Vleuterweide, Vleuten
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 12-06-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.2 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.5 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.6 afhaalzaak:
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
1.7 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 antennedrager:
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen
worden.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
1.14 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.
1.15 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
P.M. definities voor bruto, netto geven indien gewenst. Hangt ook samen met wijze van meten.
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.18 belhuis:
een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.
1.19 besluit Hogere waarde:
besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.
1.20 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.
1.21 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige legale gebruik.
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0344.BPVLEUTERWEIDEVLEU-0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 Bevi-inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.27 bijzondere bouwlaag:
- a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel
- b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.
1.31 bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 brutovloeroppervlak:
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.
1.37 consumentenvuurwerk:
consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
1.38 culturele voorzieningen:
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.
1.39 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.40 dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw.
1.41 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.42 detailhandel in volumineuze goederen:
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, als auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- b. grootschalige detailhandel in recreatie-, en sport- en vrije tijdsartikelen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.43 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.
1.44 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.45 erfzone:
de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.
1.46 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.49 hoogte-accent:
een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.
1.50 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.51 hotel:
het bedrijfsmatig verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.52 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.
1.53 kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.54 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.55 lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.56 Lijst van Bedrijfsactiviteiten:
de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.57 Lijst van Bedrijven 'functiemenging':
de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.58 Lijst van Horeca-activiteiten:
de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.59 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.60 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.61 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.62 onderbouw:
een kelder of een souterrain.
1.63 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.64 plan:
het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten van de gemeente Utrecht.
1.65 platte afdekking:
een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.
1.66 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.67 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.
1.68 tuincentrum:
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig tuin-, tuinaanlegartikelen, planten en/of dierbenodigdheden en dergelijke worden verkocht, waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.
1.69 erfzone:
de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.
1.70 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.71 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
1.72 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.73 voorgevelrooilijn:
De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.74 Wgh- inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.75 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.76 woonlaag:
een bouwlaag die uitsluitend voor bewoning is bestemd.
1.77 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.78 woonwagenstandplaats/standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.79 zendmast:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 breedte van de watergang:
kortste afstand van de oeverlijn tot aan de overzijde van het water evenwijdig gelegen oeverlijn, dan wel het verlengde van die oeverlijn.
2.9 afstand tot de oeverlijn:
kortste afstand van een bouwwerk tot het in de hoogterichting verlengde van de beschoeiing langs het water. Vor zover geen beschoeiing aanwezig is, wordt uitgegaan van een denkbeeldige beschoeiing in het verlengde van de dichtstbijzijnde, evenwijdig aan het water, aangebrachte beschoeiing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met maximaal categorie 3.1, zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal categorie 2, zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend is toegestaan bij het bestaande bedrijf aan de Prins Hendrikweg nummer 33;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding 'waterzuivering' uitsluitend voor een rioolwaterzuiveringsbedrijf;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-gasontvangststation' uitsluitend voor een gasontvangststation;
- d. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- e. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. inrichtingen die zijn genoemd in de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. 2010 zijn niet toegestaan;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
- f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- g. kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte en/of meer dan 2000 m2 per bedrijf is, is niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde genoemd in artikel 3.2.1 onder a, voor een bebouwingsperecentage tot ten hoogste 80% per bouwperceel indien dit stedenbouwkundig inpasbaar is;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde genoemd in artikel 3.2.1 onder e, waarbij de afstand tot een zijdelingse of achterste perceelsgrens maximaal tot nihil wordt teruggebracht, indien dit stedenbouwkundig inpasbaar is en de brandveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a:
- a. door nieuwe bedrijven toe te laten uit categorie 3.2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, voor zover uit nader onderzoek blijkt, danwel aannemelijk is, dat het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven, maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden gelijk, dan wel minder milieubelastend te zijn aan de in lid 3.1 sub a genoemde bestaande bedrijfsactiviteiten;
- b. door bedrijven toe te laten die niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond;
- d. kantoor, uitsluitend vanaf de eerste bouwlaag;
- e. horeca, uitsluitend in de categorie B, C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels is opgenomen, uitsluitend op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca-inrichtingen in de categorie B, C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels is opgenomen, op de begane grond en de eerste bouwlaag;
- g. bedrijven, uitsluitend categorie 1 en categorie 2 zoals opgenomen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
- h. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast, uitsluitend vanaf de eerste bouwlaag en hoger, met dien verstande dat toegangen en de bij de woningen behorende bergingen overal zijn toegestaan;
- i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', uitsluitend een onderdoorgang ten behoeve van (langzaam) verkeer;
- j. de bij de bestemming behorende verkeersvoorzieningen, (gebouwde en ongebouwde) parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel volumineus', uitsluitend voor detailhandel in volumineuze goederen;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van detailhandel-1, uitsluitend voor een bloementeeltbedrijf, waarvan de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend voor de bestaande bedrijfswoning;
- e. wonen vanaf de tweede bouwlaag en hoger, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- f. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van bepaalde genoemd in:
- a. lid 6.2.1 onder b, voor een bebouwingspercentage tot ten hoogste 80% per bouwperceel indien dit stedenbouwkundig inpasbaar is;
- b. lid 6.2.1 onder e, waarbij de afstand tot een zijdelingse of achterste perceelsgrens maximaal tot nihil wordt teruggebracht, indien dit stedenbouwkundig inpasbaar is en de brandveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke doeleinden;
- b. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.3.1 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 8.3.1 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. fiets-en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water, waterbeheer en waterberging;
- f. onderhoudspaden en -stroken en voorzieningen zoals bushokjes ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
- g. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
9.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding 'begraafplaats' uitsluitend voor een begraafplaats
- c. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' tevens voor wonen, uitsluitend vanaf de eerste verdieping en hoger;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens voor cultuur en ontspanning en daaraan gerelateerde activiteiten;
- e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', uitsluitend een onderdoorgang ten behoeve van (langzaam) verkeer;
- f. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. evenementen;
- c. met de sportactiviteiten samenhangende additionele horeca;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel': met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandel;
- e. water, waterbeheer en waterberging;
- f. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water en kruisingen met water;
- e. waterbeheer en waterberging;
- f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
- g. kruisingen met railverkeer;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, bushokjes, reclame-uitingen en kunstwerken.
12.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.1 onder a en b voor:
- a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
- b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.
Artikel 13 Verkeer - Openbaar Vervoer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Openbaar vervoer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hoogwaardig openbaar vervoerbaan, in de vorm van een busbaan;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. calamiteitenverkeer;
- e. kruisingen met wegen;
- f. kruisingen met water;
- g. waterbeheer en waterberging;
- h. ecologische verbindingszones;
- i. de bij de bestemming behorende verkeers-, groen- en parkeervoorzieningen, stallingsruimten voor fietsen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen en kunstwerken.
13.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming uitsluitend mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. railverkeer;
- b. stationsvoorzieningen en halteplaatsen;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', uitsluitend een onderdoorgang ten behoeve van verkeer, langzaam verkeer en /of hov;
- g. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, en kunstwerken.
14.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. water, waterbeheer en waterberging;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', uitsluitend een onderdoorgang ten behoeve van verkeer, langzaam verkeer en /of hov;
- g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' tevens voor een overbouwing ten behoeve van voetgangers;
- h. bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 onder a en b voor:
- a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
- b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- b. waterhuishouding;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. kruisingen met wegverkeer;
- e. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, kunstwerken, bruggen en kademuren.
16.2 Bouwregels
- 1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen;
- 2. steigers boven het water mogen worden gebouwd met een overstek van maximaal:
- a. 0,5 meter vanaf de oeverlijn bij een watergang met een breedte van 5 tot 7 meter, en;
- b. 1 meter vanaf de oeverlijn bij een watergang met een breedte van 7 meter of meer.
Artikel 17 Wonen - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan- huis- verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding 'fruitteelt' zijn de gronden tevens bestemd ter behoud van de bestaande boomgaard. Voor deze boomgaard is geen spuitnevelzone van toepassing;
- c. de bij de bestemming behorende tuinen, erven, water, waterbeheer, waterberging en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per woning ten hoogste één inrit is toegestaan.
17.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde genoemd in:
- a. lid 17.2.1 onder f voor de uitbreiding van een hoofdgebouw op een kortere afstand:
- 1. tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de achterste perceelsgrens, indien de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens reeds kleiner is dan 5 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, of;
- 2. tot de achterste perceelsgrens indien de bestaande cultuurhistorische waarden of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast, of;
- 3. tot de zijdelingse perceelsgrens indien het bouwperceel 16 meter of meer breed is, en op een kortere afstand tot de achterste perceelsgrens indien het bouwperceel minder diep is dan 20 meter, mits de bestaande cultuurhistorische waarden of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast;
- b. lid17.2.2 onder f voor de voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens indien:
- 1. de bestaande cultuurhistorische waarden of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast, of;
- 2. de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens reeds kleiner is dan 5 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 17.4.1 onder a behoeve van de uitoefening van sociaal-medische vrije beroepen met een praktijkruimte tot maximaal 80m²;
- b. lid 17.4.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.
Artikel 18 Wonen - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', uitsluitend een onderdoorgang ten behoeve van (langzaam) verkeer;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, autoboxen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
18.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 18.3.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van sociaal-medische vrije beroepen met een praktijkruimte tot maximaal 80m²;
- b. lid 18.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
Artikel 19 Wonen - 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', uitsluitend een onderdoorgang ten behoeve van (langzaam) verkeer;
- c. de bij de bestemming behorende parkeervoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
19.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 19.3.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van sociaal-medische vrije beroepen met een praktijkruimte tot maximaal 80m²;
- b. lid 19.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
Artikel 20 Wonen - Woonwagenstandplaats
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagens, inclusief sanitaire voorzieningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. de bij de bestemming behorende ongebouwde parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
20.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in lid 20.1 bedoelde bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 zoals deze in Artikel 18 van deze regels is opgenomen ten behoeve van de realisering van maximaal 2 woningen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, waarbij de goothoogte van de woningen maximaal 6 meter mag bedragen.
- b. Voor het realiseren of wijzigen van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
Artikel 21 Woongebied
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast in de vorm van:
- 1. grondgebonden woningen;
- 2. gestapelde woningen;
- 3. bijzondere woonvormen;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
21.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
21.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken tot een maximum diepte van 6 m voor het realiseren van garages aan de voorgevel.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.5.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
Artikel 22 Gemengd - Uit Te Werken
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. verkeer en parkeren;
- d. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, waterbeheer, waterberging, tuinen, erven en terreinen.
22.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 22.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en de volgende uitwerkingsregels:
22.3 Specifieke gebruiksregel
22.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3.1 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.
22.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voordat de bestemming overeenkomstig artikel 22.2 is uitgewerkt en onherroepelijk is geworden, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de op te richten bebouwing in overeenstemming is met een reeds vastgestelde uitwerkingsplan of met een daarvoor gemaakt ontwerp, ofwel met een document zoals een concept-uitwerkingsplan, waaruit de inpasbaarheid in de integrale uitwerking redelijkerwijs overzienbaar is;
- b. belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld een zienswijze tegen het ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel het bouwplan mondeling en/of schriftelijk kenbaar te maken.
Artikel 23 Wonen - Uit Te Werken
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - uit te werken gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf dan wel een bed & breakfast;
- b. de bij de bestemming behorende ontsluitingswegen, tuinen, erven, groen, water, waterbeheer, waterberging, en parkeervoorzieningen.
23.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 23.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en de volgende uitwerkingsregels:
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voordat de bestemming overeenkomstig artikel 23.2 is uitgewerkt en onherroepelijk is geworden, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de op te richten bebouwing in overeenstemming is met een reeds vastgestelde uitwerkingsplan of met een daarvoor gemaakt ontwerp, ofwel met een document zoals een concept-uitwerkingsplan, waaruit de inpasbaarheid in de integrale uitwerking redelijkerwijs overzienbaar is;
- b. een ieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze tegen het ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel het bouwplan mondeling en/of schriftelijk kenbaar te maken.
Artikel 24 Leiding - Gas
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
24.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, indien dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding – Gas' voor gaat op de andere dubbelbestemming(en).
24.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:
- a. hierdoor de veiligheid van de aardgastransportleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. hieromtrent schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Een omgevingsvergunning,als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is vereist voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 8. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- b. de omgevingsvergunningsplicht als bedoeld in het vorige lid is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in artikel 24.3 bedoeld;
- 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- c. de werken en werkzaamheden zoals bedoeld in 24.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 25 Leiding - Riool
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van rioolwater met een belemmeringenstrook ter breedte van 5 meter.
25.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:
- a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en het doelmatig functioneren van de betreffende leiding(en), en
- b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen waaruit blijkt dat er geen bezwaar bestaat.
25.4 Specifieke gebruiksregels
De in lid 25.1 genoemde zone van 2 meter aan weerszijden van de leiding mag niet worden gebruikt voor hoog opgaande beplanting.
Artikel 26 Waarde - Archeologie
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
26.2 Specifieke gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
27.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 27.2 voor:
- a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
- b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) primair bestemd voor de waterhuishouding en het in stand houden en het onderhoud van de waterkering.
28.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
- b. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 bedoelde primaire dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
- c. ten behoeve van de andere daar voorkomende gronden aangewezen bestemming mag met inachtneming van de voor die bestemming geldende bouwregels, uitsluitend worden gebouwd indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt vergroot.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2 voor het bouwen en/of vergroten van bouwwerken volgens de bestemming, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en de waterhuishouding en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de bestemming, gehoord de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's, dakoverstekken en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt;
- c. Voor het bouwen van hoofdgebouwen/gebouwen geldt dat per hoofdgebouw wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- d. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder c en toe te staan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
- h. onbebouwde gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Artikel 32 Algemene Regel M.b.t. Parkeergelegenheid
Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt indien zeker is gesteld dat voldoende (fiets)parkeergelegenheid binnen die bestemmingsvlakken dan wel op de gronden met de bestemmingen "Verkeer (V)" en Verkeer- verblijfsgebied (V-Vb) is of kan worden gerealiseerd.
Artikel 33 Gebiedsaanduidingsregels
33.1 Veiligheidszone-1
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone-1' zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer toegestaan.
33.2 Vrijwaringszone -straalpad
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits deze geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van het kinderdagverblijf geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
- 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatte;
- 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
Het voornemen tot het opstellen van het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten komt voort uit de wens om voor het inmiddels gerealiseerde deel van Vleuterweide een actuele juridisch planologische regeling te hebben voor het beheren en handhaven van de bestaande ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het actueel hebben en houden van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente is een belangrijk uitgangspunt van de gemeente Utrecht.
Daarnaast bevat het plan planologisch-juridische ruimte voor een aantal ontwikkelingen. Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat deze veranderingen alleen in een op beheer gericht bestemmingsplan zullen worden meegenomen als die ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn.
Het nieuwe bestemmingsplan zorgt voor een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling voor het plangebied. In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingslegging en regelgeving.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de westkant van Utrecht, aan de westzijde van het stadsdeel Leidsche Rijn. De begrenzing is aangegeven op onderstaande afbeelding.
De plangrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op die van recente juridische-planologische regelingen. Tevens is er rekening gehouden met toekomstig te vervaardigen bestemmingsplannen.
Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Utrecht-Woerden-Gouda-Den Haag/Rotterdam in het noorden, de Wilhelminalaan, een deel van de Huis te Vleutenbaan en vervolgens de Europaweg, Esdoornlaan, een deel van de Burgemeester Middelweerdbaan en de sportvelden aan de oostzijde. Vervolgens ligt de grens op het midden van de Leidsche Rijn tot aan het water van de Heycop aan de zuidzijde. De grens loopt vervolgens langs het gebied de Heycopzone, aan de westzijde van het plangebied.
Afbeelding begrenzing plangebied
1.3 Vigerende Plannen
Binnen het plangebied vigeren meerdere plannen. Het betreft de volgende plannen.
Naam bestemmingsplan | B&W besluit | Vaststelling Raad | Gedeputeerde Staten |
Vleuterweide | 31 oktober 2002 | 17 juni 2003 | |
Vleuterweide, eerste herziening | 12 januari 2006 | 4 april 2006 | |
Vleuterweide, tweede herziening | 29 juni 2010 | ||
Uitwerkingsplan Vleuterweide – Deelplan 1.1, Zuid | 19 september 2006 |
1.4 Bestemmingsplanmethodiek
Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid voor Vleuterweide, Vleuten. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Aan de te verwachten ontwikkelingen de komende 10 jaar wordt, voor zo ver wenselijk en mogelijk, ruimte geboden. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd ter bescherming van specifieke kwaliteiten (linten) of juist om voldoende flexibiliteit naar de toekomst toe te kunnen bieden (bijvoorbeeld rekening houden met voorzienbare woonwensen).
Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft de gemeenteraad op 1 september 2005 besloten dat deze veranderingen alleen worden meegenomen, als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan deze gebieden een conserverende bestemming worden gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik.
Deze keuze hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht vóór 1 juli 2013 te voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen teveel op.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van de relevante beleidskaders van rijk, provincie, regio en gemeente. Hoofdstuk 3bevat de beschrijving van de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies heeft hier een plek. In dit hoofdstuk worden in 3.4 Nieuwe ontwikkelingen de mogelijkheden die het plan biedt voor de toekomst beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van onder meer milieuaspecten komen in Hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 bevat de verantwoording van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en in Hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet toegelicht.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak.
Het Rijk wil dat de van nature aanwezige economische groeikracht maximaal benut wordt. De ambitie voor 2040 draait in dat licht om leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2028) zijn:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland, waarbij door het rijk vooral wordt ingezet op mainports, brainports en greenports;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De stad Utrecht maakt deel uit van de (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport) MIRT-regio Utrecht. Deze regio bestaat uit de provincie Utrecht en is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
- Het goed laten functioneren van de 'draaischijf' Nederland (weg, spoor- en vaarweg);
- Realiseren van de waterveiligheidsopgave langs de Lek en Neder-Rijn; (Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ruimte voor de Rivier, deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma) en zoetwatervoorziening via het hoofdwatersysteem;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden;
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380kV) en het accommoderen van de inzet van de regio op geothermie en warmte-koudeopslag;
- Op lange termijn stimuleren van regionale ontwikkeling van de A12-zone.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met ecologische en archeologische waarden op basis van de Flora- en faunawet en het Verdrag van Malta. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe met deze aspecten is omgegaan.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Voor het regionale beleid zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013- 2028 (2013), het Regionaal Structuurplan Utrecht 2005-2015 (RSP, 2004) en de Ontwikkelingsvisie 2015-2030 (2009), die in NV Utrecht-verband is opgesteld, richtinggevend. De nota's vullen elkaar aan, waarbij de Ontwikkelingsvisie een langetermijnvisie biedt en de ruimtebehoefte aangeeft voor het 'Noordvleugelgebied', bestaande uit Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten.
In de provinciale Structuurvisie en het Regionaal Structuurplan wordt gekozen voor beheerste groei. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Het stadsgewest Utrecht is het zwaartepunt van de verstedelijking en economie in de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie nieuwe opgaven voor wonen en werken vooral hier wil realiseren. Utrecht heeft bij deze opgave, als centrale stad in het stadsgewest, de belangrijke taak om door verdichting, herstructurering en transformatie, binnenstedelijke capaciteit voor wonen, werken en voorzieningen te ontwikkelen en tegelijkertijd een kwaliteitssprong te realiseren. Verdere verdichting vindt plaats in het stedelijk gebied om de waardevolle landschappen te sparen. Verdichting en kwaliteitsverbetering is ook de essentie van het beleid in NV Utrecht-verband.
In het Regionaal Structuurplan valt het bestemmingsplangebied in de categorie "groen stedelijk/suburbaan milieu". In het "groen stedelijk/suburbaan milieu" heeft de woonfunctie een dominante rol en heeft een relatief lage graad van functiemenging. Er zijn veel grondgebonden woningen met tuin of flatwoningen in een groene setting aanwezig. Fiets en auto zijn belangrijke vervoermiddelen, alsmede het openbaar vervoer.
De twee belangrijkste beleidsopgaven van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) richten zich op het aantrekkelijk houden van de provincie Utrecht als vestigingsplaats.
Het accent ligt op de binnenstedelijke opgave. De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
Tevens wil de provincie de kwaliteit van het landelijk gebied behouden en versterken. Een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen is zowel in het belang van het landelijk gebied zelf, als van het stedelijk gebied.
De ontwikkeling van Vleuterweide is onderdeel van de binnenstedelijke opgave. De provincie gaat uit van een woningbouwprogramma in de planperiode van ongeveer 11.500 woningen in Leidsche Rijn.
Inmiddels is een groot deel van Vleuterweide gerealiseerd. De nog te realiseren woningen zijn vermeld bij de ontwikkelingen in Vleuterweide (zie hoofdstuk 4) en vallen binnen het woningbouwprogramma van Leidsche Rijn.
Zoals op vele plekken in de stad Utrecht, moet ook hier in Vleuterweide rekening gehouden worden met de historisch waardevolle ondergrond. Vanuit de provinciale ruimtelijke verordening wordt gesteld dat bestemmingsplannen voor een gebied dat is aangeduid als 'cultuurhistorische hoofdstructuur archeologie' bestemmingen en regels bevatten die het behoud van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden waarborgen. Bij dit bestemmingsplan geldt dit voor het gehele gebied. Hiervoor is onderzoek gedaan bij de planontwikkeling van Vleuterweide.
Waterstructuurvisie en waterbeheerplan, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden '(2010-2015) beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit, het tegengaan van verdroging en het bestrijden van eutrofiëring. In de Waterstructuurvisie (2002) is een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen die aan de orde zijn. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer, voor zowel bestaand als nieuwbouwgebied. Het gaat dan met name om schoon water schoonhouden en zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen, daar waar mogelijk aanleggen van een verbeterde gescheiden riolering en het realiseren van voldoende waterberging. De effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden door de waterbeheerder afgewogen in een watertoets (zie paragraaf 5.8). Bij nieuwe ontwikkelingen in Vleuterweide wordt standaard een watertoets toegepast.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen. Binnen het perspectief van Het Podium is het ov-net werk met het Station Vleuten opgenomen. Het bestemmingsplangebied behoort in hoofdzaak tot de Binnentuinen, "de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken". De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in de binnentuinen / wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. Het centrum van Vleuterweide is aangegeven als locatie met een concentratie van voorzieningen. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd.
2.3.2 Planhistorie Leidsche Rijn
Het Masterplan Leidsche Rijn vormde in 1995 het ruimtelijke en programmatische startpunt voor de ontwikkeling en de realisatie van de plannen voor het 'aangewezen 'VINEX'-gebied. Het Masterplan ging uit van de realisering van in totaal 30.000 woningen binnen Leidsche Rijn. Het Masterplan was vooral bedoeld om richting te geven aan toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, maar heeft geen juridisch bindende status. Het Masterplan was erop gericht Leidsche Rijn te ontwikkelen tot een stedelijk gebied met als doel een bijdrage te leveren aan de oplossing van de woningnood in de regio Utrecht.
In de visie die aan het Masterplan ten grondslag lag nemen drie begrippen een centrale plaats in: compactheid, duurzaamheid en identiteit.
Bij compactheid gaat het niet zozeer om een hoge dichtheid, maar vooral om een sterke verbondenheid met bestaande concentraties van bebouwing. Met duurzaamheid wordt gedoeld op het streven naar een evenwicht van ecologische en economische aspecten. Tenslotte heeft identiteit te maken met karakter. Behoud van identiteit dient onder meer te worden nagestreefd door rekening te houden met de onderling sterk verschillende karakters van de stad Utrecht enerzijds en de kernen Vleuten en De Meern anderzijds. Hierbij dienden veel kleine wijken met eigen stedenbouwkundige en architectonische identiteit te worden ontwikkeld.
In de Structuurschets Vleuten – De Meern (1997) heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Vleuten – De Meern een samenhangend ontwerp voor de hoofdstructuur van de nieuwe wijk vastgelegd voor het deel van Leidsche Rijn dat binnen de toenmalige gemeente viel.
Voor het plangebied zijn de bovengenoemde ruimtelijke uitgangspunten verder uitgewerkt en op een aantal punten aangepast en uiteindelijk planologisch juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan Vleuterweide. Tijdens het opstellen van het bestemmingsplan is er tevens een beeldkwaliteitplan voor Vleuterweide opgesteld door het bureau Vollmer & Partners. De in het bestemmingsplan beschreven hoofdstructuur vormde de basis voor het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitplan heeft gediend ter vervanging van het hoofdstuk 'beeldkwaliteit Vleuterweide' uit de structuurschets.
In de Actualisatie Ontwikkelingsvisie 2003, wordt voortgebouwd op de Ontwikkelingsvisie uit 1997 en de actualisatie daarvan in 1999, en op de Structuurschets Vleuten-De Meern 1997. Vleuten- De Meern en Utrecht zijn inmiddels één gemeente. Aanpassingen betreffen vooral verkeer, parkeren en het woningbouwprogramma die een doorwerking hebben naar de stedenbouwkundige invulling.
De in het bestemmingsplan beschreven hoofdstructuur vormt de basis voor het ontwerp van de stedenbouwkundige invulling van Vleuterweide. Voor de verschillende deelgebieden van Vleuterweide zijn stedenbouwkundige plannen vastgesteld. Dit zijn stedenbouwkundige plannen voor De Boomgaarden, De Rietvelden, Centrum & De Hoven, De Tuinlanden, De Erven en De Hagen.
2.3.3 Hoogbouwvisie (2005)
In de Hoogbouwvisie wordt een toetsingskader gegeven voor hoogbouwplannen. De indeling is grotendeels gebaseerd op de ontwikkelingsperspectieven uit de Structuurvisie Utrecht. Voor Vleuterweide is het ontwikkelingsperspectief van De Binnentuin van toepassing. Een accent in De Binnentuin vervult een rol op het niveau van de wijk of buurt en niet van de stad. Accenten moeten daarom altijd passen in de context van de wijk of buurt en hebben tot doel een bijzondere plek in de wijk of buurt te markeren. Een logische plek kan bijvoorbeeld de entree van een wijk zijn, een zichtlijn, een bijzondere functie in de wijk, of een plek die om verdichting vraagt zoals een station. Een accent kan een bijzondere functie zijn (een winkel of een theater), een gebouw met bijzondere architectuur of met een afwijkende bouwhoogte (dat kan zowel hoger of lager zijn). Uitgaande van de 'menselijke maat' kan in woongebieden waar veel laagbouw aanwezig is, af en toe een hoger gebouw worden toegestaan. De Hoogbouwvisie gaat uit van incidentele accenten tot circa twee keer de gemiddelde hoogte in de wijk. De vraag waar accenten in de binnentuinen gezet kunnen worden blijft te allen tijde maatwerk. In Vleuterweide is er op een aantal plaatsen een accent gerealiseerd zoals in het centrumgebied van Vleuterweide, langs de Stroomrugbaan en Utrechtste Heuvelrug. Bij station Vleuten is hogere bebouwing gepland. De accenten binnen het plangebied zijn onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp en zijn opgenomen in de stedenbouwkundige plannen.
2.3.4 Welstandsnota Utrecht "De schoonheid van Utrecht" (2004)
In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken. De welstandnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen. Vleuterweide is grotendeels aangemerkt als 'respect'-gebied. Essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken worden gerespecteerd. Dit betekent:
- samenhang en structuur van het stedelijke (en landelijke) beeld staat voorop;
- respect voor het kenmerkende bebouwingsbeeld met zijn architectonische verschijningsvorm;
- nieuwe interpretaties, veranderingen en transformaties zijn mogelijk.
Gebieden met cultuurhistorische waarde en de aanwezige monumenten hebben op de beleidskaart de aanduiding 'Behoud' hebben meegekregen. Langs de Zandweg staan twee rijksmonumenten. Dit betekent:
- primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten en eigenschappen van gebouwen;
- authenticiteit staat voorop;
- geen nabouwen van, maar voortbouwen op de historische context.
2.3.5 Woonvisie 2009-2019 (2009)
In de Visie Wonen 2030 en daarop volgend de Woonvisie 2009-2019 zijn kaders geschetst van het woonbeleid voor de gemeente Utrecht op de lange termijn. In het Actieprogramma Wonen is de kwantitatieve woningbouwopgave geformuleerd.
De woningbehoefte in Utrecht is veel hoger dan het aanbod. In deze nota worden de prioriteiten benoemd die de gemeente stelt om de enorme druk op de Utrechtse woningmarkt het hoofd te bieden. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg, wil de gemeente ook de kwaliteit van de woningen in de bestaande stad verbeteren.
Binnen dezelfde woonmilieus kunnen mensen met uiteenlopende leefstijlen wonen. De woonvisie geeft daarom aan dat bij de invulling van concrete woningbouwprojecten rekening gehouden moet worden met die verschillende leefstijlen op grond van woonbelevingsgroepen. Diversiteit in het aanbod is daarbij van belang, zodat het voor alle doelgroepen mogelijk is om een passende woning te vinden. De ontwikkeling van de wijk Vleuterweide sluit aan bij deze gedachte.
2.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2005)
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente is voor de periode 2005-2020 vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren, worden de economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden, de verblijfsgebieden, en de gebieden rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. De gemeente wil groei van mobiliteit selectief faciliteren. In de piekuren wil de gemeente de groei van met name de automobiliteit afvlakken door het totale vervoersnetwerk beter te benutten. Buiten de piekuren zorgt de gemeente dat de groeiende vraag naar mobiliteit kan worden verwerkt. Dit beleid is vertaald naar een aantal netwerken voor auto, openbaar vervoer, goederenvervoer en fiets.
De Stroomrugbaan en de Landschapsbaan zijn aangemerkt als secundaire as. De wegen zijn onderdeel van de hoofdstructuur van het autonetwerk en liggen centraal in Vleuterweide. De Stroomrugbaan is aan de oostzijde verbonden met de Verlengde Parkweg die aansluiting geeft op Haarzuilens. In westelijke richting is de Stroomrugbaan verbonden met de Huis te Zuilenbaan. Deze as is onderdeel van de hoofdstructuur van het autonetwerk en verbindt het toekomstige centrum van Leidsche Rijn via de Haarrijnse Rading (primaire as) met de snelweg A2 (Ring Utrecht). De Landschapsbaan sluit in westelijke richting aan op de Veldhuizerweg die verbonden is met de snelweg A12. In oostelijke richting sluit de Landschapsbaan aan op de Burgemeester Middelweerdlaan en Langerakbaan.
De Rivierkom en Europaweg-Wilhelminalaan zijn wijkontsluitingswegen die een verbinding vormen tussen de Stroomrugbaan en Landschapsbaan.
De woonbuurten zijn met uitzondering van de wijkontsluitingswegen ingericht als 30 km/uur gebied.
In het GVVP is het bestaande fietsbeleid opgenomen. Het hoofdfietsnetwerk uit de nota 'Verder met de fiets' (2002) en het regionale kernfietsnet uit het RVVP zijn overgenomen. Binnen het plangebied zijn diverse hoofdfietsroutes. Fietsroutes met een noord-zuid richting zijn routes langs de Rivierkom, Europaweg, Utrechtse Heuvelrug, de Heycop (gewenst). Hoofdfietsroutes die schuin door het plangebied gaan zijn de route langs de Burchtpromenade door het Bosch en Duinpark en een verbinding tussen de Utrechtse Heuvelrug en het Maximapark (gewenst). In oost-westrichting zijn er hoofdfietsroutes langs de Landschapsbaan, de Veldhuizerweg, de Zandweg en de route langs het spoor.
De spoorlijn Utrecht richting Den Haag/ Rotterdam grenst aan het plangebied. Treinstation Vleuten is een knooppunt in het openbaar vervoersnetwerk en onderdeel van het Randstadspoor. Deze spoorlijn is tevens aangemerkt als primaire as voor het lange afstand vervoer van goederen.
2.3.7 Ambitiedocument Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar, 2012
Ambitiedocument “Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar” 2012
Het Ambitiedocument "Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar, 2012 (vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2012) geeft de hoofdlijnen aan waarlangs deze doelen kunnen worden bereikt. De ambities voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn neergelegd in zeven beleidsprincipes:
1. De gebruiker centraal in het mobiliteitsbeleid
2. Kwaliteit in de openbare ruimte centraal stellen
3. Levendige centra op knooppunten
4. De plaats bepaalt de mobiliteitskeuze
5. RSS en HOV (tram) als basis OV-systeem
6. De fiets als primair vervoermiddel in de stad
7. De stedelijke verdeelring wordt stadsboulevard.
2.3.8 Nota stallen en parkeren, 2013
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe beleid van kracht. Samen met de nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld.
Utrecht stimuleert en faciliteert het fietsgebruik. Dit betekent dat de gemeente onverminderd inzet op extra stallingsruimte en een effectiever gebruik van bestaande stallingen. Tegelijkertijd intensiveert de gemeente de handhaving op fout en hinderlijk gestalde fietsen
Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten
Om de druk op de openbare ruimte en leefbaarheid te verminderen, wil de gemeente een eenvoudigere procedure voor de invoering van betaald parkeren. De gemeente gaat bewoners en bedrijven betrekken bij de wijze waarop betaald parkeren wordt ingevoerd door hen te laten meedenken over de dagen en tijden waarop betaald parkeren gaat gelden.
De gemeente wil de kosten en opbrengsten van het parkeerbeleid in balans houden. De kosten voor extra handhaving en het opheffen van parkeerplaatsen moeten dus gedekt worden. Dit doet de gemeente door de parkeertarieven voor bezoekers in de ring rond de binnenstad te verhogen; nu is het verschil met het tarief in het centrum erg groot. De tarieven voor bewoners en bedrijven houdt de gemeente lager, maar moeten wel geleidelijk aan kostendekkend worden.
Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, verlagen we de autoparkeernormen in betaald parkeergebied. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen.
2.3.9 Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012
In het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 is de richting geformuleerd waarin en de kaders waarbinnen de horeca sector zich kan ontwikkelen in de stad Utrecht. Voor de verschillende gebieden wordt uitgegaan van profielgebieden. Voor het plangebied is een drietal profielen van toepassing.
Het profiel 'winkelcentra, buurtwinkelcentra en voorzieningenstrips en oude dorpskernen' is van toepassing op het winkelcentrum van Vleuterweide. De ontwikkelingsvisie richt zich op het ontwikkelen van een compleet winkelaanbod met horeca-ondersteunende functie voor de dag en de vroege avond. De buurtcafe's met terrasje en de fastfood en daghoreca en restaurants in de wijk en in de oude dorpskernen hebben een sterke sociale functie en bedienen de groeiende markt van eenpersoonshuishoudens en de trend van eten buiten de deur. In het Ontwikkelingskader wordt voorgesteld om in bestemmingsplannen en brancheringsprogramma's horeca B, C, D1 en D2 toe te staan.
Het profiel 'Leidsche Rijn en Vleuten – De Meern' richt zich op (buurt)winkelcentra, radialen en locaties in de wijk. Het toevoegen van horeca in de wijken Leidsche Rijn en Vleuten- De Meern is van belang voor het realiseren van een volledig voorzieningenniveau. De gemeente ondersteunt de ontwikkeling van horeca in beide wijken door het hanteren van een regime van 'ja, mits ..' De gemeente Utrecht ondersteunt het initiatief van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Utrecht, die heeft aangekondigd samen met wijkbewoners locaties te zoeken waar horeca mogelijk is en dit onder de aandacht van ondernemers te brengen.
Het profiel 'Stationslocaties' richt zich op reizigers en is van toepassing op Station Vleuten. De ontwikkeling van horeca is voor alle stations gericht op horeca C (fastfood) en horeca D2 (daghoreca). Op stations met een centrumfunctie voor de directe omgeving is horeca B (cafés) en restaurants (horeca D1) mogelijk.
2.3.10 Ontwikkelingskader Detailhandel 2012
Het Ontwikkelingskader Detailhandel 2012 beschrijft de wijze waarop de gemeente nu en in de komende jaren de totstandkoming van detailhandelsplannen wil begeleiden, faciliteren en toetsen. Daarnaast beschrijft dit kader hoe de gemeente wil omgaan met ontwikkelingen in de bestaande winkelgebieden. Het is een algemeen beleidskader op basis waarvan specifieke gebieden en plannen op maat ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden.
Detailhandel is een dynamische markt. De huidige marktomstandigheden en ontwikkelingen, waaronder de ontwikkeling van internetaankopen, beïnvloeden de behoefte aan fysieke winkels, ook in Utrecht. Maar Utrecht groeit en kent nog een achterstand in het winkelaanbod. Het ontwikkelingskader beschrijft de te verwachten ontwikkelingen en maakt inzichtelijk welke uitbreidingen en toevoegingen van winkelgebieden in Utrecht gepland zijn. Daarnaast beschrijft het kader hoe de gemeente om wil gaan met het uitbreidingsvolume van winkeloppervlak in relatie tot de huidige economische omstandigheden en de te verwachten groei van de aankopen via internet. Verder beschrijft het kader op hoofdlijnen hoe het gemeentebestuur zich opstelt ten aanzien van detailhandel buiten winkelgebieden.
Winkelcentrum Vleuterweide is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangemerkt als wijkwinkelcentrum. Utrecht kent een zorgvuldig opgebouwde en redelijk fijnmazige voorzieningenstructuur. De huidige winkelstructuur die op basis van een strakke regie en planologie tot stand is gekomen wordt daar waar mogelijk ook behouden. Daarbij wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie. Bij een concentratie van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten.
Voor internetwinkels in of bij woningen is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangegeven dat de vestiging van een webwinkel bij een woonhuis waar alleen een elektronische transactie tot stand komt en die dus verder geen ruimtelijke uitstraling als winkel heeft, kan worden aangemerkt als de uitoefening van een bedrijf aan huis en past binnen de woonbestemming. Het betreft hier de administratieve handeling die de bewoner aan huis verricht. Er mag geen sprake zijn van een toonzaal of afhaalmogelijkheid. Dit soort internetwinkels dient zich te vestigen op een locatie met een detailhandelsbestemming.
2.3.11 Kantorenstrategie Utrecht 2012
Het karakter van de kantorenmarkt is in de laatste jaren sterk veranderd van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Op sterke locaties in de stad is nog steeds vraag naar nieuwbouw. Maar op minder goede locaties is het aanbod groter dan de vraag. De stad Utrecht voert al vele jaren een restrictief kantorenbeleid en staat in hoofdzaak alleen nieuwbouw toe op drie sterke locaties: Papendorp, Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Buiten die drie locaties gaat de gemeente traditioneel zeer terughoudend om met nieuwbouw en uitbreiding. Op locaties waar de leegstand toeneemt is uitbreiding van kantoorruimte niet aan de orde maar spant de gemeente zich juist in om kantoorruimte te transformeren naar een andere functie.
De gemeente Utrecht en ook de BRU-regio voeren momenteel discussie over het kantorenprogramma van de stad Utrecht en omliggende gemeenten. Hoewel Utrecht nog steeds een van de meest gezonde kantoorsteden is, loopt de leegstand in bepaalde gebieden op en loopt de gronduitgifte van kantorenkavels terug. Bovendien zijn er signalen uit de markt dat het vertrouwen van beleggers in kantorenlocaties als schaars goed afbrokkelt. In Utrecht is zorg over de stedelijke ontwikkelingsstrategie. Op een aantal plekken is de samenhang en leefbaarheid van een gebied afhankelijk van kantoorontwikkeling.
Daarnaast is de bestuurlijke focus voor een belangrijk deel gericht op het tegengaan van leegstand in de stad. Het nieuwbouwprogramma van kantoren is inmiddels niet meer los te zien van de leegstandsproblematiek. Ook de vooruitzichten op de kantorenmarkt zijn op langere termijn minder gunstig dan voorheen. De inschatting is dat Utrecht met 800.000 m2 aan kantorenlocaties een zeer forse programmering heeft.
Het is niet meer vanzelfsprekend dat de stad Utrecht zijn gehele nieuwbouwprogramma in de zelfde periode aanbiedt. De vraag dringt zich op of het niet verstandiger zou zijn een heldere keuze te maken voor locaties met de hoogste prioriteit. Een keuze voor prioritaire locaties impliceert dat andere locaties (tijdelijk) worden bevroren als bouwlocatie. Het voordeel van keuze voor beperkte prioritaire locaties (schaarstestrategie) is dat het vertrouwen van de markt in nieuwbouwlocaties kan worden hersteld. De keerzijde is dat pijnlijk duidelijk kan worden dat bepaalde ambities van de stad voorlopig nog niet kunnen worden uitgevoerd.
In de nieuwe Kantorenstrategie Utrecht 2012 worden de volgende onderdelen vastgelegd:
- De strategie ten aanzien van de bestaande stad en aanpak van leegstand;
- De strategie ten aanzien van nieuwbouw kantorenlocaties;
- De strategie ten aanzien van kantoorruimte op bestaande bedrijventerreinen;
- Stedelijke regie op de kantorenmarkt.
De dynamiek op de kantorenmarkt is groot. Voorgesteld wordt om de stedelijke kantorenstrategie ieder jaar opnieuw tegen het licht te houden en indien nodig bij te stellen. De stedelijke Adviesgroep Kantorenlocaties zal daartoe het initiatief nemen.
In het plangebied is op bescheiden schaal een aantal katoorruimten aanwezig, voornamelijk boven het winkelcentrum Vleuterweide.
2.3.12 Vitale stadswijken, functiemenging in woonwijken (2013)
In de Economische Agenda Utrecht 2012-2018 is een achttal economische speerpunten benoemd, waar de gemeente Utrecht zich de komende jaren met het economisch beleid van de stad op richt. Eén van deze speerpunten betreft 'werken in de wijk'. Maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen maken het wenselijk en mogelijk dat ondernemers in (woon)wijken gevestigd kunnen zijn. Dit zorgt niet alleen voor werkgelegenheid en mogelijkheden voor (zelfstandige) ondernemerschap dicht bij huis, maar ook voor levendigheid, sociale ontmoetingen en voorzieningen in de wijk.
De ambitie voor de Utrechtse economie is om vitale stadswijken te hebben en te behouden. De wijk van de toekomst wordt gekenmerkt door flexibiliteit, een mix van functies die goed gemengd kunnen worden en een bepaalde mate van (economische) levendigheid. De economische levendigheid in (woon)wijken wordt vooral bepaald door kleinschalig ondernemerschap in de wijk, een sterk toenemend aantal ZZP-ers en (economische) voorzieningen.
Onder functiemenging verstaan we de menging van kleinschalige economische en andere functies met woonfuncties, met als doel het economisch floreren, de levendigheid, de werkgelegenheid en de (sociale) veiligheid in de wijken te behouden, te bevorderen en daar waar mogelijk te versterken.
Het plangebied bevat verschillende bestemmingen waarbinnen functiemenging mogelijk is en ook binnen de woonbestemmingen is er de mogelijkheid voor functiemenging door een aan huis verbonden beroep of bedrijf en bed & breakfast.
2.3.13 Groen en ecologie
Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.
In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones moeten in principe groen blijven. Bij de (her)inrichting moet rekening houden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.
Naar aanleiding van het Groenstructuurplan is een aparte visie voor de bomen en bomenlanen in Utrecht ontwikkeld, omdat bomen een eigen ruimtelijke dimensie hebben en een aparte problematiek kennen. Dit is het Bomenbeleid Utrecht, Verbeterde regelgeving voor beheer, behoud en ontwikkeling van bomen (2009). Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren en het verder verbeteren van de bomenstructuur door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Binnen het plangebied zijn de Stroomrugbaan, Landschapsbaan, Rivierkom, Europaweg, Koningin Wilhelminalaan, Leidsche Rijn, de Heycop en een boomgroep in het buurtje Wijk achter het spoor onderdeel van de gemeentelijke boomstructuur.
2.4 Stedenbouwkundige Plannen
Voor de ontwikkeling van Vleuterweide zijn behalve het Beeldkwaliteitplan Vleuterweide (maart 1999) de volgende Stedenbouwkundige Plannen (SP) en Definitieve Ontwerpen (DO) opgesteld:
- De Boomgaarden
DO/SP Vleuterweide deelplan 2, Dorps wonen aan de rand van Leidsche Rijn (december 2000).
- De Rietvelden
DO deelplan 1.1 (december 2001)
DO Rivierkom - deelplan 1.2 en 1.3 (juni 2003)
Basisdocument Vrije Kavels De Rietvelden, fase 1 deelplan 1.1 (maart 2005)
Basisdocument Vrije Kavels De Rietvelden, fase 2 deelplan 1.2 en 1.3 (juni 2006).
- Centrum & De Hoven
Basisdocument 22 Vrije Kavels De Hoven, fase 3 (maart 2010)
Vleuterweide, Deelplan 4 Definitief Ontwerp (12 augustus 2003).
- De Tuinlanden
DO/SP De Tuinlanden. deelplan 6 Vleuterweide (april 2007).
- De Erven en De Hagen
DO/SP De Hagen, deelplan 3 Vleuterweide (december 2004)
DO De Erven, Vleuterweide (november 2007).
De Stedenbouwkundige Plannen, Definitieve Ontwerpen en het Beeldkwaliteitplan Vleuterweide vormen de basis voor het bestemmingsplan. Zij leggen de ruimtelijke en programmatische structuur van het gebied vast en schetsen het beeld en de architectonische dimensies van de stedenbouwkundige planstructuur.
2.5 Conclusie
Ten aanzien van het plangebied kan uit het relevante beleid worden geconcludeerd dat het plangebied past binnen de hierboven aangehaalde beleidskaders.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is voor een belangrijk deel consoliderend van aard. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en beschrijft de wijk in ruimtelijk en functioneel opzicht. In paragraaf 3.4 worden de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied beschreven.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Aspecten
3.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur
Dragerstructuur
Voor de opbouw van het plan is gebruik gemaakt van de aanwezige natuurlijke en cultuurelementen die de landschapstructuur bepalen:
- het lint van de Leidsche Rijn;
- de Heycop en de hierop aantakkende hoofdwetering van de aangrenzende polder die naar Harmelen voert;
- de natuurlijke randen van het komgebied;
- de Middelwetering;
- de Vleuterweideweg;
- de oude verbinding tussen Vleuten en De Meern (Europaweg/Wilhelminalaan).
Aan deze landschappelijke 'structuurdragers' is een aantal nieuwe, ontworpen elementen toegevoegd:
- het centrumgebied;
- de as tussen het centrumgebied en de Hamtoren, (oriëntatielijn);
- de hoofdontsluiting;
- de singel-vijverstructuur die het komgebied met het centrum verbindt.
De confrontatie tussen de rechte lijnen van de hoofdontsluitingswegen en de meer grillige lijnen van de onderliggende bodemstructuur leiden, met name rond de zuidelijke hoofdontsluiting, tot aantrekkelijke kenmerkende nieuwe vormen in de wijk.
Ruimtelijke accenten
Als aanvulling op de dragerstructuur wordt een aantal ruimtelijke accenten voorgesteld die de herkenbaarheid van en de oriëntatie binnen Vleuterweide moeten versterken. Het betreft hierbij elementen die buiten - maar vooral binnen het plangebied zijn gelegen.
In het beeldkwaliteitplan is een kaart opgenomen met zichtlijnen op de kerktorens van Vleuten en Harmelen en de markante toren Den Ham. Daarnaast zijn zichtverbindingen gelegd vanaf de Europaweg tussen het toekomstige centrum c.q. de plas bij het centrum en het Rijnsche park.
In de verdere ontwikkeling van de visie zijn aanvullende accenten in het plan opgenomen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen civiel-technische kunstwerken, gebouwde accenten, markante landschappelijke overgangen, pleinen, bijzondere waterpartijen en groene accenten, zoals grotere speelplekken en bosjes.
Onder de gebouwde accenten vallen de gestapelde woningen in en rond het centrum en langs de hoofdontsluiting, richting station. Het plan voorziet in een torenachtige bebouwing als hoogste element van Vleuterweide. Er is ook een gebouwd accent in de vorm van woontorens nabij de kruising tussen Landschapsbaan en Europaweg in deelplan De Tuinen.
Het landschap van het aangrenzende buitengebied dringt via groene wiggen en assen naar binnen in het bebouwde gebied.
Het 'dorps wonen' is hier ook in het centrumgebied 'leidmotief' geweest door uit te gaan van een grote variatie aan woningen, smalle straatbreedtes, pleinen, brinken en een fijnmazige koppeling met het omringende landschap.
Het thema wat in het centrumgebied gehanteerd wordt is (conform het Beeldkwaliteitplan) die van het landgoed met buitens als een verwijzing naar de landgoederen van het rivierlandschap van de Oude Rijn. Dit is uitgewerkt in de tuinstedelijk aanleg van de 'buitens', grote gesloten bouwblokken met binnenhoven.
Het voorzieningencentrum is het 'Landgoed' met een menging van commerciële- en maatschappelijk voorzieningen.
In dit plan wordt uitgegaan van zoveel mogelijk architectonische variatie. Er wordt een atmosfeer nagestreefd zoals we die kennen in de kleine en historische steden en dorpen zoals bijvoorbeeld Montfoort en Woerden.
De 'buitens' kenmerken zich door een bladstructuur met een afnemende dichtheid van binnen (aan de kant van het centrum) naar buiten (het landschap).
Langs de markante en versterkte landschappelijke overgangen, de zogenaamde balkons langs de zuidelijke hoofdontsluiting, voorziet het plan in een bijzondere bebouwing. In het oostelijk deel is een bijzondere landschappelijke overgang voorzien, in vorm van een hoogteverschil, waarna het griendbos volgt. Het westelijk balkon bestaat uit een ophoging die vanaf de hoofdontsluiting geleidelijk oploopt tot 2 meter en aan de noordzijde door bijzondere bebouwing langs de rand wordt opgevangen.
Voor de definitieve invulling van bovengenoemde 'balkons' vindt nog nadere studie plaats.
In het plan zijn een aantal kunstwerken gerealiseerd. Daarbij gaat het om één viaduct over de Europaweg, twee nieuwe bruggen over de Leidsche Rijn (H.O.V.-baan met langzaam verkeersroute en de Veldhuizerweg) en de nieuwe spoordijk met het station en een aantal viaducten.
Binnen de woongebieden zijn groene, d.w.z. landschaps- en waterelementen, als bijzondere accenten aanwezig. Hieronder vallen o.a. de grote schoolcomplexen die landschappelijk moeten worden ingepast en waar naar een combinatie wordt gestreefd met grote speelelementen. Verder liggen grotere speelplekken op bepaalde afstanden in het woongebied verdeeld, zoals de Bouwspeeltuin. Andere belangrjike elementen in het plangebied zijn de inpassing van de Romeinse Weg, de centrale groene pleinen in de Hoven, de centrale singel in de Hagen, de centrale groene pleinen in De Tuinen, in De Erven en het waterkwadrant in De Rietvelden. Tot de bijzondere waterelementen behoren naast de grote plas ook de singels en enkele hoofdwatergangen.
Openbare hoofdruimten
De openbare hoofdruimten vormen de ruggengraat van de wijk. Het is het raamwerk waarbinnen de verschillende woonbuurten van Vleuterweide kunnen worden ontwikkeld. De openbare ruimten bepalen voor een groot deel de beleving van de verschillende deelgebieden. Zij zijn een belangrijke identiteitsdrager. Het stelsel van de belangrijkste openbare ruimten valt grotendeels samen met de openbare groenstructuur. Een stenige sfeer in de vorm van pleinen is alleen te vinden in het centrumgebied.
Om een nader inzicht te geven in de gewenste kwaliteit van de openbare hoofdruimten is in het Beeldkwaliteitplan een aantal dwarsprofielen opgenomen. Voor een beschrijving van deze profielen wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitplan.
Hoofdontsluiting
De Veldhuizerweg
De Veldhuizerweg is de toegangsweg vanaf de A12 naar de zuidelijke hoofdontsluiting. De weg gaat hoog over de Leidsche Rijn en daalt af naar het lager gelegen komgebied. Het karakter van de weg sluit aan op het karakter van de stroomrug van de Leidsche Rijn. Tussen de twee rijbanen van de stroomweg ligt een brede middenberm van 8 meter. Het talud van de Veldhuizerweg loopt met een flauwe boog vanaf de hoofdontsluiting naar de Leidsche Rijn, die vrijwel loodrecht wordt gekruist. Aan de oostzijde van de Veldhuizerweg ligt een in beide richtingen bereden fietspad dat aansluit op de Zandweg. Deze route is aangesloten op de fietsroute die in de richting van de Europaweg loopt. In het profiel van de Veldhuizerweg is een hoofdwatergang aan de oostzijde van het lage stelsel opgenomen. Deze markeert de overgang van de stroomweg naar de woonbuurt.
De Landschapsbaan
Het profiel van de zuidelijke hoofdontsluiting is breed met een open, groen karakter. De weg loopt oost-west en is gericht op het centrum van Utrecht. Deze zuidelijke hoofdontsluiting wordt als allee ingericht met twee gescheiden rijbanen en een brede middenberm met (plaatselijk) meerdere rijen bomen. De grasbermen maken zo nodig onderdeel uit van een infiltratiesysteem van de aangrenzende buurten voor water.
De hoofdontsluiting kent twee typen kruisingen:
- 1. Verkeersregelinstallaties bij de aansluiting van de Veldhuizerweg met de zuidelijke hoofdontsluiting en bij de oversteek van het HOV. De kruising van de zuidelijke hoofdontsluitingsweg met de Europaweg is uitgevoerd als rotonde;
- 2. T-aansluitingen bij de ontsluitingswegen voor de woonbuurten. De brede middenberm van 10 meter biedt tevens de mogelijkheid om voor langzaam verkeer in twee fasen over te steken en dus veilige oversteken te maken.
Aan de zuidzijde van de zuidelijke hoofdontsluiting is een in twee richtingen bereden vrijliggend fietspad geprojecteerd. Ten noorden van de zuidelijke hoofdontsluiting wordt het fietsverkeer in de aangrenzende verblijfs(woon)gebieden afgewikkeld. De zuidelijke hoofdontsluiting wordt in westelijke richting beëindigd met een rotonde.
De Stroomrugbaan
Evenals de zuidelijke hoofdontsluiting vormt de noordelijke hoofdontsluiting een belangrijke verbinding met het centrum van Utrecht. Ook hier liggen geen woningen direct aan de hoofdontsluiting. De noordelijke hoofdontsluiting wordt eveneens ingericht als allee met twee gescheiden rijbanen en een brede middenberm met meerdere rijen bomen De principe-oplossingen voor de kruisingen zijn hetzelfde als bij de zuidelijke hoofdontsluiting; de oversteek van het HOV wordt met een verkeersregelinstallatie geregeld.
De Vleuterweideweg wordt ingepast als parallelweg waarbij de bestaande laanbeplanting langs de Vleuterweideweg is blijft gehandhaafd.
De noordelijke hoofdontsluiting wordt eveneens beëindigd met een rotonde. De noordelijke hoofdontsluiting kruist de Europaweg ongelijkvloers.
De Fietsboulevard/HOV-baan
De fietsboulevard ligt centraal in Vleuterweide. De route vormt de verbinding tussen het nieuwe voorzieningencentrum in Vleuterweide, Veldhuizen en in de toekomst het polderlandschap ten zuiden van de A12. In noordelijke richting wordt de route doorgetrokken naar Haarzuilens. De fietsboulevard is als structurerend element herkenbaar zonder zich aan de omliggende bebouwing ruimtelijk op te dringen. De continuïteit wordt bepaald door een gestrekte loop en een eenduidig verhardingsmateriaal. Het profiel bestaat uit een drie tot vier meter brede asfaltstrook voor fietsers.
Vanaf de zuidelijke plangrens tot het voorzieningencentrum loopt de fietsboulevard parallel aan de HOV-baan. Vanaf het centrum loopt de fietsroute langs de Middelwetering.
De verbindingsweg tussen de hoofdontsluitingswegen
De verbindingsweg de Rivierkom vormt de schakel tussen de noordelijke en de zuidelijke hoofdontsluiting. Het profiel omvat rijbanen en een doorgaande singel. Het continue boomrijke karakter van de beide hoofdontsluitingswegen kenmerkt ook de verbindingsweg. Aan de oostzijde ligt een woonstraat parallel aan de singel. Het is een rechte weg waarin verkeersremmende elementen zijn toegepast.
Wijkindeling
Centrumgebied
Een apart onderdeel van de wijk is het centraal gelegen nieuwe centrumgebied met een overloopgebied naar het Máxima Park. Vanaf de Europaweg, de belangrijkste verbinding tussen Vleuten en De Meern, is het centrumgebied met voorzieningen voor zowel Vleuten als voor De Meern goed herkenbaar. Het centrumgebied grenst aan de Europaweg tussen de dorpen Vleuten en De Meern. De driehoekige vorm van het nieuwe centrumgebied symboliseert de verbinding die het centrum legt tussen Veldhuizen, Vleuterweide en de bestaande kernen Vleuten en De Meern. De driehoek bestaat uit het voorzieningengebied waar wonen en werken worden gecombineerd, een woongebied met mogelijkheden voor kleinschalige werkgelegenheid, een grote waterpartij en structurerende groen- voorzieningen.
De zijden van de driehoek worden gevormd door de Europaweg, 'de parkstrook' en de zuidelijke hoofdontsluiting. De waterpartij heeft een belangrijke waterbergende functie en fungeert voor het watersysteem als een schakel tussen de verschillende waterlopen van de verschillende deelgebieden.
Door het centrumgebied loopt een HOV-baan met in de nabijheid van het voorzieningengebied een station. Hierdoor is het centrum goed ontsloten door het openbaar vervoer. Binnen de kern wordt voldoende parkeergelegenheid geboden. Centraal in het plangebied is, als onderdeel van het centrumgebied, een school voor voortgezet onderwijs gebouwd, gekoppeld aan langzaam verkeersroutes en de HOV-halte.
Woongebied
De bodemstructuur en het aanwezige landschap zijn belangrijke uitgangspunten geweest voor de keuzes over de inrichting van de wijk. Het tussengebied rond de Middelwetering krijgt een eigen invulling. Het westen van het plangebied krijgt een inrichting die is geënt op de relatie met het landschap waar het straks in overloopt. Bestaande 'landmarks' als de toren De Ham en de kerktorens van de beide bestaande kernen zijn -visueel- bij het plan betrokken.
In het zuiden van het plangebied is het woongebied georiënteerd op de Leidsche Rijn. De geomorfologische opbouw en landschappelijke kenmerken van het oorspronkelijke gebied is de basis voor de karakteristieke ruimtelijke inrichting van de verschillende woongebieden. Daarnaast is binnen de buurten een ruimtelijke relatie en functionele relatie gezocht met het omringende landschap.
De Leidsche Rijn, die nu als scheidend element tussen Veldhuizen en Vleuterweide ligt, krijgt binnen het wijkdeel dat gericht is op de Leidsche Rijn juist een sterk verbindende functie. Dit is mogelijk door een ruimtelijke gerichtheid op de Leidsche Rijn. De bestaande individuele bebouwing langs de Leidsche Rijn zal worden ingepast. Vanuit het open profiel langs de Leidsche Rijn bestaat van oudsher een dwarsoriëntatie. Deze visuele en ook functionele relatie is gebaseerd op de kavelstructuur van het oude cultuurlandschap, bestaande uit de langgerekte cope-verkavelingen. De sloten en de ontsluitingswegen stonden min of meer loodrecht op de Leidsche Rijn.
Een belangrijk uitgangspunt is dat de wijkdelen waarin het woongebied zal worden verdeeld herkenbare woonmilieus gaan vormen. Bebouwing en openbare ruimte moeten een aansprekend geheel vormen.
Spoorzone
Aan de noordzijde van het plangebied ligt de spoorzone. In deze zone is inmiddels de spoorverdubbeling naar vier sporen en het nieuwe station Vleuterweide gerealiseerd. Station Vleuterweide heeft een kwalitatief sterke relatie met het HOV. Stationsfuncties zullen in compacte vorm rondom het station worden gesitueerd.
In de spoorzone ligt op het moment nog een deel braak, dit zijn de ontwikkelgebieden 1 en 2 (zie paragraaf 3.4). De keuze van de inrichting van deze gebieden hebben niet alleen consequenties voor het ruimtebeslag maar ook voor de daarmee samenhangende aspecten, zoals bijvoorbeeld de geluidhinder door spoorweglawaai. Hoe op grond van de Wet geluidhinder in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met geluidhinder is uitgewerkt in paragraaf 4.2 Geluidhinder.
Het bedrijventerrein
In Vleuterweide ligt een rioolwaterzuivering (RWZ). Het RWZ-terrein heeft een hindercirkel ten aanzien van woonfuncties. Door hier het bedrijventerrein aan te leggen, worden de gronden binnen de hindercirkel efficiënt benut en is het mogelijk een goede aansluiting op het woongebied te creëren (zie hoofdstuk 4). Op het bedrijventerrein wordt, naast de kortgeleden gerealiseerde gemeentewerf, tevens ruimte geboden voor de mogelijke vestiging van volumineuze detailhandel.
3.2.2 Deelgebieden
Het plangebied Vleuterweide is opgedeeld in deelgebieden. Deze deelgebieden hebben elk een eigen karakter dat hieronder nader wordt besproken.
Figuur: deelgebieden Vleuterweide
3.2.3 Boomgaarden
Algemeen
De Boomgaarden, gelegen in het zuidwesten van Vleuterweide, is de eerste wijk die gebouwd is. Het is een kindvriendelijke dorpse wijk met speelterreinen en zit- en visplekken langs het riviertje de Heycop, dat de wijk begrenst. De sfeer is er dorps, door de verschillende woningtypen, de korte gebogen straatjes, het vele groen en de fiets- en wandelpaden. Er is rekening gehouden met bestaande landschapselementen, zoals de oude perenboomgaarden en de Heycop.
Bijzonder aan De Boomgaarden zijn de historische vondsten die tijdens de bouwwerkzaamheden zijn gedaan: restanten van de Romeinseweg die ooit dwars door de wijk liep, en twee wachttorens. Deze historische elementen krijgen een plaats in de wijk. De historische Romeinseweg is zichtbaar als een groene strook langs de wijk. De wachttorens zijn verbeeld door twee bijzondere kunstwerken.
De huizen in De Boomgaarden zijn voor het grootste deel eengezinswoningen in verschillende prijsklassen, variërend van betaalbare huur- tot luxe koopwoningen. In De Boomgaarden liggen verspreid over de wijk 8 ruime vrije kavels.
Voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen
In de zomer van 2004 zijn drie basisscholen van start gegaan in de zogenaamde schoolwoningen aan de Doyennéperenlaan 1. Inmiddels zijn de Zonnewereld en de Openbare Basisschool Vleuterweide verhuisd naar De Weide Wereld in deelgebied De Rietvelden fase 2. In de schoolwoningen in De Boomgaarden is nu enkel nog de basisschool De Twaalfruiter ondergebracht. Deze lokalen zijn met minimale ingrepen tot woningen om te bouwen. Bij een dergelijke oplossing krijgt men de beschikking over een volwaardig schoolgebouw en vindt later geen nodeloze sloop of afschrijving plaats. Binnen de planperiode van 10 jaar is de verwachting echter dat de locatie nog steeds noodzakelijk is als onderwijslocatie. Inmiddels is in deelgebied De Tuinlanden een tweede locatie van De Twaalfruiter in gebruik genomen.
Bedrijventerrein
Ten zuidoosten van De Boomgaarden is een klein bedrijventerrein waar ondermeer de gemeentewerf de Stits is gevestigd. Het bedrijventerrein is gesitueerd rond de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Zandweg. De omvang van het gebied is globaal begrensd door de huidige hindercontouren van deze installatie. Het bedrijventerrein kan daarom niet veel kleiner worden en mag vanwege de bestemming niet groter worden. Inmiddels is er sinds eind 2008 een tuincentrum (Overvecht) en een doe-het-zelfzaak (Karwei) gevestigd.
3.2.4 Rietvelden
Algemeen
De Rietvelden ligt in het meest westelijke deel van Vleuterweide. Het gebied ligt erg laag, daarom speelt water er een belangrijke rol. Uitgangspunt voor het ontwerp was de bestaande waterstructuur en de agrarische verkaveling, daardoor zijn de meeste straten recht en voornamelijk in noord-zuidrichting gelegen. Het gezicht van de wijk wordt bepaald door bruggetjes, vlonders en huizen aan het water.
Het dorpse karakter in De Rietvelden komt onder meer tot uiting in de grote variatie in woningtypen; er zijn zowel betaalbare huurwoningen gebouwd als tweekappers en vrijstaande woningen op vrije kavels. Veel woningen zijn vaak met voor- of achterzijde gelegen aan het water. Naast het vele water bepaalt het groen het karakter van de wijk, zo wordt het regenwater zoveel mogelijk afgevoerd via de zogenaamde wadi's, die eruit zien als lage groenstroken langs de huizen.
In totaal zijn er in De Rietvelden ongeveer 2000 woningen gebouwd, waarvan 63 vrije kavels.
Het Balkon
Het Balkon is een bijzonder deel van De Rietvelden. De woningen die hier gebouwd zijn, liggen in clusters en zijn uitgegraven in de grond waardoor de kavels ongeveer drie meter lager komen te liggen dan het omringende landschap. In de voortuinen kan ook geparkeerd worden.
De begane grond ligt aan de binnentuin, de eerste verdieping aan het hoger gelegen landschap dat wordt ingericht als een boomgaard met veel verschillende bloesemdragende bomen. Vanaf de buitenkant van het deelplan is het hoger gelegen plateau bereikbaar via luie hellingen met gras.
Bouwspeeltuin in De Scheg
Centraal in Vleuterweide, op zo'n 200 meter van kindercluster De Weide Wereld en de Cultuur Campus en aan de rand van De Rietvelden is een bouwspeeltuin gerealiseerd. Het zijn twee verbonden eilanden, met als thema water. Het westelijk eiland is altijd toegankelijk, waar bankjes, een grasveld, pierbadje en speeltoestellen geplaatst zijn. Het oostelijk eiland heeft openingstijden en is geschikt voor oudere kinderen.
Voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen
In De Rietvelden zijn verschillende voorzieningen. De meeste van deze voorzieningen zijn in De Weide Wereld gehuisvest. In De Weide Wereld kan men terecht voor gezondheidszorg, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, sport en andere activiteiten. Daarnaast is er aan de Mattenbieslaan 32-34 het Wijkzorgcentrum Vleuterweide. Het centrum biedt verscheidene faciliteiten op het gebied van gezondheidszorg.
3.2.5 Het centrum en De Hoven
Algemeen
Het meest stadse deel van Vleuterweide wordt gevormd door Het Centrum & De Hoven. Deze buurten worden aan de noordoostkant begrensd door de Europaweg en het Maxima Park. Het Centrum is het hart van Vleuterweide, waar voorzieningen zijn, zoals winkels, horeca, scholen, een bibliotheek en een gezondheidscentrum. De Hoven is een woonbuurt.
Het Centrum & De Hoven zijn ontworpen met een knipoog naar de oude landgoederen in de omgeving, waarbij Het Centrum het landgoed is en de drie woonwijken eromheen, De Hoven, de landerijen verbeelden. Kenmerkend voor de architectuur van de wijk is de combinatie van de opvallende frivole bouwstijl van Het Centrum met de meer traditionele statige woningen in De Hoven.
Het Centrum & De Hoven is het meest oostelijk gelegen deelplan van Vleuterweide. In totaal komen er rond de 1800 woningen in Het Centrum & De Hoven. In Het Centrum zijn bijzondere woningen aan het water gebouwd en boven de winkels en de verschillende voorzieningen zijn appartementen gerealiseerd.
In De Hoven zullen in totaal dertig vrije kavels worden uitgegeven. Deze kavels liggen verspreid over de drie Hoven. Deze kavels zijn niet welstandsvrij, wat inhoudt dat er aanvullende eisen gesteld worden, zodat de woningen op deze kavels passen binnen de stijl en karakter van Het Centrum & De Hoven.
Voorzieningen
In Het Centrum komt een opvallende combinatie tussen winkels en diensten als medische voorzieningen, kinderopvang, school, een bibliotheek, een kerkelijk centrum en een jongerencentrum. Veel van deze laatste onderdelen, die van groot belang zijn voor de levendigheid en het welzijn van een wijk, zijn ondergebracht in de Cultuurcampus.
Naast de voorzieningen in Het Centrum is er in de woonbuurt daar aan grenzend een gezondheidscentrum gerealiseerd. Daarin is ondermeer ruimte voor een huisartsenpraktijk en een apotheek.
3.2.6 De Tuinlanden
Algemeen
Dit deelgebied ligt in het zuidoosten van Vleuterweide. De Tuinlanden is de laatst gerealiseerde grote deelwijk van Vleuterweide en bevat circa 970 woningen, twee basisscholen, kinderopvang en een zorgvoorziening. Het gebied ligt in de zuid-oosthoek van Vleuterweide, tussen de Leidsche Rijn en de Landschapsbaan. Aan de westzijde wordt het plan begrensd door de Veldhuizerweg en de oostzijde door de Europaweg. De Tuinlanden heeft een dorps karakter.
In het deelgebied zijn alle categorieën vertegenwoordigd in de vorm van rijwoningen, twee-onder-één- kapwoningen, vrijstaande woningen en appartementen. Tevens zijn 6 vrije kavels. In het plan zijn twee woonwagenstandplaatsen opgenomen.
De Hoofdstraat vormt de ruggengraat van De Tuinlanden. Twee basisscholen vormen het begin en het einde van de Hoofdstraat. De scholen markeren het punt waar de Hoofdstraat door twee ontsluitingswegen wordt aangesloten op de Landschapsbaan. De Hoofdstraat is de letterlijke vertaling van het "dorps wonen" van de deelwijk Vleuterweide. Deze straat verbindt de buurten, de scholen, een kinderdagverblijf, een zorgvoorziening, een boomgaard, de watergang, een bushalte en een pleintje. De verscheidenheid aan functies, de verschillende vormen van gebruik en de ruimte voor ontmoeten maken van de Hoofdstraat een levendig onderdeel van De Tuinlanden. Het wonen in verschillende typologieën draagt in belangrijke mate bij aan het afwisselende, dorpse karakter van de Hoofdstraat.
De bebouwing aan de Hoofdstraat is een afspiegeling van de achterliggende buurten. Aan de noordzijde betekent dit een dichtere structuur met veelal woningen in aaneengesloten rijtjes. De bebouwing aan de zuidzijde is losser en opener doordat de woningen op ruimere kavels staan. Dit is representatief voor het woongebied wat zich in de richting van de Zandweg (weg langs de Leidsche Rijn) uitstrekt. De buurten van De Tuinlanden zijn door middel van een stelsel van informele routes sterk met elkaar verbonden. De informele routes bieden bij uitstek de gelegenheid tot ontmoetingen in de buurt.
Voorzieningen
Twee basisscholen worden in het gebied gerealiseerd: De Twaalfruiter en de Sint Maarten (Speciaal Basis Onderwijs). Ook komt er een voorziening voor kinderopvang, waaronder buitenschoolse opvang. Tot slot is een zorgvoorziening opgenomen in het deelplan.
3.2.7 De Erven
Algemeen
De naam van de buurt De Erven verwijst naar het parkachtige, beschutte karakter van de jaren '80 woonerven. De wijk ligt in het noorden van Vleuterweide en grenst aan Vleuten. Er zijn en komen hier zowel woningen als enkele kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Het NS-station van Vleuten is in 2007 verplaatst naar de rand van De Erven. Ook de HOV-lijn stopt op dit vervoersknooppunt.
Aan de oostzijde van De Erven, tegen de wijk Achter 't Spoor, is al een strook bebouwing gerealiseerd. Het betreffen 46 woningen voor bewoners van de wijk Achter 't Spoor, die in verband met de verbreding van de spoorlijn weg moesten. In de planning is dit deel van deze buurt daarom naar voren gehaald. Aan een brede groenstrook is een bijzondere rij huizen ontstaan, waar middeldure koop-, sociale huur- en middeldure seniorenwoningen door elkaar in een rij geplaatst zijn.
Voorzieningen
Openbaar vervoerknooppunt
Het nieuwe NS-station van Vleuten is in 2007 verplaatst naar De Erven en maakt deel uit van het vervoersknooppunt dat in De Erven ontstaat. Naast treinen hebben de stads- en streekbussen en de HOV-bussen een halte bij het NS-station. Het stationsplein is nu ingericht als tijdelijke parkeerplaats.
3.2.8 De Hagen
Algemeen
De Hagen is de kleinste woonbuurt van Vleuterweide die is gerealiseerd aan de oostzijde van de bestaande wijk Achter 't Spoor in Vleuten. Aan de zuidzijde grenst deze wijk straks aan Het Centrum & De Hoven. Met dit plan, dat bestaat uit 122 woningen en een brandweerpost, is de wijk Achter 't Spoor 'afgerond'. De buurt Achter 't Spoor is tevens een woonwijk van het dorp Vleuten.
De Hagen heeft de vorm van een taartpunt; het meest opvallend is de halfronde straat aan de oostzijde (cresent), met huizen met licht gebogen gevels en deels diepe achtertuinen. Andere opvallende elementen in deze buurt zijn een waterpartij - een grachtje - met daaraan gelegen woningen en twee rijen patiowoningen aan de zuidzijde en in het noorden van de wijk. De woningen in de wijk variëren van sociale huur- tot dure koopwoningen.
Voorzieningen
Bij de entree van de wijk De Hagen is een brandweerpost gebouwd. Deze vervangt de brandweerpost in Vleuten. De hoofdpost van de brandweer is reeds gevestigd in Het Zand in Leidsche Rijn.
In de oude wijk Achter 't Spoor zijn enkele kleinschalige dienstverleners (kapper) en detailhandel aan de Stationsstraat aanwezig.
3.2.9 Monumenten en cultuurhistorie
In het plangied zijn enkele panden met een monumentale status. Het betreffen:
Zandweg 200 | Rijksmonument | boerderij 'Vleuterweide'; voorheen Vleuten-De Meern |
Zandweg 206 | Gemeentelijk monument | boerderij 'Vleuterweide'; voorheen Vleuten-De Meern |
Zandweg 225 | Rijksmonument | boerderij 'Goedenburcht' |
Ten aanzien van de monumenten zijn de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing. Bescherming vindt in het kader van dit instrumentarium plaats.
3.3 Functionele Structuur
Voorzieningen
Bestaande voorzieningen
Veel voorzieningen in Vleuterweide worden geconcentreerd in Het Centrum, het kloppende hart van de wijk. Na de opening van De Cultuurcampus, bibliotheek en het Amadeus Lyceum in het voorjaar van 2009, is ook het winkelcentrum en de woningen in gebruik genomen. Er is ook een kleinschalig kantorencomplex.
De Weide Wereld is sinds begin 2007 geopend en herbergt twee basisscholen (OBS Vleuterweide en de Zonnewereld), kinderdagverblijven, buiten schoolse opvang, een sportcomplex, Zuwe Welzijn, buurtcentrum De Parasol, en het dagverblijf Reynaerde voor gehandicapte kinderen. Basisschool De Twaalfruiter is gevestigd in de Rietvelden en ook het schoolgebouw van De Twaalfruiter in de Tuinlanden is in gebruik genomen. In De Hoven is sinds medio 2008 een Gezondsheidscentrum gerealiseerd met een variëteit aan gezondheidsvoorzieningen onder één dak. De Bouwspeeltuin is in de zomer van 2009 geopend en vormt een speelparadijs voor kinderen van alle leeftijden. Op bovenstaande kaart staan met stippen de locaties van deze voorzieningen aangegeven. In De Boomgaarden zijn sinds 2008 een bouwmarkt en tuincentrum van start gegaan.
Alle maatschappelijke locaties zijn vrijliggende percelen met daarop het bouwblok (met uitzondering van locatie B). Deze blokken zijn stedenbouwkundig zeer bepalend voor de wijk en als zodanig bij de ontwikkeling van de deelgebieden zorgvuldig ingepast.
Afbeelding maatschappelijke locaties in het plangebied.
Op bovenstaand kaartje zijn de maatschappelijke locaties in het plangebied weergegeven. Hieronder is aangegeven welke functie er op dit moment aanwezig is per locatie:
- A. Gouden Koetslaan 97. Dit is een brandweerpost waarin de vrijwillige brandweerpost Vleuten en de jeugdbrandweer Utrecht zijn gehuisvest.
- B. Europaweg: begraafplaats.
- C. Burchtpromenade 2: Cultuurcampus Vleuterweide. In de cultuurcampus komen onderwijs, sociale voorzieningen, kunst, cultuur en kennis bij elkaar. Hierin zit onder meer het Amadeus Lyceum, Abrone, Bibliotheek Utrecht, Utrechts Centrum voor de Kunsten, etc.
- D. Utrechtse Heuvelrug 130/132: Gezondheidscentrum met onder meer huisartsenposten, een apotheek en de poliklinieken van St. Antonius Ziekenhuis
- E. Speeltuin/sportveld
- F. Moerasvaren 28: Bouwspeeltuin Vleuterweide en Albatros
- G. Trompetbloemlaan/Teunisbloemlaan: Kindercluster Noord of te wel De Weide Wereld. Hierin zitten diverse maatschappelijke voorziening, hoofdzakelijk onderwijs en kinderopvang, te weten Jenaplanschool Zonnewereld, Openbare Basisschool Vleuterweide, Kinderdagverblijf De Kameleon Opvang, Buurtcentrum De Weide Wereld, Kinderdagverblijf Het Zandkasteel, Kindercentrum De Ster
- H. Passiebloemweg: Deze locatie is genaamd Het Balkon, hierin is onderwijs en kinderopvang gehuisvest
- I. Doyenneperenlaan: Onderwijs Basisschool De Twaalfruiter
- J. Kweektuinlaan 11: Onderwijs Basisschool De Twaalfruiter en kinderopvang
- K. Binnentuinlaan: onderwijs en zorg.
De Utrechtse Vastgoed Organisatie heeft als doel het zo efficiënt mogelijk huisvesting, in de zin van vastgoed, beschikbaar stellen ten behoeven van de beleidsdoelen van de gemeente Utrecht. De stad Utrecht, en in het bijzonder enkele deelgebieden in Leidsche Rijn waaronder Vleuterweide, kent een dynamiek waarin verschuivingen in de huisvestingsbehoefte vanuit de beleidsdoelen kan optreden. Redenen hiervoor zijn onder andere de groeiende wijk en een veranderende wijksamenstelling. Om gedurende de levensduur van een vastgoedobject flexibel te kunnen zijn in de wijze waarop het beschikbaar gesteld wordt, om een zo passend mogelijke match te realiseren tussen de huisvestingsbehoefte en het huisvestingsaanbod, is het van belang om de ruimtelijke kaders ook flexibel te houden.
In bestemmingsplan Vleuterweide was aanvankelijk ondermeer voor maatschappelijke bestemmingen een bebouwingspercentage gerelateerd aan de perceelsgrootte opgenomen. Voor alle maatschappelijke locaties geldt dat de bouwpercelen groter dan 400m² zijn. Deze mochten tot 40% worden bebouwd. Meerdere percelen hebben middels ontheffinsprocedures bij de vergunningverlening een wat groter bebouwingspercentage gekregen. Er zijn echter ook enkele bouwpercelen die nog een wat kleiner bebouwingspercentage hebben.
Er is daarom gekozen voor het vastleggen van de huidige bebouwing middels een bouwvlak op het bouwperceel. Daarnaast is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om bebouwing uit te breiden naar maximaal 40% van het bouwperceel, indien het bouwperceel nog niet voor 40% bebouwd is in de bestaande situatie. De afwijkingsbevoegdheid stelt verder als eisen dat een uitbreiding stedenbouwkundig, milieutechnisch en verkeerstechnisch inpasbaar moet zijn. Door de afwijkingsbevoegdheid ontstaat ruimte om in voorkomende gevallen te zoeken naar een goede inpasbaarheid en ontstaat duidelijkheid voor de omgeving.
3.4 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoewel de bebouwing in het plangebied grotendeels gerealiseerd is, is er nog een aantal locaties in het plangebied waar nog bouwplannen zullen worden gerealiseerd. Dit betreft over het algemeen plannen die in hoofdlijnen zijn voorzien in stedenbouwkundige plannen voor het gebied, maar die om diverse redenen tot dusver nog niet gerealiseerd konden worden.
Onderstaand kaartje van het plangebied geeft aan welke locaties dit betreft. Per locatie wordt kort aangegeven welke ontwikkeling mogelijk is.
Afbeelding Ontwikkelingslocaties
Locatie 1 en 2 - Paddenstoelenlaan, Melkzwamsingel, Oesterzwam, Inktzwamsingel, Honingzwam
In dit gebied is woningbouw (1) en het bouwen van een schoollocatie (2) gepland. In het programma zijn 140 appartementen opgenomen.
Locatie 3 – Vrije kavel 89 (Zilverschoonlaan)
Aan de Zilverschoonlaan ligt een onbebouwde vrije kavel. Op dit moment is de kavel in gebruik als tuin bij de naast gelegen woning. Er rust een bouwrecht voor 1 woning op.
Locatie 4 en 5 – Vrije kavels naar Ivoorzwamsingel en aan de Bokaalzwam
Tussen de woningen Ivoorzwamsingel 33 en 35 ligt een perceel waar twee vrije kavels op geprojecteerd zijn (4). Aansluitend ligt een gebied (5) waarop in totaal 14 vrije kavels liggen. In totaal worden hier 16 vrijstaande woningen ontwikkeld.
Locatie 6 – Vrije kavel 141 (Boterbloemsingel/Hoornbloemlaan)
Op de hoek Boterbloemsingel/Hoornebloemlaan ligt een onbebouwde vrije kavel. Er mag 1 woning gebouwd worden.
Locatie 7 – Vrije kavel Belleperenlaan
In het zuiden van de Belleperenlaan ligt nog een onbebouwde vrije kavel. Hier mag 1 vrijstaande woning worden gebouwd.
Locatie 8 – Vrije kavel
Naast Zandweg 225 is een grote vrije kavel. Hier mogen 6 vrijstaande woningen gebouwd worden.
Locatie 9 – Winkelcentrum Vleuterweide
Aan de rand van het winkelcentrum Vleuterweide is deze locatie nog onbebouwd. Op deze locatie zijn 12 woningen gepland van maximaal 6 bouwlagen hoog. Tevens is aansluitend op de bebouwing van het winkelcentrum een gebouw gepland met maximaal 30 woningen; ook in maximaal 6 bouwlagen.
Locatie 10 Centrum Vleuterweide
Op deze locatie worden gestapelde en grondgebonden woningen toegestaan. Omdat er nog geen stedenbouwkundig plan is voor deze locatie een uit te werken bestemming opgenomen.
Locatie 11 – Vrije kavels deelgebied 4
Binnen deelgebied 4 zijn nog enkele vrije kavels niet ontwikkeld. Deze bevinden zich aan de zuidzijde van het plangebied. Op deze kavels is het mogelijk om vrijstaande woningen te bouwen.
Locatie 12 – Vrije kavel
Naast Zandweg 214 ligt een grote vrije kavel. Hier mogen 2 vrijstaande woningen worden gebouwd.
Locatie 13 – Paleistuinlaan/Villatuinlaan
In het gebied de Tuinlanden is deze locatie nog onbebouwd. Er mogen grondgebonden woningen worden gerealiseerd.
Locatie 14 – Vrije kavels
Naast Zandweg 206 zijn 4 grote vrije kavels gelegen. Hier zijn woningen toegestaan.
Locatie 15 – De Tuinlanden Zuid
In het gebied de Tuinlanden is deze locatie nog onbebouwd. Er mogen grondgebonden woningen worden gerealiseerd.
Locatie 16 – Chinesetuinlaan, Binnentuinlaan, Paradijstuinlaan, Wereldtuinenlaan
In dit gebied worden in fases nieuwe woningen gebouwd. In het gebied is nog ruimte voor nieuwe woningen.
Locatie 17 – Schoollocatie Binnentuinlaan. Deze school is inmiddels gebouwd.
Op deze locatie is een school voorzien.
Locatie 18 & 19 – vrije kavels
Aan de Zandweg zijn in de afrondende fase van het onderzoek nog twee locaties toegevoegd waar woningen gebouwd kunnen worden. Locatie 18 is gelegen ten oosten van locatie 12. Hierop zijn 2 woningen toegestaan. Locatie 19 is gelegen ten oosten van locatie 13 en 14. Op deze locatie zijn maximaal 6 woningen toegestaan.
De toegestane bouwhoogte voor grondgebonden woningen is maximaal 12 meter, voor meergezinswoningen 24 meter en in het centrum van Vleuterweide is deze maximaal 18 meter (e.e.a. conform de verbeelding).
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden
In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de relevante (milieu)aspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd.
4.1 Milieu-effect Rapportage
Kader
Het doel van een milieu effect rapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten.
Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben
In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Echter op grond van een uitspraak van het Europese Hof (van 17/10/2009(C-255/08) dienen ook initiatieven die niet voldoen aan de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. kritisch bekeken te worden of deze milieueffecten kunnen hebben. Indien dit het geval is dient hiervoor ook een MER of m.e.r-beoordeling te worden opgesteld.
Plansituatie
In 1995 is het Intergemeentelijk Structuurplan voor de regio Utrecht vastgesteld. Dit plan is in 1997 vertaald in het Regionaal Structuurplan (verder RSP) In het RSP is het ruimtelijk beleid van de stadsregio rond Utrecht vastgesteld voor de periode 1995-2005 met een doorkijk naar 2015. Onderdeel van het RSP is de ontwikkeling van Leidsche Rijn. Voor het RSP is een m.e.r.-procedure doorlopen. In 2002 heeft, in verband met een partiële herziening van het RSP voor het onderdeel Leidsche Rijn, een actualisatie van het Milieueffectrapport (MER) plaatsgevonden.
Omdat er ten behoeve van het (aangepaste) RSP destijds voor de locatie Leidsche Rijn een MER is opgesteld en in dat aangepaste RSP één of meer cbb's is/zijn opgenomen is het overgangsrecht van het in 2006 inwerking getreden besluit-m.e.r 1994 van toepassing en kan derhalve in beginsel worden geconcludeerd dat de m.e.r-plicht voor de (verdere) planologische besluitvorming omtrent LR is "uitgewerkt".
De 17 ontwikkellocaties van dit gedeelte van de Vinex Leidsche Rijn valt binnen de kaders van het genoemde structuurplan en bijbehorende MER.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er vinden met dit bestemmingsplan geen activiteiten plaats die de geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschrijden. Tevens zijn er, zoals blijkt uit beschrijving van de in dit hoofdstuk weergegeven diverse relevante milieukaders (zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, archeologie, ecologie en water) geen andere factoren aanwezig die aanleiding geven tot het opstellen van een MER.
Aangezien in dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen van geringe omvang zijn voorzien, kan geconstateerd worden dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden (waarbij onder meer rekening is gehouden met de criteria in bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn (richtlijn 2011/92/EU) die maken dat de uitvoering van dit plan kan leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het verrichten van vervolgmilieuonderzoek (eventueel in de vorm van een milieueffectrapportage) noodzakelijk maken. Zo heeft het bestemmingsplan betrekking op bestaand stedelijk gebied en liggen er geen kwetsbare gebieden in of in de nabijheid van het plangebied.
4.2 Geluidhinder
Kader
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven.
De regels van de Wet geluidhinder, ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs en zorg) zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De Wet geluidhinder ziet alleen toe op zaken die nieuw zijn of veranderen, zoals:
- bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of gezoneerde industrieterreinen;
- bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe wegen (niet bij wegen waarvoor een maximum snelheid van minder dan 50 km/u geldt);
- reconstructie van wegen of wijzigen van gezoneerde industrieterreinen.
De Wet geluidhinder kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan er een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde') tot aan een zekere maximale ontheffingswaarde. Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'. De grenswaarden zijn voor binnenstedelijk wegverkeer in de bestaande stad 48-63 dB en in uitleggebieden zoals Vleuterweide 58 dB, voor spoorweglawaai 55-68 dB en voor gezoneerde industrieterreinen 50-55 dB(A).
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.
Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De voorwaarden uit de Geluidnota Utrecht 2007 op basis waarvan een hogere waarde kan worden vastgesteld, zijn:
- Iedere woning dient te beschikken over een geluidsluwe gevel;
- De woning bevat voldoende verblijfsruimten aan de geluidsluwe gevel, te weten 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van de oppervlakte van het verblijfsgebied;
- Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag er in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan op de geluidsluwe gevel.
Plansituatie
De bouwmogelijkheden die mogelijk zijn gemaakt door het bestemmingsplan Vleuterweide uit 2002 zijn zo goed als gerealiseerd. Het voorliggende plan maakt voornamelijk het realiseren van woningen op losse kavels mogelijk. Verder is in tegenstelling tot het vorige plan langs het spoor de mogelijkheid voor het realiseren van woningen in plaats van kantoren opgenomen alsmede de realisatie van de onderwijsfunctie. Voor het gestelde in de Wet geluidhinder moet ook voor die woningen die op grond van het oude plan reeds realiseerbaar waren edoch nog geen omgevingsvergunning een hernieuwde toetsing plaats vinden. Dit is het geval in o.a. de Tuinlanden.
Aangezien de nieuwe ontwikkelingen in de geluidzone van de spoorweg Utrecht-Woerden, danwel andere wegen liggen,is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit om enerzijds aan te tonen dat het plan voldoet aan de Wet geluidhinder en anderzijds om aan te tonen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
De geluidsbelastingen op de meeste locaties (uitgezonderd beperkte delen van 1 en 15) zijn zowel vanuit het gestelde in de Wet geluidhinder als de Wet ruimtelijke ordening aanvaardbaar. Voor de Wet geluidhinder zal gekoppeld aan het bestemmingsplan wel een hogere grenswaarde vastgesteld dienen te worden.
Langs het spoor wordt op locatie 1 de maximale ontheffingswaarde overschreden op de bovenste vier bouwlagen. Hier zal bij de uitwerking een dove gevel moeten worden toegepast. Op de locatie 15 langs de Zandweg wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden vanwege de situering van de bestemmingsplangrens (te) kort op de weg. In de praktijk is hier sprake van een bestaand lint waarin op veelal vrije kavels ruimtelijke ontwikkeling wordt toegestaan. Indien er bij de uitwerking een normale tuin wordt toegepast is de verwachting dat de geluidsbelasting de maximale waarde van 58 dB niet overschrijdt.
Daar waar uit het onderzoek is gebleken dat de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden, kunnen alleen geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd met toepassing van een dove gevel. Het is ook een mogelijkheid om bij de uitwerking een grotere afstand aan te houden of minder hoog te bouwen om zo de maximale waarden niet te overschrijden. Indien de berekende geluidsbelasting meer is dan de (beleidsmatige) maximale ontheffingswaarde wordt voor die betreffende locatie het maximum toelaatbare vastgesteld.
Om een en ander te borgen zijn in de regels van het bestemmingsplan voorzieningen opgenomen dat aan de voorwaarden van het hogere waarden besluit moet worden voldaan:
Voor het realiseren of wijzigen van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
4.3 Milieuhinder Bedrijvigheid
Kader
In de gemeente Utrecht wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar ook dient te worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving, of dat omgekeerd de bedrijvigheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Van belang zijn in dit kader de invloed van geluid, geur, veiligheid en luchtkwaliteit van het bedrijf op de gevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan.
Het streven is om werkfuncties in de woonomgeving te integreren om daarmee levendigheid in de woonwijken te vergroten. Deze werkfuncties mogen alleen geen overlast veroorzaken. dus bedrijven die (te veel) geur of geluidshinder veroorzaken, overlast geven of andere risico's voor de gezondheid en veiligheid met zich meebrengen moeten ruimtelijk worden gescheiden van de gevoelige bestemmingen als wonen. Dit wordt bereikt door milieuzonering.
In één van de bijlagen van de regels is de Staat van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging" opgenomen. Deze lijst laat zien welke bedrijven tot welke milieucategorie horen en in een bepaald gebied van dit bestemmingsplan toelaatbaar zijn. De SvB "functiemenging"maakt onderscheid tussen bedrijven uit categorie A, B1, B2 en C. Bedrijven uit categorie A en B1 zijn zodanig weinig milieubelastend dat deze direct naast , of onder woningen voor kunnen komen. Bedrijven uit categorie B2 zijn ook toegestaan binnen een woonfunctie, maar dienen ruimtelijk gescheiden te zijn van gevoelige functies, Bedrijven uit categorie C zijn bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking.
Algemene toelaatbaarheid
Bij het opstellen van deze milieuzonering is gebruik gemaakt van de SvB "functiemenging"Zoals reeds eerder is aangegeven , wordt bij milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging rekening gehouden met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied in de directe omgeving.
In dit bestemmingsplan worden alleen bedrijven tot categorie A, B1 en B2 toelaatbaar geacht
Voor het toestaan van bedrijven wordt gebruik gemaakt van de bedrijvenlijst en bijbehorende toelaatbaarheid conform de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009". Voor het bedrijventerrein rond de RWZI aan de Zandweg wordt de categorisering 1; 2; 3.1 uit de VNG lijst toegepast.
Plansituatie
Bedrijf | Adres | Categorie/afstand |
RWZI | Zandweg | 3.1 / 50 meter |
Kringloopstations De Stits | Zandweg | |
Jan Oskam en Zn. | Europaweg 2 | 3.1 / 50 meter |
Brandweerkazerne | Gouden Koetslaan 97 | 3.1 / 50 meter |
Gasunie, gasontvangststation | Europaweg 44 | specifiek bestemd, veiligheidszone 25 meter |
De volgende milieuhinderzones rond bestaande bedrijfsactiviteiten en hinderveroorzakende activiteiten in en in de omgeving van het plangebied stellen randvoorwaarden aan planvorming.
Rond de RWZI ligt een milieuhinderzone voor geur. Deze bedrijfsactiviteit is de afgelopen jaren niet veranderd. Er zijn geen klachten bekend. De aan te houden afstand tot een rustige woonwijk blijft ongewijzigd te weten 50 meter.
Kringloopstation De Stits. Dit bedrijf verwerkt afval. De provincie Utrecht is bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. Het bedrijf is ingepast in de plannen die de afgelopen jaren zijn gerealiseerd.:
Europaweg 2: fruitopslag/-koelbedrijf Handelmaatschappij Jan Oskam en Zn. Bedrijfsbebouwing met koelcellen. Geluid is de belangrijkste hinderaspect vanwege laden en lossen en het gebruik van heftrucks. Het bedrijf valt in categorie 3.1. In de nabijheid van het bedrijf worden met dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Brandweerkazerne Vleuterweide Gouden Koetslaan 97
milieuzonering 3.1 aan te houden afstand 50 meter.
Het gasontvangststation is een station waar de overdracht van gas van een hogedruk aardgasleiding naar het locale net plaats vindt. Volgens het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM) gelden veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Het gasontvangstation is apart bestemd en op de verbeelding is een veiligheidszone opgenomen rond het station. Die veiligheidszone is 25 meter, gerekend vanaf het hekwerk. In de planregels zijn de afstandsnormen van het Barim opgenomen en geborgd.
Voor het overig plangebied is de categorisering volgens functiemenging (A,B1, B2, C) van toepassing
Conclusie
Met hierboven aangegeven samengaan van niet gevoelige functies en gevoelige bestemmingen wordt er een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.
4.4 Geur
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of 'immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning 'terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend. Voor specifieke bedrijven is in artikel 5.3 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) aangegeven op welke wijze met geur moet worden omgegaan om te bepalen of er sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.
Dit soort bedrijven bevindt zich niet binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan. Kleinere bedrijven zoals horecavestigingen, of een bakkerij kennen soms ook geurhinder, maar daarvoor zijn geen richtlijnen opgesteld.
Plangebied
Binnen het plangebied van Vleuterweide is sprake van industriële geurhinder vanwege RWZI. Hiervoor is al op dit aspect ingegaan.
Ook is de vestiging van horeca mogelijk. De richtafstand van deze vestigingen tot de woonomgeving is volgens de systematiek van milieuzonering 30 meter.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.5 Externe Veiligheid
Kader
In bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Naast de bedrijven kunnen ook het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water en door buisleidingen, risico's opleveren
Plansituatie
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. Transportroutes over weg en water liggen op grote afstand van het plangebied en zijn niet relevant.
- De spoorlijn Utrecht – Woerden loopt in het uiterste noorden van het plangebied.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Het plangebied wordt doorkruist door enkele hogedruk aardgastransportleidingen.
- Bedrijven die vallen onder het Bevi. Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
- Gasontvangstation. Een dergelijk station bevindt zich aan de Europaweg 44.
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; voor transportleidingen).
Vervoer over de spoorlijn Utrecht-Woerden
Deze spoorlijn maakt geen deel uit van het zogenaamde Basisnet. Dit betekent dat er voor deze spoorlijn geen risicoruimte wordt opgenomen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en dat in verband met het berekenen van het groepsrisico uitgegaan kan worden van nul transporten. De consequentie hiervan is dat er geen enkele PR contour bestaat en dat het groepsrisico gelijk aan nul is.
Vervoer door aardgasleidingen
Het risico bij aardgasleidingen wordt vooral veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging bij graafwerkzaamheden etc. Het vrijkomende gas zal tot een ontploffing leiden gevolgd door brand.
Vanwege de risico's is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb beschrijft de afstanden tussen buisleidingen en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Op geen enkele plek langs het beschreven tracé binnen het plangebied bestaat er een PR=10-6 contour.
Binnen de belemmeringenstrook bevindt zich op geen enkele plek een gebouwd object.
Volgens uitgevoerde berekeningen van de groepsrisico's blijkt dat de groepsrisico's binnen het plangebied laag zijn en in veel gevallen zelfs verwaarloosbaar.
Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Voor een uitgebreidere onderbouwing van de conclusies wordt verwezen naar bijlage 2 bij deze toelichting.
4.6 Luchtkwaliteit
Kader
Artikel 5.16 Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Luchtkwaliteitseisen vormen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, indien
- aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
- een project – al dan niet per saldo – niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
- aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht.
- het voorgenomen besluit is genoemd of is niet in strijd is met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten, dat erop is gericht om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. De 'in betekenende mate (IBM)' projecten zijn meegenomen in de gebiedsgerichte programma's van het NSL. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op de afzonderlijke effecten op de luchtkwaliteit, maar zijn reeds in het NSL meegenomen.
Plansituatie
De ontwikkeling van Vleuterweide maakt deel uit van het project 'Ontwikkeling Leidsche Rijn'. Dit project (IB. nr. 1310) is als zodanig opgenomen en beschreven in het NSL. De ontwikkeling past binnen de totale omvang van het IBM project en derhalve binnen het NSL.
De verkeersproductie als gevolg van de ontwikkelingen in Leidsche Rijn is opgenomen in het verkeersmodel (VRU2.0 UTR2.2) van de gemeente Utrecht. Deze vormt de basis voor de luchtkwaliteitberekeningen van de Monitoringstool. Op basis van de resultaten van de Monitoringstool 2012 (peiljaren 2015 & 2020) kan tevens worden geconcludeerd dat de ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden (stikstofdioxide NO2, fijn stof PM10).
Uitsnede jaar 2015/2020 rekenresultaten Monitoringstool_2012 (http://www.nsl-monitoring.nl/)
Bij de onderhavige planontwikkeling is het Besluit gevoelige bestemmingen niet van toepassing aangezien er binnen de onderzoekszone (van respectievelijk 300 meter vanaf de rand van een rijksweg en 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg) niet voorzien is in realisatie c.q. uitbreiding van een gevoelige bestemming.
Afweging gezondheidsbelang in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing
Uiteraard is en blijft het beginsel van een goede ruimtelijke ordening onverkort van kracht en moet zorgvuldig worden omgegaan met de belangen van mensen die blootgesteld worden aan eventuele luchtverontreiniging. Gezondheidskundige overwegingen krijgen een plek in de integrale afweging die gemaakt wordt in het kader van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Ten behoeve hiervan heeft de GG&GD Utrecht een advies uitgebracht.
Conclusie
De ontwikkeling van Leidsche Rijn, waarvan Vleuterweide deel uit maakt, is als zodanig opgenomen en beschreven in het NSL (IB-1310). In dit kader wordt dan ook voldaan aan artikel 5.16 lid 1, onder d van de Wet milieubeheer.
Tevens kan op basis van de Monitoringstool berekeningen worden geconcludeerd dat realisatie van Leidsche Rijn Vleuterweide niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden.
Uit oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
4.7 Bodem
Kader
Bij het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
- Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
- Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
- Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.
Plansituatie
Ten zuidoosten van het plangebied Vleuterweide ligt het waterwingebied De Meern. Het zuidoostelijk deel van het plangebied ligt in de boringsvrije zone rondom het waterwingebied. Hier is de Provinciale milieuverordening Utrecht van kracht en er worden extra regels gesteld aan het doorboren van de slecht doorlatende laag russen het eerste en tweede watervoerend pakket rond 40m-mv. De ontwikkellocaties 11,13 t/m 17 bevinden zich in deze boringsvrije zone.
In het plangebied zijn vanwege de geplande nieuwbouw eerder diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit ter plaatse. Er zijn licht tot plaatselijk matige verontreinigingen aanwezig. Er is één kleinschalig geval van ernstige bodemverontreiniging met lood in Vleuterweide bekend, maar deze bevindt zich niet ter plaatse van de huidige ontwikkellocaties. Enkele deellocaties liggen in een gebied waar na het bouwrijp maken een uitkeuringsonderzoek is verricht. Mogelijk kunnen de eerdere bodemonderzoeken worden gebruikt bij het aanvragen van de omgevingsvergunning.
Op basis van het bodembeheerplan 2012 is het plangebied ingedeeld in de klasse landbouw/natuur voor zowel de ontgravingskwaliteit als de toepassingskwaliteit. Eventueel grondverzet moet met deze kwaliteitsklasse rekening houden.
Conclusie
Er worden ten aanzien van de bodemkwaliteit geen belemmeringen voor de geplande ontwikkelingen verwacht. Bij de omgevingsvergunning zal dit verder worden getoetst. Ter plaatse van de boringsvrije zone van het waterwingebied mogen geen diepe grondwerkzaamheden worden verricht, waarbij de scheidende laag wordt aangetast.
4.8 Flora En Fauna
Groen
Kader
Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur dient te worden gecompenseerd.
Ecologie
Kader
De Natuurbeschermingswet 1998 vervangt de Natuurbeschermingswet 1968. De wet is per 1 oktober 2005 in werking getreden. In de Natuurbeschermingswet 1998 is ook de bescherming van de Speciale Beschermingszones (SBZ) op grond van de Habitat- en Vogelrichtlijn geregeld, vanaf het moment dat de gebieden zijn aangewezen door Brussel. DeNatuurbeschermingswet 1998 regelt ook de bescherming van de zogenaamde Beschermde Natuurmonumenten en de gebieden die de minister van EZ aanwijst ter uitvoering van de internationale verplichting, zoals RAMSAR wetlands. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken op de kwalificerende natuurwaarden van het gebied (externe werking).
Ecologische Hoofdstructuur
De Nota Ruimte vervangt het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) en geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in het landelijke gebied in onder andere de vorm van Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.
Flora en faunawet
In de Flora en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora en Faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings-)plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Flora en fauna wet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.
Plansituatie
De gemeente Utrechts is voornemens om op 17 locaties in het plangebied binnen Vleuterweide stedenbouwkundige bouwplannen te realiseren. Deze locaties betreffen zeventien verspreid liggende percelen binnen het plangebied.
In 2004 is reeds een gebiedsdekkend verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. ten opzichte van 2004 is het gebied grotendeels bebouwd en daarmee is het plangebied wezenlijk veranderd. Daarom is wederom een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd om de consequenties met betrekking tot de natuur in kaart te brengen. Dit onderzoek beperkt zich daarbij alleen tot de eerdergenoemde 17 percelen binnen het plangebied.
Conclusie
De voorgenomen stedelijke ontwikkeling binnen de onderzochte percelen in het plangebied wordt buiten Het Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen' en tevens buiten het Natuurbeschermingsgebied 'Moerasterreinen langs de Bijleveld' uitgevoerd. Daarbij betreft het een inrichting op beperkte locale schaal en ruime afstand. Daarmee worden ook geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden verwacht.
Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 800 meter van de Ecologische Hoofdstructuur. het plangebied valt daarmee buiten de begrenzing van EHS gebied. Verdere toetsing aan het beschermingsregime van de EHS is daarom niet aan de orde.
Flora
De geplande werkzaamheden hebben geen negatieve effecten op het voorkomen van plantensoorten van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet (Ffwet), aangezien deze niet op de percelen in het plangebied voorkomen. Tabel 1 soorten als de zwanenbloem en de gewone dotterbloem kunnen wel in het plangebied worden verwacht, maar dit beperkt zich veelal tot de 'natte' oevers. Voor de tabel 1 soorten geldt daarbij een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffwet.. Hiervoor geldt wel de zorgplicht.
Zoogdieren
De percelen in het plangebied betreffen 'kale' percelen zonder bomen of gebouwen. Daarmee vindt geen verstoring plaats op vaste verblijfplaatsen van vleermuizen op desbetreffende percelen, er zijn tevens geen vleermuizen vliegroutes in de directe omgeving van de percelen aangetroffen. In dit kader zijn geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet. Wel kunnen algemene zoogdiersoorten zoals egel, mol, haas en bunzing voorkomen. Dit zijn algemene soorten van tabel 1 van de Ff-wet. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de F-fwet.
Vogels
Bij bouwwerkzaamheden kan verstoring van vogels optreden. Verstoring van broedvogels treedt op wanneer tijdens de broedperiode (circa maart t/m juli) werkzaamheden, zoals het kappen van bomen en vergraven/dempen van terrein plaatsvinden. Het verstoren van broedsel (inclusief broedende vogels, nesten en eieren) is niet toegestaan (Ff-wet).
De oeverzwaluw is recent in Vleuterweide aangetroffen. Tijdens het broedseizoen kan door ecologische begeleiding worden bepaald of en waar deze soort voor kan komen
Vissen
De bittervoorn (Ff-wet tabel 3) en kleine modderkruiper (Ff-wet tabel 2) komen volgens de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) voor in watergangen. Zolang geen werkzaamheden in 'den natte' uitgevoerd worden, wordt verstoring van vissen voorkomen. Als er wel watergangen vergraven worden, dient nader onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde vissen.
Amfibieën
Uit het NDFF blijkt dat de rugstreeppad (Ff-wet tabel 3) in het plangebied is aangetroffen. Op basis van deze terreinkenmerken en het veldbezoek kan met uitzondering van de percelen 3, 4, 6,7 en 8, het plangebied als voortplantingsgebied en leefgebied fungeren. Op basis hiervan wordt aanbevolen om aanvullend onderzoek uit te voeren naar de rugstreeppad. Voor de overige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.
Op dit moment (juni 2013) loopt er nog een aanvullend onderzoek in verband met mogelijke aanwezigheid van de rugstreeppad. Dat onderzoek kent diverse fasen. In augustus 2013 vindt een aanvullend onderzoek naar nieuwe eiafzetting plaats. Bij het bouwen op één van de in hoofdstuk 3.4 genoemde ontwikkellocaties moet de initiatiefnemer dan ook letten op de mogelijke aanwezigheid van padden. In de bestemming Groen in het plangebied kunnen paddenpoelen worden gerealiseerd, zodat padden in de omgeving van hun oorspronkelijke leefgebied in stand kunnen worden gehouden.
Overige soorten
Verder zijn geen waarnemingen bekend van overige strikt beschermde soorten. Gezien de inrichting en gebruik van de ontwikkellocaties worden deze hier ook niet verwacht. In dat kader zijn dan ook geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet.
Voor de overige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.
Conclusie
Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er een aantal beschermde soorten(rugstreeppad, bittervoorn, kleine modderkruiper, oeverzwaluw en andere broedvogels) in het plangebied voorkomt of tijdens de werkzaamheden op de werklocaties kan verschijnen. Hiermee zal rekening gehouden moeten worden. Mogelijk is een ontheffing ex art. 75 van de Flora-en faunawet nodig voor de rugstreeppad.
Tabel 4.1 Aanbevelingen en conclusies
Soortgroep | FF-wet tabel 2 / 3 | Conclusie | Aanbeveling |
Amfibieën | Rugstreeppad | Is recent aange- troffen | - aanvullend onderzoek - afhankelijk van aanvullend onderzoek een onthef- fingsaanvraag en/of maatregelen ter voorkoming van effecten op de rugstreeppad. |
Vogels | Oeverzwaluw | Is recent aange- troffen | - broedvogelinspectie - mitigerende maatregelen als in het broedseizoen wordt gewerkt. |
Vogels | Grondbroeders | Kan worden verwacht | - broedvogelinspectie - mitigerende maatregelen als in het broedseizoen wordt gewerkt. |
Vissen | Bittervoorn | Is recent aange- troffen | - aanvullend onderzoek als watergangen vergraven worden. |
Vissen | Kleine modderkruiper | Is recent aange- troffen | - aanvullend onderzoek als watergangen vergraven worden. |
Het volledige onderzoeksrapport 'Actualisatie verkennend natuuronderzoek Vleuterweide', Grontmij, maart 2013, nr. 328076 is te vinden in bijlage 3 behorende bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
4.9 Kwaliteit Van De Leefomgeving
Duurzaamheid
Kader
Uitgangspunt van de Wro en de gemeente Utrecht is te streven naar duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Dit houdt in dat het streven is naar een evenwicht tussen de 3 P's. People (sociale component), Planet (ecologie en milieu) en Profit (economie). Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens kostenbesparing op én het is goed voor het milieu.
De gemeente Utrecht heeft in haar milieubeleidsplan (MBP) op energiegebied een duidelijke ambitie vastgelegd. In het MBP en in het Programma Utrechtse Energie is opgenomen dat Utrecht in 2030 klimaatneutraal is. Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze ambitie. De inzet van maatregelen om de CO2-uitstoot vergaand te verminderen gaat in de volgorde: energiebehoefte verminderen, inzet van duurzame bronnen en, tenslotte, een zo efficiënt mogelijke omzetting van primaire energie in warmte en kracht. Die klimaatambities betekenen een fors lagere energieprestatie.
Gemeente Utrecht heeft in haar milieubeleidsplan en de daaraan gelieerde beleidsplannen en afspraken als Milleniumdoelen, Duurzaam inkopen, Utrechtse Energie 'Utrecht CO2-neutraal in 2030' Waterplan, FSC Convenant, voor de het gemeentelijk Vastgoed en met bouwende partijen ambities vastgesteld voor duurzaam bouwen, energie, materiaalgebruik.
Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze ambitie. De inzet van maatregelen om de CO2-uitstoot vergaand te verminderen gaat in de volgorde: energiebehoefte verminderen, inzet van duurzame bronnen en, tenslotte, een zo efficiënt mogelijke omzetting van primaire energie in warmte en kracht. Die klimaatambities betekenen een fors lagere energieprestatie.
Elk bouwinitiatief moet een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsdoelen van de gemeente. Teneinde het initiatief eenduidig en onafhankelijk te beoordelen, zal er een prestatie-eis gerichte beoordeling worden gemaakt, bijvoorbeeld met GPR Gebouw, GreenCalc+ of BREEAM.NL. Om een idee te hebben van de beoogde kwaliteit moet gedacht worden aan een GPR-score van 81/2 , GreenCalc+ GIM>325 of BREEAM.NL excellent.
Plansituatie
Ontwikkelingen binnen de kaders van dit bestemmingsplan zullen getoetst worden aan het beleid van de gemeente met betrekking tot klimaat en duurzaamheid.
De (her)ontwikkellocatie heeft een inspanningsverplichting voor het kunnen realiseren van de nodige maatregelen om de ambitie voor 2030 als gemeentelijk grondgebied CO2 neutraal te zijn. Dit vereist, een inspanningsverplichting voor alle betrokken partijen. Voorwaarde voor het realiseren van de nodige maatregelen, ook op gebouwniveau, is een optimale energie infrastructuur op bouwblok, buurt- en wijkniveau..
Ingeval een woningcorporatie initiatiefnemer is op een van de ontwikkellocaties is het convenant van 2011 "Utrechtse samenwerkingsafspraken" met daarin eisen t.a.v. terugbrengen van fossiel energieverbruik van belang:
- 1. de CO2-uitstoot van de woningvoorraad van de woningcorporaties wordt in tien jaar tijd (2008 -2018) met 20% verminderd;
- 2. bij nieuwbouw wordt label A of beter gerealiseerd;
- 3. bij ingrijpende renovaties (resterende levensduur 30 jaar of meer) is het streven energielabel B of beter;
- 4. de ambitie om in een periode van tien jaar het gemiddelde energielabel van het bezit van de woningcorporaties op label C te brengen.
Conclusie
Dit plan levert waar mogelijk een bijdrage aan de gemeentelijk ambitie op het gebied van duurzaamheid en energiebesparing.
4.10 Water
4.10.1 Aanleiding
Door ruimtelijke plannen en ontwikkelingen kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem en de waterketen onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van watergerelateerd beleid en beheer door ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan het desbetreffende beleid en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten. Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van een ruimtelijk plan inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen. Door vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie waarin tevens de afstemming en de afspraken in het kader van de watertoets zijn verankerd.
Voor de wijk Vleuterweide in de vinexlocatie en stadsdeel Leidsche Rijn te Utrecht wordt een beheerbestemmingsplan opgesteld om de bestaande situatie vast te leggen. Beheergebieden zijn gebieden (wijken) waar geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Deze waterparagraaf beschrijft de bestaande waterhuishoudkundige- en rioleringssituatie van Vleuterweide zodat eventuele ontwikkelingen optimaal op het lokale watersysteem kunnen worden afgestemd.
4.10.2 Beleidskader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, het waterschap HDSR en de gemeente Utrecht gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' te worden gehanteerd. Per overheidsniveau is het waterbeleid in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:
- Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc.;
- Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
- Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 [1];
- Waterschapsbeleid: Waterstructuurvisie 2002 [2], Waterbeheerplan 2010-2015 [2], Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur [3].
[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.
[2] Zie bijgevoegde bijlage 'Beleidskader HDSR' voor een toelichting op deze planfiguren.
[3] Het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.
4.10.3 Plangebied
De wijk Vleuterweide wordt aan de zuidzijde globaal begrensd door de Leidsche Rijn, aan de westzijde door de wetering Heycop, aan de noordzijde door het spoor Utrecht-Woerden en aan de westzijde door de Europaweg/Wilhelminalaan. Het sportcomplex Fletiomare-Oost, gelegen tussen de Burg. Middelweerdbaan, de Europaweg en de Leidsche Rijn, valt ook binnen de contouren van het bestemmingsplan Vleuterweide.
Vleuterweide ligt tussen Vleuten en De Meern en is vernoemd naar de voormalige gelijknamige polder. In het plangebied Vleuterweide kunnen drie ontginningseenheden worden onderscheiden die aan het stedenbouwkundige ontwerp ten grondslag hebben gelegen: de stroomrug met Vleuten aan de Vleutense Wetering, de stroomrug met De Meern aan de Leidsche Rijn en de lager gelegen rivierkom met de Middelwetering. De hoofdstructuur van het plan Vleuterweide is gevormd door bestaande en nieuwe groen- en waterstructuren. Deze structuren verdelen het plangebied in vele deelgebieden met elke een eigen, kenmerkende stedenbouwkundige ordening en identiteit.
Dorpse kenmerken als ruimte, kleinschaligheid, veel openbaar groen, afwisseling in woningtypen, voornamelijk laagbouw, geborgenheid en een eigen karakter zijn terug te vinden in Vleuterweide. De zes deelgebieden, De Boomgaarden, De Rietvelden, Het Centrum & De Hoven, De Hagen, De Erven en De Tuinlanden, die samen Vleuterweide vormen, hebben allemaal een eigen sfeer die het dorpse karakter ondersteunen. De openbare ruimte is in heel Vleuterweide in dezelfde sfeer ingericht, hierbij hebben bestaande landschappelijke elementen als oude boomgaarden, de structuur van de verkaveling, riviertjes, boerderijen en kerktorentjes een belangrijke rol gespeeld.
4.10.4 Water
Voor de buitenruimte in Vleuterweide is in een heel vroeg stadium een zogenaamd 'groen-blauw raamwerk' gemaakt. De hoofdstructuur van de wijk Vleuterweide is deels gebaseerd op de bestaande ligging van de Middelwetering en wetering de Heycop. De gekanaliseerde Leidsche Rijn vormt de fysieke zuidelijke grens van de wijk, de Heycop de natuurlijke westelijke grens. De oorspronkelijke Middelwetering is als zuidoost-noordwest radiaal geïntegreerd in het stedenbouwkundig patroon van de wijk. Een ander grootschalig ruimtelijk object is de grote, nieuwe kunstmatige vijver die zich nabij Landschapsbaan bevindt.
De wijk en VINEX-locatie Vleuterweide is inmiddels grotendeels voltooid. Alleen de deelplannen aan de noordzijde nabij het spoor (deelplan 5 - De Erven) en aan de zuidzijde nabij de Leidsche Rijn (deelplan 6 - De Tuinlanden) dienen nog deels gerealiseerd te worden. Momenteel wordt een deel hiervan bouwrijp gemaakt.
Figuur 1 - Analysekaart Vleuterweide (bron: Welstandsnota Utrecht - juni 2004)
4.10.5 Oppervlaktewater
Watersysteem Leidsche Rijn [4]
Het oppervlaktewater in de wijk Vleuterweide maakt onderdeel uit van het watersysteem Leidsche Rijn: een zelfstandig functionerend watersysteem waarbij aan- en afvoer van gebiedsvreemd water in een normaal hydrologisch jaar vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal vrijwel niet nodig is. Hiertoe wordt hemelwater opgevangen en vastgehouden in het lokale grond- en oppervlaktewatersysteem.
Ter bevordering van de waterkwaliteit circuleert het water in een vrijwel gesloten systeem door het stadsdeel Leidsche Rijn en aansluitende gebieden. Door variatie in waterpeil en het rondpompen van oppervlaktewater wordt stilstaand water (en zuurstofloosheid en muggenoverlast) vrijwel voorkomen.
[4] De oorspronkelijke doelstellingen en visie van het waterhuishoudkundige systeem van de VINEX-locatie Leidsche Rijn zijn verwoord in het document 'Nieuwe stad, schoon water' (NSSW) uit 1997. Het document is opgesteld in opdracht van Projectbureau Leidsche Rijn (PBLR) door de Projectgroep Waterhuishouding.
Gedurende de afgelopen 15 jaar zijn er diverse randvoorwaarden gewijzigd (financiën, inpasbaarheid) en is er meer kennis opgedaan over het functioneren van het systeem door onder andere metingen aan de aangelegde delen en studie. Dit vraagt om een heroriëntatie van de bestaande plannen.
In opdracht van PBLR en in samenwerking met Stadswerken van de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR wordt door Wareco en een begeleidingscommissie een hernieuwde eindvisie voor het watersysteem opgesteld. Deze actualisatie moet recht doen aan de oorspronkelijke doelen en gewijzigde randvoorwaarden.
Watersysteem Vleuterweide
Het (nieuwe) watersysteem van Vleuterweide vormt een dragend en ordenend onderdeel van het stedenbouwkundige ontwerp. De omgang met hemelwater is 'duurzaam gescheiden': het ontvangen en ingezamelde hemelwater van daken en schone verhardingen wordt voornamelijk naar boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen afgevoerd waar het infiltreert en aan het grondwater wordt toegevoegd. Overschot aan water wordt via een overloopvoorziening op het oppervlaktewater geloosd.
Figuur 2 - geschematiseerd hoofdwatersysteem Vleuterweide (bron: Actualisatie basiskaart- 2007)
Het watersysteem in Vleuterweide is gereed en functioneert naar behoren. Dit deelgebied en deelsysteem van het totale watersysteem van Leidsche Rijn wordt dan ook niet betrokken bij de actualisatie en hernieuwde eindvisie die in 2013 door Wareco voor het 'Watersysteem Leidsche Rijn' wordt uitgewerkt (zie [4]). Er is geen sprake van een opgave ten aanzien van de waterhuishouding en riolering.
Peilgebieden
Figuur 2 toont het geschematiseerde hoofdwatersysteem van Vleuterweide. Het watersysteem in de wijk Vleuterweide vormt de schakel tussen de deelsystemen 'Joostenlaan-wetering', 'Hoge Stelsel Zuid' en 'Veldhuizen'. De verbindingen tussen deze deelsystemen zijn vanwege hun belangrijke afvoerende en bergende functie aangemerkt als primaire (hoofdwatergangen). Primaire watergangen hebben de bestemming 'Water' op de plankaart. De overige watergangen hebben de status van tertiaire (wijkwatergangen) en dienen voornamelijk om drooglegging, ontwatering en afwatering te garanderen.
Beschermingszone
De status van de watergangen is van belang voor de breedte van de beschermingszone (schouwstrook): een aan een waterstaatswerk grenzende zone -die als zodanig in de legger is opgenomen- waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de keur van toepassing zijn. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
De breedte van de beschermingszone aan weerszijden van oppervlaktewater is vastgelegd in de legger en bedraagt vanuit de insteek 5 meter voor primaire en secundaire watergangen en 2 meter voor tertiaire watergangen. Deze beschermingszone dient ook als zodanig in het bestemmingsplan te worden verankerd.
Peilgebieden
Figuur 2 toont de peilgebieden in Vleuterweide. In het zuidelijke en centrale deel van Vleuterweide bedraagt het peilbeheer NAP -1.00/-1.30 m. Het noordelijke deel kent meerdere peilgebieden: NAP -0.20/-0.40, NAP -0.70 m en NAP +0.05/-0.15 m. De watergang langs de Europaweg heeft een peilbeheer van NAP -0.30/-0.40 m. Het peilbeheer is variabel: in de zomer wordt een lager peil aangehouden en in de winter een hoger peil, de waterfluctuatie volgt de seizoensdynamiek. Bij hevige neerslaggebeurtenissen mag het waterbezwaar leiden tot een peilstijging van 0,3 m.
Aan- en afvoer
De wateraanvoer naar en de stroomrichting in het watersysteem 'Vleuterweide' is afhankelijk van de hydrologische situatie. Nabij de Liesgrassingel bevindt zich een stuw en opvoergemaal van HDSR waarmee de waterafvoer- en aanvoer in natte en droge perioden naar en van het deelsystemen 'Joostenlaan-wetering' (noord) gereguleerd kan worden. In droge periode wordt via de stuw onder vrijverval water ingelaten vanuit het deelsysteem 'Joostenlaan-wetering', in extreem natte periode kan via het opvoergemaal water naar dit deelsysteem worden afgevoerd (zie figuur 2). Via een sifon onder de Leidsche Rijn kan water worden afgevoerd naar deelsysteem 'Veldhuizen' (zuid). De toekomstige duiker onder de Europaweg dient om wateraanvoer vanuit het deelsysteem 'Hoge Stelsel Zuid' ('t Zand) mogelijk te maken (zie figuur 2). De centrale vijver nabij de Landschapsbaan heeft tevens een bergende functie.
Kaderrichtlijn Water
In het plangebied bevindt zich de Leidsche Rijn. Dit oppervlaktewater is in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (EKRW) aangewezen als waterlichaam van het type M6b (Grote ondiepe Kanalen met scheepvaart) en heeft de EKRW-code NL14_16. De Leidsche Rijn wordt door het HDSR gekarakteriseerd als een kunstmatig, groot, ondiep kanaal dat vooral bestaat uit oppervlaktewater waarbij de herkomst wisselend is en de stromingsrichting gedurende het jaar kan omkeren. Periodiek is er zichtbare stroming, vooral in de buurt van inlaten/gemalen. Er is sprake van een belangrijke scheepvaartfunctie, het water heeft een bakvormige inrichting met abrupte overgangen van land naar water. Bij de Haanwijkersluis gaat de Leidsche Rijn over op de Oude Rijn.
