KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Artikel 4 Waarde - Archeologie Hoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Bijlage
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Water
3.3 Geluid
3.4 Luchtkwaliteit
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Flora En Fauna
3.7 Archeologie
3.8 Milieuzonering
3.9 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Plansystematiek
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bestemmingsplan Willem Alexanderweg 79 Cothen

Bestemmingsplan - gemeente Wijk bij Duurstede

Vastgesteld op 17-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. a. plan:
    het bestemmingsplan Willem Alexanderweg 79 Cothen met identificatienummer NL.IMRO.0352.cotwalexweg79-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;
  1. b. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
  2. c. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  3. d. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  4. e. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  5. f. bedrijfswoning:
    een woning in of bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
  1. g. bestaand:
    1. 1. met betrekking tot bebouwing:
      legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
    2. 2. met betrekking tot gebruik:
      het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
  2. h. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;
  3. i. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  1. j. bijbehorend bouwwerk:
    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
  2. k. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
  3. l. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;
  4. m. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. n. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. o. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
  2. p. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
  3. q. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  1. r. dienstverlening:
    het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;
  2. s. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  3. t. geluidzoneringsplichtige inrichtingen:
    een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
  4. u. hoofdgebouw:
    een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  1. v. kantoor:
    een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
  1. w. overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  1. x. pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct een duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

  1. y. peil:
    1. 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
  1. z. productiegebonden detailhandel:
    detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
  2. aa. risicovolle inrichting:
    een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  1. ab. seksinrichting:
    de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:
    1. 1. seksclub:
      een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
    2. 2. seksautomaat:
      een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
    3. 3. sekswinkel:
      een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
    4. 4. prostitutiebedrijf:
      een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;
  1. ac. voorgevel:
    de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
  1. ad. voorgevellijn:
    de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  1. c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. d. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  3. e. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  1. f. het bebouwingspercentage:
    een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatievoorzieningen, schoorstenen en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt. Voor ventilatievoorzieningen en schoorstenen geldt dat de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot en met categorie 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten;
  2. b. groothandel, verhuur en reparatie van vorkheftrucks en andere voertuigen, met dien verstande dat hieronder ook is begrepen de groothandel, verhuur en reparatie van vrachtwagens, voor zover dit is aan te merken als een naar aard en omvang ondergeschikt en niet-zelfstandig bestanddeel van de bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vorkheftrucks';
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoren tot een maximum van 2.000 m² per bouwperceel;

met de daarbij behorende:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. tuinen, erven en paden;
  3. g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. h. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan 70% per bouwperceel bedragen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
    4. 4. buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken waaronder fietsenstallingen toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m², en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  1. b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
      • de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 3 m bedragen;
    2. 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van reclameborden en -masten mag maximaal 4 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
  1. c. Voor zover goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat:
    1. 1. gebouwen worden gebouwd met een kap, waarvan de minimale dakhelling niet minder dan 30° mag bedragen en de maximale dakhelling niet meer dan 65° mag bedragen, dan wel;
    2. 2. gebouwen worden afgedekt met een plat dak met dien verstande dat de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en/of bedrijfsgebonden detailhandel tot maximaal 100 m²;
  2. b. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, buiten het bouwvlak, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  4. d. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  5. e. een gebruik voor risicovolle inrichtingen;
  6. f. een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 sub a voor de vestiging van bedrijven:
    1. 1. die niet zijn genoemd in de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. die zijn opgenomen in categorie 3.1 in de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
  1. b. Het bevoegd gezag houdt bij het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning rekening met de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie;
      • de milieusituatie;
    2. 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met toegelaten bedrijven;
    3. 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
    4. 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.

Artikel 4 Waarde - Archeologie Hoog

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  1. a. ten behoeve van de bouwwerken geen bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 50 cm onder het bestaande maaiveld; of,
  2. b. de bouwwerken betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden; of,
  3. c. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; of,
  4. d. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht; of,
  5. e. de bouwwerken een oppervlakte hebben van 500 m² of minder.

4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  1. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    3. 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    4. 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    5. 5. het diepploegen van gronden dieper dan 50 cm.
  2. b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    1. 1. bodemingrepen van maximaal 50 cm diep betreffen;
    2. 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek van een archeologisch deskundige is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    3. 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    5. 5. gelet op de elders in deze regels genoemde bestemmingen, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    6. 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    7. 7. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
  3. c. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  1. d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • de goot- en bouwhoogte;
  • de oppervlakte;
  • de inhoud;
  • de afdekking van gebouwen;
  • de afstand tot de voorgevelrooilijn;
  • de afstand tot de bouwperceelgrens,

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

6.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

6.3 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor bewoning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Willem Alexanderweg 79 Cothen'.

Bijlage

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op 28 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' vastgesteld. Op 26 september 2012 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Voor wat betreft het plandeel met de bestemming 'Bedrijventerrein-1', dat betrekking heeft op het perceel Willem Alexanderweg 79 is het besluit vernietigd.


Het betreft het perceel waar Schoonderwoerd Heftrucks is gevestigd. Er is dan ook een reparatie vereist voor het betreffende perceel. Het gaat om een situatie waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak op twee onderdelen de conclusie trekt dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Dat betreft:

  1. 1. het regelen van de handel en verhuur van vorkheftrucks, wat volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak niet is toegestaan in het bestemmingsplan;
  2. 2. de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vorkheftrucks' die volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak ook aan het zuidelijke perceelsgedeelte dient te worden toegekend.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de beoogde reparatie van het perceel Willem Alexanderweg 79 te Cothen. Naast de uitspraak van de Afdeling is er een andere gebeurtenis die van belang is voor dit bestemmingsplan. Op 30 januari 2013 is een groot deel van de bedrijfsbebouwing door brand verwoest. Men is vastbesloten om het bedrijf opnieuw op te bouwen op het perceel aan de Willem Alexanderweg. Het voorliggende bestemmingsplan biedt dus het planologisch kader waarbinnen men het bouwplan kan uitwerken.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Voorliggend bestemmingsplan omvat het perceel Willem Alexanderweg 79 te Cothen, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.cotwalexweg79-bva1_0001.png"

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Brien-Middelweerd' vastgesteld op 27 mei 1981.

Vervolgens is op 28 september 2011 het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' vastgesteld, hier is echter voorliggend plangebied door de Raad van State vernietigd. Daarmee wordt weer teruggevallen op het bestemmingsplan 'De Brien-Middelweerd'.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan 'Willem Alexanderweg 79 Cothen' bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied, bestaande uit de huidige situatie en de toekomstige situatie;
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 3;
  • de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 4. Hierin worden de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de regels;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Uitspraak ABRvS d.d. 26 september 2012

Op 28 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' vastgesteld. Tegen dit besluit is namens H. Schoonderwoerd Heftrucks BV/A.J. Schoonderwoerd beroep ingesteld. Op 26 september 2012 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Voor wat betreft het plandeel met de bestemming 'Bedrijventerrein-1', dat betrekking heeft op het perceel Willem Alexanderweg 79 is het besluit vernietigd. Hieronder volgt de essentie van de uitspraak.


Het perceel van Willem Alexanderweg 79 is bestemd als 'Bedrijventerrein-1' met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein-vorkheftrucks". Op grond van de planregels zijn de gronden bestemd voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de in bijlage 1 bij het bestemmingsplan opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de functieaanduiding zijn de gronden ook bestemd voor opslag en reparatie van vorkheftrucks en andere interne transportmiddelen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de raad ook beoogd dat handel en verhuur hier zou zijn toegestaan. De Afdeling concludeert dat het bestemmingsplan deze activiteiten niet mogelijk maakt:

"Uit de functieaanduiding kan echter niet worden afgeleid dat handel en verhuur van vorkheftrucks in het plan zijn toegestaan. De activiteit verhuur van vorkheftrucks is in de categorie verhuurbedrijven voor machines en werktuigen apart geclassificeerd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (SBI-code 773) en aan deze activiteit is milieucategorie 3.1 toegekend. Ook de activiteit handel in vorkheftrucks is in de categorie groothandel in machines en apparaten, anders dan machines voor de bouwnijverheid, apart geclassificeerd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (SBI-code 466) en aan deze activiteit is milieucategorie 3.1 toegekend. De handel en verhuur van vorkheftrucks is derhalve in het plan, anders dan de raad meent en met het plan heeft beoogd, niet toegestaan. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen".


Daarnaast constateerde de Afdeling dat de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-vorkheftrucks' slechts is toegekend aan het noordelijke deel van het perceel. Dit terwijl door de raad bij de vaststelling is beoogd om deze aanduiding aan het gehele perceel toe te kennen. Gevolg is dat op dit gedeelte alleen activiteiten zijn toegestaan die vallen onder milieucategorie 1 en 2. Volgens de VNG publicatie vallen elektrische vorkheftrucks wel onder categorie 2, maar vorkheftrucks met verbrandingsmotor vallen onder een zwaardere categorie (3.1). De uitspraak is opgenomen in de bij deze toelichting behorende Bijlage 1 Uitspraak Raad van State.

Om de gebreken te herstellen moet voor het perceel een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft het terrein van Schoonderwoerd Heftrucks weer. Het gedeelte met de aanduiding (sbt-vht) is gearceerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.cotwalexweg79-bva1_0002.png"

Overige correcties

Ook het perceel dat met rood is omcirkeld maakt deel uit van het terrein van Schoonderwoerd. Hier geldt de aanduiding (sbt-bb), 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bouwbedrijf'. Hoewel dit gebrek in de beroepszaak niet ter sprake is gekomen, wordt ook dit gebrek hersteld in het voorliggende bestemmingsplan.


Brand januari 2013

Naast de uitspraak van de Afdeling is er een andere gebeurtenis die van belang is voor dit bestemmingsplan. Op 30 januari 2013 is een groot deel van de bedrijfsbebouwing door brand verwoest. De schade is zo groot dat het bedrijf noodgedwongen tijdelijk moest uitwijken naar andere locaties. Men is echter vastbesloten om het bedrijf opnieuw op te bouwen op het perceel aan de Willem Alexanderweg.

2.2 Toekomstige Situatie

De bedoeling is dat herbouw op de bestaande locatie plaatsvindt. Op dit moment is er nog geen definitief bouwplan. Het voorliggende bestemmingsplan biedt dus het planologisch kader waarbinnen men het bouwplan kan uitwerken.


Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden is van belang dat Schoonderwoerd de wens heeft uitgesproken om de bedrijfsactiviteiten die men uitvoert niet te 'eng' te beschrijven. De bedrijfsactiviteiten zijn breder dan enkel de opslag, reparatie, handel en verhuur van vorkheftrucks. Zo verhuurt en verhandelt het bedrijf ook andere werktuigen dan vorkheftrucks en worden incidenteel ook vrachtwagens verhandeld. Omdat deze activiteiten feitelijk een verruiming betekenen van de gebruiksmogelijkheden die in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' zijn opgenomen, heeft hierover uitvoerig overleg plaatsgevonden met de gemeente. Conclusie is dat de gemeente bereid is om deze activiteiten toe te staan. In dat kader is ook beoordeeld of dit gevolgen heeft voor de uitvoeringsaspecten. Aangetoond moet worden dat deze verruiming geen extra overlast voor de omgeving zal veroorzaken. Hoofdstuk 3 gaat hier verder op in.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten

3.1 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht dient onder meer de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente heeft een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld teneinde actief bodembeheer te kunnen voeren. Dit maakt het mogelijk om verantwoord om te gaan met (veelal) licht verontreinigde grond in zowel stedelijk als landelijk gebied.

Op de bodemkwaliteitskaart is af te lezen dat er geen verontreinigingen bekend zijn voor het plangebied.

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de nieuwe bedrijfsbebouwing zal een bodemonderzoek moeten worden aangeleverd. Dit onderzoek dient aan te tonen dat de gronden kwalitatief geschikt zijn voor de functie.

3.2 Water

Procedure watertoets

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming.

Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming.

De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatief nemers (veelal gemeenten) nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.

De watertoets is sinds 1 november 2003 wettelijk verplicht.

In het kader van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen heeft overleg plaatsvinden met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en andere waterbeheerders. Het voorliggend bestemmingsplan bevat geen speciale waterbelangen zoals watergangen of beschermingszones, tevens worden geen dusdanige andere ontwikkelingen toegestaan dan destijds in het wateroverleg is besproken. Hiermee is het wateraspect voor dit bestemmingsplan voldoende behandeld.

3.3 Geluid

De gemeente Wijk bij Duurstede heeft in de 'Geluidsnota 2012-2026' het gemeentelijk geluidbeleid neergelegd. Met de geluidsnota geeft de gemeente een inhoudelijke invulling aan de wijze waarop zij omgaat met de bevoegdheden en mogelijkheden die de regelgeving zoals de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bieden. Er wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke ambitie uit het milieubeleidsplan om de geluidskwaliteit te behouden en waar mogelijk te verbeteren.


Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van bedrijfsbebouwing noodzakelijk. Bedrijfsgebouwen worden niet gezien als geluidgevoelige objecten. Daarom is onderzoek in het kader van de Wgh naar wegverkeerslawaai, railverkeerlawaai en industrielawaai niet relevant.


Na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' voor wat betreft het perceel Willem Alexanderweg 79 gewijzigd vastgesteld. Het betrof de uitbreiding van de bedrijfsbestemming in zuidelijke richting. In dat kader is toen een nadere onderbouwing in de toelichting van het vastgestelde bestemmingsplan opgenomen. In dat kader is door Schoonderbeek en Partners (SPA een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Met dit onderzoek is aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot overlast voor de omgeving.


In vergelijking met het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' voorziet het voorliggende bestemmingsplan in een verruiming van de gebruiksmogelijkheden. De toegestane bedrijfsactiviteiten zijn breder dan enkel de opslag, reparatie, handel en verhuur van vorkheftrucks. Zo maken de planregels ook handel, verhuur en reparatie van andere werktuigen dan vorkheftrucks mogelijk. Omdat deze activiteiten feitelijk een verruiming betekenen van de gebruiksmogelijkheden is door SPA een aanvullende notitie opgesteld (aanvulling geluidonderzoek voor H. Schoonderwoerd Heftrucks in Cothen, d.d. 24 juli 2013). SPA concludeert dat de bevindingen die zijn opgenomen in het rapport van 4 juli 2011 overeind blijven. Van belang is wel dat het onderzoek van SPA is gebaseerd op de bedrijfsvoering en gewenste uitbreiding van voor de verwoesting/brand in januari 2013. In het kader van het Activiteitenbesluit en de omgevingsvergunning zal een nieuw geluidsonderzoek worden gevraagd dat is gebaseerd op de nieuwe bedrijfsvoering en de nieuwe situatie (nieuwbouw).


Verkeersbelasting
In het akoestisch onderzoek van 4 juli 2011 is ook de verkeersbelasting op de omgeving als gevolg van het de uitbreidingsplannen berekend. Gebleken is dat de verkeersbewegingen nauwelijks toenemen ten opzichte van de bestaande (planologische) situatie.


Parkeerbalans
Voor de uitbreiding van het bedrijf moeten extra parkeerplekken gerealiseerd worden. De parkeerbalans op het erf is zodanig positief dat dit in de huidige situatie kan worden opgelost.

3.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Sg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.


Rapport luchtkwaliteit 2005

Op basis van autonome ontwikkelingen is berekend dat de luchtkwaliteit wat betreft NO2 en PM10 zonder maatregelen te nemen overal in de gemeente Wijk bij Duurstede voldoet aan de norm. In het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Utrecht (Provincie Utrecht, 15 april 2008) is opgenomen dat er in Wijk bij Duurstede geen saneringsopgave ligt.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan leidt weliswaar tot een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, maar de gevolgen die dit heeft voor de verkeerstoename - en daarmee de toename van fijnstof - is nihil. Het plan kan daarom worden beschouwd als een nibm-project.

3.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is het werkveld dat zich bezighoudt met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:

  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Activiteitenbesluit (bv. propaantanks);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.cotwalexweg79-bva1_0003.png"

Uitsnede professionele risicokaart, Interprovinciaal Overleg

Het bedrijf dat is gelegen binnen voorliggend bestemmingsplan betreft geen bevi-inrichting. Tevens vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen in de nabijheid plaats.

Wel geldt op basis van de risicokaart een overstromingsrisico. Het plangebied ligt in een gebied dat snel en ondiep onderloopt bij overstroming. Als het terrein dusdanig zou worden uitgebreid dat het groter wordt dan 75 ha of als er vitale en kwetsbare bedrijven worden gevestigd, dan dient rekening te worden gehouden met het overstromingsgevaar bij de (verdere) inrichting van het gebied.

3.6 Flora En Fauna

De natuurwaarden worden op twee manieren beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998).

Voor voorliggend bestemmingsplan hoeft geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht. In vergelijking met het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' worden in het plan geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen.

3.7 Archeologie

In de Monumentenwet 1988 is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld (conform het Verdrag van Malta). Deze wet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Bureau de Steekproef heeft in 2011 een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd (rapportnummer 2011-07/07). Dit onderzoek had betrekking op het zuidelijke gedeelte van het perceel. Uit het onderzoek volgt dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden is over het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' opgenomen. Op basis van deze dubbelbestemming dient archeologisch onderzoek verricht te worden indien werkzaamheden dieper dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden of indien de oppervlakte van nieuwe bouwwerken meer dan 500 m² beslaan.

3.8 Milieuzonering

In en rond de bedrijventerreinen wordt zowel gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geactualiseerde uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Het bedrijventerrein Cothen ligt op een afstand van 20 tot 40 m van woningen. Mede om deze reden geldt voor dit bedrijventerrein als uitgangspunt dat uitsluitend bedrijven tot categorie 2 worden toegelaten. Dit sluit aan op het vigerende bestemmingsplan. Aanwezige bedrijven met een hogere categorie krijgen een specifieke aanduiding. Een deel van de activiteiten die Schoonderwoerd Heftrucks uitvoert valt onder categorie 3.1. Om die reden is in dit bestemmingsplan voor het bedrijf Schoonderwoerd Heftrucks een specifieke aanduiding opgenomen.

3.9 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.

Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet

4.1 Inleiding

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. Een en ander komt tot uitdrukking in de regels.


Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.

De regeling van het bestemmingsplan Willem Alexanderweg 79 Cothen is identiek aan de systematiek die is gehanteerd voor het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' van de gemeente, op één uitzondering na. In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen was voor het plangebied alleen aan het noordelijk perceel de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijventerrein - vorkheftrucks' opgenomen, met voorliggend bestemmingsplan wordt deze aanduiding over het gehele plangebied gelegd. Daarnaast zijn de gebruiksmogelijkheden verruimd.

4.2 Plansystematiek

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.


Regels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Beschrijving van de bestemmingen
Bedrijventerrein - 1

De bestemming ‘Bedrijventerrein 1’ geldt voor het gehele plangebied. Deze bestemming is bedoeld voor bedrijven van categorie 1 & 2. Het bestaande bedrijf heeft een hogere categorie en is daardoor specifiek aangeduid middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vorkheftrucks'. Hiermee wordt tevens groothandel, verhuur en reparatie van vorkheftrucks en andere voertuigen toegestaan. Binnen deze bestemming is geen (volumineuze) detailhandel toegestaan, met uitzondering van bestaand. Zelfstandige kantoren zijn toegestaan, echter het oppervlak is beperkt. De bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak. Het bebouwingspercentage mag niet meer dan 70% per bouwperceel bedragen. De maximale bouwhoogte bedraagt hier 10 m in aansluiting op de kern.

Middels een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om bedrijven die niet voorkomen in de bedrijvenlijst of van categorie 3.1 te vestigen.


Waarde - Archeologie Hoog (dubbelbestemming)

Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden. Voor het plangebied geldt een hoge indicatieve verwachtingswaarde. Hiervoor is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie Hoog’ opgenomen.
Voor deze terreinen gelden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden en omgevingsvergunning voor het bouwen. Voor onder andere ingrepen kleiner dan 100 m² en/of niet dieper dan 0,3 m –mv is geen omgevingsvergunning nodig. Voorts is omgevingsvergunning niet vereist indien op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek van een archeologisch deskundige is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden. Omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag, wanneer geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden. Er worden bepaalde voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden gesteld.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Er worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd, waarvoor een exploitatieplan nodig is. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het plangebied was reeds opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied', in dat kader heeft vooroverleg plaatsgevonden en is zowel het voorontwerp als het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hiermee is voorliggend plangebied maatschappelijk uitvoerbaar en zal dit bestemmingsplan als vastgesteld in procedure worden gebracht.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek