KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Bedrijven & Milieuzonering En Staat Van Detailhandelsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Plan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Doel Van De Herziening
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijks, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Gevolgen Van De Wijziging
4.1 Gevolgen Omgeving En Milieu
Hoofdstuk 5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Partële Wijziging Wageningselaan 46

Bestemmingsplan - gemeente Veenendaal

Vastgesteld op 06-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Partiële wijziging Wageningselaan 46 met identificatienummer NL.IMRO.0345.Partwijzwagln46-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.6 archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek dat kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysich prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoegd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend;

1.7 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten in dat gebied;

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

totale oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.11 bedrijfsgebouwen

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is, dan wel door enig ander persoon of huishouden;

1.14 beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.15 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Staatsblad 2004, nr. 250) zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.16 Besluit MER 1994:

besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw:

een gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zowel vrijstaand als aangebouwd;

1.20 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat productiegebonden detailhandel ook is toegestaan;

1.28 detailhandel - productiegebonden:

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.29 dienstverlening:

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen;

1.30 erkende partij:

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 grote lawaaimaker:

een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.34 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.35 horeca categorie 1

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van winkels;

1.36 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, bruggen, duikers, (gebouwde) parkeervoorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.37 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.38 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden gehouden;

1.39 kwetsbaar object in de zin van het Vuurwerkbesluit:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerk-besluit;

1.40 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels;

1.41 Monumentenwet:

wet van 23 december 1988 (Staatsblad 638), tot het vaststellen van nieuwe bepalingen voor het behoud van monumenten van bouwkunst en archeologie zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.42 nutsbedrijf:

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van drinkwater, electriciteit of gas en op het telecommunicatieverkeer;

1.43 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening of het telecommunicatieverkeer;

1.44 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.45 opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.46 risicovolle inrichting:

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.47 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

1.48 showroom:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen;

1.49 transportroute gevaarlijke stoffen:

route aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.50 voorgevel:

een naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.51 voorgevelrooilijn:

langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;

1.52 Vuurwerkbesluit:

besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Staatsblad 2002, nr. 33), zoals deze luidt (eventueel na wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.53 waarde-archeologie 3:

gronden (bebouwd gebied) met een hoge archeologische verwachtingswaarde en/of gronden (buitengebied) met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.54 Wabo

Wet van 6 november 2008 (Staatsblad 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.55 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.2 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

de hoogte in meters vanaf het snijvlak van het dakvlak met het zijdelingse gevelvlak, gemeten vanaf het peil;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.10 het peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde waar gebouwd wordt;

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de ter plaatse aangegeven milieucategorie zoals die is weergegeven op de verbeelding en nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  3. c. beeldende kunst;
  4. d. dierenasiel ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  5. e. erf;
  6. f. groen;
  7. g. grote lawaaimakers ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie, gezoneerd terrein';
  8. h. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  9. i. indoor-skibaan ter plaatse van de aanduiding 'skibaan';
  10. j. infrastructuur;
  11. k. laad- en losplaats;
  12. l. niet zelfstandig kantoor op de gronden gelegen buiten de aangegeven 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a., met dien verstande dat de oppervlakte van dit kantoor maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen met een maximum van 2.000 m²;
  13. m. nutsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
  14. n. nutsvoorziening;
  15. o. onderdoorgang onder een overbouwing of overkapping ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  16. p. ontsluiting;
  17. q. opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevelrooilijn en binnen het bouwvlak mag plaatsvinden, alsmede op de op de plankaart voor open opslag aangeduide gronden;
  18. r. pad;
  19. s. parkeerterrein;
  20. t. reclameobject;
  21. u. risicovolle inrichting ter plaatse van de aanduiding 'veilig-heidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen';
  22. v. showroom;
  23. w. verkooppunt motorbrandstoffen, exclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  24. x. vlaggenmast;
  25. y. vuurwerkopslag ter plaatse van de aanduiding 'veiligheids-zone - vuurwerk - 2, vuurwerkopslag';
  26. z. water;
  27. aa. weg;
  28. ab. zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een hoogspanningsverbinding.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemmingen van deze gronden, mits:

  1. a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 7.1;
  2. b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 4.4.1 is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 4.1:

  1. a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  3. c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. d. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de regels van het plan ten behoeve van het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
  3. c. de regels van het plan ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10.00 m;
  4. d. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  5. e. de regels van het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

6.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  1. a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  2. b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

7.2 BEVI-inrichtingen / vuurwerkopslag

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in de zin dat:

  1. a. de aanduidingen 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen', 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour' en/of 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', 'veiligheidszone - vuurwerk - 2, vuurwerkopslag', 'veiligheidszone - vuurwerk 1, plaatsgebonden risicocontour' worden veranderd dan wel worden verwijderd, overeenkomstig de voorgenomen wijziging dan wel intrekking van de milieuvergunning van de inrichting;
  2. b. de aanduidingen 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen', 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour' en/of 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', kunnen worden toegevoegd overeenkomstig de toekomstige milieuvergunning van de nieuw te vestigen inrichting.

7.3 Prostitutie

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van het toevoegen van de zinsnede "seksinrichtingen toegestaan" aan de bestemming bedrijf, mits:

  1. a. er niet reeds één seksinrichting in de gemeente is gevestigd of krachtens geldende bestemmingsplannen kan worden gevestigd;
  2. b. het geen bestemming betreft, welke betrekking heeft op een bestaand of nog te realiseren gebouw, dat gedeeltelijk in een woonfunctie voorziet;
  3. c. het woon-, leef- en/of werkklimaat in de desbetreffende omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast.

Burgemeester en wethouders kunnen hieraan voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • parkeren
  • toegankelijkheid
  • omvang van de seksinrichting

7.4 Transportroute gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in de zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' wordt veranderd dan wel wordt verwijderd. Dit naar aanleiding van veranderingen in het gebruik van de route of het beëindigen van deze route.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

8.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsverbindingen en onder-grondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de laad- en losmogelijkheden en
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de Partiële wijziging Wageningselaan 46.

Bijlagen

Bijlage 1 Bedrijven & Milieuzonering En Staat Van Detailhandelsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

1.1.1 Aanleiding

In een verzoek om een tegemoetkoming in planschade is namens de eigenaar van het perceel Wageningselaan 46 aangegeven dat een gebrek in het geldende bestemmingsplan "Nijverkamp" de eiganaar in een planologische nadeliger positie heeft gebracht. Deze omstandigheid is daarom mede aanleiding voor de claim op vergoeding van planschade. De gebruiksbeperking die het gevolg is van het gebrek wordt in het onafhankelijk advies over het planschadeverzoek bevestigd.

Het gebrek bestaat uit het ontbreken van de mogelijkheid om ter plekke van de aanduiding 'skibaan' en 'Bedrijfswoning' gronden en opstallen te gebruiken voor bedrijven tot en met categorie 3.2., zoals voor de omliggende gronden wel het geval is.

Dit betreft een onbedoelde beperking en is slechts op de digitale verbeelding alszodanig zichtbaar. In rechte is de ditale verbeelkding echter maatgevend.

1.1.2 Doel

Het doel van deze partiële wijziging van het bestemmingsplan Nijverkamp is het herstel van het in voorgaande subparagraaf beschreven gebrek.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit de twee perceelsgedeelten met de aanduidingen 'skibaan' en 'bedrijfswoning' en is gelegen aan de oostzijde van de Wageningselaan en aangeduid als Wageningselaan 46.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Partwijzwagln46-vg01_0001.jpg"

Op bovenstaande kaartuitsnede ligt het plangebied binnen de rode cirkel.

1.3 Vigerend Plan

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Nijverkamp" zoals vastgesteld oor de gemeenteraad op 12 mei 2011 en in werking getreden op 24 juni 2011. Dit bestemmingsplan is vervolgens naar aanleiding van een (tussen)uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 26 september 2012 op 20 december 2012 gewijzigd vastgesteld en op 17 april 2013 onherroepelijk geworden.

1.3.1 Nieuw plan

Deze partiële herziening wijzigt slechts de verbeelding van het bestemmingsplan Nijverkamp. De regels van dat bestemmingsplan blijven onverkort van toepassing. Deze zijn daarom integraal en ongewijzigd in dit plan opgenomen

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 Doel van de herziening komen de huidige en de beoogde situatie, waaronder een toelichting op de wijziging, aan bod. Het beleidskader, waaronder de ladder van duurzame verstedelijking, komt aan bod in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 Gevolgen van de wijziging worden de gevolgen van de partiële herziening weergegeven. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid komen achtereenvolgens in de hoofdstukken 5 en 6 aan de orde.

Hoofdstuk 2 Doel Van De Herziening

2.1 Huidige Situatie

In de huidige situatie is het plangebied bestemd als Bedrijf met de nadere aanduidingen skibaan (skb) en bedrijfswoning (bw). De aanduidingen geven aan dat deze specifieke functies alleen daar zijn toegestaan. In de huidige situatie is op de verbeelding onbedoeld en dus ten onrechte niet aangegeven dat ter plekke van de functieaanduidingen ook bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan.

2.2 Beoogde Situatie

De beoogde situatie is herstel van de onvolkomenheid, derhalve zijn dan ook bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. ter plekke van de aanduidingen 'skibaan' en 'bedrijfswoning' toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijks, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid

In het bestemmingsplan Nijverkamp is de juridische planologische regeling van het gelijknamige bedrijventerrein getoetst aan het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid. Deze planwijziging betreft een correctie van een onbedoelde onvolkomenheid. Toetsing aan dit beleid levert daarom geen ander resultaat op in het bestemmingsplan Nijverkamp is verwoord. Het plan voldoet aan het relevante beleid.

De Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking die als motiveringseis is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is niet van toepassing op deze partiële wijziging. Dit plan maakt immers geen nieuwe bebouwing mogelijk maar corrigeert een onvolkomenheid.

Hoofdstuk 4 Gevolgen Van De Wijziging

4.1 Gevolgen Omgeving En Milieu

Deze partiële wijziging van het bestemmingsplan Nijverkamp heeft, gelet op de inhoud, geen gevolgen voor de omgeving of het milieu. Het plan voozriet immers in de correctie van een onmiskenbaar onbedoelde onvolkomenheid.

Hoofdstuk 5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

De kosten van dit bestemmingsplan zijn voor rekening van de gemeente en worden gedekt uit de lopende begroting. Het plan voorkomt een financiële tegemoetkoming in planschade als gevolg van de onvolkomenheid. Hiermee wordt deze partiële herziening economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Door de correctie van een onbedoelde onvolkomenheid zijn er geen gevolgen voor de omgeving. Het plan is opgesteld als gevolg en ter tegemoetkoming van/aan een verzoek om planschade van de eigenaar van het betrokken perceel. Omtrent de maatschappelijk uitvoerheid bestaan derhalve geen twijfels.