Beheer
De hoofdwatergangen van het oppervlaktewater in Vleuterweide (zie figuur 2, zwart omlijnt) liggen in het beheergebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (paarse arcering), dit waterschap is verantwoordelijke voor het functionele kwantiteits- en kwaliteitsbeheer.
De gemeente Utrecht - Stadswerken (gele arcering) heeft de zorg voor het operationele waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer van de wijkwatergangen die in eigen beheer zijn.
Het beheer van een relatief groot deel van de wijkwatergangen ligt in handen van de Gemeenschappelijke Exploitatie Maatschappij (GEM) Vleuterweide beheer BV (roze arcering). Van de overige wijkwatergangen is de status nog onduidelijk, de beheerder hiervan is voorlopig als 'Geen info' aangemerkt (zwarte arcering).
Om goed beheer te kunnen waarborgen, voert het waterschap onderhoudstaken uit en toetst of bij de aanleg van werken ter plaatse van oppervlaktewatergangen en in beschermingszones voldaan is aan de algemene en specifieke criteria. Over het algemeen geldt dat het aanleggen van werken ter plaatse van dan wel in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam negatieve gevolgen kan hebben voor het functioneren van het watersysteem.
Figuur 3 - beheerderskaart watergangen Vleuterweide (bron: gemeente Utrecht - juni 2010)
Ruimtelijke consequenties
Het functioneren van ondergrondse èn bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling en het transport van afvalwater, de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast, dient te zijn gewaarborgd.
De mate van functioneren is afhankelijk van de conditie èn de dimensies van de voorzieningen. Het huidige ruimtebeslag en afmetingen van bv. riolering, rioolgemalen, persleidingen, watergangen, wadi's en infiltratievoorzieningen is dus essentieel voor een goede systeemwerking. Verkleining of aanpassing hiervan (bv. het verwijderen van een greppel of wadi) heeft directe consequenties voor het functioneren van de voorzieningen en is niet toegestaan zonder compenserende maatregelen.
Status wadi's
De wadi's (voorzieningen voor de berging en infiltratie van hemelwater) die zich in Vleuterweide bevinden, hebben geen formele ruimtelijk-juridische status. De groenstroken waarin deze wadi's aangelegd zijn, hebben enkel de bestemming 'Groen'. Hierdoor zijn de wadi's niet specifiek voor hun functie bestemd als 'Groen-Water' of 'Water'. De ervaring leert dat wadi's bij herinrichting van de openbare ruimte vaak moeten wijken voor bv. parkeerplaatsen of ander ruimtelijke claims. Door het dempen van wadi's kan de noodzakelijke verwerking van hemelwater en de robuustheid en duurzaamheid van het watersysteem onder druk komen te staan.
4.10.6 Waterkeringen
Status en veiligheid
Vleuterweide grenst aan de zuidzijde aan de Leidsche Rijn en aan de westzijde aan De Heycop. De noordelijke kade van de Leidsche Rijn en de oostelijke oever van de Heycop (het deel tussen de Leidsche Rijn en het gemaal bij de Liesgrassingel) is aangemerkt als waterkering met de status 'Regionale Waterkering (genormeerd)'. Waterkeringen met een belangrijke waterstaatkundige functie worden door de provincie -via de provinciale verordening en conform de IPO-richtlijn- aangewezen als genormeerde regionale waterkering. Daarbij wordt tevens het maatschappelijk gewenste beschermingsniveau vastgesteld (de veiligheidsnorm). Dit beschermingsniveau wordt weergegeven in een veiligheidsklasse, die uitgedrukt wordt in de verwachte overschrijdingsfrequentie van inundatie van het door de waterkering beschermde gebied. Deze veiligheidsklasse wordt door de provincies bepaald op basis van een inschatting van de economische schade na het bezwijken van de waterkering. Hoe groter de gevolgen, hoe hoger de veiligheidsklasse.
In december 2008 is door HDSR het hoofdrapport 'Veiligheidstoetsing regionale waterkeringen - 1e Toetsronde genormeerde regionale waterkeringen HDSR' gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de waterkering aan de noordzijde van de Leidsche Rijn ('Leidsche Rijnkade Noord') veiligheidsnorm I heeft met een overschrijdingsfrequentie van 1/10 jaar.
Dubbelbestemming
De waterkering 'Leidsche Rijnkade Noord' en 'Heycopkade Oost' heeft een kernzone / waterstaatzone van 12 m (6 m aan weerszijden van as kering) en een beschermingszone van 50 m. De kernzone dient in het bestemmingsplan als 'waterstaat - waterkering' (dubbelbestemming) te worden aangemerkt. Voor beide zones gelden voorschriften die in de legger zijn opgenomen. Werken zijn conform de keur vergunningsplichtig.
De locaties aan de Wilgenrooslaan, Knolruskade, Landschapsbaan, Burgemeester Middelweerdlaan, Paradijstuinlaan, Europaweg, Kruidentuinlaan, Zilverschoonlaan, Groene dreaksingel, Dwergbloemsingel Kantbloemsingel, Zandweg hebben de dubbelbestemming waterstaat-waterstaatkundige functie. De aangewezen locaties zijn mede bestemd voor de waterhuishouding en het in stand houden en het onderhoud van de waterkering.
Begripsbepaling
Een waterstaatswerk is een waterkering die als zodanig in de legger is aangegeven. In de beleidsregels wordt het waterstaatswerk onderscheiden in een dijklichaam en aangrenzende zones. Het dijklichaam is gedefinieerd als "de kruin en de wederzijdse taluds van de waterkering met inbegrip van de bermen tot aan de teen van de waterkering of tot aan de bodem van de naastliggende watergangen en de daarin of daaraan aangebrachte werken". Wanneer geen sprake is van een talud is het dijklichaam gelijk aan het waterstaatswerk. Het leggerprofiel is het minimale profiel waaraan een waterkering in elk geval dient te voldoen en dat in de legger is vastgelegd.
Figuur 4 - principeprofiel beschermingszone waterstaatswerk (bron: HDSR- april 2011)
invoegen
Beleid
Tussen 1 oktober en 1 april mogen er geen werkzaamheden plaatsvinden die mogelijk het waterkerende vermogen van een waterkering negatief beïnvloeden. Het betreft met name werkzaamheden waarbij in of naast de waterkering wordt gegraven of waarbij de bekleding van het dijklichaam wordt veranderd.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. De Waterwet kent één watervergunning.
Niet elke activiteit in het watersysteem is vergunningsplichtig. Vaak is voor minder ingrijpende activiteiten een melding voldoende, maar de melder moet wel voldoen aan algemene regels zoals opgenomen in het Waterbesluit, de Waterregeling of een verordening van het waterschap (de keur) of de provincie.
Een watermeldingsplicht kan ook voortvloeien uit bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah) of het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blib).
Veel activiteiten vallen onder algemene regels, waardoor geen watervergunning nodig is en veelal met een melding kan worden volstaan. Het is dan ook verstandig vooraf contact met de gemeente (als het overheidsloket) of direct met het bevoegde gezag (Rijkswaterstaat, waterschap of provincie) op te nemen of vooroverleg aan te vragen.
Keur HDSR 2009
Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de belangrijkste verordening, de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).
In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewatergangen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewatergangen, waterkeringen of grondwatergangen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting.
In de keur wordt uitgegaan van een systeem van kernzones (de fysieke kering) en beschermingzones (zie figuur 3). Een beschermingszone is een aan een waterstaatswerk grenzende zone die als zodanig in de legger is opgenomen en waarvoor ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de Keur van toepassing zijn. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Eventuele vergunningen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Bij het verlenen van een vergunning worden deze belangen altijd afgewogen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de verbrede doelstellingen van de Waterwet te weten de samenhang met chemische en ecologische aspecten en de vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.
Algemene regels Keur HDSR 2009
In principe zijn alle activiteiten die van invloed (kunnen) zijn op waterstaatswerken volgens de Keur verboden. Onder bepaalde voorwaarden kunnen, voor specifieke activiteiten, vergunningen van die verboden worden verleend. De ervaring leert dat bepaalde, regelmatig voorkomende activiteiten weinig invloed hebben op de staat van oppervlaktewaterlichamen en/of waterkeringen in het beheersgebied van De Stichtse Rijnlanden. Om de administratieve lasten voor zowel burgers/bedrijven als het waterschap te verminderen, en om de regelgeving met betrekking tot deze activiteiten te vereenvoudigen, zijn voor deze veelvoorkomende, weinig risicovolle activiteiten algemene regels opgesteld.
Door het stellen van algemene regels zijn de betreffende activiteiten niet langer vergunningsplichtig, maar moeten ze wel worden gemeld. De algemene regels behorend bij de Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 hebben betrekking op de kern- en beschermingszones van primaire, secundaire en tertiaire oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen.
Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.
Ook tijdelijke onttrekkingen van grondwater tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunningsplichtig, evenals tijdelijke lozing van bemalingswater op oppervlaktewater. Ook rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet.
Het toepassen van uitlogende materialen (lood, koper, zink en bitumen) zonder KOMO-keurmerk voor verhardingen die rechtstreeks lozen op oppervlaktewater is niet toegestaan.
4.10.7 Grondwater
Zorgplicht
De gemeente heeft per 1 januari 2008, voortkomend uit de nieuwe wet 'Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken', de zorgplicht om in openbaar gemeentelijk gebied maatregelen te treffen om "structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken'. Dit is alleen zo als het nemen van maatregelen doelmatig is en het niet onder de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie valt. De nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht stelt de gemeente Utrecht beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van grondwaterproblemen in het bebouwd gebied.
Verantwoordelijkheden
De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De wetgeving geeft aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen: de gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger.
De perceelseigenaar is op eigen terrein zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Bij grondwaterproblemen mag dus in de eerste plaats van de perceelseigenaar worden verwacht, dat hij de vereiste waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen neemt.
Criterium
Grondwater wordt in de openbare ruimte door de gemeente als overtollig beschouwd indien het ontwateringscriterium van 0,7 meter beneden de as van de weg gedurende meerdere jaren langer dan vijf aaneengesloten dagen per jaar wordt overschreden en als dit daadwerkelijk als grondwateroverlast wordt ervaren. Voor grootschalig openbaar groen en parken wordt gestreefd naar een ontwateringsdiepte van tenminste 0,5 m beneden maaiveld. Afhankelijk van de begroeiing kan hier in overleg met de groenbeheerder van worden afgeweken.
Grondwateroverlast
Met het bouwrijpmaken van de deelgebieden van Vleuterweide is een grootschalig drainagesysteem aangelegd. Deze drainagevoorzieningen dienen, gecombineerd met de benodigde grondverbetering, een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 m te garanderen (zie 'criterium'). Het is niet bekend of er in Vleuterweide in de huidige situatie (gebruikersfase) sprake is van overtollig grondwater en structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand.
Onttrekkingen
De provincie Utrecht stelt met het strategisch grondwaterbeleid de kaders vast voor de uitvoering van het grondwaterbeheer door de waterschappen. Het waterschap is bevoegd gezag voor het verstrekken van vergunningen of het behandelen van meldingen ten behoeve van grondwateronttrekkingen (afhankelijk van hoeveelheden).
In Vleuterweide is geen grondwaterwin- of grondwaterbeschermingsgebied aanwezig. Wel bevindt zich een deel van de wijk (zuidoosten) in de Boringsvrije zone van het Grondwaterbeschermingsgebied van de waterwinlocatie De Meern (zie figuur 4).
Figuur 5 - beschermingszone drinkwateronttrekking waterwingebied Leidsche Rijn en De Meern (bron: Provincie Utrecht)
Boringvrije zone
Binnen de boringsvrije zone gelden regels en voorschriften ten aanzien van het maken van boorputten, grond- en funderingswerken die verwoord zijn in het 'Besluit Boringen en Funderingen provincie Utrecht 2003'. De regels zijn bedoeld om de kleilaag in stand te houden die het grondwater beschermd tegen verontreinigingen. Onderstaand zijn de relevante verbodsbepalingen uit dit besluit opgenomen:
- 1. Het is in boringsvrije zones en in grondwaterbeschermingsgebieden buiten inrichtingen verboden om:
- a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben,
- b. grond- of funderingswerken in de bodem uit te voeren of te hebben, op een diepte van 40 meter of meer onder het maaiveld.
- 2. Het verbod geldt niet voor:
- a. het onderzoeken of saneren van de bodem krachtens de Wet bodembescherming, mits degene die deze handelingen verricht alle maatregelen treft die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde het risico van verticale verspreiding van verontreinigingen als gevolg van deze handelingen te voorkomen, dan wel teneinde die verspreiding zoveel mogelijk ongedaan te maken;
- b. handelingen in het kader van een op basis van de Ontgrondingenwet verleende vergunning.
4.10.8 Riolering
De omgang met hemelwater in Vleuterweide is 'duurzaam gescheiden': het ontvangen en ingezamelde hemelwater van daken en schone verhardingen wordt voornamelijk naar boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen afgevoerd waar het infiltreert en aan het grondwater wordt toegevoegd. Overschot aan water wordt via een overloopvoorziening op het oppervlaktewater geloosd.
Het (huishoudelijk) afvalwater van geheel Vleuterweide wordt onder vrij verval via een vuilwaterstelsel (of DWA) ingezameld en getransporteerd naar het rioolgemalen 'Rivierkom', 'Stroomrugbaan' en 'Busbaan Vleuterweide'. Deze rioolgemalen verpompen het afvalwater naar opvoergemaal 'Gouden Koetslaan' die het vervolgens doorperst naar RWZI Leidsche Rijn aan de Prooswetering.
Om de vereiste ontwatering te waarborgen, is in vrijwel geheel Vleuterweide een separaat drainagestelsel aangelegd waarmee voornamelijk het freatisch grondwaterregime wordt gereguleerd. Het overschot aan grondwater wordt in natte perioden geloosd op het aangrenzende oppervlaktewater.
Aansluitingen
Alle nieuwe woningen en appartementen dienen een aparte huisaansluiting op het vuilwaterstelsel (dwa) van het (verbeterd) gescheiden stelsel te krijgen. Voor de aansluiting van de woningen op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken. Bij ontwikkelingen en nieuwbouw dient het hemelwater bovengronds te worden afgevoerd.
Bijzonderheden
In deelgebied de Hoven zijn voornamelijk ondergrondse infiltratievoorzieningen aangelegd. Deelgebied Centrum loost het schone hemelwater direct op de grote aangrenzende vijver.
De centrale ontsluitingsroute Stroomrug-Rivierkom-Landschapsbaan is voorzien van een separaat hemelwaterstelsel (of HWA) waarmee het verontreinigd afstromend hemelwater wordt ingezameld, getransporteerd en via een voorzuiverende voorziening wordt geloosd op het aangrenzende oppervlaktewater. De Busbaan Vleuterweide is voorzien van bermafwatering en een naastgelegen greppel.
De lintbebouwing langs de Zandweg is aangesloten op drukriolering die rechtstreeks injecteert op de RWZI Zandweg. De woningen langs de Europaweg zijn aangesloten op een drukrioleringssysteem dat uiteindelijk afstroomt naar opvoergemaal 'Gouden Koetslaan'.
Persleidingen HDSR
In het plangebied zijn twee persleidingen van het HDSR aanwezig. Voor rioolpersleidingen is een beschermingszone van 5 meter van toepassing (2,5 meter vanuit as persleiding). Binnen de beschermingszone mogen geen graaf-, grond- of bouwwerkzaamheden plaatsvinden.
RWZI De Meern
In de wijk Vleuterweide bevindt zich aan de Zandweg nabij de Veldhuizerweg de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) De Meern. Deze installatie is van het type Carrousel, heeft een hydraulische capaciteit van 1.650 m3 / uur en is eigendom van en in beheer bij het waterschap HDSR. Het afvalwater van de wijken Veldhuizen, De Meern Centrum, De Meern Noord ('t Weer en Castellum) en Oudenrijn wordt er behandeld en gezuiverd geloosd op de Leidsche Rijn.
4.10.9 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder
Op 13 februari 2013 heeft HDSR een positief wateradvies gegeven. De door HDSR gemaakte opmerkingen zijn beantwoord in de nota van vooroverleg en verwerkt in het bestemmingsplan. Het advies is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
4.11 Archeologie
4.11.1 Wettelijke kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
4.11.2 Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.
4.11.3 Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.
Afbeelding: uitsnede Archeologische Waardenkaart
4.11.4 Archeologie in het plangebied
Het plangebied Vleuterweide bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart deels in een gebied van hoge archeologische waarde (rood), deels in een gebied met een archeologische verwachting (groen) en deels in een gebied zonder archeologische verwachting (wit).
4.11.5 Conclusie
Het plangebied Vleuterweide ligt deels in een gebied van hoge archeologische waarde (rood), waarvoor geldt dat voor bodemingrepen van meer dan 50 m2 en dieper dan 50 cm een archeologievergunning verplicht is.
Het plangebied Vleuterweide ligt deels in een gebied met een archeologische verwachting (groen). Dit betekent dat bij geplande bodemingrepen van meer dan 1000 m2 en dieper dan 50 cm een archeologievergunning verplicht is.
Voor het deel van het plangebied Vleuterweide dat in het gebied zonder archeologische verwachting (wit) ligt, is geen vergunning nodig. Indien bij uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische zaken worden aangetroffen, dient conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. REO afdeling Erfgoed, gemeente Utrecht, 030-2863990 te worden gedaan.
4.12 Kabels En Leidingen
Van de Gasunie zijn de digitale leidinggegevens voor het plangebied Vleuterweide ontvangen. Deze zijn verwerkt op de verbeelding en hebben een dubbelbestemming met voorrangsregeling gekregen. Het betreft hoge druk aardgastransportleidingen.
4.13 Gezondheid
Gelet op de conclusies in de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk is aan het aspect gezondheid voldoende aandacht besteed.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Financiële uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de actualisatie van de bestemmingsplan Vleuterweide (2002), Vleuterweide - 1e herziening, Vleuterweide - 2e herziening, Uitwerkingsplan Vleuterweide - Deelplan 1.1. Zuid en de Stedenbouwkundige Plannen per deelgebied. Veel bouwplannen zijn al gerealiseerd, of er is inmiddels een omgevingsvergunning verstrekt.
In dit bestemmingsplan worden grotendeels de huidige bestemmingen geconserveerd of worden de globale, uit te werken bestemmingen vertaald naar gedetailleerde bestemmingen en regels conform de bestaande situatie. Daarnaast is er nog sprake van circa 20 nieuwe ontwikkelingen. De kosten en opbrengsten van deze nieuwe ontwikkelingen passen binnen de kaders van de grondexploitatie Vleuterweide. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid verzekerd.
GEM Vleuterweide staat voor Gemeenschappelijke Exploitatie Maatschappij Vleuterweide. In de GEM Vleuterweide participeren de gemeente Utrecht en een aantal ontwikkelingsmaatschapijen. Deze functioneert in de vorm van een Publiek-Private Samenwerking, waarbij de gemeente Utrecht voor 50% aandeelhouder is.
Economische uitvoerbaarheid
Voor veel bestemmingen in dit bestemmingsplan geldt dat ze al gerealiseerd zijn, danwel dat er reeds omgevingsvergunningen zijn verstrekt. Met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen heeft het GEM overeenkomsten gesloten met marktpartijen. Het valt te verwachten dat de bestemmingen binnen de planperiode gerealiseerd zullen worden. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Kostenverhaal
Daar waar de bestemmingen reeds zijn gerealiseerd is geen sprake meer van kostenverhaal, aangezien er geen nieuwe bouwplannen (conform art. 6.2.1. Bro) mogelijk gemaakt worden. Bij de nieuwe ontwikkelingen worden wel bouwplannen mogelijk gemaakt. GEM Vleuterweide CV is grondeigenaar. Omdat de gemeente via een PPS-constructie hierin participeert, is een exploitatieplan niet noodzakelijk. Het kostenverhaal tussen gemeente en ontwikkelaars is vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst Vleuterweide (SOK).
Planschade
In het bestemmingsplan worden enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan Vleuterweide 2002 zijn deze bestemmingen als nader uit te werken bestemmingen ook al opgenomen. De hernieuwde opname in het onderhavige bestemmingsplan van deze ontwikkelingen leidt dan ook niet tot planschade.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
De resultaten van dit overleg zijn opgenomen in de afzonderlijke bijlage bij deze toelichting Nota van vooroverleg. De ontvangen reacties hebben geleid tot enkele technische aanpassingen van het bestemmingsplan. Ook deze staan in de genoemde bijlage.
5.2.2 Advies wijkraad
Van de wijkraad is geen reactie ontvangen.
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008). De SVBP2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en dragen zo bij aan een meer gebruiksvriendelijke, effectievere en efficiëntere dienstverlening.
Het bestemmingsplan Vleuterweide maakt deel uit van de actualiseringreeks van de gemeente. In het kader van de standaardisering van de bestemmingsplannen is de Utrechtse Leest opgesteld. Daarin zijn de 'standaardregels' voor de bestemmingsplannen binnen de gemeente Utrecht opgenomen.
6.2 Planvorm
Gegeven het karakter van het plangebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit vervult het bestemmingsplan Vleuterweide in eerste instantie een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie. Er is gekozen voor een directe, gedetailleerde bestemming, conform de bestaande situatie. Alleen in die gevallen, waarin al voldoende zicht bestaat op een nadere ontwikkeling of uitvoering van gemeentelijk beleid gewenst is, wordt daarvoor een regeling opgenomen in het plan. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plan onderdelen dienen in de onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De verbeelding is getekend in schaal 1:1000. In analoge vorm is er 5 analoge 'plankaart' en een legenda op het formaat A0.
6.3 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- afwijken van de bouwregels;
- waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
- afwijken van de gebruiksregels;
- waar nodig: een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht;
6.4 Regeling Bijbehorende Bouwwerken
6.4.1 Inleiding
Utrecht hanteert regels voor erfbebouwing. Deze worden in alle bestemmingsplannen opgenomen. Hierbij wordt uitgegaan van uniforme regels voor de hele stad die, waar nodig, aan specifieke situaties en gebiedskarakteristieken kunnen worden aangepast. Uitgangspunten voor deze regels zijn:
- het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat. Dit houdt onder andere in dat op alle erven voldoende licht, lucht en ruimte aanwezig kan zijn, en dus ook dat erfbebouwing op het ene perceel geen onevenredig grote negatieve gevolgen heeft voor de naastgelegen percelen;
- het mogelijk maken van groen (bomen, tuinen) op erven;
- het waarborgen van goede verhoudingen in maat en schaal tussen hoofd- en bijgebouwen;
- voor de grotere percelen: het in stand houden en versterken van bestaande landschappelijke structuren.
6.4.2 Aanleiding
De tot nu toe gehanteerde erfbebouwingsregels voldoen in de meeste situaties. Op een aantal punten moeten ze echter worden aangepast:
- de bestaande regeling vertoont een discontinuïteit in bebouwingsmogelijkheden op de overgang van kleine naar middelgrote percelen;
- voor de grote en zeer grote percelen is er momenteel geen eenduidige uniforme regeling, maar is sprake van verschillende onderling afwijkende regelingen;
- de bestaande regeling houdt geen rekening met de mogelijkheden om zonder vergunning bijbehorende bouwwerken op te richten.
De nieuwe opzet van de erfbebouwingsregels sluit qua bouwmogelijkheden in verreweg de meeste gevallen aan op de bestaande regels, maar voorziet tevens in een oplossing voor de hierboven vermelde punten.
6.4.3 De regeling
Voor de nieuwe regeling zijn de mogelijkheden om op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) onder de daarbij gestelde voorwaarden, vergunningvrij te bouwen als uitgangspunt genomen. Voor de meeste percelen in stedelijk gebied zijn deze mogelijkheden voldoende, maar voor de grotere percelen niet. De nieuwe erfbebouwingsregeling voorziet hiervoor in meer bebouwingsmogelijkheden.
De basisregels van de nieuwe erfbebouwingsregeling voor bijbehorende bouwwerken, zijn de volgende:
- uitsluitend op het achtererf, minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de erfzone* grenzend aan het hoofdgebouw mag volledig worden bebouwd;
- de diepte van bijbehorende bouwwerken (aan achtergevel en/of zijgevel) bedraagt maximaal 3 meter.
* Erfzone is de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied. Het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw (overgenomen uit de Wabo).
In aanvulling op deze basisregels is een uitsplitsing gemaakt naar de grote van het achtererf:
1. Een achtererf tot 300 m2:
- bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 50 % van het achtererfgebied, inclusief de erfzone, tot maximaal 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
- goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
- nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 4,5 meter
2. Een achtererf tussen 300-1500 m2:
- bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 10% van het achtererfgebied, inclusief erfzone, tot maximaal 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
- goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
- nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 4,5 meter.
3. Een achtererf groter dan 1.500 m2:
- bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 5 % van het achtererfgebied, inclusief erfzone, tot maximaal 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
- goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
- nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 6 meter;
- aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aan achtergevel en/of zijgevel) maximaal 3 meter diep.
Deze nieuwe erfbebouwingsregels zijn vertaald in de regels van de woonbestemming(en) en de bestemmingen waar de functie wonen met bijbehorende bouwwerken mogelijk wordt gemaakt.
6.5 Systematiek Van De Bestemming Wonen
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Een ander belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden beroep of –bedrijf om een beroeps- of bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 60 m² in Leidsche Rijn. Het beroep of bedrijf mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Via een aantal nadere voorwaarden is bepaald dat geen hinder (milieucategorie A of B1 van de LvB als maximum) en geen verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk mogen ontstaan voor de omgeving. Ook mag bij een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.
Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van milieucategorie B2 voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, echter onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit in kwestie naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
6.6 Artikelsgewijze Toelichting
Op een aantal regels is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.
Artikel 3 Bedrijf
De verschillende bedrijven zijn in de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Aan het plan is (als bijlage bij de regels) een 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten' toegevoegd. Binnen het plangebied zijn uitsluitend de bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 toegelaten. Een uitzondering hierop wordt gevormd door het bestaande rioolwaterzuiveringsbedrijf aan de Zandweg, dat in een hogere milieucategorie valt. Dit bedrijf is daarom in de regels binnen deze bestemming nader aangeduid en daarmee specifiek bestemd. De bouwregels met betrekking tot gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn overgenomen uit bestemmingsplan Vleuterweide(2002).
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
De nutsgebouwen die groter zijn dan de nutsgebouwtjes die op grond van de algemene afwijkingsregels kunnen worden toegelaten zijn vanwege hun omvang apart bestemd. Dit zijn de nutsgebouwen ten behoeve van elektriciteitsvoorzieningen, stadsverwarming en dergelijke inclusief de ontsluitingsverhardingen.
Artikel 5 Centrum
Deze bestemming is van toepassing op het Winkelcentrum Vleuterweide. Binnen deze bestemming worden diverse centrumfuncties toegestaan, alsmede woningen. De centrumfuncties zijn alleen toegestaan op de begane grond en wonen alleen op de verdieping. Voor horeca is apart nog een extra aanduiding opgenomen op de plekken waar ruimte is voor een horecavestiging over twee verdiepingen. Deze panden zijn gelegen aan de waterzijde en zijn bij uitstek geschikt om mede een horecabestemming te hebben. In de feitelijke situatie zijn dit ook horeacapanden.
Artikel 6 Detailhandel
De bestemming Detailhandel is van toepassing op de detailhandelsvestiging langs de Stationsstraat. Het pand panden mag gebruikt worden als winkelruimte.
Artikel 7 Gemengd - 1
Deze gemengde bestemming is opgenomen voor de schoolwoningenlocatie aan de Doyenneperenlaan. Het maakt de huidige bestemming Maatschappelijk mogelijk, maar geeft ook de mogelijkheid om de wijziging naar woningen door te voeren.
Artikel 8 Gemengd - 2
Voor een perceel aan de Zandweg is de bestemming Gemengd-2 opgenomen. Het betreft een tandartspraktijk, met een omvang die groter is dan een praktijk die valt onder de bedrijf aan huis regeling. Er mag ook gewoond worden. Ook op een perceel aan de Julianalaan is de gemengde bestemming opgenomen. Het betreft hier een pand met een grote kapsalon, welke valt onder de bestemming Dienstverlening. Ook in dit pand mag gewoon worden. Omdat daardoor twee hoofdbestemmingen op de percelen rusten, is er voor de percelen een gemengde bestemming opgenomen.
Artikel 9 Groen
De verschillende soorten groenvoorzieningen (met uitzondering van het snippergroen) zijn opgenomen in één bestemming. Een groot deel van het groen heeft alleen een functie als plantsoen of als speelplek.
Binnen de bestemming Groen is ook waterbeheer, waterberging en sierwater toegestaan. De kleinere watergangen zijn dan ook niet apart bestemd. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming ook voet- en fietspaden worden gerealiseerd.
Artikel 10 Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om dagopvang, gezondheidszorg, medische, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze en educatieve instellingen en dergelijke. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt.
Er is een specifieke aanduiding opgenomen voor de bestaande begraafplaats. Binnen een afstand van 30 meter uit de grens van deze aanduiding mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op het gebouw aan de Kweektuinlaan is een aanduiding 'wonen' opgenomen. Naast een maatschappelijke functie (op dit moment kinderopvang en buitenschoolseopvang) is het gebouw tevens een woontoren.
Artikel 11 Sport
De bestaande sportvoorzieningen in het plangebied aan de Europaweg hebben de bestemming sport gekregen waarbinnen ook additionele horeca en ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandel zijn toegestaan.
Artikel 12 Verkeer
Deze bestemming is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen en bushokjes.
Artikel 13 Verkeer - Openbaar vervoer
Deze bestemming is overgenomen uit het onherroeppelijke bestemmingsplan HOV-baan Rijnvliet, omdat dit het verlengde van dezelfde HOV-baan betreft en zo een consistente regeling aanwezig is. Naast het gebruik door bussen is het ook toegestaan dat calamiteitenverkeer, zoals politie, ambulance en brandweer gebruik maken van de baan. Binnen de bestemming is een kunstwerk zoals een onderdoorgang mogelijk. Daarnaast zijn fietspaden mogelijk. Binnen de bestemming zijn ook kleine gebouwtjes toegestaan, bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen en bushokjes.
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
De spoorlijn heeft de bestemming 'Verkeer-railverkeer'. In deze bestemming zijn de spoorbaan en de daarbij behorende voorzieningen toegestaan en ook geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
De meeste wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied'. Dit zijn de wegen met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer. Ook de pleinen, de bermen van wegen en het snippergroen maken hier deel van uit. Er zijn ook speelvoorziening toegestaan. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.
Artikel 16 Water
Water is in het plangebied een structurerend element. De grotere watergangen zijn in de bestemming 'Water' opgenomen. De regeling uit de keur blijft onverkort naast het bestemmingsplan van kracht. Bij de bestemmingsomschrijving van Verkeer, Verkeer-verblijf en Verkeer-Railverkeer, staat water tevens in de doeleindenomschrijving. Kruisingen met verkeerswegen en bruggen en kademuren zijn toegestaan in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 17 Wonen - 1
In het bestemmingsplan is de woonfunctie de overwegende functie. In het plangebied is nog oorspronkelijke lint bebouwing aanwezig, met name langs de Zandweg. Omdat de voormalige lintbebouwing enerzijds structuurbepalend is en anderzijds zorgt voor een eigen waardevolle karakteristiek in het gebied, is hiervoor een speciaal toegesneden woonbestemming in het plan opgenomen, die de ruimtelijke karakteristiek van de lintbebouwing beschermt, te weten Wonen-1. Ten opzichte van de nieuw toegevoegde woningen onderscheiden deze woningen zich omdat zij behoren tot de oorspronkelijke lintbebouwing langs de wegen die door dit voormalige agrarische (kassen)gebied liepen. De woningen zijn veelal gelegen op grote percelen en er zijn vaak grote bijgebouwen aanwezig. Diverse regels zijn opgesteld voor de maatvoering en situering van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. De regeling is overgenomen uit bestemmingsplan Vleuterweide 2002.
Artikel 18 Wonen - 2
Het overgrote deel van het plangebied betreft de nieuwbouwwoningen van Vleuterweide. De regeling voor de nieuwe woningen verschilt van die van de bestaande lintbebouwing. Voor de nieuwe woningen is dan ook een eigen regeling opgenomen in de vorm van Wonen-2.
In deze bestemming zijn ook de bijbehorende bouwwerken geregeld. In deze bestemming is ook onder bepaalde voorwaarden de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan.
Specifieke aanduidingen zijn opgenomen en worden hieronder nader toegelicht:
- De aanduiding 'bijgebouw' is opgenomen voor bestaande bijgebouwen aan de voorzijde van woningen.
- De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is opgenomen voor de bestaande aanbouwen aan de achterzijde in 2 bouwlagen.
- De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is opgenomen voor het vastleggen van de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximale goot- en/of bouwhoogte is, tenzij op de verbeelding een andere hoogtemaat is aangegeven. De bestaande goothoogte, nokhoogte en/of kapvorm en afdekking mogen bij deze aanduiding slechts worden gewijzigd voorzover de wijzigingen reeds als optie zijn opgenomen in de onherroepelijke bouwvergunning, op grond waarvan de woonbebouwing is gerealiseerd;
Ten aanzien van de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken is de standaardregeling uit de Utrechtse Leest opgenomen, aangevuld met specifieke regels uit de 2e herziening Vleuterweide. Dit betreffen de regels ten aanzien van de afstand van vrijstaande bouwwerken tot de oeverlijn en de regels ten aanzien van de overstek van een steiger boven het water.
Artikel 19 Wonen - 3
Voor hoogbouw in het plangebied is een aparte woonbestemming opgenomen, te wonen Wonen-3.
Artikel 20 Wonen - Woonwagenstandplaats
Er is een aparte bestemming opgenomen voor de woonwagenlocatie in het plangebied. Op de verbeelding is het aantal standplaatsen aangegeven. In de regels worden maten gegeven van de woonwagen en de bijbehorende bouwwerken.
Ook is hiervoor een wijzigingsgebied Wro opgenomen waarbij de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats kan worden gewijzigd naar Wonen -2, wanneer woonwagenstandplaatsen daar niet meer aan de orde zijn.
Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf om een beroeps- of bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. Deze regeling is ook van toepassing op de woonwagens.
Artikel 21 Woongebied
Voor enkele ontwikkellocaties in het plangebied geldt al wel een Stedenbouwkundig Plan en/of is het programma van de locatie bekend. De bestemming Woongebied geeft een directe bouwtitel voor deze gebieden. De regels voor de bestemming Woongebied zijn afgeleid van het bestemmingsplan Vleuterweide 2002, aangevuld met de regeling voor bijbehorende bouwwerken conform de Utrechtse Leest. Ook zijn de specifieke gebruiksregels voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf en bed and breakfast uit de Utrechtse Leest overgenomen.
Artikel 22 Gemengd - Uit te werken
Voor een te ontwikkelen locatie nabij station Vleuten is de bestemming Gemengd-uit te werken opgenomen. De reden van het gemengde karakter is dat er twee hoofdbestemmingen in het gebied zullen komen, te weten wonen en maatschappelijk.
Artikel 23 Wonen - uit te werken
Voor enkele ontwikkellocaties in het plangebied rond het winkelcentrum is een aparte bestemming opgenomen. Dit is een uit te werken bestemming waarbij op de verbeelding een maximum aantal woningen is aangegeven. Op het moment van ontwikkelen van de locaties dient een uitwerkingsplan te worden opgesteld.
Artikel 24 Leiding - Gas
Dit artikel geeft regels omtrent de gasleiding dit door het plangebied loopt. Op verzoek van de Gasunie is tevens een voorrangsregeling opgenomen wanneer verschillende bestemmingen samenvallen.
Artikel 25 Leiding - Riool
Dit artikel geeft regels omtrent de rioolleiding dit door het plangebied loopt. Ook hier is een voorrangsregeling opgenomen wanneer verschillende bestemmingen samenvallen.
Artikel 26 Waarde - Archeologie
De archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied zijn door de dubbelbestemming Waarde-Archeologie en de specifieke gebruiksregel die verwijst naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg beschermd. Overtreding van het bestemmingsplan is een strafbaar feit. Op deze manier houdt het bestemmingsplan rekening met de archeologische waarden en verwachtingen conform de Monumentenwet.
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de watergangen die een waterkerende functie hebben. Het betreft de primaire watergangen zoals die zijn aangewezen in de waterparagraaf in paragraaf 4.10 van de toelichting. De beschermingszone heeft een breedte van circa 5 meter.
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Binnen deze bestemming zijn watergangen opgenomen met een waterstaatkundige functie. Er mag alleen worden gebouwd als de belangen van de waterstaatsdoeleinden in acht worden genomen.
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 30 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van werkverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.
Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 31 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.
Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.
Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.
Artikel 32 Algemene regel m.b.t. parkeergelegenheid
Deze regel is opgenomen om te waarborgen dat bij de verschillende bestemmingen voldoende parkeergelegenheid is of wordt gerealiseerd. Dit geldt zowel bij bouwen als bij gebruikswijzigingen.
Artikel 33 Gebiedsaanduidingsregels
In dit artikel zijn verschillende gebieden aangeduid waarvoor een beperking geldt. Dit zijn:
- a. een veiligheidszone waarbinnen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zijn toegestaan. Deze aanduiding is opgenomen voor het gebied rondom het gasontvangststation aan de Europaweg 44. De veiligheidsafstand is 25 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten.
- b. een straalverbinding met daarbij behorende hoogtebeperking.
Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester wen wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al afgeweken kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel regelt een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders om bestemmingsgrenzen aan te kunnen passen indien dat noodzakelijk is voor een betere inpassing van het plan of vanwege terreinomstandigheden.
Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om kinderdagverblijven mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.
De overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande twee bepalingen.
Artikel 36 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 37 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
6.7 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
6.7.1 Algemeen
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
6.7.2 Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2006).
De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.
Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.
Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.
Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
6.7.3 Te hanteren richtafstanden
De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
Milieucategorie | Richtafstand rustige woonwijk (in meters) | Richtafstand gemengd gebied |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
5.1 | 500 | 300 |
5.2 | 700 | 500 |
5.3 | 1.000 | 700 |
6 | 1.500 | 1.000 |
6.7.4 Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen
Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:
- bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
- bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
- bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.
6.7.5 De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:
In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.
De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten).
6.7.6 Flexibiliteit
De Staat van bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
In de SvB is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.
6.8 Lijst Van Horeca-inrichtingen
Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor horeca-inrichtingen.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type/de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
In de bijlagen bij de regels is de Lijst van horeca-inrichtingen opgenomen.
De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.
De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A. | Discotheek; bar-dancing; zaalverhuur/partycentra (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur ten behoeve van congressen en seminars) |
Categorie B. | Café; bar; brasserie |
Categorie C. | Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet |
Categorie D1. | Restaurant; bistro; crêperie |
Categorie D2. | lunchroom;konditorei; koffie-/theehuis; ijssalon |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Cafetaria/snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalzaken
Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplantechnisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.
Een afhaalzaak is gedefinieerd als een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
Additionele horeca
Bij deze horeca categorie gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze additionele activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de afzonderlijke functie "horeca" begrepen, maar geregeld tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling (sociaal-culturele-maatschappelijke/sport/recreatieve doeleinden) gerekend. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen en scholen, sporthalkantines, horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.
Bij additionele horeca gaat het erom dat:
- 1. de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca wel hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daarbij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd aan derden ten behoeve van feesten en andere partijen.
- 2. ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horeca functie.
- 3. Additionele horeca mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten.
6.9 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorde regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijven 'Functiemenging'
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging':
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | |||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | ||||||
nummer | CATEGORIE | |||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | |||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | |||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | ||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | ||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | |||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | |||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | |||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | |||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | |||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | |||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | ||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | |||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | |||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | |||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | ||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | |||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | ||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | |||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | ||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | ||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | ||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | |||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | |||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | |||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | ||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | ||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | ||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | ||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | ||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | |||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | ||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | |||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | |||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||
5134 | 4634 | Groothandel in dranken | C | |||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | |||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | |||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | ||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | ||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | ||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | ||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | |||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | |||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | |||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | |||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | ||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | |||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | |||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | |||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | |||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | ||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | ||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | |||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | ||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A. | Discotheek; bardancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars) |
Categorie B. | Café; bar; brasserie |
Categorie C. | Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet |
Categorie D. | Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei; Koffie-/theehuis; Ijssalon |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Cafetaria/snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalcentra
Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht".
Additionele horeca
Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie "horeca" begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling sociaal-culturele/maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend.
Categorie: | Inrichting: | Activiteiten: | |
A | discotheek bar-dancing zaalverhuur/partycentra1 | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen. | |
B | café bar brasserie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank. | |
C | cafetaria snackbar grill-room fastfood-restaurant automatiek snelbuffet | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleineetenswaren. | |
D1 | restaurant bistro crêperie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. | |
D2 | lunchroom, konditorei koffie-/theehuis ijssalon | Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse. Daghoreca (D.2) is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. Bij deze horeca moet de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en is zij geheel of overwegend gebonden aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. |
1regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen
een bedrijf of instelling waar:
- 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of,
- 2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Bijlage 1 Nota Van Vooroverleg
Bijlage 1 Nota van vooroverleg
Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse
Bijlage 2 Kwantitatieve risicoanalyse
Bijlage 3 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage 3 Verkennend natuuronderzoek
Bijlage 4 Wateradvies
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek