Bestemmingsplan Cothen
Bestemmingsplan - gemeente Wijk bij Duurstede
Vastgesteld op 16-08-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
- a. plan:
het bestemmingsplan Cothen van de gemeente Wijk bij Duurstede;
- b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0352.bpcotcothen-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
- c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
- d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
- e. aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlage 3 Staat van aan huisverbonden bedrijf; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- f. aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- g. aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
- h. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het fokken of houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderijen;
- i. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- j. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
- k. begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
- l. bestaand:
- 1. met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; - 2. met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
- 1. met betrekking tot bebouwing:
- m. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
- n. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- o. bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
- p. bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
- q. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
- r. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
- s. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- t. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
- u. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
- v. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
- w. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- x. dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;
- y. extensief recreatief medegebruik:
extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan (sport)vissen, kanoën en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer;
- z. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- aa. geluidzoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
- ab. hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
- ac. horeca:
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horeca activiteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
- ad. huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:- 1. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
- 2. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband van maximaal 3 personen, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
- 3. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
- ae. kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
- af. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
- ag. mantelzorg:
tijdelijke zorg die niet in het kader van het bedrijfsmatig bieden van zorg wordt geboden aan hooguit twee hulpbehoevenden door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
- ah. overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven;
- ai. peil:
- 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
- aj. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
- ak. recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan;
- al. risicovolle inrichting:
een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- am. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:- 1. seksclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; - 2. seksautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - 3. sekswinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker; - 4. prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;
- 1. seksclub:
- an. vloeroppervlakte:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten in een gebouw;
- ao. volkstuin:
een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt;
- ap. voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
- aq. voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
- ar. voorste bouwperceelgrens:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwperceelgrens, met dien verstande dat indien een bouwperceelgrens gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
- as. wonen:
het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning;
- at. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
- au. zijdelingse bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. extensief recreatief medegebruik;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- e. paden;
- f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. tuinen, erven en paden;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bedrijfswoningen welke aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en op een legale wijze tot stand zijn gebracht.
4.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen, tenzij de bestaande inhoud, welke aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en op een legale wijze tot stand is gebracht, meer bedraagt;
- 5. buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m², en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en/of bedrijfsgebonden detailhandel;
- b. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- d. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- e. een gebruik voor risicovolle inrichtingen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken verlenen van het bepaalde in lid 4.1 sub a voor de vestiging van bedrijven:
- 1. die niet zijn genoemd in de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
- 2. die zijn opgenomen in categorie 3.1 in de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
- b. Het bevoegd gezag houdt bij het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning rekening met de volgende voorwaarden:
- 1. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met toegelaten bedrijven;
- 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
- 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.
- 1. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen, met bezichtigingsmogelijkheden en ambachtelijke bedrijvigheid,
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. erven en verhardingen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. een bedrijfswoning welke aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en op een legale wijze tot stand is gebracht.
5.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
- c. dienstverlening en kantoren;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is horeca toegestaan tot ten hoogste categorie 2 van bijlage 2 'Staat van Horeca activiteiten';
- e. wonen, al dan niet in combinatie met het bieden van mantelzorg en aan huis verbonden beroep en/of bedrijf,
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. erven en verhardingen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. waterpartijen.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
- 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
- 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
- 5. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mag maximaal 50% bedragen, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 75 m² mag bedragen.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' bedraagt het oppervlak ten behoeve van horecabedrijven niet meer dan 125 m² dan wel het bestaande oppervlak indien dit meer bedraagt.
- b. Onder 'detailhandel' is ondergeschikte horeca mede inbegrepen, met dien verstande dat:
- 1. ondergeschikte horeca uitsluitend is toegestaan in de vorm van verkoop van eigen producten;
- 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 40 m².
- c. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 60 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
- 1. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
- 2. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
- 3. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen, met uitzondering van detailhandel op de begane grond.
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ateliers;
- c. wonen, al dan niet in combinatie met het bieden van mantelzorg en aan huis verbonden beroep en/of bedrijf,
met de daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen;
- e. erven en verhardingen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. waterpartijen.
7.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
- 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
- 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
- 5. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mag maximaal 50% bedragen, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 75 m² mag bedragen.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 60 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
- a. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
- b. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
- c. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen, met uitzondering van detailhandel op de begane grond.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. erven en paden;
- f. bestaande in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,5 m bedragen.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren,
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. erven en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m², en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen een kerk, dorpshuis, school, kinderopvang, huisartsenpraktijk, museum en zorgcentrum;
- b. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs uitgesloten' is een school en/of kinderdagverblijf niet toegestaan;
- d. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats',
met de daarbij behorende:
- e. groen- en speelvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en paden;
- g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m², en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 3. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het gebruik als parkeerterrein, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
- b. Onder 'maatschappelijke voorzieningen' is ondergeschikte horeca mede inbegrepen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 40 m².
Artikel 11 Recreatie - Volkstuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- c. tuinen, erven en paden;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. waterpartijen;
- f. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte en oppervlakte van kweekkasjes en opbergruimte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 0,75 m en 5 m² per volkstuin;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,5 m bedragen.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden;
- b. sportzaal en sportschool;
- c. kantine, met een daarbij behorend terras;
- d. kleedkamers en toiletgebouwen;
- e. tribune,
alsmede voor:
- f. het houden van evenementen;
- g. kinderopvang,
met de daarbij behorende:
- h. groen- en speelvoorzieningen;
- i. tuinen, erven en paden;
- j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- k. waterpartijen.
12.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' uitsluitend de bestaande tribune is toegestaan;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 20 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van ballenvangers mag maximaal 8 m bedragen;
- 4. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
13.2 Bouwregels
- a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
- 3. de afstand tot het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande afstand;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 de oppervlakte mag worden vergroot uitsluitend voor zover wordt gebouwd ten behoeve van het verbinden van het bijgebouw met het hoofdgebouw, waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het bijgebouw en de breedte niet meer mag bedragen dan de bestaande breedte van het bijgebouw vermeerderd met 0,3 m.
- b. Overige gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van erkers aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- 1. de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
- 2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de gevel mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, dan wel 30 cm boven de eerste verdiepingsvloer indien deze meer bedraagt.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen;
- de bouwhoogte tot 1 m voor de voorgevel van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw maximaal 2 m mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
- 1. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat:
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
- b. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groen- en speelvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voorzieningen voor langzaam verkeer;
- h. bergbezinkbassin.
14.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de in lid 14.1 onder a. en f. genoemde bestemmingen, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m² bedragen;
- 3. de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m3 bedragen.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag maximaal 9 m bedragen.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterpartijen;
- b. bruggen;
- c. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. waterberging;
- e. oeverbeschoeiing;
- f. natuur;
- g. recreatief medegebruik,
met de daarbij behorende:
- h. groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag maximaal 1,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte mag maximaal 10 m² bedragen.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
- b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- c. parkeervoorzieningen;
- d. mantelzorg,
met de daarbij behorende:
- e. groen- en speelvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en paden;
- g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven;
- 3. hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd, tenzij de hoofdgebouwen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand' dan dienen de hoofdgebouwen twee aaneen of vrijstaand te worden gebouwd;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand' dient de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van hoofdgebouwen ten minste 3 m te bedragen.
- b. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
- 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
- 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
- 5. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 50% bedragen, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 50 m² mag bedragen;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' mag in afwijking van het bepaalde onder 5 de oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel niet meer bedragen dan de waarde die is aangegeven;
- 7. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 0 m of ten minste 1 m.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
16.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 50 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
- a. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
- b. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
- c. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.
Artikel 17 Wonen - Woonwagenstandplaats
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woonwagens;
- b. woonwagenstandplaatsen;
- c. parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- d. groen- en speelvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en paden;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen woonwagens worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal woonwagens';
- 2. de afstand tussen woonwagens bedraagt ten minste 5 m;
- 3. de maximale lengte, breedte en bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 16 m, 6 m en 3,50 m.
- b. Op deze gronden mogen bijgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. per woonwagen is één bijgebouw toegestaan;
- 2. de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van een bijgebouw mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 2,50 m, 3,50 m en 16,5 m².
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
Artikel 18 Leiding - Riool
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse rioolleiding.
18.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 18.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 18.2 bepaalde, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 18.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. diepwortelende beplantingen of bomen te planten;
- 2. heiwerkzaamheden uit te voeren of op een andere manier voorwerpen in te graven of in te drijven;
- 3. grondwerkzaamheden uit te voeren;
- 4. oppervlakteverhardingen aan te brengen.
- b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- 2. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 3. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
- 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- c. Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien:
- 1. geen schade ontstaat aan de rioolleiding en/of het doelmatig functioneren van die leiding niet in gevaar wordt gebracht;
- 2. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- 3. hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Artikel 19 Waarde - Archeologie Beschermd Monument
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie Beschermd Monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van beschermde monumenten op grond van de Monumentenwet 1988.
Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:
- a. ten behoeve van de bouwwerken geen bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 30 cm onder het bestaande maaiveld; of,
- b. de bouwwerken betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden; of,
- c. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; of,
- d. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht; of,
- e. de bouwwerken een oppervlakte hebben van 100 m² of minder.
20.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
- 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
- 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
- 5. het diepploegen van gronden dieper dan 30 cm.
- b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- 1. bodemingrepen van maximaal 30 cm diep betreffen;
- 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek van een archeologisch deskundige is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
- 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- ploegen;
- 5. gelet op de elders in deze regels genoemde bestemmingen, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
- 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 7. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
- c. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 21 Waarde - Archeologie Monument
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie Monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische monumentale waarden.
21.2 Bouwregels
Op de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut.
21.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
- 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
- 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
- 5. het diepploegen van gronden dieper dan 30 cm.
- b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- 1. bodemingrepen van maximaal 30 cm diep betreffen;
- 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek van een archeologisch deskundige is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- 3. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- ploegen;
- 4. gelet op de elders in deze regels genoemde bestemmingen, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
- 5. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- 6. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
- c. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 22 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen in samenhang met de schaal van de bebouwing.
22.2 Nadere eisen
In aanvulling op het bepaalde voor de andere daar voorkomende bestemmingen kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van:
- a. het behoud en herstel van de historische samenhang van bebouwing, nadere eisen stellen aan de goothoogte, kapvorm en dakhelling van gebouwen;
- b. het behoud en herstel van de parcellering, nadere eisen stellen aan de situering en bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti - Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Vervangende bouwregel
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- de goot- en bouwhoogte;
- de oppervlakte;
- de inhoud;
- de afdekking van gebouwen;
- de afstand tot de voorgevelrooilijn;
- de afstand tot de bouwperceelgrens,
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
24.2 Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.
24.3 Afdekking gebouwen
Voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat:
- gebouwen worden gebouwd met een kap waarvan de minimale dakhelling niet minder dan 30° mag bedragen en de maximale dakhelling niet meer dan 65° mag bedragen, dan wel;
- gebouwen worden afgedekt met een plat dak met dien verstande dat de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
24.4 Goothoogte aan- en uitbouwen
Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.
24.5 Nutsvoorzieningen
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ zijn mede aangewezen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
27.1 Procedure nadere eisen
Met betrekking tot de voorbereiding omtrent het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Cothen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca activiteiten