Beheersverordening Tuindorp (Geconsolideerd)
Beheersverordening - gemeente Utrecht
Geconsolideerd op 30-11-2017 - geconsolideerd
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan huis verbonden beroep /-bedrijf
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is. hHieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.2 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.3 additionele horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.4 afhaalzaak
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.6 bebouwingspercentage
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende besluitsubvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
1.7 bed & breakfast
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.
1.8 begane grondlaag
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
1.9 belhuis
een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.
1.10 besluit(sub)vlak
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.11 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.
1.13 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, met dien verstande dat:
- een zolder en een dakopbouw niet als bouwlaag worden beschouwd.
- een souterrain niet als bouwlaag wordt beschouwd indien de vloer waarmee het souterrain wordt afgedekt minder dan 1,2 meter boven (straat)peil is gelegen.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 brutovloeroppervlak
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.
1.18 dakopbouw
ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; hieronder worden niet verstaan afhaalzaken. Hieronder worden mede verstaan webwinkels waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en/of een showroom.
1.20 dienstverlening
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.21 erfzone
de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidsgevoelig object
een geluidsgevoelig object zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder.
1.24 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.25 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.26 kantoor
een gebouw waarin gebruikers meer dan 80% van de ruimte inrichten en gebruiken als kantoorruimte.
1.27 kelder
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat-)peil is gelegen.
1.28 Lijst van Bedrijven functiemenging
de Lijst van Bedrijven functiemenging die deel uitmaakt van deze verordening.
1.29 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.30 openbare ruimte
wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat- al dan niet- voor publiek algemeen toegankelijk is.
1.31 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van deze verordening.
1.32 (raam)prostitutiebedrijf
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.
1.33 souterrain
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat gedeeltelijk onder het (straat)peil is gelegen.
1.34 standplaats
een bouwperceel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.35 structureel groen
openbare ruimte die in gebruik is en ingericht is als groenvoorziening, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart in bijlage 2 van de regels van de beheersverordening.
1.36 verordening
beheersverordening Tuindorp overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.GCBVTUINDORP-GC02 met bijbehorende bestanden.
1.37 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht, zoals deze luidt op moment van vaststelling van deze verordening.
1.38 verordeningsgebied
het gebied waarop deze verordening van toepassing is zoals aangegeven in besluitvlak '1'.
1.39 vlak
een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze beheersverordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.40 wegen
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
1.41 woonwagen
de voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.42 zolder
gedeelte van een gebouw, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en de onderkant van de dakschilden op het laagste punt nergens meer dan 1,2 meter bedraagt; in afwijking hiervan wordt niet als zolder aangemerkt een ruimte, waarin aan minimaal één zijde over een breedte van minimaal 75% van de gevelbreedte door middel van één of meer dakkapellen de vrije hoogte op minimaal 2 meter is gebracht.
1.43 Eigen toegang
Een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer.
1.44 Omzetting (van een woning)
Een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.
1.45 Onzelfstandige woonruimte
Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.
1.46 Woning
Het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.47 Woningvorming
Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.
1.48 Woonruimte
Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.
1.49 Zelfstandige woonruimte
Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.
Artikel 2 Meten
2.1 Wijze van meten
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
- a. afstanden loodrecht;
- b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
- c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogte
Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1., onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Bestaand Gebruik En Bestaande Bouwwerken
- a. de in het verordeningsgebied (ook wel weergegeven in besluitvlak 1) gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
Artikel 4 Bouw- En Gebruiksregels
4.1 Aanvulling op artikel 3 ten aanzien van het BOUWEN
4.2 Afwijken van de bouwregels
4.3 Aanvulling op artikel 3 ten aanzien van het GEBRUIK
4.4 Beperkingen ten aanzien van het GEBRUIK
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.3.1 voor vlaknummer A:
- a. om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan aldaar genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens dat lid toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens dat lid toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
Artikel 5 Specifieke Regels In Verband Met Archeologische Waarden
5.1 Specifieke gebruiksregels
Onder met de verordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie'.
Artikel 6 Specifieke Regels In Verband Met Waterkeringen
6.1 Specifieke bouwregels
Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'H' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
6.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Artikel 7 Specifieke Regels In Verband Met Primaire Watergangen
7.1 Specifieke bouwregels
Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'I' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een primaire watergang, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
7.2 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'I' zijn toegestaan:
- a. waterlopen met bijbehorende taluds en (natuurvriendelijke) oevers;
- b. waterhuishouding;
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. bijbehorende groenvoorzieningen, kunstwerken en kademuren en verbindingen van oevers.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Regels
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de bepaling die betrekking hebben op:
- a. laad- en losmogelijkheden;
- b. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
- 1. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
- h. stalling van motorvoertuigen op het erf voor de voorgevel van woningen.
- 2. Nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse conform hoofdstuk 2 toegestane gebruik van de gronden of van de bestaande gebouwen waarbij zij worden gebouwd.
- 3. Algemene gebruiksregel over woningvorming en omzetting:
- a. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, mag niet leiden tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. het woon- en leefmilieu;
2. de privacy van omwonenden;
3. het verkeer en de parkeersituatie;
4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 11 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de in de gebiedsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- c. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- d. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de beheersverordening Beheersverordening Tuindorp'.
Artikel 13 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking van het raadsbesluit.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Utrecht is in 2005 gestart met het actualiseren van het planologische regime op haar grondgebied. Voor het grondgebied van Tuindorp bestaat de wettelijke plicht om het bestemmingsplan na 10 jaar te actualiseren.
Actualisatie kan ofwel via een bestemmingsplan ofwel via een beheersverordening plaatsvinden. Voor het grondgebied Tuindorp is gekozen voor het instrument beheersverordening.
In hoofdstuk 3 is de onderbouwing van de keuze voor de beheersverordening beschreven.
1.2 Verordeningsgebied
Het verordeningsgebied wordt begrensd door:
- in het noorden en noordwesten de spoorlijn Utrecht-Amersfoort;
- in het zuiden Kardinaal de Jongweg;
- in het oosten de Kögllaan, via de Kapteynlaan, de Obbinklaan, de Eykmanlaan en vervolgens de Prof. Jordanlaan.
De begrenzing van de verordening is mede afgestemd op verwachte ontwikkelingen en/of onbenutte planologische ruimte van wezenlijke omvang in en rondom het verordeningsgebied. Aangezien binnen het verordeningsgebied geen concrete ontwikkelingen spelen die niet binnen het instrument van de beheersverordening kunnen worden opgenomen, is het niet nodig geweest om delen van het gebied buiten de verordening te laten. Verder is de begrenzing afgestemd om de plannen en verordening die rondom het gebied reeds zijn vastgesteld, dan wel in voorbereiding zijn.
Zie onderstaand figuur voor de exacte begrenzing.
1.3 Vigerende Plannen
In het verordeningsgebied zijn de volgende ruimtelijke plannen van kracht:
Bestemmingsplan | vastgesteld Raad | goedgekeurd GS | ||||||||||
Tuindorp | 23-10-2003 | 25-5-2004 | ||||||||||
Correctieve herziening tuinbestemming | 20-5-2010 | n.v.t. | ||||||||||
Woonwagenstandplaatsen facetbestemmingsplan 1998 | 03-09-1998 | 01-12-1998 |
Deze plannen komen, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd:
- hoofdstuk 2 beschrijft in het kort het instrument beheersverordening en vervolgens de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het verordeningsgebied;
- hoofdstuk 3 gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening;
- hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.
Tot slot bevat de toelichting een aantal bijlagen.
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument en van de uitgangspunten van de beheersverordening. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
2.2 De Beheersverordening
2.2.1 Inhoudelijk
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt net als het bestemmingsplan het kader waaraan o.a. bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).
De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Voorgaande betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar), geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande straat- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan de beheersverordening ook voorzien in bestaande onbenutte planologische ruimte uit het vigerende bestemmingsplan, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.
Gelet op de typering van het verordeningsgebied, de uitgangspunten voor dit gebied en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan (zoals beschreven in hoofdstuk 3), is er sprake van beheer van de bestaande situatie. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.
2.2.2 Procedureel
De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open. Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is aan een ieder door middel van een toetsingsmoment de gelegenheid gegeven een reactie op de beheersverordening in te dienen.
De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld tegelijk met de verbeelding op papier. Bij verschil in uitleg is de digitale versie de beslissende.
2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
De beheersverordening is slechts één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:
- het welstandstoezicht;
- het vergunningvrij bouwen;
- de planologische kruimelgevallen;
- de omgevingsvergunning, zijnde een omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing.
2.3.1 Welstandstoezicht
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenoemde redelijke eisen van welstand. Die eisen zijn voor het gebied van Tuindorp vastgelegd in de gemeentelijke Welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.
2.3.2 Het vergunningvrij bouwen
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) (zie bijlage 1) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
- de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, overkappingen, aanbouwen), zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
- de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die hoger zijn dan 5 m, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.
Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:
- vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in beschermde stads- en dorpsgezichten en bij een monument dat beschermd is op grond van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke verordening;
- vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
- het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen;
- wanneer een gebied archeologische resten bevat is vergunningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m2 niet toegestaan.
Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Overigens is er op dit moment wetgeving in voorbereiding die op termijn tot een uitbreiding van deze vergunningvrije mogelijkheden zal leiden.
2.3.3 Planologische kruimelgevallen
In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenoemde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat o.a. om bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken (dit betreft ook het uitbreiden van hoofdgebouwen in de hoogte), infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 meter, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
Overigens is er op dit moment wetgeving in voorbereiding die op termijn tot een uitbreiding van deze planologische kruimelgevallen zal leiden.
2.3.4 Omgevingsvergunning
Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wabo de mogelijkheid om van de beheersverordening af te wijken, indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
2.3.5 Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening
Bij het opstellen van deze beheersverordening is rekening gehouden met de mate waarin bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt, en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.
Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument de beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.3 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie in het verordeningsgebied van deze beheersverordening is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet.
Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze in het verordeningsgebied zullen voorkomen zijn:
- vergunningvrij bouwen van erfbebouwing;
- vergunningvrij bouwen van dakkapellen;
- vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair, etc;
- gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling.
Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Voor deze activiteiten is eerst goedkeuring nodig alvorens deze kunnen worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Tuindorp
3.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is stil gestaan bij het instrument beheersverordening en de aanvullende instrumenten. In dit hoofdstuk wordt de toepassing van deze instrumenten in het gebied Tuindorp uiteengezet en de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt.
3.2 Beschrijving Van Het Verordeningsgebied
Het verordeningsgebied valt qua geschiedenis en bebouwingstypologie uiteen in de volgende deelgebieden:
- Tuindorp (ten westen van de Prof. Jordanlaan);
- Tuindorp-oost (ten oosten van de Prof. Jordanlaan).
Tuindorp is een vroegere buitenwijk van Utrecht. Toen het aangrenzende Tuinwijk in 1930 was vol gebouwd, begon de (voormalige) gemeente Maartensdijk met de aanleg van Tuindorp, in de hoop daarmee de welgestelde inwoners van Utrecht naar zich toe te trekken.
Figuur 3.1. Bebouwingstypologie geheel Tuindorp, inclusief verordeningsgebied, analysekaart welstandsnota 2004
Tuindorp
De stedenbouwkundige opzet van het westelijke Tuindorp vertoont een grote uniformiteit waarbij ook kerken en schoolgebouwen in de planmatige aanleg werden opgenomen. De tuinstadgedachte is zichtbaar door de eenheid in bebouwing, eengezinswoningen in twee lagen met kap, bijzondere hoekoplossingen en een breed en groen profiel (mede door de vele voortuinen) van de belangrijkste wegen (bijna alle vernoemd naar academici).
Het Zwarte Water doorsnijdt de wijk diagonaal en wordt begeleid door de woningen aan de Prof. Sprengerstraat en de Prof. Reinwardtstraat. De Van Lieflandlaan en omgeving is herkenbaar aan het zogeheten Tuindorp-west complex, studentenhuisvesting in drie torens van elk circa 19 woonlagen.
Functioneel bestaat het gebied grotendeels uit woonfuncties. Het gebied kent ook een aantal (grotere) woon/zorgcomplexen en andere maatschappelijke functies (de Tuindorpkerk en enkele scholen). Meer noord/oostelijk (langs de Prof. Reinwardtlaan) zijn nog lichte bedrijfsactiviteiten aanwezig.
Tuindorp-oost
Alleen het zuidelijk deel van Tuindorp-oost valt binnen deze beheersverordening. Het noordelijk deel is opgenomen in de beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk en Tuindorp-Oost.
Bij de bouw van Tuindorp-oost in de jaren zestig is nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het bestaande westelijke Tuindorp. Desondanks is er nauwelijks een gelijkenis tussen Tuindorp-west en Tuindorp-oost ontstaan. De strokenverkaveling en de grote verschillen in bouwhoogte hebben in Tuindorp-oost geleid tot een open (groene) structuur van de openbare ruimte.
Het gebied wordt functioneel getypeerd door de woonfunctie en een aantal maatschappelijke functies (met name onderwijs).
In oktober 2010 heeft de gemeente een visie op het gebied rondom de Eykmanlaan naar buiten gebracht (Visie Eykmanlaan). In deze visie komt naar voren dat, voor zover het deelgebied Tuindorp-Oost betreft verschillende ontwikkelingen zijn beoogd. Van deze visie is alleen de herinrichting van het openbaar gebied langs de Eykmanlaan ter hoogte van het winkelcentrum de Gaard zodanig concreet dat uitvoering de komende 10 jaar wordt verwacht. Gezien de reikwijdte van het instrument beheersverordening is ervoor gekozen om dit gebied niet in deze beheersverordening mee te nemen, maar in een separaat bestemmingsplan.
Welstand
Voor het middengebied in Tuindorp (gelegen tussen de Mr. Tripkade en de Prof. Jordanlaan) geldt het welstandsniveau 'Respect'. Voor het gebied aan de west- en aan de oostzijde van het verordeningsgebied geldt het niveau 'Open'.
Dit betekent dat voor het middengebied een aantal extra eisen geldt voor nieuwbouwplannen. Dit ziet met name op de afstemming van de architectuur (qua kleur, vorm en materiaalgebruik) op de omgeving. Dit geldt ook voor de erfafscheiding.
Algemene conclusie
Voor het verordeningsgebied geldt dat deze grotendeels is uitontwikkeld. Dat betekent dat de komende jaren geen structuur-/grootschalige functieveranderingen zijn voorzien die niet passen binnen de huidige uitstraling van het verordeningsgebied. Er is wel sprake van kleinschalige ontwikkelingen, zoals wijzigingen in erfbebouwing, wijziging van bedrijfsvoering (uiteraard binnen bepaalde marges), geringe wijzigingen van (het uiterlijk) van hoofdgebouwen door bijvoorbeeld dakkapellen en dakopbouwen en het (her)inrichten van openbaar gebied, zoals nieuwe speelvoorzieningen. Deze mogelijkheden zorgen ervoor dat het gebied niet volledig op slot wordt gezet. Bovendien wordt zo voorkomen dat voor elke geringe wijziging een uitgebreide procedure benodigd is.
3.3 Verleende Vergunningen En Bestaande Wijzigingen Gebruik
Voor enkele locaties binnen het verordeningsgebied is een vergunning verleend waardoor het planologisch regime is of kan worden gewijzigd, of geldt dat de locatie tijdelijk onbenut is. Zoals eerder benoemd, kan zowel bestaand gebruik, als vergund gebruik, als planologische ruimte in een beheersverordening worden overgenomen.
Hieronder volgt een opsomming van de locaties waarbij het bestaande/vergunde gebruik niet overeenkomt met het planologisch regime, dan wel waar sprake is van tijdelijke leegstand. Per locatie is vermeld op welke wijze deze locaties in deze beheersverordening zijn opgenomen.
Locatie tussen Pr. Dr. Magnuslaan en de spoorlijn
Op deze locatie staat het voormalige bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten toe. Voor zover deze activiteiten nog plaatsvinden, kunnen deze worden voortgezet onder het regime van de beheersverordening. Voor deze locatie is tevens een vergunning verleend voor het perceel Prof. dr. Magnuslaan 18a voor de bouw van 18 appartementen en 8 autoboxen. Deze vergunning behoudt zijn geldigheid onder deze beheersverordening zodat de woningbouw op termijn kan worden gerealiseerd.
Gemeentewerf aan de Prof. J.W. Dieperinklaan
Deze locatie is in gebruik als op-/overslaglocatie en blijft ook in toekomst hiervoor behouden. De bouwruimte die het vigerende bestemmingsplan biedt, is niet meer nodig. Deze bouwruimte komt in deze verordening te vervallen.
Locatie hoek Prof. Jordanlaan en Eijkmanlaan
Voor deze locatie is in 2011 een vergunning verleend voor de bouw van 3 woningen. De bedrijfsfunctie is hierdoor niet meer actueel en komt te vervallen.
Hoek Van Lieflandlaan en Christiaan Krammlaan
Het Liefland college staat al enige jaren leeg. Te zijner tijd zal deze locatie weer in gebruik worden genomen voor onderwijs. De huidige maatschappelijke bestemming kan om die reden behouden blijven.
Locatie Van Herwerdenlaan (hoek Zwaardemakerlaan en Cohenlaan)
Deze locatie ligt op het moment braak. Het is de verwachting dat deze locatie niet meer nodig is voor een onderwijsfunctie. Plannen voor een ontwikkeling voor deze plek zijn nog onzeker. Om die reden wordt er in deze beheersverordening voor gekozen om de huidige planologische ruimte te behouden.
3.4 Uitgangspunten Beheersverordening
Deze beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- 1. het beheer van de bestaande situatie;
- 2. de afstemming op de mogelijkheden van het bestaande planologische regime, voor zover passend binnen de grenzen van het instrument van de beheersverordening en sectorale wetgeving;
- 3. de wens om de gemeentelijke standaard in te passen.
3.4.1 Beheer van de bestaande situatie
Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden.
Artikel 3 van deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is.
De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:
- luchtfoto (zie bijlage 2)
- kaart en lijst met functies (zie bijlage 3 en )
- locatie bebouwing via Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG);
- archief omgevings- en bouwvergunningen.
Luchtfoto
Aan de hand van de luchtfoto zijn verschillende waarnemingen mogelijk. Dit betreft onder meer de locatie van de bebouwing, tuinen, de openbare ruimtes, etc. Ook kan voor een deel uit de luchtfoto worden opgemaakt welke functies in het verordeningsgebied voorkomen. Dit laatste geldt met name voor de openbare ruimte (openbaar groen, wegen, water).
Lijst met functies
In de bijlagen zijn kaarten opgenomen waarin per adres is weergegeven welke functie op dat betreffende adres worden uitgeoefend (wonen, bedrijf, maatschappelijk, kantoor, etc.) en hoe hoog er gebouwd is.
Vervolgens is een adressenlijst opgenomen, waarin per adres de volgens de WOZ aanwezige functie is benoemd.
Locatie bebouwing (BAG)
De BAG bevat de gemeentelijke basisgegevens van alle adressen, verblijfsobjecten en gebouwen. Het geeft inzicht in de locatie van de gebouwen. Daarnaast benoemt de BAG ook het gebruiksoppervlak van het betreffende object en de gebruiksdoelen.
De BAG is via de BAG-viewer voor een ieder raadpleegbaar. Voor de toepassing van de BAG voor deze verordening, zijn de gegevens van de BAG op de datum van vaststelling van de verordening 'vastgezet'. Op die manier kan waar nodig worden teruggegrepen op de 'bestaande situatie', zoals opgenomen in de BAG op moment van vaststelling van deze beheersverordening.
Archief vergunningen
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw -en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.
3.4.2 Afstemming op het geldende planologische regime
Eén van de uitgangspunten van de beheersverordening is om de planologische ruimte die het geldende planologische regime bevat - zo mogelijk - te behouden. Ten behoeve van dit uitgangspunt is een vergelijking gemaakt tussen de bestaande situatie (aanwezige bebouwing en functies) en hetgeen het geldende planologische regime mogelijk maakt. Vervolgens zijn twee afwegingen gemaakt:
- 1. óf deze ruimte in de beheersverordening wordt opgenomen, mede gelet op de mogelijkheid om één en ander via de aanvullende instrumenten te regelen,
zo ja, - 2. op wélke wijze deze ruimte in de beheersverordening wordt opgenomen.
Typering planologische regeling in bestemmingsplan Tuindorp en planologische ruimte
Het bestemmingsplan Tuindorp is een regeling van conserverende aard, waarbij alle bestaande bebouwing (hoofdgebouwen) en functies op de verbeelding zijn weergegeven.
Gedurende de planperiode (inmiddels is 10 jaar verstreken) hebben uiteraard hier en daar enkele uitbreidingen of wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van het bestemmingsplan. Deze zijn door middel van een veldinventarisatie in beeld gebracht en weergegeven op de functiekaarten in bijlage 3. Het gaat hoofdzakelijk om kleinschalige wijzigingen, zoals verhoging van een woning, het vergroten en/of verhogen van een bijgebouw en het uitoefenen van een beroep of bedrijf op de begane grond van een woning. In het plangebied is één grotere ontwikkeling aan de orde geweest en dat betreft de realisatie van het wooncomplex aan de Prof. Dr. Magnuslaan. Als gevolg van deze is de oude functie (de bedrijfsfunctie) vervangen door de woonfunctie. Het is voor deze locatie niet wenselijk naast deze nieuwe woonfunctie de voormalige bedrijfsfunctie te behouden. Waar zich in de tussentijd ontwikkelingen hebben voorgedaan, komt de nieuwe functie zodoende in de plaats van de oude functie.
In deze beheersverordening zijn deze uitbreidingen en wijzigingen opgenomen door te bepalen dat deze (nieuwe) bestaande situatie de toegestane situatie is.
Het bestemmingsplan kent - ondanks zijn consoliderende aard - een relatief globale regeling, met name voor zover het de hoogte van gebouwen betreft. Het plan staat namelijk in principe twee bouwlagen met een kap toe, tenzij op de verbeelding een andere hoogte is weergegeven. Tijdens de veldinventarisatie is bezien in welke gevallen de toegestane hoogte nog niet volledig was benut. Voor die gevallen is in de beheersverordening de toegestane hoogte uit het bestemmingsplan opnieuw opgenomen (dit met uitzondering van enkele locaties, zie paragraaf 4.3.2 in deze toelichting). Zie de genummerde vlakken op de verbeelding in combinatie met de tabel in artikel 4.1.1.
Daarnaast kent het plan voor de gronden met een bedrijfsfunctie en een maatschappelijke functie meestal een flexibere bouwregeling. Met flexibel wordt gedoeld op een groot vlak waarbinnen een bepaald bebouwingspercentage geldt. Alhoewel op deze locaties mogelijk nu al tot het maximale percentage is gebouwd, staat niets eraan in de weg om de bebouwing op andere wijze vorm te geven, zolang binnen het geldende percentage wordt gebleven. Omdat in het verleden expliciet voor een dergelijke flexibele regeling is gekozen, en er geen redenen zijn om nu een starre regeling aan te houden, is een vergelijkbare flexibele regeling in deze beheersverordening opgenomen.
Het functionele onderscheid (wonen, maatschappelijk, bedrijf) zoals het bestemmingsplan kent is ook op gelijke wijze in de beheersverordening opgenomen. Daar waar slechts één functie is toegestaan (dit betreft met name wonen en kantoor), is dit op de verbeelding van de verordening niet terug te zien. Dit is echter wel geborgd, namelijk door te bepalen dat het bestaande gebruik is toegestaan. Op de inventarisatiekaarten is te zien waar welke functies aanwezig zijn.
Daar waar meer dan één functie is toegestaan ingevolge het bestemmingsplan, is een vlak op de verbeelding opgenomen en is in combinatie met de tabel in artikel 4.3.1 bepaald welke functies zijn toegestaan.
