewerken aan de inundatie van de derde kom. Overigens ontving de sluiswachter hier een vergoeding voor!
Een bijzonder detail in deze is dat in geval van oefening door het Ministerie van Oorlog de eigenaar van de schutsluis toestemming moest geven. In relatie tot de Nieuwe Hollanse Waterlinie wordt het volgende opgemerkt. Allereerst is er Fort aan de Klop en een tweede element is het waterwerk iets verder in de Vechtdijk, dat gebouwd werd door het Ministerie van Oorlog.
Fort aan de Klop werd rond 1820 aangelegd. Toen bestond het fort uit niet meer dan een eenvoudige rechthoekige aarden wal, omringd door een natte gracht. Halverwege de 19de eeuw wordt het fort aanzienlijk vergroot. Fort Aan de Klop krijgt de vorm van een onregelmatige veelhoek met aan de noordzijde inspringende fronten. Volgens het genieregister had Fort aan de Klop de volgende taken: "diende het fort om het Fort de Gagel te flankeren, de Klopvaart met hare inlaatmiddelen uit de Vecht en de kade er langs te beschermen, eventueel vuur te brengen op het aanvankelijke niet geïnundeerde terrein ten oosten van de Klopvaart en voor het geval dat de vijand benoorden het fort, b.v bij de Maarsseveense droogmakerij mocht zijn doorgebroken, den Groeneweg, den rechter Vechtdijk en het daartusschen achter het inundatie gelegen terrein te bestrijken en zoo den toegang naar Utrecht te verdedigen.".
Het tweede element was de doorlaatsluis A. Volgens het op 28 mei 1875 goedgekeurde contract onder 51 G werden de Klopdijk verhoogd, de Klopvaart verdiept, een uitlozingskanaal van die vaart naar de Vechtdijk gegraven en de doorlaatsluis in de rechter Vechtdijk en de Brug B in de Klopdijk gemaakt. Al dit werk werd in april 1876 opgeleverd.. In de archieven zijn nog de tekeningen en bijbehorende beschrijving bewaard gebleven, maar wij weten helaas nog niet wat de precieze taak was van het uitlozingskanaal en de doorlaatsluis. Vermoedelijk diende het uitlozingskanaal om de inundatie op peil te houden en het teveel aan water kon dan via de doorlaatsluis geloosd worden in de Vecht.
Conclusie
In het bestemmingsplan wordt geen aanvullende regeling opgenomen ten aanzien van Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Deze gebouwen worden beschermd via het spoor van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening.
Wat betreft de Nieuwe Hollandse Waterlinie is het uitgangspunt om deze waardevolle structuur te handhaven. Aangezien de grens van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ruwweg overeenkomt met de stadsgrenzen (de rode contour), kan gesteld worden dat deze waarde reeds is beschermd. Voor forten Blauwkapel en de Klop zijn recent actuele bestemmingsplannen opgesteld. Uitgangspunt van onderhavig bestemmingsplan is dat de bestaande beschermende regeling voor onderhavig bestemmingsplan wordt overgenomen uit deze nog zeer actuele vigerende regelingen. Hierbij geldt als aandachtspunt dat het Fort Blauwkapel binnen de regeling voor een beschermd stadsgezicht valt. In de beschermde stadsgezichten is de regeling met name gericht op het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende, structuur en ruimtelijke kwaliteit. In onderhavig bestemmingsplan is op het fort een dubbelbestemming gelegd ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.
Een belangrijke waarde in de noordelijke stadsrand is de openheid van het landschap als gevolg van de voor dit landschap kenmerkende slagenverkaveling. Daarnaast is ook het bebouwingslint aan de Gageldijk als oude ontginningsbasis en als onderdeel van de hoofdweerstandslijn (NHW) van belang. Uitgangspunt in dit bestemmingsplan is om deze landschappelijke en cultuurhistorische waarden zo veel mogelijk te beschermen.
Een procedure voor het beschermen van de totale Nieuwe Hollandse Waterlinie is in voorbereiding bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
3.2.2 Woonwijk Overvecht
Inleiding
De woonwijk Overvecht is opgezet als een moderne tuinstad volgens het principe van de open stedenbouw. Dit betekent dat de woonwijk niet zoals grote delen van Utrecht bestaat uit bouwblokken met woningen gescheiden door woonstraten en duidelijk afgebakende parken. In Overvecht bestaat de bebouwing uit stroken bebouwing die op allerlei manieren in de ruimte is geplaatst. Het groen is niet beperkt tot parken maar omringt de bebouwing. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat de manier waarop de traditionele woonwijken van Utrecht worden bestemd, niet altijd goed is toe te passen in Overvecht. Een gebouw kan bijvoorbeeld meer dan één voorkant hebben doordat het midden in de ruimte staat. Deze verregaande vermenging van groen en bebouwing en de confrontaties tussen achterzijden van woningen en het openbaar gebied vraagt om een specifieke manier van bestemmen. Voor dit bestemmingsplan is daarom uitvoerig onderzocht wat de bestaande kwaliteiten van Overvecht zijn en worden een aantal onderzoeksvragen benoemd. In hoofdstuk 4 wordt het stedenbouwkundig onderzoek dat voor deze specifieke opgaven is gedaan beschreven.
Raamwerk
Binnen de woonwijk Overvecht wordt een onderscheid gemaakt tussen het (groene) raamwerk en de buurten. Het raamwerk is de belangrijkste hoofdstructuur van Overvecht. Dit raamwerk bestaat niet alleen uit groene functies zoals parken en plantsoenen, maar ook hoofdwegen en voorzieningenclusters maken onderdeel uit van het raamwerk. Deze wegen en voorzieningen worden omgeven door groen en geven daarmee Overvecht een eigen identiteit. Het raamwerk is de belangrijkste publieke ruimte van de wijk. Dit is de plaats waar mensen elkaar ontmoeten tijdens het recreëren, het winkelen en het bezoeken van verschillende voorzieningen. Het raamwerk zorgt voor de samenhang binnen de wijk. Het is een fijnmazig netwerk dat zich over de gehele wijk vertakt. Het groen is daardoor nooit ver weg. Doordat in het groen ook hoofdwegen en voorzieningen liggen is de afbakening van het raamwerk niet zo helder als bij een traditioneel stadspark met een hek eromheen. Ook de begrenzing tussen het raamwerk en de buurten is geen harde lijn, maar een rustige overgang van park, naar buurtplantsoen, naar achtertuin.
Het raamwerk is niet alleen voor Overvecht belangrijk, maar takt ook aan op de hoofdstructuur van de stad. In het zuidwesten sluit het raamwerk aan op de Vechtzoom en in het noordoosten op het Noorderpark. Fysieke verbindingen naar deze groene gebieden zijn voor deze relaties zeer belangrijk. Met name de noordelijke randweg vormt een barrière voor recreanten. Het raamwerk heeft niet één beeldmerk, maar bestaat uit verschillende onderdelen. Deze onderdelen worden hieronder benoemd en kort beschreven.
Parken
Park de Gagel en Park de Watertoren zijn de belangrijkste groengebieden van de wijk. De parken liggen centraal in de wijk en de uitlopers verbinden de parken met de rest van het raamwerk. Beide parken bieden ruimte voor verschillende functies zoals speelplaatsen en kinderboerderij. Park de Gagel wordt gekenmerkt door een slingerende padenstructuur, besloten beplanting en een heuvel. Park de Watertoren wordt gedomineerd door een singelstructuur, met grote waterpartijen. De watertoren is hierin een belangrijke blikvanger. Het park bestaat voor een groot deel uit grote velden omgeven door bomen. Een deel van het park heeft een meer landschappelijke inrichting. Figuur 3.4: Onderdelen raamwerk
Figuur 3.5 Park de Watertoren
Figuur 3.6 Park de Gagel
Einsteindreef en Carnegiedreef/Zamenhofdreef
De Einsteindreef en de Carnegiedreef/Zamenhofdreef zijn belangrijke verkeersverbindingen, die een heel groen uiterlijk hebben (zogenaamde parkways). De Einsteindreef maakt deel uit van het stedelijke wegensysteem en is dus een drukke weg. De ligging van het winkelcentrum Overvecht aan deze weg is een belangrijk gezicht voor de wijk naar buiten. De groene uitstraling van de middenbermen en plantsoenen langs de woningen zorgen voor het specifieke karakter van de Einsteindreef.
De Carnegiedreef/Zamenhofdreef vormt de centrale as in Overvecht en maakt de verbinding tussen de twee parken. Deze weg heeft (deels) een functie voor de auto, maar is daarnaast een belangrijke verbinding binnen de wijk voor voetgangers en fietsers. De weg wordt gekenmerkt door een imposante laanbeplanting en een doorgaande groene middenberm.
Klopvaart en Spoorzone
De Klopvaart en de Spoorzone zijn groene verbindingen met een rustig karakter. De groene gebieden hebben een rol als uitloopgebied vanuit de buurten en vormen een verbinding van de stad naar buiten. De Klopvaart is een inundatiekanaal van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De groene oevers van het kanaal hebben een parkachtige inrichting. Aan de noordwestzijde ligt een doorgaand fietspad met een bomenrij.
De Spoorzone bestaat uit groengebieden tussen de spoorlijn Utrecht-Amersfoort en de bebouwing van Overvecht. De groenzone bestaat voor een groot deel uit water en wordt doorbroken ter plaatse van station Overvecht.
Groene voegen
De groene voegen zijn kleine groene verbindingen in Overvecht-Zuid tussen verschillende onderdelen van het raamwerk. Deze groene voegen liggen tussen de buurtjes/stempels van Overvecht-Zuid. De groene voegen hebben voornamelijk een verbindingsfunctie voor wandelaars en fietsers. De inrichting bestaat uit plantsoenen met bomen.
Vechtzoompark
Het Vechtzoompark ligt tussen de Vecht en Overvecht. Aan de zijde van de Vecht ligt de oude lintbebouwing langs de Vecht. Aan de zijde van Overvecht staat een reeks grote gebouwen (zorgcomplexen). Het park wordt gekenmerkt door slingerende padenstructuur en veel beplanting.
Groenzone langs noordelijke rondweg
Aan de noordoostzijde ligt, op de meeste plekken, een groenzone tussen Overvecht en de noordelijke rondweg. Deze groenzone zorgt ervoor dat de wijk op afstand van de weg ligt en heeft daarmee een belangrijke afschermende werking. Daarnaast is deze zone een route voor fietsers en wandelaars.
Bebouwing in het raamwerk
In het raamwerk verspreid liggen verschillende voorzieningenclusters. Het zijn vooral maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken en recreatieve voorzieningen. Deze functies zorgen voor levendigheid in het raamwerk. In het verleden is daarnaast op verschillende plaatsen in het raamwerk bebouwing toegevoegd die de verbindende functie van het raamwerk doorbreekt en die geen publieke functie heeft. Deze bebouwing verstoort het functioneren van het raamwerk.
Winkelcentrum Overvecht
Het winkelcentrum neemt een centrale plaats in het raamwerk in. Door de centrale locatie en de grote aantrekkingskracht op mensen uit zowel Overvecht als omliggende gebieden vormt het een belangrijke publieke plek in het raamwerk. Er zijn plannen om de relatie van het winkelcentrum op de omgeving te verbeteren en het winkelcentrum uit te breiden.
Conclusie
Het raamwerk vormt de belangrijkste hoofdstructuur van Overvecht en biedt ruimte aan groen, verkeer en voorzieningen. Een vitaal raamwerk, met ruimte voor recreëren, natuur, winkelen en ontmoeten is belangrijk voor Overvecht. Om het raamwerk goed te laten functioneren en te beschermen is het nodig het raamwerk te begrenzen en te onderzoeken welke functies binnen de bestaande bebouwing wenselijk zijn. Ook moet onderzocht worden welke bebouwing storend is en hoe hier in het kader van het bestemmingsplan mee om moet worden gegaan.
Buurten
De buurten liggen in het raamwerk. Wonen is de hoofdfunctie binnen de buurten. In Overvecht is het wonen opgedeeld volgens het principe laagbouw, middelhoog en hoogbouw. De laagbouw woningen bestaan uit eengezinswoningen en de middel- en hoogbouw bestaat uit appartementen. De opzet van de buurten is verschillend in de verschillende onderdelen van Overvecht. Er is een onderscheid te maken tussen Overvecht-Zuid, Overvecht-Noord en de Klopvaartbuurt. Deze gebieden hebben allen een samenhangende structuur en worden hierna toegelicht.
Twee buurten binnen het plangebied hebben een geheel eigen opzet en structuur (mede door een andere ontstaansgeschiedenis). Aangezien deze buurten een heel andere ruimtelijke opzet kennen dan Overvecht worden deze buurten apart beschreven aan het einde van deze paragraaf. Figuur 3.7: Ligging buurten
Overvecht-Zuid
Overvecht-Zuid bestaat uit zeven buurten rond Park de Watertoren. Onderling worden de buurten van elkaar gescheiden door brede parkstroken (groene voegen). De buurten van Overvecht-Zuid hebben allemaal eenzelfde opbouw en zijn als “stempels” herhaald. Elk woonbuurtje is als het ware een “stempel”, die ligt in het groene raamwerk. De hoofdopzet is steeds hetzelfde, maar de invulling varieert per stempel. Elke stempel heeft de volgende deelgebieden:
- De hoeksteen.
- De velden.
- Het plein.
- De molenwiek.
De hoeksteen, die telkens in de noordelijke hoek ligt, is het hoogste deel. Deze hoeksteen is van veraf te zien en als het ware het gezicht van de stempel naar buiten. De hoeksteen bestaat uit hoogbouw appartementen rond een groen binnenhof. De velden zijn kleine buurtjes met een samenhangende structuur. De velden bestaan ofwel uit appartementen (middelhoogbouw) ofwel uit laagbouw. Samen omsluiten velden en hoeksteen het centraal gelegen plein. Het plein is (over het algemeen) gereserveerd voor bijzondere functies. De molenwiek tenslotte bestaat uit de straten die tussen de verschillende deelgebieden lopen. Deze straten hebben samen de vorm van de wieken van een molen en zijn de toegangen tot de buurt. De bebouwing van Overvecht-Zuid staat (vrijwel) allemaal in dezelfde richting.
Figuur 3.8: Overvecht-Zuid
Overvecht-Noord
Overvecht-Noord bestaat uit drie relatief grote buurten rond Park de Gagel. De bebouwing in Overvecht-Noord is gesitueerd langs belangrijke structuren in de buurt. Hierbij is de ringweg een belangrijke weg die alle buurten aan elkaar rijgt. Deze ringweg loopt dwars door de rechtlijnige structuur van de buurten heen waardoor hier specifieke ruimtes ontstaan. Langs de ringweg bevindt zich veel middelhoogbouw en verschillende voorzieningen zoals winkelcentra De Klop en Gagelhof. Ook de hoogbouw is gesitueerd langs lijnen (in dit geval op wijkniveau), zoals bijvoorbeeld de twee zorgcomplexen langs het Vechtzoompark. Verder hebben de drie buurten een eigen opzet. Het deel ten zuiden van de Carnegiedreef kent een opbouw waarbij de woningen rond een serie hoven is gesitueerd. De bebouwing is in tegenstelling tot Overvecht-Zuid minder duidelijk verdeeld over aparte buurtjes. De bebouwing van Overvecht-Noord staat wel (vrijwel allemaal) in dezelfde richting als Overvecht-Zuid.
Figuur 3.9: Overvecht-Noord
Klopvaartbuurt
De Klopvaartbuurt maakt officieel geen deel uit van Overvecht en is ook pas later gerealiseerd. De relatief smalle strook tussen de Klopvaart en de Franciscusdreef is op een eenduidige wijze opgezet. De bebouwing staat in tegenstelling tot Overvecht-Zuid en –Noord in de richting van de Klopvaart (en deels de Franciscusdreef). De langgerekte structuur van de buurt heeft er ook voor gezorgd dat de onderdelen van de buurten een langgerekte structuur hebben. Langs de Franciscusdreef ligt de hogere bebouwing.
Bebouwingsopzet buurten
In bovenstaande buurten is een duidelijk onderscheid te zien tussen de laag-, middel- en hoogbouw. De belangrijkste kenmerken gelden voor de drie buurten en worden hieronder beschreven.
Hoogbouw
De hoogbouw in Overvecht is gesitueerd langs lange lijnen op de schaal van de wijk. Deze lijnen zijn bijvoorbeeld de randen van de wijk, de hoofdontsluitingswegen en langs het raamwerk. De lijnen worden hieronder beschreven.
- Langs het Vechtzoompark vormt een hoogbouwlijn de begrenzing van de wijk aan de zijde van de Vecht (onderdelen: zorgcomplexen en het ziekenhuis).
- De Carnegeiedreef/Zamenhofdreef is de centrale as van Overvecht, deze lijn wordt aan beide zijden begeleid door hoogbouw.
- In Overvecht-Zuid staat de hoogbouw in een lijn langs Park de Watertoren.
- Aan de zijde van de noordelijke rondweg staat de hoogbouw in een lijn die min of meer evenwijdig loopt aan de weg.
- In Overvecht-Noord wordt Park De Gagel begeleid met hoogbouw.
De hoogbouw in Overvecht bestaat voor het grootste deel uit schijfvormige woongebouwen. Deze woongebouwen zijn vrijwel allemaal portieketageflats van tien lagen hoog. De meeste flats hebben een half verdiepte eerste laag ten behoeve van bergingen. Karakteristiek aan deze gebouwen is dat zij ruimtes kunnen vormen die fungeren als een soort binnenhof. Daarnaast vormt de reeks aan de noordzijde van de Carnegiedreef/Zamenhofdreef een markant beeld voor Overvecht, waarbij de hoogbouw haaks op de weg staat.
De "experimentele woningbouw" vormt een heel specifiek hoogbouwtype dat als losse bebouwing in Park de Gagel is gesitueerd.
Figuur 3.10: Hoogbouw
Middelhoogbouw
De middelhoogbouw vormt in bouwhoogte de verbinding tussen de hoogbouw en de laagbouw. De middelhoogbouw is met name belangrijk voor de samenhang binnen Overvecht en de oriëntatie aangezien veel middelhoogbouw is gesitueerd langs buurtontsluitingswegen. De middelhoogbouw bestaat uit appartementen en heeft over het algemeen vier lagen. De begane grond is een combinatie van entreehallen, woningen, bergingen en garageboxen. De woningen op de begane grond hebben veelal een tuin grenzend aan de openbare ruimte. Deze voortuinen worden door bewoners vaak als achtertuin gezien en met schuttingen omheind. Dit heeft grote impact op de kwaliteit van de openbare ruimte. Binnen de middelhoogbouw zijn twee categorieën te onderscheiden, namelijk middelhoogbouw die vrij staat in de ruimte (alzijdige oriëntatie) en middelhoogbouw rond een bouwblok (éénzijdige oriëntatie). Bij middelhoogbouw rond een bouwblok is wel een duidelijk onderscheid tussen voortuinen en achtertuinen.
Figuur 3.11: Middelhoogbouw
Laagbouw
Overvecht heeft voor een naoorlogse wijk een grote hoeveelheid laagbouw woningen. Deze vormen een aantrekkelijk woonmilieu en een belangrijke kwaliteit voor Overvecht. De laagbouwwoningen bestaan uit eengezinswoningen met over het algemeen een voor- en een achtertuin. De woningen zijn zowel in particulier als in coöperatie bezit. Oorspronkelijk had de laagbouw een collectief bebouwingsbeeld (alle woningen zagen er hetzelfde uit). Doordat bewoners in de loop der tijd aanpassingen hebben aangebracht krijgen de laagbouw woningen steeds meer een individueel uiterlijk. De open verkavelingen zorgen voor kwetsbare aansluitingen op plaatsen waar openbaar gebied en privé-tuinen samenkomen (zie voor voorbeelden paragraaf 4.1).
Figuur 3.12: Laagbouw
Overige bebouwing in de buurten
De buurtvoorzieningen (scholen, kerken e.d.) liggen verspreid over de buurten. Het gaat veelal om kleinschalige gebouwen van één of twee lagen met buitenruimte rondom. De kwaliteit van de scholen is dusdanig slecht dat alle scholen de komende jaren vervangen zullen moeten worden door nieuwbouw. De zorgcomplexen zijn over het algemeen grote complexen, veelal met een hoogbouw deel. Deze liggen allemaal aan de rand van de buurten en grenzen aan het raamwerk.
De ligging van veel van de voorzieningen op centrale plaatsen in de buurten maakt dat deze bebouwing zeer belangrijk is voor Overvecht.
Conclusie
Overvecht heeft een zeer specifieke opbouw van buurten. Binnen die buurten is een onderscheid te maken tussen hoogbouw, middelhoogbouw, laagbouw en overige bebouwing. Deze verschillende types hebben elk hun eigen kwaliteiten en vragen om een specifieke regelgeving. Er zal onderzocht moeten worden hoe de kwaliteiten kunnen worden beschermd. Het gaat dan met name om aspecten die samenhangen met de open stedenbouw die hier is toegepast, zoals het waarborgen van de groene woonomgeving bij tuin- en erfregelingen en de mogelijkheden voor uitbreidingen.
Overige buurten
Hoogstraat en omgeving
De Hoogstraat en omgeving hoort wat bebouwingsstructuur bij de meer traditionele wijken aan de overzijde van het spoor. De buurt kent in tegenstelling tot de rest van Overvecht wel een structuur van gesloten bouwblokken. Waarbij het stratenpatroon min of meer is gebaseerd op de historische verkaveling. De buurt kent een tweedeling, met aan de Vechtzijde bebouwing uit het tweede deel van de negentiende eeuw en ten noorden hiervan bebouwing uit het tweede deel van de twintigste eeuw. Het zuidelijke deel bestaat uit gesloten bouwblokken die zijn bebouwd met individuele panden. Hier is een grote variatie aanwezig van bouwhoogte, kapvormen en architectuur. Het noordelijke deel is projectmatig van opzet en bestaat uit rijtjes met steeds dezelfde woningen.
Conclusie
Aangezien de Hoogstraat en omgeving een traditionele opzet heeft kan worden aangesloten bij de wijze van bestemmen in recent vastgestelde bestemmingsplannen.
Bebouwing langs de Vecht
De Vecht is al van oudsher een bebouwingslint met veel cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Langs de oever zijn vooral vrijstaande woningen te vinden op grote kavels. Op een aantal plekken bevinden zich langs de Vecht bijzondere functies, zoals een Joodse begraafplaats en een partycentrum.
De kwaliteit van de bebouwing langs de Vecht wordt naast de historisch waardevolle bebouwing met name bepaald door de landschappelijke inrichting. Waardevol in dit geval is het groen in het park, de sloten die de kavels afschermen van het park en het vele groen in privé-tuinen. De bebouwing is in hoge mate ondergeschikt aan het groen.
In het water liggen vrijwel langs de gehele oever woonboten en prostitutie boten. Voor de woonboten is het Woonbotenbeleid opgesteld, met randvoorwaarden voor boten en oevergebruik. De tuinen van de woonboten liggen vrijwel tot aan de weg en zijn op een aantal plaatsen omheind met hoge erfafscheidingen. Dit zorgt ervoor dat er minder goed doorzicht is over de weg en dat de schrikstrook langs de weg is verdwenen.
Conclusie
Langs de Vecht bevindt zich veel cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, behoud van de cultuurhistorische waarden is uitgangspunt. Daarnaast is het groen (zowel privaat als publiek) een belangrijke kwaliteit. In de tuin- en erfregelingen zullen specifieke regels worden opgenomen om dit te behouden.
Voor de bestemming van de woonboten (en het oevergebruik) wordt aangesloten op het Woonbotenbeleid. De prostitutieboten worden positief bestemd.
3.2.3 Noordelijke stadsrand
Binnen de noordelijke stadsrand is onderscheid te maken tussen het bebouwingslint van de Gageldijk en het landelijk gebied ten noorden van de Gageldijk.
Landelijk gebied
De noordelijke stadsrand maakt deel uit van het Noorderpark, wat de overgang vormt van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi naar de Vecht en het Vechtplassen gebied. Het landelijk gebied van de noordelijke stadsrand behoort tot een grootschalig weidegebied met opstrekkende verkaveling. De verkaveling en een aantal belangrijke ontsluitingswegen staan haaks op de Vecht. In dit gebied is de openheid kenmerkend. De zichten van de stadrand van Utrecht richting bosranden en Hilversum zijn uniek. Het plangebied beslaat het meest zuidelijke deel van het open weidelandschap. Door de aanwezigheid van recreatievoorzieningen, forten en moerasbossen heeft het gebied een minder grootschalig karakter dan het weidegebied richting het noorden.
Het huidige gebruik van de noordelijke stadsrand is voor een deel agrarisch en voor een deel voor recreatie. Voor recreatie zijn het noordwesten en het oosten van het landelijk gebied in gebruik. Het gebied daar tussen in is vooral agrarisch van aard. De landbouwkundige situatie, het watersysteem en de wijze van ontginnen zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van natuurwaarden. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van natte bossen (veenweidebos) en de waarde van het gebied voor weidevogels.
Bebouwingslint
Het oude ontginningslint de Gageldijk loopt vanaf het R. Kochplein in het oosten tot aan fort De Gagel in het noordwesten. De Gageldijk is een typische stadsrand zone. De agrarische functie neemt steeds meer af, om plaats te maken voor wonen en daarnaast allerlei stadsrandfuncties (zoals garagebedrijven, hovenier, manege en volkstuinen). Het lint bestaat uit grote kavels die worden ontsloten vanaf de Gageldijk. De bebouwing langs het lint heeft een heel gemengd karakter. Er staan voormalige boerderijen (waarvan enkele een monumentale status hebben) met vrijstaande bijbehorende bouwwerken en karakteristieke erfbeplanting. Daarnaast staan er ook een aantal kleinere woonhuizen op kleinere erven.
Uitgangspunt is dat het lint enerzijds zijn landschappelijke kwaliteiten behoud en anderzijds ruimte is voor verdere transformatie.
Belangrijke landschappelijke kwaliteiten zijn:
- Het dwarsprofiel van de Gageldijk. Dat bestaat uit een smalle rijbaan met aan weerszijden een grasberm, laanbeplanting, geflankeerd door een sloot aan de noordzijde tussen de Gageldijk en de bebouwing.
- Doorzichten vanaf de Gageldijk tussen de bebouwing naar het open landschap, belangrijk hierbij zijn de open gaten in het lint en de doorzichten langs de vele sloten.
- Zichtlijnen op belangrijke elementen zoals forten en groepsschuilplaatsen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
- Dominante hoofdgebouwen met ondergeschikte vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
- De heldere slotenstructuur.
De ligging aan de Noordelijke randweg maakt dat vanwege geluidhinder van de weg geen nieuwe woningen mogelijk zijn langs de Gageldijk. Daarnaast is het vanwege de landschappelijke kwaliteiten ook niet wenselijk om het lint te verdichten. Aangezien de woningen op zeer grote percelen zijn gesitueerd zijn ruime mogelijkheden voor erfbebouwing wel wenselijk. Bij de regelgeving zijn hierbij de landschappelijke kwaliteiten het uitgangspunt.
Conclusie
Uitgangspunt voor het landelijk gebied is het zo veel mogelijk behouden van de openheid van het landschap en van de smalle en van oorsprong lange percelen begrensd door sloten en de daarmee samenhangende verkavelingsrichting. Om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bebouwingslint langs de Gageldijk te beschermen is het uitgangspunt om het dwarsprofiel van de Gageldijk zo veel mogelijk in stand te houden. Daarnaast worden ook de doorzichten naar het achterliggende landschap en belangrijke elementen zoals de groepsschuilplaatsen van de Hollandse Waterlinie zo veel mogelijk beschermd.
Voor een deel kan het bestemmingsplan inspelen op deze kenmerken, voor een deel zal ook met behulp van andere instrumenten, zoals het welstands- en groenbeleid, hiermee rekening moeten worden gehouden.
De ligging aan de Noordelijke randweg maakt dat vanwege geluidhinder van de weg geen nieuwe woningen mogelijk zijn langs de Gageldijk. Daarnaast is het vanwege de landschappelijke kwaliteiten ook niet wenselijk om het lint te verdichten. Aangezien de woningen op zeer grote percelen zijn gesitueerd zijn ruime mogelijkheden voor erfbebouwing wel wenselijk. Bij de regelgeving zijn hierbij de landschappelijke kwaliteiten het uitgangspunt.
3.3 Functionele Structuur
3.3.1 Wonen
Bevolking
De bevolkingssamenstelling van Overvecht is in de loop van de jaren sterk veranderd. De wijk verjongt en verkleurt. Daarbij zijn er vooral kwetsbare mensen de wijk binnen gekomen. Het inwoneraantal van Overvecht bedraagt 31.180. De wijk kent een hoog aandeel 55-plussers (26%). De afgelopen jaren heeft er net als in de rest van de stad, verjonging plaatsgevonden. Maar het aandeel ouderen blijft in Overvecht nog wel ruim boven het stedelijk gemiddelde (18%). De prognose is dat het aandeel 55-plussers in Overvecht verder af zal nemen, maar dat het aandeel hoger zal blijven dan in andere wijken.
De overige leeftijdscategorieën in Overvecht komen redelijk overeen met het stedelijk gemiddelde. Dat geldt ook in grote lijnen voor de samenstelling van de huishoudens: 26% van de huishoudens heeft kinderen, 22% heeft geen kinderen en 52% is alleenstaand. Overvecht kent een hoog aandeel eenoudergezinnen, namelijk 9%.
Het aandeel autochtonen is in de afgelopen jaren sterk afgenomen in Overvecht. In 2004 was 54% van de Overvechters autochtoon, nu is dat 48%. De wijk kent vooral een hoog aandeel bewoners van Marokkaanse herkomst (21%), vergeleken met het stedelijk gemiddelde (9%).
Overvecht is in sociaal-economisch opzicht zwak. Het aandeel laagopgeleiden en het percentage bewoners met een uitkering liggen beduidend boven het stedelijk gemiddelde.
Woningvoorraad
Overvecht kent een eenzijdige woningvoorraad met bijna 80% flats en driekwart sociale huurwoningen. De eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad is van grote invloed op de rol van de wijk in de stad en op ontwikkelingen binnen de wijk zelf.
Het hoge aandeel flats in het sociale huursegment betekent dat er veel wordt verhuisd. Die dynamiek werkt niet goed uit op de sociale samenhang en op de sociaal-economische positie van de wijk. Vrijkomende huurwoningen krijgen nieuwe bewoners met een gemiddeld zwakkere positie dan de oude bewoners.
Overvecht | Utrecht | ||
Totale woningvoorraad (2009) | 14.544 | 129.281 | |
Woningtype | % eengezinshuizen | 21% | 46% |
% flats | 78% | 38% | |
% boven/beneden | 1% | 16% | |
Eigendomsverhouding | % sociale huur | 73% | 37% |
% particuliere huur | 9% | 13% | |
% koop | 18% | 50% |
Figuur 3.13: Woningvoorraad Overvecht, bron: wistudata (www.utrecht.nl)
De positie van de wijk op de woningmarkt is minder gunstig dan voor de stad Utrecht als geheel, dat geldt zowel in het sociale huur- als in het koopsegment. Gezien de eenzijdigheid van de woningvoorraad en de sociale achterstand ligt wijk ongunstig 'in de markt'. De wijk heeft een negatief imago en dit heeft vooral invloed op de afzetmogelijkheden van koopwoningen.
Buitengebied
In het bebouwingslint langs de Gageldijk is het wonen een belangrijke functie. De agrarische bedrijven die hier in het verleden veelal voorkwamen, zijn door de toenemende verstedelijking voor een groot deel verdwenen; de woningen zijn daarbij in gebruik genomen als "burgerwoning".
Conclusie
De belangrijkste functie in het plangebied is wonen. Er is in Overvecht, door de vele transformatielocaties, een grote nieuwbouw opgave. Veel van deze projecten bevinden zich nog in de schetsfase en kunnen nog niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan.
Voor het wonen aan de Gageldijk is het uitgangspunt om het aantal woningen niet te laten toenemen. In verband met de geluidsoverlast van de noordelijke randweg is op basis van de Wet Geluidshinder, nieuwbouw van woningen aan de Gageldijk niet mogelijk. Daarnaast is uitbreiding van het aantal gebouwen, ook woonbebouwing, vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt niet gewenst.
3.3.2 Maatschappelijke functies
Verspreid over Overvecht liggen verschillende maatschappelijke functies. Het gaat hier om scholen, kinderopvang, gezondheidscentra, buurthuizen en kerken/moskeeën. De meeste functies liggen in en aan het raamwerk, maar ook in de buurten zijn verschillende maatschappelijke functies.
Wat betreft onderwijs zijn er verspreid over de wijk voldoende voorzieningen voor lager-, middel- en hoger onderwijs. Wel is de huisvesting van de scholen toe aan vernieuwing, hierover meer in paragraaf 2.4.5.
In Overvecht zijn vijf multidisciplinaire gezondheidscentra en een huisartsenpraktijk gevestigd. Deze liggen goed verspreid over de wijk, waardoor er voor alle bewoners een eerstelijnscentrum in de buurt is. Vier gezondheidscentra hebben zich organisatorisch gevormd tot één organisatie, te weten Overvecht Gezond! Het vijfde gezondheidscentrum wil hierop aanhaken; hiervoor worden de voorbereidingen getroffen. Mede door deze nieuwe organisatie is er geen tekort aan eerstelijnszorg in de wijk en is deze op termijn ook niet te verwachten.
Op termijn zal het St. Antoniusziekenhuis vertrekken uit de wijk. Het voornemen is een aantal functies te behouden voor de wijk, in de vorm van een polikliniek. Deze polikliniek zal bij Tamarinde in samenwerking met eerstelijnszorg gerealiseerd worden.
3.3.3 Detailhandel, horeca en dienstverlening
Detailhandel en dienstverlenende bedrijven zijn in hoge mate geconcentreerd in het (Groot) Winkelcentrum Overvecht. Het betreft een populair winkelcentrum met een belangrijke functie voor het gehele stadsdeel. Na het centrum van Utrecht is het (Groot) Winkelcentrum Overvecht het meest in trek bij het Utrechtse winkelende publiek. Daarnaast heeft het centrum een beperkte gemeente overstijgende werking, doordat het centrum publiek vanuit randgemeenten trekt. Het winkelcentrum is gelegen in de directe nabijheid van de belangrijke ontsluitingswegen de Einsteindreef en de Brailledreef. In het winkelcentrum bevinden zich zowel winkels in het dagelijkse als niet-dagelijkse segment. Het totale aantal winkels bedraagt ruim honderd.
Daarnaast liggen er binnen het plangebied een aantal buurtwinkelcentra:
- de Klop;
- Gagelhof;
- Overkapel;
- Theemsdreef;
- Arno-/Tiberdreef.
Deze centra voorzien in de behoefte van de buurt- en wijkconsument aan dagelijkse artikelen en diensten en zijn goed bereikbaar. Voor al deze centra geldt dat er momenteel voldoende toekomstperspectief is, met uitzondering van de Arno-/Tiberdreef.
Horeca komt in beperkte mate voor, en dan met name eveneens binnen het Winkelcentrum Overvecht. Bijzonder is de ligging van een aantal horecabedrijven op Fort aan de Klop.
Buitengebied
In de noordelijke stadsrand komt detailhandel op drie plekken voor. Bij de tankstations op de Albert Schweitzerdreef en aan de Gageldijk zijn kleine winkels. Bij het tankstation aan de Gageldijk worden naast het gebruikelijke assortiment behorend bij een tankstation, ook gasflessen en gastoebehoren verkocht. Tot slot, is aan de Gageldijk tuincentrum Overvecht gevestigd. Dit is een groot tuincentrum met 20.000 m2 verkoopvloeroppervlak, waarvan 12.000 m² overdekt. Het assortiment is zeer ruim, van planten tot woonaccessoires. Er is ondersteunende horeca en er zijn 340 parkeerplaatsen.
Een bijzondere plek voor drie dienstverlenende bedrijven is het Fort Blauwkapel. Het betreft hier een tandtechnisch laboratorium, een grafisch ontwerpbureau en een adviesbureau op het gebied van familievermogen.
Conclusie
De wijk Overvecht heeft een sterk en goed functionerende stadsdeelcentrum. Daarnaast zijn er diverse buurtwinkelcentra die over het algemeen goed functioneren. Het Utrechtse detailhandelsbeleid gaat uit van een sterke concentratie van winkels op bestaande locaties, er wordt gestreefd naar het realiseren van sterke clusters. Het is niet gewenst de detailhandel op andere locaties dan in de bestaande detailhandelsclusters uit te breiden. Binnen de clusters wordt terughoudend omgegaan met het toevoegen van andere functies dan detailhandel. Toevoegen van detailhandel buiten de clusters is niet gewenst.
De vestiging van nieuwe detailhandel-, dienstverlenende- en horeca bedrijven wordt niet voorgestaan in het buitengebied. Wel kan in het bebouwingslint aan de Gageldijk ruimte worden gegeven aan nevenactiviteiten, mits het ondergeschikt is aan de primaire functie wonen.
3.3.4 Bedrijven en kantoren
In Overvecht bevinden zich circa 1.000 bedrijven en organisaties met in totaal circa 1.500 werkzame personen. Een concentratie van bedrijvigheid bevindt zich aan de zuidzijde van het Winkelcentrum Overvecht (langs de Brailledreef).
In de zuidoostelijke hoek van het plangebied is een rioolwaterzuiveringsbedrijf gesitueerd. Verder ligt aan de noordwestelijke zijde, aan de overzijde van de Franciscusdreef, het bedrijventerrein Overvecht (buiten het plangebied).
Kantoren komen in het plangebied beperkt voor. De kantoorlocaties liggen verspreid in de wijk, onder meer langs de Einsteindreef en bij station Overvecht.
Buitengebied
In de Noordelijke Stadsrand, aan de Gageldijk, bevindt zich een aantal bedrijven. Deze bedrijven zijn over het algemeen kleinschalig of van lichte aard. Het gaat om twee aannemersbedrijven, trouw- annex taxiservice, een caravanimportbedrijf en een hovenier. Echter, drie bedrijven aan de Gageldijk zijn niet klein of licht van aard, dat zijn: het Tuincentrum Overvecht, het tankstation op de Albert Schweitzerdreef en het tankstation aan de Gageldijk met gasflessenvuldepot voor propaan. Het tuincentrum is reeds beschreven bij de paragraaf over detailhandel. Wat betreft de beide tankstations en het gasflessenvuldepot geldt dat zij een veiligheidsrisico's met zich meebrengen die van invloed zijn op het plangebied (zie daarvoor paragraaf 4.4).
Conclusie
Met uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe kantoren wordt zeer terughoudend omgegaan, gezien de mogelijke overlast en negatieve uitstraling op de woonomgeving. In eerste instantie is uitbreiding en nieuwe vestiging van kantoren daarom niet gewenst.
Voor de Gageldijk geldt een terughoudend beleid voor het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden aan bedrijven vanwege de ligging in het landelijk gebied en de landschappelijke waarden daarvan. Uitgangspunt is consolidatie van de bestaande bebouwde situatie. Wanneer het noodzakelijk is op grond van wettelijk eisen zoals bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden, dan kan aan de bestaande bedrijven wel een beperkte uitbreidingsmogelijkheid worden geboden, waardoor het mogelijk is om enige aanpassingen en uitbreiding te realiseren. Vestiging van een nieuw bedrijf op de plek van een huidig bestaand bedrijf is mogelijk, mits de bedrijfsactiviteiten vallen binnen categorie A of B2 en de recreatieve functie van de noordelijke stadsrand versterken.
Ook kan in het bebouwingslint aan de Gageldijk ruimte worden gegeven aan onder andere huis gebonden beroepen en andere functies, mits het ondergeschikt is aan de primaire functie wonen.
Maatschappelijke voorzieningen
Overvecht kan worden beschouwd als een zelfvoorzienende woonwijk met een goed aanbod aan voorzieningen. Er zijn in de wijk onder meer een politiebureau, een bibliotheek, kinderboerderijen, sportveldencomplexen, een zwembad, kerken en moskeeën. De scholen bevinden zich verspreid in het plangebied. In de Noordelijke Stadsrand ligt een manege, die kan worden gezien als een sportvoorziening. Een andere belangrijke maatschappelijke voorziening in de wijk is het ziekenhuis Mesos Medisch Centrum in de Vechtzoom. Deze functie is gelegen in de groene rand aan de zuidelijke zijde van het plangebied. Overigens bestaan er plannen dit ziekenhuis te verplaatsen. Ook zijn in dit gebied enkele bejaarden- en verzorgingshuizen gelegen.
De schoolgebouwen van de basisscholen in Overvecht zijn in zeer slechte conditie. Om dit te verbeteren is het Masterplan Primair Onderwijs opgezet. Dit plan houdt in dat voor (vrijwel) alle scholen nieuwbouw zal plaatsvinden. Hierbij zullen een aantal nieuwe clusters met scholen worden gerealiseerd. Op dit moment is nog niet duidelijk waar alle scholen precies komen. Momenteel staan er enkele schoolgebouwen leeg en is er bij andere scholen noodbebouwing aanwezig.
Buitengebied
De noordelijke stadsrand kent geen maatschappelijke voorzieningen. In het fort Blauwkapel zijn wel praktijken voor orthodontie, fysiotherapie en sportrevalidatie aanwezig. Ook heeft fort Blauwkapel atelierruimtes.
Conclusie
Overvecht heeft een breed aanbod aan maatschappelijke voorzieningen. Aangezien er in de toekomst veel bewegingen te verwachten zijn van maatschappelijke voorzieningen (met name scholen) is het van belang om deze bebouwing zodanig te bestemmen dat meerdere functies mogelijk zijn. Hierbij moet worden bekeken of naast maatschappelijke functies deze gebouwen ook geschikt zijn voor andere functies zoals bedrijvigheid en dienstverlening.
3.3.5 Agrarische functies
De noordelijke stadsrand maakt functioneel en ruimtelijk deel uit van het buitengebied. Hier hebben de gronden nog deels een agrarische functie. Aan de Gageldijk nummer 92 en 93 bevinden zich twee rundveehouderijen. Dit zijn rendabele bedrijven. Echter, de toekomstperspectieven binnen de agrarische sector zijn in Nederland in het algemeen onzeker. Het hebben van nevenactiviteiten is voor steeds meer agrariërs een voorwaarde voor het hebben van voldoende inkomsten.
Conclusie
Met het oog op de beoogde functie van de noordelijke stadsrand als recreatief uitloopgebied van de stad, is het uitgangspunt dat het grootste deel van de Noordelijke Stadsrand een recreatieve bestemming krijgt. Er zal geen ruimte worden geboden aan grote uitbreidingen of de nieuwe vestiging van agrarische bedrijven.
Gezien de ontwikkelingen in de agrarische sector zal het bestemmingsplan de bestaande agrarische bedrijven mogelijkheden bieden voor nevenactiviteiten die passen bij verbrede landbouw. De ligging ten opzichte van het stedelijk gebied geeft daarvoor een gunstige uitgangspositie. De nevenactiviteiten mogen geen negatieve effecten hebben op de waarden en (recreatieve) functies van het gebied. Het introduceren van bedrijfsmatige opslag of andere bedrijfsmatige activiteiten hebben niet de voorkeur. Er wordt gedacht aan bijvoorbeeld verkoop van zelf geproduceerde producten eventueel aangevuld met streekeigen producten, bed & breakfast, minicamping, kleinschalige horeca, verhuur van fietsen, atelier of zorglandbouw. Zorgboerderijen bieden dagbesteding, rehabilitatie en/of therapie voor bijvoorbeeld gepensioneerden, psychiatrische of terminale patiënten, mensen met een burn out, mensen met een verslavingsachtergrond of gehandicapten. Zij kunnen helpen met het verzorgen van dieren of het verbeteren van het landschap. Ook kinder- en naschoolse opvang kunnen vallen in beginsel onder zorglandbouw. Dat is in dit geval echter niet mogelijk in verband met de ligging van de agrarische bedrijven nabij de ring Utrecht en de beperkingen die dat meebrengt op basis van de Wet Geluidhinder.
Ook kan functieverandering een rol gaan spelen. Hier moet het bestemmingsplan op inspelen. Daarbij zal de functie van de noordelijke stadsrand voor wonen, recreatie en natuur in ogenschouw moeten worden genomen. De "ruimte voor ruimte"-regeling kan echter niet op de Gageldijk worden toegepast, omdat nieuwe woningen hier niet mogelijk zijn op basis van de Wet Geluidhinder.
3.3.6 Groen, recreatie en water
Groen in de wijk
Overvecht kenmerkt zich, zoals reeds gesteld, als een uitermate groene wijk. In de functionele opbouw van de wijk vormt het groen een zeer belangrijk onderdeel. In het raamwerk liggen de belangrijkste groenvoorzieningen van Overvecht (zie ook paragraaf 3.2.2). Deze groenvoorzieningen hebben een belangrijke functie als uitloopgebied van de buurten. Het grootste gedeelte van het raamwerk heeft een parkachtige inrichting waar ruimte is om te wandelen, te fietsen en elkaar te ontmoeten. Deze ruimte heeft ook een belangrijke functie als speelruimte voor met name oudere kinderen. De kwaliteit van het raamwerk is dat het ruimte biedt voor veel verschillende functies en mensen. Dit komt door de inrichting met weides en beplanting. Op een aantal plekken in het raamwerk liggen wel ruimtes voor specifieke doelgroepen, zoals sportparken. Park de Gagel en Park de Watertoren zijn hierbinnen de gebieden met de meeste groene functies, zoals kinderboerderij, speeltuin en rozentuin. Het groene raamwerk van Overvecht heeft naast de wijkfunctie ook een belangrijke verbindende functie. Het verbindt Overvecht met de Vecht en het Noorderpark en maakt daarmee ook een stedelijke verbinding van het centrum van Utrecht naar de noordelijke stadsrand. De fysieke verbindingen naar de noordelijke stadsrand zijn door de barrière van de noordelijke randweg zeer beperkt. Naast het raamwerk is er in de buurten van Overvecht ook veel groen in de vorm van plantsoenen en dergelijke. Dit groen heeft een belangrijke rol in de kwaliteit van de woonomgeving.
Figuur 3.14: Groenstructuur
Conclusie
Voor met name het raamwerk is het belangrijk dat de begrenzing van het groen wordt onderzocht. Binnen deze grenzen dient dan te worden bekeken wat de kwaliteiten zijn van het groen in recreatieve, ecologische en stedenbouwkundige zin. De regelgeving dient hier dan op aan te sluiten. Het is wenselijk om deze verbindingen tussen Overvecht en het Noorderpark te verbeteren (door bijvoorbeeld het aanleggen van ongelijkvloerse oversteekmogelijkheden voor langzaam verkeer).
Recreatie in het buitengebied
De noordelijke stadsrand maakt deel uit van het "Noorderpark" dat een totale oppervlakte heeft van 5.900 hectare. Het Noorderpark is op alle bestuursniveaus aangemerkt als bufferzone tussen de stadsgewesten Utrecht en Hilversum. Met het landinrichtingsplan "Herinrichting Noorderpark" is vorm gegeven aan de invulling van deze bufferzone tussen Utrecht en Hilversum. Binnen het bestemmingsplan gebied is een belangrijke functie weggelegd voor recreatie, waarbij gedacht moet worden aan wandelen, fietsen, skeeleren en paardrijden. De noordelijke stadsrand vormt het meest zuidelijke deel van het landinrichtingsgebied. Het landinrichtingsplan dateert van 1995 en inmiddels is reeds grotendeels uitvoering gegeven aan het plan. In de noordelijke stadsrand zijn in de eerste 10 jaar van deze eeuw de gebieden Gagelbos en Ruigenhoek voor dagrecreatief gebruik ingericht. Hierdoor wordt de noordelijke stadsrand in toenemende mate recreatief gebruikt door zowel de inwoners van Utrecht als van de omliggende regio.
Het Gagelbos ligt in het noordwesten van het bestemmingsplangebied, ten oosten van Fort de Gagel. Het gebied bestaat uit een stadsbos met een meer intensief gebruik direct ten noorden van de Gageldijk en noordelijk daarvan een meer natuurlijk veenweidebos voor extensief recreatief gebruik. Het veenweidebos ligt voornamelijk in gemeente De Bilt, maar heeft nog een kleine strook in de gemeente Utrecht. In het stadsbosgebied zijn verbindingen aangelegd voor voetgangers, fietsers, kanovaarders en ruiters. Staatsbosbeheer is voornemens het Gagelbos beter in te richten voor diverse doelgroepen (zie daarvoor hoofdstuk 5).
Het dagrecreatiegebied Ruigenhoek ligt in het oostelijke deel van de noordelijke stadsrand, is 70 hectare groot en is net als het Gagelbos in eigendom van Staatsbosbeheer. Ruigenhoek valt voor ongeveer de helft binnen de gemeente Utrecht en voor de andere helft binnen de De Bilt. Het recreatiegebied Ruigenhoek wordt binnen het plangebied begrensd door de Ruigenhoeksedijk in het noorden, de Anthoniedijk in het westen, de Gageldijk in het zuiden en de Koningin Wilhelminaweg in het oosten. In 2009 is de eerste fase van de aanleg van het recreatieterrein afgerond. Fase twee zal naar verwachting worden aangelegd in 2010/2011. Voorzieningen in het gebied zijn: een parkeerplaats, een netwerk van fietspaden en wandelpaden, een ruiterpad, een watergangstelsel voor spelevaren, kanovaren en hengelen, speel- en ligweides, een fietscrossbaan, mogelijkheden voor struinen in de weilanden en langs sloten. Het gebied is ontworpen voor een bezoekersaantal van 3000 mensen per dag. Het aantal parkeerplaatsen (500) is hiervoor toereikend.
Op verreweg de meeste dagen zijn de recreatiegebieden in de noordelijke stadsrand rustige wandel- en fietsgebieden met vele mogelijkheden voor natuurbeleving. Gedurende de weekeinden is de drukte groter, omdat veel mensen uit Overvecht, De Bilt en andere woongebieden hier naartoe gaan voor een korte wandeling of fietstocht.
Een aantal bestaande niet-agrarische functies in het plangebied sluit goed aan bij het toenemende recreatieve karakter: de manage, het tuincentrum, twee volkstuincomplexen, een restaurant, etc. Fort Blauwkapel kent een multifunctioneel gebruik, naast woongebied is de westzijde van het fort in gebruik als recreatieterrein. Ook voor Fort de Gagel is het plan om dit voor recreatieve doeleinden geschikt te maken.
Conclusie
Wat betreft de recreatie is het uitgangspunt de reeds aangelegde gebieden overeenkomstig het huidige gebruik en goedgekeurde uitvoeringsplannen te bestemmen. Daarnaast is het uitgangspunt om mogelijkheden te bieden voor recreatieve nevenactiviteiten bij bestemmingen wonen en agrarische bedrijven om daarmee de recreatieve functie van de noordelijke stadrand te versterken.
Water
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de rivier Vecht. Een deel van de rivier is gelegen binnen het bestemmingsplangebied. Dit is een belangrijk element in de waterstructuur van de stad Utrecht.
Er bevinden zich enkele belangrijke waterelementen in de wijk Overvecht. Park de Watertoren herbergt een aantal grotere waterpartijen. De Forten worden omgeven door de voormalige omgrachtingen. Hiernaast wordt Fort De Gagel en Fort Aan de Klop verbonden door de waterloop de Klopvaart.
Voor het landelijk gebied geldt dat het Noorderpark in hydrologische zin wordt gekenmerkt door een regionale grondwaterstroming van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi in zuidwestelijke richting naar de laaggelegen poldergebieden langs de Vecht. Naast deze regionale grondwaterstroming treedt er ook een vooral oost-west gerichte grondwaterstroming op tussen de polders met onderling verschillende polderpeilen. Belangrijke waterkeringen en waterlichamen in het plangebied worden toegelicht in §4.8.
Een groot deel van het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied met 100-jaar aandachtsgebied Groenekan. In dit gebied is het ruimtegebruik afgestemd op een duurzame bescherming van de drinkwatervoorziening. Dit betekent ook het niet verder laten toenemen van risicovol gebruik en waar mogelijk extensiveren of opheffen van dit gebruik.
Conclusie
De waterkeringen en primaire watergangen worden op de verbeelding opgenomen.
3.3.7 Verkeer
Autoverkeer
In het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (vastgesteld door de raad op 8 september 2005) is een wegencategorisering opgenomen. Buiten de Ring Utrecht kennen we (in de hiërarchie van hoog naar laag) primaire assen (70 of 50 km/uur), secundaire assen (50 km), wijkontsluitingswegen (50 km) en verblijfsgebieden (de "woonstraten" 30 km/uur).
Karl Marxdreef, Albert Schweizerdreef en Einhovendreef zijn onderdeel van de Ring Utrecht. Maximum snelheid 70 km uur. In de toekomst krijgt deze weg een andere functie. Mogelijkheid wordt dit 80 km/uur met ongelijkvloerse kruisingen.
Fransicusdreef, Einsteindreef en Brailledreef zijn primaire assen en kennen deels een snelheidsregime van 70 km/uur en deels 50 km/uur.
O.a. Tiberdreef, Moezeldreef en Moldaudreef zijn 50 km wegen.
Ook een klein deel van de rijksweg A27 valt binnen het plangebied.
Figuur 3.15 GVVP, hoofdstructuur auto 2020
Fietsverkeer
Ook is in het GVVP een kaart van het hoofdfietsnetwerk Utrecht opgenomen.
Figuur 3.16 GVVP, hoofdfietsnetwerk 2015
Openbaar vervoer
Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich de spoorlijn van Utrecht naar Amersfoort. Ter hoogte van de kruising met de Tiberdreef ligt het NS-station Overvecht. Het is een voorstadshalte op de grens van Overvecht en Tuindorp. Daarnaast lopen door de wijk diverse buslijnen. Hiermee is de wijk goed ontsloten met het openbaar vervoer. Een al langer bestaand knelpunt is dat Overvecht Noord (incl. bedrijfsterrein) geen snelle directe verbinding kent met het station Overvecht. Er vindt op dit moment een verkenning plaats naar mogelijke tracés van een HOV-lijn naar Overvecht. Hoewel over deze tracés nog niets te zeggen is, kan dit op termijn ruimtelijke gevolgen hebben.
Parkeren
Binnen de ruime stedenbouwkundige opzet is op de meeste plaatsen voldoende ruimte voor parkeren. Op twee specifieke plaatsen zijn wel parkeerproblemen gesignaleerd. Het betreft de Noordoostzijde van de Einsteindreef (ligging diverse scholen en sporthal) en de Arnodreef, op de locatie van de moskee. Deze locaties vormen wat betreft parkeren een aandachtspunt.
Conclusie
Het is van belang de bestaande verkeerssituatie te behouden. Zowel de ontsluiting van het autoverkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer is goed te noemen. Wel kunnen de langzaamverkeersverbindingen tussen de buurten onderling en met de omringende wijken worden versterkt. Hiervoor biedt het bestemmingsplan ruimte door binnen de bestemming Groen fiets- en wandelpaden toe te staan. Ten behoeve van goede verbindingen tussen Overvecht en het Noorderpark is het van belang dat er in het bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor oversteken (bruggen of tunnels). Hiernaast is er een aantal knelpunten wat betreft parkeren geconstateerd. Deze dienen te worden opgelost. Het bestemmingsplan is echter hiervoor niet het geëigende instrument.
3.3.8 Natuur en ecologie
Er bevinden zich geen natuurgebieden binnen de wijk Overvecht. Wel is de uitgebreide groenstructuur binnen de wijk ecologisch waardevol. De Klopvaart is aangemerkt als ecologische verbindingszone.
Buitengebied
In het buitengebied liggen twee uitlopers van natuurgebieden (Ecologische Hoofdstructuur) direct ten noorden van de noordelijke stadsrand in de gemeente De Bilt. Het gaat om een uitloper van een perceel ten westen van Fort Ruigenhoek en om een strook ten zuiden van het natuurbos in Polder de Gagel. Ook het deel van de Klopvaart dat ligt in het buitengebied is ecologische verbindingszone.
Hoewel het open onbebouwde (polder-)gebied van de Noordelijke Stadsrand niet is opgenomen in de ecologische hoofdstructuur, zijn er wel natuurwaarden te vinden. Het gaat vooral om de gebieden Gagelbos, polder Ruigenhoek en de forten.
In het noordwesten van het plangebied ligt het Gagelbos. Het deel van het bos dat grenst aan de Gageldijk is een recreatiebos. Dit is een meer open, parkachtig landschap met waterpartijen, riet en relatief jong bos bestaande uit voornamelijk els, hazelaar en populier. Het noordelijk deel van het bos is een veenweidebos. Dit is het natuurgebied. Er is veel water, bos en struweel. Het is beperkt toegankelijk.
Bij de inrichting van het dagrecreatieve gebied Ruigenhoek was naast de ontwikkeling van een recreatiegebied, ruimte voor nieuwe –met name vochtige- natuur. Daartoe zijn sloten, bos, struweel en open water met rietland aangelegd. Daardoor zal de diversiteit aan biotopen de komende jaren toenemen. In totaal is het gebied natter geworden. De waterkwaliteit zal op termijn beter worden. Hiervan zal een groot aantal beschermde soorten profiteren. Dit is met name het geval bij amfibieën, ringslang, vissen en enkele soorten weidevogels. Daarnaast zullen libellen, vlinders en vleermuizen profiteren van de vernatting, de ontwikkeling van bloemrijke graslanden, (riet)ruigtes, struweel en bos. Weidevogels die buiten het plangebied leven, zullen over het algemeen betere foerageermogelijkheden krijgen. Mol, konijn en haas ondervinden mogelijk nadeel van de afname van het areaal aan droog gebied. Dwergmuis, noordse woelmuis, waterspitsmuis en heikikker, nu alleen in de omgeving van het plangebied waargenomen, zullen mogelijk profiteren van de inrichtingsmaatregel en zich op termijn over het plangebied verspreiden.
De forten De Gagel en Blauwkapel hebben voor de natuur een aantal unieke milieuomstandigheden. De aanwezige natuurwaarden zijn er hecht gekoppeld aan de cultuurhistorische waarden. De opbouw van forten bestaat uit kenmerkende scherpe begrenzingen. Deze harde contrasten waar de natuur gebruik van maakt zijn o.a. de steile walkanten en wanden van de bebouwing. Op kazematten en taluds van de wallen bevinden zich bloemrijke duinvegetaties. Bij het graven van de fortgracht werd het beschikbaar komende zand als schrale wallen opgeworpen. De groenstructuren van struiken en bomen zijn strak. De fortgracht is vaak breed, aan de buitenrand liggen kavelrestanten veenweide van de voormalige waterliniekommen. De ligging bij de doorgaande auto- en spoorwegen, m.n. bij fort Blauwkapel, is enerzijds ecologisch relevant vanwege de verwantschap van hoger gelegen drogere milieus. Anderzijds vormen de wegen bij de forten een ernstige beperking vanwege het isolement. Met name gevleugelde insecten, vogels en vleermuizen zullen in staat zijn via de forten de stad in te trekken.
Figuur 3.18: Ecologie
Conclusie
Het is van belang de bestaande natuurlijke en ecologische waardevolle gebieden te behouden.
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden
4.1 Ruimtelijke Studie Overvecht
Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat Overvecht een wijk is met specifieke kwaliteiten, waaronder het groene raamwerk en de toepassing van open stedenbouw. Om deze kwaliteiten preciezer in beeld te brengen en te onderzoeken hoe de kwaliteiten kunnen worden gewaarborgd in het bestemmingsplan is een stedenbouwkundig onderzoek uitgevoerd. De hoofdvragen die in dit onderzoek aan de orde komen zijn:
- het vastleggen van de begrenzing van het groene raamwerk en het onderzoeken van wenselijke functies binnen dit raamwerk;
- het onderzoeken van mogelijkheden voor uitbreidingen van bestaande woningen;
- het onderzoeken naar mogelijkheden voor erfafscheidingen in relatie tot de groene woonomgeving;
- het onderzoeken naar mogelijkheden voor andere functies in Overvecht om de monofunctionaliteit te doorbreken.
Bovengenoemde vragen zijn input geweest voor een stedenbouwkundig onderzoek in het kader van de herziening van het bestemmingsplan Overvecht. Dit onderzoek is uitgevoerd door De Nijl Architecten (in samenwerking met de gemeente Utrecht). Het betreft de gebieden in Overvecht waar geen ontwikkelingen plaatsvinden. De hoofdvragen zijn onderverdeeld in een aantal deelonderzoeken. De relevante resultaten van de volgende deelonderzoeken worden hierna kort samengevat; - onderzoek naar de groenstructuur;
- onderzoek naar voorzieningen;
- onderzoek naar gestapelde woningen (middelhoog- en hoogbouw);
- onderzoek naar laagbouw.
Hieronder volgt een samenvatting van de aanbevelingen uit dit onderzoek. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe dit in het bestemmingsplan is vertaald.
Onderzoek naar de groenstructuur
Bij het ontwerp van Overvecht is niet gebruik gemaakt van traditionele parken en pleinen, maar is een groen raamwerk gemaakt waarin de verschillende buurten liggen. In het groene raamwerk liggen nu al veel voorzieningen. Lange tijd lijkt het raamwerk als de achterkant van de wijk te zijn beschouwd. Terwijl het groene karakter van het raamwerk juist zorgt voor een positieve bijdrage aan de uitstraling en het imago van Overvecht en de belangrijkste publieke ruimte is van de wijk. Voor het groene raamwerk is precies in kaart gebracht welk gebied tot de buurten wordt gerekend en welk gebied als raamwerk wordt gedefinieerd. Op deze manier kan het raamwerk beter worden beschermd. Naast de begrenzing van de buurten is ook onderzocht hoe om kan worden gegaan met de bebouwing in het raamwerk. Er zijn twee soorten bebouwing in het raamwerk gedefinieerd, storende bebouwing en bebouwingsclusters in het raamwerk.
Storende bebouwing in het raamwerk is bebouwing die zodanig in het raamwerk is geplaatst dat de groenstructuur en de verbindingen worden aangetast. Uitbreiding van deze gebouwen is niet gewenst, bij herstructurering is het wenselijk dat deze bebouwing niet op de huidige locatie wordt teruggebouwd.
De overige bebouwing in het raamwerk is juist gewenste bebouwing die past bij een vitaal en levendig raamwerk. Om te zorgen dat deze bebouwing enerzijds mogelijkheden houdt om te ontwikkelen en anderzijds blijft passen binnen de groene omgeving van het raamwerk worden hiervoor de volgende aanbevelingen gedaan:
- De bebouwing wordt georganiseerd in bebouwingszones om de expansie te limiteren. In een bebouwingszone kunnen meerdere gebouwen liggen. Er dienen wel altijd zichtlijnen naar het groen te worden gehandhaafd, zodat de samenhang van het raamwerk intact blijft.
- Aangezien de bebouwing in het raamwerk ligt en aan alle kanten aan het openbaar gebied grenst dienen gebouwen een alzijdige oriëntatie te hebben en functies te huisvesten die een relatie hebben met het raamwerk.
- De gebouwen hebben bij voorkeur een paviljoenachtige uitstraling en worden ruimtelijk los gehouden van de buurten. Hierdoor blijft de bebouwing onderdeel van het raamwerk en ondergeschikt aan het groen.
- Om interactie mogelijk te maken tussen openbare en private terreinen dienen erfafscheidingen laag te zijn (maximaal 1-1,5 meter). De erfafscheidingen en de terreininrichting dienen aan te sluiten bij de parkachtige inrichting, dus groene erfafscheidingen en een zo groen mogelijke terreininrichting.
Het raamwerk omsluit een aantal buurten die elk een eigen buurtgroenstructuur hebben. Deze draagt bij aan de groene woonomgeving en de oriëntatie en samenhang binnen de buurten. De buurtgroenstructuur is verschillend in Overvecht-Zuid en Overvecht-Noord. In Overvecht-Zuid is de molenwiek de belangrijkste buurtgroenstructuur. In Overvecht-Noord wordt de buurtgroenstructuur bepaald door plantsoenen langs de ringweg, waarbij de weg gebogen loopt door de orthogonale structuur van de bebouwing.
Voor de buurtgroenstructuur worden de volgende aanbevelingen gedaan:
- In Overvecht-Noord is de opgave om de aansluiting van de middelhoogbouw op de openbare ruimte te verbeteren door inbreng van meer groen. Hierover meer in het onderzoek over gestapelde woningen.
- In Overvecht-Zuid is de molenwiek belangrijk voor de herkenbaarheid binnen de buurt. De molenwiek kan worden versterkt door bijvoorbeeld boombeplanting. De pleintjes in het midden van de molenwiek zijn als centrale ruimte in de buurtjes geschikt voor publieke functies.
- De hoven die worden omsloten door hoogbouw zijn nu vrij anoniem. Door deze meer besloten te maken kunnen ze gaan functioneren als een gemeenschappelijke tuin en zijn de directe bewoners meer betrokken bij de inrichting van deze groengebieden. Hierbij geldt als randvoorwaarde dat de toegankelijkheid verandert (naar meer collectief of zelfs privaat). Ook dient de inrichting en het gebruik van de hoven een relatie met de omliggende hoogbouw te hebben. Er is de mogelijkheid om een kleinschalig recreatief programma te realiseren in de hoven, ten behoeve hiervan kan kleinschalige bebouwing worden toegevoegd (met een paviljoenachtige opzet). Functies die geen directe relatie hebben met de directe omwonenden (of overlast veroorzaken) zijn hier niet wenselijk en dragen niet bij aan het maken van een gemeenschappelijke tuin.
Figuur 4.1: Groenstructuur, uit stedenbouwkundige studie (De Nijl architecten)
Onderzoek naar voorzieningen
Overvecht is een wijk met strenge scheiding van functies. Werkfuncties zijn buiten de woonwijk gerealiseerd. Hierdoor heeft de woonwijk nauwelijks een eigen economisch profiel, terwijl de ligging in het stedelijk netwerk daarvoor wel aanleiding geeft. De huidige flexibilisering van de economie en het ontstaan van een diensten en kenniseconomie geeft aanleiding om te zoeken naar mengvormen tussen wonen en werken. Onderzocht is op welke plekken er, naast de oorspronkelijke voorzieningencentra, ruimte is voor ontwikkeling van economische functies en voorzieningen. Het gaat dan om woonbebouwing die deels van functie kan veranderen. Hierbij is ook onderzocht in hoeverre de bestaande bebouwing architectonisch geschikt gemaakt kan worden voor functieverandering.
De mogelijkheden voor functieveranderingen wordt gekoppeld aan verschillende structuren zodat functies bijdragen aan de herkenbaarheid en levendigheid van de wijk en ook delen van buurten rustige woonbuurtjes kunnen blijven. Binnen de wijk is een zonering aangegeven. Hierbij zijn de volgende gebieden onderscheiden die specifieke condities hebben voor de vestiging van economische functies:
- De knopen zijn locaties met een concentratie van detailhandel, horeca en grootschalige voorzieningen, bedrijven en kantoren. Dit zijn de winkelcentra en station Overvecht. Om deze knopen te versterken moeten nieuwe functies die binnen het profiel van de knoop passen in deze gebieden worden gevestigd. Het gaat hier met name om detailhandel.
- In het groene raamwerk liggen veel voorzieningen. Met de combinatie van voorzieningen, openbare ruimte en activiteiten fungeert het groene raamwerk bij uitstek als het publieke domein van Overvecht. Functies die de levendigheid van het raamwerk kunnen versterken kunnen worden toegevoegd, zoals maatschappelijke en commerciële functies. Zie voor ruimtelijke uitgangspunten voor deze bebouwing het onderzoek naar de groenstructuur.
- De buurtontsluitingswegen zijn kansrijk voor bedrijvigheid in de plinten door goede bereikbaarheid en zichtbaarheid. In Overvecht-Zuid bieden de molenwieken ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening. De pleintjes die worden omsloten door molenwieken zijn ook geschikt voor andere functies dan wonen. Een integrale ontwikkeling is belangrijk voor de herkenbaarheid van de plek. In Overvecht-Noord bieden de ringweg en de Carnegiedreef kansen voor kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening. De binnenring rond het park die als speelstraat is gedefinieerd biedt kansen voor buurtgerichte voorzieningen.
Met het toevoegen van bedrijvigheid in woonbuurten moet terughoudend worden omgegaan, omdat anders de rustige groene omgeving wordt aangetast. Bij de laagbouw komen op hoeken kleinschalige garagestrips voor. Onder strikte voorwaarden kunnen deze worden omgevormd tot bijvoorbeeld een praktijkruimte. Er dient hierbij geen overlast voor de woonomgeving te ontstaan. Garagecomplexen op achterterreinen zijn hiervoor niet geschikt vanwege het aantasten van de rust op achterterreinen. Laagbouwwoningen zijn als woningtype niet geschikt voor volledige functieverandering, omdat dit de woonfunctie teveel zou verdringen. Voor woningen in de woonbuurten zijn altijd mogelijkheden voor het uitoefenen van beroep aan huis.
Voor functieverandering van plinten van woongebouwen worden de volgende aanbevelingen gedaan:
- Plinten langs de buurtontsluitingswegen (de ringweg, de Carnegiedreef en de molenwieken) zijn kansrijk voor de vestiging van economische functies. Zo kunnen de functies bijdragen aan een levendige de buurtstructuur.
- Plinten met een half verdiepte bergingenlaag zijn architectonisch niet geschikt voor andere functies.
- Alleen gebouwen die met hun voordeur zijn georiënteerd op de bovengenoemde wegen zijn geschikt voor andere functies.
- De functieverandering van een plint gebeurt bij voorkeur bloksgewijs, zodat de architectonische eenheid gehandhaafd blijft.
- Bij omzetten van garageboxen naar bedrijfsruimte dient minimaal één aaneengesloten blok garageboxen tegelijkertijd te worden aangepakt, zodat een rommelig beeld wordt voorkomen en voldoende oppervlak kan worden gerealiseerd.
Voor functieverandering van losse garageboxen worden de volgende aanbevelingen gedaan.
- Garagestrips dienen integraal te worden aangepakt (één functie voor de gehele strip), zodat een rommelig beeld wordt voorkomen en voldoende oppervlak kan worden gerealiseerd.
- De functie moet passen in de woonomgeving.
Plinten in middelhoogbouw die geschikt zijn voor functieverandering
Laagbouw met teruggezette dakopbouw
Garagestrips die geschikt zijn voor functieverandering
Garagestrip die al een functieverandering heeft ondergaan
Middelhoogbouw met inrichting van de tuin die niet bijdraagt aan groene woonomgeving
Middelhoogbouw met een inrichting van de voortuin die bijdraagt aan de groene woonomgeving
Laagbouw met erfafscheiding die niet bijdraagt aan groene woonomgeving
Laagbouw met erfafscheiding die wel bijdraagt aan groene woonomgeving
Onderzoek naar gestapelde woningen (middelhoog- en hoogbouw)
Gestapelde woningen komen in Overvecht voor in twee verschillende types, namelijk hoogbouw en middelhoogbouw. Binnen de middelhoogbouw is nog een onderscheid tussen middelhoogbouw die vrijstaat in de ruimte en middelhoogbouw die een bouwblok vormt. De middelhoogbouw vormt in bouwhoogte de verbinding tussen laag- en hoogbouw, het is daarom belangrijk voor de samenhang van het ruimtelijke beeld. Doordat de middelhoogbouw vaak is toegepast langs de buurtstructuur is het ook van belang voor de samenhang van de wijk. Het is daarmee en belangrijk en kwetsbaar schaalniveau.
In de open stedenbouw is niet langer een afzonderlijk huis een afzonderlijke architectonische eenheid, maar een verzameling van woningen. Hierbij vormt elk gebouw een zelfstandige architectonische eenheid, maar het maakt ook onderdeel uit van een grotere verkaveling samenhangend met de inrichting van de openbare ruimte. Hierdoor ontstaat bij deze open verkavelingswijze het traditionele verschil tussen het representatieve karakter van de voorgevel en het informele gebruik van de achterzijde. De appartementengebouwen hebben een alzijdige oriëntatie. Deze alzijdige oriëntatie stelt een opgave voor de aanhechting van gebouwen op de openbare ruimte.
Appartementengebouwen zijn collectieve gebouwen, waarbij individuele uitbreidingen niet passend zijn. Uitbreidingen dienen daarom altijd plaats te vinden op schaal van het hele gebouw.
Voor gestapelde woningen (middelhoog- en hoogbouw) worden de volgende aanbevelingen gedaan:
- Om de entree van de woningen te verbeteren kunnen liften worden toegevoegd aan de buitenzijde. Veel van de middelhoogbouw heeft op dit moment geen lift, terwijl deze woningen uitermate geschikt zijn voor ouderen. Toepassing van een lift is moeilijk te realiseren binnen de bestaande bebouwing.
- Entreehallen kunnen worden vergroot aan de voorzijde van gebouwen. De hoogte en breedte dient gelijk te zijn aan de huidige entreehal en mag niet dieper zijn dan 3 meter. Op deze manier blijven de entreehallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
- Er zijn geen uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond aangezien deze de relatie tussen de bebouwing en de openbare ruimte niet zouden verbeteren.
- Bij middelhoogbouw is het gezien de kwetsbaarheid als "tussenschaal" niet toegestaan bouwlagen toe te voegen, zo blijft het onderscheid tussen hoog-, middel- en laagbouw duidelijk zichtbaar.
- Bij hoogbouw kan er een teruggelegde (minimaal 1,5 meter) extra bouwlaag worden toegevoegd. Dit biedt de mogelijkheid om penthouses toe te voegen en daarmee meer mogelijkheden te bieden bij renovatie.
- Bij middelhoogbouw die vrij staat in de ruimte worden alle tuinen als voortuin beschouwd, omdat zij aan alle kanten grenst aan de openbare ruimte en daardoor een belangrijke rol speelt bij de kwaliteit van de woonomgeving. Erfafscheidingen kunnen maximaal 1 meter hoog worden (bij voorkeur een haag). Er zijn geen mogelijkheden voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken in de tuinen. Dit is van belang voor de relatie tussen bebouwing en openbare ruimte.
- Bij middelhoogbouw in een bouwblok kunnen aan de voorzijde erfafscheidingen tot maximaal 1 meter worden gerealiseerd (bij voorkeur een haag). Aan de achterzijde kunnen erfafscheidingen worden gerealiseerd van maximaal 2 meter hoog (indien deze aan het openbaar gebied grenzen bij voorkeur een haag). In achtertuinen zijn vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan, indien ze binnen de erfafscheiding liggen, zodat deze niet onderbroken wordt en de bebouwing niet zichtbaar is vanaf de straat.
- Bij hoogbouw zijn geen privé-tuinen aanwezig.
Onderzoek naar laagbouwwoningen
De laagbouwwoningen zijn een belangrijke kwaliteit van Overvecht. Bij de laagbouwwoningen moet een afweging gemaakt worden die enerzijds recht doet aan de wensen van bewoners. Het gaat hierbij vooral om de uitbreidingsmogelijkheden van de woning en de mogelijkheden voor het creëren van voldoende privacy in de tuin. Anderzijds moeten ook de kwaliteiten van Overvecht overeind worden gehouden. Deze kwaliteit wordt voor een groot deel bepaald door de uitstraling van de woningen en de erfafscheidingen.
Als aanbeveling wordt gegeven dat met name de erfafscheidingen die grenzen aan de openbare ruimte en de uitbreidingen van tweelaagse woningen met een dakopbouw goed geregeld moeten worden, omdat dit kwetsbare ingrepen zijn die veel invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit. De dakopbouw staat op gespannen voet met de oorspronkelijk stedenbouwkundige en architectonische opzet, maar er zijn ook volkshuisvestelijke argumenten om opbouwen wel toe te staan. In geval van weinig regie wordt aanbevolen om de middelen zo robuust mogelijk te maken zodat de controle op het uiteindelijke beeld gewaarborgd blijft. In dit geval zouden zij- en achtertuinen die grenzen aan het openbaar gebied zoveel mogelijk ingepakt moeten worden door openbare groenstroken. Dakopbouwen zouden kunnen worden gerealiseerd in de vorm van een kap. De uitgesproken vorm in combinatie met de eenduidige materialisering (dakpannen), organiseert met twee eenvoudige middelen samenhang. Bij veel regie zou ook gekozen kunnen worden voor groene erfafscheidingen en een teruggezette dakopbouw. Bij zo'n dakopbouw is veel aandacht nodig voor materialisering, maatvoering en detaillering om de verschillende opbouwen op elkaar af te stemmen.
Voor laagbouwwoningen worden de volgende aanbevelingen gedaan:
- Uitbreidingen aan de achterzijde zijn mogelijk over één laag en diepte van 3 meter, zodat de uitbreiding ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw. Bij hoekwoningen grenzend aan het openbaar gebied moet het aangebouwde bijbehorende bouwwerk altijd binnen de groene erfafscheiding blijven, zodat het aangebouwde bijbehorende bouwwerk niet direct zichtbaar is.
- Uitbreidingen aan de zijkant zijn alleen mogelijk als de zijtuin niet grenst aan het openbaar gebied, zodat het straatbeeld niet wordt aangetast. Om te zorgen dat de uitbreidingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw worden de volgende eisen gesteld. Uitbreidingen liggen minimaal 2 meter achter de voorgevel. Er mag niet verder worden gebouwd dan de achtergevel en over een breedte van maximaal 3 meter. De uitbreiding heeft een hoogte van 1 bouwlaag. Bij een woning met kap is ook op de uitbreiding een kap mogelijk.
- Er worden geen uitbreidingen aan de voorzijde toegestaan, zodat het collectieve beeld van de architectuur niet aangetast wordt.
- Er dient nog een keuze gemaakt te worden over de uitbreidingen in de hoogte. Dit kan ofwel in de vorm van een teruggezette dakopbouw (1,5 m teruggezet aan beide zijden) ofwel in de vorm van een langskap (vaste hellingshoek van 45 graden). Stedenbouwkundig is er een voorkeur voor een kap. Aangezien het contrast tussen de laagbouw en de middelhoogbouw in dat geval groter is. Per verkavelingeenheid dient een keuze te worden gemaakt.
- Erfafscheidingen aan de voorzijde zijn formeel en kunnen niet hoger zijn dan maximaal 1 meter. Ter versterking van de groene woonomgeving is er een voorkeur voor groene erfafscheidingen (hagen). Erfafscheidingen aan de achterzijde die grenzen aan het openbaar gebied worden gezien als formeel. Hier is de voorkeur voor een haag eventueel gecombineerd met een hekwerk (maximale hoogte 2 meter). Voor overige erfafscheidingen aan de achterzijde worden geen beperkingen aangegeven.
- vrijstaande bijbehorende bouwwerken grenzend aan de openbare ruimte moeten binnen de erfafscheidingen liggen, zodat de bebouwing niet te zien is vanaf de straat en de erfafscheiding continu blijft.
4.2 Milieuhinder Bedrijvigheid
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen ten eerste ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en ten tweede rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Hiertoe wordt het instrument van de 'milieuzonering' ingezet.
Milieuzonering
Er wordt naar gestreefd om in de stad wonen en werken op een goede manier te laten samenwerken. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar voorkomen moet worden dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving. Het streven is om werkfuncties in de woonomgeving te integreren om daarmee de levendigheid in de woonwijken te vergroten. Deze werkfuncties mogen geen overlast veroorzaken. Dus bedrijven die (te veel) geur- of geluidshinder veroorzaken, overlast geven of andere risico's voor de gezondheid en veiligheid met zich meebrengen, moeten ruimtelijk worden gescheiden van gevoelige bestemmingen als wonen.
In de bijlagen is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging opgenomen. Deze laat zien welke bedrijven tot welke categorie behoren en in een bepaald gebied van dit bestemmingsplan toelaatbaar zijn. Ook is in deze lijst de benodigde afstand opgenomen die tussen een bedrijf en een gevoelige bestemming moet worden aangehouden om overlast te voorkomen. Hierbij zijn bedrijven die vallen onder categorie A of B1 en 2 in principe passend binnen een woonomgeving. Categorie A en B1 kan in een woonwijk, categorie B2 kan in een functiemengingszone, aan de rand of een specifieke plaats in een woonwijk. Bedrijven die behoren tot categorie C moeten op enige afstand van woningen liggen, bij voorkeur op een bedrijventerrein.
Uitwerking milieuzonering
Voor de bestaande bedrijven is op grond van bovenstaande uitgangspunten de milieuzonering op de plankaart opgenomen. De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied zijn bedrijven uit categorie A tot en met B2 toegestaan. Dit zijn lage milieucategorieën die over het algemeen goed inpasbaar zijn binnen een woongebied. Een uitzondering vormt de RWZI en de hulpwarmtecentrale, waarop in de navolgende paragraaf nader wordt ingegaan.
De verkooppunten voor motorbrandstof (met of zonder LPG) alsmede de waterzuiveringsinstallatie worden specifiek aangeduid en alleen daar toegestaan. Nutsdoeleinden worden specifiek bestemd als 'Bedrijf-Nutsvoorziening'.
RWZI en Hulpwarmtecentrale Nuon
Binnen het plangebied bevinden zich twee 'gezoneerde industrieterreinen': de Rioolwaterzuiveringsinstallatie Zandpad (RWZI) en de Hulpwarmtecentrale Overvecht (HWC) van Nuon. Dit zijn bedrijven die vallen onder onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) waarmee zij zijn als zogeheten 'grote lawaaimaker'. Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rondom deze terreinen een zone vastgelegd. Bij vergunningverlening aan deze bedrijven wordt getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe woningen. De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder.
De geluidzone van de RWZI wordt met dit bestemmingsplan verkleind, omdat is gebleken dat de vastgestelde geluidzone gezien de daadwerkelijke geluidsemissie op sommige locaties erg ruim was. Dit werkt onnodig beperkend voor bouwplannen binnen de omgeving, doordat hiervoor extra juridische procedures moeten worden gevoerd. Middels onderzoek (“Onderzoek industrielawaai, Aanpassing Geluidszone RWZI, Zandpad”, DSO Afdeling Milieu & Duurzaamheid, kenmerk IL09-276, 11 mei 2010) is bepaald wat de aangepaste geluidzone is.
In onderhavig bestemmingsplan zijn de geluidzones van de RWZI en HWC opgenomen.
Bedrijventerrein Overvecht
Aan de noordwestzijde grenst het plangebied aan bedrijventerrein Overvecht. Op dit bedrijventerrein zijn veel bedrijven aanwezig die zich richten op handel (o.m. autobedrijven). Dit zijn bedrijven met een lage milieucategorie. Over het geheel kan worden gesteld dat zich op het bedrijventerrein weinig bedrijven bevinden met een hoge milieucategorie. Er bevinden zich op het bedrijventerrein geen grote lawaaimakers. Om die reden is het bedrijventerrein niet geluidgezoneerd.
In het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein is rekening gehouden met de woonwijk Overvecht. Ten opzichte van onderhavig plangebied is in het bestemmingsplan een strook aangegeven met een toelaatbaarheid tot en met categorie 3.1. Op die manier liggen bedrijven uit categorie 3.1 op minstens 50 m en bedrijven uit categorie 3.2 op minstens 100 m van de woonwijk Overvecht (zonering ten opzichte van een rustige woonwijk). Hiermee wordt hinder op het plangebied voorkomen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
4.3 Verkeersgeluid
In het bestemmingsplan Overvecht worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt of infrastructuur gewijzigd. Het bestemmingsplan legt de huidige planologische situatie vast. Hierdoor is de Wet geluidhinder niet van toepassing en hoeft er geen geluidsonderzoek te worden verricht.
4.4 Geur
Bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor bepaalde bedrijven geeft de Wet milieubeheer een richtwaarde voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die in de omgeving van het bedrijf acceptabel is. Richtwaarden verschillen tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties is de norm strenger. Waar de geuruitstoot de norm overschrijdt, beperkt dit de mogelijkheid voor gevoelige functies, met name wonen. De hoogte van de acceptabele geurbelasting is ook afhankelijk van het soort geur. De geur van bijvoorbeeld koffie wordt als minder hinderlijk beschouwd dan dezelfde geurbelasting van een rioolwaterzuivering. Daarom verschilt de toegestane geurbelasting per soort bedrijf.
Kleinere bedrijven zoals horeca of een bakkerij kunnen ook geurhinder veroorzaken, maar voor dergelijke beperkte geurhinder zijn geen richtlijnen vanuit de sectorwetgeving opgesteld. Deze milieubelasting wordt beperkt door de afstanden gekoppeld aan de milieucategorieën.
Binnen het plangebied is sprake van geurhinder door de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Overvecht. Dit is een categorie 5 bedrijf met een milieuzone van 500 m. Indien gevoelige bestemmingen worden voorzien binnen de zone moet worden aangetoond dat het aantal geurgehinderden niet toeneemt. De Beleidslijn geurhinder van de minister van VROM (30 juni 1995) geeft aan dat het maximale hinderniveau voor bepaalde bedrijven kan worden vastgesteld door middel van bedrijfstakstudies. Voor RWZI's is dat gedaan. Voor nieuwe woningen en andere geurgevoelige objecten is het maximale hinderniveau daarbij vastgesteld op 1 ge/m3 (Nederlandse emissie Richtlijnen).
Gevolgen voor het plangebied
In 2008 is de ligging van de 1 ge/m3 contour van de RWZI door middel van een snuffelonderzoek bepaald, (zie bijlage 3, kaart blz. 12 Buro Blauw, januari 2008). Deze contour valt nergens over geplande nieuwbouw. De feitelijke geuremissie en het gestelde maximum beperken dus noch de in de omgeving geplande nieuwbouw, noch de bedrijfsvoering van de RWZI.
In het plangebied bevinden zich een groot aantal kleinere bedrijven die geur produceren. De eventuele hinder wordt beperkt via de wet milieubeheer. Het gaat om bedrijfstypen als onder meer restaurant, bakkerij, benzinepomp, wasserij, rioolgemaal en in het buitengebied ten noorden van de Gageldijk een manege en een veehouderij. Feitelijke hinder beperkt zich in de praktijk tot de manege en het rundveebedrijf ten noorden van de Gageldijk. Dit zijn evenwel bestaande situaties. Bij eventuele klachten wordt gehandhaafd onder de Wet milieubeheer.
4.5 Externe Veiligheid
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water. Voor het plangebied is de Noordelijke Ring Utrecht (NRU) en de spoorlijn Utrecht CS – Amersfoort relevant.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Door het plangebied (langs de Klopvaart en een stukje langs de Vecht) loopt een hogedruk aardgasleiding. In noordelijke richting loopt deze leiding verder op grondgebied van de gemeente Maarssen (langs de Burgemeester Huydecoperweg); het invloedsgebied van dit leidinggedeelte valt voor een groot deel over het plangebied;
Bedrijven die vallen onder het Bevi. In het plangebied bevinden zich drie Bevi bedrijven: het bedrijf Iesberts aan de Gageldijk (o.a. LPG verkoop) en twee LPG tankstations (A. Schweitzerdreef en Einsteindreef). Net buiten het plangebied (ten westen) bevinden zich de Vechtsebanen met een ammoniakgekoelde ijsbaan, waarvan het invloedsgebied voor een deel over het plangebied loopt. Bedrijven die vuurwerk mogen opslaan.
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in:
- de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water);
- het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; voor transportleidingen);
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven).
4.5.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico:
de normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing; voor het Groepsrisico is een zg. oriënterende waarde vastgesteld. Voor transport bedraagt deze waarde 10-4/jaar bij 10 doden, 10-6/jaar bij 100 doden enz. Het is een oriënterende waarde omdat onder voorwaarden van deze waarde mag worden afgeweken.
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling. Het Basisnet beoogt meer zekerheid te geven over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. Voor wat betreft wegen heeft het Basisnet alleen gevolgen voor rijkswegen.
Met behulp van het rekenprogramma RBM2 versie 1.3 is de veiligheidsituatie voor de bebouwing in Overvecht langs de NRU en de spoorlijn Utrecht- Amersfoort berekend wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen. Omdat de afstand van de meest nabije bebouwing tot de A27 ca. 450 meter bedraagt, heeft het vervoer op de A27 geen invloed op het plangebied.
Vervoer over de NRU; In het plangebied wordt de norm voor het plaatsgebonden risico niet overschreden. Het groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde. De toename van het groepsrisico vanwege de toename van het transport is niet berekenbaar. Uitvoeren van de verantwoordingsplicht groepsrisico is niet relevant, temeer daar het om een conserverend bestemmingsplan gaat.
Vervoer over spoorlijn Utrecht CS – Amersfoort: In het plangebied wordt de norm voor het plaatsgebonden risico, op basis van vervoersgegevens van 2008, niet overschreden. Het toekomstige Basisnet zal hier naar verwachting geen verandering in brengen. Het groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde. De toename van het groepsrisico, als gevolg van een eventuele toename van het transport, zal naar verwachting gering zijn en in ieder geval ruim onder de oriënterende waarde blijven. Uitvoeren van de verantwoordingsplicht groepsrisico is niet relevant, temeer daar het om een conserverend bestemmingsplan gaat.
De onderbouwing van de genoemde conclusies over het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn weergegeven in de bijlage Toetsing en verantwoording externe veiligheid.
4.5.2 Vervoer door aardgasleidingen
Het risico bij aardgasleidingen wordt vooral veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging bij graafwerkzaamheden etc. Het vrijkomende gas zal tot een ontploffing leiden gevolgd door brand.
Vanwege de risico's is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb beschrijft de afstanden tussen buisleidingen en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Op geen enkele plek langs het beschreven tracé bestaat er een PR=10-6 contour.
Binnen de belemmeringenstrook bevindt zich op één plek een gebouwd object (woning Klopdijk 2; hoek Klopvaart en Vechtdijk). In de planregels zijn voorschriften opgenomen die legale bestaande bebouwing binnen de belemmeringenstrook toestaat.
Volgens uitgevoerde berekeningen van de groepsrisico's bestaan er bij geen van de aardgasleidingen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
De status van het bestemmingsplan is overigens niet afhankelijk van deze berekeningen. Het gaat om een conserverend bestemmingsplan; van toename van het groepsrisico is daarom geen sprake.
Voor een uitgebreidere onderbouwing van de conclusies wordt verwezen naar de bijlage Toetsing en verantwoording externe veiligheid.
4.5.3 Bedrijven die vallen onder het Bevi
Binnen het bestemmingsplangebied liggen twee tankstations waar ook LPG wordt verkocht. Ook bevindt er zich een bedrijf dat bestaat uit een combinatie van een tankstation met LPG verkoop en een gasflessenvulinstallatie voor propaan. De verkoop van LPG leidt tot veiligheidsrisico's vanwege het mogelijk vrij kunnen komen van LPG, en het ontbranden daarvan, en het ontploffen van een LPG tankauto. De risico's voor de activiteiten met propaan zijn vergelijkbaar. Vanwege de veiligheidsrisico's bij de drie bedrijven is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
LPG verkooppunt Albert Schweitzerdreef
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt niet voldaan. Zodra de maatregelen van de branche (coating op tankauto's) wettelijk zijn verankerd, zal wel aan de richtwaarde worden voldaan.
Aan de overige afstandscriteria m.b.t. de ondergrondse LPG tank en de afleverzuil wordt voldaan.
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht maar nog niet wettelijk verankerd. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou de veiligheidssituatie nog verder verbeterd kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken effectiviteit en haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
LPG verkooppunt Einsteindreef
Aan zowel de grenswaarden als richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan.
Aan de overige afstandscriteria m.b.t. de ondergrondse LPG tank en de afleverzuil wordt eveneens voldaan.
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Bij die berekening is uitgegaan van een hittewerende coating op de tankauto's; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht maar nog niet wettelijk verankerd. Door het instellen van zogenaamde venstertijden zou de veiligheidssituatie nog verder verbeterd kunnen worden. Hierover zullen nog onderhandelingen worden gestart. Bij gebleken effectiviteit en haalbaarheid zal een procedure gestart worden tot wijziging van de milieuvergunning.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, ook zonder het realiseren van de genoemde venstertijden.
LPG verkooppunt annex gasflessenvulstation
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het gehele bedrijf wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico wordt niet voldaan. Binnen de 10-6 - contour bevinden zich enkele beperkt kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde waarvan afgeweken mag worden. Een bestaande situatie wordt beschouwd als een goede motivatie om af te wijken.
Mede gelet op de toelichting/motivatie over struinweides, wordt geconcludeerd dat de situatie voldoet aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
De maatregelen bij het bedrijf die in de risicoanalyse zijn verwerkt zijn allen gerealiseerd. Daarnaast is in de milieuvergunning een verplichting opgenomen om een hittewerende coating aan te brengen op de tankauto voor LPG/propaan. Deze (of een gelijkwaardige) maatregel zal leiden tot een belangrijke afname van het groepsrisico.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, rekening houdend met de verdere daling als gevolg van het aanbrengen van een hittewerende coating of een gelijkwaardige maatregel.
De onderbouwing van de conclusies over het plaatsgebonden risico van alle drie genoemde bedrijven is weergegeven bij de verantwoording van het groepsrisico in de bijlage Toetsing en verantwoording externe veiligheid.
De volgens het Bevi verplichte verantwoording van het groepsrisico voor alle drie bedrijven is opgenomen in de bijlage Toetsing en verantwoording externe veiligheid.
Vechtsebanen (buiten het plangebied)
Buiten het plangebied bevindt zich het complex van de Vechtsebanen waarvan het invloedsgebied een (geringe) overlap heeft met het plangebied. De PR=10-6 contour komt niet over de grens van het plangebied heen. De bijdrage van het plangebied aan het totale groepsrisico is erg laag omdat het totale groepsrisico ook erg laag is. Voor meer informatie wordt verwezen naar de bijlage Toetsing en verantwoording externe veiligheid.
Vuurwerk
Ingevolge het per 1 maart 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit en de wijzigingen daarop van 16 januari 2004 (Staatsblad nr. 26 van 2004) dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. `
Kleine opslagplaatsen < 10.000 kg
In situaties waarbij niet meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk wordt opgeslagen hoeft in het kader van dit bestemmingsplan, wat betreft veiligheidsafstanden, geen extra aandacht te worden besteed. De hiervoor geldende veiligheidsafstand van 8 m van de deuropening van de opslagplaats tot kwetsbare of geprojecteerde kwetsbare objecten is dusdanig klein, dat hieraan in de meeste gevallen kan worden gedaan. In sommige gevallen dienen bouwkundige maatregelen te worden getroffen. Opslagplaatsen tot maximaal 10.000 kg aan consumentenvuurwerk ten behoeve van verkoop van vuurwerk tijdens de oudejaarsperiode, kunnen uitsluitend plaatsvinden in een bestemming waar Detailhandel is toegestaan.
Grote opslagplaatsen > 10.000 kg
Voor opslagplaatsen van meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk geldt op basis van het Vuurwerkbesluit, afhankelijk van de hoeveelheid aan opslag en de grootte van de deuropening, een veiligheidsafstand van 20 m of meer vanaf de deuropening van de opslagplaats tot kwetsbaar of geprojecteerde kwetsbare objecten.
Opslagplaatsen van meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk ten behoeve van verkoop van vuurwerk tijdens de oudejaarsperiode, kunnen mede vanwege de afstandseisen, niet plaatsvinden binnen de bestemming Detailhandel dan wel Bedrijf. Aan tuincentra en bouwmarkten kan voor de opslag en verkoop van meer dan 10.000 kg vrijstelling worden verleend. In dit bestemmingsplan is de mogelijkheid daartoe uitgesloten. In het bestemmingsplangebied bevindt zich overigens géén vuurwerkopslag c.q. vuurwerkverkoop.
Conclusie
Op het gebied van de externe veiligheid worden er vooralsnog geen belemmeringen geconstateerd. Wat betreft bedrijven en de verkoop van vuurwerk zijn er geen bijzonderheden. Ook voor wat betreft routes voor gevaarlijke stoffen, blijft het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde. Wat betreft de LPG-tankstations worden er vooralsnog geen belemmeringen voorzien.
4.6 Luchtkwaliteit
Doelstelling
Volgens de Wet luchtkwaliteit dient de gemeente als bevoegd gezag na te gaan in hoeverre de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt van invloed zijn op de luchtkwaliteit in de omgeving.
Het bestemmingsplan Overvecht – Noordelijke Stadsrand is een actualiseringplan met in beginsel een consoliderend karakter. Het bestemmingsplan richt zich hoofdzakelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de huidige functionele en ruimtelijke structuur.
De Kadernota Bestemmingsplan Overvecht - Noordelijke Stadsrand (april 2009) maakt onderscheid tussen 'concrete', 'mogelijke' en 'niet-concrete' ontwikkelingen.
De ontwikkelingen die aangemerkt kunnen worden als 'concrete ontwikkelingen' worden opgenomen in het bestemmingsplan. Als de bestemmingen niet veranderen ten opzichte van het oorspronkelijke bestemmingsplan heeft de afweging op luchtkwaliteit in een eerder stadium reeds plaatsgevonden of was nadere toetsing op luchtkwaliteit nog niet aan de orde vanwege het ontbreken van een wettelijk toetsingskader. Als de oorspronkelijke bestemmingen wel gewijzigd zijn, is het aspect luchtkwaliteit (indien nadere toetsing wettelijk was voorgeschreven) al in de desbetreffende Wro- wijzigingsprocedures onderzocht. In beide gevallen is er vanwege het actualiserende karakter van het bestemmingsplan echter geen sprake van nieuwe ontwikkelingen met extra verkeersaantrekkende werking met een daaraan gerelateerde verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onder de 'concrete ontwikkelingen' vallen onder meer de voor het aspect luchtkwaliteit relevante ontwikkeling van woningen en appartementen, scholen en een zorg- en bejaardencentrum.
Locaties waar 'mogelijke ontwikkelingen' plaatsvinden zullen uitsluitend verwerkt worden in de toelichting van het bestemmingsplan als 'toekomstige ontwikkelingen', maar worden niet vastgelegd op de plankaart. Luchtkwaliteitsonderzoek met betrekking tot deze potentiële ontwikkelingslocaties is in deze fase van de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde.
Locaties waarbij sprake is van "niet concrete ontwikkelingen" worden niet verwerkt in het bestemmingsplan. Ook voor deze ontwikkelingen geldt daarom dat luchtkwaliteitsonderzoek eventueel pas in een later stadium noodzakelijk is.
Beoordelingskader
Wet Luchtkwaliteit
Eind 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd en opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd.
In de Wet milieubeheer (artikel 5.16 tweede lid ) is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden, zoals het vaststellen of wijzigen van bestemmingsplannen, mogen uitoefenen. Eén van de voorwaarden waarbij luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor het uitoefenen van de bevoegdheid is:
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' legt vast wanneer een project (in dit geval het bestemmingsplan) niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Bij de NIBM toets gaat het om de toename van de luchtverontreiniging als gevolg van het project, afgezet tegen de autonome ontwikkeling.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Vanaf deze datum geldt een project als NIBM indien aannemelijk is dat het een toename van de concentratie van de vervuilende stof veroorzaakt van maximaal 3% van de betreffende jaargemiddelde grenswaarde van die stof. De (N)IBM grens is alleen vastgesteld voor de stoffen NO2 en PM10. Als de toename voor één of beide stoffen hoger is, dan draagt het project wel 'in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide, met name kinderen, ouderen en zieken. Het beoogt de realisering van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke provinciale en rijkswegen tegen te gaan, als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. Voor het begrip nabijheid wordt een zone van 300 meter vanaf de rand van een rijksweg en 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg gehanteerd. Het gaat dan onder meer om realisering van gebouwen die geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik zijn als school, kinderopvang, verzorgings-, verpleeg- of bejaardentehuis.
Conclusie
Het bestemmingsplan Overvecht heeft een consoliderend karakter. In dit actualiseringplan is daarom geen sprake van ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarmee wordt voldaan aan één van de voorwaarden die de Wet milieubeheer in artikel 5.16 tweede lid stelt aan het mogen vaststellen van het bestemmingsplan.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing omdat het bestemmingsplan niet voorziet in de realisering van 'gevoelige bestemmingen' nabij provinciale en rijkswegen.
Luchtkwaliteit vormt voor het nieuwe bestemmingsplan geen belemmering.
4.7 Bodemkwaliteit
Beleid
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
- Bodembescherming.
Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en calamiteiten op openbaar terrein.
- Bodemsanering.
Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de toekomstige bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Hiermee wordt zo min mogelijke nazorg bereikt. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij gevallen van ernstige verontreiniging. Voor ontgraving en onttrekking of verplaatsing van ernstig verontreinigde grond en grondwater in gemeente Utrecht is een saneringsplan of een melding volgens het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) noodzakelijk, die moeten worden goedgekeurd door gemeente Utrecht.
- Bodembeheer.
Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik. Hergebruik van licht verontreinigde grond bij onverdachte terreinen kan plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart (binnen de zone) en conform het bodembeheerplan.
Bij een omgevingsvergunning voor nieuwbouw is een bodemonderzoek noodzakelijk. Dit bodemonderzoek moet aantonen of de locatie geschikt is voor de nieuwe functie en of er gebouwd mag worden. Bouwen op een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt zonder saneringsmaatregelen niet toegestaan. Bij grondwateronttrekkingen voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten is het verder van belang om te weten of er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging in het grondwater aanwezig is. In een saneringsplan moeten hiervoor voldoende monitoring en tegenmaatregelen worden beschreven.
Er zijn ten aanzien van het aspect bodem en water ook andere procedures voor vergunningverlening of melding van toepassing voor grondwateronttrekking, infiltratie en lozing (Provincie Utrecht, Waterschap, Dienst Stadswerken gemeente Utrecht).
Onderzoek
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van 2011 en de bodemkwaliteitskaart van het Noorderpark (2006) is het plangebied als volgt ingedeeld:
- Noorderpark (noordelijke stadsrand), met licht tot sterke verontreinigingen in plaatselijk opgebrachte lagen (toemaakdekken met voormalig stadsvuil);
- Park (rond fort Blauwkapel), met licht tot matige verontreinigingen in een circa 1,5 meter dikke antropogene laag;
- Jonge wijken/kantoren (overgrote deel), enige bedrijvigheid, grotendeels schoon, plaatselijk licht verontreinigd in een 2 meter dikke antropogene laag;
- Lichte industrie (rioolzuivering), met licht tot matige verontreinigingen in een 1 à 2 meter dikke antropogene laag;
- Oude binnenstad (uiterst zuidelijke punt bij Hoogstraat), veel oude bedrijvigheid, met licht tot sterke verontreinigingen in een 1 à 2 meter dikke antropogene laag.
De gemeente heeft uitgebreid onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de verontreinigde locaties binnen de gehele gemeente. Op basis van historische gegevens is bekend dat er in het plangebied milieuvergunningen zijn uitgegeven en verdachte locaties aanwezig zijn. Hiertoe behoren o.a. tankstations, garagebedrijven, rioolwaterzuivering, tuincentrum, technische scholen (hout- en metaalbewerking), vitrioolfabriek, tegelbakkerij, ziekenhuis, warmtekrachtcentrale, chemische wasserij. In het plangebied bevinden zich gesaneerde en ongesaneerde ondergrondse tanks, gedempte sloten, een fort en een stortplaats, met mogelijk een verontreiniging in de bodem. Verspreid over het hele plangebied zijn diverse verkennende, nadere en saneringsonderzoeken uitgevoerd en saneringsplannen opgesteld, voor bouwvergunningen, grondtransacties, milieuvergunningen en bij verdachte locaties. Er zijn meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend, met name door (voormalige) bedrijvigheid, waar een sanering moet worden uitgevoerd of waarbij nog monitoring (na de uitgevoerde sanering) plaats vindt.
Informatie over historische gegevens en uitgevoerde bodemonderzoeken is te raadplegen via de website www.utrecht.nl/milieu/bodem.
Grondwater
De zuidpunt van het plangebied sluit aan op de wijken Binnenstad, West en Noordwest. Hier bevinden zich omvangrijke en complexe diepere grondwaterverontreinigingen waar een gebiedsgerichte aanpak plaatsvindt. Er is een saneringsplan (Biowasmachine) in uitvoering. De zuidpunt bevindt zich naar verwachting binnen de tweede fase van dit saneringsplan. Dit betekent dat daar op termijn activiteiten die ingrijpen in de ondergrond (zoals bouwputbemalingen, WKO-systemen) uitvoerbaar zijn, zonder rekening te houden met de verontreinigingen, mits deze voldoen aan de randvoorwaarden van het saneringsplan. Hiervoor is een melding activiteit ondergrond noodzakelijk.
Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan staat een aantal concrete ontwikkelingen toe. Uitgangspunt is dat bij deze ontwikkelingen onderzoek naar de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden om te kijken of deze geschikt is voor de nieuwe functie
Conclusie
Voor het plangebied geldt ten aanzien van de bodemsituatie het volgende:
- 1. De huidige bekende gevallen van bodemverontreiniging staan de beoogde ontwikkelingen in het plangebied niet direct in de weg. Maar, dit geldt bij enkele ontwikkelingen pas nadat een nog noodzakelijk bodemonderzoek en/of bodemsanering is uitgevoerd.
- 2. Tevens moet bij reguliere bouwvergunningen bodemonderzoek worden uitgevoerd. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging zijn saneringsmaatregelen noodzakelijk, die moeten worden goedgekeurd door gemeente Utrecht.
- 3. Het is mogelijk dat er bij grondwateronttrekkingen, in de invloedssfeer van de onttrekking een mobiele verontreiniging aanwezig is. Hiervoor moeten dan monitoring of tegenmaatregelen in een saneringsplan worden beschreven. Activiteiten die ingrijpen in de ondergrond ter plaatse van de zuidpunt van het plangebied, kunnen binnen randvoorwaarden onder het saneringsplan met de gebiedsgerichte aanpak voor de ondergrond worden uitgevoerd.
4.8 Flora En Fauna
Inleiding
Ten behoeve van het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is een quick scan flora en fauna uitgevoerd. In de quick scan is het bestemmingsplan getoetst aan de vigerende natuurwetgeving, specifiek de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet (Nbwet) is minder relevant, aangezien er geen Nbwetgebied in of in de nabijheid van het plangebied is gelegen. Ook is het bestaande ruimtelijke beleid in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur bekeken.
Soorten en waardering
In het plangebied komt een groot aantal beschermde soorten voor. Op grond van hun voorkomen of herkomst kunnen deze in een tweetal groepen worden verdeeld:
1. soorten van het buitengebied of natuurlijke biotopen;
2. soorten van het urbane gebied en cultuurvolgers.
De soorten uit de eerste groep zijn voor hun voorkomen afhankelijk van min of meer natuurlijke of weinig door de mens verstoorde situaties. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied ten aanzien van omvang, mate van rust, prooiaanbod en abiotische variabelen (waterkwaliteit, bodem e.d.). De belangrijkste waarden zijn aanwezig in en rond het natuurgebied Polder de Gagel, met soorten als gagel, ronde zonnedauw, moerassprinkhaan, heikikker, ringslang, groene glazenmaker en rugstreeppad.
De soorten van het urbane gebied komen in Overvecht voor dankzij activiteiten en transport van de mens. Deze soorten zijn afhankelijk van stenige milieus of specifiek beheer en inrichting en komen niet in natuurlijke situaties in het buitengebied voor. Voorbeelden zijn muurplanten als tongvaren en steenbreekvaren, cultuurvolgers als gierzwaluw en huismus en diverse soorten vleermuizen. Voor vleermuizen geldt dat de relatie met het buitengebied van groot belang is in verband met de functie als foerageergebied en/of zomerleefgebied. De forten vertegenwoordigen een unieke waarde in verband met het voorkomen van overwinterende vleermuizen.
Wanneer de wijk Overvecht wordt vergeleken met andere wijken in de stad dan kan geconcludeerd worden dat het aantal beschermde en/of waardevolle soorten hoog is. Het plangebied is op gemeentelijk niveau van groot belang voor de soorten platte schijfhoren, heikikker, rugstreeppad, ringslang, kleine modderkruiper, ransuil, boomvalk en vleermuizen in het algemeen. Daar staat tegenover dat het plangebied relatief groot is en de hoogste waarden zijn vertegenwoordigd in het buitengebied (natuurgebied Polder de Gagel) en de forten. Wanneer alleen wordt gekeken naar het bebouwde gebied dan moet worden geconcludeerd dat deze relatief arm is. Hoewel een groot aantal beschermde soorten voorkomt, is de dichtheid over het algemeen laag.
Ecologisch interessante plekken
In aanvulling op deze quick scan, die was gericht op het voorkomen van beschermde soorten, kan worden opgemerkt, dat de gemeente in het verleden in het kader van het groenplan Overvecht heeft geïnvesteerd in het vergroten van de ecologische waarde van sommige onderdelen van de Hoofdgroenstructuur van Overvecht, zoals in het "poldergebiedje" in park de Watertoren en een poel in een uitloper van park de Gagel.
Bestemmingsplan en wetgeving
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt spelen zich af binnen het bebouwde (woon- en werk)gedeelte van het plangebied. De hier voorkomende soorten zijn in hoge mate aangepast aan het leven in de stad en rond de mens. Gelet op de aard van deze soorten en de ingrepen zijn te verwachten effecten van korte duur en bieden ontwikkelingen altijd weer nieuwe mogelijkheden en vestigingskansen. Urbane soorten zijn aangepast aan de dynamiek van het stedelijk gebied. De Flora- en faunawet biedt echter niet altijd voldoende flexibiliteit ten aanzien van het natuurlijke aanpassingsvermogen van deze soorten. Omgang met beschermde soorten in stedelijk gebied vraagt om een pragmatische en creatieve aanpak. In het geval van Overvecht kan worden gesteld dat de voorkomende soorten niet worden bedreigd, maar dat lokaal maatwerk is vereist om gevoelige functies (specifiek de overwintering in forten) te behouden.
Ten aanzien van het buitengebied moet worden geconcludeerd dat terughoudendheid met betrekking tot recreatie in eerste instantie op zijn plaats is, mede gelet op het voorkomen van gevoelige en kwetsbare soorten.
Onderzoek ecologische modellen Overvecht
Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de wens van de Afdeling Milieu en Duurzaamheid van de Dienst Stadsontwikkeling om de mogelijkheden in beeld te brengen de ecologische kwaliteit van groenzones in de stad beter planologisch te beschermen in onderhavig bestemmingsplan.
Onderzoeksresultaten
Reeds lang wordt het belang van een samenhangend ecologisch netwerk van kerngebieden, verbindingszones en stapstenen erkend. Ook binnen stedelijk gebied wordt dit belang gezien. Daarbij wordt in Utrecht de laatste jaren meer aandacht besteed aan de combinatie van de ecologische kwaliteit van het groen en de belevingskwaliteit. Een hogere ecologische kwaliteit kan door het voorkomen van aansprekende soorten zorgen voor een hogere belevingskwaliteit. In verband met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Overvecht is onderzocht hoe de ecologische kwaliteit en de daaraan gerelateerde belevingskwaliteit van de groenstructuren in de wijk verbeterd kan worden. Tevens is onderzocht of en zo ja hoe een en ander een betere planologische borging kan krijgen. De gegevens uit de quickscan zijn tevens gebruikt als onderbouwing van het ecologische belang van de groenstructuren in dit rapport.
De wijk Overvecht heeft een groen karakter, maar de ecologische waarde van het groen is relatief laag. De belangrijkste groenstructuren zijn:
- het Noorderpark, voormalig buitengebied met een vrij hoge biodiversiteit;
- de forten Blauwkapel, de Gagel en de Klop, met eveneens een relatief hoge biodiversiteit;
- de Klopvaart, een voormalig inundatiekanaal van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie;
- de Vecht, een rivier met een landschappelijke zone die aan de oostzijde eindigt;
- de Vechtzoom, met oud landgoedbos;
- Park de Gagel, met een traditionele opzet (maar ook met een vlindertuin);
- Park de Watertoren met in een gedeelte ecologisch beheer;
- de spoorzone met veel ruigtestroken en water;
- de Einsteindreef en Carnegiedreef met brede boomweiden;
- diverse braakliggende terreinen met een vaak verrassend hoge ecologische waarde.
Tijdens de quickscan zijn de meeste faunawaarnemingen gedaan in het Noorderpark, de beide forten, de spoorzone, park de Watertoren en langs de Vecht. Voor de planologische borging is een aantal wetten en beleidsstukken van belang. In de provinciale ecologische hoofdstructuur zijn kerngebieden en verbindingszones aangewezen, waaronder delen van het Noorderpark (kerngebied) en de Klopvaart (verbindingszone). (zie figuur 4.4).
Ook het Groenstructuurplan Utrecht (2007) doet voorstellen voor 'vlakken' en wenselijke verbindingen daartussen. De rol van de gebieden varieert echter per soort. Voorgesteld wordt daarom om te spreken over 'ecologische zones', die voor de ene soort als kerngebied fungeren en voor de andere soort als verbindingszone. De zones worden niet meer naar een doelsoort genoemd.
Modellen ecologische zones
Voor de ecologische zones worden vijf modellen beschreven, de groenblauwe as, de boszone, de bosas, de grazige strook en de tijdelijke succes(sie)natuur (zie figuur 4.4):
- De groenblauwe as is minimaal 20 meter breed en bestaat uit een combinatie van een watergang met plasdrasoever, een bomenrij, een strook met ruigte en struweel en faunavoorzieningen bij wegen en bruggen. Het model is mogelijk toepasbaar langs de Klopvaart, langs de Vecht (buiten het plangebied) en in het Watertorenpark met aansluitende groenstroken.
- De boszone is een minimaal 50 meter brede zone met zo natuurlijk mogelijk bos en voldoende
- dekking in de vorm van struweel, ruigte of dood hout. Het model zou op termijn toegepast kunnen
- worden in de Vechtzoom.
- De bosas is een minimaal 20 meter brede zone met een boombegroeiing. Het model kan worden
- toegepast langs de Einsteindreef, Carnegiedreef en Karl-Marxdreef. In verband met de toegepaste
- uitheemse bomen, duurt de realisatie lang.
- De grazige strook betreft extensief beheerd, kruidenrijk grasland met een breedte van minimaal een meter of vier en zo min mogelijk beschaduwing. Toepassing is mogelijk op diverse plekken in de wijk.
- De tijdelijke succes(sie)natuur bestaat uit braakliggende terreinen die met een aantal voorzieningen
- tijdelijk toegankelijk zijn gemaakt.
Figuur 4.4 Voorgestelde ecologische zones Overvecht uit rapportage Ecologische Modellen
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het vormt de basis voor het Nederlands natuurbeleid. De EHS heeft tot doel de flora en fauna te beschermen.
De natuurgebieden van het Noorderpark worden via verbindingszones langs de Klopvaart en de Vecht verbonden met de landgoederen langs de Vecht. Hoewel op de provinciale kaart de ecologische verbindingszone langs de Klopvaart met een lijn indicatief is aangegeven, is in het werkdocument Ecologische Verbindingszones (1993) van de provincie Utrecht al aangegeven, dat de kwaliteit hier bestaat uit het mozaïek van water, oevervegetatie, grasland, ruigte, struweel en bosjes. De natuurkwaliteit is hier verspreid aanwezig in de gehele groene Klopvaartzone.
Conclusie
De wijk Overvecht is een groene wijk met relatief lage ecologische waarde. De hoogste ecologische waarden worden gevonden in Noordelijke stadsrandpark en in de groenzone langs de Vecht, die zowel wat betreft historie, inrichting als gebruik afwijkt van de rest van Overvecht. De ecologische waarde kan aanzienlijk verbeterd worden door het realiseren van een aantal ecologische zones. Hoewel de ecologische waarde van veel gebieden en groenzones in de wijk vrij gering is, functioneren enkele groengebieden in de wijk wel als ecologische (verbindings)zone. Het gaat met name om de Klopvaart, park de Watertoren en de Spoorzone. De Klopvaart is bovendien in de provinciale ecologische hoofdstructuur opgenomen als ecologische verbindingszone. Aan de rand van het plangebied liggen enkele gebieden met een hoge ecologische waarde, die functioneren als ecologische kerngebied. Dit zijn het Noorderpark en de Vecht. Het is daarom noodzakelijk een aantal ecologische bestemmingen op te nemen in het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan is het bovenstaande als volgt vertaald:
- het groen uit de hoofdgroenstructuur is bestemd als Groen 1, waarmee ook de ecologische basiskwaliteit is vastgelegd; bij activiteiten en werkzaamheden die passen binnen de bestemming moet rekening worden gehouden met die ecologische basiskwaliteit
- de Klopvaart en enkele specifieke deelgebiedjes in de hoofdgroenstructuur krijgen de dubbelbestemming groen met ecologische waarde; hier zijn bepaalde activiteiten en werkzaamheden uitgesloten (bouwen van gebouwtjes, bepaalde recreatieve voorzieningen), omdat ze strijdig zijn met deze bestemming; andere werkzaamheden zijn gebonden aan een aanlegvergunning, zodat een nadere afweging kan plaatsvinden
- de natuurgebieden in het Noorderpark krijgen de bestemming natuurgebied
Figuur 4.5:
Ecologische Hoofdstructuur (bron: http://geo.provincie-utrecht.ml/publiek/buiteninbeeld/index.html)
4.9 Water
Beleidskader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:
- Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc;
- Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc;
- Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 [1];
- Waterschapsbeleid: Europese Kaderrichtlijn Water, Waterbeheerplan AGV 2010-2015, Waterbeheerplan HDSR 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur [2].
1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.
2] Het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.
Betrokken partijen
In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:
- Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling - Stedenbouw en Monumenten
- Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs
- Toetser: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (beheerder oppervlaktewater) Gemeente Utrecht, Stadswerken – Stedelijk Beheer (beheerder riolering, oppervlaktewater)
Oppervlaktewater
Structuur
Door de grootschalige aanleg van de wijk Overvecht in het Noorden van Utrecht in de jaren 60 is de volledige oorspronkelijke slagenstructuur (zo kenmerkend voor een veenweide- of polderlandschap) verloren gegaan. Omdat het stramien van het stedenbouwkundige plan niet overeenkwam met de structuur van het oorspronkelijke oppervlaktewater, zijn bij het bouwrijpmaken alle poldersloten gedempd en is een nieuwe singel aangelegd voor de waterverbinding tussen de polder Overvecht en de rivier de Vecht.
Globaal bevinden zich in Overvecht 3 belangrijke watergangen (zie figuur 1): de Klopvaart langs de Klopdijk in het noordwesten van Overvecht, de singels Overvecht langs de Moldaudreef-Moezeldreef-Zamenhofdreef-Brailledreef-Einsteindreef in het zuidmidden van Overvecht (primaire watergang) en de spoorsingel langs de Vestadreef-Winterboeidreef bij het spoor Utrecht-Amersfoort (tertiaire watergang).
Figuur 4.6 – overzicht oppervlaktewater en grondwater (bron: gemeente Utrecht)
Peilgebieden
Het overgrote deel van het oppervlaktewatersysteem in Overvecht maakt deel uit van één peilgebied met een vastpeil van NAP +0.20 m. Alleen het oppervlaktewater in het gebied van park Vechtzoom, langs de spoorsingel en rondom het sportpark Loevenhoutsedijk heeft een lager vastpeil van NAP -0.10 m. Bij hevige neerslaggebeurtenissen mag het waterbezwaar leiden tot een peilstijging van 0,3 m.
Beheer
Het bevoegd gezag van het oppervlaktewater in Overvecht ligt bij verschillende overheidsinstanties (zie figuur 2). Heel Overvecht ligt in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR), dit waterschap is verantwoordelijk voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer (functioneel) van het oppervlaktewater en heeft de 'Singels Overvecht' in beheer (paarse arcering). Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer voor de Vecht, de Klopvaart en de watergang Gageldijk (rode arcering). De spoorsingel en de watergangen in park De Gagel, de Vechtzoom, de Watertoren en rondom fort Blauwkapel zijn in beheer bij de gemeente Utrecht (gele arcering).
De status van de watergangen is van belang voor de breedte van de beschermingszone. In de keur wordt uitgegaan van een systeem van kernzones en beschermingszones (zie paragraaf Waterkering). Een beschermingszone beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd (benodigde schouwstrook). De breedte van de beschermingszone aan weerszijden van watergangen is vastgelegd in de legger en bedraagt 5 meter voor primaire en secundaire watergangen en 2 meter voor tertiaire watergangen.
Figuur 4.7 – beheerderskaart watergangen Overvecht (bron: gemeente Utrecht – juni 2010)
Om het goed functioneren van de waterhuishouding te kunnen waarborgen, voert het waterschap onderhoudstaken uit en toetst of bij de aanleg van werken ter plaatse van oppervlaktewatergangen en in beschermingszones voldaan is aan algemene en specifieke criteria (zie paragraaf Keur).
Waterkwaliteit
De belasting van het oppervlaktewater dient te voldoen aan de eisen die HDSR in de Keurverordening heeft vastgelegd. Om onnodige vervuiling van afstromend hemelwater te voorkomen, stelt HDSR eisen aan de kwaliteit en de behandeling van het afstromend oppervlak:
- minimale toepassing van uitloogbare materialen zoals zink, koper en lood;
- geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen;
- geen directe lozing van verontreinigd hemelwater (aansluiten conform het vigerende beleid van HDSR).
Ruimtelijke consequenties
Het functioneren van ondergrondse èn bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling en het transport van afvalwater, de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast, dient te zijn gewaarborgd. De mate van functioneren is afhankelijk van de conditie èn de dimensies van de voorzieningen. Het huidige ruimtebeslag en afmetingen van bv. riolering, rioolgemalen en watergangen is essentieel voor een goede systeemwerking. Verkleining of aanpassing hiervan heeft directe consequenties voor het functioneren van de voorzieningen en is niet toegestaan zonder compenserende maatregelen.
Bij toename van verhard, afvoerend oppervlak in het plangebied ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen dient conform het beleid van gemeente en waterschap extra berging (zie paragraaf 'Wateropgave') worden gerealiseerd als compensatie voor de toegenomen belasting van het oppervlaktewater.
Waterbeheerplan / Kaderrichtlijn Water
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren: de zorg voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn ook de maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd waarvoor een resultaatsverplichting voor eind 2015 geldt.
Sinds 22 december 2000 is de KRW van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.
Volgens de gestelde definitie in de Kader Richtlijn Water zijn de “Singels Overvecht” (NL 14-09) en de Vecht (NL-11-1-2) als waterlichaam aangemerkt (zie figuur 3). Deze waterlichamen voldoen op dit moment aan de gestelde ecologische doelen. Om de huidige waterkwaliteit te handhaven zal voor 2015 gebaggerd moeten worden. Verder is er een aantal ruimtevragende maatregelen voor deze watergang opgenomen zoals het verbreden van de watergang en het ontwikkelen van paaiplaatsen en natuurvriendelijke oevers. In figuur 3 is een maatregelenoverzicht opgenomen van de periode 2010-2015 voor het gehele waterlichaam.
Om de waterkwaliteit te verbeteren en om toename van verharding in toekomstige ruimtelijke plannen te kunnen compenseren, is het van belang om in het bestemmingplan rekening te houden met een verbreding van de ‘Singels Overvecht-Zuid’. Ook is er onder andere sprake van een mogelijke peilverlaging in deze watergangen, verbreding van het profiel zal dan noodzakelijk zijn om de omvang aan wateroppervlak te handhaven.
Figuur 4.8 – overzicht KRW waterlichamen Overvecht (bron: waterschap HDSR – oktober 2009)
Waterkeringen
Status
In het plangebied Overvecht bevinden zich langs de Vecht (Vechtkade Oost) en de Klopvaart (Kerkeindsche vaartkade oost / west) waterkeringen met de status 'overige waterkeringen' (niet genormeerd, zie figuur 4). Deze waterkeringen dienen in het bestemmingsplan als 'waterstaatswerk' te worden aangemerkt met een kernzone van 20 m (dubbelbestemming) uit de damwand of insteek talud en een beschermingszone van 15 m. Werken binnen beide zones zijn conform de keur vergunningplichtig.
Begripsbepaling
Een waterstaatswerk is een waterkering die als zodanig in de legger is aangegeven. In de beleidsregels wordt het waterstaatswerk onderscheiden in het dijklichaam en de aangrenzende vlakke zones (zie figuur 4). Het dijklichaam is gedefinieerd als “de kruin en de wederzijdse taluds van de waterkering met inbegrip van de bermen tot aan de teen van de waterkering of tot aan de bodem van de naastliggende watergangen en de daarin of daaraan aangebrachte werken”. Wanneer geen sprake is van een talud is het dijklichaam gelijk aan het waterstaatswerk. Het leggerprofiel is het minimale profiel waaraan een waterkering in elk geval dient te voldoen en dat in de legger is vastgelegd. Waterkeringen zijn kunstmatige hoogten en natuurlijke hoogten (hoge gronden), die een waterkerende functie hebben, met inbegrip van daarin of daaraan aangebrachte werken. De waterkeringen zijn van waterhuishoudkundig belang. Zij beschermen lager gelegen gronden in het gebied tegen overstroming door (boezem)wateren met een hoger peilniveau. Werkzaamheden op, in of nabij waterkeringen kunnen aan restricties onderheving zijn, en mogelijk zijn deze watervergunningsplichtig. Middels een watervergunning kan ontheffing worden verkregen voor bepaalde werkzaamheden in de kern-, beschermings- en buitenbeschermingszone. Hierover kan in voorkomende gevallen contact worden opgenomen met het Hoogheemraadschap. Hierbij kan gedacht worden aan werkzaamheden in de ondergrond zoals graven, funderingsconstructies, kelders, heien en grondwateronttrekkingen.
In de keur wordt uitgegaan van een systeem van kernzones en beschermingzones: een aan een waterstaatswerk grenzende zone (die als zodanig in de legger is opgenomen) waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de Keur van toepassing zijn. De kernzone (zie figuur 4) is de zone waarin de waterkering of watergang zelf ligt, de beschermingszone (zie figuur 4) is in de omgeving van de waterkering. Werken binnen beide zones zijn vergunningsplichtig om te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Figuur 4.9 – principeprofiel beschermingszone waterstaatswerk (bron: HDSR- april 2011)
Beleid
Voor werken ter plaatse van primaire, regionale en overige waterkeringen gelden de volgende algemene toetsingscriteria ten aanzien van onderhoud en inspectie: De activiteit mag geen hinder veroorzaken voor het efficiënt kunnen uitvoeren van onderhoud en inspectie aan de waterkering. Daarnaast dient een eventuele onderhoudsstrook vrijgehouden te worden en toegankelijk te zijn voor onderhoud en inspectie. Een vergund object moet in goede staat van onderhoud worden gehouden. De vergunninghouder is onderhoudsplichtig voor de waterkerende onderdelen van het object.
Tussen 1 oktober en 1 april van ieder jaar mogen er geen werkzaamheden plaatsvinden die mogelijk het waterkerend vermogen van een waterkering negatief beïnvloeden. Het betreft met name werkzaamheden waarbij in of naast de waterkering wordt gegraven of waarbij de bekleding van het dijklichaam wordt veranderd of verwijderd. Bij voorgenomen activiteiten in de beschermingszone van de waterkering dient een Watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap. Ook voor het aanvragen van een ontheffing van de Keur dient contact op te worden genomen met het waterschap.
Grondwater
Zorgplicht
De gemeente heeft per 1 januari 2008, voortkomend uit de nieuwe wet 'Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken', de zorgplicht om in openbaar gemeentelijk gebied maatregelen te treffen om "structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken". Dit is alleen zo als het nemen van maatregelen doelmatig is en het niet onder de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie valt. De nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht stelt de gemeente Utrecht beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van grondwaterproblemen in het bebouwd gebied.
Verantwoordelijkheden De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De wetgeving geeft aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen: de gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger.
De perceelseigenaar is op eigen terrein zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Bij grondwaterproblemen mag dus in de eerste plaats van de perceelseigenaar worden verwacht, dat hij de vereiste waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen neemt.
Criterium
Grondwater wordt als overtollig beschouwd indien het ontwateringscriterium van 0,7 meter beneden de as van de weg gedurende meerdere jaren langer dan vijf aaneengesloten dagen per jaar wordt overschreden. Voor grootschalig openbaar groen en parken wordt gestreefd naar een ontwateringsdiepte van tenminste 0,5 m beneden maaiveld.
Grondwaterregime
De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. Het meetnet is in de loop van de tijd uitgebreid en momenteel staan verspreid over de gemeente 175 peilbuizen, waarin de grondwaterstand regelmatig wordt gemeten. De meeste peilbuizen staan met het meetfilter in het eerste watervoerend pakket op circa 7 meter beneden maaiveld. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren. Het doel van het meetnet is om informatie over de stijghoogten en de stromingsrichting van het grondwater te verkrijgen.
Ook het langjarig grondwaterregime in het plangebied is dankzij dit meetnet bekend. De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket (1WVP) is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de Grondwatercontourkaart Utrecht (Wareco, 26-03-2008). Op basis van deze kaart blijkt dat het gemiddelde grondwaterpeil in Overvecht verloopt van circa NAP 0.00 m in het zuidoosten naar NAP -0.70 m in het noordwesten. Tijdens het bouwrijpmaken van Overvecht is de ondergrond met circa 1 m zand opgehoogd tot ca. NAP +1.50 m zodat ruimschoots aan de ontwateringseis wordt voldaan.
In figuur 1 zijn de (statistische) stijghoogtes van het grondwater weergegeven tijdens natte perioden. Een maatgevende natte periode in relatie tot een representatief hoge stijghoogte in stedelijk gebied is gedefinieerd als: een periode in de maanden november tot en met februari waarin in een aaneengesloten periode van negen dagen circa 58 mm bruto neerslag valt.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de ontwateringsdiepte (hoogteverschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand) minimaal 0.7 m te bedragen (t.o.v. peil wegas), indien noodzakelijk dient het maaiveld opgehoogd te worden. De ontwateringsdiepte is met name een aandachtspunt voor de noordelijke stadsrand en het noordelijke deel van Overvecht-Noord.
Onttrekkingen
De provincie Utrecht stelt met het strategisch grondwaterbeleid de kaders vast voor de uitvoering van het grondwaterbeheer door de waterschappen. Het waterschap is bevoegd gezag voor het verstrekken van vergunningen of het behandelen van meldingen ten behoeve van grondwateronttrekkingen (afhankelijk van hoeveelheden).
Een deel van Overvecht ligt in een grondwaterbeschermingsgebied en nabij een waterwingebied (zie figuur 1). Het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied (oranje zone) vormen, samen met de boringsvrije zone, een milieubeschermingsgebied. De gele arcering betreft de 100 jaar zone. Hier gelden regels uit de Provinciale Milieuverordening (PMV). Het grondwaterbeschermingsgebied is gekwalificeerd als een 'niet kwetsbaar' gebied (art 5.1.2. lid 4 van de PMV). Dit houdt in dat er een beperkt aantal regels zijn voor dit gebied:
- risicovolle bedrijven mogen zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied vestigen;
- in alle grondwaterbeschermingsgebieden is het verboden nieuwe buisleidingen aan te leggen. Dit betreft de grotere, veelal bovenlokale netwerken van buisleidingen en is niet van toepassing op het voor een woning benodigde leidingenstelsel;
- ook geldt het 'Besluit boringen en funderingen'. Dit besluit maakt onderscheid in vier soorten activiteiten: aanleg van boorputten, bouw van ondergrondse bouwwerken, funderingswerken en andere grondwerken zoals damwanden. Voor alle gevallen geldt dat vooraf een melding moet plaatsvinden bij de provincie.
Riolering
Principe
Plangebied Overvecht ligt in bemalingsgebied 'Overvecht' (district 1), het gebied tussen de Klopvaart en de Franciscusdreef maakt deel uit van bemalingsgebied 'Overvecht-Noord' (district 13). Het rioleringssysteem is van het type 'gemengd': regenwater en huishoudelijk afvalwater wordt met één stelsel onder vrijverval (gemengd) getransporteerd naar de rioolwaterzuivering Overvecht aan het Zandpad. Om wateroverlast te voorkomen, treden bij hevige neerslag de overstorten naar de Vecht in werking.
Afvoerend oppervlak
Conform het bovengenoemde gemeentelijk en waterschapsbeleid moet het hemelwater bij sloop-nieuwbouwontwikkelingen lokaal worden verwerkt waarbij aan de kwantiteits- en kwaliteitstrits wordt voldaan. Het doel van dit beleid is om de oorspronkelijke, voorstedelijke waterhuishouding zoveel mogelijk te benaderen en de bestaande riolering en zuivering zo min mogelijk te belasten met schoon hemelwater.
Wateropgave
In de bestaande situatie is er is geen sprake van een wateropgave in of rondom het plangebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de benodigde watercompensatie afhankelijk van de toename aan verhard, afvoerend oppervlak. Om de waterhuishouding op orde te houden en wateroverlast te voorkomen, zijn bij een verhardingstoename van meer dan 500 m2 (de ondergrens voor watercompensatie binnen de bebouwde kom) maatregelen vereist. De kosten voor de compensatie zijn voor rekening van de ontwikkelaar.
De gemeente Utrecht wil ruimtelijke ontwikkeling benutten om te komen tot een duurzame omgang met het hemelwater. Hieronder zijn enkele oplossingsrichtingen beschreven die de toename aan verhard oppervlak (deels) kunnen voorkomen of als compensatie ervan kunnen fungeren.
Afkoppelen
De omgang met hemelwater krijgt een steeds belangrijkere rol in het landelijke en gemeentelijke beleid. Het beleid van de gemeente Utrecht is gericht op het lokaal verwerken (infiltreren, bergen, vertraagd afvoeren) van regenwater zodat er minder schoon hemelwater naar het riool en de zuivering wordt afgevoerd en er bij hevige neerslag minder vuilwater via de overstorten op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Ontwikkelingen in Overvecht worden door de omvang van het verhard oppervlak (en de ligging nabij oppervlaktewater) als een kansrijke en doelmatige afkoppellocatie beschouwd.
Groene daken
Groene daken geven Utrecht een groener aanzien, vormen een buffer bij regenafvoer en zorgen voor een langere levensduur van een dak. De gemeente Utrecht stimuleert de aanleg van groene daken in Utrecht. Een groen dak is een dak dat bedekt is met vegetatie en begroeiing. Er zijn verschillende typen groene daken, van extensieve tot intensieve groene daken.
Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid verbetert. Kortom:
* Groene daken bufferen regenwater
- langer vasthouden water in de winter (bergingscapaciteit afhankelijk van initieel vochtgehalte);
- kleinere afvoerpieken, minder wateroverlast, minder overstromingen;
- langer vasthouden water in de zomer (bergingscapaciteit afhankelijk van initieel vochtgehalte);
- minder droogte, gezonder microklimaat, koelere daken.
* Groene daken verbeteren het stadsklimaat:
- thermische buffer: wegnemen temperatuurextremen;
- verdamping: koeling en verhogen luchtvochtigheid in de stad;
- absorptie van stof en gassen: verbeteren luchtkwaliteit;
* Begroeide daken besparen energie:
- buffer voor extremen tussen binnen en buiten;
- minder transmissieverliezen van binnen _ buiten;
- extra isolatielaag in droge perioden;
- minder warmte van buiten-binnen en van binnen-buiten;
- afremmer van windstromen langs daken minder warmteoverdracht aan de oppervlakte.
Het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht beschouwen vegetatiedaken voor 60% als afvoerend oppervlak. Bij maatgevende piekafvoer (T=10 jaar) draagt dit type oppervlak voor 60% bij aan de hydraulische belasting van de riolering. 40% van het groene dakoppervlak kan hierdoor als niet-aangesloten worden beschouwd en behoeft niet te worden gecompenseerd in het oppervlaktewatersysteem.
Waterpasserende verharding
Het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht beschouwen waterpasserende verharding zonder kolken voor 0% als afvoerend oppervlak. Bij maatgevende piekafvoer (T=10 jaar) draagt dit type oppervlak, mits kolken ontbreken, voor 0% bij aan de hydraulische belasting van de riolering. 100% van dit type oppervlak kan hierdoor als niet-aangesloten worden beschouwd en behoeft niet te worden gecompenseerd in het oppervlaktewatersysteem.
Bij toepassing van kolken is het huidige standpunt en uitgangspunt van het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht dat waterpasserende verharding met een overloop op het gemengd stelsel voor 25% bijdragen aan de hydraulische belasting van de riolering. 75% van dit type oppervlak kan hierdoor als niet-aangesloten worden beschouwd en behoeft niet te worden gecompenseerd in het oppervlaktewatersysteem.
Nieuw oppervlaktewater
Met het realiseren van nieuw oppervlaktewater wordt extra berging gecreëerd waarmee een toename van verhard oppervlak kan worden gecompenseerd. HDSR stelt als norm dat 15% van een toename aan verhard oppervlak met extra open water moet worden gecompenseerd, bij een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m komt dit overeen met 450 m3 berging per hectare afvoerend oppervlak.
Infiltratievoorziening
Lokale verwerking van ingezameld hemelwater middels ondergrondse (bv. IT-riool) of bovengrondse (bv. wadi) infiltratievoorzieningen is over het algemeen kansrijk en doelmatig. Het groen in de wijk biedt voldoende ruimte voor eventuele vrijliggende boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen.
Minder compenseren
Infiltratievoorzieningen met een overloop naar oppervlaktewater en een berging van 45 mm of meer kunnen beschouwd worden als volledige compensatie. De hydraulische belasting bij een piekafvoer (T=10 jaar) kan bij dit principe van bergen en vertraagd afvoeren als minimaal / niet maatgevend beschouwd. Bij een kleinere berging dan 45 mm dient de werkelijke belasting van het oppervlaktewater met een berekening worden aangetoond.
Algemeen
Bovenstaande uitgangspunten gelden als er geen berekening wordt gemaakt. Via berekeningen kan er altijd onderbouwd van afgeweken worden.
Voorkeur gemeente Utrecht
In het streven naar een duurzame omgang met het hemelwater, heeft de gemeente Utrecht in verband met het duurzame karakter sterke voorkeur voor de combinatie van 'Groene daken' en afkoppelen / 'Waterpasserende verharding' (zie bovenstaande oplossingsrichtingen).
Een keuze voor de oplossingsrichting 'Nieuw oppervlaktewater' of 'Infiltratievoorziening' heeft forse ruimtelijke consequenties. Bij compensatie in het oppervlaktewatersysteem dient per 100 m2 extra verharding 15 m2 nieuw oppervlaktewater te worden gegraven. Ook bij de aanleg van een wadi of een ander type infiltratievoorziening dient een deel van het plangebied gereserveerd te worden voor de verwerking van hemelwater. Het is van groot belang dat deze ruimtelijke consequenties in het bestemmingsplan worden verankerd. Concreet betekend dit dat bij compensatie in het plangebied specifieke groenstroken in het bestemmingsplan met de dubbelfunctie groen-water moeten worden bestemd.
Rioleringsopgave
Er is sprake van een opgave in het plangebied ten aanzien van de riolering. Om aan de basisinspanning te voldoen (einddatum 01-01-2013), dient het afvoerend oppervlak dat op de riolering afstroomt te worden vermindert (afkoppelen) of de berging in de riolering te worden vergroot (aanleg BBB's) met als doel de vuilemissie van de overstorten naar het oppervlaktewater te reduceren.
De gemeente Utrecht heeft ingezet op het afkoppelen van (grootschalige) dakoppervlakken van bedrijven in het plangebied. De uitvoering van deze afkoppelinspanning is erg lastig vanwege allerlei praktische randvoorwaarden. Momenteel wordt een herberekening uitgevoerd om de actuele stand van zaken met betrekking tot de basisinspanning te kunnen bepalen. Afhankelijk van de resultaten is duidelijk welke maatregelen waar in het plangebied moeten worden uitgevoerd om de basisinspanning te behalen.
Om het rioolsysteem in Overvecht te verbeteren, is een aantal maatregelen gepland. Met het inrichten van drie bestaande overstortriolen/ lozingsleidingen als bergbezinkleidingen (Fransiscusdreef, Columbiadreef en Pampadreef) wil de gemeente Utrecht de hoeveelheid en de vuilconcentratie van riooloverstorten op de Vecht terugbrengen (reduceren emissie). Ook heeft de gemeente als doel zoveel mogelijk regenwater van het bestaande gemengde rioolstelsel af te koppelen om het aantal overstortingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.
Aansluitingen
Het huishoudelijk afvalwater van nieuwe voorzieningen en woningen dient onder vrijverval op het bestaand gemengd stelsel te worden geloosd. Alle nieuwe woningen / appartementen dienen een aparte huisaansluiting te krijgen. Voor de aansluiting van de woningen op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken.
RWZI Zandpad
In 2010 is onderzoek uitgevoerd naar het industrielawaai in het kader van een aanpassing van de geluidzone van de RWZI aan het Zandpad (DSO, kenmerk IL09-276, mei 2010). Omdat de geluidscontouren van de RWZI ruimtelijke consequenties heeft, is onderstaande de relevante tekst uit het gelijknamige rapport opgenomen:
"De Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aan het Zandpad valt onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (IVB) en is daarmee bestempeld als zogeheten "grote lawaaimaker". Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rond het terrein een zone vastgelegd. De RWZI wordt bij vergunningverlening getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe (Loevenhoutsedijk) woningen. De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder.
In de afgelopen jaren zijn maatregelen uitgevoerd om de geluidsemissie van de RWZI te verminderen. De huidige geluidssituatie is vastgelegd door geluidsgrenswaarden in de milieuvergunning van het bedrijf. Daaruit blijkt dat de RWZI een stuk minder geluid voortbrengt dan ten tijde van de zonevaststelling. Bovendien wordt de beschikbare geluidsruimte van de RWZI in het westen en zuiden bepaald door de grenswaarden bij de nabijgelegen woningen en niet door de grenswaarde buiten de zone. Met andere woorden: de huidige geluidzone is nu onnodig ruim.
Een aanpassing van de zone is wenselijk aangezien het bij bouwplannen in de toekomst onnodige onderzoeken en procedures kan voorkomen. Een aanpassing van een geluidszone kan alleen plaatsvinden binnen een ruimtelijke procedure. In dit geval is dat de herziening van het bestemmingsplan Overvecht.
Op basis van de fictief berekende contour is een nieuwe zonegrens bepaald. Figuur 5 laat de nieuwe (dunne roze lijn) en oude zonegrens zien. Zoals eerder aangegeven, moet de nieuwe zonegrens in ieder geval buiten de actuele 50 dB(A)-contour om lopen. De nieuwe grens volgt net als voorheen zoveel mogelijk het stratenpatroon en kavelgrenzen. Een nieuwe zonegrens voor het gezoneerde industrieterrein RWZI Zandpad haalt onnodige geluidsruimte weg maar zal geen beperking opleveren voor eventuele toekomstige uitbreidingen van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De nieuwe zonegrens doet meer recht aan de huidige stand van zaken en voorkomt onnodige juridische procedures in de toekomst."
Figuur 4.10 – nieuwe zonegrens geluidscontour RWZI Zandpad (bron: DSO - mei 2010)
Keur
Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de belangrijkste verordening, de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).
In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewatergangen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewatergangen, waterkeringen of grondwatergangen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting.
Eventuele vergunningen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Bij het verlenen van een vergunning worden deze belangen altijd afgewogen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de verbrede doelstellingen van de Waterwet te weten de samenhang met chemische en ecologische aspecten en de vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.
Aanpassingen aan het watersysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de Keur is daarnaast bepaald dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een Keurontheffing vereist. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.
Ook tijdelijke grondwateronttrekkingen tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunningsplichtig, evenals de tijdelijke lozing van bemalingswater op de gemeentelijke riolering of oppervlaktewater.
Ook rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet. Voor nieuwbouw (indien niet-omvangrijk) kan volstaan worden met een melding. Het toepassen van uitlogende materialen (lood, koper, zink en bitumen) zonder KOMO-keurmerk is niet toegestaan.
4.10 Archeologie
Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de verbeelding met de dubbelbestemming Waarde- Archeologie. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte (en in een aantal gevallen diepte) vergunningplichtig.
De gemeentelijke archeologische waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Op de kaart wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde rijksmonumenten, archeologische gebieden met een hoge archeologische waarde, archeologische gebieden met een hoge archeologische verwachting en archeologische gebieden met een archeologische verwachting. Beschermde archeologische rijksmonumenten zijn volgens de Monumentenwet 1988 beschermde archeologische monumenten. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Voor gebieden van hoge en archeologische verwachting geldt dat er sprake is van een archeologische verwachting in meer of mindere mate.
Archeologie in het plangebied
In het plangebied voor bestemmingsplan Overvecht bevinden zich verschillende archeologische zones. Deze zijn aangegeven op onderstaande kaart.
Figuur 4.11 Uitsnede gemeentelijke archeologische waardenkaart woonwijk Overvecht
Gebieden met een hoge archeologische waarde
Dit betreft Fort Blauwkapel met de overblijfselen van het Middeleeuwse huis te Veen, Fort de Gagel, Fort aan de Klop, het gebied ten zuidoosten van Fort de Klop waar zich vroeger het huis Roosendael aan de Vecht bevond, het gebied langs de Vecht ter plaatse van de RWZI waar vanaf de zeventiende eeuw een kruitmolen, kruitstoof, zwavelsmelterij en andere bebouwing heeft gestaan en het gebied bij de Anthoniedijk, waar in de Middeleeuwen het Sint Anthonie Gasthuis (1435-1480) was gevestigd
Gebieden met een hoge archeologische verwachting
Dit betreft de gehele strook langs de Vecht in verband met oude sporen van bewoning en industriële activiteiten zoals pottenbakkerijen e.d.. Verder is de Gageldijk, van oudsher een oude verbindingsweg, binnen dit gebied gelegen. Ten slotte zijn de voormalige Groenendijk die vanaf Fort de Klop naar Oud-Zuilen liep, de voormalige Biltse Grift en Koekoeksvaart gelegen binnen het gebied met een hoge archeologische verwachting.
Gebieden met een archeologische verwachting
Een aantal gebieden zijn aangeduid als 'archeologische verwachting'. Dit heeft te maken met de kans dat hier in het verleden bewoning is geweest. Deels omdat het op de stroomrug van de Vecht is gelegen, deel omdat hier in de bodem dekzandvlaktes aanwezig zijn.
Regeling in dit bestemmingsplan
In het bestemmingsplan hebben de archeologisch waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gekregen.
4.11 Duurzaam Bouwen
De gezamenlijke overheden hebben hun duurzaamheidsambitie onder andere geconcretiseerd in het convenant duurzaam inkopen (www.senternovem.nl/duurzaaminkopen). Daarin hanteren zij als contractvoorwaarden voor stedenbouwkundige plannen het gebruik van de Duurzaamheids Prestatie op Locatie (www.senternovem.nl). DPL concretiseert de per project geselecteerde duurzaamheidsthema's door middel van indicatoren en scoort die op een 0 – 10 schaal. Het voldoen aan wettelijke minimumeisen scoort 6, het hoogst haalbare 10. De totaalscore over alle indicatoren kan worden gemiddeld. Een doorsnee wijk scoort gemiddeld 6. Duurzaam inkopen geeft geen minimumeis voor de DPL. De duurzaamheidsambitie van de gemeente Utrecht komt overeen met een gemiddelde DPL van 8½.
Op gebouwniveau hanteert het convenant als maat de GPR Gebouw (www.gprgebouw.nl). Ook GPR Gebouw werkt met een 0 – 10 schaal. Utrecht stelt een GPR van 8½ als minimum voor haar eigen gebouwen. Voor kantoren wordt ook GreenCalc+ veel gebruikt (www.greencalc.com).
Aparte aandacht vraagt de kwaliteit van het binnenmilieu, in het bijzonder gebouwen waar kinderen langdurig verblijven. Bij scholen is dit vaak zo slecht dat de leerprestaties daar onder lijden. Daarom is de gemeente Utrecht met de gezamenlijke schoolbesturen als kwaliteitseis voor het binnenmilieu klasse B overeengekomen (Praktijkboek Gezonde Gebouwen cahier T2 binnenmilieu in basisscholen). In de geest van de afspraak voor scholen is het verstandig ook voor andere gebouwen met 'verblijvers' zoals kantoren, gebouwen voor kinderopvang/BSO (BuitenSchoolse Opvang) en woningen kwaliteitseisen te stellen aan het binnenmilieu.
De kwaliteit van het binnenmilieu wordt uiteindelijk in de bouwplanfase uitgewerkt, maar hangt sterk samen met de energiehuishouding. Daarom is het belangrijk om integraal te ontwerpen.
Concreet betekent dit voor plannen een stevige reductie van het fossiel energieverbruik in de gebouwde omgeving, beperken milieubelasting door gebouw zelf, toepassen van hout uit duurzame bossen, vermijden uitlogende verontreinigende bouwmaterialen, robuuste voorzieningen om het binnenmilieu in gebouwen en in het bijzonder gebouwen waar kinderen langdurig verblijven op orde te hebben.
Het grootste deel van de milieubelasting door bouwen, wonen en werken is het gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen voor warmte, koude en kracht. Fossiele brandstoffen veroorzaken veel milieubelasting en de schaarste kan leiden tot geopolitieke spanningen. Vooral de uitstoot van CO2 staat nu in de belangstelling. CO2-emissie leidt tot opwarming van de atmosfeer en klimaatverandering. Vanwege dit grote duurzaamheidseffect van energiegebruik behandelen we energie als apart thema.
De gemeente Utrecht heeft de ambitie om in 2030 als grondgebied CO2-neutraal te zijn. Dit vereist een stevige inspanning van alle betrokken partijen. Voorwaarde voor het kunnen realiseren van de nodige maatregelen, ook op gebouwniveau, is een optimale energie-infrastructuur op bouwblok-, buurt- en wijkniveau. Daarbij kan het gaan over het gebruik van stadsverwarming als dat in de nabijheid ligt. Ook andere technieken kunnen de behoefte aan fossiele energie beperken zoals het inzetten van warmte-koude opslag in de bodem. Maar de belangrijkste eerste stap is een goed geïsoleerd en kier/naad-dicht gebouw, rekening houdend met gezondheidscondities.
Een reële bijdrage aan de gemeentelijke energieambitie vereist een energieprestatie ruim boven het wettelijk vereiste. De wettelijke eis ligt vast in het Bouwbesluit, en verplicht nu dat nieuwe woningen een Energie Prestatie Coëfficient hebben van 0,8. Op korte termijn wordt die wettelijke eis aangescherpt.. Op bouwblok- en hoger schaalniveau komt dit overeen met een EPL (Energie Prestatie op Locatie, de energiemaat op bouwblokniveau) van 6,8. Een EPL > 8½ wordt beschouwd als innovatief, een EPL van 7,2 – 8 als 'voorlopend' (SLOK klimaatconvenant).
4.12 Kabels En Leidingen
4.12.1 Hoogspanningsverbinding bovengronds
Aan de noordwestelijke grens van het plangebied bevindt zich een bovengrondse hoogspanningsverbinding van Stedin die aansluit op een onderstation nabij fort De Gagel. De verbinding wordt in het bestemmingsplan beschermd door middel van een belemmeringenstrook met een totale breedte van 55 m en een dubbelbestemming met een omgevingsvergunningenstelsel. Hiermee wordt voorkomen dat zonder vergunning bij voorbeeld bomen worden geplant die in aanraking kunnen komen met de hoogspanningskabels. Ter bescherming van deze verbinding mogen alleen ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden. Hiervan kan slechts bij omgevingsvergunning worden afgeweken na positief advies van de leidingbeheerder.
4.12.2 Hoogspanningsleiding ondergronds
Vanaf het onderstation bij fort De Gagel loopt een ondergrondse hoogspanningsleiding van Stedin langs de Klopvaart naar het zuiden. Deze leiding wordt in het bestemmingsplan beschermd door middel van een vrijwaringszone met een totale breedte van 24 m en een dubbelbestemming met een omgevingsvergunningenstelsel. Hiermee wordt voorkomen dat in de vrijwaringszone zonder vergunning grondwerken worden uiMiddelhoogbouw, tuin en erfafscheidingen
tgevoerd die risico's meebrengen voor de ondergrondse kabel. Ter bescherming van deze leiding mogen alleen ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden. Hiervan kan slechts bij omgevingsvergunning worden afgeweken na positief advies van de leidingbeheerder.
4.12.3 Aardgastransportleiding
Aan de westrand van het plangebied ligt een ondergrondse aardgastransportleiding van de Nederlandse Gasunie. Evenals de hoogspanningsleiding wordt deze in het bestemmingsplan beschermd door middel van een vrijwaringszone met een totale breedte van 8 m en een dubbelbestemming met een omgevingsvergunningenstelsel. Hiermee wordt voorkomen dat in de vrijwaringszone zonder vergunning grondwerken worden uitgevoerd die risico's meebrengen voor de ondergrondse gasleiding. Ter bescherming van deze leiding mogen alleen ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden. Hiervan kan slechts bij omgevingsvergunning worden afgeweken na positief advies van de leidingbeheerder.
4.12.4 Straalpad telecommunicatieverbindingen
Over het plangebied loopt een straalpad voor draadloze telecommunicatieverbindingen. Dit is een straalverbinding van KPN tussen de zendmasten in Hilversum en in IJsselstein. De vrijwaringszone voorkomt dat bebouwing van meer dan een hoogte van 59 m in het straalpad wordt opgericht die de straalverbindingen kan storen. Na vooraf verkregen toestemming van de beheerder van de verbinding kan bij omgevingsvergunning hiervan worden afgeweken.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Ruimtelijke Aspecten Woonwijk Overvecht
5.1.1 Inleiding
In voorgaande hoofdstukken zijn de kwaliteiten van Overvecht beschreven en is onderzocht hoe hier in het bestemmingsplan mee kan worden omgegaan. In dit hoofdstuk staat hoe de kwaliteiten worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Hierbij worden afwegingen gemaakt tussen enerzijds het behouden van de kwaliteiten en anderzijds het mogelijk maken van vernieuwing en flexibiliteit.
5.1.2 Raamwerk
Het raamwerk van Overvecht is de belangrijkste wijkstructuur. Deze structuur bestaat uit een combinatie van groen, recreatie (zoals speelvoorzieningen) en verkeer. De groenstructuur is het publieke domein van Overvecht. In het raamwerk is ruimte om mensen te ontmoeten. In en aan het raamwerk liggen dan ook verschillende publieke functies zoals winkelcentra, scholen en voorzieningen voor ouderen. Doordat het raamwerk niet duidelijk is afgebakend is het kwetsbaar gebleken voor aantasting. In de loop der jaren is er op verschillende plaatsen in en aan het raamwerk gebouwd. In dit bestemmingsplan is de begrenzing van het raamwerk precies weer gegeven. Binnen de grens van het raamwerk is geen ruimte voor nieuwe bebouwing. Deze grond is bestemd voor groenvoorzieningen, waterpartijen en paden. Ook is ervoor gekozen in het groen geen ruimte te bieden voor autoverkeer, omdat dit het groen teveel zou verstoren. Dit betekent dat wegen en parkeerplaatsen niet mogelijk zijn in het groen en dus apart zijn bestemd.
Het raamwerk van Overvecht heeft niet alleen een functie binnen de wijk, maar ook als recreatieve verbinding naar buiten. De noordelijke randweg vormt hierbij een belangrijke barrière. Om deze barrière te overbruggen worden in het bestemmingsplan overgangen mogelijk gemaakt ter hoogte van de aansluitingen van het raamwerk.
Bebouwing in het raamwerk
In het raamwerk bevinden zich een aantal bebouwingszones. De bebouwing in deze zones heeft meestal een publieke functie, zoals scholen en kerken. Het is belangrijk dat tussen de verschillende gebouwen doorzicht blijft naar het groen en dat zij een paviljoenachtige opzet krijgen. De bebouwingszones worden daarom opgedeeld, zodat steeds een groene zone gewaarborgd blijft. Voor de bebouwing worden maximale bouwhoogtes en bebouwingspercentages aangegeven.
Omdat deze bebouwing in het raamwerk staat is de ruimte rond de bebouwing belangrijk voor een goede aansluiting op het openbare groen. Om te zorgen voor een groene buitenruimte zijn parkeerplaatsen hier niet mogelijk. Indien parkeren op eigen terrein gerealiseerd wordt dan dient dit (verdiept) onder de bebouwing te worden gerealiseerd. Daarnaast spelen erfafscheidingen een belangrijke rol bij de groene uitstraling. Erfafscheidingen zijn bij voorkeur groen (hagen) en zijn vanwege het publieke karakter van de bebouwing niet hoger dan 1,5 meter.
Storende bebouwing in het raamwerk
In het groene raamwerk staat op een aantal plaatsen bebouwing in het groen die een obstakel vormt in de wenselijke verbinding tussen groengebieden. In dit bestemmingsplan wordt deze bebouwing geen uitbreidingsruimte gegeven. De huidige situatie wordt in het bestemmingsplan vastgelegd. Om het groene karakter van de erven van deze bebouwing te beschermen worden deze erven zoveel mogelijk bestemd als groen en is parkeren hier niet mogelijk.
Winkelcentrum Overvecht
Het winkelcentrum Overvecht is een belangrijk centrum van Overvecht. Het winkelen vormt hier de belangrijkste functie. Om van het centrum een volwaardig, levendig en sociaal veilig centrum van Overvecht te maken is het belangrijk dat in het centrum meer verschillende functies een plek kunnen vinden. Te denken valt hierbij aan wonen, maatschappelijke voorzieningen, recreatieve voorzieningen en bedrijvigheid. Hierbij is het belangrijk dat de begane grond van de bebouwing een levendige uitstraling krijgt.
Voor het centrum gebied wordt gewerkt aan een plan voor herontwikkeling, waarbij meer woningen, winkels en voorzieningen zijn gepland. Dit plan is nog in de ontwerpfase en is dus niet meegenomen in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 5.6).
Figuur 5.1: Raamwerk met bebouwing
5.1.3 Buurten
Deelbuurten
Overvecht-Zuid
De opzet van Overvecht-Zuid met de zeven buurtjes/stempels rond Park de Watertoren is zeer helder. De opdeling in de verschillende bebouwingseenheden (velden, hoeksteen en plein) biedt een kader bij nieuwe ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen zou deze structuur zoveel mogelijk versterkt dienen te worden.
De molenwiek vormt de belangrijkste buurtstructuur in Overvecht-Zuid. Belangrijk voor deze buurtstructuur is de boomstructuur. Daarnaast biedt deze buurtstructuur aanleiding om hierlangs andere functies mogelijk te maken (zie paragraaf 5.2.3). Het plein vormt binnen de molenwiek een bijzondere plek. Deze plek is het centrum van de buurtjes en leent zich voor publieke functies, de samenhang tussen bebouwing en de openbare ruimte is hierbij essentieel.
Overvecht-Noord
Voor Overvecht-Noord zijn er twee structuren op buurtniveau. De ringweg is de belangrijkste route door de drie buurten van Overvecht-Noord. Hierlangs zijn ook de beste mogelijkheden voor andere functies dan wonen (zie paragraaf 5.2.3). Daarnaast vormen de speelstraten (de binnenring langs Park de Gagel) een structuur op buurtniveau. Deze straten zijn vooral geschikt voor wandelen en fietsen en vormen veilige en prettige routes tussen de buurten en Park de Gagel. Een aantal buurtgerichte functies die passen in de rustige woonomgeving (functies zoals basisscholen en kinderopvang zijn zeer geschikt om langs deze straten te situeren).
Klopvaartbuurt
De Klopvaartbuurt heeft een duidelijke structuur met voornamelijk wonen. Het streven is deze structuur te behouden. Bijzondere plekken in de Klopvaartbuurt zijn de plekken waar de buurt wordt doorsneden door de ontsluitingswegen van Overvecht-Noord, namelijk bij de Rio Brancodreef en de Orinocodreef.
Bebouwingsopzet buurten
Hoogbouw
De hoogbouw in Overvecht speelt een rol op de schaal van de wijk. De hoogbouw is geordend volgens een aantal lijnen in de wijk, zie hiervoor figuur 3.10.
Uitbreidingsruimte in de hoogte
Bij hoogbouw kan een teruggelegde extra bouwlaag worden toegevoegd. Dit biedt de mogelijkheid om penthouses toe te voegen. Doordat de nieuwe bouwlaag terug ligt, heeft deze nauwelijks invloed op de zichtbaarheid of de woonomgeving. Deze opbouwen worden, vanwege mogelijke geluidshinder, middels toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
Uitbreiden in oppervlakte
Uitbreidingen in oppervlakte zijn alleen mogelijk ten behoeve van het verbeteren van entreepartijen en het aanleggen van liften aan de buitenzijden van gebouwen. Indien bij renovatie voor een geheel blok een plan wordt gemaakt waarbij ook voorzien is in uitbreiding in oppervlakte ten behoeve van woningen dan dient hiervoor een nieuw bestemmingsplan te worden gemaakt.
Groen in de woonomgeving
Veel van de hoogbouw is gebouwd rond groene hoven. Deze hoven kunnen meer "tuinachtig" worden, waarbij ook de toegankelijkheid van de hoven wordt beperkt tot de direct omwonenden uit de hoogbouw. Bij het realiseren van zo'n tuinachtige binnenhof kan gekozen worden uit verschillende beheersvarianten, van privaat tot collectief. Het eigendom kan in handen van de gemeente blijven of aan de coöperaties worden gebracht. De inrichting en het gebruik van de hoven is bestemd voor de direct omwonenden. Hierbij kan een kleinschalig recreatief programma worden gerealiseerd, in de vorm van een boomgaard, speel- en sportvoorzieningen, ontmoetingsruimte of (moes)tuinen. Ten behoeve hiervan kan kleinschalige bebouwing worden toegevoegd in een paviljoenachtige opzet (maximaal 200 m² en 1 bouwlaag).
Dakterrassen
Bij hoogbouw zijn alleen dakterrassen mogelijk in combinatie met eventuele penthouses.
Middelhoogbouw
De middelhoogbouw vormt in bouwhoogte de verbinding tussen laag- en hoogbouw. Dit schaalniveau is van belang voor de samenhang binnen de woonwijk. Binnen de middelhoogbouw is een onderscheid gemaakt tussen middelhoogbouw die vrijstaat in de ruimte en middelhoogbouw die een bouwblok vormt.
Uitbreidingsruimte in hoogte
Aangezien de middelhoogbouw belangrijk is voor de samenhang binnen de wijk is het niet wenselijk om uit te breiden in de hoogte. Er zijn in het bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden in de hoogte gegeven.
Uitbreiding in oppervlakte
Uitbreidingen in oppervlakte zijn alleen mogelijk ten behoeve van het verbeteren van entreepartijen en het aanleggen van liften aan de buitenzijden van gebouwen. Indien bij renovatie voor een geheel blok een plan wordt gemaakt waarbij ook voorzien is in uitbreiding in oppervlakte ten behoeve van woningen dan dient hiervoor een nieuw bestemmingsplan te worden gemaakt.
Tuinen en erfafscheidingen
Bij de middelhoogbouw zijn veel privétuinen aanwezig. Bij middelhoogbouw die vrij staat in de ruimte grenzen deze tuinen aan beide zijden aan de openbare ruimte. Om te zorgen voor een aantrekkelijke groene woonomgeving en om te zorgen dat de bebouwing goed blijft aansluiten op de omgeving worden de tuinen rond deze gebouwen gezien als voortuin. Dit betekent dat geen bebouwing kan worden gerealiseerd en dat er slechts een lage erfafscheiding kan worden geplaatst (bij voorkeur een haag). Deze stroken worden bestemd als tuin.
Verschillende woningcorporaties zijn bezig met het verbeteren van de tuinen rond de middelhoogbouw die vrij staat in de ruimte. Uitgangspunt hierbij is dat er rond de bebouwing een zone komt die gebruikt kan worden als private of collectieve tuin. Om dit te kunnen realiseren kunnen de zones rond de flats worden verkocht. Voorwaarde is dat een groene erfafscheiding rondom wordt gerealiseerd.
Bij middelhoogbouw in een bouwblok is een onderscheid gemaakt tussen tuinen aan de voor- en achterzijde. De voorzijde wordt gezien als voortuin en de achterzijde als achtertuin. In de achtertuin kunnen hogere erfafscheidingen worden gerealiseerd en zijn mogelijkheden voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
Groen in de woonomgeving
Een aantal middelhoogbouwcomplexen is gebouwd rond groene hoven. Deze hoven kunnen meer "tuinachtig" worden, waarbij ook de toegankelijkheid van de hoven wordt beperkt tot de direct omwonenden. Bij het realiseren van zo'n tuinachtige binnenhof kan gekozen worden uit verschillende beheersvarianten, van privaat tot collectief. Het eigendom kan in handen van de gemeente blijven of aan de coöperaties worden gebracht. De inrichting en het gebruik van de hoven is bestemd voor de direct omwonenden. Hierbij kan een kleinschalig recreatief programma worden gerealiseerd, in de vorm van een boomgaard, speel- en sportvoorzieningen, ontmoetingsruimte of (moes)tuinen. Aangezien het bij middelhoogbouw zeer kleine hoven betreft is bebouwing in deze hoven niet mogelijk.
Dakterrassen
Bij middelhoogbouw zijn geen dakterrassen mogelijk. Dakterrassen zouden door de vrije ligging van de middelhoogbouw teveel zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte.
Laagbouw
Voor de laagbouwwoningen geldt dat een goede balans moet worden gezocht in de mogelijkheden voor individuele wensen van bewoners en het samenhangende beeld van de bebouwing. De laagbouw vormt een belangrijke kwaliteit die voor een groot deel afhankelijk is van het groen in de woonomgeving, dit is zowel privé groen (in de vorm van hagen en tuinen) als de groene stroken die de bebouwing "inpakken".
Uitbreiding in de hoogte
Vrijwel alle laagbouwwoningen hebben twee lagen (de uitzonderingen worden hieronder benoemd). Een deel van de woningen heeft een kap en een deel heeft een plat dak. De open stedenbouw die in Overvecht is toegepast maakt dat ten behoeve van uitbreidingen in de hoogte specifieke eisen worden gesteld.
- De verkaveling bestaat uit samenhangende buurtjes, met per buurtje één type woning. Bij het realiseren van opbouwen is het dan ook belangrijk dat het samenhangende beeld per buurtje blijft gehandhaafd.
- De ruimtelijke opbouw van Overvecht wordt gekarakteriseerd door een onderscheid in laag-, middel- en hoogbouw. Om dit onderscheid ook in de toekomst helder zichtbaar te houden is het niet wenselijk dat laagbouwwoningen meer dan drie lagen krijgen.
- De laagbouwwoningen worden gekarakteriseerd door een collectief architectuurbeeld. Dit architectuurbeeld is kwetsbaar voor individuele uitbreidingen.
Uitbreidingen van woningen met kappen
Gezien het belang dat wordt gehecht aan het collectieve architectuurbeeld en het behoud van samenhang in de buurtjes is het niet wenselijk om een extra bouwlaag te realiseren op woningen die al zijn afgedekt met een kap. Uitbreidingen zijn alleen mogelijk in de vorm van dakkapellen; deze zijn geregeld in de sneltoetscriteria van Welstand.
Uitbreidingen op woningen met platte daken
In de Stedenbouwkundige studie van De Nijl worden twee strategieën voor uitbreidingen in de hoogte geboden. Bij veel regie wordt een teruggeplaatste dakopbouw voorgesteld en bij weinig regie wordt een kap voorgesteld. Stedenbouwkundig gezien is er een voorkeur voor een kap, aangezien het contrast tussen de middelhoogbouw groter is met een kap.
Op dit moment zijn er nog zeer weinig opbouwen gerealiseerd in Overvecht. In de afgelopen jaren zijn er ook zeer weinig bouwaanvragen geweest voor opbouwen of kappen. De vraag is dus zeer gering en het ruimtelijk beeld van de wijk nog zeer gaaf. Vrijwel alle buurtjes zijn wat betreft opbouwen nog ongewijzigd sinds ze zijn gebouwd. Gezien de specifieke opbouw van Overvecht, waarbij de woonomgeving kwetsbaar is bij veranderingen, is het belangrijk dat terughoudend wordt omgegaan met het toestaan van opbouwen of kappen. Per woonbuurtje is onderzocht wat de mogelijkheden zijn. Figuur 5.2 toont waar zich laagbouwwoningen met platte daken bevinden en welke in aanmerking komen voor opbouwen. De nummering is in onderstaande tekst terug te vinden. Hieronder wordt per buurtje aangegeven wat de achterliggende redenering hierbij is.
Figuur 5.2 Opbouwen bij laagbouw
- 1. In dit buurtje zijn in de loop der tijd verschillende dakopbouwen gerealiseerd. Er zijn twee types aanwezig: een dwarskap en een teruggeplaatste dakopbouw. De menging van twee types komt de samenhang niet ten goede, daarom wordt ervoor gekozen om één soort dakopbouw toe te staan. De teruggeplaatste dakopbouw is het meest recent toegepast en past binnen de Stedenbouwkundige studie van De Nijl. Conclusie: teruggeplaatste dakopbouw, 1,5 m afstand van de dakrand zowel aan voor- als achterzijde, plat dak. In combinatie met de opbouw is een dakterras mogelijk.
- 2. In dit buurtje zijn nog geen opbouwen gerealiseerd. Aangezien een flink aantal woningen van particulieren is, is te verwachten dat er behoefte is aan uitbreidingsmogelijkheden. Om de ruimtelijke eenheid zoveel mogelijk te waarborgen is gekozen om het plaatsen van kappen mogelijk te maken. Dit sluit ook aan bij veel laagbouw woningen met kap in de omgeving. Conclusie: langskap met dakkapellen, vaste hellingshoek van 35 graden.
- 3. Dit buurtje bestaat uit onlangs gebouwde woningen, waarbij op de meerderheid van de woningen al opbouwen aanwezig zijn. Hier wordt toegestaan dat ook op woningen die nog geen opbouw hebben er één kan komen. Dit geldt niet voor woningen die al uit drie lagen bestaan. Conclusie: bij tweelaagse woningen teruggeplaatste dakopbouw, 3 m afstand van de dakrand aan de voorzijde, platdak. In combinatie met de opbouw is een dakterras mogelijk.
- 4. Dit is een vrijstaande woning, waarvoor reeds een bouwvergunning voor een opbouw is aangevraagd. Een opbouw vormt ruimtelijk geen bezwaar doordat rond de woning voldoende ruimte aanwezig is.Conclusie: 50% van het dakvlak kan worden bebouwd ten behoeve van een dakopbouw, plat dak. In combinatie met de opbouw is een dakterras mogelijk.
- 5. Dit betreft een inbreidingsbuurtje van eenlaagse woningen uit de jaren zeventig op een achterterrein. Gezien de ligging op een achterterrein en de zeer ondiepe tuinen is een opbouw hier niet wenselijk. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
- 6. Dit betreft een inbreidingsbuurtje van eenlaagse woningen uit de jaren zeventig aan het raamwerk. De woningen bevinden zich zeer dicht bij de NRU, waardoor uitbreiding vanwege geluidsoverlast niet wenselijk is. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
- 7. Dit is een aantal gelijksoortige buurtjes met tweelaagse woningen in corporatiebezit. De corporaties hebben nooit aangegeven dat zij opbouwen op deze woningen willen realiseren. Op dit moment worden dan ook geen opbouwen of kappen mogelijk gemaakt. Indien de corporaties de komende jaren met een plan komen om structureel opbouwen of kappen te gaan realiseren wil de gemeente meewerken aan een bestemmingsplan wijziging. Hierbij is het van belang dat per ruimtelijke eenheid (buurtje) een samenhangend beeld blijft gehandhaafd. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
- 8. Dit is een samenhangend buurtje met zeer ondiepe achtertuinen. Deze ondiepe achtertuinen maken het realiseren van opbouwen niet wenselijk. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
- 9. Dit betreft een aantal buurtjes met drielaagse woningbouw. Een uitbreiding in de hoogte is bij drielaagse woningen niet gewenst. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
- 10. Dit is een samenhangend buurtje van recente datum dat in het raamwerk is gebouwd. Het buurtje kent een zeer specifieke hoogteopbouw waarbij de woningen geleidelijk aflopen in hoogte van de wijk naar het spoor. Het toestaan van opbouwen zou deze karakteristiek teveel doorbreken. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
- 11. Dit buurtje bestaat uit tweelaagse woningen, waarbij op twee woningen een opbouw is gerealiseerd. Uit een recente aanvraag kan worden afgeleid dat er behoefte is aan dergelijke opbouwen. Om de ruimtelijke eenheid te waarborgen worden opbouwen toegestaan die gelijk zijn aan de reeds gerealiseerde opbouwen. Conclusie: een extra bouwlaag is toegestaan, mits deze aan de zijkanten eenzelfde hellingshoek hebben als de bestaande opbouwen.
- 12. Dit is een samenhangend buurtje van recente datum met een bijzondere typologie van rug-aan-rug-woningen. De bijzondere typologie maakt dat opbouwen ruimtelijk niet wenselijk zijn vanwege bezonning en privacy. Conclusie: geen opbouwen toestaan.
Uitbreiding in oppervlakte
Uitgangspunt is de standaardregeling voor erf- en tuinbebouwing, zoals die in Utrecht wordt gehanteerd. Dit betekent dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot 3 meter diep mogelijk zijn. Hierbij geldt dat maximaal 50 % van het erf mag worden bebouwd, met een maximum van 45 m². Om de groene woonomgeving te waarborgen zijn aan de standaard extra eisen toegevoegd. Om te zorgen dat bijbehorende bouwwerken in tuinen grenzend aan de openbare ruimte niet zichtbaar zijn vanaf de straat en om een doorlopende groene erfafscheiding mogelijk te maken dienen bijbehorende bouwwerken afstand te houden tot de openbare ruimte. Uitbreidingen aan de zijkant zijn alleen mogelijk als de zijtuin niet aan het openbaar gebied grenst. De uitbreidingen moeten ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en voldoende terug liggen ten opzichte van de voorgevel.
Erfafscheidingen
Erfafscheidingen bepalen in belangrijke mate de groene woonomgeving in de open stedenbouw. Dit is reden om hier zeer strikt mee om te gaan. Voor erfafscheidingen die grenzen aan het openbare gebied gaat de voorkeur uit naar een groene erfafscheiding in de vorm van een haag. Dit kan eventueel worden gecombineerd met een hekwerk. Aan de voorkant in beginsel niet hoger dan 1 meter en aan de achterzijde niet hoger dan 2 meter. Voor overige erfafscheidingen aan de achterzijde worden geen beperkingen aangegeven.
Groen in de woonomgeving
Voor groenstroken die grenzen aan privé-tuinen komen regelmatig verzoeken om deze stroken aan te kopen van de gemeente. Het stedenbouwkundig onderzoek heeft echter uitgewezen dat deze groene stroken zeer belangrijk zijn voor de kwaliteit van de woonomgeving. De groenstroken zorgen ervoor dat de confrontatie tussen openbaar gebied en privé-tuin niet zo hard is en dat het uiterlijk van erfafscheidingen minder belangrijk wordt. In de toekomst zullen deze stroken dan ook niet meer worden verkocht. De stroken langs zijtuinen worden zoveel mogelijk bestemd als Groen.
Dakterrassen
Bij laagbouw zijn geen dakterrassen mogelijk op de hoofdbebouwing, behalve waar dit expliciet is aangegeven bij de paragraaf over opbouwen. Dakterrassen zouden het straatbeeld teveel aantasten.
Op aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (tot een diepte van 3 meter) wel dakterrassen mogelijk.
Overige bebouwing in de buurten
In de buurten bevinden zich verschillende soorten bebouwing die niet passen binnen de structuur van hoog-, middel- en laagbouw. Het gaat hier voornamelijk om bebouwing met een andere functie dan wonen, over het algemeen maatschappelijke functies. Er worden zones aangegeven waarbinnen kan worden gebouwd. Bebouwing die buiten deze zone ligt wordt strak bestemd. Voor de bebouwingszones zijn bouwhoogtes en bebouwingspercentages vastgelegd, zodat binnen deze waarden vrijheid blijft voor verschillende bebouwingsvormen. Erfafscheidingen zijn bij voorkeur groen (hagen) en zijn vanwege het publieke karakter van de bebouwing niet hoger dan 1 meter. In gevallen waar vanwege veiligheid een hogere afscheiding wordt gewenst, is bij omgevingsvergunning op grond van een afwijkingsbevoegdheid 2 meter mogelijk. Indien parkeren op eigen terrein gerealiseerd wordt ,dan dient dit (verdiept) onder de bebouwing te worden gerealiseerd. Parkeren op maaiveld is niet mogelijk.
In de woonwijk bevinden zich op veel plekken garageboxen. Indien deze garageboxen aan de openbare ruimte liggen (dus niet op een binnenterrein) is het mogelijk om deze boxen om te vormen tot werkunits (voor functies zie paragraaf 5.2.3). De overige garageboxen zijn door hun ligging alleen geschikt voor het stallen van auto's.
Woonwagens
In het plangebied komen op een aantal plekken woonwagens voor. De locatie van de woonwagens is vastgesteld.
5.1.4 Hoogstraat en omgeving
De Hoogstraat en omgeving maakt deel uit van de traditionele Utrechtse stad met woonstraten en bebouwing in een blokvorm. Voor de regelgeving van dit gebied is daarom ook aangesloten bij recentelijk gerealiseerde bestemmingsplannen die voor dergelijke stadsdelen zijn gemaakt. De structuur van woonstraten is bepalend voor de structuur van het buurtje en valt in de bestemming Verkeer en Verblijf. Voor de bebouwing is onderzocht wat de uitbreidingsruimte is in de hoogte en de uitbreidingsruimte in oppervlakte.
Uitbreiding in de hoogte
De Hoogstraat en omgeving valt uiteen in twee delen. Het deel dat het dichtst bij de Vecht ligt bestaat uit bebouwing uit de tweede helft van de negentiende eeuw en kent een pandsgewijze ontwikkeling. In dit deel is veel variatie in hoogte en kapvormen. Het deel ten noorden hiervan stamt uit de tweede helft van de vorige eeuw en kent een veel planmatiger opzet. Het betreft een aantal rijtjes met hetzelfde woningtype en dezelfde dakafdekking. Terwijl in het zuidelijke gebied een constante dynamiek ervoor heeft gezorgd dat alle wanden een individueel uiterlijk hebben, ontleend het noordelijke deel juist zijn kwaliteit aan de grote mate van samenhang in bouwvorm. In de regelgeving in het bestemmingsplan wordt hierop voortgegaan.
De bebouwing aan de zuidzijde varieert (hoofdzakelijk) van één laag tot twee lagen met een kap, slechts een enkel pad heeft meer bouwlagen. Aangezien veel van de eenlaagse woningen een zeer grote dakkapel hebben lijkt het of de meeste panden uit twee lagen met een kap bestaan. Om enerzijds voldoende ruimte te bieden voor de individualiteit en anderzijds ook de samenhang te behouden maakt het bestemmingsplan voor alle woningen twee bouwlagen mogelijk. De kapvorm draagt hierbij in sterke mate bij aan de individualiteit van de panden. Boven de bouwlagen kan een kap of een bijzondere bouwlaag worden gerealiseerd.
Bij de bebouwing aan de noordzijde zijn verandering van de afdekking niet mogelijk, omdat dit een te grote aantasting van het uniforme straatbeeld zou betekenen.
Uitbreidingsruimte in oppervlakte
De bebouwing bestaat door zijn bloksgewijze structuur vaak kleinschalige bebouwing op kleine kavels. De binnenterreinen zijn voor een groot gedeelte volgebouwd. Uitgangspunt is de standaardregeling voor erf- en tuinbebouwing, zoals die in Utrecht wordt gehanteerd. Dit betekent dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot 3 meter diep mogelijk zijn. Hierbij geldt dat maximaal 50 % van het erf mag worden bebouwd, met een maximum van 45 m².
Dakterrassen
Op hoofdgebouwen zijn geen dakterrassen mogelijk aangezien deze het straatbeeld teveel zouden aantasten. Op aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achterzijde zijn de dakterrassen mogelijk met een diepte van maximaal 3 meter. Hierbij is een afweging gemaakt tussen de mogelijkheid om terrassen te realiseren voor bovenwoningen en het bewaren van privacy voor omwonenden. Om de openheid binnen de bouwblokken te handhaven is een beperkte hoogte van balustrades mogelijk.
5.1.5 Bebouwing langs de Vecht
Lintbebouwing
De lintbebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande bebouwing op grote kavels. Veel van de kavels worden door water gescheiden van de openbare ruimte. Voor de hoofdgebouwen worden, om de karakteristieke dakvormen te behouden, een goot- en een kaphoogte aangegeven. Doordat deze bebouwing op grote kavels staat en aan veel kanten grenst aan het park zijn voor deze kavels een aantal specifieke eisen voor bijbehorende bouwwerken gesteld.
Hoofdbebouwing
Ter plaatse van de woningen wordt een bouwvlak aangegeven (met goot- en nokhoogte), waarbij de grenzen van het bouwvlak strak om de bestaande woning zijn gelegd. Uitbreiding van de hoofdbebouwing is niet mogelijk.
Erfbebouwing
De regeling voor de erfbebouwing is ruim opgesteld aangezien langs het lint zeer grote percelen aanwezig zijn. De mogelijke oppervlakte aan erfbebouwing is afhankelijk gemaakt van de oppervlakte van het perceel.
Voor erfbebouwing gelden de volgende eisen:
- Bij percelen met een oppervlakte kleiner dan 2.000m2 geldt een maximale oppervlakte van 50m2. Bij percelen met een oppervlakte tussen 2.000m2 en 3.000m2 geldt een maximale oppervlakte van 100m2;
- Om een goede aansluiting op het park te behouden dient een afstand van 3 m te worden gehouden tot aan het water of de bestemming groen. In overige situaties kan tot in de erfgrens worden gebouwd.
- Om te zorgen dat bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan de hoofdbebouwing dienen deze minimaal 3 m achter de voorgevel te worden gebouwd.
- De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter zodat de het aangebouwde bijbehorende bouwwerk ondergeschikt is aan de hoofdbebouwing.
- Voor bijbehorende bouwwerken een goothoogte van 3 m en een nokhoogte van 4,5 m, zodat de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan de hoofdbebouwing.
- Voor zwembaden gelden dezelfde regels wat betreft ligging als vrijstaande bijbehorende bouwwerken. De maximale oppervlakte van zwembaden bedraagt 50 m².
Erfinrichting
Voor de erfinrichting zijn de volgende bepalingen opgenomen;
- Erfafscheidingen aan de voorzijde zoveel mogelijk beperken om het open zicht op het park te waarborgen.
- Bij de toegangsbruggen zijn erfafscheidingen (poort met hekwerk) mogelijk tot maximaal 1,5 meter, zodat de kavels kunnen worden afgesloten maar het doorzicht blijft gehandhaafd.
Inritten
Om het zicht op het water te behouden zijn voor inritten de volgende bepalingen opgenomen.
- Per woongebouw is één inrit toegestaan.
- Inritten worden gerealiseerd in de vorm van een eenvoudige brug, niet in de vorm van een duiker.
- Hoogte van de brug maximaal 1 m.
- De maximale breedte van een brug is 3,5 m.
Woonboten
Voor Woonboten is recent het Woonbotenbeleid vastgesteld. In dit woonbotenbeleid worden regels over hoogte, lengte en oevergebruik van woonboten gesteld. De regelgeving in dit bestemmingsplan wordt hierop afgestemd.
5.2 Functionele Aspecten Woonwijk Overvecht
5.2.1 Wonen
Overvecht is een belangrijk woongebied. De woonfunctie wordt zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterkt. De wijk staat voor een grote herstructureringsopgave om de aantrekkelijkheid van de woningvoorraad in de toekomst zeker te stellen. Bij nieuwbouw is het van belang dat kwalitatief goede woningen worden gerealiseerd die complementair zijn aan de bestaande voorraad. Daarom moet er een grote variatie aan woningen zijn die voor iedereen wat te bieden heeft: variatie in grootte, woningtype, eigendomsverhouding en naar prijs. Met een woonomgeving die aantrekkelijk en veilig is. Het vergroten van de variatie in woningtype met zowel huur- als koopwoningen maakt het mogelijk bewoners die een wooncarrière willen maken in de wijk te behouden en nieuwe bewoners aan te trekken. Het is de wens de differentiatie te vergroten, zowel op het niveau van de buurt als op het niveau van de gehele woningvoorraad. Waar nu sprake is van een redelijk gelijkblijvende woningdichtheid in heel de wijk, is het de bedoeling meer te variëren. Dit betekent dat in sommige deelgebieden de woningdichtheid wordt verdund, terwijl in andere gebieden juist sprake is van een intensiveren.
Het brengen van differentiatie en variatie is een opgave bij de herstructureringsprojecten. In dit bestemmingsplan wordt slechts een beperkt aantal projecten meegenomen. Voor de overige gebieden wordt de bestaande situatie vastgelegd.
Functies binnen woonbestemming
In de woningen van de levendige stadswijken van Utrecht gebeurt meer dan alleen "wonen". Het gebied is een "broedplaats" voor nieuwe bedrijfjes. Dit wordt, mede door de regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, gestimuleerd zolang de nieuwe functie ondergeschikt is aan de woonfunctie en er geen overlast op de woonomgeving wordt veroorzaakt. Als de activiteiten niet meer in het woongebied passen, zullen deze moeten verplaatsen naar geschikte locaties, zoals bijvoorbeeld in de voorzieningenclusters of op bedrijventerreinen. Ten behoeve van publiekgerichte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijven (LvB), is echter de mogelijkheid opgenomen deze functies via een wijzigingsbevoegdheid toch mogelijk te maken, wanneer dit niet leidt tot meer dan twee aaneengesloten niet-woonfuncties en er geen nadelige beïnvloeding van de normale verkeersafwikkeling of onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte tot gevolg heeft.
Omzetten en splitsen
Voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (t.b.v. kamerbewoning) is een omzettingsvergunning verplicht. Op basis van het aangescherpte omzettingsbeleid (van kracht sinds 4 maart 2009), worden in principe geen nieuwe omzettingsvergunningen verleend in de Utrechtse 'aandachtswijken'. Achterliggend idee daarbij is om betaalbare koopwoningen te behouden voor starters en doorstarters én om de leefbaarheid in die wijken te beschermen. De huidige wettelijke mogelijkheden in de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening bieden gelet op recente rechterlijke uitspraken onvoldoende mogelijkheden om het gewenste ruimtelijk beleid op leefbaarheid te regelen. Derhalve is het noodzakelijk om dit ruimtelijk relevante aspect te regelen in het bestemmingsplan. Daarbij wordt gekozen om het begrip woonruimte zodanig te definiëren dat deze betrekking heeft op het bewonen door één huishouden.
Gezien de huidige woningvoorraad in het plangebied (o.a. oppervlakte en woningtype) is het niet gewenst om zelfstandige woningen te splitsen in meerdere appartementen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het splitsingsbeleid.
5.2.2 Detailhandel
Er zijn diverse buurtwinkelcentra die over het algemeen goed functioneren. Het Utrechtse detailhandelsbeleid gaat uit van een sterke concentratie van winkels op bestaande locaties, er wordt gestreefd naar het realiseren van sterke clusters. Het is niet gewenst de detailhandel op andere locaties dan in de bestaande detailhandelsclusters uit te breiden. Binnen de clusters wordt terughoudend omgegaan met het toevoegen van andere functies dan detailhandel. Toevoegen van detailhandel buiten de clusters is niet gewenst.
5.2.3 Functiemenging
Overvecht wordt gekenmerkt door strenge scheiding van functies. Om deze monofunctionaliteit te doorbreken wordt functiemenging voorgestaan. Om een betere menging van functiemenging te bereiken worden enerzijds de mogelijkheden van bebouwing met maatschappelijke functies verruimd en anderzijds mogelijkheden gezocht in woonbuurten. Functiemenging heeft als doel de wijkeconomie te stimuleren.
In Overvecht komen zowel in de buurten als in het raamwerk veel gebouwen voor met een andere functie dan wonen. Meestal hebben deze gebouwen een maatschappelijke functie. Aangezien voor veel scholen nieuwbouw is gepland verliezen de komende jaren veel van deze gebouwen hun functie. Deze bebouwing biedt een goede mogelijkheid voor functiemenging. Bij het zoeken naar mogelijke functies binnen deze bebouwing is een onderscheid te maken tussen bebouwing die ligt in het groene raamwerk en bebouwing in de buurten. De bebouwing in het groene raamwerk dient een publieke functie te behouden. Dat betekent dat hier naast maatschappelijke voorzieningen ook dienstverlening met een publieke functie kan worden gevestigd. De bebouwing in de buurten is naast maatschappelijke voorzieningen geschikt voor dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid, dit wordt middels een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Hierbij zal de gemeente een onderzoek kunnen straten naar eventuele economische meerwaarde van de grond.
Beroep aan huis
Binnen alle bestemmingen met een woonfunctie is het toegestaan om een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen. Hieraan zijn wel beperkingen verbonden. Deze beperkingen zijn er op gericht dat de woonfunctie centraal blijft staan. Daarom is de maatvoering beperkt tot maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m². Voor grote woningen met een vloeroppervlakte van meer dan 150 m² is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om 60 m² vloeroppervlak van de woningen te gebruiken ten dienste van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
Functiemenging, meer dan beroep aan huis
De buurten ontlenen hun kwaliteit aan de rustige woonomgeving. Het toevoegen van andere functies zal hier zeer zorgvuldig moeten gebeuren en dient niet ten koste te gaan van de woonkwaliteit en het aantal woningen. Dit betekent dat de mogelijkheden voor functiemenging beperkt zijn. Functiemenging kan op de volgende manieren plaatsvinden in de buurten:
- In de middelhoogbouw is op de begane grond ruimte voor andere functies doordat hier garages en bergingen zijn gesitueerd. De middelhoogbouw die met de entrees aan de buurtstructuur of nabij buurtcentra is gelegen is hiervoor geschikt aangezien hier de bestaande voorzieningenstructuur kan worden versterkt. Functies die hier kunnen worden gerealiseerd zijn kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening. De plinten van hoogbouw zijn over het algemeen niet geschikt voor andere functies aangezien deze half-verdiept zijn aangelegd, waar dit niet het geval is gelden ook voor hoogbouw de bovenstaande uitgangspunten.
- Verspreid over de wijk liggen strips met garageboxen. Deze garageboxen zijn, doordat ze zijn losgekoppeld van de woningen geschikt voor andere functies. Functies die hier kunnen worden gerealiseerd zijn kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening.
Om de wijkeconomie te stimuleren en te faciliteren kan worden overwogen om bovengenoemde plinten, garageboxen en dergelijke een gemengde bestemming te geven. Deze gemengde bestemmingen bieden meer ruimte voor werken binnen een pand dan de beroep aan huis regeling. Op dit moment is het echter niet duidelijk of er behoefte is aan panden met een gemengde bestemming en hoe groot de behoefte eigenlijk is. Deze behoefte is nooit onderzocht. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren weinig tot geen aanvragen geweest voor het toekennen van een gemengde bestemming. Op basis hiervan worden geen gemengde bestemmingen in het plan opgenomen, de motivering om dit wel te doen is te mager.
De komende tijd zal als volgt met aanvragen voor het toevoegen van functies worden omgegaan.
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (en daarmee het nieuwe Besluit omgevingsrecht) is er een eenvoudigere en flexibelere methode dan het opnemen in het bestemmingsplan. Het toevoegen van functies kan vergund worden met toepassing van de zogenaamde kruimelgevallenregeling (het inmiddels vervallen artikel 3.23 Wro), omdat de nieuwe lijst kruimelgevallen van het Besluit omgevingsrecht een buitenplanse afwijking voor een functiewijziging met verbouwing mogelijk maakt. Werken met deze methode betekent dat een aanvraag voor het toevoegen van functies wordt getoetst aan nog op te stellen beleidsregels over het toevoegen van functies. De beleidsregels liggen in de lijn van het hierboven gestelde en de resultaten van het onderzoek zoals beschreven in paragraaf 4.1.
Als de aanvraag past binnen het beleid, wordt de vergunningverlening via een omgevingsvergunning afwijkend gebruik voorbereid. De voorbereidingsprocedure biedt dezelfde waarborgen als de bestemmingsplanprocedure.
5.2.4 Horeca
Bestaande horecavestigingen
Horeca wordt niet beschouwd als een functie die zich vrijelijk kan verplaatsen (zoals winkels, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen). De op dit moment in Overvecht aanwezige horecavestigingen worden daarom op de verbeelding aangeduid. Belangrijk is daarbij, dat (tenzij de bestaande situatie anders is) horeca in eerste instantie ter plaatse van de aanduiding is toegestaan op de begane grond van hoofdgebouwen. Op de verbeelding wordt door middel van een aanduidingsvlak aangegeven hoe groot de huidige vestiging is.
Algemene regeling nieuwe vestigingen
Nieuwe vestiging van horeca in Overvecht zal via de buitenplanse afwijking worden geregeld. Hierbij is het college bevoegd om op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht onder voorwaarden buitenplans omgevingsvergunningen strijdig gebruik te verlenen voor het wijzigen van het gebruik van een pand, bijvoorbeeld voor nieuwe horeca. Nieuwe initiatieven voor horecavestigingen zullen worden getoetst aan het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht.
Bij het vaststellen van het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht in 2007 is aangegeven dat het horecabeleid regelmatig wordt geëvalueerd. Door het beleid niet in het bestemmingsplan op te nemen is eenvoudigere sturing van het horecabeleid mogelijk op basis van de ervaringen met de uitvoering van het beleidskader. Van aanpassing van het beleid kan bijvoorbeeld sprake zijn indien – in overleg met de omgeving – een visie voor een gebied wordt vastgesteld.
Ook bij het toepassen van bovengenoemde wettelijke bepalingen uit de Wet op de ruimtelijke ordening is het toelaten van nieuwe horeca in Overvecht niet zonder meer mogelijk. Voor elke nieuwe horecavestiging geldt dat daarvoor een afzonderlijk besluit van het college nodig is. Voordat een dergelijk besluit wordt genomen, wordt de mogelijkheid geboden om - in het kader van de juridische procedure - als omwonenden en belanghebbenden op een voorgenomen besluit te reageren.
Een dergelijk initiatief ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. De ter inzage legging wordt vooraf gepubliceerd. In het Ontwikkelingskader staat ook aangegeven onder welke voorwaarden aan een nieuwe horecavestiging kan worden meegewerkt. Een toetsingskader met criteria op grond van relevante thema's als leefbaarheid van de omgeving, milieu, geluid, verkeer, stedenbouw en monumenten wordt daarbij gehanteerd om een goede afweging te kunnen maken. Elk nieuw initiatief voor een horecavestiging wordt aan deze voorwaarden getoetst. Indien er tegen een voorgenomen besluit om medewerking te verlenen zienswijzen worden ingediend, worden deze bij het collegebesluit meegewogen.
5.2.5 Verkeer
Fietsverkeer
Het netwerk van fietsroutes en fietspaden zal verder worden uitgebreid binnen het zogenaamde Sternet en verder worden verbeterd. Dit heeft vooralsnog geen ruimtelijke consequenties. De situatie voor voetgangers zal waar mogelijk verder verbeterd worden. Dit heeft vooralsnog geen ruimtelijke consequenties.
Parkeren
Het realiseren van de parkeervoorzieningen op eigen terrein bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt. Bij het bepalen van de omvang van de noodzakelijke parkeervoorzieningen voor kantoren en overige werkgelegenheid, worden de parkeernormen die in 2006 door de raad zijn vastgesteld gehanteerd. De parkeernormen kunnen regelmatig bij raadsbesluit worden geactualiseerd.
Openbaar vervoer
Het huidige aanbod aan openbaar vervoer in en om het plangebied zal naar verwachting gehandhaafd blijven. Het realiseren van een HOV-lijn via de route Carnegiedreef, Rio Brancodreef, Franciscusdreef en Zuilense Ring vindt mogelijk plaats op lange termijn. Op korte termijn (binnen 10 jaar) wordt gedacht aan het versnellen van een of meer buslijnen door Overvecht. Ruimtelijk heeft dit geen gevolgen voor het plangebied.
Noordelijke Randweg Utrecht (NRU)
Recent heeft het kabinet besloten om het noordelijk deel van de Ring Utrecht (Karl Marxdreef, Albert Schweizerdreef en Einthovendreef) op te waarderen. Het wordt een autoweg met een minimale snelheid van 80 km uur en ongelijkvloerse kruisingen ter plaatse van het Gandhiplein, Dunantplein en Kochplein. De aansluitingen buiten deze drie pleinen om zullen naar verwachting vervallen.
Een en ander zal grote ruimtelijke gevolgen hebben. Over de impact hiervan is op dit moment nog niets te zeggen.
5.3 Ruimtelijke Aspecten Noordelijke Stadsrand
5.3.1 Bebouwingslint Gageldijk
Het lint langs de Gageldijk bestaat uit zeer grote kavels met vrijstaande bebouwing in een landelijke omgeving. Bij de regelgeving is het in stand houden van de landschappelijke kwaliteiten van het lint uitgangspunt geweest. Het bebouwingslint aan de Gageldijk krijgt als hoofdfunctie wonen. Voor overige functies in dit lint zie paragraaf 5.4.1.
Hoofdbebouwing
Ter plaatse van de woningen wordt een bouwvlak aangegeven (met goot- en nokhoogte), waarbij de grenzen van het bouwvlak strak om de bestaande woning zijn gelegd. Uitbreiding van de hoofdbebouwing is in beginsel niet toegestaan.
Erfbebouwing
De regeling voor de erfbebouwing is ruim opgesteld aangezien langs het lint zeer grote percelen aanwezig zijn. De mogelijke oppervlakte aan erfbebouwing is afhankelijk gemaakt van de oppervlakte van het perceel.
Voor erfbebouwing gelden de volgende eisen:
- Bij percelen met een oppervlakte kleiner dan 2.000 m² geldt een maximale oppervlakte van 50 m². Bij percelen met een oppervlakte tussen 2.000 m² en 3.000 m² geldt een maximale oppervlakte van 100 m². Bij percelen met een oppervlakte groter dan 3.000 m² geldt een maximale oppervlakte van 150 m².
- Om het doorzicht te waarborgen en de slotenstructuur in stand te houden dient een afstand van 5 m te worden gehouden tot aan het water. In situaties waarbij er geen water is op de erfgrens mag een afstand worden aangehouden van 3 m.
- Om te zorgen dat bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan de hoofdbebouwing dienen deze minimaal 5 m achter de voorgevel te worden gebouwd.
- De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter zodat voldoende doorzicht blijft bestaan en het aangebouwde bijbehorende bouwwerk ondergeschikt is aan de hoofdbebouwing.
- Vanwege de landelijke uitstraling van het lint dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken een kap te hebben. Hierbij geldt een goothoogte van 3 en een nokhoogte van 4,5, zodat de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan de hoofdbebouwing.
- Om de openheid te waarborgen dienen de vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 25 m van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
- Voor zwembaden gelden dezelfde regels wat betreft ligging als vrijstaande bijbehorende bouwwerken. De maximale oppervlakte van zwembaden bedraagt 100 m².
Erfinrichting
Voor de erfinrichting zijn de volgende bepalingen opgenomen.
- Erfafscheidingen aan de voorzijde zoveel mogelijk beperken om het open zicht op het landschap en de zichtlijnen te waarborgen.
- Bij de toegangsbruggen zijn erfafscheidingen (poort met hekwerk) mogelijk tot maximaal 1,5 meter, zodat de kavels kunnen worden afgesloten maar het doorzicht blijft gehandhaafd.
- De bestaande slotenstructuur dient te worden gehandhaafd, aangezien die zeer kenmerkend is voor het landschap langs de Gageldijk. Realiseren van nieuw water (in de vorm van vijvers e.d.) binnen een afstand van 5 meter van deze sloten is niet mogelijk.
Inritten
Om het kenmerkende profiel van de Gageldijk en het zicht op het water te behouden worden geen extra inritten toegestaan.
5.3.2 Buitengebied
In de betreffende bestemmingen in de Noordelijke Stadsrand wordt de openheid als te conserveren waarde opgenomen. Door menselijk handelen is de oude landschapsstructuur op een aantal plaatsen aan het vervagen en weerspiegelt het ruimtegebruik steeds minder de oorspronkelijke kenmerken. De stadsrand van Utrecht krijgt een steeds stedelijker karakter. Hierdoor schuift de eigenlijke stadsrand (met de bijbehorende stadsrandfuncties) steeds verder naar het noorden op. Om deze reden wordt vooral de unieke kavelstructuur gevormd door langstrekkende kavels die nagenoeg ononderbroken lopen vanaf de Gageldijk tot aan de bossen bij Hilversum, beschermd. Met name het dempen van sloten is daarin aan restricties onderworpen.
5.4 Functionele Aspecten Noordelijke Stadsrand
5.4.1 Bebouwingslint Gageldijk
Wonen
Voor het wonen aan de Gageldijk is het uitgangspunt om het aantal woningen niet te laten toenemen. In verband met de geluidsoverlast van de noordelijke randweg is op basis van de Wet Geluidshinder, nieuwbouw van woningen aan de Gageldijk niet mogelijk. Daarnaast is uitbreiding van het aantal gebouwen, ook uitbreiding van woonbebouwing is in beginsel vanuit cultuurhistoisch oogpunt niet gewenst.
Wel wordt binnen de woonbestemming de mogelijkheid geboden voor ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van: bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalig kamperen, kleinschalige terrasvoorziening, kleinschalige dagrecreatieve activiteiten. Onder kleinschalige dagrecreatieve activiteiten worden verstaan: activiteiten van hoofdzakelijk dagrecreatieve aard, zoals voorzieningen ten behoeve van wandel- en fietsrecreatie (onder meer de verhuur van fietsen, kleinschalige ondergeschikte horeca) en picknickplaatsen. Ook is het mogelijk om ter plaatse geproduceerde producten te verkopen, mits dit kleinschalig is. Te denken valt aan een klein atelier met verkoop. Parkeren op eigen terrein is een voorwaarde.
Agrarische functies
Met het oog op de beoogde functie van de Noordelijke stadsrand als recreatief uitloopgebied van de stad, is het uitgangspunt dat het grootste deel van de Noordelijke stadsrand een recreatieve bestemming krijgt. Er zal geen ruimte worden geboden aan grote uitbreidingen of de nieuwe vestiging van agrarische bedrijven.
Aan de Gageldijk is een aantal percelen tussen bestaande woonbebouwing voornamelijk in gebruik voor het houden van vee. Deze gronden hebben een agrarische bestemming gekregen. Gebouwen of overkappingen zijn op deze gronden niet toegestaan, tenzij binnen het bouwvlak.
Gezien de ontwikkelingen in de agrarische sector biedt het bestemmingsplan de bestaande agrarische bedrijven mogelijkheden voor nevenactiviteiten die passen bij verbrede landbouw. De ligging ten opzichte van het stedelijk gebied geeft daarvoor een gunstige uitgangspositie. De nevenactiviteiten mogen geen negatieve effecten hebben op de waarden en (recreatieve) functies van het gebied. Het introduceren van bedrijfsmatige opslag of andere bedrijfsmatige activiteiten hebben niet de voorkeur. De regeling voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zal wat betreft de ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten aansluiten op de regeling bij de bestemming wonen. Daarnaast wordt bij agrarische bedrijven de mogelijkheid voor zorglandbouw geboden (met uitzondering van kleinschalige kinderopvang).
Ook kan functieverandering een rol gaan spelen. Hier speelt het bestemmingsplan op in met de mogelijkheid om de agrarische bestemming om te zetten naar een bestemming wonen of recreatie.
Detailhandel, horeca en dienstverlening
In het bebouwingslint aan de Gageldijk wordt geen ruimte gegeven aan nieuwe ondernemingen in de sectoren detailhandel of dienstverlening. Wel is kleinschalige, ondergeschikte detailhandel bij agrarische bedrijven en woningen toegestaan, in de vorm van zelf geproduceerde producten.
Hetzelfde geldt voor horeca. Horecabedrijven zijn niet toegestaan, maar kleinschalige ondergeschikte daghoreca bij agrarische bedrijven en woningen is mogelijk. De horeca-activiteiten dienen om de dagrecreatieve functie van de noordelijke stadsrand versterken.
Ook zijn dienstverlenende beroepen aan huis toegestaan. Daarbij wordt dienstverlening in een woning uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. Hieronder vallen niet detailhandelsvestigingen, afhaalzaken (bijvoorbeeld van een internetwinkel) of prostitutie.
Bedrijven
Uitgangspunt voor bedrijven aan de Gageldijk is consolidatie van de huidige bebouwde situatie. Alleen wanneer het noodzakelijk is, op grond van wettelijke eisen, krijgen bedrijven beperkte uitbreidingsmogelijkheden overeenkomend met ongeveer 15% van de huidige bedrijfsbebouwing.
Voor de vestiging van nieuwe bedrijven op de locatie waar huidige bedrijven zijn gevestigd, geldt als uitgangspunt dat de nieuwe bedrijfsactiviteiten vallen binnen milieucategorie B1of B2 en bij voorkeur de recreatieve functie van de noordelijke stadsrand versterken.
Ook zijn beroepen aan huis toegestaan. Het gaat om een beroep of bedrijf uit categorie B1van de Lijst van Bedrijfactiviteiten dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. Hieronder vallen niet detailhandelsvestigingen, afhaalzaken (bijvoorbeeld van een internetwinkel) of prostitutie.
Maatschappelijke voorzieningen
In de Noordelijke stadsrand zijn geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Nieuwe maatschappelijke voorzieningen zijn niet mogelijk vanwege de geluidsbelasting in het gebied. Wel is zorglandbouw (beperkt) mogelijk als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven. De maatschappelijke voorzieningen in het fort Blauwkapel worden overeenkomstig bestemd.
Volkstuinen
Volkstuinen worden gezien als een vorm van recreatie. Er zijn twee volkstuincomplexen aan de Gageldijk. Deze worden overeenkomstig het huidige gebruik opgenomen in het bestemmingsplan. Het is niet de bedoeling dat de volkstuinen bedrijfsmatig worden gebruikt en ook verblijfsrecreatieve voorzieningen worden in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Recreatie
Het plangebied valt binnen de provinciale recreatieve hoofdstructuur. Recreatie is één van de belangrijkste functies in de Noordelijke stadsrand. Ook is de Noordelijke stadsrand in recreatief opzicht een belangrijke schakel in het Noorderpark en daarmee in de regio. Routestructuren verbinden de recreatieve voorzieningen in Maarssen, waaronder de Maarsseveense Plassen, de binnenstad van Utrecht, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de landgoederen Voordaan, Beukbergen en het bosgebied Leijen in gemeente De Bilt. Vooral functioneert de Noordelijke stadsrand steeds meer als recreatief uitloopgebied voor de stadsregio. Dit zijn belangrijke kwaliteiten die behouden en versterkt dienen te worden en waar het bestemmingsplan ruimte voor zal bieden. Het grootste deel van de noordelijke stadsrand krijgt een recreatieve bestemming overeenkomstig het huidige gebruik. Het landinrichtingsplan Herinrichting Noorderpark, het basisplan Ruigenhoek en het plusplan Ruigenhoek (zie ook paragraaf 5.6) zijn daarbij overgenomen. Daarnaast wordt op fort de Gagel recreatie mogelijk gemaakt en worden aan burgerwoningen en agrarische bedrijven in het lint Gageldijk mogelijkheden geboden voor kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten.
Natuur en ecologie
Het is van belang de bestaande natuur en ecologische waardevolle gebieden te behouden. De ecologische verbindingszones worden hiervoor binnen een aparte bestemming gelegd.
Water
De waterkeringen en primaire watergangen worden in de plankaart opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen met gevolgen voor water dient een watertoetsproces doorlopen te worden. Hierbij kunnen kansen voor water en verbetering van het watersysteem besproken worden. Wat betreft de lange sloten, passend bij de verkavelingsstructuur, worden in het omgevingsvergunningenstelsel restricties opgenomen om zo het unieke karakter van het gebied tot aan de bossen van Hilversum te behouden.
5.5 Overige Onderwerpen
Hotels
In het plangebied komen op dit moment geen hotels voor. Volgens de Hotelnota (zie paragraaf 2.4.2) zijn kleinschalige hotels in het plangebied wel gewenst. Indien zich een aanvraag voor een hotel voordoet dan kan deze via een buitenplanse afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.
Bed en breakfast
Een kleinschalige vorm van horeca en een bijzondere vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn de bedrijfjes gericht op 'bed & breakfast'. Het is toegestaan om per woonfunctie ten hoogste 5 bedden verdeeld over maximaal 2 kamers aan te bieden als betaalde overnachtingsmogelijkheid. Voorwaarde hierbij is – evenals bij het aan huis verbonden beroep of bedrijf - dat de woonfunctie centraal blijft staan. Via toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kan deze regeling verruimd worden tot ten hoogste 10 bedden verdeeld over ten hoogste 4 kamers.
Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn prostitutiebedrijven gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe prostitutiebedrijven niet toegestaan en zijn prostitutiebedrijven expliciet uitgesloten in de begripsbepaling van een "aan huis verbonden beroep en bedrijf". De gemeente Utrecht hanteert een maximumstelsel, waarbinnen geen nieuwe vestigingen meer zijn toegestaan. Er geldt binnen dit bestemmingsplan geen algemeen verbod, maar prostitutie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'.
5.6 Ontwikkelingslocaties
5.6.1 Recent vergunde bouwvergunningen
Het bestemmingsplan geldt in principe voor tien jaar. Van belang is dus de ontwikkelingen in kaart te brengen die gaan spelen in die periode. Aangezien delen van de wijk Overvecht zijn aangewezen als "aandachtswijk" zijn er veel ontwikkelingen die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Het gaat dan onder andere om renovatie van woongebouwen, sloop-nieuwbouw projecten en veranderingen in de openbare ruimte. Een aantal van deze plannen verkeert al in de realisatiefase en andere in de schetsfase. Wanneer ontwikkelingen concreet genoeg zijn worden ze planologisch-juridisch verankerd in het bestemmingsplan. De minder concrete plannen zullen wel genoemd worden in de plantoelichting, maar niet planologisch-juridisch vastgelegd.
Een aantal ontwikkelingen zijn onderdeel van beleid op gebiedsniveau, zoals Gebiedsplan de Gagel of Gebiedsplan Spoorzone of maken deel uit van andere plannen van de gemeente zoals Masterplan Primair Onderwijs. In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op deze plannen.
Binnen het plangebied zijn momenteel de volgende plannen in ontwikkeling of net gerealiseerd:
- Grote Trekdreef / Loevenhout
Fase: Bouwvergunning verleend en uitgevoerd, geplande oplevering van de eerste woningen eind 2010
Dit project is onderdeel van Gebiedsplan de Gagel. Op de plaats van het voormalige verzorgingshuis Titus Brandsma is na de sloop een nieuw gebouw gekomen met 208 woningen en voorzieningen in de plint. Het parkeren vindt plaats in een collectieve parkeervoorziening. Alleen een zeer ondergeschikte vorm van detailhandel of horeca ten dienste van een hoofdfunctie in de plint van het gebouw is mogelijk gemaakt.
- De Dreef Sportpark
Fase: Bouwvergunning verleend en uitgevoerd
Sportpark De Dreef is herontwikkeld tot een sport- en zorgcentrum. Ook het terrein is heringericht met nieuwe sportvelden, parkeergelegenheden en nieuwe in- en uitritten.
- W.C. Overkapel
Fase: Bouwvergunning verleend en uitgevoerd
Het winkelcentrum Overkapel is vernieuwd en heeft winkels met wonen erboven. Het nieuwe winkelcentrum heeft een oppervlakte van ca 4.000 m² winkelruimte. Aangrenzend en erboven zijn 84 appartementen gesitueerd in zes bouwlagen.
- Bangkokdreef 4
Fase: Bouwvergunning verleend en uitgevoerd
Dit project is onderdeel van Masterplan Primair Onderwijs. Het betreft nieuwbouw voor basisschool De Schakel. De nieuwe school bestaat uit twee bouwlagen.
- Stroyenborchdreef 2
Fase: Bouwvergunning verleend en gerealiseerd
Dit project is onderdeel van Masterplan Primair Onderwijs. Deze plek wordt benut als wissellocatie voor tijdelijke huisvesting van de te verhuizen scholen.
- Loevenhoutsedijk e.o.
Fase: bouwvergunning verleend en in uitvoering
Aan de Loevenhoutsedijk en de Anthoniedijk is nieuwbouw gerealiseerd op voormalige bedrijfsterreinen. Er zijn circa 90 woningen gerealiseerd (zowel eengezinswoningen als appartementen. Daarnaast is aan de Loevenhoutsedijk een Muziekcentrum gevestigd. Onderdeel van het plan is een nieuw plein aan de Vecht.
- Neckardreef 10 (Tamarinde)
Fase: Bouwvergunning verleend en uitgevoerd
Aan de Neckardreef wordt door Aveant, een (thuis)zorgorganisatie, een woonservicezone gecreëerd. Dit is een locatie waar mensen uit de buurt naar toe kunnen gaan voor diensten zoals wonen, welzijn en zorg. Als onderdeel van deze plannen is een gezondheidscentrum in een deel van het huidige zorgcentrum van verpleeghuis Tamarinde gehuisvest. Het gezondheidscentrum bevat twee huisartsenpraktijken, een fysiotherapiepraktijk en een apotheek is in een deel van de noordvleugel van het gebouw.
- Neckardreef (Warande)
Fase: Bouwvergunning verleend
Als onderdeel van de hierboven beschreven woonservicecentrum wordt aan de Neckardreef een wooncomplex voor senioren gerealiseerd, dat aansluit op de huidige bebouwing van verpleegtehuis Tamarinde. Het complex bevat in totaal 117 appartementen, waarvan een deel zorgwoningen, en wijkcentrum ten behoeven van welzijnsactiviteiten. Op de begane grond bevinden zich multifunctionele zalen en het restaurant. De parkeergarage is onder de gebouwen en onder een deel van het binnenterrein gesitueerd.
- Yavaridreef 4
Fase: Bouwvergunning verleend en uitgevoerd
Er zijn 68 appartementen gerealiseerd met winkels, commerciële dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen in de plint. Er is in dit plan een oppervlak van 500 m² bruto vloeroppervlak aan detailhandel en commerciële dienstverlening opgenomen. Het te ontwikkelen complex bestaat uit zeven bovengrondse en één ondergrondse bouwlaag.
- Fietsbrug NRU
Fase: bestemmingsplan vastgesteld
Dit project is onderdeel van Gebiedsplan de Gagel. Op dit moment vormt de NRU een barrière voor bewoners uit Overvecht, terwijl aan de andere zijde van de drukke weg een groot recreatiegebied ligt (het Noorderpark). Door een directe verbinding te realiseren tussen het groene raamwerk in Overvecht en het Noorderpark ontstaat de mogelijkheid om beide groengebieden aan elkaar te knopen. Het streven is om op korte termijn een hoogwaardige fietsbrug te realiseren.
- Speelstraten
Fase: bestemmingsplan vastgesteld
Om het gebied veiliger en minder anoniem te laten zijn wordt in Gebiedsplan de Gagel als één van de maatregelen het herinrichten van bestaande straten naar zogenaamde speel- en wandelstraten genoemd: minder asfalt en meer groen. De speel- en wandelstraten zijn een 8-tal straten die gezamenlijk een netwerk van routes vormen die de woonbuurten verbinden met de voorzieningen in de buurt (scholen, zorg, kinderboerderij, buurthuis, park) en met de naaste omgeving (buitengebied, aangrenzende woonbuurten). Het gaat daarbij om de Gangesdreef, Mekongdreef, Nigerdreef, Gambiadreef, Indusdreef, Eufraatdreef, Kwangodreef en de Klipspringerdreef. Deze straten zijn nu breed en er wordt hard gereden. Deze straten worden versmald en groener ingericht. Daarnaast worden de straten zo ingericht dat ze kunnen dienen als veilige routes door de buurt voor schoolgaande kinderen. De uitvoering is eind 2010 gestart.
- Ruigenhoek
Fase: Artikel 19 en gerealiseerd
Recreatiegebied Ruigenhoek is onderdeel van het Landinrichtingsplan Noorderpark.
De Landinrichtingscommissie voert het landinrichtingsplan uit met als doel het agrarisch gebruik te verbeteren en bepaalde delen in te richten voor recreatie en natuurontwikkeling. In de noordelijke stadrand speelt met name de verbetering van de functie recreatie. Hiervoor zijn diverse fiets- en wandelpaden aangelegd en is recreatiegebied Ruigenhoek ingericht. Voor de inrichting van het gebied heeft de Landinrichtingscommissie een Basisplan laten opstellen door de Dienst Landelijk Gebied. Het Basisplan is reeds uitgevoerd waarmee de recreatieve hoofdstructuur van het gebied is gerealiseerd. In het Plusplan werken de gemeenten De Bilt en Utrecht samen aan het realiseren van extra voorzieningen, zoals fiets-, wandel- en ruiterpaden, een kanoroute, een waterspeelpark, een golfbaan en een parkeerplaats. Op Utrechts grondgebied wordt een bomenweide annex dagcamping, een forellenvisvijver, speel- en ligweides en een skate- en fietscrossbaan gerealiseerd. De nadruk ligt op het ontwikkelen van een recreatiegebied en nieuwe, met name vochtige natuur die ruimte biedt voor water en waterberging.
- Gagelbos
Fase: artikel 19 en gerealiseerd
Het Gagelbos is een van de drie "etalagegebieden" binnen het LNV-programma Recreatie om de Stad (RodS). Het doel van het RodS-programma is meer, vaker en langer bezoekers te krijgen in de natuurterreinen rondom de grote steden. De ontwikkeling van het Gagelbos is met name gericht op mensen uit de wijk Overvecht. Hiervoor is een aantal plannen in voorbereiding. Binnen het bestemmingsplangebied zijn dit uitbreiding van twee parkeerterreinen en realisatie van intensievere recreatieve gebruiksmogelijkheden door middel van speelaanleidingen, speeltoestellen en een picknickweide.
- Fort de Gagel
Fase: in planvorming
Fort de Gagel wordt herontwikkeld tot een natuur- en recreatief centrum. Functies die hier worden gerealiseerd zijn een informatiecentrum, outdoorvoorzieningen en horeca. Ten behoeve van deze functies worden buiten het fort een parkeervoorziening en een opslagloods gerealiseerd. Herinrichting met nieuwe parkeerplaatsen, horeca en bebouwing ten behoeve van kano-opslag. Vergroten parkeerterrein aan Gageldijk nabij Fort de Gagel van ca 16 naar 36 stuks personenauto's. Dit mede als overloop van de nog aan te leggen parkeerplaats nabij Fort de Gagel.
- Einthovendreef
Fase: bouwvergunning verleend en in uitvoering
Door de nieuwe (recreatieve) ontwikkelingen in de noordelijke stadsrand is de wens ontstaan om de onderdoorgang van de Einthovendreef aan te pakken. Hier kan een belangrijke recreatieve verbinding tussen stad en land worden gemaakt. Ook is de relatie tussen Fort Blauwkapel en de Koningin Wilhelminalaan cultuurhistorisch gezien belangrijk. Het gaat hierbij om een zichtlijn vanuit het fort op het acces voortkomend uit de nieuwe Hollandse Waterlinie, de weg die nu Koningin Wilhelminalaan heet. In de huidige situatie wordt de onderdoorgang gedomineerd door een verkeerskundige invulling met een veelheid aan rijbanen en een onduidelijke rotonde.
In het ontwerp wordt de openbare ruimte onder en rondom de onderdoorgang op verkeerskundige en landschappelijke wijze aangepakt. De twee rijwegen met dubbele rijstroken worden terug gebracht tot één rijweg met twee rijstroken. Met een aantal kleine aanpassingen bij de rotonde aan de Koningin Wilhelminalaan wordt een duidelijke vrijliggende fietsoversteek gemaakt. Deze takt aan op de fietsroute door het Noorderpark. Het parkeren van de vrachtwagens wordt teruggebracht naar de oostzijde. Tussen het voetpad en de spoorlijn wordt een ruimte ingericht waar tijdelijk, maximaal 5 jaar, vrachtwagens kunnen worden geparkeerd. Na een periode van 5 jaar wordt de ruimte ecologisch ingericht.
- Kruising Moezeldreef – Moldaudreef
Fase: Uitgevoerd
De kruising Moezeldreef-Moldaudreef is aangepast ten behoeve van de oversteekbaarheid. Het kruispunt is inmiddels een rotonde.
- Vader Rijndreef 7-9
Fase: 1e fase uitvoerd en 2e fase haalbaarheidsonderzoek
Op deze locatie is een middelbare school gevestigd. De school wordt gerenoveerd en het terrein rondom heringericht. Er wordt onder meer een waterpartij aangelegd voor een betere landschappelijke inpassing van de school. Voor de 2e fase wordt de bouw onderzocht van 2 gymlokalen op het dak.
Postzegelbestemmingsplannen
- Amazonedreef 110
Fase: Bestemmingsplan - onherroepelijk per 3 februari 2011
In het kader van de Inventarisatie Vrijkomende ROC-locaties (eindrapport 13 oktober 2003) heeft het college van B&W in 2004 voor o.a. de ROC locatie aan de Amazonedreef 110 de randvoorwaarden vastgesteld voor de herontwikkeling. Er zullen ca. 105 appartementen, in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening ontwikkeld worden.
- Orinocodreef
Fase: Bestemmingsplan - onherroepelijk per 20 april 2011
In het kader van het Masterplan Voortgezet Onderwijs is de locatie Orinocodreef vrij voor ontwikkeling gekomen. In de startnotitie van 29 september 2004 (vastgesteld op 25 januari 2005 door het College van B&W) is voorgesteld deze locatie te gebruiken voor herontwikkeling ten behoeve van woningbouw. Er komen ongeveer 52 grondgebonden woningen en ongeveer 30 appartementen waarbij de structuur en richting van het woongebied aansluit bij Klopvaartbuurt. De grondgebonden woningen hebben maximaal 3 bouwlagen met voortuin en achtertuin. De gestapelde woningen hebben een hoogte van maximaal 5 bouwlagen en een duidelijk 'gezicht' naar het groen en staan als losse bebouwing in groene omgeving. De groenstrook tussen de bestaande bebouwing aan de Franciscusdreef en de locatie wordt gehandhaafd en tussen de woonwagenlocatie en het plangebied wordt een nieuwe groenstrook gerealiseerd. Daarnaast dient er een afstand gehouden te worden van ten minste 40 meter tot aan de fortgracht. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Orinocodreef en parkeren van de gestapelde woningen wordt gesitueerd in een gebouwde voorziening.
- Bruisdreef
Fase: bestemmingsplan onherroepelijk (buiten het plangebied)
Dit project is onderdeel van Gebiedsplan Spoorzone. Aan de Bruisdreef worden op een voormalige schoollocatie 117 nieuwe appartementen in drie gebouwen ontwikkeld met gebouwd parkeren. De bebouwing bestaat uit torentjes in het groen. De bouwhoogte van de bebouwing is maximaal 8 bouwlagen.
Conclusie voor het bestemmingsplan
De bovengenoemde ontwikkelingen zijn –met uitzondering van het gebied Bruisdreef waarvoor een apart bestemmingsplan is opgesteld– in dit bestemmingsplan verwerkt. De bouwplannen zijn op de verbeelding ingetekend. In de regels zijn betreffende gronden van de bijbehorende bestemmingen voorzien.
5.6.2 Nieuwe ontwikkelingen in het plangebied
Binnen het plangebied zijn diverse plannen in voorbereiding die nog niet direct kunnen worden overgenomen in het bestemmingsplan. Sommige bevinden zich nog in de schetsfase zitten, andere in de afrondingsfase.
Hieronder worden deze plannen kort benoemd. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen waarvoor een postzegelbestemmingsplan in maak is, ontwikkelingen in de drempelfase en ontwikkelingen in de beginfase.
Ontwikkelingen in drempelfase
- Camposdreef
Fase: SpvE, vastgesteld
Ter plaatse van het voormalige buurthuis zullen 12 appartementen met bebouwd parkeren gebouwd worden. De bebouwing is in volume ondergeschikt aan de 4-hoog blokken en de relatie tussen het gebied binnen de 4-hoog blokken en de parkzone blijft gegarandeerd. De bebouwing heeft een alzijdig karakter en is georiënteerd op zowel het binnenterrein als de parkzone. De bomen en ecologische infrastructuur worden gehandhaafd of gecompenseerd.
Overige Ontwikkelingen
Gebiedsplan de Gagel
Het Gebiedsplan de Gagel beoogt een vernieuwingsslag voor Overvecht door een samenhangend pakket van fysieke ingrepen (sloop/nieuwbouw, renovatie en herinrichting van de openbare ruimte) en sociale maatregelen. Het THEMA-gebied in het Gebiedsplan de Gagel was de grootste ontwikkellocatie met de sloop van 6 flats (circa 720 woningen) en de bouw van 360 woningen. Onlangs hebben gemeente en corporaties besloten de flats te laten staan. Wat hiervan de gevolgen zijn voor de rest van het gebiedsplan is nog niet duidelijk. Vooralsnog wordt uitgegaan van de plannen met uitzondering van het THEMA-gebied, zoals vastgesteld in het Gebiedsplan
- Themabuurt
Fase: : in planvorming
In het THEMA-gebied vinden geen herontwikkeling meer plaats. De vernieuwing van het THEMA-gebied bestaat uit de renovatie van de 6 flats en de herinrichting van de openbare ruimte.
- Bangkokdreef
Fase: het project is nog niet opgestart
De voormalige schoollocatie is in het Gebiedsplan de Gagel aangewezen voor woningbouw.
- Carnegiedreef
Fase: Het project is nog niet opgestart
De locatie Carnegiedreef is in het Gebiedsplan de Gagel aangewezen voor nieuwbouw, verbetering van bestaande bebouwing en vernieuwing van de woonomgeving. Er zullen appartementen gerealiseerd worden op een plint van voorzieningen.
- Indusdreef
Fase: Haalbaarheidsstudie
Het verzorgingshuis Rosendael is voor een deel reeds gesloopt. Het verzorgingstehuis voldoet niet meer aan de eisen en wensen van zorgverlening. Er wordt, door de eigenaar, onderzocht hoe herstructurering mogelijk is, hierbij zal een gecombineerd programma van (zorg)wonen en maatschappelijke functies een plek krijgen.
- Ramsesdreef
Fase: Project is nog niet opgestart
In het gebiedsplan de Gagel is een zoekgebied aangegeven op deze locatie voor woningen.
- Hanoidreef
Fase: Project nog niet opgestart
Het betreft een sloop-nieuwbouw project in het kader van gebiedsplan de Gagel waar appartementen gerealiseerd zullen worden.
- Ivoordreef
Fase: Project nog niet opgestart
Het betreft een sloop-nieuwbouw project in het kader van gebiedsplan de Gagel. Er zullen circa 150 woningen gerealiseerd worden, waarvan een deel appartementen en een deel grondgebonden woningen.
Gebiedsplan Spoorzone
- Heradreef
Fase: Bouwplan
Het project betreft een kinderdagverblijf. Er vindt nog nader onderzoek plaats voor dit project, zodat het onvoldoende concreet is om in het bestemmingsplan op te nemen (zie ook hieronder).
- Camera Obscuradreef
Fase: SpvE is vastgesteld en planvorming bouwplan
De Camera Obscura is een sloop-nieuwbouwproject. De plannen zijn om hier nieuwbouw te realiseren en hetzelfde aantal woningen terug te bouwen.
- Van Brammendreef – Teun de Jagerdreef
Fase: SpvE, is opgestart
Het project maakt deel uit van het Masterplan Primair Onderwijs. Twee scholen aan de Teun de Jagerdreef en de Winterboeidreef krijgen nieuwe huisvesting in een nieuwe MFA.
- Arno-Tiberdreef
Fase: concept SPVE
Hier spelen twee ontwikkelingen. In de 1e fase wordt ter versterking van het winkelcentrum de uitbreiding met een supermarkt onderzocht. Het project betreft een uitbreiding van ca. 600-1200 m² detailhandel. In de 2e fase wordt upgrading van de station en omgeving onderzocht.
- Winterboeidreef
Fase: Project is nog niet opgestart
Het project maakt deel uit van het Masterplan Primair Onderwijs. De school op de locatie gaat in ieder geval verdwijnen, maar op het moment is het nog onduidelijk welk programma er voor in de plaats komt.
- Rhonedreef
Fase: Project is nog niet opgestart.
Op het moment is hier buurthuis De Bram gehuisvest welke wellicht verplaatst wordt tijdens de ontwikkelingen van de Camera Obscura en Teun de Jagerdreef. Mocht het buurthuis verplaatst worden, dan worden er nieuwe bebouwingsmogelijkheden onderzocht.
Masterplan Primair Onderwijs
- Wezerdreef
Fase: Haalbaarheidsonderzoek
De locatie komt vrij als de school nieuwbouw op een andere plek krijgt. Het is op het moment nog niet duidelijk welk programma ontwikkeld kan worden.
- Scharlakendreef
Fase: Haalbaarheidsonderzoek
De locatie ligt in Overvecht Zuid in het midden van een stempel op het plein van de buurt. Gedacht wordt de huidige school onder te brengen aan de Neckardreef, waardoor herontwikkeling van het plein mogelijk wordt. Het is op het moment nog niet duidelijk welk programma ontwikkeld kan worden.
- Neckardreef
Fase: Haalbaarheidsonderzoek
De voormalige scholen aan de Wezerdreef, de Scharlakendreef en Neckardreef worden samengevoegd tot het kindercluster Neckardreef. Op het moment wordt een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd om het totale programma en ruimtelijke uitgangspunten te formuleren voor deze locatie of in de directe omgeving.
- Ibisdreef en Pyramidedreef
Fase: SPVE is opgestart
In het kader van het Masterplan Primair Onderwijs wordt onderzocht of op de locatie Ibisdreef een multifunctionele accommodatie gerealiseerd kan worden. Het plangebied is gelegen te midden van drie hoge flats van 10 bouwlagen. Op de locatie is plaats voor een multifunctionele accommodatie (MFA) en woningbouw (Pyramidedreef).
- Grote Trekdreef
Fase: Project is nog niet opgestart
De locatie maakt deel uit van het Masterplan primair onderwijs en het Gebiedsplan de Gagel en komt vrij als de school op de Grote Trekdreef naar het cluster op de Ibisdreef verplaatst. De locatie kan dan een woonfunctie krijgen.
- Ghanadreef
Fase: Project is nog niet opgestart
De locatie maakt deel uit van het Masterplan primair onderwijs en het Gebiedsplan de Gagel en komt mogelijk vrij door verplaatsing van de school naar het cluster op de Ibisdreef. Op de locatie kan woningbouw plaatsvinden.
- Beiroetdreef
Fase: Project is nog niet opgestart
De locatie maakt deel uit van Gebiedsplan de Gagel en komt vrij als de huidige school een andere plek heeft gekregen. Er kunnen woningen worden gebouwd, waarbij de huidige structuur wordt aangeheeld en aansluit bij de maat en schaal van de omgeving.
- Pagodedreef
Fase: SPVE is gestart
De locatie maakt deel uit van het Gebiedsplan de Gagel. Op dit moment wordt onderzocht of het mogelijk is om deze locatie ter herontwikkelen voor een multifunctionele accommodatie cq. kindercluster. Als dat niet mogelijk blijkt wordt deze locatie benut voor primair een basisschool.
- Dianadreef
Fase: Planvorming
De locatie maakt deel uit van gebiedsplan Spoorzone. De Op Dreef School zal hier nieuwbouw realiseren. Hierbij zullen de twee vestigingen samen op de Dianadreef komen.
- Jeanne D'Arcdreef
Fase: Project is nog niet opgestart
De locatie ligt in Overvecht-Zuid in het midden van een stempel en ligt op het plein van de buurt. Het gehele plein wordt als één ruimtelijke eenheid gezien en dient ook als zodanig ontworpen te worden. Op het moment is het nog niet duidelijk of alle schoolgebouwen gesloopt gaan worden of slechts enkele en welk programma er in de plaats gaat komen.
- Victoria Regiadreef
Fase Project nog niet opgestart
Bij dit project komt óf de school terug in een grotere vorm, óf er wordt een andere bestemming gezocht. Dit is op dit moment nog niet duidelijk.
- Boadreef
Fase: Project nog niet opgestart
Bij dit project komt óf de school terug in een grotere vorm, óf er wordt een andere bestemming gezicht. Dit is op dit moment nog niet duidelijk.
- Mayadreef
Fase: Haalbaarheidonderzoek
De locatie ligt in Overvecht-Noord en betreft een hof waarin een schoolcomplex is gelegen. Het gehele hof is één ruimtelijke eenheid en dient als zodanig ontworpen te worden. Op het moment is het nog onduidelijk of school terugkomt in een grotere vorm, of dat er wordt een andere bestemming gezocht wordt. Onderdeel van de het onderzoek is ook de bouw van 2 gymlokalen.
Noordelijke stadsrand
- Tuincentrum Overvecht
Aan Gageldijk 3 is het tuincentrum Overvecht gevestigd. In de vorige eeuw hebben het Tuincentrum Overvecht en de gemeente Utrecht een convenant afgesloten voor de toekomstige ontwikkeling aan de Gageldijk (30.000 m² tuincentrum). Het tuincentrum wil nu overgaan tot sloop en nieuwbouw op haar terrein aan de Gageldijk. De gemeente Utrecht wil de plannen van het Tuincentrum Overvecht toetsen op haar programmatische en ruimtelijke consequenties en wil zowel aan het convenant als aan het huidige beleid tegemoet komen. Hiervoor is een haalbaarheidsstudie gestart naar aanvullend programma dat passend is bij tuincentra, stadsrand en recreatiegebied. Parallel hieraan is er een haalbaarheidsstudie gestart naar een P&R ter plaatse van het huidige tuincentra. In kader van 2e fase MER van de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU) zijn beide haalbaarheidsstudies stil gelegd.
Het convenant wordt wel mogelijk gemaakt via wijzigingsbevoegdheid.
Overige bebouwingsprojecten
- St. Anthoniusziekenhuis (Mesos-terrein)
Fase: SpvE, vastgesteld en planvorming bouwplan opgestart
Er zijn plannen om het ziekenhuis te verplaatsen naar Leidsche Rijn. Het terrein van het huidige ziekenhuis komt dan vrij en kan worden herontwikkeld voor woningbouw. Voor het terrein is een SpvE opgesteld met verschillende herontwikkelingsvarianten. Afhankelijk van het gekozen model zal het aantal woningen dat op het terrein gerealiseerd gaat worden liggen tussen 350 en 500. Indien het ziekenhuis wordt verplaatst zullen onderdelen van het ziekenhuis een nieuwe plek moeten krijgen in Overvecht. Het betreft dan een kleinschalig gezondheidscentrum.
- Centrumkwadrant
Fase: SpvE
Om het winkelcentrum van Overvecht te laten functioneren als hart van de wijk zullen de komende tijd meerdere ontwikkelingen plaats gaan vinden. De ontwikkelingen rondom het centrum van Overvecht bestaat uit twee delen: ten eerste zullen er een aantal ingrepen gedaan worden in het bestaande centrum. Daarnaast is er een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelende partijen om 10.000 m² commerciële voorzieningen, 10.800 m² maatschappelijk programma en leisure en 569 woningen, waarvan 48 sociaal te realiseren. Belangrijk onderdeel is de realisatie van een parkeergarage t.b.v. de winkels.
- Kaaphoorndreef
Fase: Projectbestemmingsplan opgestart
De locatie van het voormalige politiebureau kan ontwikkeld worden voor wonen voor een bijzondere doelgroep, met op de begane grond ruimte voor maatschappelijke voorzieningen of kleinschalige bedrijvigheid.
- RWZI
Fase: Haalbaarheidsstudie
De RWZI is toe aan vernieuwing van de installaties. Er wordt onderzocht of verplaatsing van de RWZI mogelijk is of dat de vernieuwing op de huidige locatie zal gebeuren. Indien de RWZI kan worden verplaatst biedt het gebied ruimte voor een nieuw woongebied aan de Vecht. De RWZI is onderdeel van Stedelijk Dynamisch Masterplan
- Pahud de Mortangesdreef
Fase: Project is nog niet opgestart
Toekomstige bestemming nog niet duidelijk in verband met het toekomstige ruimtebeslag en milieukundige belemmeringen van de ontwikkelingen NRU. Het plan zal in samenhang met de Moldaudreef (zie hieronder) moeten worden ontwikkeld.
- Moldaudreef
Fase: Project is nog niet opgestart
Er staat nu een buurthuis. Toekomstige bestemming nog niet duidelijk in verband met het toekomstige ruimtebeslag en milieukundige belemmeringen van de ontwikkelingen NRU. Het plan kan alleen ontwikkeld worden samen met de Pahud de Mortangesdreef (voormalige ROC).
Er wordt gedacht aan maatschappelijke voorzieningen en woningen in de toekomst.
- Amazonedreef 25
Fase: Bouwvergunning
Het splitsen van een restaurant in een eethuis en restaurant en daarmee samenhangend het wijzigen van de achtergevel.
- Damascusdreef
Fase: Bouwvergunning aangevraagd, nog niet verleend
Het realiseren van twee woningen.
- Texaco tankstation
Fase: Bouwaanvraag
Herinrichting van het tankstationterrein met o.a. een nieuwe wasstraat.
- Noordelijke randweg (NRU)
Fase: MER 2e fase
Recent heeft het kabinet besloten om het noordelijk deel van de Ring Utrecht (Karl Marxdreef, Albert Schweizerdreef en Einhovendreef) op te waarderen. Het wordt een autoweg met een minimale snelheid van 80 km uur en ongelijkvloerse kruisingen ter plaatsen van het Gandhiplein, Dunantplein en Kochplein. De aansluitingen buiten deze drie pleinen om zullen naar verwachting vervallen. Een en ander zal grote ruimtelijke gevolgen hebben. In het kader van de MER 2e fase is gestart met inpassingsstudies.
- Wijkring De Gagel
Fase: IPVE
In het kader van het Gebiedsplan de Gagel wordt de wijkring als 50 km weg heringericht ter verbetering van de verkeersveiligheid.
- Park Spoorzoom
Fase: IPVE en planvorming inrichtingsplan opgestart
In het kader van het Gebiedsplan Spoorzone wordt Park Spoorzoom heringericht. Er wordt onder meer voorzien in de aanleg van nieuwe waterpartij en (fiets)paden.
In het kader van het Gebiedsplan de Gagel wordt de wijkring als 50 km weg heringericht ter verbetering van de verkeersveiligheid.
- Kaaphoorndreef 10-14
Fase: omgevingsvergunning aangevraagd, nog niet verleend
Een aanvraag is ingediend om een bestaand kantoorpand mede geschikt te maken voor een woonfunctie. Voor deze ontwikkeling dient een procedure hogere grenswaarde te worden doorlopen.
- Moeseldreef 127
Fase: Project nog niet opgestart
Op het terrein van de (voormalige) gemeentewerf wordt de haalbaarheid van nieuwe functies onderzocht, bijvoorbeeld in de maatschappelijke sfeer.
- St. Antoniedijk 101/103
Fase: gespreksfase
Op het terrein zijn op dit moment twee kleine loodsen aanwezig. De eigenaren hebben aangegeven te denken aan een herverkaveling en sloop/nieuwbouw op deze plek. Er is geen sprake van een concreet initiatief. De mogelijkheden op deze locatie worden verder verkend.
Onwikkeling Heradreef
Op 28 november 2011 is een aanvraag ingediend voor het realiseren van een kinderdagverblijf aan de Fortunadreef met een omvang van circa 700m2 b.v.o. De gemeente staat positief tegenover het initiatief. Op grond van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering geldt voor een dergelijke voorziening een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies. In dit specifieke geval zijn woningen aanwezig op een kleinere afstand. Een geringere afstand is toelaatbaar indien kan worden aangetoond dat een acceptabel woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Het geluid door buiten spelende kinderen is daarbij eveneens relevant. Voor het waarborgen van het woon- en leefklimaat zijn (bouwkundige) maatregelen denkbaar. Daarnaast zal ook voldaan dienen te worden aan het Activiteitenbesluit en is voor een nieuw kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang toestemming nodig van de GG&GD. Een concrete afweging kan plaatsvinden in het kader van een wijzigingsbevoegdheid, waarbij ook de eventuele hinder als gevolg van geluid van buiten spelende kinderen zal worden afgewogen. De locatie ligt niet binnen 300 meter van een rijksweg of binnen 50 meter van een provinciale weg.
De locatie Heradreef-Fortunadreef is in de huidige situatie een braakliggend terrein.
Het bouwvlak ligt op de hoek Heradreef-Fortunadreef en maakt deel uit van de groene voeg die van Spoorzoompark richting Park de Watertoren (onderdeel van het Raamwerk Overvecht) loopt. Door bebouwing op deze locatie toe te voegen wordt de hoek Heradreef-Fortunadreef een accent, als beëindiging van de straten en introductie van de groene voeg op deze locatie. In het bestemmingsplan kan een bestemmingsvlak worden opgenomen. Het vlak mag voor maximaal 65% bebouwd worden.
Bebouwing dient bij voorkeur parallel, in het verlengde van de groene voeg, aan de Heradreef geplaatst te worden zodat de ruimte aan de groene voeg onbebouwd blijft. Hierdoor sluit het beter aan bij de bestaande bebouwing in de voeg. In de voeg ontstaat er meer openheid en zicht.
Voor de nieuwbouw wordt een maximale hoogte van 3 bouwlagen (10 meter) aangehouden. Op deze manier wordt er in hoogte een overgang gemaakt tussen winkelcentrum Overkapel met woningen, bestaande uit 5 lagen met een terugliggende 6e laag, en de bebouwing in de groene voeg bestaande uit 2 lagen met een kap.
Dit alles dient op een goede ruimtelijke manier ingepast te worden.
Conclusie voor het bestemmingsplan
Deze plannen zijn nog zo weinig concreet dat ze niet rechtstreeks kunnen worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Vooralsnog wordt uitgegaan van de geldende bestemming. Uitgangspunt is dat hiervoor aparte bestemmingsplannen worden opgesteld om de ontwikkeling mogelijk te maken, of gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats met name tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen grotendeels voor rekening van de gemeente.
6.1.1 Nieuwe ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is voor een groot deel consoliderend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de afwijking of wijziging nadat een anterieure overeenkomst zoals bedoeld in de Grondexploitatiewet is gesloten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een exploitatieovereenkomst of een ontwikkelingsovereenkomst.
6.1.2 Planschade
Naast gemeentelijke planontwikkelingskosten kunnen ook planschadekosten uit dit plan voorvloeien. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal de gemeente trachten met de belanghebbende aanvrager overeen te komen dat de gemeente wordt gevrijwaard van planschadeclaims door de belanghebbende aanvrager. Dit kan bijvoorbeeld worden opgenomen in een uitgifteovereenkomst, een ontwikkelingsovereenkomst of in een exploitatieovereenkomst. Indien deze overeenkomsten niet aan de orde zijn, kan ook een afzonderlijke planschadeovereenkomst met de belanghebbende aanvrager worden gesloten. Alle overeenkomsten zullen het karakter van anterieure overeenkomsten hebben zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro.
6.1.3 Geen exploitatieplan
Tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan Overvecht kan de gemeente op grond van de Wro één of meerdere exploitatieplannen in het bestemmingsplangebied vaststellen. Hierdoor krijgt de gemeente meer mogelijkheden om regie te voeren op de daadwerkelijke inrichting van het gebied en het kostenverhaal dat met de realisatie van het gebied samenhangt. In Overvecht zijn diverse bouwplannen in voorbereiding (zie paragraaf 5.6). Het kostenverhaal en de mogelijke locatie-eisen voor deze ontwikkelingen zullen worden verzekerd door het sluiten van anterieure overeenkomsten met de initiatiefnemers van de ontwikkelingen. De gemeente is niet van plan om voor deze ontwikkelingen exploitatieplannen vast te stellen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze burgers en belanghebbenden bij het plan zijn betrokken en hoe zij hierop hebben kunnen reageren.
6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Voor de resultaten van dit vooroverleg wordt verwezen naar de Nota van vooroverleg, die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
6.2.3 Advies wijkraad
De Wijkraad is op 18 oktober 2010 gevraagd te reageren op het concept ontwerpbestemmingsplan vooruitlopend op de formele ter inzage legging. Door de Wijkraad is hier op 9 november 2010 (zie bijlage 6) op gereageerd met als bijlage een reactie van het NMO. De Wijkraad is van mening dat het ontwerp bestemmingsplan rekenschap geeft van de ontwikkelingen in Overvecht en waar mogelijk nu al bijdraagt in de bestemmingskeuze zodat deze plannen straks op een snelle en efficiënte wijze uitgevoerd kunnen worden. De Wijkraad ondersteunt de erkenning dat Overvecht een groene wijk is en in dit kader de aandacht voor de (groene) erfafscheidingen, maar vraagt zich af of hier ook op gehandhaafd wordt. De Wijkraad vraagt in het bestemmingsplan aandacht voor de ontwikkelingen rond de NRU en gevolgen voor de wijk Overvecht. Daarnaast de kansen op de twee grote ontwikkellocaties, te weten het Mesos- en het RWZI-terrein in te zetten op duurzaam en ecologisch bouwen. De reactie van het NMO sluit aan op die van de Wijkraad met de aanvullend pleidooi om de natuurfunctie in het Noorderpark en de Klopvaart als onderdeel van de EHS ook als zodanig in het bestemmingsplan op te nemen.
De reactie van de wijkraad heeft in het ontwerpbestemmingsplan geleid tot het opnemen van de NRU als nieuwe ontwikkeling, in de bestemming recreatie ook de bescherming van ecologische waarden op te nemen en de EHS te duiden met de waarde ecologie.
Hoofdstuk 7 Juridische Plantoelichting
7.1 Inleiding En Planvorming
Algemeen
Dit bestemmingsplan is een gedetailleerd plan waarin de verschillende functies een eigen daarop toegesneden bestemming hebben gekregen. Het bestemmingsplan beoogt een planologisch - juridisch beleidskader te creëren.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plan onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De verbeelding is getekend in schaal 1:1000, ter willen van de leesbaarheid. In analoge vorm zijn er vijftien analoge 'plankaarten', op het formaat A0.
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing. De Wro is op 1 juli 2008 in werking getreden.
Tevens is het bestemmingsplan opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008). De SVBP2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en dragen zo bij aan een effectievere en efficiëntere dienstverlening.
Verantwoording planvorm
Gegeven het karakter van het plangebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit vervult het bestemmingsplan in eerste instantie een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie. In principe worden in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel worden ontwikkelingen die de laatste jaren in het bestemmingsplangebied zijn gerealiseerd, opgenomen binnen de bestemmingsregeling. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende legenda te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de eventuele bestemmingsspecifieke afwijkingsbevoegdheden dan wel wijzigingsbevoegdheden te vinden.
7.2 Hoofdopbouw Regels
De voorschriften heten onder de nieuwe Wet ruimtelijke onderbouwing 'regels'. De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden, procedureregels en algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
7.3 Toelichting Bestemmingen
De verschillende in het plangebied aanwezige en toekomstige functies en bijbehorende regelingen worden in deze paragraaf toegelicht.
Bijzonderheden
Waar gebouwen zijn toegestaan is dat binnen de verschillende bestemmingen aangegeven met een bouwvlak op de verbeelding. Binnen elk bouwvlak is de maximaal toelaatbare hoogtemaat van de bebouwing in dat bouwvlak aangegeven. Dit gebeurt afwisselend door goot- en bouwhoogten aan te geven dan wel door het aantal bouwlagen op de verbeelding op te nemen. In de regels is, daar waar van toepassing, de maximale hoogte van een bouwlaag aangegeven. Door vastlegging van de bestaande kapvorm c.q. afdekking van de gebouwen blijft de karakteristiek van de bebouwing gewaarborgd.
Alle gebouwen binnen de bijzondere bestemming, behoudens in de bestemmingen Wonen en Wonen - Bestaand lint 1 en 2, dienen te worden gebouwd binnen op de verbeelding opgenomen bouwvlakken. Buiten het bouwvlak zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Artikel 3 Agrarisch
De gronden met de bestemming Agrarisch hebben betrekking op agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen. Tevens is een sierviskwekerij toegestaan waar deze als zodanig op de verbeelding is aangeduid. Bij recht zijn kleinschalig kamperen en detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten toegestaan. De bestaande paardenbakken mogen worden gehandhaafd. De kenmerkende openheid (in verband met de aanwezig slagenlandschap) van het gebied wordt als waarde beschermd door het aanbrengen van hoogopgaande beplanting, houtopstanden en bebossing omgevingsvergunningplichtig te maken. Omschakeling naar intensieve veehouderij is mogelijk.
Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Daar waar een bebouwingspercentage is opgenomen geldt dit percentage voor de mate van bebouwing van het bouwvlak. De goot- en bouwhoogte van gebouwen zijn opgenomen op de verbeelding. Tevens is een regeling opgenomen voor de bestaande gebouwen buiten het bouwvlak. In beginsel is één bedrijfswoning bij het bedrijf toegestaan. Bij agrarische bedrijven kan de bedrijfsvoering dermate intensief zijn dat behoefte ontstaat aan een tweede bedrijfswoning. Deze wordt met een afwijkingsregel - onder voorwaarden - mogelijk gemaakt.
Tot slot zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de verandering van de bestemming in de bestemming Wonen en Recreatie. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van het bouwvlak. Uitbreiding is onder voorwaarden mogelijk an de achterzijde. Hiermee wordt aangesloten op het geldende planologisch regime.
Artikel 4 Bedrijf
Aan de gronden in het plangebied waarop bedrijven zijn gelegen is de bestemming 'Bedrijf' toegekend. De toelaatbaarheid van de bedrijven is bepaald, mede aan de hand van de ligging van de bedrijven in de directe omgeving van gevoelige functies. Voor bedrijven met een hogere dan de algemeen toelaatbare categorie A tot en met B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (zie ook paragraaf 7.5 Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging (LvB)), is een maatbestemming gehanteerd (zoals voor motorbrandstoffenverkooppunten en een waterzuiveringsinstallatie). Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen het algemene toelatingsbeleid. Voor de overige specifieke functies geldt dat deze tevens zijn toegestaan naast een reguliere bedrijfsfunctie.
Binnen de bestemming zijn zelfstandige kantoren niet toegestaan. Kantooroppervlak behorende bij de bedrijfsuitvoering is wel toegestaan tot 30% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 2.000 m².
Alleen de bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Deze zijn aangeduid op de verbeelding. Het wordt niet mogelijk gemaakt om een nieuwe bedrijfswoning te realiseren.
Risicovolle inrichtingen zijn op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) binnen de bestemming, met uitzondering van de bestaande lpg-verkooppunten en het vulstation aan de Gageldijk, niet toegestaan, evenals geluidshinderlijke inrichtingen (met uitzondering van de RWZI) . De waterzuiveringsinstallatie is op de verbeelding specifiek aangegeven. Het gaat daarbij om een gezoneerd terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.
Bedrijfswoningen zijn in beginsel op basis van het gemeentelijk beleid niet toegestaan, met uitzondering van de bestaande. Deze aanwezige bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangegeven.
De gronden mogen bebouwd worden voor maximaal het percentage dat op de verbeelding is aangegeven. Indien geen percentage is opgenomen, mag het bouwvlak volledig bebouwd worden. De maximaal toegestane bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven, Buiten het bouwvlak is de opslag van goederen met een hoogte tot 4 m toegestaan.
Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. zodat burgemeester en wethouders bedrijven kunnen toestaan uit één categorie hoger en bedrijven die niet genoemd worden in de LvB, indien het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën op die gronden.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
De grotere nutsgebouwen, zoals gebouwen ten behoeve van elektriciteitsvoorzieningen, gebouwen van de stadsverwarming en dergelijke zijn in deze bestemming ondergebracht, inclusief de ontsluitingsverhardingen. De hulpwarmtekrachtcentrale is specifiek aangeduid, hier is sprake van een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Deze nutsgebouwen zijn groter dan de nutsgebouwtjes die op grond van de algemene afwijkingsregels kunnen worden toegelaten en zijn dan ook vanwege hun omvang apart bestemd op de verbeelding.
Artikel 6 Centrum
Deze bestemming is van toepassing op het Groot-Winkelcentrum Overvecht. Binnen deze bestemming worden diverse centrumfuncties toegestaan, alsmede woningen. De centrumfuncties zijn alleen toegestaan op de begane grond en wonen alleen op de verdieping. De bestaande kantoren en detailhandel op de eerste verdieping zijn wel toegestaan.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
De bestemming Cultuur en ontspanning wordt toegekend aan een muziek-, dans- en toneelschool en instelling voor kunstzinnige vorming of een daarmee vergelijkbare instelling en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Ter plaatse van de specifieke aanduiding is hiernaast een 'kinderboerderij' binnen deze bestemming toegestaan.
Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum
De bestemming Detailhandel - Tuincentrum is specifiek bestemd voor een tuincentrum met bijbehorende additionele horeca en andere voorzieningen. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen teneinde een hoogteaccent toe te staan in de bebouwing. Een specifieke gebruiksregel is opgenomen op grond waarvan grootschalige vuurwerkopslag is uitgesloten binnen de bestemming
Artikel 9 Gemengd – 1
De bestemming Gemengd – 1 heeft betrekking op diverse functies, namelijk detailhandel, dienstverlening, wonen en horeca met bijbehorende voorzieningen. Detailhandel en dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond. De horecabedrijven zijn aangeduid op de verbeelding terwijl in de regels wordt verwezen naar de bijlage waarin de toegestane vormen van horeca zijn opgenomen. Zie ook paragraaf 7.6 Lijst van horeca-activiteiten (LvH). Een afhaalzaak is uitsluitend toegestaan daar waar dit als zodanig op de verbeelding is opgenomen. Bij de woonfunctie is tevens op de eerste verdieping of daarboven het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan.
Specifieke gebruiksregels zijn opgenomen op grond waarvan grootschalige vuurwerkopslag, grootschalige detailhandel en verkooppunten van motorbrandstof zijn uitgesloten binnen de bestemming. Tevens zijn hierin specifieke regels opgenomen ten behoeven van de aan huis verbonden beroepen. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kunnen andere vormen van aan huis verbonden beroepen worden toegestaan, mits deze naar aard en hinder niet ingrijpender zijn dan de ter plaatse toegestane activiteiten.
Artikel 10 Gemengd – 2
De bestemming Gemengd – 2 heeft betrekking op de volgende functies: bedrijven, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren met bijbehorende voorzieningen. Bedrijven zijn toegestaan in categorie A en B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. (Zie ook paragraaf 7.5 Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging (LvB)).
Specifieke gebruiksregels zijn opgenomen op grond waarvan grootschalige vuurwerkopslag en Wgh-inrichtingen (zogenaamde grote lawaaimakers) zijn uitgesloten binnen de bestemming.
Artikel 11 Gemengd – 3
De bestemming Gemengd – 3 is toegekend aan de gronden waarop de garageloods staat behorend bij Fort aan de Klop en heeft betrekking op de volgende functies: opslag ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, sanitaire voorzieningen ten behoeve van aangrenzende verblijfsrecreatie, cultureel-educatieve voorzieningen met bijbehorende voorzieningen. In de bouwregels is de bruto-vloeroppervlakte van de binnen deze bestemming voorkomende functies gemaximeerd.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de planregels om het vloeroppervlak van de sanitaire voorzieningen dan wel de cultureel-educatieve voorzieningen uit te breiden in geval van verkleining of opheffing van het vloeroppervlak van de opslag. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in geval van permanente beëindiging van één van de genoemde functies kunstenaarsateliers te kunnen realiseren in maximaal milieucategorie B1. (Zie ook paragraaf 7.5 Lijst van bedrijfsactiviteitenfunctiemenging (LvB)).
Specifieke gebruiksverboden zijn opgenomen voor bedrijfswoningen en opslag buiten het bouwvlak.
Artikel 12 Gemengd – 4
De gronden met de bestemming Gemengd – 4 zijn eveneens gelegen binnen Fort aan de Klop. De bestemming heeft betrekking op de volgende functies: opslag ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, een technische installatieruimte en fietsenverhuur met bijbehorende voorzieningen. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. De bestaande kapvorm dient te worden gehandhaafd.
Specifieke gebruiksverboden zijn opgenomen voor bedrijfswoningen en opslag buiten het bouwvlak.
Artikel 13 Gemengd - 5
De bestemming Gemengd - 5 is toegekend aan de gronden van Fort De Gagel. De bestemming heeft betrekking op de functies dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, dagrecreatie, bescherming van de aanwezige ecologische waarden, vergadercentrum, één horecabedrijf uit de categorie C, D1 en D2 van de Lijst van Horeca-activiteiten, een geluidsstudio, een adviesbureau en een overdekt horecaterras alsmede kano- en fietsverhuur en daarbij behorende ondersteunende voorzieningen. Zie ook paragraaf 7.6 Lijst van horeca-activiteiten (LvH).
Specifieke gebruiksverboden zijn opgenomen voor bedrijfswoningen en opslag buiten het bouwvlak.
Artikel 14Gemengd - 6
De bestemming Gemengd - 6 is toegekend aan de panden in het Hoogstraatbuurtje die een niet-woonfunctie op de begane grond hebben en wonen op de verdieping(en). Uitsluitend op de begane grond zijn de functies dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven in de categorieën A t/m B1 van de Lijst van Bedrijfsactviteiten toegestaan. (Zie ook paragraaf 7.5 Lijst van bedrijfsactiviteitenfunctiemenging (LvB)). De woonfunctie is zowel op de begane grond als in de overige bouwlagen toegestaan met daaraan verbonden beroep en -bedrijf en/of bed & breakfast. Daar waar dit in de verbeelding is aangeduid, is op de begane grond tevens detailhandel en horeca tot en met respectievelijk categorie B of C van de Lijst van Horeca-activiteiten toegestaan. Zie ook paragraaf 7.6 Lijst vanhoreca-activiteiten (LvH).
Artikel 15Gemengd - 7
De bestemming Gemengd - 7 is toegekend aan het perceel op de hoek Fortunadreef en Heradreef. Op deze locatie is een aantal functies mogelijk om functiemenging op deze plaats te bevorderen. Hiermee wordt aangeslotern bij het nu geldende planologisch regime. In de bestemming is detailhandel, dienstverlening en vormen van horeca (categorie B en D) toegestaan.
Artikel 16 Groen - 1
De bestemming Groen - 1 is bedoeld voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor tuinen bij woonschepen. Tevens zijn de gronden bestemd voor de bescherming van de aanwezige ecologische waarden en de bestaande groepsschuilplaatsen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vrijstaande bijbehorende bouwwerken in tuinen behorende bij woonschepen. De maatvoering van deze vrijstaande bijbehorende bouwwerken is opgenomen in de regels. Daarnaast is de maatvoering van diverse bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen in de bouwregels.
Artikel 17 Groen - 2
De hoogbouw in Overvecht vormt tezamen, zo blijkt uit de stedenbouwkundige studie van buro De Nijl, zogenaamde hoven. Gesteld wordt dat de inrichting en het gebruik van de hoven een relatie heeft met de omliggende woningen en dat ze een extra kwaliteit kunnen bieden als woonomgeving. Ontwikkelingsrichtingen kunnen zijn een moestuin, bloementuin, siertuin, e.d. Functies die geen relatie hebben met omliggende woningen zijn niet toegestaan. Om dit planologisch mogelijk te maken zijn de hoven als zodanig bestemd in voorliggend bestemmingsplan. In principe is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Op deze gronden zijn maximaal 3 gebouwen toegestaan ten behoeve de aangrenzende woningen.
Artikel 18 Horeca
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven. Nadere aanduidingen geven aan welke horecacategorieën er mogelijk zijn. Hierbij wordt verwezen naar de horecacategorieën uit de Lijst van Horeca-activiteiten. Zie ook paragraaf 7.6 Lijst van horeca-activiteiten (LvH). Een specifieke aanduiding is opgenomen ten behoeven van een congrescentrum. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar deze op de verbeelding zijn aangegeven.
Een specifieke aanduiding is verder opgenomen ter behoud van de bestaande natuurwaarden ter plaatse van de kelderlaag van een bestaand stenen wachthuisje binnen Fort aan de Klop.
Artikel 19 Kantoor
De bestemming kantoor is bedoeld voor kantoren met bijbehorende voorzieningen. Hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en het de maximale bouw- en goothoogten zijn opgenomen op de verbeelding. De bestaande kapvorm dient te worden gehandhaafd.
Een specifieke gebruiksregel is opgenomen op grond waarvan bedrijfswoningen niet zijn toegestaan binnen de bestemming. Tot slot kan bij omgevingsvergunning een afwijkingsbevoegdheid worden toegepast voor een gebouw ten behoeve van een wachtruimte voor werknemers van openbaar vervoer. Deze regeling is overgenomen uit het bestemmingsplan Tweede gedeeltelijke herziening NS-Overvecht e.o..
Artikel 20 Maatschappelijk
De gronden met bestemming Maatschappelijk zijn bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen en wonen met bijbehorende voorzieningen. Binnen deze bestemming is een switch tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen (omschreven in artikel 1; begripsbepalingen) mogelijk. Alleen de begraafplaats is nader aangeduid en uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding. Tevens zijn culturele voorzieningen toegestaan daar waar dit is opgenomen op de verbeelding. Voor wonen is een onderscheid gemaakt tussen wonen en bedrijfswoningen. Voor wonen in het algemeen geldt dat dit alleen toegestaan is op de verdiepingen en alleen daar waar opgenomen op de verbeelding. Bedrijfswoningen worden eveneens op de verbeelding aangeduid.
Gebouwen moeten worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat daar waar een bebouwingspercentage op de verbeelding is opgenomen, het bouwvlak voor maximaal dat percentage mag worden bebouwd. Het maximaal aantal bouwlagen is opgenomen op de verbeelding. Daar waar geen maximaal aantal bouwlagen is opgenomen, is de maximale bouwhoogte opgenomen.
De inhoud van de bedrijfswoning is in de regels gemaximeerd.
Artikel 21 Natuur
De bestemming Natuur is opgenomen voor de bescherming van natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden. Hiertoe zijn zeer beperkte bouwmogelijkheden opgenomen in combinatie met een omgevingsvergunningenstelsel.
Artikel 22 Recreatie
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere extensieve openluchtrecreatie (zie begrippen) met de daarbij behorende voorzieningen (zoals water, groen, nutsvoorzieningen, ontsluiting en parkeren). Aan de St Antoniedijk wordt ruimte gegeven voor een nieuwe kleinschalige parkeergelegenheid. Specifieke vormen van recreatie in de vorm van volkstuinen en een skatebaan zijn aangeduid op de verbeelding. Andere recreatieve functies zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van kassen en schuurtjes ten behoeve van de volkstuinen. De maatvoering hiervan is opgenomen in de regels.
Artikel 23 Recreatie - Verblijfsrecreatie
De bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie is toegekend aan het campingterrein gelegen binnen Fort aan de Klop. Het kampeerterrein kan alleen binnen het zomerseizoen worden gebruikt. Tevens is deze bestemming gericht op het behoud van de bestaande groepsschuilplaatsen.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming in de bestemming Groen met de dubbelbestemming Waarde - Ecologie.
Artikel 24 Sport
De bestemming Sport is bedoeld voor sportvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals ondergeschikte detailhandel en additionele horeca. Tevens is een manege toegestaan waar deze als zodanig op de verbeelding is aangegeven, waarbij ook de paardenbakken specifiek zijn aangeduid. Ook is een horecabedrijf aangeduid op de verbeelding. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en het maximaal aantal bouwlagen is opgenomen op de verbeelding. Daar waar geen maximaal aantal bouwlagen is opgenomen, is de maximale bouwhoogte opgenomen. Buiten het bouwvlak zijn gebouwen van ondergeschikte aard zoals een fietsenstalling toegestaan. De maatvoering hiervan is opgenomen in de regels.
Artikel 25 Tuin
De bestemming Tuin heeft betrekking op tuinen behorende bij op aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Uitsluitend de bestaande gebouwen zijn toegestaan, waarbij geldt dat deze wel mogen worden vernieuwd, maar niet worden vergroot.
Artikel 26 Verkeer
De bestemming Verkeer wordt toegekend aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een structuurbepalend karakter hebben. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd.
Artikel 27 Verkeer – Railverkeer
De bestemming Verkeer – Railverkeer is bedoeld voor spoorwegen met bijbehorende voorzieningen. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij het aantal bouwlagen op de verbeelding is aangegeven. Tevens is een aparte regeling voor overkappingen opgenomen.
Artikel 28 Verkeer – Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer – Verblijfsgebied heeft betrekking op verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en groen- en waterpartijen. Diverse kleinschalige gebouwen zijn bij aanduiding toegestaan binnen de bestemming. Hiervoor zijn bouwregels opgenomen in de regels.
Artikel 29 Water
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding, de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het verkeer te water. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is het bestaande aantal ligplaatsen voor woonschepen toegestaan, inclusief de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen of -bedrijven.
Ter plaatse van de aanduiding 'raamprostitutie' is raamprostitutie in schepen toegestaan.
Artikel 30 Wonen
Vrijwel alle woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. De met het wonen samenhangende doeleinden, het wonen zelf, aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven, de tuinen en de (achter)erven, zijn gecombineerd in deze bestemming.
Specifieke aanduidingen zijn opgenomen voor onder meer:
- garages;
- woonwagenstandplaats.
In de regels zijn in samenhang met de verbeelding voorwaarden geformuleerd betreffende het hoofdgebouw van de woning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken. geen gebouwen zijnde. Ten aanzien van het hoofdgebouw is bepaald dat deze binnen het bouwvlak worden opgericht met maximaal het aantal bouwlagen dat op de verbeelding is aangeduid. De op het moment van terinzagelegging bestaande kapvorm of afdekking dient gehandhaafd te worden.
Voor woonwagens is een eigen specifieke bouwregeling opgenomen.
Het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven uit categorie A en B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. (Zie ook paragraaf 7.5 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging (LvB)). Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter zijn dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen.
Via toepassing van de afwijkingsbevoegdheid mag het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven worden verhoogd tot maximaal 60 m², inclusief bijbehorende bouwwerken. Binnen de afwijkingsbevoegdheid bestaat ook de mogelijkheid om aan-huis-verbonden beroepen en andere bedrijven dan uit categorie 1 van de LvB toe te staan, indien en voor zover voor de activiteiten geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist.
Uitkomsten buro De Nijl
De uitkomsten van de stedenbouwkundige studie uitgevoerd door Buro de Nijl zijn met name verwerkt in deze bestemming.
De mogelijkheid tot het uitbreiden van eengezinswoningen kan zowel aan de achterkant als aan de zijkant van de woning, met dien verstande dat deze uitbreidingen zijn beperkt indien de percelen grenzen aan openbare bestemmingen. Dit geeft een extra stimulans om bestaand groen op erfafscheidingen te handhaven of om nieuw groen te planten. Aan de voorzijde zijn geen extra uitbreidingsmogelijkheden toegestaan.
Het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en erfafscheidingen is verder onderwerp van nader onderzoek geweest. Ook hierbij heeft meegespeeld dat er sterk de voorkeur bestaat voor groene afscheidingen en dat dit zo veel mogelijk gestimuleerd dient te worden. Om die reden is opgenomen dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken minimaal 0,50 m uit de achterste perceelsgrens dienen te worden gebouwd en dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel en tot 2 meter daarachter maximaal 1 meter mag bedragen.
Uitbreidingen van hoogbouw met een extra bouwlaag wordt toegestaan. Gelet op het karakteristiek van de middenbouw, wordt het voor deze gebouwen niet toegestaan.
Uitbreidingen ten behoeve van entrees en liften wordt bij recht toegestaan om aan de eisen van de moderne tijd te kunnen voldoen. Op deze manier kunnen entrees ruimer worden opgezet en in/bij appartementencomplexen die nog niet zijn voorzien van een lift alsnog een dergelijke voorziening worden aangebracht.
Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van zorg en welzijn toe te staan. Het gebied waar deze bevoegdheid kan worden toegepast is opgenomen op de verbeelding.
Bijlage 9Wonen – 1
De woningen aan de Maria van Hongarijdreef en omgeving die deel uitmaken van het gebiedsplan Spoorzone hebben de bestemming Wonen-1 gekregen. Het eerder vastgestelde postzegelbestemmingslan (bestemmingsplan Maria van Hongarijedreef, Overvecht) voor deze ontwikkelingslocatie is in het actualisatieplan overgenomen.
Artikel 32 Wonen - 2
De bestemming 'Wonen - 2' is specifiek opgenomen voor de bestaande woningen in het bebouwingslint in het zuiden langs de Vecht. Ten opzichte van de nieuw toegevoegde woningen wijken onderscheiden deze woningen zich omdat zij behoren tot de oorspronkelijke lintbebouwing langs de wegen die door dit voorheen agrarische gebied liepen. De woningen zijn veelal gelegen op grote percelen en hebben dan ook een meer landelijke karakteristiek (voormalige boerderijen of). Veelal zijn bij de woningen grote vrijstaande bijbehorende bouwwerken aanwezig. Deze bebouwing leent zich over het algemeen goed voor allerlei woon/werk combinaties, vooropgesteld dat deze woon/werk milieus goed passen binnen de daar om heen liggende nieuwe woonmilieus. Diverse regels zijn opgesteld voor de maatvoering en situering van deze bebouwing.
Omdat de voormalige lintbebouwing enerzijds structuurbepalend is en anderzijds zorgt voor een eigen waardevolle karakteristiek in het gebied is hiervoor een speciaal toegesneden woonbestemming in het plan opgenomen, die functioneel breder gebruik van de percelen mogelijk maakt, maar de ruimtelijke karakteristiek van de lintbebouwing beschermt.
Artikel 33 Wonen - 3
De bestemming 'Wonen - 3' is specifiek opgenomen voor de bestaande woningen in het bebouwingslint in de Noordelijke Stadsrand. Ten opzichte van de nieuw toegevoegde woningen wijken onderscheiden deze woningen zich omdat zij behoren tot de oorspronkelijke lintbebouwing langs de wegen die door dit voorheen agrarische gebied liepen. De woningen zijn veelal gelegen op grote percelen en hebben dan ook een meer landelijke karakteristiek (voormalige boerderijen of landarbeiderswoningen). Veelal zijn bij de woningen grote vrijstaande bijbehorende bouwwerken aanwezig. Deze bebouwing leent zich over het algemeen goed voor allerlei woon/werk combinaties, vooropgesteld dat deze woon/werk milieus goed passen binnen de daar om heen liggende nieuwe woonmilieus. Diverse regels zijn opgesteld voor de maatvoering en situering van deze bebouwing.
Omdat de voormalige lintbebouwing enerzijds structuurbepalend is en anderzijds zorgt voor een eigen waardevolle karakteristiek in het gebied is hiervoor een speciaal toegesneden woonbestemming in het plan opgenomen, die functioneel breder gebruik van de percelen mogelijk maakt, maar de ruimtelijke karakteristiek van de lintbebouwing beschermt. Om de openheid van het gebied te waarborgen is een minimale afstand van bebouwing tot de erfgrenzen opgenomen. Bij een concreet verzoek kan onder voorwaarden van deze minimaal voorgeschreven maten worden afgeweken.
Artikel 34 Leiding - Gas (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming beschermt de bestaande gasleiding alsmede het verblijfsklimaat rondom de gasleiding. Hiertoe zijn bouwbeperkingen opgenomen in combinatie met toestemming van de beheerder.
Artikel 35 Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming beschermt de bestaande ondergrondse hoogspanningsleiding door middel van een bouwbeperking met afwijkingsbevoegdheid en toestemming van de beheerder.
Artikel 36 Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming beschermt de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding alsmede het verblijfsklimaat rondom de hoogspanningsverbinding. Hiertoe zijn bouwbeperkingen opgenomen in combinatie met toestemming van de beheerder.
Artikel 37 Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)
De aanwezige archeologische waarden in het hele plangebied worden beschermd via de dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Deze dubbelbestemming beschermt de archeologische waarden in het plangebied. Op grond van deze dubbelbestemmingen is voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden, een omgevingsvergunning nodig. Het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid of het verlenen van de vergunning is slechts mogelijk indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden.
Artikel 38 Waarde-Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
Door middel van deze dubbelbestemming worden de betreffende gronden van Fort Blauwkapel in het plangebied bestemd voor het behoud. herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden. Voor de gronden die in een beschermd dorpsgezicht vallen zijn extra bebouwingsregels opgenomen die waarborgen, dat de afmetingen en ritmiek, evenals de gevelbeëindiging, detaillering, materiaalkeuze en kleur van de bebouwing zodanig op de omgeving worden afgestemd, dat de karakteristiek van het straat- en stadsbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied geen afbreuk wordt gedaan.
Artikel 39 Waarde-Ecologie (dubbelbestemming)
De ecologische verbindingszones worden beschermd door middel van deze dubbelbestemming. Hiertoe is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
Artikel 40 Waarde-Landschap (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming beschermt de bestaande kavelpatronen waterkering door middel van een bouwbeperking met afwijkingsbevoegdheid en een omgevingsvergunningenstelsel.
Artikel 41 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming beschermt de waterkering door middel van een bouwbeperking met afwijkingsbevoegdheid en een omgevingsvergunningenstelsel.
Artikel 42 Waterstaat - Waterlopen
Deze dubbelbestemming beschermt de watergang die door het plangebied loopt door middel van een bouwbeperking met afwijkingsbevoegdheid en een omgevingsvergunningenstelsel.
Monumenten
In het plangebied komt een aantal monumenten voor die als zodanig door de Rijksoverheid als te behouden bebouwing zijn aangewezen. De bescherming van de monumenten is afzonderlijk geregeld in de monumentenregelgeving.
7.4 Overige Regels
Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels (bepalingen) alsmede de overgangs- en slotregels. De beide hoofdstukken bevatten de volgende artikelen:
- Artikel 43: Antidubbeltelbepaling: Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een bouwvergunning of een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
- Artikel 44: Algemene bouwregels: in dit artikel is geregeld dat bestaande in overeenstemming met de Woningwet tot stand gekomen afwijkende maten positief worden bestemd.
- Artikel 45: Algemene gebruiksregels: In dit artikel is opgenomen wat in dit bestemmingsplan in ieder geval wordt verstaan onder strijdig gebruik. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen. Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd.
Nu is het als volgt geregeld.
Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.
Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo. - Artikel 46: Algemene aanduidingsregels: In dit artikel zijn de regels opgenomen omtrent de in het gebied geldende geluidzones industrie om de rioolwaterzuveringsinrichting en de hulpwarmtecentrale , de milieuzone van het grondwaterbeschermingsgebied, veiligheidszones rond de (vulpunten van de) lpg-verkooppunten in het plangebied, een vrijwaringszone ten behoeve van het over het plangebied lopende straalpad en onder andere een wijzigingszone langs de Vechtdijk ten behoeve van het creëren van parkeergelegenheid voor aanwonenden. Deze bepaling stelt grenzen aan de maximale hoogte van bouwwerken. Dit artikel kent ook een aantal wijzigingsbevoegdheden, bijvoorbeeld voor het toelaten van maatschappelijke voorzieningen an de Heradreef/Fortunadreef.
- Artikel 47: Algemene afwijkingsregels: In dit artikel zijn de afwijkingsbevoegdheden opgenomen die kunnen worden toegepast als er al niet op grond van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, overschrijding van de bouwgrenzen, of het realiseren van nutsvoorzieningen, noodtrappen en zendinstallaties.
- Artikel 48: Algemene wijzigingsregels: In dit artikel is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de Lijst van Bedrijfsactiviteiten te veranderen.
- Artikel 49: Overgangsrecht: Dit artikel omschrijft het overgangsrecht voor bouwwerken dan wel gebruik.
- Artikel 50: Slotregel: Dit artikel bevat alleen de titel waaronder het bestemmingsplan kan worden aangehaald.
7.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging (Lvb)
Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een aangepaste lijst van bedrijfsactiviteiten die grotendeels gebaseerd is op de Staat van bedrijfsactiviteiten met betrekking tot functiemenging van de VNG uit 2009. In de bijlage bij de regels wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze lijst tot stand is gekomen en de betekenis van de lijst voor de regels.
7.6 Lijst Van Horeca-activiteiten (Lvh)
In het Utrechtse systeem van vervaardiging van bestemmingsplan is uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening een onderscheid gemaakt in categorieën horecabedrijven. De categorie-indeling in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk houdt verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in verschillende typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in het plangebied. De regeling beoogt enerzijds de nadelige invloeden van de vestiging van horeca-bedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. Anderzijds stimuleert het expliciet het toestaan van bepaalde categorieën van horecavestigingen in het plangebied uitdrukkelijk de faciliterende functie van deze vestigingen ten aanzien van de bezoekers in het plangebied.
De volgende categorieën van horecabedrijven worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A | Discotheek; bardancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- /dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars) |
Categorie B | Café; bar; brasserie |
Categorie C | Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet |
Categorie D | Restaurant; bistro; crêperie; lunchroom; konditorei; koffie-/theehuis; ijssalon |
Tabel 7.1 Categorie-indeling LvH
In het bovenstaande gaat het nadrukkelijk om zelfstandige horecavestigingen.
Een nadere toelichting op het onderscheid tussen de categorieën is opgenomen in de Lijst van Horeca-activiteiten, zoals die als bijlage bij de regels is opgenomen. Daarin zijn de verschillende horecavormen onderscheiden en toegelicht. Het onderscheid is gebaseerd op de mate van hinder/overlast voor de woon- en leefomgeving. De bijlage bevat ook een korte toelichting op de categorie-indeling.
In het plangebied is horeca in de categorieën C en D toegestaan. Dit zijn de lichtste vormen van horeca met het minste hinder/overlast voor de woon- en leefomgeving. Een zwaardere horecacategorie in het plangebied is, gelet op het karakter van het plangebied niet gewenst. Als uitzondering geldt Het Vechthuis, dat in het bestemmingsplan als Horeca categorie A is aangemerkt en waarbij tevens sprake is van een zaal op de verdieping.
7.7 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd.
De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning/omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom.
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings-)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan.
Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit.
In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning/omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd.
Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven "functiemenging"
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede Voorbeeldstaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven "functiemenging"
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | ||||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | |||||||
nummer | CATEGORIE | ||||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | ||||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | ||||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | |||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | |||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | |||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | ||||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | ||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | ||||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | ||||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | ||||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | ||||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | ||||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | |||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | |||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | ||||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | ||||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | ||||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | |||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | |||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | |||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | B2 | ||||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | ||||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | |||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | |||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | |||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | ||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | ||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | ||||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | |||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | |||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | |||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | |||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | |||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | ||||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | |||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | ||||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | ||||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
5134 | 4634 | Groothandel in dranken | C | ||||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | ||||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | ||||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | ||||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | ||||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | ||||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | |||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | |||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | ||||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | |||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | |||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | ||||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | ||||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | ||||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | ||||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | ||||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | ||||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | ||||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | ||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | ||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | ||||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | |||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | |||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | ||||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | ||||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | ||||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | |||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A. | Discotheek; bar-dancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars) |
Categorie B. | Café; bar; brasserie |
Categorie C. | Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet |
Categorie D. | Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei; Koffie-/theehuis; Ijssalon |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Cafetaria/snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalcentra
Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht".
Additionele horeca
Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie "horeca" begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling sociaal-culturele/maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend. Voor de toepassing van de Lijst van Horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen:
een bedrijf of instelling waar;
1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: | Inrichting: | Activiteiten: | |
A | discotheek bar-dancing zaalverhuur/partycentra1 | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen. | |
B | café bar brasserie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank. | |
C | cafetaria snackbar grill-room fastfood-restaurant automatiek snelbuffet | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleineetenswaren. | |
D1 | restaurant bistro crêperie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. | |
D2 | lunchroom, konditorei koffie-/theehuis ijssalon | Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse. Daghoreca (D.2) is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. Bij deze horeca moet de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en is zij geheel of overwegend gebonden aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. |
1regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen
een bedrijf of instelling waar:
- 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of,
- 2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Bijlage 1 Monumenten
Bijlage 2 Aanpassing Geluidszone
Bijlage 2 Aanpassing geluidszone
Bijlage 3 Geuronderzoek Bij De Waterzuivering Overvecht
Bijlage 3 Geuronderzoek bij de waterzuivering Overvecht
Bijlage 4 Natuurwaarden In Overvecht, Quick Scan
Bijlage 4 Natuurwaarden in Overvecht, quick scan
Bijlage 5 Ecologische Modellen Overvecht – 09-320 – 10.05841
Bijlage 5 Ecologische modellen Overvecht – 09-320 – 10.05841
Bijlage 6 Toetsing En Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 6 Toetsing en verantwoording externe veiligheid
Bijlage 7 Advies Wijkraad Overvecht November 2010
Bijlage 7 Advies Wijkraad Overvecht november 2010
Bijlage 8 Nota Van Vooroverleg
Bijlage 8 Nota van vooroverleg