Slingeraklaan-Zandweg, Langerak
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 23-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Slingeraklaan-Zandweg, Langerak van de gemeente Utrecht.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPSLINGERLAZANDWEG-0601 met de bijbehorende regels.
1.3 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen
worden.
1.4 (raam)prostitutiebedrijf:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.6 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.7 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.8 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.9 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 antennedrager:
installatie of andere constructie bedoeld voor bevestiging van een antenne.
1.12 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.13 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.16 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning
1.17 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.
1.18 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 bijzondere bouwlaag:
- a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel
- b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.31 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.32 dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw.
1.33 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.37 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.38 lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.39 Lijst van Bedrijfsactiviteiten:
de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.40 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.42 platte afdekking:
een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.
1.43 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.44 seksinrichting:
hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.45 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. de binnen de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water, waterbeheer en waterberging;
- f. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
- g. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstobjecten, kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water en kruisingen met water;
- e. waterbeheer en waterberging;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstobjecten, waaronder duikers, bruggen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. water, waterbeheer en waterberging;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. en bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- d. Het bepaalde onder c geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder a en lid 6.2 onder b voor:
- a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een nutsvoorzieningen tot ten hoogste 20 m².
- b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- b. waterhuishouding;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. kruisingen met wegverkeer;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken en kademuren;
7.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2 meter mag bedragen.
Artikel 8 Wonen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met met een aan- huis- verbonden beroep- of bedrijf;
- b. de bij deze bestemming behorende tuinen, erven, water en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op of in de in 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de situering van bebouwing ten opzichte van een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende bouwperceel.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde genoemd in lid 8.2.1 onder e. voor de uitbreiding van een hoofdgebouw op een kortere afstand:
- 1. tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de achterste perceelsgrens indien de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens reeds kleiner is dan 5 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, of;
- 2. tot de achterste perceelsgrens indien de bestaande cultuurhistorische waarden of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast, of;
- 3. tot de zijdelingse perceelsgrens indien het bouwperceel smaller dan 16 meter is en op een kortere afstand tot de achterste perceelsgrens indien het bouwperceel minder diep is dan 20 meter.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde genoemd in lid 8.2.2 onder f. voor het bouwen van een aanbouw of een bijgebouw op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens indien:
- 1. de bestaande cultuurhistorische waarden of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast, of;
- 2. de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens reeds kleiner is dan 5 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
8.5 Gebruiksregels
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
- a. lid 8.5.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
Artikel 9 Wonen - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met met een aan- huis- verbonden beroep- of bedrijf met dienverstande dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding "milieuzone-geluidsgevoelige functie", de gronden tevens bestemd zijn voor het waarborgen van een goed woonmilieu in verband met de geluidsbelasting van nabijgelegen bedrijven;
- b. de bij deze bestemming behorende tuinen, erven, water en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op of in de in lid 9.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
9.3 Gebruiksregels
9.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
- a. lid 9.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
Artikel 10 Wonen - 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met met een aan- huis- verbonden beroep- of bedrijf;
- b. de bij deze bestemming behorende tuinen, erven, water en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op of in de in lid 10.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
10.3 Gebruiksregels
10.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
- e. lid 10.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
11.2 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
12.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
- c. De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 6. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 16 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoeg ontheffing te verlenen van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- e. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen en ondergeschikte bouwdelen.
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid of het stellen van nadere eisen, zoals bedoeld in deze regels, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de onder a bedoelde ter inzage legging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke en electronische wijze;
- c. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Regels van het bestemmingsplan Slingeraklaan-Zandweg, Langerak.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de nieuwe ontwikkelingen aan de Slingeraklaan en de Zandweg planologisch-juridisch mogelijk te maken.
Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied wordt globaal gevormd door de Houtrakgracht, de Slingeraklaan, de Zandweg en de Gouderaklaan. Zie afbeelding 1. De plangrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op die van de aangrenzende gebieden.
Figuur 1: Begrenzing
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad | Goedgekeurd door GS |
Bestemmingsplan Vleuten - De Meern Landelijk gebied | 18 juni 1974 | 11 juli 1975 |
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleid dat relevant is voor dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 bevat informatie over de bestaande situatie, de planbeschrijving en de uitvoeringsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de juridische planopzet.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
Op verschillende bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken gedaan die van belang zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied in De Meern. De belangrijkste conclusies van relevante beleidskaders worden in dit hoofdstuk weergegeven.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 AMvB Ruimte
Voor dit bestemmingsplan zijn vooral de rijksnota's de Nota Ruimte (2006) en de Structuurvisie Randstad (2008) van belang. De ambitie in deze nota's is om de Randstad tot een duurzame en concurrerende Europese topregio te ontwikkelen. Hierbij gelden de volgende beleidsdoelen:
- Regio Utrecht als centraal knooppunt van infrastructuur;
- Krachtige steden: bundeling van verstedelijking, economische activiteiten en bereikbaarheid;
- Verdichting: ruimte in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) verdichten door revitalisering, herstructurering en transformatie.
Binnen het verstedelijkingsbeleid kiest het kabinet bovenal voor een kwaliteitsstrategie en verdichting. De ruimte die in het bestaande stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met ecologische en archeologische waarden op basis van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Verdrag van Malta. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe met deze aspecten is omgegaan.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Voor het regionale beleid zijn de Structuurvisie Provincie Utrecht 2005-2015, het Regionaal Structuurplan Utrecht 2005-2015 (RSP, 2004) en de Ontwikkelingsvisie 2015-2030 (2009) die in NV Utrecht-verband is opgesteld richtinggevend. De nota's vullen elkaar aan, waarbij de Ontwikkelingsvisie een langetermijnvisie biedt en de ruimtebehoefte aangeeft voor het 'Noordvleugelgebied', bestaande uit Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten.
In de provinciale Structuurvisie en het Regionaal Structuurplan wordt gekozen voor beheerste groei. Verdere verdichting vindt plaats in het stedelijk gebied om de waardevolle landschappen te sparen. Verdichting en kwaliteitsverbetering is ook de essentie van het beleid in NV Utrecht-verband.
Het plangebied (zie figuur 1) valt binnen de categorie "restcapaciteit woningbouw (per 1-1-2005) 15.000 woningen". De restcapaciteit geeft het per 1 januari 2005 nog op te leveren aantal woningen weer en is de zogeheten 'harde capaciteit' die in beginsel planologisch aanvaardbaar is.
Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningen die een bijdrage leveren aan de realisatie van de restcapaciteit.
Figuur 2 en 3 Uitsnede Streekplankaart (na 2e herziening en Uitsnede Regionaal Structuurplan
In het Regionaal Structuurplan valt het bestemmingsplangebied in de categorie "groen stedelijk/suburbaan milieu" (zie figuur 2). In het "groen stedelijk/suburbaan milieu" heeft de woonfunctie een dominante rol en heeft een relatief lage graad van functiemenging. Er zijn veel grondgebonden woningen met tuin of flatwoningen in een groene setting aanwezig. Fiets en auto zijn belangrijke vervoermiddelen, alsmede het openbaar vervoer.
Waterbeheerplan HdsR
Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit , het tegengaan van verdroging en het bestrijden van eutrofiëring. In de Waterstructuurvisie van de Gemeente Utrecht is de huidige visie op waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen vastgelegd. De effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden door de waterbeheerder afgewogen in een watertoets (zie hoofdstuk 3, bij uitvoering).
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
De kernkwaliteiten van de stad Utrecht zijn uitgewerkt in de perspectieven de Markt, het Podium en de Binnentuinen. Het bestemmingsplangebied behoort tot de Binnentuinen. De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. De woonfunctie domineert. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend bij nieuwe ontwikkelingen. Het voorzieningenpakket is afgestemd op de wijk. Niet - woonfuncties zijn geconcentreerd in afzonderlijke ruimtelijke eenheden. Kleinschalige functiemenging is mogelijk.
Welstand en monumenten (2004)
In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria.
De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open' 'Respect' en 'Behoud'. Het bestemmingsplangebied wordt gekarakteriseerd als 'Respect': dat betekent dat essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakterisitiek worden gerespecteerd. In het plangebied is geen monument aanwezig.
Visie Wonen 2030 en Woonvisie 2009-2019 (2009)
In de Visie Wonen 2030 en daarop volgend de Woonvisie 2009-2019 zijn kaders geschetst van het woonbeleid van de gemeente Utrecht op de lange termijn. In het Actieprogramma Wonen is de kwantitatieve woningbouwopgave geformuleerd. Uit zowel woningbehoefte-onderzoeken in het kader van de Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 als de woonvisies is gebleken dat nieuwbouw in de stad zich vooral moet richten op het realiseren van 'centrumstedelijke' en 'dorpsrand/landelijke' woonmilieus.
In de nota 'Wonen in een sterke stad (2009)' worden de prioriteiten benoemd die de gemeente stelt om te gaan met de enorme druk op de Utrechtse woningmarkt. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg, wil de gemeente ook de kwaliteit van de woningen in de bestaande stad verbeteren. Eén van de speerpunten is zoveel mogelijk verminderen druk op de woningmarkt en bevorderen van doorstroming.
Partiële Herijking Parkeernormen (2008)
De parkeerbehoefte voor het bestemmingsplangebied wordt bepaald op grond van de parkeernormen, zoals vastgelegd in de nota Parkeernormen 2008. Uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie en functie, het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost. Dit om te voorkomen dat parkeerproblemen worden afgewenteld op de openbare ruimte. De parkeernormen zijn gegeven met een bandbreedte, teneinde optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij het realiseren van bouwplannen. In paragraaf 3.37 is deze norm uit het gemeentelijk parkeerbeleid toegepast.
Groenstructuurplan Utrecht (2007)
Het Groenstructuurplan heeft tot doel het behoud en de ontwikkeling van de kwaliteiten van het stedelijk groen. De visie is gebaseerd op de ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang in het stedelijk groen in en om Utrecht.
Tot 2011 liggen de prioriteiten bij het aanleggen van recreatiegebieden aan de rand van de bebouwde kom, de realisatie van de 1e fase van het Leidsche Rijn Park en het versterken van de groenstructuur in wijken van het Grote Steden Beleid. Het plangebied ligt direct aan de Zandweg, een historisch lint en een belangrijke groenverbinding. In de planontwikkeling is rekening gehouden, met de bijzondere eigenschappen van dit voormalig agrarisch lint.
Het pad voor langzaamverkeer dat doorgetrokken wordt vanaf de Zandweg naar de Slingerraklaan past in deze visie. Er zijn in het groenstructuurplan geen maatregelen opgenomen voor dit gebied.
Nota Bomenbeleid (2009)
De bomenvisie (2009) heeft als doelstelling een samenhangende bomenstructuur voor de stad te ontwikkelen en verbeteren, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. En geeft nadere regels hoe het college omgaat met bomen bij de ontwikkeling van de stad. In dit plangebied behoort de Zandweg als oude toegangsweg tot één van de lijnen waarbij de bomenstructuur zoveel mogelijk wordt gehandhaafd of herplaatst.
Milieubeleidsplan 2003-2008 (2004)
Het Milieubeleidsplan heeft een planperiode van vijf jaar (2003-2008), en biedt een doorkijk naar de lange termijn (2030). De ambitie van de gemeente is een leefbare en duurzame stad met oog voor veiligheid en gezondheid van de inwoners. Dit MBP werkt resultaatsgericht, integraal en wijkgericht. Het milieubeleidsplan wordt momenteel herzien.
In de regels van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de aspecten geluid, lucht, bodem, externe veiligheid en duurzaam bouwen. Daarbij is het milieubeleidsplan in acht genomen.
2.5 Conclusie
De planontwikkeling past in Rijks- en provinciaal beleid dat gericht is op de versterking van bestaand stedelijk gebied en zuinig ruimte gebruik, waarbij de stedelijke ruimtebehoefte zoveel mogelijk wordt opgelost binnen de contouren van de bestaande stad. Daarbij wordt de nieuwbouw zorgvuldig ingepast in de bestaande bebouwing en komt daar qua maatvoering en schaal mee overeen. Het stedenbouwkundig plan sluit geheel aan op het bestaande stedenbouwkundige raamwerk van de wijk Langerak.
Het type woningen dat is geprojecteerd sluit aan bij de wens om in Leidsche Rijn een verruiming van het woningaanbod te bieden, waarbij starterswoningen een bijdrage kunnen leveren aan de doorstroming van de woningmarkt, door dat huurders de overstap maken naar een koopwoning en/of jonge gezinnen hun wooncarrière kunnen beginnen in een koopwoning die qua prijscategorie past bij hun bestedingsmogelijkheden.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie, Plan En Uitvoeringsaspecten
3.1 Bestaande Situatie
Het plangebied bestaat op dit moment uit een vrijstaande woning, een bedrijfspand met een schuur voor opslag en een transformatorhuisje. De woning en het transformatorhuisje zullen behouden blijven en positief worden bestemd.
De woning ligt aan de Zandweg 69A en heeft een omvang van circa 650 m3. De bedrijfsgebouwen zullen gesloopt gaan worden. Deze hebben een totale oppervlakte van circa 1730 m2.
Het plangebied wordt op dit moment ontsloten via de Zandweg. De woning en het bedrijfspand hebben een gezamenlijke toegang. De schuur is te bereiken via een eigen ontsluiting via de toegang van de woning. Het plangebied is bereikbaar via de Gouderaklaan of de Houtrakgracht / Skagerraklaan.
Het plangebied oriënteert zich zowel op de Zandweg aan de zuidkant als op de nieuwbouw van Langerak aan de noordkant. In de huidige situatie vormt de groenzone langs de Slingeraklaan een informele overgang tussen het historische lint en de recente bebouwing van Langerak. Dit aspect zal meegenomen worden in het ontwerp.
Figuur 4 Bestaande situatie
3.2 Planbeschrijving
3.2.1 Opgave en visie
De uitgangspunten voor de ontwikkeling van dit plangebied zijn als volgt beschreven in het stedenbouwkundig programma van eisen.
In het plangebied zullen 40 woningen gerealiseerd gaan worden, die qua woonmilieu een overgang zullen vormen van de woonbebouwing van de wijk Langerak, naar het meer gemengde milieu van de voormalige lintbebouwing lamgs de Zandweg. Van de 40 woningen worden 28 woningen uitgevoerd als eengezinswoningen voor starters. De woningen die aan de Slingeraklaan gebouwd gaan worden, zullen uitgevoerd worden als geschakelde en vrijstaande woningen in het (middel)dure segment. Voorts zal voorzien worden in een fietsverbinding tussen de Slingeraklaan en de Zandweg.
3.2.2 Stedebouwkundige opzet
De stedenbouwkundige opzet is vastgelegd in een stedenbouwkundig programma van eisen (SPvE). In dit SPvE wordt per onderdeel aangegeven hoe dit aangepakt dient te worden. In deze paragraaf worden de hoofdlijnen weergegeven. In afbeelding 5 is het Stedenbouwkundig Programma van Eisen weergegeven.
Zoals reeds in paragraaf 3.3 is beschreven, zullen er 40 woningen in dit plan mogelijk gemaakt worden. Het nieuwe woongebied zal in hoofdzaak aansluiten op de bestaande opzet van Langerak. Dit houdt in dat de kenmerkende bebouwingsstroken, groenstroken en het profiel van de Houtrakgracht overgenomen worden, zie onderstaande figuur.
Figuur 5a Doorzetten bebouwingsstroken
Het westelijke deel zal bestaan uit geschakelde rug-aan-rug-woningen. Het rug-aan-rug-principe betekent dat de achtergevels van de woningen aan elkaar grenzen. De bouwhoogte is een bouwlaag met kap. Voor de woningen geldt dat deze in het verlengde van de rooilijn van de woningen aan de Houtrakgracht moeten worden gebouwd. Op deze manier wordt op een logische manier aangesloten bij de bestaande karakteristiek. Aan de zijde van de Slingeraklaan hebben de woningen een hoogte van drie bouwlagen, zodat ook daarmee wordt aangesloten bij de bestaande bouwhoogte van Langerak.
Aan de oostzijde van het plangebied worden vrijstaande woningen op ruime kavels gepland. Deze woningen zullen een hoogte van twee bouwlagen met kap krijgen. Belangrijk bij deze woningen is dat er genoeg onbebouwde ruimte op de kavel aanwezig blijft. Vanaf Gouderaklaan 20/22 dient het uitzicht (gedeeltelijk) behouden te blijven. Het vrije uitzicht dat nu aanwezig is zal verminderen, maar voorkomen wordt dat de nieuwe woningen op te korte afstand en direct in het zicht van deze woningen zullen worden gebouwd.
Het plangebied ligt direct achter één van de historische linten Zandweg en Rijksstraatweg. Tussen de woningen Zandweg 69 en 69A is ruimte voor één vrijstaande woning. Deze is, evenals de ontwikkeling van de overige woningen, onderdeel van de compensatie voor het beëindigen van het bedrijf. De woning zal qua type, kapvorm en architectuur ingepast worden in het voormalige agrarische lint.
Figuur 5b: Stedenbouwkundige uitgangspunten
3.3 Uitvoeringsaspecten
3.3.1 Archeologie
Het plangebied ligt tussen de Leidsche Rijn en de Slingeraklaan. Bij de bouw van het eerste deel van de wijk Langerak heeft in 1997 en de jaren daarna op uitgebreide schaal archeologisch onderzoek plaatsgevonden (projecten met de code LR 2, 3, 4 en 14). Met name het gebied aan weerszijden van de Gouderaklaan, direct ten noorden en oosten van het plangebied, heeft bijzonder veel archeologische sporen uit de Romeinse tijd opgeleverd. Het betrof hier een zogenaamde inheems Romeinse nederzetting uit de tweede eeuw, waarvan door zandwinning alleen de dieper gelegen sporen zoals greppels en diepere paalkuilen bewaard zijn gebleven. Het archeologisch onderzoek in de jaren negentig heeft uitsluitend plaatsgevonden in de gemeente Utrecht. Direct ten oosten en ten noorden van het plangebied lag de gemeentegrens tussen Utrecht en Vleuten-De Meern, waarbij het plangebied in gemeente Vleuten-De Meern lag. Gezien de resultaten van het archeologisch onderzoek uit de jaren negentig is de verwachting voor het aantreffen van archeologisch sporen bijzonder groot te noemen. Met name de zone direct ten zuiden van de Slingeraklaan, maar ook de zone ten oosten van de Houtrakgracht, kan nog archeologische sporen bevatten. Een groot deel van de sporen kan echter bij de bouw en sloop van de bestaande loods verdwenen zijn. Om dit vast te kunnen stellen zal in eerste instantie archeologisch proefonderzoek moeten plaatsvinden. Hiervoor dient een proefsleuf van 4 meter breed, evenwijdig aan de Slingeraklaan, ter hoogte van de uit te geven percelen. Daarnaast in het zuiden van het plan een korte sleuf van 2 meter evenwijdig aan en ten westen van de oprijlaan (haaks op de zandweg). Indien archeologische waarden worden vastgesteld zal de rest van het terrein moeten worden opgegraven.
Aangezien de archeologische sporen in de omgeving sterk zijn aangetast door zand en kleiwinning, lijkt de kans klein dat in het plangebied sprake is van behoudenswaardige archeologische resten. De eventueel aanwezige archeologische waarden dienen vooruitlopend op het bouwrijp maken te worden opgegraven.
3.3.2 Bodem
In het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken1 uitgevoerd. Samenvattend is hier het volgende uit naar voren gekomen.
In het gehele plangebied worden in lichte mate bodemvreemde stoffen gevonden. Ook is er op enkele plaatse een lichte verontreiniging van zink en nikkel aangetroffen. De grenswaarden worden echter nauwelijks overschreden.
Op basis van deze resultaten kan er gesteld worden dat extra onderzoek niet nodig is. De verontreiniging is slechts in lichte mate aanwezig. Op een plaats binnen dit plangebied (kadastraal perceel 5564) is er in de bovenlaag van de grond (de puinhoudende laag) een lichte overschrijding van PAK aangetroffen. Dit vormt geen probleem met de voorgenomen woningbouw op dit perceel. Aangezien de bovenlaag een verhardingslaag is, zal deze tijdens het bouwrijp maken verwijderd worden. Indien deze grond herbruikt gaat worden, dan is een bodemstoffenonderzoek nodig. Voor het bestemmingsplan levert de bodem geen problemen op. De overige grond die vrijkomt in het plangebied kan zonder problemen hergebruikt worden in het gebied.
- 1. 1. Verkennend bodemonderzoekSlingeraklaan, 20081950/TPEP, 22 oktober 2008 door Geofox Lexmond 2. Verkennend bodemonderzoek Zandweg 69A, AT50.2005.240, 15 april 2005 door AquaTerra-Geomet Mielieuadviezen B.V. 3. Verkennend milieutechnisch bodemonderzoek Zandweg 69, 2007092301, 6 september 2007 door AquaTerra-Geomet Milieuadviezen B.V.
3.3.3 Ecologie
3.3.4 Externe veiligheid
3.3.5 Geluid
3.3.6 Luchtkwaliteit
3.3.7 Mobiliteit
3.3.8 Water
3.4 Conclusie
Uit de voorgaande tekst blijkt dat het plangebied aansluit bij de rest van de wijk, ook qua watersysteem en dat er, mede omdat de watergangen conform de afspraken aangelegd zullen worden en er voorzien is in extra waterberging, geen belemmeringen zijn.
Ook binnen de beschermingszone, welke tot in het plangebied reikt, vinden geen belemmerende activiteiten plaats. Tevens is deze zone middels een dubbelbestemming met regels beschermd. Het plan vormt geen belemmering voor de beschermingszone en omgekeerd.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening moet in het kader van een bestemmingsplan inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.2.1, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting bestaat om een exploitatieplan vast te stellen of middels een anterieure overeenkomst het kostenverhaal te verzekeren.
Het verzekeren van het kostenverhaal is in het onderhavige geval verplicht daar het een bouwplan betreft als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. In dit geval is een anterieure overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelaar. Hierdoor wordt het kostenverhaal rond de ontwikkeling verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is hierdoor niet meer nodig.
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.2.1 Stedenbouwkundig programma van eisen
Het stedenbouwkundige programma van eisen en het architectonische ontwerp heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode, op 17 september, heeft er tevens een inloopavond plaatsgevonden. Van de reacties die tijdens de terinzage periode zijn binnengekomen, is een nota van beantwoording van de Inspraakreacties gemaakt. In de bijlage is de samenvatting en de beantwoording van de reacties opgenomen.
4.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De resultaten van deze inspraak zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage Samenvatting en beantwoording reacties. De resultaten van het vooroverleg in de bijlage resultaat vooroverleg. De reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.
4.2.3 Advies wijkraad
Op 16 juni 2010 heeft de wijkraad advies uitgebracht over het plan. In algemene zin is de wijkraad verheugd dat de bestemming in het verlengde van de schapenweide groen blijft, en deze belangrijke zichtlijn ononderbroken blijft. Ook de nieuwe fietsverbinding tussen Houtrakgracht en Zandweg wordt door de wijkraad zeer gewaardeerd. De wijkraad heeft enkele aandachtspunten aangestipt. In de bijlage Resultaat vooroverleg van het plan wordt daarop ingegaan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding En Planvorm
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De nieuwe Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
Het bestemmingsplan Slingeraklaan - Zandweg kenmerkt zich door een gedetailleerde bestemmingsregeling, zowel op de plankaart als in de voorschriften, voor de in het gebied aanwezige functies en bebouwing. Het bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter waarbij de de planologische regeling is toegsneden op de gewenste toekomstige situatie. Voorzover de bestaande situatie qua bebouwing en gebruik blijft bestaan wordt deze situatie vastgelegd.
5.2 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- ontheffingsregels van de bouwregels;
- waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- ontheffingsregels van de gebruiksregels;
- eventueel een aanlegvergunningstelsel ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
- in een aantal gevallen een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.
5.3 Systematiek Van De Bestemming Wonen
Het bestemmingsplan regelt voorziet in het planologisch juridisch kader voor een woningbouwplan. De woonbestemming is dan ook de belangrijkste bestemming in het gebied. De woonbestemming is nader vorm gegeven in drie verschillende bestemmingen Wonen. Dit hangt samen met de gewenste typologie van de te realiseren woningen. De bestemming Wonen-1 is gericht op de typologie van de (voormalige) lintbebouwing van de woningen langs de Zandweg. Het betreft hier grote vrijstaande woningen op een ruim perceel. De woningen langs het lint kennen een grote mate van individualiteit. Veelal hebben de de woningen een agrarisch verleden (voormalige boerderijen). Dat uit zich in de bebouwingskarakteristiek en de aanwezigheid van meerdere en of grotere bijgebouwen. Hierdoor zijn de woningen vaak meer dan andere woningen geschikt voor het uitoefenen van beroepen en bedrijven aan huis.
De bestemming Wonen-2 heeft betrekking op de meer seriematig ontworpen vrijstaande en twee onder een kap woningen langs de Slingeraklaan. De bijgebouwen en aan en uitbouwen zijn mee ontworpen en vormen een eenheid met de hoofdmassa. Hetzelfde geldt in zekere mate voor de erfafscheidingen. Daar waar deze aansluiten op openbaar gebied mogen de mee ontworpen erfafscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn. Om de privacy van de woningen te waarborgen mogen de erfafscheidingen tussen twee aangrenzende woonpercelen maximaal 2 meter zijn.
De bestemming Wonen-3 is gericht op de rij van rug aan rug geschakelde starterwoningen aan de Houtrakgracht. Deze woningen hebben een beperkte buitenruimte en de bijgebouwen zijn mee ontworpen en geintegreerd in het hoofdgebouw. Voor mee ontworpen erfafscheidingen geldt hier hetzelfde als bij Wonen-2.
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Een ander belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden beroep of –bedrijf om een beroeps- of bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 60 m² bij woningen in voormalige lintbebouwing en 40 m² bij andere woningen. Het beroep of bedrijf mag bij woningen in lintbebouwing zowel in de woning als in bijgebouwen worden uitgeoefend. Via een aantal nadere voorwaarden is bepaald dat geen hinder (milieucategorie A of B1 van de LvB als maximum) en geen verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk mogen ontstaan voor de omgeving. Ook mag bij een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.
Er is een ontheffing opgenomen voor het toestaan van milieucategorie B2 voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, echter onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit in kwestie naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het handhaven van parkeergelegenheid op eigen terrein. Door het toenemend autobezit en het toenemend aantal woninguitbreidingen "tot het maximaal mogelijke" zou de situatie kunnen ontstaan, dat parkeergelegenheid op eigen terrein vervalt of onvoldoende wordt. In deze gevallen is het wenselijk te kunnen "sturen" en door middel van het stellen van nadere eisen parkeergelegenheid op eigen terrein te kunnen behouden in de bestemming Woondoeleinden.
Ook kan het uit een oogpunt van de bebouwingskarakteristiek in de omgeving of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken nodig of gewenst zijn nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens.
5.4 Dubbelbestemmingen
Ter bescherming van specifieke waarden in een plangebied kunnen dubbelbestemmingen worden opgenomen. In dit bestemmingsplan zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Deze dubbelbestemmingen geven nadere regels ten aanzien van het gebruik van de onderliggende bestemmingen. Deze nadere regels hebben betrekking op de bescherming van de belangen zoals genoemd in de dubbelbestemming.
5.5 Artikelsgewijze Toelichting
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 1 Begrippen
In dit eerste artikel is een aantal begrippen opgenomen. Op deze manier kan er geen onduidelijkheid bestaan over de betekenis van een aantal regels.
Artikel 2 Wijze van meten
Om net als in het eerste artikel misverstanden te voorkomen wordt aangegeven hoe er gemeten wordt in het bestemmingsplan.
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
De bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening is ingevoegd vanwege het transformatorhuisje in het plangebied.
Artikel 4 Groen
De bestemming Groen ligt op de gebieden die voor groen aangewezen zijn, hier zijn ook speelterreinen voor kinderen mogelijk.
Artikel 5 Verkeer
De doorgaande wegen in het plangebied hebben de bestemming Verkeer gekregen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
De erftoegangswegen hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. Hier zijn naast wegen ook parkeerplaatsen en verblijfsgebieden mogelijk.
Artikel 7 Water
Zoals de bestemmingsnaam al aangeeft hebben de sloten in het plangebied de bestemming Water gekregen.
Artikel 8 Wonen - 1
De bestemming Wonen - 1 is toegekend aan de woningen aan de Zandweg. Deze woningen liggen in een historisch lint en kennen een grote mate van individualiteit, de bestemming is toegespitst op de lintbebouwing.
Artikel 9 Wonen - 2
De bestemming Wonen - 2 is gegeven aan de vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen in het plangebied. Ter plaatste van de gebiedsaanduiding "milieuzone - geluidsgevoelige functie" zijn de gronden tevens bestemd voor het waarborgen van een goed akoestisch woon- een leefklimaat. Op deze gronden kunnen geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend gerealiseerd worden onder de voorwaarde dat bij het naastgelegen bedrijf de geluidsisolerende maatregelen zoals beschreven in het rapport "Kupers en Niggerbrugge, akoestisch onderzoek "Beoordeling woningbouw nabij loods aannemersbedrijf perceel Zandweg 68 te Utrecht" Versie R0850237aaA2.amo. november 2011" zijn getroffen, of wanneer het timmerbedrijf ter plaatse is beëindigd.
Artikel 10 Wonen - 3
De bestemming Wonen - 3 is speciaal voor de rijwoningen in het plangebied. Aangezien deze rug-aan-rug gesitueerd zijn en daarmee alleen een terras/veranda hebben is in deze bestemming geen erfbebouwingsregeling opgenomen.
Artikel 11 Waarde - Archeologie
De bestemming Waarde - Archeologie is een dubbelbestemming. Deze bestemming geldt naast de andere hier voorkomende bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming "voorrang" heeft. Hierin wordt bepaald dat de aanwezige archeologische waarden beschermd dienen te worden en dat er indien er gebouwd gaat worden een aanlegvergunning plicht geldt. Op deze manier kunnen de archeologische waarden goed beschermd worden.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
De bestemming Waterstaat - Waterkering is een dubbelbestemming. Deze bestemming geldt naast de andere hier voorkomende bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming "voorrang" heeft. Hierin wordt bepaald dat de aanwezige waterstaatkundige waarden beschermd dienen te worden. Dit betekent dat uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van de waterstaatkundige functies. Indien binnen deze strook voor de onderliggende bestemming (Wonen) wordt gebouwd dient vooraf advies ingewonnen te worden van de waterbeheerder.
Artikel 13 Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een bouwvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 14 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.
Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Dit artikel regelt ontheffingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een ontheffing verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Artikel 16 Algemene ontheffingsregels
In deze regels wordt aangegeven welke ontheffingen algemeen geregeld worden. Het betreft hier kleine binnenplanse ontheffingen waardoor het bestemmingsplan flexibel blijft.
Artikel 17 Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure beschreven die doorlopen dient te worden bij het gebruik maken van een ontheffing van de regels. De procedure voor wijziging of uitwerking van bestemmingen wordt sinds de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening geregeld in de wet (artikel 3.6 Wro). In het bestemmingsplan hoeft hiervoor derhalve geen aparte regeling meer voor te worden opgenomen.
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken en een strafbepaling. Deze hoeven daarom niet in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Het handelen in strijd met aanlegregels of sloopregels valt hier echter niet onder. Overtreding hiervan dient nog steeds in het bestemmingsplan als strafbaar feit te worden aangemerkt.
Artikel 18 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 19 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen prostitutie bedrijven gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe prostitutiebedrijven niet toegestaan en zijn prostitutiebedrijven uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan huis verbonden beroep en bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op prostitutiebedrijven binnen dit plangebied.
5.6 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) zijn twee Voorbeeld Staten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede Voorbeeld Staat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeld Staat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten) van deze activiteiten.
In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. ) De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een ontheffing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Voor de concrete toetsing van een verzoek om ontheffing wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | |||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | |||||||
nummer | CATEGORIE | |||||||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | ||||||
014 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | ||||||
014 | 1 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | |||||
014 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | |||||
15 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||
151 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
151 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
1552 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1581 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week | B1 | |||||
1584 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
1584 | 1 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1584 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | ||||||
17 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | ||||||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | ||||||
18 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | ||||||
20 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | ||||||
203, 204, 205 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | ||||||
22 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | ||||||
2223 | A | Grafische afwerking | A | |||||
2223 | B | Binderijen | B1 | |||||
2224 | Grafische reproductie en zetten | B1 | ||||||
2225 | Overige grafische activiteiten | B1 | ||||||
223 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | ||||||
24 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||||||
2442 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||||||
2442 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | |||||
26 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||||||
2612 | Glas-in-lood-zetterij | B1 | ||||||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | ||||||
262, 263 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | |||||
267 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
267 | 2 | - indien p.o. < 2.000 m² | B2 | |||||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | ||||||
28 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | ||||||
281 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
284 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
2852 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
287 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
30 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
30 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | B1 | |||||
33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke | B | |||||
36 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
361 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | |||||
362 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | ||||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | ||||||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B1 | ||||||
40 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||
40 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
40 | C1 | - < 10 MVA | B1 | |||||
40 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
40 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | |||||
40 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | |||||
40 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
40 | E2 | - blokverwarming | B1 | |||||
41 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||
41 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
41 | B1 | - < 1 MW | B1 | |||||
45 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||
45 | 3 | Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | |||||
453 | Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij) | B1 | ||||||
453 | 2 | Elektrotechnische installatie | B1 | |||||
50 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij) | B1 | ||||||
5020.4 | B | Autobeklederijen | A | |||||
5020.5 | Autowasserijen | B1 | ||||||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | ||||||
51 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
5134 | Groothandel in dranken | C | ||||||
5135 | Groothandel in tabaksproducten | C | ||||||
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | ||||||
5137 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | ||||||
514 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | ||||||
5148.7 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | ||||||
5148.7 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | |||||
5153 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||||||
5153 | 1 | - algemeen | C | |||||
5153 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5153.4 | 4 | Zand en grind: | ||||||
5153.4 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | |||||
5154 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
5154 | 1 | - algemeen | C | |||||
5154 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5156 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | ||||||
5162 | 2 | Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid | C | |||||
5162 | Groothandel in machines en apparaten, opp < 2000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid | B1 | ||||||
517 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) | C | ||||||
52 | - | REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | ||||||
527 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | ||||||
60 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||
6022 | Taxibedrijven | B1 | ||||||
6024 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |||||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | ||||||
63 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | ||||||
6321 | 3 | Caravanstalling | B1 | |||||
64 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | C | ||||||
71 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | ||||||
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | ||||||
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | ||||||
72 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
72 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | |||||
72 | B | Switchhouses | B1 | |||||
73 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | ||||||
74 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | ||||||
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | ||||||
90 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
9001 | B | Rioolgemalen | B1 | |||||
93 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
9301.3 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 1 Resultaten Vooroverleg Bestemmingsplan Slingeraklaan Zandweg
Bijlage 1 Resultaten Vooroverleg bestemmingsplan Slingeraklaan Zandweg
Bijlage 2 Tweekolommenstuk
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Bijlage Bij Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Bijlage bij akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Maatregelenonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch maatregelenonderzoek
Bijlage 6 Wateradvies
Bijlage 7 Waterkaarten
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 9 Beoordeling Bodemonderzoeken Herinrichtinglocatie In De Meern
Bijlage 9 Beoordeling bodemonderzoeken herinrichtinglocatie in De Meern
Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek Zandweg 69a Te De Meern
Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek Zandweg 69A te De Meern
Bijlage 11 Verkennend Milieutechnisch Bodemonderzoek Zandweg 69a Te De Meern
Bijlage 11 Verkennend milieutechnisch bodemonderzoek Zandweg 69A te De Meern