Voor zover het is toegestaan om geluidsgevoelige functies (bv de woonfunctie) uit te oefenen in gebouwen waar nu geen geluidsgevoelige functie aanwezig is, bepaalt deze verordening dat dit alleen is toegestaan wanneer aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder kan worden voldaan, dan wel een verkregen hogere grenswaarde. Op die manier is geborgd dat nieuwe geluidsgevoelige functies niet op locaties komen die daarvoor vanwege het akoestische klimaat niet geschikt zijn. Verwezen wordt naar artikel 4.4.1 en naar paragraaf 4.3.2.
3.4.3 Inpassing van de gemeentelijke standaard
De afgelopen jaren heeft de gemeente een standaard voor de bestemmingsplannen ontwikkeld die ook toepasbaar is op andere ruimtelijke besluiten, zoals de beheersverordening. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente en omvat onder meer begripsbepalingen, de wijze van meten, flexibiliteitsregelingen, zoals voor bebouwing op dakterrassen, regels voor erfbebouwing en beroepen aan huis. Met het oog op de rechtsgelijkheid is de gemeentelijke standaard in deze beheersverordening voor zover mogelijk toegepast. Het gaat om de volgende onderwerpen:
- beroep/bedrijf aan huis. De gemeentelijke standaard maakt het mogelijk om een variëteit aan beroepen aan huis uit te oefenen, waaronder ook een bed & breakfast, een kapper of een schoonheidspecialiste. Hieraan zijn verschillende voorwaarden gekoppeld, zoals het oppervlak van de woning dat voor dit beroep mag worden aangewend en de impact -van bijvoorbeeld parkeerdruk- die de functie op de omgeving mag hebben. Via een begripsbepaling is het beroep of bedrijf beschreven en ook wat hier in ieder geval niet onder wordt verstaan, zoals een horecabedrijf, of juist wel kleinschalige voorzieningen voor kinderopvang (zie artikel 4.3.1 en 4.3.2 van de beheersverordening).
- erfbebouwing. De gemeente streeft naar een gelijkluidende regeling voor erfbebouwing bij grondgebonden woningen voor het gehele grondgebied, zie artikel 4.1.2;
- aanvullende werking van de bouwverordening. Dit betreffen de regels ten aanzien de ruimte tussen bouwwerken en het creëren van laad- en losmogelijkheden bij bedrijfsfuncties, zie artikel 9 lid 1;
- belhuizen en afhaalzaken. In de regels van deze beheersverordening zijn afhaalzaken en belhuizen uitgesloten. Dit blijkt uit de begripsbepalingen van detailhandel en dienstverlening;
- parkeergelegenheid. De parkeergelegenheid in het verordeningsgebied voor auto's en fietsen dient te voldoen aan het gemeentelijke beleid. De regeling in deze verordening neemt de functie over van de stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening die een zelfde voorwaarde aan het gebruik stelt, zie artikel 9 lid 2.
Nadere uitleg parkeergelegenheid
Bij het toetsen van omgevingsvergunningen aan de beheersverordening, zal onderzocht worden of de aanvraag aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen voldoet. De raad heeft normen vastgesteld die aangeven wat als 'voldoende' moet worden beschouwd (zie ook paragraaf 4.2.2).
In een bestaande situatie wordt de bestaande parkeergelegenheid voor auto's en fietsen als voldoende beschouwd. Deze bestaande parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden. Bij sloop-nieuwbouw wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen (het rechtens verkregen niveau) in mindering gebracht op het aantal dat nodig is bij de nieuwe ontwikkeling, een en ander conform het geldende gemeentelijk beleid.
Met parkeervoorzieningen worden parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen bedoeld.
3.4.4 Openbare ruimte en structureel groen
Alhoewel deze beheersverordening zoveel mogelijk de bestaande situatie beoogt vast te leggen, is het niet de bedoeling een zodanig starre regeling op te stellen waarmee bij wijze van spreken geen enkel deel van de openbare ruimte mag worden gewijzigd (bijvoorbeeld het verleggen van een fietspad, stoep of groenstrook). Functieuitwisseling binnen de verblijfsruimte blijft mogelijk, dit in tegenstelling tot het structurele groen, waar de uitwisseling wordt beperkt. Het zo maar toelaten van parkeerplaatsen en wegen zou het structurele groen aantasten.
Conform de standaardregelingen voor het openbare gebied in Utrechtse bestemmingsplannen, biedt deze verordening zodoende enige flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van het openbare gebied. Dit gaat echter niet zover dat rijwegen kunnen worden verlegd zodanig dat er sprake is van een reconstructie van wegen in de zin van de Wet Geluidhinder of dat structureel groen kan worden aangetast zodanig dat er een parkeerterrein of rijwegen in worden aangelegd. De aanleg van fiets- en wandelpaden, waterpartijen behoren wel tot de mogelijkheden in structureel groen.
In bijlage 2 bij de regels is een kaart opgenomen waaruit duidelijk wordt wat onder structureel groen wordt begrepen. Het structurele groen draagt bij aan de herkenbaarheid van de wijk en zorgt ervoor dat gebruikers van de wijk zich goed kunnen oriënteren. Het zorgt daarnaast voor een aantrekkelijke groene verblijfsruimte die de gemeente wil behouden, onder meer voor spelende kinderen. Het verharden en versnipperen bijvoorbeeld door aanleg van rijwegen en parkeerplaatsen zou de huidige kwaliteit onevenredig aantasten.
In artikel 4.1.3 en 4.3.4 is bepaald wat (al dan niet) in de openbare ruimte is toegestaan en in welke mate bebouwing (zoals kunstwerken, straatmeubilair en speelvoorzieningen) is toegestaan.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
4.2 Beleidsaspecten
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.
Deze werkwijze leidt tot de conclusie dat het rijksbeleid niet aan de beheersverordening in de weg staat. Daarentegen moet wel nader stil worden gestaan bij provinciaal en gemeentelijk beleid.
4.2.1 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009
De Provinciale Staten van de provincie Utrecht hebben op 21 september 2009 de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. In de provinciale verordening worden de provinciale belangen veilig gesteld door de gemeenten de verplichting op te leggen bij het nemen van ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en beheersverordeningen, deze belangen in de afweging mee te nemen. Het verordeningsgebied kent verschillende aanduidingen. Een deel van deze aanduidingen is van toepassing op plannen waarin nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Aangezien de verordening consoliderend van aard is, wordt hieronder alleen stil gestaan bij de aanduidingen die op dit verordeningsgebied van toepassing zijn, ongeacht of er sprake is van ontwikkelingen.
- stedelijk gebied: deze verordening betreft de voortzetting van het planologische regime van een bestaande woonwijk. Van maatregelen in het kader van energiebesparing toepassing van duurzame energiebronnen zal slechts sprake zijn voor zover via particuliere initiatieven bijvoorbeeld zonnepanelen op huisdaken worden geplaatst.
- glastuinbouw niet toegestaan: deze aanwijzing spreekt voor zich, deze beheersverordening laat geen glastuinbouw toe.
- duurzame energie: windturbines en biomassainstallaties kunnen in gebieden aangewezen als stedelijke gebied worden toegestaan. Deze beheersverordening ziet niet op het mogelijk maken van dergelijke installaties.
- landschap: ten oosten van de Van Everdingenlaan is het verordeningsgebied aangewezen als 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'. De kernkwaliteiten was deze waterlinie zijn met name gelegen in de openheid van de gebieden waarop de forten rondom o.a. Utrecht uitzicht hebben en de beleving van de inundatievelden. Aangezien deze verordening geen extra bebouwing mogelijk maakt wordt de openheid - voor zover deze al op deze locatie aanwezig is - behouden.
- cultuurhistorie: het verordeningsgebied is ten oosten van de Prof. Jordanlaan aangewezen als 'militair erfgoed'. De kernkwaliteiten van dit erfgoed zijn gerelateerd aan de kwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ook hier geldt dat de verordening de - voor zover aanwezige - openheid niet aantast.
Op dit moment is een herziening van provinciale verordening in voorbereiding. Deze herziening leidt niet tot extra of andere eisen voor deze beheersverordening.
![]() | ![]() | ||
Nieuwe Hollandse Waterlinie | Militair erfgoed |
Figuur 4.1 Uitsnedes provinciale verordening
Conclusie
De beheersverordening houdt rekening met de vereisten uit de provinciale verordening en bevat waar nodig een specifieke regeling ter uitvoering van de eisen die uit de provinciale verordening voortvloeien.
4.2.2 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
In 2004 is de Structuurvisie Utrecht 2010-2030 vastgesteld. In deze visie zijn de drie kernkwaliteiten van de stad in de drie perspectieven uitgewerkt:
- De Markt
- Het Podium
- De Binnentuinen
Het verordeningsgebied behoort tot de Binnentuinen 'de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken'. De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in de binnentuinen/wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon-/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. De wijken zijn grotendeels autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd.
Tuindorp voldoet in de bestaande situatie aan de opgave die in de structuurvisie voor de 'Binnentuinen' is opgenomen. Het feit dat de gemeente het instrument van de beheersverordening toepast, versterkt deze conclusie. Vernieuwing of anderszins ingrepen in de inrichting van het (openbare) gebied en het voorzieningenniveau blijft mogelijk binnen de kaders van deze beheersverordening en met gebruikmaking van de alternatieve instrumenten, zoals beschreven in paragraaf 2.3.
Welstandsnota
De nota geeft per wijk een omschrijving van de stedenbouwkundige opbouw en aanwezige kenmerken. Aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen zullen aan de in de Welstandsnota genoemde kenmerken en criteria worden getoetst. In het verordeningsgebied gelden verschillende beleidsniveau's. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2 waarin is beschreven welke behoudenswaardige bebouwing/stedenbouwkundige structuren is het gebied aanwezig zijn en wellke beleidsniveau's hierbij passend zijn.
Archeologie
De gemeente Utrecht heeft de archeologische waarden op haar grondgebied nader uitgewerkt in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van december 2009. Op grond van deze gemeentelijke verordening geldt voor de daarvoor in aanmerking komende gebieden een beschermingsregime. Binnen het verordeningsgebied Tuindorp zijn gebieden in geel en groen aangegeven. Voor de geel gekleurde strook rondom het Zwarte Water is een vergunning noodzakelijk voor bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde, wanneer de oppervlakte voor meer dan 100 m² wordt verstoord.
Figuur 4.2. Uitsnede kaart bij gemeentelijke verordening
In de regeling van de beheersverordening is de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van toepassing verklaard. Dit betekent dat in voorkomende gevallen het regime van deze verordening moet worden gevolgd.
Nota stallen en parkeren, 2013
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe beleid van kracht. Samen met de Nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld.
Utrecht stimuleert en faciliteert het fietsgebruik. Dit betekent dat de gemeente onverminderd inzet op extra stallingsruimte en een effectiever gebruik van bestaande stallingen. Tegelijkertijd intensiveert de gemeente de handhaving op fout en hinderlijk gestalde fietsen
Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten.
Om de druk op de openbare ruimte en leefbaarheid te verminderen, wil de gemeente een eenvoudigere procedure voor de invoering van betaald parkeren. De gemeente gaat bewoners en bedrijven betrekken bij de wijze waarop betaald parkeren wordt ingevoerd door hen te laten meedenken over de dagen en tijden waarop betaald parkeren gaat gelden.
De gemeente wil de kosten en opbrengsten van het parkeerbeleid in balans houden. De kosten voor extra handhaving en het opheffen van parkeerplaatsen moeten dus gedekt worden. Dit doet de gemeente door de parkeertarieven voor bezoekers in de ring rond de binnenstad te verhogen; nu is het verschil met het tarief in het centrum erg groot. De tarieven voor bewoners en bedrijven houdt de gemeente lager, maar moeten wel geleidelijk aan kostendekkend worden.
Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, worden de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen.
4.3 Omgevingsaspecten
Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het plangebied heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. De scan van omgevingsaspecten omvatte de volgende aandachtsgebieden:
- bodem;
- externe veiligheid;
- geluid (van weg- en railverkeer, industrielawaai en bedrijvigheid);
- geur;
- flora en fauna, aanwezigheid van ecologische verbindingen;
- waterhuishouding.
Geconstateerd is dat geen van de genoemde omgevingsaspecten in het gebied aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving.
Er is geen onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit, de aanwezige flora en fauna. In de beheersverordening zijn namelijk slechts beperkt ontwikkelingen mogelijk. Dit zijn ontwikkelingen die bovendien reeds in het voorgaande bestemmingsplan mogelijk waren. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit en de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning, alsnog een onderzoek worden verricht.
4.3.1 Externe veiligheid en planologisch relevante leidingen
In en direct rond het verordeningsgebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten.
- Spoorlijn Utrecht – Amersfoort en de spoorlijn Utrecht-Maliebaan. Deze spoorlijnen maken geen deel uit van het Basisnet. Dit betekent dat er voor deze spoorlijnen geen risicoruimte wordt opgenomen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en dat in verband met het berekenen van het groepsrisico uitgegaan kan worden van nul transporten. De consequentie hiervan is dat er geen enkele PR contour bestaat en dat het groepsrisico gelijk is aan nul.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. In of nabij het verordeningsgebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen of andere buisleidingen die planologisch relevant zijn.
- Bedrijven die vallen onder het Bevi. In het verordeningsgebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Net ten zuiden van het verordeningsgebied bevindt zich een lpg-tankstation (Pieter Nieuwlandstraat 112). De relevante plaatsgebonden risicocontouren van dit bedrijf (PR 10-6) liggen voor een zeer klein deel over het verordeningsgebied. Hierbinnen zijn echter geen kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten mogelijk (alleen groen/wegen/water). Het invloedsgebied van 150 m rondom het vulpunt ligt deels binnen het verordeningsgebied. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.
In Bijlage 5 is het uitgebreideonderzoek opgenomen.
Conclusie
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat de risicosituatie binnen het verordeningsgebied aanvaardbaar is. Er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico en er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een toename van het groepsrisico.
4.3.2 Geluid
Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai
Binnen het verordeningsgebied wordt de planologische ruimte qua bouwmogelijkheden en wisseling van functies overgenomen. Voor een aantal locaties betekent deze ruimte uitbreiding van bestaande geluidgevoelige functies. Nieuwvestiging van geluidgevoelige functies is echter uitgesloten (zie artikel 4.4.1).
De uitbreiding van bestaande gevoelige functies is in enkele gevallen gelegen binnen de geluidzones van ofwel 50 km/u wegen ofwel de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. Dit is vanwege het optredende geluidsniveau niet wenselijk zonder een hogere grenswaarde besluit. Omdat in het kader van een beheersverordening geen hogere grenswaarde besluit kan worden genomen, is besloten om de planologische ruimte voor de geluidsbelaste locaties niet in deze beheersverordening mee te nemen. Dit betreft de ruimte om een extra verdieping (volledig of in de vorm van een kap) te realiseren voor verschillende woningen langs de Mr. Tripkade, voor een deel van het appartementencomplex langs de Frits Coerslaan en voor een deel van het woonzorgcomplex aan de Gisbert Bromlaan.
Mocht het alsnog wenselijk zijn om voor deze locaties een extra verdieping te realiseren, dan kan in principe een dergelijke aanvraag via een kruimelgeval, zoals beschreven in 2.3.3, in behandeling worden genomen. Op dat moment kunnen - door middel van een hogere waardenbesluit - wel voorwaarden worden voorgeschreven, waarmee een aanvaardbaar akoestisch klimaat kan worden behaald.
Industrielawaai
Binnen het verordeningsgebied liggen geen wettelijk vastgelegde zones voor industrielawaai (Wet geluidhinder). Industrielawaai vormt geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening.
4.3.3 Lucht
Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)
In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is een limitatieve opsomming opgenomen van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen milieu, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.
Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen, indien aannemelijk is gemaakt dat:
- a. de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- b. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- c. bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- d. de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen (lid 1 onder c);
- e. het voorgenomen besluit past binnen, is genoemd in of is in elk geval niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Met andere woorden, luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan één van de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
In de beheersverordening is in hoofdstuk 3 vastgelegd dat beheer van de bestaande situatie het uitgangspunt is (paragraaf 3.4.1) en wat reeds bestaande planologische uitbreidingsmogelijkheden zijn (paragraaf 3.4.2). Ook is de gemeentelijke standaard in de beheersverordening ingepast (paragraaf 3.4.3). De beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, die ook reeds in het vigerende planologische regime zijn opgenomen, zijn dermate kleinschalig van aard, dat deze niet in betekenende mate bijdrage aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Daarmee wordt voldaan aan de Wet milieubeheer, artikel 5.16 lid 1 onder b.
Conclusie
Omdat wordt voldaan aan artikel 5.16 lid 1 onder a uit de Wet milieubeheer is er geen belemmering uit het oogpunt van luchtkwaliteit om de beheersverordening vast te stellen.
4.3.4 Bedrijvigheid
In het verordeningsgebied komen enkele bedrijven voor, verspreid in de woonomgeving. De aanwezigheid van deze bedrijven vormt geen aanleiding voor het treffen van maatregelen naar de woonomgeving, omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Er kunnen zich in de toekomst alleen lichte vormen van bedrijvigheid vestigen die passen in een overwegend woonomgeving. Op de betreffende locaties wordt voldaan aan de eisen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering". Het aspect bedrijvigheid vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening.
4.3.5 Geur
In het verordeningsgebied en de directe omgeving zijn geen geurveroorzakende activiteiten aanwezig waarmee in de beheersverordening rekening moet worden gehouden.
4.3.6 Ecologie
Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur dient te worden gecompenseerd.
In de Flora- en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora- en Faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings-)plannen of beheersverordeningen mogen niet in strijd zijn met de Europese richtlijnen of de Flora- en faunawet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora- en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.
Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van ervan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.
In het gebied Tuindorp zijn het groen langs de Prof. Sprengerlaan, de Prof. Jordanlaan evenals het groen langs de spoorlijn groene verbindingen in het kader van het Groenstructuurplan Utrecht uit 2007. Deze onderdelen uit de hoofdgroenstructuur hebben conform deze visie een ecologische en recreatieve functie.
Ter bescherming van deze groenstructuren gelden voor deze gebieden beperkte bouwmogelijkheden en is wijziging van het gebruik van deze gronden uitsluitend toegestaan indien hierdoor de ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast. Voor de buurt Tuindorp zelf is verder het groen langs de Kardinaal de Jongweg en de groengebieden in Tuindorp-oost van belang. Deze zijn in de beheersverordening eveneens beschermd.
4.3.7 Water
Ten behoeve van deze verordening is een waterparagraaf opgesteld. Zie bijlage 6. In het kader van het vooroverleg is deze paragraaf aan Hoogheemraadschap toegestuurd ter beoordeling. Zij hebben te kennen gegeven in te kunnen stemmen met deze tekst.
In de waterparagraaf is de bestaande inrichting van de waterhuishouding voor het verordeningsgebied beschreven. Voor de beheersverordening is de waterhuishouding voor het verordeningsgebied hiermee voldoende verankerd. Ter bescherming van de waterkering is een besluitsubvlak op de verbeelding opgenomen aan welke regels (artikel 6 en 7) zijn verbonden.
Conclusie
De waterbelangen zijn in deze verordening geborgd door onder meer de bestaande situatie van de waterstructuren vast te leggen (via de regeling voor het openbaar gebied). Daarnaast is voor de primaire watergangen een vlak 'waterkering' opgenomen, waarmee wordt geborgd dat bebouwing niet zonder meer langs de betreffende oevers van het Zwarte Water (Prof. Sprengerlaan, de Prof. Jordanlaan) kan worden opgericht.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Bijlage 1 Lijst van Bedrijven functiemenging
Bijlage 2 Structureel Groen
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan of een beheersverordening bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. Deze categorieën zijn vastgelegd in het op
18 juni 2012 in werking getreden Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2012 en overgenomen in onderstaande Lijst van Horeca-activiteiten.
In de Lijst van Horeca-activiteiten is een functionele differentiatie in 'harde' tot 'zachte' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De Lijst van Horeca-activiteiten kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.
De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
categorie A1 | discotheek, bar-dancing |
categorie A2 | zaalverhuur |
categorie B | café, bar, brasserie |
categorie C | cafetaria, snackbar, grill-room, fastfood-restaurant, automatiek, snelbuffet |
categorie D1 | restaurant, bistro, crêperie |
categorie D2 | lunchroom, ijssalon, koffiebar, koffie/theehuis |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Onderscheid cafetaria-snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalcentrum
Een afhaalcentrum valt bestemmingsplantechnisch onder de detailhandelsfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een pizzeria die enkel pizza's verkoopt en geen gelegenheid biedt om ter plaatse de pizza te nuttigen. Ook hier geldt dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.
Definitie van een afhaalcentrum: 'detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht'.
Additionele horeca
Bij additionele horeca gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling waar sprake is van sociaal-culturele, maatschappelijke, en (sportief-) recreatieve doeleinden. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen, scholen en sportfaciliteiten, of horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.
Bij additionele horeca gaat het erom dat:
- de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daar bij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en partijen;
- de gelegenheid ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie absoluut als maximum geldt. Dit maximum geldt voor kleinschalige functies; voor grootschalige functies kan door de gemeente een maximumomvang in vierkante meters worden vastgesteld. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting;
- de horeca niet zelfstandig mag worden uitgeoefend of toegankelijk los van de hoofdfunctie. Wanneer sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie, is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten die vallen onder de horecacategorieën.
Detailhandel met horeca
In de detailhandel is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Hierbij moet worden gedacht aan een winkel waar een klein deel van het vloeroppervlak gebruikt wordt voor het nuttigen van ter plaatse bereide en verkochte etenswaren. Dergelijke ondersteunende horeca kan buitenplans worden geregeld middels de zogeheten 'Kruimelgevallenregeling'. Randvoorwaarden hierbij zijn:
- het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
- voor winkels tot 1.000 m2 bvo geldt in principe een maximale ratio tussen horeca en publiekstoegankelijke winkelvloeroppervlak van 30:70 en er moet een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden; het gaat primair om het proeven van producten die in de winkel worden verkocht;
- voor winkels boven de 1.000 m2 bvo geldt dat een ondersteunende horecafunctie kan worden toegestaan tot maximaal 20% van het bebouwd oppervlak; dit geldt ook voor de non-food, zoals kledingwinkels, boekwinkels, schoenenzaken et cetera;
- de vestiging moet zich houden aan de algemene gehanteerde winkeltijden.
Daar waar sprake is van een bestaande, vergunde ondersteunende horeca, zal dit in de regels en op de verbeelding worden vastgelegd.
Coffeeshops
Coffeeshops worden gereguleerd middels de Algemene Politieverordening (APV). In de Lijst van Horeca-activiteiten vallen coffeeshops in de horecacategorie D. In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid.
Lijst van Horeca-activiteiten
Voor de toepassing van deze Lijst van Horeca-activiteiten wordt onder een horecabedrijf begrepen:
een bedrijf of instelling waar:
- bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
- bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: | Inrichting: | Activiteiten: |
A1 | discotheek bardancing | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van drank en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) drank ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen. |
A2 | zaalverhuur | Een horecabedrijf dat voorziet in zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten zoals bruiloften. Al dan niet met muziek, verstrekking van (alcoholhoudende) drank en etenswaren. |
B | café bar brasserie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) drank voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden. Het accent ligt op de verstrekking van drank. |
C | cafetaria snackbar grill-room fastfoodrestaurantautomatiek snelbuffet | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije drank. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren. |
D1 | restaurant bistro crêperie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank. Geen dansen na restauranttijden. Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse. |
D2 | lunchroom ijssalon koffiebar koffie-/theehuis | Een horecabedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en drank, en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. Daghoreca is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. |
Bijlage 4 Facetbeheersverordening Technische Herziening Erfbebouwingsregels
Bijlage 4 Facetbeheersverordening Technische herziening erfbebouwingsregels
Bijlage 1 Vergunningvrije Activiteiten En Kruimelgevallen
Bijlage 1 Vergunningvrije activiteiten en kruimelgevallen