KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Algemeen
2.2 Bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Beschrijving Van Het Plangebied
3.2 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied
3.3 Bereikbaarheid En Parkeren
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
4.2 Verkeer En Openbare Ruimte
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
5.2 Milieu-effectrapportage En Strategische Milieu Beoordeling
5.3 Geluidhinder
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Bedrijvigheid
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Bodemkwaliteit
5.8 Flora En Fauna
5.9 Water
5.10 Archeologie
5.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
7.3 Planvorm
7.4 Opbouw Regels
7.5 Artikelsgewijze Toelichting
7.6 Handhaving
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Verlengde Hoogravenseweg 37
Bijlage 2 Bodemonderzoek Verlengde Hoogravenseweg 19
Bijlage 3 Notitie Vis En Vleermuizen

Hoograven, Uitwerkingsplan Baracuda Liesbospark

Bestemmingsplan - Utrecht

Onherroepelijk op 04-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0401.met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan:

het (uitwerkings)plan Hoograven, Uitwerkingsplan Baracuda Liesbospark van de gemeente Utrecht.

Hier gelden verder de begripsbepalingen behorende bij het bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg van de gemeente Utrecht.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Hier gelden verder de meetbepalingen behorende bij het bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg van de gemeente Utrecht.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. fiets-en voetpaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen en schooltuinen; ;
  5. e. water, waterbeheer en waterberging;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'water' een verbindingskanaal en een haven ten behoeve van (water)scouting inclusief steigers, vlonders en aanlegvoorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', een clubgebouw, een opslagloods c.q. botenhuis;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' verkeers- en parkeervoorzieningen,
  9. i. de bij de bestemming behorende onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
  10. j. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages, alsmede voor het behoud en versterking van de ter plaatse aanwezige ecologische waarden.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de milieusituatie, voor wat betreft de inrichting van het onbebouwde terrein met het oog op behoud en versterking van de voorkomende ecologische waarden;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

4.2 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. rondom de nieuw aan te leggen haven wordt een stalen damwand aangebracht, waarbij een beschermingszone van 3 m van toepassing is;
  2. b. ter hoogte van de nieuw te bouwen loods (t.b.v. scouting Wilhelmina) een talud wordt aangebracht, waarbij een beschermingszone van 6 m van toepassing is;

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
  2. b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatte;
  4. 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hoograven, Uitwerkingsplan Baracuda Liesbospark.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Als gevolg van de uitbreiding van IKEA en de aanleg van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg moet de huidige accommodatie van Baracuda zeeverkenners aan de Rooseveltlaan verplaatst worden. De gemeenteraad heeft besloten, in het kader van het Bestemmingsplan woonboulevard Kanaleneiland IKEA e.o. (dat op 6 januari 2011 is vastgesteld, dat Baracuda in het Liesbospark ruimte krijgt voor hun nieuwe accommodatie.

Voorafgaand aan het opstellen van dit uitwerkingsplan zijn diverse locatie studies verricht naar een alternatieve locatie voor Baracuda. In samenspraak met Baracuda is uiteindelijk gekozen voor de bouw van een clubhuis met een insteekhaven in het Liesbospark. Bij het in gebruik nemen van het nieuwe clubhuis vervalt naast de locatie aan de Rooseveltlaan ook de huidige accommodatie van Baracuda aan de Jutfaseweg.

Wilhelminagroep
De Wilhelmina zee scouting groep, gehuisvest aan de Verlengde Hoogravenseweg 19 te Utrecht, wil graag de zeecontainers achter hun gebouw vervangen door een loods voor opslag en scouting activiteiten. De naburige roeiverenigingen en Wilhelmina hebben eerst onderzocht of de beide terreinen niet kunnen worden samen gevoegd voor en optimaal ruimtegebruik. Functioneel en financieel bleek dit niet mogelijk.

In het onderhavige uitwerkingsplan wordt derhalve de te bouwen loods opgenomen.

1.2 Doelstelling

Het bestemmingsplan Hoograven, Tolsteeg, Watervogelbuurt voorziet in een uitwerkingsverplichting om de hier boven beschreven ontwikkeling mogelijk te maken en dit is dan ook de doelstelling van het onderhavige plan.

Het plan richt zich daarnaast op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur.

In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het Liesbospark in het zuidwesten van Hoograven. Het plangebied wordt begrensd door de Verlengde Hoogravenseweg, de steenfabriek en de roeiverenigingen Triton en Orka in het westen en een openbaar groengebied aan de noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging en begrenzing van het plangebied

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld door raad
Hoograven, Tolsteeg Watervogelbuurt Oktober 2012

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieu aspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Algemeen

Gezien het ondergeschikte karakter van deze planontwikkeling zijn er geen raakpunten met Rijksbeleid of het provinciale beleid. Voor deze specifieke planontwikkeling is het water beleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden relevant en daarom zal hieronder kort worden ingegaan op de daarvoor geldende beleidskaders.

"Water voorop!" Waterbeheerplan 2010-2015

Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem.

In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.


Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer


Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.


Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2002)


Water speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Functies zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Daarnaast verandert het klimaat. Daarom heeft water in de toekomst meer ruimte nodig. In de Waterstructuurvisie presenteert het waterschap zijn integrale visie op een duurzaam waterbeheer op de lange termijn. Doelen hierbij zijn:

  1. 1. het gewenste veiligheidsniveau tegen overstroming en wateroverlast is gegarandeerd;
  2. 2. er is sprake van een goede waterkwaliteit;
  3. 3. de ecohydrologische variatie binnen het plangebied is hersteld;
  4. 4. de bodemdaling is verminderd of zo mogelijk stopgezet;
  5. 5. er zijn goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies; er is voldoende water van voldoende kwaliteit beschikbaar om dit mogelijk te maken;
  6. 6. de landschappelijke betekenis van water is behouden of versterkt.



In de structuurvisie zijn gebiedsspecifieke doelstellingen en maatregelen gedefinieerd. Ook staat het streefbeeld voor 2050 beschreven, gebaseerd op de volgende principes:.

- Vasthouden, bergen, afvoeren;

- Voorkomen, scheiden of schoon maken van vuil emissies;

- Vergroten zelfvoorzienendheid en duurzame inrichting;

- Grondwater als ordenend principe.


Het streefbeeld kan niet los worden gezien van het toekomstige grondgebruik binnen ons beheersgebied. Enerzijds vraagt het streefbeeld op een aantal plaatsen om meer ruimte voor water. Anderzijds kan het streefbeeld alleen worden bereikt indien het grondgebruik meer op de waterdoelstellingen wordt afgestemd. Voor de drie belangrijkste functies wonen/werken, landbouw en natuur is daarom in kaart gebracht of en hoe deze functies passen bij een duurzaam waterbeheer. Dit is in combinatie met het streefbeeld vertaald naar een visie op het toekomstig gewenste grondgebruik in ons werkgebied.


Ruimtelijke ontwikkelingen

Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water.


ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.

2.2 Bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg

De uitwerkingsplicht waarop dit plan gebaseerd is vloeit voort uit het bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven Tolsteeg. Hieronder wordt ingegaan op wat er in het moederplan over het plangebied gezegd wordt.

In paragraaf 4.3.2 van het moederplan staat dat binnen het plangebied Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg diverse plannen in voorbereiding zijn die nog niet direct kunnen worden overgenomen in het bestemmingsplan. Sommigen bevinden zich nog in de schetsfase, anderen in de afrondingsfase. Deze plannen zijn nog zo weinig concreet dat ze niet kunnen worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Vooralsnog wordt in dit bestemmingsplan dan ook uitgegaan van de bestaande situatie. Over het plangebied staat vervolgens het volgende:

"Zeeverkenners Baracuda. Op 6 januari 2011 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Woonboulevard Kanaleneiland, IKEA e.o. vastgesteld. Dat bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de bestaande IKEA op de woonboulevard Kanaleneiland en de aanleg van een nieuwe gebiedsontsluitingsweg voor de woonboulevard in haar totaliteit. Om deze gebiedsontsluitingsweg te kunnen realiseren staat het huidige gebouw van de Baracuda zeeverkenners in de weg. Voor de vereniging is een alternatieve plek gevonden. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Woonboulevard Kanaleneiland, IKEA e.o. is tevens besloten dat de locatie Liesbospark in aanmerking komt voor het realiseren van een nieuw terrein met gebouw en haven voor Barcuda. Voor de uitvoering van het Bestemmingsplan Woonboulevard, IKEA en omgeving zijn financiële middelen gereserveerd om een en ander te kunnen realiseren. De gemeenteraad heeft het college verzocht hiervoor een planologische regeling te voor te bereiden. Dit is mogelijk omdat het geldende bestemmingsplan Hoograven voorziet in de bestemming recreatie doeleinden voor de beoogde locatie met een uitwerkingsplicht voor eventuele bebouwing ten behoeven van deze bestemming. In dit actualiseringplan wordt deze regeling overgenomen. In het Liesbospark krijgt de vereniging een terrein maximaal 2000 m2. Daarop mag een gebouw worden gerealiseerd met een footprint van 250 m² en een maximale hoogte van 6 meter. Dit terrein is op de zaterdagen exclusief voor de vereniging ter beschikking. Op de overige weekdagen wordt het terrein exclusief het gebouw en afgegrensd perceel van maximum 300 m2 gebruikt door de bouwspeelplaats De Kameleon. Op of in de directe nabijheid van het terrein worden voorzieningen getroffen voor een haventje. Op dit moment wordt nog samen met de vereniging onderzocht waar precies het haventje komt te liggen en aan welke eisen en wensen die haven moet voldoen. De specifieke inrichting van het terrein, het ontwerp van het haventje en het gebouw zal het komende jaar in nauwe samenwerking tussen gemeente en vereniging verder worden vormgegeven. Zodra deze plannen voldoende concreet zijn zal dit bestemmingsplan plan op dit punt worden uitgewerkt".

2.3 Conclusie

Onderhavig uitwerkingsplan voorziet in de bovenbedoelde regeling.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Beschrijving Van Het Plangebied

Het Liesbospark heeft zich in de loop der jaren getransformeerd van een groen drassig gebied, naar buitenplaats (1659) en steenfabriek (1916). De Liesboswetering (en de nog aanwezige damsluis) is in vroeger tijden aangelegd als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (19e eeuw).

Ten zuiden van de Verlengde Hoogravenseweg zijn de (sport)verenigingen gevestigd, te weten voetbalvereniging VV Hoograven, korfbalvereniging HKC, roeiverengingen Orca, Triton en Viking en scouting Wilhelminagroep zeeverkenners. De lelievletten van de Wilhelminagroep liggen in een haventje achter de strekdam.

3.2 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied

In de huidige situatie is het Liesbospark een groen gebied waarin diverse sportverenigingen zijn gevestigd. Het groen is samen met de Liesboswetering onderdeel van de groenstructuur van Hoograven en heeft een belangrijke ecologische waarde. In het Liesbospark staat een restant van de voormalige steenfabriek. Het groen wordt nu vooral gebruikt door buurtbewoners die hier wandelen of de hond uitlaten. Incidenteel wordt het gebied gebruikt voor evenementen.

Het plangebied is voor het merendeel in gebruik door bouw speeltuin de Kameleon en de na schoolse opvang Harlekino. In de noord oosthoek van het terrein staat het gebouw van o.a. de naschoolse opvang. De rest van het terrein is voornamelijk ingericht voor buiten spelen. De zuidoosthoek van het plangebied is in de huidige situatie een openbaar grasveld met aan de zuidzijde bomen en opgaande begroeiing.

In de Zuid-westhoek ligt het terrein van de Wilhelminagroep

3.3 Bereikbaarheid En Parkeren

Het Liesbospark wordt ontsloten door de Verlengde Hoogravenseweg. Bijna langs de volledige Verlengde Hoogravenseweg liggen (haaks)parkeerplaatsen. Met name op de zaterdagen is het druk.

Direct ten zuiden van de Lieboswetering ligt de belangrijkste entree van het Liesbospark. Deze entree wordt bij evenementen ook gebruikt om met een auto/busje materieel naar de steenfabriek te brengen. Bij calamiteiten wordt deze route ook gebruikt door nooddiensten. De (zomer)entree van de naschoolse opvang en de bouwspeeltuin is hier ook gelegen. De entree van het gebouw ligt aan de oostzijde aan de Verlengde Hoogravenseweg. Rondom de Bouwspeeltuin ligt een wandelpad.

In z’n algemeenheid kan gezegd worden dat de openbare ruimte vooral functioneel is ingericht (met name ten behoeve van ontsluiting en parkeren).

3.4 Conclusie

Het Liesbospark heeft, als uitloopgebied, speel en sportplek en ten behoeve van kleinschalige evenementen een belangrijke recreatieve functie voor de buurt. Deze recreatieve functie moet behouden worden en zo mogelijk versterkt. Ten behoeve van het huidige recreatieve gebruik dient ook de bereikbaarheid van het park voor alle verkeerssoorten te worden gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Projectbeschrijving

Exclusief voor Baracuda wordt een terrein ingericht dat plaats biedt voor een clubgebouw, een haven ten behoeve van de lelievletten en een nader in te richten buitenruimte.

Daarnaast wordt een terrein ingericht die zowel door Baracuda (op de zaterdagen) als door de bouwspeeltuin (doordeweekse- en zondagen) kan worden gebruikt. Het openbare grasveld en het beboste terrein ten zuidoosten van de huidige bouwspeeltuin wordt onderdeel van de bouwspeeltuin.

De kavel, met gebouw en binnenhaven, liggen in het Liesbospark. Omdat het Liesbospark een belangrijke groenvoorziening voor de wijk Hoograven is, zal de wijze waarop Baracuda wordt ingepast, moeten aansluiten bij het karakter van het Liesbospark. De randen van het terrein krijgen een groene uitstraling en het clubgebouw wordt centraal op de kavel geplaatst. Ook de overgang Baracuda-bouwspeeltuin en het nieuwe deel van de bouwspeeltuin wordt groen ingericht.

Bij de herinrichting van het gehele gebied gaat bijzondere aandacht uit naar ecologie en natuur.

4.1.1 Stedenbouwkundig plan en programma

Baracuda

In de zuidwesthoek van de huidige bouwspeeltuin wordt een terrein van 900m² exclusief voor Baracuda ingericht. Dit terrein biedt ruimte voor:

  • Een clubgebouw van maximaal 500m2 bvo in twee bouwlagen (footprint maximaal 250m2). Het clubgebouw ligt centraal op de kavel, heeft een maximale goothoogte van 6 meter en heeft een relatie met de haven;
  • Een haven van ca. 300m2, ten behoeve van 7 lelievletten. De haven wordt zo gesitueerd/afgeschermd dat er geen onveilige situaties ontstaan voor bezoekers van de bouwspeeltuin Deze haven wordt gekoppeld aan de (verbrede en verdiepte) watergang ten zuiden van de steenfabriek, die in verbinding staat met het Merwedekanaal. De breedte van de nieuwe watergang bedraagt 4,20 meter en heeft een diepte van minimaal 0,70 meter. De minimale doorvaarthoogte ten behoeve van de lelievletten bedraagt 0,90 meter. In verband met het bestaande terrein van de Wilhelmina zeeverkenners ten zuiden van het water zal deze oever onaangetast blijven en zal de noordzijde worden aangepast;
  • De motorboot van Baracuda krijgt een ligplaats in het Merwedekanaal, op de noordelijke punt van de strekdam.
  • Een nader in te richten buitenruimte van ca. 350m2. Deze buitenruimte biedt in elk geval plaats aan:
  • gasopslag conform veiligheidseisen van de brandweer;
  • vlaggenmast;
  • afwerkplaats voor de boten;
  • terras;
  • bbq-plaats /kampvuurplaats (mogelijk ook op het terrein van bouwspeelplaats dit in overleg met Portes en Ludens (exploitanten van de bouwspeelplaats);
  • fietsenrekken;
  • grasveld.


Naast deze 900m2 wordt een terrein van 1400m2 ingericht die gemeenschappelijk door Baracuda en de bouwspeeltuin wordt gebruikt. Op de zaterdagen wordt deze ruimte exclusief gebruikt door Baracuda en op de andere dagen door de bouwspeeltuin.


Bouwspeeltuin

Het openbare groen ten zuidoosten van de huidige bouwspeeltuin wordt onderdeel van de nieuwe bouwspeeltuin. De hoofd entree van de bouwspeeltuin wordt verplaatst naar de zuidzijde van het gebouw van de naschoolse opvang. Hier worden ook de fietsen gestald. De zone aan de noordzijde van het gebouw, inclusief de hier aanwezige fietsenrekken, worden groen ingericht, als onderdeel van het Liesbospark.

De nieuwe inrichting van de bouwspeeltuin (inclusief de gedeelde ruimte met Baracuda) stimuleert het ‘natuurlijk spelen’. De huidige (speel)functies die plaats moeten maken voor Baracuda komen in principe terug in het nieuwe ontwerp.

Baracuda en bouwspeeltuin

De rand van de terreinen van Baracuda en de bouwspeeltuin worden omzoomd door hekwerken, maar dienen wel een groene uitstraling naar de omgeving te krijgen. De groene inrichting van beide terreinen sluit op elkaar aan en dienen ecologische betekenis te hebben. Hierbij worden zoveel mogelijk bestaande bomen gespaard. Indien er bomen niet gehandhaafd kunnen blijven dan wordt in overleg met de gemeente bezien of deze elders (in het gebied) gecompenseerd kunnen worden.

De 1400m2 gedeelde buitenruimte is zowel naar het eigen terrein van de bouwspeeltuin als naar het eigen terrein van Baracuda goed afsluitbaar. Dit gebeurt niet, of zo min mogelijk met hekken, maar juist met natuurlijke middelen. Deze buitenruimte biedt plaats aan:

Een grasveld van 500m2, geschikt voor gezamenlijke sport-/spelactiviteiten;

Een ruig ingericht deel (met hoogteverschillen voor avontuurlijk spelen) in het zuid(oostelijk) deel van het terrein. Deze inrichting sluit aan bij de (deels) ruige begroeiing van het nieuwe deel van de bouwspeeltuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0002.png"

Figuur: Stedenbouwkundige uitgangspunten

Wilhelmina

Ook bij de nieuwbouw van de loods van de Wilhelminagroep is het uitgangspunt dat deze moet passen bij het karakter van het Liesbospark. Duurzaam bouwen en rekening houden met de bestaande beplanting is het voornaamste uitgangspunt. De loods sluit fysiek aan op het bestaande gebouw maar zal zich in architectuur meer richten op het natuurlijke karakter van het gebied.

De aan te bouwen loods van Wilhelmina heeft de volgende afmetingen:

  • de loods wordt aan het bestaande gebouw vast gebouwd
  • het vloeroppervlakte van de uitbreiding is maximaal 135 m2 : maximaal 15 m lang en maximaal 9 m breed
  • de goothoogte is maximaal 6 m
  • de architectuur van het gebouw voegt zich naar het zoveel mogelijk behouden van de bestaande bomen.

De nieuwbouw vormt een verrijking op het bestaande clubhuis van Wilhelmina. Door bijvoorbeeld materiaalgebruik ontstaat er een nieuwe eenheid aangepast aan haar omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0003.png"

4.2 Verkeer En Openbare Ruimte

4.2.1 Verkeer

Baracuda en de bouwspeeltuin worden via de Verlengde Hoogravenseweg ontsloten. De entree van het terrein van Baracuda ligt aan de zuid- of westzijde van de kavel. De entree van de bouwspeeltuin wordt verschoven van de noordzijde naar de oostzijde van de bouwspeeltuin. De bestaande (zomer) entree van de buitenschoolse opvang blijft gehandhaafd. De leden van Baracuda komen voornamelijk uit het zuidwesten van Utrecht. Verwacht wordt dat zij hoofdzakelijk met de fiets komen. Enkelen zullen worden gebracht en gehaald door de ouders. Voor deze aanvullende parkeer behoefte zullen aan de Verlengde Hoogravensweg (ten oosten van de bouwspeeltuin) 4 à 9 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd worden.

Afhankelijk van de positie van de inritten (voor o.a. auto) naar de terreinen van Baracuda en de bouwspeeltuin zal er enige herinrichting plaatsvinden van bestaande parkeerplaatsen.

Het terrein van Baracuda is vanaf de zuid- of westzijde toegankelijk en het terrein van de bouwspeeltuin is vanaf de oost- of zuidzijde toegankelijk. Beide terreinen zijn ook toegankelijk voor auto's. Alle functies in het gebied moeten tevens voor voetgangers goed bereikbaar zijn via de paden rondom de bouwspeeltuin en het terrein van Baracuda.

Het terrein van de Wilhelmina zeeverkenners dient, zoals in de huidige situatie, volledig bereikbaar te blijven (o.a. voor auto's en een kraan waarmee de motorboot wordt verplaatst). In de nieuwe situatie zal de motorboot van Baracuda (met een trailer), via het terrein van de Wilhelmina zeeverkenners, naar hun eigen terrein vervoerd moeten kunnen worden.

Het Liesbospark en de steenfabriek moet ten behoeve van de organisatie van (kleine) evenementen per auto bereikbaar blijven. Dit is conform de huidige situatie mogelijk via de hoofd entree van het Liesbospark, direct ten zuiden van de Liesboswetering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0004.png"

Rondom de terreinen van Baracuda en de bouwspeeltuin wordt een herkenbare en sociaal- en verkeersveilige wandelroute aangelegd. Het (wandel)pad ten westen van Baracuda en de bouw-speeltuin blijft gehandhaafd. Omdat de bestaande watergang (ten zuiden van de steenfabriek) wordt verlengd naar de haven van Baracuda, zal een nieuwe langzaam verkeerssbrug aangelegd worden met een breedte van 3 meter. De doorvaarthoogte van de brug (ten behoeve van de lelievletten) bedraagt minimaal 0,90 meter.

4.2.2 Openbare ruimte en groen

Exclusief voor Baracuda wordt een terrein ingericht welke plaats biedt voor een clubgebouw, een haven ten behoeve van de lelievletten en een nader in te richten buitenruimte. Daarnaast wordt een terrein ingericht die zowel door Baracuda (op de zaterdagen) als door de bouwspeeltuin (doordeweekse- en zondagen) kan worden gebruikt. Het openbare grasveld en het beboste terrein ten zuidoosten van de huidige bouwspeeltuin wordt onderdeel van de bouwspeeltuin.

De kavel, met gebouw en binnenhaven, liggen in het Liesbospark. Omdat het Liesbospark een belangrijke groenvoorziening voor de wijk Hoograven is, zal de wijze waarop Baracuda wordt ingepast, aansluiten bij het karakter van het Liesbospark. De randen van het terrein krijgen een groene uitstraling en het clubgebouw wordt centraal op de kavel geplaatst. Ook de overgang Baracuda-bouwspeeltuin en het nieuwe deel van de bouwspeeltuin wordt groen ingericht.

4.2.3 Parkeren

De parkeer behoefte is berekend op basis van de Nota Partiële herijking parkeernormen 2008 (Norm incl. bezoekers, Schil/LR-stad). Omdat de zeeverkenners met de fiets komen, of door hun ouders gebracht worden, wordt een vergelijking gemaakt met de functie peuterspeelzaal, waarbij minimaal 0,5 en maximaal 1,0 parkeerplaats per arbeidsplaats gerealiseerd moet worden. Maatgevend hierbij is het aantal leiders die op een zaterdagmiddag aanwezig zijn. Uitgaande van maximaal (op hetzelfde moment aanwezig) 8 à 9 leiders moeten er minimaal 4 en maximaal 9 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd worden. Het fiets parkeren voor Baracuda en de bouwspeeltuin wordt op eigen terrein opgelost.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan moet voor een aantal wettelijk verplichte aspecten aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Bij iedere (ruimtelijke) ontwikkeling dient inzichtelijk gemaakt te worden of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen en/of beperkingen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkeling in het Liesbospark.
In dit hoofdstuk wordt voor de ontwikkeling van de ingegaan op de verschillende aspecten. De bijbehorende onderzoeksrapportages zullen als separate bijlagen bij dit bestemmingsplan worden gevoegd.

5.2 Milieu-effectrapportage En Strategische Milieu Beoordeling

5.2.1 Inleiding

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r-wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.

Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine (bouw)projecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.

5.2.2 Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r. - beoordeling

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Drempelwaarden Lijst D

In het plangebied wordt de bouw van een clubgebouw voor scouting inclusief een opslagloods mogelijk gemaakt. Dit programma ligt onder de drempelwaarden van Lijst D. Er is dus geen sprake van een m.e.r-plichtige activiteit.

Gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Uit paragraaf 5.8 van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn.

Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. En is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied.

Milieugevolgen

In de rest van het hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.

5.2.3 Conclusie

Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' te verwachten en is het daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

5.3 Geluidhinder

In dit geval gaat het om het realiseren van een nieuwe bestemming Recreatie ten opzichte van bestaande bestemming Verkeer, zoals de A12. De bestemming recreatie is geen geluid gevoelige bestemming. De Wet geluidhinder is niet van toepassing. Uit dien hoofde is akoestisch onderzoek niet verplicht.

5.4 Luchtkwaliteit

Aangezien het plan nauwelijks verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft, kan redelijkerwijs worden uitgesloten dat dit plan tot een verslechtering van de luchtkwaliteit zal leiden. Er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 eerste lid 1 onder b van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan (uitwerkingsplicht). Daarnaast is er geen sprake van realisatie van nieuw dan wel een uitbreiding van bestaande gevoelige bestemmingen.

5.5 Bedrijvigheid

In de omgeving van het plangebied, aan de overzijde van het Merwedekanaal, ligt een bedrijventerrein. De afstand tot het plangebied is meer dan 50 meter. Bovendien is geen sprake van zware bedrijvigheid. De aanwezigheid van het bedrijventerrein vormt geen belemmering voor de realisatie van Baracuda zeeverkenners en omgekeerd vormt de vestiging van Baracuda zeeverkenners geen belemmering voor de bedrijven.

5.6 Externe Veiligheid

Bedrijvigheid

Er liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de invloedzone van een bedrijf (binnen of buiten het plangebied) dat onder de Bevi-regeling (Besluit externe veiligheid inrichtingen) valt.

Transport

In de nabijheid van het plangebied ligt de rijksweg A12. Deze heeft qua plaatsgebonden risico ( PR: geeft de kans aan op een ongeluk) en groepsrisico (GR: geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte kan overlijden tengevolge van een calamiteit) geen invloed heeft op het plan.

5.7 Bodemkwaliteit

5.7.1 Kader

Bij het bestemmingsplan wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  1. 1. Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
  2. 2. Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
  3. 3. Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  4. 4. Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor bijvoorbeeld de bouw van het clubhuis moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwater verontreinigingen.

In april 2011 is voor het plangebied in opdracht van de gemeente een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

5.7.2 Plansituatie

Locatie Baracuda

De resultaten van het uitgevoerde onderzoek luiden als volgt::

  • het water is ongeveer 1,5 m diep. Het slib is beoordeelt als klasse A Dit betekent dat het verspreidbaar is op het aangrenzende perceel;
  • in de kleiige ondergrond is ter plaatse van de beoogde nieuwbouw een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen, omdat dit zich in de ondergrond bevindt zijn hier geen risico's aan gerelateerd. Indien er bij de toekomstige ontwikkeling in deze laag geen grondverzet plaatsvindt, wordt aanvullend onderzoek niet zinvol geacht. Gaat er wel grondverzet plaatsvinden op deze diepte is aanvullend onderzoek nodig;
  • er is geen asbest geconstateerd tijdens de uitvoering van het veldwerk.

Locatie Wilhelmina

Op de onderzoekslocatie is een verharding met puin en beton aanwezig. In de zandige grond onder de puinlaag zijn matige tot sterke verontreinigingen met koper, zink en PAK aangetoond. De verontreinigingen zijn waarschijnlijk te relateren aan de bovenliggende puinlaag door vermenging en uitloging. De kwaliteit van het grondwater is niet bepaald tijdens het onderzoek vanwege de aanwezigheid van bakstenen in de ondergrond. Alle boringen zijn hierdoor gestaakt.

Gezien de aanleiding van het bodemonderzoek is op basis van deze onderzoeksresultaten voldoende informatie beschikbaar betreffende de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem voor de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan. De sterke verontreinigingen in de bodem met koper, zink en PAK zijn niet in de contactzone aangetoond. De locatie is geheel verhard met puin en beton.

5.7.3 Conclusie

Er is in het gebied bodemverontreiniging geconstateerd in de ondergrond. Dit betreft niet de contactzone. Op een deel van het gebied is een schone leeflaag aangebracht. Hiermee wordt direct contact met de verontreiniging voorkomen. Indien men dieper dan 1 meter in de grond gaat graven, moet men maatregelen nemen. Men moet dan de verontreiniging nader onderzoeken of een melding conform Besluit Uniforme Saneringen indienen.

In de bestaande situatie is er veel puin (bakstenen) aangetroffen waarschijnlijk nog afkomstig van de steenfabriek die hier in het verre verleden was gevestigd. Op het moment dat er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd is verder milieuonderzoek naar de aard van het puin door de aanvrager noodzakelijk.

5.8 Flora En Fauna

5.8.1 Kader

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Structuurvisie en Verordening Ruimte is vastgelegd.

5.8.2 Plansituatie

Baracuda

De terreinen van Baracuda en bouwspeeltuin zijn onderdeel van het Liesbospark en hebben ecologische betekenis. Het Liesbospark fungeert als een belangrijke stapsteen in de ecologische infrastructuur (EIS). De oevers van het Merwedekanaal en de Liesboswetering zijn potentieel belangrijke ecologische verbindingen. Door de afwisseling van bos, struwelen, grasland en water is het Liesbospark interessant voor flora en fauna. De combinatie Liesbosweg, Liesboswetering en bosschages zorgen voor een aantrekkelijke fourageerroute voor vleermuizen. Met name de gewone dwergvleermuis, maar ook soorten als ruige dwergvleermuis, laatvlieger en eventueel de grootoorvleermuis kunnen verwacht worden. Ook het bos is door zijn afwisseling in struweel en hogere bomen geschikt fourageergebied voor vleermuizen. Verder zijn er diverse vogel soorten zoals de merel, tjiftjaf, zwartkop, roodborst, boomkruiper en enkele (onbeschermde) vlinder soorten. Het bos bestaat hoofdzakelijk uit es en wilg. De grote wilgen kunnen geschikt zijn voor de bonte specht. Oude holtes en scheuren kunnen gebruikt worden door vleermuizen.

Wilhelmina

Op 29 mei 2012 heeft aanvullend flora en Fauna onderzoek plaats gevonden voor het gedeelte van het terrein van de Wilhelminagroep. Dit onderzoek op heeft aangetoond dat in de zeecontainers bij Wilhelmina zeeverkenners hier geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig (kunnen) zijn.

Er is in het bestaande gebouw naast de zeecontainers een aantal open stootvoegen aanwezig. Het is mogelijk dat individuele vleermuizen van dit pand gebruik maken.

Bij eerder onderzoek hebben zijn geen indicaties verkregen van aanwezigheid van een kraamverblijf of grote aantallen hier. Nader onderzoek is niet nodig.

Het is de bedoeling dat er direct tegen het bestaande gebouw nieuwbouw wordt uitgevoerd, dus dat er geen extra muur tegen de buitenmuur wordt geplaatst. Dat betekent, dat de open stootvoegen in open verbinding komen te staan met de geplande nieuwbouw. Het is raadzaam om tijdens de bouw en gedurende enige tijd daarna een raam open te laten, zodat een eventueel aanwezige vleermuis altijd naar buiten kan. Dit betekent ook dat de open stootvoegen voorlopig open dienen te blijven.

T.b.v. de nieuwbouw is het mogelijk dat er enkele bomen gekapt moeten worden. Echter er wordt naar gestreefd zoveel mogelijk deze bomen te behouden en zo nodig takken te snoeien.

Tussen de zeecontainers en het hek zijn enkele exemplaren aan van de brede wespenorchis (soort van tabel 1 Flora- en faunawet) aangetroffen. Dit betekent dat vrijstelling geldt voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Zowel het verwijderen van de containers als nieuwbouw vallen daaronder.

5.8.3 Conclusie en aanbevelingen

Het verbreden en doortrekken van de bestaande watergang zal leiden tot aantasting van de bestaande oever en kap van de aanwezige bomen. De huidige oever heeft een vrij ruig, maar wel redelijk ongestoord karakter. Er zijn geen beschermde soorten in het geding, maar het verdient aanbeveling om bij de verbreding van de watergang de nieuwe oever zodanig ecologisch vorm te geven dat de huidige kwaliteit op termijn kan terugkeren. Voor vleermuizen geldt dat sec de verplaatsing van Baracuda geen aantasting van de foerageerfunctie van het verplaatsingsgebied zal opleveren. Wel is er spin-off van de verplaatsing te verwachten in de sfeer van intensivering van het gebruik van het Liesbospark en meer verlichting in combinatie met het intensievere gebruik van de steenfabriek, en de asbestsanering die nodig is, welke uiteindelijk wel effect kan hebben op vleermuizen. Het verdient aanbeveling om de optelsom van alle veranderingen nog eens te bekijken en maatregelen die gunstig zijn voor vleermuizen toe te voegen.

In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Het verbreden en doortrekken van de watergang ten behoeve van de verplaatsing leidt niet tot negatieve effecten op strikt beschermde planten en dieren. Wel verdient het aanbeveling om bij de verbreding van de watergang de nieuwe oever zodanig ecologisch vorm te geven dat de huidige kwaliteit op termijn kan terugkeren.

De locatie heeft een foerageerfunctie voor de gewone dwergvleermuis. Verplaatsing van Barracuda zal deze functie niet aantasten. Wel dient rekening te worden gehouden met het cumulatieve effect op vleermuizen van alle maatregelen die in het Liesbospark worden uitgevoerd. Het verdient aanbeveling om alle geplande werkzaamheden in hun totaalverband te bekijken op mogelijk cumulatieve effecten op vleermuizen en mitigerende maatregelen te nemen (keuze struweel, evt. aanvullen beplanting, ophangen vleermuiskasten, aanpassen verlichting).

Voor de locatie Wilhelmina wordt geadviseerd om de exemplaren van de brede wespenorchis te (laten) verplaatsen naar het Liesbospark op aanwijzingen van een ecoloog.

5.9 Water

5.9.1 Aanleiding

Door een ruimtelijk plan kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem en de waterketen onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van water gerelateerd beleid en beheer door deze ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan de relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.


Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige water huishoudkundige situatie. Met de watertoets worden de water huishoudkundige gevolgen van een plan vroegtijdig inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen.


Door afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

Deze waterparagraaf is, als watertoets, opgesteld ten behoeve van het verplaatsen van de zeeverkenners Baracuda van de huidige locaties aan de Roosenveltlaan en de Jutfaseweg naar het Liesbospark.

5.9.2 Beleidskader

In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc.;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
  • Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 [1];
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerplan 2010-2015 "Water voorop!", Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur [2].



[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan (vGRP) 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, riool gemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.


[2] Het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.

5.9.3 Betrokken partijen

In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:

  • Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling - Programma's, Stedenbouw
  • Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs, Stedelijk Water
  • Toetser: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (beheerder oppervlaktewater)
  • Gemeente Utrecht, Stadswerken - Stedelijk Beheer (beheerder riolering, oppervlaktewater)

5.9.4 Inleiding

Op 6 januari 2011 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Woonboulevard Kanaleneiland, IKEA e.o. vastgesteld. Dat bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de bestaande IKEA op de woonboulevard Kanaleneiland inclusief een nieuwe gebiedsontsluitingsweg. Om deze gebiedsontsluitingsweg te realiseren staat het huidige gebouw van Baracuda zeeverkenners in de weg. Voor de vereniging is een alternatieve locatie gevonden, naast de scouting Wilhelmina, in het Liesbospark. De exacte invulling van het plangebied is nog niet bekend. Het voorstel is om de bestaande watergang te verbreden en aanvullend op het bestaande water een haventje te creëren. De scoutinggroep Wilhelmina heeft het voornemen om in plaats van bestaande losse zeecontainers een loods te plaatsen.

5.9.5 Waterbeheerders

In de omgeving van het Liesbospark Voor het oppervlaktewater spelen verschillende beheerders een rol: gemeente Utrecht beheert de "spiegelplas" het water rondom de oude steenfabriek. Het waterschap is waterkwaliteitsbeheerder voor zowel het Merwedekanaal als het water binnen het hier beschreven plangebied. Rijkswaterstaat is peilbeheerder en vaarwegbeheerder voor het Merwedekanaal, alleen peilbeheerder het water rondom het plangebied. Rijkswaterstaat is vergunningverlener voor de aanleg plaats voor de motorboot in het Merwedekanaal. Het waterschap is peilbeheerder voor de omringende watergangen, het water in het plangebied staat hiermee in directe verbinding.

5.9.6 Watersysteem

Oppervlaktewater

De inham en de haven van de Baracuda staat in directe verbinding met het Merwedekanaal. Het streefpeil van het Merwedekanaal ca. NAP + 0,50. Vanuit het Merwedekanaal wordt water ingelaten in de wijk Hoograven via de watergang parallel aan de Liesbosweg, juist ten noorden van het plangebied. Van hieruit wordt het water trapsgewijs door de wijk geleid om vervolgens via het gemaal juist ten noorden van de A12 weer door het Merwedekanaal in zuidelijke richting afgevoerd te worden. Formeel valt het plangebied binnen het peilvak NAP -0,10 m.

Het waterschap heeft de voorkeur voor het toepassen van natuur vriendelijke oevers, bij verbreding van de watergang.


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0005.png"

Figuur waterpeilen planomgeving

Grondwater

De gemiddelde, langjarige karakteristieke grondwaterstanden van het eerste watervoerend pakket (1WVP) zijn afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de Grondwatercontourkaart Utrecht (Wareco, 26-03- 2008). Op basis van deze kaart wordt voor het plangebied de volgende gemiddelde grondwaterstanden verondersteld: droge periode = NAP +0.00 m, natte periode = NAP +0.20 m en gemiddeld = NAP -0.10/0,00 m. Het freatische grondwater zal meer onder invloed staan van het Merwedekanaal waardoor in de praktijk kan worden uitgegaan van een grondwaterpeil van NAP + 0,50.


Riolering

Het rioolstelsel rondom het plangebied is van het type gemengd. Het regenwater en huishoudelijke afvalwater wordt gezamenlijk in een buis afgevoerd. Voor het plangebied geld dat alleen het vuil watersysteem mag worden aangesloten op het gemengde rioleringssysteem. Voor het aansluiten van het pand op Het hemelwater afkomstig van het nieuwe clubgebouw en omliggende verharding kan direct op het nieuw te graven oppervlaktewater worden geloosd.

Om verslechtering van de waterkwaliteit na uitbreiding te voorkomen, dienen geen uitlogende (bouw)materialen te worden toegepast. Hierbij kan gedacht worden aan zink, lood en koper.


Compensatie

Iedere ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.

In de berekening voor de verhardingstoename dienen de bestaande en toekomstige verhardingen te worden geïnventariseerd, zodat een eventuele verhardingstoename kan worden vastgesteld. Bij toename boven de 500 m2 moet compensatie plaatsvinden. 15% van de oppervlaktetoename moet worden gecompenseerd in oppervlaktewater of de daaraan gerelateerde berging (450 m3 per hectare).

De hoeveelheid oppervlaktewater die wordt gecreëerd in de haven kan als compensatie dienen. Vertraagt afvoeren van hemelwater door infiltratie verdient de voorkeur. Door het toepassen van halfverharding of waterpasserende verharding kan de toename aan verharding worden beperkt

De realisatie van de nieuw te bouwen loods leidt niet tot een toename van verharding. De locatie waar nu de zeecontainers staan is al voorzien van een elementenverharding.

5.9.7 Waterkering

Waterkering ter hoogte van Baracuda

Langs het Merwedekanaal ligt een overige waterkering. Hier is een beschermingszone van 5 meter aan de waterzijde en 7 meter aan de landzijde van toepassing. Binnen de beschermingszone mag niet, of onder voorwaarden, gebouwd worden. In het geval van een stalen damwand geld een beschermingszone van 3 m en in geval van een aarde baan 7m.

In het plan van de Baracuda is het voornemen de huidige watergang uit te breiden met een haven van ca. 300 m2. Rondom de nieuwe haven wordt een stalen damwand aangebracht, waarbij een beschermingszone van 3 m van toepassing is.

Op de plankaart wordt hiertoe door middel van een dubbelbestemming een beschermingszone “Waterstaat – Waterkering” van drie meter opgenomen;

Waterkering ter hoogte van nieuwe loods Wilhelminagroep

Met betrekking tot de nieuw te bouwen loods van de Wilhelminagroep is met het waterschap afgesproken dat de nieuw ter herbouwen Wilhelmina loods op 6 meter uit de oever, in de bestaande lijn van de huidige bebouwing, wordt gerealiseerd. De oever bestaat uit een natuurlijk talud.

Op de plankaart wordt door middel van een dubbelbestemming een beschermingszone “Waterstaat – Waterkering” van zes meter opgenomen;

Het waterschap stelt als eis een minimale hoogte van NAP + 0,90 m. Gezien de hoogte van het maaiveld in de omgeving ca. NAP + 1,60 m zal dat geen inpassingproblemen opleveren.

5.9.8 Watervergunning

Een watervergunning is vereist voor onder andere het graven van oppervlaktewater, de aanleg van de waterkering, werkzaamheden binnen de beschermingszone, plaatsen van bruggen, steigers en de bemaling van grondwater tijdens de bouwwerkzaamheden.

5.9.9 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder

Opmerkingen die het HDSR heeft gemaakt gedurende de voorbereiding van het plan zijn verwerkt.

5.10 Archeologie

5.10.1 Wettelijk kader

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodem ingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureau onderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.

5.10.2 Verordening en uitwerkingsplan

De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

5.10.3 Gemeentelijke Archeologische Waardenkaart

De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische Rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodem verstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische Rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.

Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch Rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.

5.10.4 Plansituatie

Het plangebied bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in een gebied met een hoge archeologische waarde. Dit hangt samen met de voormalige buitenplaats en steenbakkerij De Liesbosch. Ook kunnen mogelijk resten van oudere bewoningssporen aanwezig zijn.

Het plangebied wordt beschermd op grond van de verordening op de archeologische monumentenzorg. Indien men voornemens is bodem ingrepen uit te voeren groter dan 50m2 en dieper dan 50cm, dan moet de initiatiefnemer door middel van een inventariserend veldonderzoek laten vaststellen of er sprake is van archeologische waarden in het plangebied. Indien hier sprake van is dan moet een archeologievergunning worden aangevraagd en de resten worden opgegraven. Indien er geen sprake is van archeologische resten zal door middel van een selectiebesluit het plangebied archeologisch worden vrijgegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPUITBARLIESBOSPAR-0601_0007.png"

Uitsnede Archeologische waardenkaart.

5.10.5 Conclusie

Het plangebied bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in een gebied met een hoge archeologische waarde.

Het plangebied wordt beschermd op grond van de verordening op de archeologische monumentenzorg. Indien men voornemens is bodemingrepen uit te voeren groter dan 50m2 en dieper dan 50cm, dan moet de initiatiefnemer door middel van een inventariserend veldonderzoek laten vaststellen of er sprake is van archeologische waarden in het plangebied. Indien hier sprake van is dan moet een archeologievergunning worden aangevraagd en de resten worden opgegraven.

Indien bij uitvoering van de werkzaamheden archeologische zaken worden aangetroffen, dient conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de afdeling Stedenbouw en Monumenten, Team Cultuurhistorie, 030-2863990 te worden gedaan.

5.11 Kabels En Leidingen

In het plangebied komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan IKEA e.o. is ook de daarbij behorende grondexploitatie vastgelegd. In de grondexploitatie is rekening gehouden met de verplaatsing van Baracuda naar het Liesbospark.

In dit uitwerkingsplan wordt tevens de bouw van de loods voor Wilhelmina planologisch mogelijk gemaakt. De financiering van de loods is voor verantwoordelijkheid van de gg zelf. Zij houden hiermee rekening in hun eigen begroting. Voor de bouw van de loods zijn geen aanpassingen in de openbare ruimte nodig en ook niet van het ondergrondse leidingennetwerk.

Mocht dit wel zo zijn dan zijn deze kosten in beginsel voor rekening van de vereniging.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voorafgaand aan het besluit van de Raad om het bestemmingsplan IKEA vast te stellen is gesproken met Baracuda, Portes, de wijkraad en de klankbordgroep Liesbospark over het voornemen om Baracuda in het Liesbospark te vestigen. Portes ziet de voordelen van dubbel gebruik van de bouwspeeltuin aangezien er inhoudelijk veel overeenkomsten zijn tussen de doelgroepen van de bouwspeeltuin en Baracuda. De klankbordgroep Liesbospark had geen bezwaren tegen de komst van Baracuda maar vroeg wel rekening te houden met de parkeerdruk en de bereikbaarheid van de steenfabriek voor evenementen. In de klankbordgroep zijn vertegenwoordigd de voetbal- en korfbalvereniging, Portes, scouting Wilhelmina en de 3 roeiverenigingen. Ook de buurt is geïnformeerd voordat het besluit is genomen.


De voorgenomen ontwikkeling past in het vigerende bestemmingsplan maar moet vervolgens nog wel juridisch uitgewerkt worden aangezien in het bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen. Dit uitwerkingsplan is daarvan het resultaat en komt ter inzage te liggen.

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan raakt niet aan Rijksbeleid of provinciaal beleid en is voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend aan de HDSR gezonden. Opmerkingen die het HDSR heeft gemaakt gedurende de voorbereiding van het plan zijn verwerkt.

6.2.2 Advies wijkraad

PM

6.2.3 Inspraakresultaten

Op 17 november 2010 is een informatieavond gehouden in de buurt. Op deze avond is door de gemeente het gebiedsplan Liesbospark gepresenteerd, waarin ook de Baracuda zeeverkenners is opgenomen. Vanuit de buurt zijn er naast de eerdere reacties van Portes en de klankbordgroep geen opmerkingen gemaakt.

Het concept van de bouwenvelop die ten grondslag heeft gelegen aan dit uitwerkingsplan is ook besproken met Baracuda, Portes en de klankbordgroep Liesbospark zodat hun wensen/eisen zoveel mogelijk meegenomen konden worden.

De bouwenvelop is ter informatie aangeboden aan de buurt. De buurt heeft daarna 6 weken de tijd gehad om vragen te stellen of reacties te geven. Het bouwplan met bijbehorend inrichtingsvoorstel voor de buitenruimte wordt door Baracuda en Portes verder uitgewerkt, op basis van de randvoorwaarden zoals beschreven in de bouwenvelop.

Voor wat betreft de Wilhelminagroep is er in de Bouwenvelop slechts melding gemaakt van het voornemen van de Wilhelminagroep. De plannen waren op dat moment niet concreet genoeg. Omdat het hier gaat om het bouwen van een loods ter vervanging van 3 bestaande zeecontainers met vergelijkbare afmetingen is de verwachting dat er geen bezwaren zijn tegen de bouw van de loods

Naar aanleiding van de het vaststellen van de Bouwenvelop en het wijkbericht wat hierover uit is gegaan zijn er geen reacties geweest.

Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet

7.1 Inleiding

Het uitwerkingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

7.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor vervallen diverse gebruikelijke termen voor vergunningen zoals bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, ontheffing et cetera.

Hieronder worden de meest voorkomende termen weergegeven:

  • De term bouwvergunning wordt omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen; hierna te noemen 'omgevingsvergunning bouwen'.
  • De term sloopvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor de activiteit slopen' ;hierna te noemen 'omgevingsvergunning slopen'.
  • De term aanlegvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'; hierna te noemen 'omgevingsvergunning aanleggen'.
  • De term 'ontheffing' of 'het verlenen van een ontheffing' wordt 'afwijking' of 'afwijken bij omgevingsvergunning'.

7.3 Planvorm

Het Uitwerkingsplan Hoograven Baracuda is een uitwerking van het bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg van de gemeente Utrecht en voorziet in het juridische kader voor het realiseren van een clubhuis en bijbehorende voorzieningen voor een zeeverkenners vereniging. De regeling is uitsluitend toegesneden op de gewenste functie. Omdat het een uitwerkingsplan is maakt dit plan, op basis van artikel 3.6 van de WRO, na vaststelling integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven, Tolsteeg van de gemeente Utrecht. Dat wil zeggen dat de regeling van het uitwerkingsplan uitsluitend bestaat uit de bestemmingsbepalingen van het plangebied van het uitwerkingsplan en dat voor het overige de regels uit het bestemmingsplan Watervogelbuurt Hoograven en Tolsteeg van toepassing zijn op het plangebied.

In het bestemmingsplan Watervogelbuurt, Hoograven Tolsteeg. heeft het plangebied de bestemming:


Artikel 4 Recreatie - uit te werken

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. verenigingsleven;
  3. c. speel- en schooltuinen;
  4. d. sportvelden;
  5. e. en bij de bestemming behorende parken, groenstroken, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water.

In het moederplan zijn de volgende uitwerkingsregels opgenomen:

Burgemeester en wethouders werken de in lid 3.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en de volgende uitwerkingsregels:

  1. a. de bebouwing van de gronden en de inrichting van de terreinen, dienen gericht te zijn op de recreatieve belangen van de wijk;
  2. b. maximaal 5% van de totale oppervlakte van het gebied van de in het eerste lid genoemde bestemming mag worden bebouwd;
  3. c. de goothoogte van enig gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  4. d. minimaal 50% van de gronden moet worden bestemd voor groenvoorziening met speelveld of speelplaats;
  5. e. maximaal 1 hectare mag worden bestemd voor schooltuinen;
  6. f. van de gronden mogen maximaal 50 parkeerplaatsen worden gereserveerd voor de nabij gelegen roeivereniging.

In het uitwerkingsplan is de bovenstaande doeleindenomschrijving voor het plangebied vertaald naar de bestemming Recreatie.

Naast de uit te werken bestemmigen gelden er in het plangebied op basis van het moederplan een aantal dubbelbestemmingen. Deze blijven na uitwerking onverminderd van kracht.

7.4 Opbouw Regels


De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijkingsregels van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel;
  • afwijkingsregels van de gebruiksregels;
  • eventueel een aanlegvergunningstelsel ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
  • in een aantal gevallen een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.

7.4.1 Nadere eisen

Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de nadere eisen betrekking hebben op de situering of afmetingen van gebouwen en/of bouwwerken, of op het stellen van eisen aan parkeergelegenheid op eigen terrein, maar evenzeer kunnen nadere eisen betrekking hebben op het treffen van bouwkundige voorzieningen en/of aanpassingen die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening.

In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en daarbij bouwmogelijkheden aan percelen. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter op detail niveau aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.

Om nadere eisen te kunnen opnemen, wordt in de toelichting een beschrijving gegeven van bijvoorbeeld de relevante te beschermen karakteristiek van een plangebied, de parkeersituatie, de cultuurhistorische waarden die beschermd kunnen worden door middel van andere eisen enz.

Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelsniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.

Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:

  • Stedenbouwkundige aspecten;
  • Landschappelijke en of ecologische aspecten;
  • Milieukundige aspecten;
  • Cultuurhistorische aspecten;
  • Verkeersaspecten;
  • Sociale veiligheid;
  • De gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen/bouwwerken.


Het gebied geeft aanleiding voor het opnemen van nadere eisen, gelet op de hoge dichtheid en de mate van functiemenging. Hieronder worden de verschillende aspecten nader toegelicht.

  1. 1. Stedenbouwkundige aspecten
    In het gebied is het creëren van een afwisselend bebouwingsbeeld van groot belang, waarbij de stedenbouwkundige opzet van het gebied wordt gerespecteerd en nieuwbouw zorgvuldig wordt ingepast.

    Specifiek ten aanzien van technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties op het dakvlak, kunnen nadere eisen worden gesteld. Om de gebouwvolumes zo gaaf mogelijk tot hun recht te laten komen, mogen technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties, slechts als toegevoegde objecten of volumes op het dakvlak worden aangebracht, als deze duidelijk deel uitmaken van de architectonische expressie van het gebouw. Deze regel heeft betekenis met betrekking tot het uit beeld brengen van technische installaties en/of hun behuizing vanuit posities dichtbij of ver van het gebouw en/of vanuit hogere gebouwen.
  2. 2. Milieukundige aspecten
    Vanuit specifieke milieuomstandigheden kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de locatie van toegangen of vluchtwegen bij gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect externe veiligheid maatregelen noodzakelijk zijn om de veiligheid van die gebouwen te waarborgen.
  3. 3. Sociale veiligheid
    Vanuit sociale veiligheid kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de situering van de gebouwen zelf of de toegangen tot deze gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect sociale veiligheid geen sociaal onveilige situaties of plekken ontstaan en zo veel mogelijk een veilig gevoel ontstaat voor de gebruikers van deze gebouwen en omliggende terreinen.
  4. 4. Verkeersaspecten;
    De veilige afwikkeling van verkeer en het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan bebouwing. Hierbij zal het vooral gaan om maatregelen en eisen aan bebouwing voor het waarborgen overzichtelijke verkeersituaties, de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouwen. Maar ook kan het stellen van eisen aan de situering of het aantal parkeerplaatsen bij een woning, bedrijf, kantoor of voorziening van belang zijn als bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen op de openbare weg niet mogelijk of gewenst zijn.
  5. 5. Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
    Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen en/of bouwwerken hinder ondervinden van de ontwikkelingen op hun buurperceel. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Te denken valt aan het stellen van nadere eisen aan de hoogte of aan de situering van erfbebouwing.

7.5 Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 3 Recreatie

De bestemming is toegesneden op de ontwikkeling van een recreatieterrein, waarbij de bestaande bouwspeeltuin en het nieuwe terrein voor de scoutingvereniging Baracuda met elkaar worden verbonden.

Ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven" mag een scoutingterrein voor zeeverkenners worden ingericht, inclusief een clubhuis en een haven. Daarnaast zijn er binnen de bestemming nog aanduidingen gegeven voor verkeer ten behoeve van het kunnen realiseren van o.a. parkeervoorzieningen.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Het clubhuis bestaat uit een gebouw met twee verdiepingen en heeft een goothoogte van maximaal 6 meter.

De huidige ecologische betekenis van het terrein stelt enige eisen aan de inrichting van het onbebouwde terrein en met name van de wateroever voor de nieuwe watergang. Via nadere eisen kan de gemeente hierin sturend optreden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Dit betreft een dubbelbestemming uit het moederplan ter bescherming van de archeologische waarden. Deze dubbelbestemming geldt onverkort voor het plangebied van het uitwerkingsplan.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

Langs het Merwedekanaal ligt een overige waterkering. Hier is een beschermingszone van 5 meter aan de waterzijde en 7 meter aan de landzijde van toepassing. Indien de waterkering gemaakt wordt met een damwand kan beschermingszone van 7 meter aan de land zijde worden teruggebracht naar 3 meter. In het plan van de Baracuda is het voornemen de huidige watergang uit te breiden met een haven van ca. 300 m2. De oever van de haven zal in principe de nieuwe waterkering worden met de daarbij horende beschermingszones.

Binnen de beschermingszone mag niet, of onder voorwaarden, gebouwd worden. In het geval van een stalen damwand geld een beschermingszone van 3 m en in geval van een aarde baan 7 m. Een eventuele damwand zal onderdeel van de waterkering worden. Met waterschap is overeengekomen dat de zone ter hoogte van de nieuwe loods van Wilhemina maximaal 6 meter breed is zodat de nieuwbouw kan aansluiten op het bestaande scoutinggebouw. Wel dient het gebied tussen de loods en de watergang voorzien te worden van een talud. Het waterschap stelt als eis een minimale hoogte van NAP + 0,90 m. Gezien de hoogte van het maaiveld in de omgeving ca. NAP +1,60 m zal dat geen inpassingproblemen opleveren.

7.6 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Verlengde Hoogravenseweg 37

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Verlengde Hoogravenseweg 37

Bijlage 2 Bodemonderzoek Verlengde Hoogravenseweg 19

Bijlage 2 Bodemonderzoek Verlengde Hoogravenseweg 19

Bijlage 3 Notitie Vis En Vleermuizen

Bijlage 3 Notitie Vis en Vleermuizen