Binnenstad Wijk bij Duurstede 2018
Bestemmingsplan - gemeente Wijk bij Duurstede
Vastgesteld op 11-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0352.wbdbinnenstad2018-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten'; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 aan- of uitbouw
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.8 atelier
een werkplaats voor het uitoefenen van het beeldende kunstenaarschap, al dan niet in combinatie met een galerie.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.13 begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
1.14 begane grondvloer
het met de straat gelijk liggende gedeelte van een gebouw.
1.15 bestaand
- met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.19 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.27 carport
een overkapping ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen.
1.31 dienstverlening
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren.
1.32 extensief recreatief medegebruik
extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan (sport)vissen, kanoën en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer.
1.33 galerie
(culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst.
1.34 garagebox
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten behoeve van het stallen van voertuigen en niet-bedrijfsmatige opslag.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping.
1.36 geluidzoneringsplichtige inrichtingen
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 horeca
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat vanhoreca-activiteiten, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt'.
1.39 huishouden
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
- de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
- een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
- de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.40 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.
1.41 kunstwerk
een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur.
1.42 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.43 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.44 netto-vloeroppervlak
het netto-vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor horeca.
1.45 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen een transformatorstation, een rioolgemaal, een pompstation, een gasdrukregelstation, een telefooncentrale en een zendmast.
1.46 ondergeschikte horeca
een niet zelfstandige horecafunctie, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie.
1.47 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.48 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven.
1.49 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.50 parkeerbehoefte
het aantal parkeergelegenheden dat nodig is voor een bepaalde functie.
1.51 parkeergelegenheid
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van motorvoertuigen.
1.52 parkeernorm
het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een bepaalde functie.
1.53 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.54 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.55 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.56 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan.
1.57 risicovolle inrichting
een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.58 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- seksclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; - seksautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - sekswinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker; - prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.59 standplaats
een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen locatie voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Inclusief bijbehorend meubilair, zoals terrassen, statafels, parasols en afvalbakken.
1.60 volkstuin
een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt, al dan niet deel uitmakend van een complex, waarop niet bedrijfsmatig voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.61 voorgevel
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.62 vloeroppervlakte
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten in een gebouw.
1.63 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.64 waterberging
(tijdelijke) opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in het (oppervlakte)watersysteem.
1.65 winkelvloeroppervlakte
de in een winkel voorkomende oppervlakte die in gebruik is voor uitstalling en directe verkoop van detailhandelsartikelen. Het betreft de inpandige, voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte, inclusief die van eventueel voorkomende etalage, vitrine, tochtsluis, toonbank- en kassaruimte (inclusief loopruimte voor het personeel daarachter), alsmede de oppervlakte ten behoeve van schappen, paskamers, winkelwagens en lege dozen. Niet mee gerekend worden kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte en verwerkingsruimte.
1.66 wonen
het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning.
1.67 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.68 zalenverhuur
het ter beschikking stellen van zaalruimten aan derden voor kortdurend gebruik met de daarbij behorende faciliteiten, zoals verstrekking van functiegebonden consumpties en dranken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
- b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
- c. de dakkapel en goothoogte:
bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft.
- d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.
- e. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
- f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd, waarbij dakoverstekken tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
- g. de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen:
Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels, liftschachten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 1,0 m en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,0 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. kantoren;
- d. voorzieningen voor gezondheidszorg;
- e. voorzieningen voor cultuur en ontspanning;
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. ateliers en galeries;
- h. bedrijven, zoals opgenomen in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
- i. horeca in categorie 1A en 1B1, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 2B': tevens horeca in categorie 2A en 2B, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 2C': tevens horeca in categorie 2A, 2B en 2C, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'theater': tevens een theater;
- m. wonen:
- 1. op de verdieping;
- 2. tevens op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep en/of -bedrijf;
met de daarbij behorende:
- n. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- o. tuinen en erven;
- p. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet de bestaande onderdoorgang behouden blijven;
- 6. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 50 % bedragen, met dien verstande dat de maximum oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, op gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', niet meer dan 20 m² mag bedragen;
- 7. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), waar de bouwhoogte maximaal de waarde mag bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
- b. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor een horecabedrijf mag niet meer bedragen dan 300 m2 dan wel de bestaande vloeroppervlakte, indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van het horecabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'horeca' niet is gemaximeerd.
- c. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor een theater ter plaatse van de aanduiding 'theater' mag niet meer bedragen dan 759 m2.
- d. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor een kantoor mag niet meer bedragen dan 200 m2 dan wel de bestaande vloeroppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- e. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 vloeroppervlakte, met dien verstande dat:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
- 2. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder h voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
- b. In geval van afwijking als bedoeld onder a worden de volgende voorwaarden in acht genomen:
- 1. de toepassing van de afwijking mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar te zijn met de toegelaten bedrijven;
- 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
- 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning tot afwijking voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.
- 1. de toepassing van de afwijking mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
Artikel 4 Centrum - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. kantoren;
- d. voorzieningen voor gezondheidszorg;
- e. voorzieningen voor cultuur en ontspanning;
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. ateliers en galeries;
- h. bedrijven, zoals opgenomen in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
- i. horeca in categorie 1A en 1B1, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - van categorie 2A': tevens horeca in categorie 2A, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten, met dien verstande dat bij een horecabedrijf in categorie 2A een terras niet is toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 2B': tevens horeca in categorie 2A en 2B, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- l. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep en/of -bedrijf;
met de daarbij behorende:
- m. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- n. tuinen en erven;
- o. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven;
- 6. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 50 % bedragen, met dien verstande dat de maximum oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, op gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', niet meer dan 20 m² mag bedragen;
- 7. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), waar de bouwhoogte maximaal de waarde mag bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- 4. het gebruik van gronden ten behoeve van een terras bij een horecabedrijf in categorie 2A.
- b. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor een horecabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - van categorie 2A' mag niet meer bedragen dan 100 m2 dan wel de bestaande vloeroppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- c. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor een horecabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 2B' mag niet meer bedragen dan 200 m2 dan wel de bestaande vloeroppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- d. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor winkel/detailhandel mag niet meer bedragen dan 200 m2 dan wel de bestaande vloeroppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- e. De maximum vloeroppervlakte ten behoeve van het gebruik voor een kantoor, voor een voorziening voor de gezondheidszorg, voor een voorziening voor cultuur en ontspanning en voor een maatschappelijke voorziening mag niet meer bedragen dan 200 m2 dan wel de bestaande vloeroppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- f. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 vloeroppervlakte, met dien verstande dat:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
- 2. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder h voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
- b. In geval van afwijking als bedoeld onder a worden de volgende voorwaarden in acht genomen:
- 1. de toepassing van de afwijking mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar te zijn met de toegelaten bedrijven;
- 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
- 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning tot afwijking voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.
- 1. de toepassing van de afwijking mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. culturele doeleinden, waaronder begrepen:
- 1. een kasteel, met de bijbehorende functies zoals het houden van seminars en tentoonstellingen, feesten en bruiloften;
- 2. ateliers en galeries, ten behoeve van het houden van exposities en tentoonstellingen;
- 3. een molen, met bezichtigingsmogelijkheden en ambachtelijke bedrijvigheid;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca in categorie 2A en 2B, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- e. (bedrijfs)woningen, die aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en op een legale wijze tot stand zijn gebracht;
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. erven en verhardingen;
- h. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven;
- 6. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2 en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het gebruik als parkeerterrein, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot categorie 1 zoals opgenomen in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': tevens een garagebedrijf al dan niet met bijbehorende showroom;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – installatiebedrijf': tevens een installatiebedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens inpandige opslag;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens een atelier;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalverhuur': tevens zalenverhuur;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens een sportschool;
- i. dienstverlening;
- j. maatschappelijke voorzieningen;
- k. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep en/of -bedrijf;
met de daarbij behorende:
- l. groenvoorzieningen;
- m. erven en verhardingen;
- n. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2 en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- 2. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 3. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 4. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 5. het gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- 6. het gebruik voor risicovolle inrichtingen.
- b. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 vloeroppervlakte, met dien verstande dat:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
- 2. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder a voor de vestiging van bedrijven:
- 1. die niet zijn genoemd in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
- 2. die zijn opgenomen in categorie 2, zoals genoemd in bijlage 1, 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.
- b. In geval van afwijking als bedoeld onder a worden de volgende voorwaarden in acht genomen:
- 1. de toepassing van de afwijking mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar te zijn met de toegelaten bedrijven;
- 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport;
- 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning tot afwijking voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.
- 1. de toepassing van de afwijking mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van:
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': inpandige opslag;
- f. paden en verhardingen;
- g. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'opslag', waarvoor de volgende regel geldt:
- 1. de goot- en bouwhoogten mogen niet meer bedragen dan bestaand;
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
- 1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in categorie 2A en 2B, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten;
- b. (bedrijfs)woningen, die aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en op een legale wijze tot stand zijn gebracht;
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. tuinen, erven en verhardingen;
- e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2 en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
8.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het gebruik als parkeerterrein, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. (bedrijfs)woningen, die aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en op een legale wijze tot stand zijn gebracht;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'; een begraafplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel': tevens een luifel;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug': tevens één loopbrug;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erker op verdieping': tevens een erker op de verdiepingen.
met de daarbij behorende:
- g. groen- en speelvoorzieningen;
- h. tuinen, erven en paden;
- i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2 en de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' uitsluitend bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van een luifel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' mag maximaal 4 m bedragen;
- 5. de breedte van de loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug' mag maximaal 3 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 3. het gebruik als parkeerterrein, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 10 Recreatie - Volkstuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen, erven en paden;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. waterpartijen;
- f. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte en oppervlakte van kweekkasjes en opbergruimte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 0,75 m en 5 m2 per volkstuin;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van muren maximaal 2,5 m mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gymzaal;
met de daarbij behorende:
- b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. tuinen, erven en paden;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- 2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
- b. terrassen ten behoeve van horeca;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groen- en speelvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. het gebruik als standplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';
- i. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- j. bergbezinkbassin;
- k. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
- l. straatmeubilair;
- m. objecten van beeldende kunst;
- n. kunstwerken.
12.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de in 12.1 onder a. en f. genoemde doeleinden, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m2 bedragen;
- 3. de inhoud mag van gebouwen maximaal 70 m3 bedragen.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte mag maximaal 9 m bedragen.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen, waterlopen en waterpartijen;
- b. het houden van evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
- c. bruggen;
- d. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. waterberging;
- f. oeverbeschoeiing;
- g. aanlegsteigers;
- h. natuur;
- i. extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- j. groenvoorzieningen;
- k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte mag maximaal 1,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens een atelier;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens een bed & breakfast;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandartspraktijk' tevens een tandartspraktijk;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie' tevens een galerie;
met de daarbij behorende:
- g. groen- en speelvoorzieningen;
- h. tuinen, erven en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven.
- b. Op deze gronden mogen buiten het bouwvlak aan- en uitbouwen, al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarvoor de volgende regels gelden:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
- 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
- 3. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 50 % bedragen, met dien verstande dat de maximum oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, op gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', niet meer dan 50 m² mag bedragen;
- 4. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 5,5 m, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), waar de bouwhoogte maximaal de waarde mag bedragen die is aangegeven;
- 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 hiervoor mag het maximum oppervlak aan bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijking oppervlakte bijgebouwen' niet meer bedragen dan 543 m2.
- c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte tot 1 m voor de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- de bouwhoogte vanaf 1 m voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
- 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.3.1 onder e ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast als activiteit in of bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de activiteit vindt plaats in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen;
- b. de activiteit veroorzaakt geen ernstige hinder voor het woonmilieu;
- c. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
- d. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2;
- e. ten behoeve van de bed & breakfast zijn maximaal 6 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers toegestaan.
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:
- a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
- c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 100 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2, indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
- 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
- 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
- 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 11. het scheuren van grasland;
- 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
- b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist, indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- 2. een oppervlakte van maximaal 100 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
- 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- ploegen;
- 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
- c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet, indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
- d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
- e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:
- a. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde -Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 4', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
- b. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische monumentale waarden.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:
- a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
- c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2, indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
- 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
- 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
- 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 11. het scheuren van grasland;
- 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
- b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist, indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
- 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- ploegen;
- 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
- c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet, indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
- d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
- e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde -Archeologie - 4', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde -Archeologie - 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
- c. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 4
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische monumentale waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:
- a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
- c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 5.000 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
17.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2, indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
- 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
- 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
- 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- 11. het scheuren van grasland;
- 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
- b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist, indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- 2. een oppervlakte van maximaal 5.000 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
- 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- ploegen;
- 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
- c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet, indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
- d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
- e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde -Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 18 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van de historische samenhang van bebouwing;
- b. het behoud en herstel van het stratenpatroon en de aaneengesloten wijze van bouwen in samenhang met de schaal van de bebouwing;
- c. het behoud en herstel van muren, verkaveling, parcellering en bebouwingskarakteristieken.
18.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen gelden, onverminderd het bepaalde in de Erfgoedwet, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
- a. de maximum breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande breedte;
- b. voor de afdekking van hoofdgebouwen zijn de bestaande kapvorm en dakhelling uitgangspunt, met dien verstande dat voor een uitbreiding van het hoofdgebouw ook een andere kapvorm is toegestaan, mits deze afdekking niet een volledig plat afgedekt dak betreft.
18.3 Nadere eisen
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en functies ten behoeve van de waterhuishouding, met de daarbij behorende bouwwerken.
19.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het in 19.1 genoemde doel onder de volgende voorwaarden:
- a. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
- b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.
Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
- b. water en waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. scheepvaartverkeer en de daarbij behorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in 20.1 genoemde functies onder de volgende voorwaarden:
- a. de bebouwing mag niet in strijd zijn met de waterstaatkundige belangen;
- b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Vervangende bouwregel
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- de goot- en bouwhoogte;
- de (vloer)oppervlakte;
- de inhoud;
- de afdekking van gebouwen;
- de afstand tot de voorgevelrooilijn;
- de afstand tot de bouwperceelsgrens;
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
22.2 Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.
22.3 Goothoogte aan- en uitbouwen
Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.
22.4 Nutsvoorzieningen
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen, mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m2 en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 Molenbiotoop
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:
- a. binnen de zone, gemeten vanaf 0 m tot 240 m van de molen, mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 9 m;
- b. binnen de zone gemeten van 240 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H=X/n + c x z
Waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
X = de afstand in s vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
n = 50 (coëfficiënt voor het gesloten gebied)
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
z = askophoogte
Voor de molen 'Rijn en Lek' geldt een askophoogte van 21 m.
24.2 Afwijken t.b.v. bouwen bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 24.1 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de molen, in welk kader de molenbeheerder wordt gehoord.
Artikel 25 Overige Regels
25.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad Wijk bij Duurstede 2018'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 4 november 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad. Dit bestemmingsplan komt in de plaats van het geldende bestemming 'Binnenstad', dat de gemeenteraad op 29 juni 2010 heeft vastgesteld. Uitgezonderd is het gebied van de Stadshaven, waarvoor een apart bestemmingsplan wordt voorbereid dat een eigen procedure zal doorlopen.
De herziening van het geldende bestemmingsplan betreft een actualisatie, die in het bijzonder is gericht op het centrumgebied en de daarbinnen geldende centrumbestemmingen alsmede de daarin toegestane functies en de mogelijkheden tot onderlinge uitwisseling daarvan. Voor het overige gedeelte van de binnenstad (buiten het centrumgebied) is de bestaande regeling zoveel als mogelijk het uitgangspunt. De visie met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan 'Binnenstad' is neergelegd in de 'Visie Bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede' (zie subparagraaf 2.3.4).
De bouwmogelijkheden binnen de binnenstad worden voor een belangrijk deel bepaald door de aanwijzing van het gebied tot ‘beschermd stadsgezicht’ op grond van de Erfgoedwet (voorheen Monumentenwet 1988). Met deze aanwijzing zijn de historische bebouwing en de historische ruimtelijke structuur beschermd. De bouwregels van het op te stellen bestemmingsplan worden gebaseerd op deze bijzondere status van de binnenstad. De bestaande bouwregels van het geldende bestemmingsplan, die ook al waren gebaseerd op het beschermd stadsgezicht, vormen hierbij het uitgangspunt. Waar nodig is deze regeling geactualiseerd.
De belangrijkste redenen om, relatief kort (2010) na de vaststelling van het nu geldende bestemmingsplan 'Binnenstad', een nieuw bestemmingsplan op te stellen zijn gelegen in de volgende constateringen:
- 1. Het geldende bestemmingsplan wordt ervaren als te inflexibel. Er zijn bijvoorbeeld geen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In de praktijk is gebleken dat het bestemmingsplan onvoldoende flexibiliteit kent om nieuwe initiatieven/functies te faciliteren. Voorafgaand aan het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is er daarom een visie opgesteld voor het centrumgebied (zie 2.3.4). Deze visie heeft vooral betrekking op het centrumgebied omdat dit gebied, vanwege de begrenzing en de inhoud van de centrumbestemmingen, het voornaamste onderwerp vormt voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor de binnenstad.
- 2. Het geldende bestemmingsplan kent een ‘onhandige’ systematiek waar het gaat om het mogelijk maken van verschillende functies in het centrumgebied. Deze systematiek komt erop neer dat binnen een centrumbestemming is bepaald dat er een maximaal aantal horecabedrijven wordt toegestaan. Indien dit maximum is bereikt, kan een nieuw initiatief planologisch-juridisch niet worden gefaciliteerd.
- 3. Sinds de vaststelling in 2010 van het geldende bestemmingsplan zijn er op een aantal voor het functioneren van de binnenstad belangrijke beleidsstukken vastgesteld. Zo zijn in de tussentijd het Integraal Horecabeleid 2013 en de Structuurvisie Detailhandel 2013 vastgesteld. Het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan is dan ook beleidsmatig voor een belangrijk deel achterhaald.
- 4. Tot slot zijn er in de tussentijd wetswijzigingen tot stand gekomen (de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor)) die verwerkt moeten worden in een nieuw op te stellen bestemmingsplan.
- 5. Tenslotte is in de praktijk, bij de toepassing van het bestemmingsplan, gebleken dat er enkele omissies in het geldende bestemmingsplan zitten.
1.2 Ligging Plangebied
Het bestemmingsplan Binnenstad omvat de historische binnenstad van Wijk bij Duurstede. Wijk bij Duurstede of Dorestad is een eeuwenoude handelsnederzetting op de splitsing van Rijn en Lek.
De begrenzing is afgestemd op de grens van het geldende bestemmingsplan (exclusief de Stadshaven en de locatie Singel 1), het beschermd stadsgezicht en het bestemmingsplan Buitengebied.
Onderstaande afbeelding geeft de luchtfoto weer van het plangebied van het geldende bestemmingplan. Daarbinnen is met een rode omkadering het nieuwe plangebied aangegeven.
Globale begrenzing plangebied (rode omkadering)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor de gronden in het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Binnenstad'. De gemeenteraad heeft dit bestemmingsplan vastgesteld op 29 juni 2010.
In het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad' is in de wijze van bestemmen een tweedeling gehanteerd:
- 1. het centrumgebied met daarin verschillende functies die geregeld zijn in ‘mengbestemmingen’ met daarin de nadruk op typische centrumfuncties, zoals winkels en horeca. Daarnaast zijn ook andere functies als wonen, ateliers/galeries en kleinere bedrijven mogelijk. Deze gemengde centrumbestemmingen maken een uitwisseling van deze functies mogelijk;
- 2. het deel van de binnenstad buiten het centrumgebied, waar de functies zijn geregeld in overwegend 'enkelbestemmingen’. Het gaat in dit deel om het woongebied in de binnenstad en het kasteel met park en omgeving. Alle functies zijn hier specifiek bestemd. Uitwisseling van functies is niet mogelijk.
De geldende regeling voor bouwen is afgestemd op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en respecteert het historisch karakter van de bebouwing en de structuur van de binnenstad. Bouwvlakken, bebouwingsgrenzen en de goot- en bouwhoogtes zijn voor een belangrijk deel op de bestaande bebouwing afgestemd.
In het nieuwe bestemmingsplan wijzigt deze regeling in principe niet. Wel wordt met de nieuwe regeling aangesloten bij de aangepaste wet- en regelgeving op rijksniveau, zoals het Besluit omgevingsrecht en het cultuurhistorisch beleid van de gemeente, waaronder de bescherming van MIP-panden.
Verbeelding geldende bestemmingsplan Binnenstad. De locatie Singel 1 (zwarte stip) maakt inmiddels onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2015.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- het relevante ruimtelijke beleidskader wordt besproken in hoofdstuk 2;
- in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
- de milieu- en omgevingsaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
- de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 5. Hierin worden de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de regels;
- vervolgens komen in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid in de vorm van inspraak en overleg, van het plan aan bod.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Nationaal Beleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR actualiseert het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid als gevolg van nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.
In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur (thans: Natuurnetwerk Nederland), Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Later is ook de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan op Schiphol hier aan toegevoegd.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is bepaald dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
De ladder bestaat uit het doorlopen en motiveren van de volgende stappen:
- a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
2.1.4 Toetsing
Dit bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter. Dit bestemmingsplan is in lijn met de uitgangspunten van het nationale beleid.
De onderbouwing van de beperkte uitbreiding aan detailhandel en horeca binnen de bestemming 'Centrum - 2' is opgenomen in subparagraaf 2.3.5.
2.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Staten hebben in 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRS en de PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast c.q. herijkt. Provinciale Staten hebben de herijking van de PRS en de PRV op 12 december 2016 vastgesteld.
2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (Herijking 2016)
In de PRS beschrijft de provincie haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie Utrecht geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe zij uitvoering geven aan dit beleid. Deels wordt uitvoering gegeven aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld.
Algemeen
In haar verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk.
Bij kantoren is de provincie gezien de huidige overcapaciteit zeer terughoudend met het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. De provinciale inzet richt zich op het beperken van de aanwezige plancapaciteit. Bij bedrijventerreinen wil de provincie overaanbod eveneens voorkomen en herstructurering van bestaande terreinen stimuleren. Een belangrijke input voor haar beleid voor bedrijventerreinen zijn de regionale convenanten.
Per regio en per gemeente heeft de provincie een programma voor wonen en werken opgesteld. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar de binnenstedelijke opgave (binnen de actuele rode contour) en uitbreiding (buiten de actuele rode contour). De uitbreidingslocaties waarover al een ontwerp-planologisch besluit is genomen legt de provincie binnen de rode contour. Binnen deze contour heeft de gemeente beleidsvrijheid, met inachtneming van de in de PRV opgenomen algemene regels voor wat betreft bedrijventerreinen, kantoren en dergelijke.
Detailhandel
De provincie wil voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en bedrijfsleven. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige detailhandelsontwikkelingen vraagt de provincie bij gemeenten aandacht voor regionale afstemming en het overtuigend aantonen van de behoefte. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren (anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staat de provincie niet toe.
De detailhandelssector heeft te maken met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de toenemende rol van internet als oriëntatie- en aankoopkanaal, veranderende wensen van consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale winkeloppervlak. De provincie richt zich op het behouden van een duurzame retailstructuur en heeft in de herijking van de PRS opgenomen dat nieuwe ruimtelijke plannen voor detailhandel alleen nog in de bestaande winkelgebieden, in casu het centrum van Wijk bij Duurstede, is toegestaan. Buiten deze gebieden zijn ontwikkelingen in beginsel niet meer mogelijk.
Archeologie
Het provinciale beleid richt zich op het bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten in de bodem (‘in situ’). Als ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn vraagt de provincie aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ten slotte richt de provincie zich ons op het versterken van de zichtbaarheid en de beleefbaarheid van archeologisch erfgoed, ook als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling.
Het archeologisch erfgoed is een belangrijke bron van informatie over de bewoningsgeschiedenis van onze provincie. Het merendeel van dit erfgoed ligt onder de grond, is dus onzichtbaar en kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen waarbij ingrepen in de bodem worden gedaan. Ingrepen als diepploegen, bemesting en verlaging van het grondwaterpeil kunnen een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van archeologische resten.
De provinciale focus voor archeologie ligt op drie gebieden: de Romeinse Limes, de Utrechtse Heuvelrug en Dorestad (Wijk bij Duurstede). De Limes staat voor het verhaal van de Romeinse soldaten in hun forten, én voor het verhaal van de inheemse bevolking en de wisselwerking tussen beide groepen (periode 12 BC – AD 450 ). Voor de Limes werkt de provincie nauw samen met de andere Limesprovincies en het Rijk.
Dorestad is van groot archeologisch belang, omdat hier in de 7e tot 9e eeuw AD een internationale handelsnederzetting lag.
2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 - 2028 (Herijking 2016)
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) 2013 - 2028 (Herijking 2016) bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen, zoals opgenomen in de structuurvisie.
Verstedelijking
Onder verstedelijking wordt nieuwe vestiging van woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en voorzieningen verstaan. Onder verstedelijking wordt mede verstaan uitbreiding van bestaande bedrijfsbebouwing van aan het landelijk gebied gebonden functies die niet worden gerechtvaardigd door een op de eigen bedrijfsvoering gerichte economische en functionele noodzaak. Verstedelijking is in principe alleen toegestaan binnen de rode contour; de binnenstad van Wijk bij Duurstede (exclusief het kasteelpark en het stadspark) valt binnen deze contour.
Wonen
Onder het stedelijk gebied vallen die gronden die volgens de kaart ‘Wonen en werken’ als stedelijk gebied zijn aangewezen. Daarnaast kan een ruimtelijk plan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking. De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar.
Detailhandel
Het kernwinkelgebied van Wijk bij Duurstede is voorzien van de aanduiding 'Bestaand winkelgebied'. De overige gronden in het plangebied zijn voorzien van de aanduiding 'Detailhandel buiten bestaand winkelgebied'. In artikel 4.4 lid 2 staat dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Detailhandel buiten bestaand winkelgebied’ geen nieuwe bestemmingen en regels mag bevatten die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel dan wel het wijzigen van brancheringsregels voor detailhandel, tenzij:
- het gaat om detailhandel waaraan een aantoonbare behoefte bestaat als gevolg van een in een ruimtelijk besluit vastgestelde grootschalige toevoeging van woningen of andere stedelijke ontwikkeling;
- het gaat om brand- of explosiegevaarlijke detailhandel op bedrijventerreinen;
- het gaat om nieuwvestiging of uitbreiding van volumineuze detailhandel, indien daarvoor aantoonbare behoefte bestaat en in vigerende ruimtelijke besluiten geen planologische ruimte voor volumineuze detailhandel aanwezig is;
- het gaat om oppervlakteneutrale verplaatsing van volumineuze detailhandel die noodzakelijk is vanuit het oogpunt van hinder, veiligheid, verkeersaantrekkende werking of het economisch functioneren van het gebied en onder de voorwaarde dat de bouwvlakken van de te verplaatsen detailhandel een andere bestemming krijgen;
- het gaat om verplaatsing of uitbreiding van detailhandel in aansluiting op het gebied ‘Bestaand winkelgebied’ indien dit noodzakelijk is voor het economisch of maatschappelijk functioneren van het bestaande winkelgebied.
In artikel 4.4 lid 3 staat dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Detailhandel buiten bestaand winkelgebied’ bestemmingen en regels bevat die voorzien in een bestemmingswijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen naar andere functies indien:
- de bestemming detailhandel nog niet is gerealiseerd, en
- er nog geen op bouwvergunning op grond van de Woningwet of omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd, en
- er geen zicht is op realisatie van de bestemming binnen de planperiode.
2.2.3 Toetsing
Aangezien dit bestemmingsplan grotendeels conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, geldt dat de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening geen beperkingen opleggen aan voorliggend bestemmingsplan. Het provinciaal belang is niet in het geding.
De onderbouwing van de beperkte uitbreiding aan detailhandel en horeca binnen de bestemming 'Centrum - 2' is opgenomen in subparagraaf 2.3.5.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Wijk bij Duurstede 2020
Op 2 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Wijk bij Duurstede 2020 vastgesteld. In de gemeentelijke structuurvisie worden afwegingen gemaakt voor het toekomstig ruimtelijk beleid op lokaal niveau. In de structuurvisie is onder andere een analyse gemaakt van de duurzame ondergrond van de gemeente, die vooral onveranderlijke factoren omvat: geomorfologie, reliëf, bodem en cultuurhistorie. Daarnaast zijn aan de hand van een kwaliteitsanalyse wensbeelden opgesteld van vier dynamische systemen: waterhuishouding, natuur/ecologie, agrarisch- en stedelijk systeem. Het structuurbeeld vormt de basis voor het ruimtelijk beleid en geeft aan welke structuren waardevol zijn en waar kansen liggen voor versterking en/of transformatie naar nieuwe ruimtelijke functies.
Voor de binnenstad wordt een aantal opgaven geformuleerd:
- 1. Verbeteren van de interne kwaliteit.
- 2. Verbeteren van de randen.
- 3. Versterken van de relatie met het kasteelpark.
Deze opgaven kunnen worden gerealiseerd door middel van diverse uitvoeringsmaatregelen, zoals kwaliteitsverbetering door herinrichting. Het bestemmingsplan speelt hierin slechts een beperkte rol: een bestemming en de daaraan gekoppelde regeling moet de uitvoering niet in de weg staan.
Daarnaast worden in de structuurvisie zes opgavengebieden genoemd. In het kader van deze grotendeels actualiserende herziening van het bestemmingsplan voor de binnenstad is vooral de opgave ‘Het koppelen van het kernwinkelgebied met de stadshaven’ van belang. De Oeverstraat speelt hierin een belangrijke rol. Zie ook navolgende afbeelding uit de structuurvisie, waarin de gewenste versteviging van de relatie kernwinkelgebied – Stadshaven via de Oeverstraat wordt aangeduid.
Koppelen kernwinkelgebied met de Stadshaven.
De Oeverstraat en omgeving kunnen in functioneel opzicht worden versterkt door het uitbreiden van kunst- en culturele functies. Het gebied Dijkstraat - Stadshaven zal nog meer dan nu een spilfunctie moeten vervullen. De relatie centrumgebied – Stadshaven komt tevens terug in de meer recente Structuurvisie detailhandel 2013.
2.3.2 Structuurvisie detailhandel 2013
Het doel van de structuurvisie detailhandel 2013 is om een actuele visie op de detailhandelsstructuur in de gemeente Wijk bij Duurstede te geven. Onderdeel van deze doelstelling is de beantwoording van de vraag wat de gewenste functioneel-ruimtelijke structuur van de binnenstad is. Als uitgangspunt van de structuurvisie is gesteld dat de binnenstad het winkelhart van de gemeente is en blijft: ‘De binnenstad is het kernwinkelgebied met een gevarieerd aanbod aan winkels, horeca en overige voorzieningen, voor zowel inwoners uit de gemeente als toeristische bezoekers.’
De gemeente vindt het belangrijk dat er een aantrekkelijk en toekomstbestendig voorzieningenaanbod is voor haar inwoners. Een aantrekkelijke binnenstad en goed functionerende buurtwinkelcentra zijn daarbij onontbeerlijk. De gemeente heeft echter beperkte middelen om de detailhandel te sturen. Het belangrijkste instrument is het bestemmingsplan: Daarin bepaalt de gemeente waar en in welke omvang detailhandel mogelijk is.
De toeristische bezoekers worden van groot belang geacht om het voorzieningenniveau van de binnenstad op peil te houden. Het is de ambitie van de gemeente om de binnenstad als kernwinkelgebied verder te ontwikkelen tot aantrekkelijk verblijfsgebied met een gevarieerd aanbod aan winkels, horeca en overige voorzieningen.
In de structuurvisie wordt een aantal verbeterpunten opgenoemd. Dit betreffen:
- 1. Het verbeteren van de routing: het maken van een winkelrondje, boodschappenrondje, horecarondje, kunst- en cultuurrondje en/ of rondje in het kader van het thema toerisme en evenementen;
- 2. Het leggen van een koppeling van de stad met het water (zoeken naar een verbinding met het water);
- 3. Het bevorderen en stimuleren van evenementen (kwalitatief) in de binnenstad.
Over de koppeling van de stad met het water (punt 2) wordt in de visie het volgende gezegd: ‘De gemeente wil dat de binnenstad en het water meer met elkaar verbonden worden. Wijk bij Duurstede heeft vanuit het verleden een band met het water. Sterker nog: ze ontleent haar ontstaansrecht aan de directe ligging aan het water. Die band met het water moet weer steviger worden. Dat kan door bijvoorbeeld meer waterevenementen toe te staan en horeca in de stadshaven. In de visie Rivierfront heeft de gemeente haar ideeën hier o.a. in uiteengezet: 'De Oeverstraat vormt een belangrijke verbinding tussen haven en stad. Bezoekers moeten als het ware door de Oeverstraat verleid worden om een bezoek te brengen aan de binnenstad. Door in de Oeverstraat detailhandelsvoorzieningen onder te brengen die passen bij het toeristisch-recreatief karakter van de binnenstad kan de relatie tussen haven en stad verbeterd worden.’
Toetsing
Binnen de centrumbestemming ter plaatse van de Oeverstraat en de Dijkstraat wordt tevens detailhandel mogelijk gemaakt. De onderbouwing van de beperkte uitbreiding aan detailhandel en horeca binnen de bestemming 'Centrum - 2' is opgenomen in subparagraaf 2.3.5.
2.3.3 Integraal Horecabeleid 2013
Het integrale horecabeleid is opgesteld om een evenwicht te vinden tussen de verschillende partijen (horecaondernemers, (voormalige) agrariërs en paracommerciële instellingen), zodat elke partij horeca-activiteiten kan ontplooien zonder dat het gevaar voor oneerlijke concurrentie ontstaat. Hierbij is het streven naar een complementair aanbod belangrijk voor de gemeente. Met betrekking tot de binnenstad stelt het beleid, dat het aantal zelfstandige horecagelegenheden in het geldende bestemmingsplan is gemaximeerd. Deze maximering kent als nadeel dat een grote horecagelegenheid (bijvoorbeeld op de Markt) kan verdwijnen en vervangen wordt door een kleine horecagelegenheid elders in de binnenstad. Dit is ongewenst. Het is beter de horecagelegenheden niet in aantallen te bestemmen, maar per locatie. Zo ontstaan er meer mogelijkheden voor flexibiliteit voor horecavestigingen en kan ook beter gewaarborgd worden dat het juiste bedrijf op de juiste plek zit.
Toetsing
In het Horecabeleid 2013 is in plaats van de tot nog toe gehanteerde Staat van horeca-activiteiten (zoals ook opgenomen in het thans nog geldende bestemmingsplan voor de binnenstad) een nieuwe categorisering van horecabedrijven opgenomen, die ook gehanteerd zal worden bij onderhavig nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad.
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de Visie Bestemmingsplan Binnenstad op 23 mei 2017 de horecacategorisering aangepast. Deze aanpassing is verwerkt in de Staat van horeca-activiteiten, zoals die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.
2.3.4 Visie bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede
De visie is in concept (versie d.d. februari 2017) in de gemeenteraad behandeld. Tijdens de behandeling op 23 mei 2017 zijn via een motie, ingediend door gezamenlijke fracties van SP, GroenLinks en PCG, enkele wijzigingen met betrekking tot het horecavoorstel zoals opgenomen in de conceptvisie, aan de raad voorgelegd. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering d.d. 23 mei 2017 deze wijzigingen aangenomen en samen met de visie vastgesteld. Deze wijzigingen maken onlosmakelijk deel uit van de vastgestelde Visie Bestemmingsplan Binnenstad (bijlage 1). De motie is als bijlage opgenomen in het Bijlagendocument bij de visie (bijlage 2).
De Visie Stadspromotie en het voorbereidende traject (enquête en werkateliers) naar het nieuwe bestemmingsplan hebben geleid tot de volgende speerpunten:
- een compact centrumgebied;
- meer ruimte voor uitwisselbaarheid van functies.
Voor de nieuwe bestemmingsplanregeling houdt dit in, dat de oppervlakte van de centrumbestemmingen wordt verkleind en de uitwisselbaarheid van de functies binnen de centrumbestemmingen wordt vergroot. Hierdoor wordt een grotere dynamiek gefaciliteerd, wat de kwaliteit en het functioneren van het centrumgebied ten goede komt.
Met het oog op een compact centrum vervallen, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, voor de volgende gebieden de centrumbestemmingen:
- het gebied tussen de Wildemansteeg en de noordelijk gelegen kerk (nu bestemming Centrum - 3);
- het gebied tussen Plantsoensteeg en Rijnstraat, richting het Walplantsoen, alsmede ten noordwesten van de Rijnstraat (nu bestemming Centrum - 2).
De bestaande functies binnen deze gebieden krijgen in het nieuwe bestemmingsplan een op het huidige gebruik afgestemde enkelbestemming.
De drie centrumbestemmingen uit het geldende bestemmingsplan zijn teruggebracht naar de volgende twee centrumbestemmingen:
- Centrum - 1: kernwinkelgebied rond de Markt (nu ook al Centrum - 1);
- Centrum - 2: centrumgebied, koppeling Stadshaven (nu Centrum - 2 en Centrum - 3).
Met deze nieuwe indeling wordt onder meer inhoud gegeven aan de beleidswens het kernwinkelgebied (functioneel) te koppelen aan de Stadshaven.
In de volgende afbeelding wordt de voorgestelde bestemmingsindeling voor het centrumgebied aangegeven ten opzichte van de geldende regeling:
De gekleurde gebieden betreffen de centrumbestemmingen volgens het geldende bestemmingsplan:
- Rood: Centrum - 1;
- Oranje: Centrum - 2;
- Geel: Centrum - 3.
De gebieden met de cijferaanduiding betreft de voorgestelde nieuwe bestemmingsindeling:
- Centrum - 1;
- Centrum - 2.
Ook gaat een knelpunt in het huidige bestemmingsplan opgelost worden, namelijk het aantal horecavestigingen. Het maximum aantal horecavestigingen wordt veranderd in horecacategorie per deelgebied, in de zogenaamde Centrumbestemming 1 en 2. Hiermee sluit de visie en opvolgend het bestemmingsplan beter aan op het vastgestelde 'Integraal Horecabeleid 2013'.
Visiekaart bestemmingsplan Binnenstad
Ondersteunend aan het voorstel voor de bestemmingen en functies voor het nieuwe bestemmingsplan Binnenstad is een visiekaart opgesteld. Hierin wordt de samenhang verduidelijkt tussen enerzijds het centrumgebied (inclusief kernwinkelgebied) en anderzijds de auto-ontsluiting rond de binnenstad, de parkeervoorzieningen met looproutes naar het centrum en de belangrijkste (historische) gebouwen en functies in en rond de binnenstad.
De ‘accentverschuiving’ van de nieuwe functionele mogelijkheden die de nieuwe bestemmingsplanregeling biedt, sluit aan op het uniek historisch karakter van de binnenstad in combinatie met de bijzondere ligging aan de rivier. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van de gemeentelijke ambitie van het verder ontwikkelen van de binnenstad tot een aantrekkelijk verblijfsgebied met uiteenlopende voorzieningen voor zowel de inwoners als de toeristische bezoekers van Wijk bij Duurstede.
Visiekaart bestemmingsplan Binnenstad met in rood het kernwinkelgebied rond de Markt en in oranje de rest van het centrumgebied inclusief de koppeling met de stadshaven
2.3.5 Ruimtelijk-economische onderbouwing Visie bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede
Seinpost heeft op verzoek van de gemeente een ruimtelijk-economische onderbouwing (d.d. maart 2017) opgesteld voor de 'Visie bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede' (bijlage 1). Ruimtelijk-economisch gezien is het meest van belang dat in de visie wordt voorgesteld om in de centrumbestemming ter hoogte van de Oeverstraat en de Dijkstraat de mogelijkheden voor detailhandel en winkelondersteunende horeca (categorie 1 en 2) te verruimen. Veranderingen van functies dienen getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (in verband met leegstand en overcapaciteit).
In de visie wordt niet alleen een verruiming toegestaan van de mogelijkheden aan de Oeverstraat en de Dijkstraat. Er zijn ook twee centrumdelen waar consumentgerichte commerciële functies (detailhandel) niet meer worden toegestaan (omgeving Walplantsoen en zuidelijk deel Veldpoortstraat). Per saldo worden de mogelijkheden in het centrumgebied voor lichte horeca en detailhandel met 2.150 m² bruto vloeroppervlak (bvo), zijnde 1.615 m² winkelvloeroppervlak (wvo) verruimd. Naderhand in het bestemmingsplan zijn deze mogelijkheden verder beperkt tot circa 1.975 bvo en 1.480 wvo.
Seinpost heeft gekeken naar de actuele regionale behoefte op basis van de nieuwste koopstroomgegevens (KSO Randstad 2016) en gegevens over beschikbare metrages en verkooppunten voor winkels en horeca (cijfers van Locatus februari 2017). Voor wat betreft de confrontatie tussen vraag en aanbod is gebruik gemaakt van cijfers over bestedingen en vloerproductiviteiten die door www.detaihandel.info worden gehanteerd. Op het eerste gezicht is het aanbod sterk achtergebleven bij plaatsen van dezelfde omvang. Doch vanwege de relatief geringe mogelijkheden op toevloeiing (gezien de tamelijk geïsoleerde ligging) en op basis van een vergelijking met andere historische kernen van vergelijkbare grootte, dient dit genuanceerd te worden. In dit soort plaatsen is maatwerk aan de orde.
Uit het KSO Randstad 2016 blijkt ook dat de omzet van de detailhandel in de binnenstad van Wijk bij Duurstede groeit. De bezoekers van elders geven hoge scores en verblijven veel langer in de binnenstad dan de eigen inwoners (tot wel vier uur). Maar het aantal bezoekers is nog niet zo groot. Recente gegevens over de horeca geven aan dat deze sector landelijk de laatste jaren een groei doormaakt en dat deze lijn zich lijkt voort te zetten. Dit alles ondersteunt het beleid van de gemeente om meer in te zetten op recreatie en toerisme (Plan van Aanpak Stadspromotie). Mogelijkheden liggen er op basis van bijvoorbeeld blurring, een combinatie van verschillende functies in een pand. De relatie tussen het kernwinkelgebied en de Stadshaven moet hierdoor worden verlevendigd. Hierbij is van belang te constateren dat de leegstand zich stabiliseert en landelijk gezien ligt op een (iets onder) gemiddeld niveau.
De beoogde uitbreiding van de mogelijkheden voor detailhandel en horeca zal en kan slechts kleinschalig van karakter zijn. Dit vanwege de toegestane maximale planologische mogelijkheden (minder dan 200 m² bvo per locatie), maar meer nog omdat het historische panden betreft (regels ‘beschermd stadsgezicht’). Ook zal in de praktijk slechts op geringe schaal een pand vrijkomen om de woonfunctie te veranderen in een winkel- en/of horecafunctie. Op basis hiervan beargumenteert Seinpost een geleidelijke (pandsgewijze) toevoeging van uiteindelijk circa 1.100 m² wvo aan detailhandel uitgesplitst in circa 900 m² wvo in de niet-dagelijkse sector, maximaal circa 200 m² wvo in de dagelijkse sector en daarnaast 10 horecavestigingen. Hierbij zijn ook ambacht en mengvormen van branches aan de orde (MKB/couleur locale).
De berekende maximum toevoeging in metrage van ruim 1.600 m² wvo op basis van de nieuwe visie past bij de berekende mogelijkheden en betreft bovendien een toevoeging in bestaand stedelijk gebied. Dit sluit aan bij het gemeentelijke beleid om het centrum vanuit toeristisch-recreatief oogpunt te versterken. Het eigenlijke centrumgebied wordt er zelfs compacter door. De kleinschalige en beperkte toevoeging van meters winkel en horeca zal niet leiden tot ontwrichting van de structuur elders in Wijk bij Duurstede. Op basis van samenwerking tussen partijen zal dit kunnen leiden tot doorgaande groei van de omzet en meer/extra draagvlak voor deze beoogde uitbreiding.
2.3.6 Stadspromotie
Parallel aan het besluitvormingsproces met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad is een traject ‘stadspromotie’ in gang gezet. Hiertoe heeft het college van burgemeester en wethouders in juni 2013 besloten.
De doelstelling van dit traject is de promotie van de binnenstad teneinde meer bezoekers, bedrijven en bewoners naar Wijk bij Duurstede te krijgen door het unieke karakter van de stad te benoemen en dit gezamenlijk (gemeente, ondernemers en bewoners) vorm te geven. Dit unieke karakter wordt grotendeels bepaald door de historie van de stad. Deze historie vormt dan ook de context voor de ‘collectieve promotie’.
In het kader van dit promotietraject is in april 2016 de Visie Stadspromotie opgesteld en bekendgemaakt alsmede het Plan van Aanpak Stadspromotie. Het Plan van Aanpak betreft het uitvoeringsdeel bij de Visie Stadspromotie. Beide documenten zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Wijkse samenleving.
In de inleiding van het Plan van Aanpak Stadspromotie is aangegeven dat de gemeente een bijdrage gaat leveren in de promotie van de stad langs drie invalshoeken en door hierin te faciliteren, te stimuleren en te verbinden:
- 1. Fysiek: bijvoorbeeld verbeteren en aantrekkelijker maken van de openbare ruimte, verkeer, bereikbaarheid;
- 2. Organisatie/Samenwerking: het tot stand brengen van een effectieve samenwerking van de betrokken partijen in de stad;
- 3. Promotie: het op alle manieren promoten van de stad, met alle middelen die daarvoor ter beschikking staan met de daarvoor geëigende professionele partij, de VVV, en ieder die daaraan een bijdrage wil en kan leveren met publicaties, maar ook door aansprekende acties en evenementen.
Met betrekking tot het bestemmingsplan wordt in het Plan van Aanpak expliciet het volgende gesteld:
'Een bestemmingsplan is een instrument om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Het huidige bestemmingsplan bevat al de nodige flexibiliteit, bijvoorbeeld als het gaat om functiemenging. Om een compact en compleet aanbod te bieden in de binnenstad, streven we naar een compact winkelgebied. Ook de combinaties van verschillende functies, het zogenaamde “blurring” willen we meer mogelijk maken. Want in een tijdperk van verandering, waarin klassiek winkelaanbod in hoog tempo verdwijnt dan wel verandert, willen we alle ruimte geven voor nieuwe ideeën en nieuwe concepten. In 2016 start de gemeente het traject voor een nieuw bestemmingsplan Binnenstad.’
Bovenstaande tekst uit het Plan van Aanpak Stadspromotie vormt in het kort het uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan op basis van de erin genoemde begrippen. Het gaat dan met name om de begrippen flexibiliteit en functiemenging/blurring. Onder blurring wordt verstaan de combinatie van verschillende functies, zoals detailhandel, horeca en dienstverlening in één pand. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de combinatie van een winkel voor mannenmode met een kapperszaak of een lunch hotspot met een delicatessenwinkel. Als bij een gecombineerde horecafunctie sprake is van het schenken van alcohol is tevens, naast het bestemmingsplan, de Drank- en Horecawet van toepassing.
De genoemde begrippen kunnen als ‘ruimtelijk relevante’ aspecten planologisch-juridisch worden vertaald in de regeling van het nieuwe bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Historie
Cultuurhistorie en Beschermd Stadsgezicht
Op basis van opgravingen in de wijken De Horden en de Geer is duidelijk dat Wijk bij Duurstede al in de Bronstijd en IJzertijd bewoond is geweest. Vanaf de Romeinse Tijd is sprake van ononderbroken bewoning. Tijdens de Romeinse tijd bevond zich hier aan de Rijn een Romeins castellum, als onderdeel van de noordelijke grens (limes) van het Romeinse Rijk. Nadat de Romeinen na circa 400 de verdediging van de grens hadden opgegeven, kwam het rivierengebied onder invloed van de Friezen. Deze werden rond 700 verdreven door de steeds machtiger wordende Frankische koningen. Het voormalige castellum -dat nu castrum werd genoemd- werd waarschijnlijk koninklijk goed. Hoewel het vervallen was, bood het bescherming en daarom werd de eerste kerk van Dorestad (of Dorestat) binnen de muren ervan gebouwd: de Bovenkerk. Koning Karel de Grote schonk de kerk met enkele goederen in 777 aan de kerk van Utrecht. Naast deze 'Bovenstad' met het castrum was er ook een 'Benedenstad'. Deze waren door een doorlopende weg op de linkeroever van de Rijn met elkaar verbonden.
Situatie rond 900 Handelsnederzetting rond 800
Rond 700 ontstond de handelsnederzetting Dorestad, een stad van internationaal belang vanwege de gunstige ligging aan de Rijn en de Lek. Aan de huidige Hoogstraat lag toen het havencomplex, met name langs de linkeroever van de Rijn en in mindere mate langs de rechteroever van de Lek. De handelsnederzetting besloeg rond 800 een langgerekt gebied dat 2 à 3 km lang en plaatselijk 500 m breed was. Er bestonden handelscontacten met de meest belangrijke havens in Europa, waarbij ook de aandacht van de Vikingen op de rijkdommen van de nederzetting werd gevestigd. Gedurende de 9e eeuw werd Dorestad verschillende malen door hen geplunderd en na de laatste overval in 863 verloor Dorestad snel aan betekenis.
Rond het midden van de 10e eeuw ontstonden er verschillende agrarische nederzettingen langs de Kromme Rijn, waaronder Wijk. De Steenstraat was hier de voornaamste weg. Aan deze weg werd in de 10e eeuw een parochiekerk gebouwd. De Steenstraat diende later als stadsontsluiting van Wijk naar het westen. De Zandweg (de plek waar de Steenstraat begint) werd gebruikt als route naar het noorden. Deze wegen worden ook nu nog gebruikt. Rond 1200 markeert Nederhof het begin van Wijk, zoals dat nu nog herkenbaar is.
Situatie rond 1000 Situatie rond 1000 en nu
De Eerste Stad
In de 13e eeuw waren de stenen huizen in opkomst; langs de Langbroekerwetering ontstonden vele kleine ridderhofsteden die vaak het woord steen of steijn in zich dragen. Rond 1270 werd een versterkt huis gebouwd en was de donjon genaamd Duurstede, een verwijzing naar Dorestad. Wijk sluit zich aan bij Duurstede, dat resulteert in het dorp Wijk bij (kasteel) Duurstede. In 1300 krijgt Wijk bij Duurstede stadsrechten. Rond die tijd is men begonnen met de aanleg van een omwalling en omgrachting rond de stad. De ontwikkelingen van de "Eerste Stad" vinden plaats in het gebied rond de Markt en tussen de Mazijk en De Singel op de hooggelegen delen (zie Wijk rond 1300). Het ontwerp voor de Eerste Stad, het zogenaamde 'ei' van Wijk is een zogenaamd bastide-stadontwerp. Typerend voor een bastidestad is een rechthoekig stratenpatroon rondom een centraal marktplein, al werd dit steeds aangepast aan bestaande lokale omstandigheden. In Wijk bij Duurstede werd bovendien rekening gehouden met de waterhuishouding, waarbij singelgedeelten en de Kromme Rijn benut werden. De Rijnstraat vormde de verbinding van De Markt naar de aanlegplaats in de Kromme Rijn. De Volderstraat, een verbastering van Vorderstraat (Voorstraat), is aangelegd als as tussen kasteel en Markt en was niet alleen een fysieke verbinding tussen die twee, maar vormt ook een symbolische verbintenis tussen gezag (kasteel) en religie/economie (kerk en marktplaats). Tussen de Volderstraat en de stadsgracht werd de Achterstraat aangelegd die het verloop van de gracht volgde. In het noorden werd de Achterstraat over de Veldpoortstraat voortgezet via het huidige Kokkestraatje. De Kerkstraat, de Mazijk en de Plantsoensteeg zijn in eerste instantie ontstaan als wegen langs de omwalling. Zij lagen er primair om een effectieve verdediging mogelijk te maken en vormden geen hoofdader.
Het verkrijgen van stadsrechten betekende ook het recht om te versterken, oftewel een omwalling. Er waren vier, mogelijk vijf poorten in aangelegd. De Veldpoort in het westen was de belangrijkste. Deze was bij de aloude overbrugging gebouwd en was in feite het doorlaatpunt voor bijna al het verkeer over land. De noordelijke Rijnpoort was de toegang tot de kleine haven en in mindere mate voor ontsluiting van het landverkeer. De oostelijke Arkpoort was de toegang tot de Ark of het Oever en de haven of aanmeerplaats bij de rivier Nederrijn. Aan het einde van de Volderstraat stond vroeger ook een poort, deze gaf toegang tot het kasteelterrein. Later is deze verplaatst naar het einde van de Muntstraat, de huidige Hoenderpoort. Mogelijk was er nog een vijfde poort aan het einde van het huidige Kostverlorenpad die de doorgang vormde naar de Boomgaardstraat.
Wijk rond 1300 Wijk rond 1450
De Nieuwe Stad
Midden 14e eeuw werd de stad uitgebreid richting de Muntstraat en de Oeverstraat e.o.: 'De Nieuwe Stad' (zie afbeelding Wijk rond 1450). De Arkgracht verloor zijn functie en werd gedempt. Het niet gedempte deel van de gracht bleef bestaan in overkluisde vorm. Dit wordt nu de Mazijk genoemd. Ook het nieuwe (oostelijke) deel van de stad werd voorzien van een omwalling, met stadspoorten en versterkingstorens. Zoals verwoord in de beschrijving bij het beschermd stadsgezicht zijn de Vrouwepoort en de Veldpoort in de tweede helft van de 19e eeuw afgebroken. Momenteel is de Waterpoort nog rudimentair als doorgang in de stadsmuur aanwezig, evenals de Leuterpoort met de runmolen. De Oeverstraat en de westkant van de Dijkstraat kenden vermoedelijk al een vorm van bewoning. De Peperstraat werd rechtdoor getrokken en op deze bebouwingsstrook aangehaakt. Langs de Wal en Walplantsoen zijn primair ontstaan als communicatiewegen langs de stadsmuur voor de verdediging van Wijk.
Na 1460 werden de Muntstraat, de Vlierstraat, de Julianastraat en de Wilhelminastraat aangelegd. Het noorden van de Muntstraat kende waarschijnlijk al een vorm van bebouwing, die mede door een rosmolen aldaar werd bepaald. De aansluiting op de Oeverstraat lag hierdoor al vast. Vanaf dit punt werd een as getrokken naar het kasteel. De Vlierstraat, de Julianastraat en de Wilhelminastraat kunnen worden beschouwd als vulling van een overgebleven restgebied dat de bisschop wel verkavelde in tegenstelling tot de ruimte aan weerszijden van de Mazijk die hij als tuin en boomgaard aanhield tussen Duurstede en de Nederhof. Pas in de 16e eeuw is de doorbraak tussen de Leuterstraat en de Kloosterstraat tot stand gekomen, doordat het klooster werd opgeheven. De vorm van de weg is bepaald door de toen aanwezige bebouwing. De doorbraak in de kloostermuur is op een plek waar geen bebouwing tegen de muur was gezet. Er was op die wijze geen vloeiende aansluiting met de Leuterstraat gemaakt.
1. Veldpoort | 12. Han Loijentoren | a. St. Janskerk |
2. Smeetoren | 13. onbekend | b. Nederhof |
3. Rijnpoort | 14. onbekend | c. Vrouwenklooster |
4. Nonnentoren | 15. Hoenderpoort | d. Muntatelier |
5. Joppentoren | 16. onbekend | e. Kasteel Duurstede |
6. onbekend | 17. Kostverlorentoren | |
7. Wildemanstoren | 18. Bijlhouwerstoren | |
8. Leuterpoort | 19. onbekend | |
9. Varicxtoren | 20. Maper Denijstoren | |
10. Waterpoort | 21. onbekend | |
11. Vrouwenpoort |
Vereenvoudigde kaart van Wijk bij Duurstede door Jacob van Deventer uit circa 1560. De omcirkelde onderdelen van de vestingwerken zijn nog gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aanwezig.
Oude kerk op de Grote Markt
Met het verkrijgen van stadsrechten ontstond een probleem met de oude kerk, die buiten de stadswallen viel. Binnen de veste moest een nieuwe gebouwd worden. In 1365 was deze kerk klaar en in 1486 werd deze onder de toenmalige bisschop uitgebouwd met de huidige toren. De kerk werd in de daarop volgende eeuwen vervolmaakt, maar in 1579 brandde het koor van de kerk uit. De kerktoren is nooit afgemaakt. De Sint-Janskerk is nog steeds een imposant bouwwerk midden in Wijk bij Duurstede.
Kasteel Duurstede
Intussen ging midden 15e eeuw de heerschappij over van Van Abcoude naar de bisschop van Utrecht. De bisschop, David van Bourgondië, besloot zich uit veiligheidsoverwegingen te vestigen in woontoren Duurstede, waar hij een groot en machtig kasteel liet bouwen, met daarin de oorspronkelijke vierkante toren (de donjon). Kasteel Duurstede kende een paar bisschoppen voordat het in 1580 in eigendom kwam van de Staten van Utrecht. Het werd niet meer bewoond en raakte in verval, met 1672 als rampjaar, toen onder de Franse heerschappij de binnenstad deels verwoest werd en de bewoners de muren van het kasteel afbraken om hun huizen weer mee op te bouwen. Kasteel Duurstede was toen een ruïne.
Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw is het kasteel eigendom van de gemeente. In 1852 kreeg de ruïne van de bekende tuinarchitect Zocher een stadspark, dat goed verzorgd werd. In 1883, 1948 en 1986 werden delen van de ruïne van het kasteel gerestaureerd. Op dit moment is het kasteel in gebruik als centrum voor kunst, cultuur en gastronomie.
Huis Mariënhove met de daarvoor gelegen boomgaard en de hoeve de Wiltkamp die als visuele afsluiting ook voor het kasteelpark van betekenis zijn, zijn als 19e-eeuwse ontwikkelingen in aansluiting op de stad van belang. Rond Wijk bij Duurstede zijn verder ook resten van de Hollandse Waterlinie terug te vinden. Zo ligt op de grens van het plangebied het inundatiekanaal.
Kasteel Duurstede toen en nu
Monumenten en cultuurhistorie
Op 12 oktober 1982 is de binnenstad van Wijk bij Duurstede aangewezen als beschermd stadsgezicht (aanwijzingsbesluit, zie 4). Bij het begrenzen van het te beschermen gebied is in eerste instantie uitgegaan van het historische stratenpatroon van de stad binnen de singels. De stedenbouwkundige en structurele samenhang is zo sterk, dat dit gebied in zijn geheel binnen het beschermd stadsgezicht valt. Voorts zijn die gebieden betrokken, waarvan de oorspronkelijke relatie met de stad bewaard is gebleven en die in belangrijke mate mede het historische karakter van Wijk bij Duurstede bepalen, met name het kasteelterrein, de Nederrijn, het veerhuis en de nog open agrarische gebieden tussen het veerhuis en de stad aan de westzijde van de stad. Het inundatiekanaal en de Kromme Rijn liggen op de grens van het beschermd stadsgezicht.
In het gehele stadsgezicht zijn het stratenpatroon, de openbare ruimte en de aaneengesloten wijze van bouwen van belang, in samenhang met de schaal van de bebouwing.
In een kleiner gebied zijn, in verband met de aanwezige historisch-architectonische kwaliteit van de bebouwing en de waardevolle inrichting van de openbare ruimte, tevens de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de afmeting en vormgeving van de bebouwing van belang. Dit heeft voornamelijk betrekking op de Markt, de Peperstraat, de Oeverstraat, de Dijkstraat, de Muntstraat en de Mazijk. In dit gebied komt tevens de grootste concentratie van beschermde monumenten voor.
Cultuurhistorische waardenanalyse en -bepaling
Er is in 2010 een cultuurhistorische waardenanalyse en -bepaling (d.d. 5 maart 2010) van de historische kern van Wijk bij Duurstede opgesteld. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn historische structuren die nog intact zijn gebleven aangegeven, als zijnde belangrijke vlakelementen die het behouden waard zijn. In de stad zijn nog veel muren aanwezig die de structuur van de stad bepalen en benadrukken. Als onderdeel van de historische structuur zijn deze muren apart aangegeven op de kaart.
Cultuurhistorische waardenkaart
Opvallend aan Wijk bij Duurstede is het stratenpatroon, de verkaveling, de groenstructuur, het water, de tuinmuren en de bebouwingskarakteristiek van de panden. Dit zijn elementen die zowel in de beschrijving, behorend bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht als op de cultuurhistorische waardenkaart van de cultuurhistorische analyse terugkomen.
In 2018 is een aanvullende cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd van twee gebieden aan de rand van de historische kern van Wijk: de Stadshaven en het Walplantsoen. Deze inventarisatie vormt een aanvulling op de inventarisatie uit 2010. Het Walplantsoen maakt wel onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.
Cultuurhistorische waardenkaart (aanvulling april 2018)
Dit rapport omvat de cultuurhistorische inventarisatie en waardering van beide deelgebieden conform de methode die in het rapport uit 2010 is gebruikt. In aanvulling op de aanbevelingen uit die inventarisatie wordt specifiek ten aanzien van het Walplantsoen in dit rapport gewezen op:
- De ligging binnen het beschermd stadsgezicht Wijk bij Duurstede vanwege de huidige belevingswaarde en de samenhang tussen de ruimtelijke structuur en de historie van de stad; aanbevolen wordt om de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de monumenten-/welstands-/ruimtelijke kwaliteitscommissie te betrekken bij het opstellen van het bestemmingsplan;
- De nauwe relatie van de zone Walplantsoen en de daarbinnen liggende objecten met het toekomstige Unesco Werelderfgoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
- De aanwezigheid van naar verwachting belangrijke archeologische waarden onder het Walplantsoen in de vorm van resten van de middeleeuwse stadsgracht en stadswal en daarin gelegen archeologische objecten;
- Het beeldbepalend belang van de historische ophogingen in de vorm van dijken, dammen, kribben en restanten van de stadswal in en rond het Walplantsoen;
- Het belang van de aanwezige vrijwel ononderbroken zichtlijnen vanuit en over het Walplantsoen op de historische stad en het rivierenlandschap.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'Cultuurhistorie en Beschermd Stadsgezicht'
- Gelet op het belang van de samenhang ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur en de openbare ruimte, wordt uitgegaan van één dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd Stadsgezicht’. Het gebied is mede bestemd voor het behoud en herstel van het stratenpatroon en de aaneengesloten wijze van bouwen in samenhang met de schaal van de bebouwing.
- Binnen de dubbelbestemming geldt op grond van de Erfgoedwet juncto artikel 3.3 onder b Wet ruimtelijke ordening (Wro) dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor slopen) van burgemeester en wethouders bouwwerken te slopen. Ingevolge lid 18.4 van de planregels kan de omgevingsvergunning voor slopen onder beperkingen worden verleend. Tevens kan het bevoegd gezag voorschriften met betrekking tot de wijze van slopen aan de omgevingsvergunning verbinden.
- Buiten de context van het bestemmingsplan heeft de Erfgoedwet tevens betrekking op de diverse Rijksmonumenten in het plangebied. Er mag niets aan het monument worden veranderd zonder voorafgaande omgevingsvergunning.
Straten
Algemeen
Het stratenpatroon weerspiegelt het ontstaan van de stad en geeft inzicht in de belangrijke plekken in de stad. Met name de gerichtheid van de wegen op het kasteel, en de verbinding van het kasteel via de Volderstraat naar de Markt valt op in de eivormige plattegrond van de stad. De stratenstructuur heeft eeuwenlang zonder noemenswaardige verandering stand gehouden en zal zich ook niet snel wijzigen omdat het publieke ruimte is.
Geschiedenis
In de ontwikkeling van de binnenstad zijn drie fasen te onderscheiden (zie afbeelding: ontwikkeling stratenpatroon):
- 1. Voorstedelijke of pre-urbane straten (ontwikkeling tot de 13e eeuw). Het betreft straten op de hooggelegen delen, waarbij opvallend is dat de voor-stedelijke straten vooral oost-westgericht zijn terwijl de levensaders van de stad zelf noord-zuidgericht zijn. Uit deze periode stammen de Veldpoortstraat en de (Klooster) Leuterstraat tot aan de Plantsoensteeg. In zekere zin stammen ook de Markt (maar dan waarschijnlijk alleen het noordelijke deel) en de Maleborduurstraat en Peperstaat tot aan de kruising Mazijk/Kerkstraat uit die tijd.
Ook in het gebied van de Oeverstraat en de huidige Nieuwstraat hebben in de voor-stedelijke periode al bewoning gekend, al volgde dat toen een ander stelsel van kleine wegen. Delen van dat stratenpatroon zijn in de loop van de tijd verdwenen. Van deze straten zijn alleen de straten die uitgang boden naar buiten de stad van importantie gebleven. - 2. De eerste stad. Rond 1270 werd een versterkt huis gebouwd en was de donjon genaamd Duurstede, een verwijzing naar Dorestad. Dit is het huis (kasteel) Duurstede. In 1300 krijgt Wijk bij Duurstede stadsrechten. Het ontwerp voor de eerste stad, het zogenaamde 'ei' van Wijk is een zogenaamd bastide-stadontwerp, waarbij singelgedeelten en de Kromme Rijn benut werden. De Rijnstraat vormde de verbinding van De Markt naar de aanlegplaats in de Kromme Rijn, terwijl de Volderstraat aangelegd is als as tussen kasteel en Markt. De Kerkstraat, de Mazijk en de Plantsoensteeg zijn in eerste instantie ontstaan als wegen langs de omwalling.
Er werden vier poorten gerealiseerd; de Veldpoort, de Rijnpoort, de Arkpoort en de huidige Hoenderpoort. Mogelijk was er nog een vijfde poort aan het einde van het huidige Kostverlorenpad die de doorgang vormde naar de Boomgaardstraat. - 3. De nieuwe stad. Midden 14e eeuw werd de stad in oostelijke richting uitgebreid. Langs de Wal en het Walplantsoen zijn primair ontstaan als communicatiewegen langs de stadsmuur voor de verdediging van Wijk. Na 1460 werden de Muntstraat, de Vlierstraat, de Julianastraat en de Wilhelminastraat aangelegd. De bisschop hield de ruimte aan weerszijden van de Mazijk als tuin en boomgaard aan. Pas in de 16e eeuw is de doorbraak tussen Leuterstraat en Kloosterstraat tot stand gekomen, doordat het klooster werd opgeheven. De vorm van de weg is bepaald door de toen aanwezige bebouwing. De eind 16e eeuw aangelegde verbinding tussen Klooster- en de Leuterstraat fungeerde eerst als steeg en vanaf begin negentiende eeuw als straat.
Ontwikkeling stratenpatroon
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'straten'
- Het aanwezige stratenpatroon dient nauwgezet te worden vastgelegd, inclusief onderdoorgangen. Hiertoe dient de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om gebouwen te realiseren. Het handhaven van de oorspronkelijke wegenstructuur is daarmee gewaarborgd.
- Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn tevens groenvoorzieningen en water toegelaten.
- Eventuele herinrichtingen, gericht op het versterken van de herkenbaarheid van de historische structuur, heeft buiten de context van het bestemmingsplan plaats. Dat zal steeds gepaard gaan met een heldere communicatie met alle betrokkenen.
- Het verkeerskundige aspect, of er auto's in mogen, of eenrichtingsverkeer en dergelijke wordt geregeld via verkeersbesluiten, buiten de context van het bestemmingsplan. Dat geldt ook voor de ingebruikname als parkeervoorziening.
- Beleid op verkeerskundig gebied wordt geformuleerd in verkeerscirculatieplannen en parkeerbeleid e.d. Dat vereist afwegingen op een grotere schaal dan het plangebied van het bestemmingsplan 'Binnenstad'.
Verkaveling
Algemeen
Kenmerkend is de aanwezigheid van enkele zeer oude verkavelingspatronen in de stad. Ook is een deel van de oorspronkelijke parcellering behouden. De verkaveling in de stad is in sterke mate bepaald door de wegen- en waterstructuur. De verdeling van de percelen heeft de afgelopen eeuw te lijden gehad van wijzigingen en overbouwing.
Als de kadastrale kaart van ongeveer 1832 over de huidige kadastrale kaart wordt gelegd, dan vallen veel perceelsgrenzen samen. Dit is vooral het geval bij huizen, bij erven is dat minder het geval. Ten aanzien van de onbebouwde erven kan geconcludeerd worden dat daarbij een veel grotere dynamiek heeft plaats gevonden. Erfwijzigingen zijn nu eenmaal makkelijker en sneller te realiseren. Er zijn slechts nog twee plekken in de stad waar de oude parcellering nog intact is gebleven. Er zijn op de cultuurhistorische kaart een perceel en een cluster van percelen aangegeven die historisch van grote waarde zijn.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'verkaveling'
- Mogelijkheden om perceelsgrenzen op de verbeelding aan te geven zijn niet aanwezig.
- In de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' is de parcellering in de bestemmingsomschrijving opgenomen als te beschermen element.
- De historische verkaveling/parcellering wordt in ruimtelijk visueel opzicht veelal bepaald door de plaats van (hoofd)gebouwen en erf- en terreinafscheidingen. Voor bouwwerken binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' geldt een omgevingsvergunningvereiste voor het slopen van bouwwerken. Daarmee is het behoud van bestaande bebouwing gewaarborgd.
- Ter wille van het oprichten van nieuwe bebouwing is het nadere eisen instrument in de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd Stadsgezicht’ opgenomen. Hierin is onder meer vastgelegd dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van bouwwerken met het oog op instandhouding van de historische samenhang en de parcellering.
Groen
Algemeen
Het groen weerspiegelt de historische ontwikkelingen in de stad. Het betreft historische structuren zoals de Mazijk, de stadsberm tussen de Singel en de oude stadsmuur, het kasteelpark en de oorspronkelijke tuinen van het gasthuis, het klooster en Mariënhove. Deze groenstructuren zijn van groot belang voor de ruimtelijke indruk en de relatie tussen bebouwd en onbebouwd gebied. Omdat de bebouwingsdichtheid in Wijk eeuwenlang hetzelfde is gebleven, is deze groenstructuur van cultuurhistorische waarde. Op zich hoeft het groen niet oud te zijn, maar het gaat om onderdelen in het vlakkenpatroon die al eeuwen de functie hebben van groengebied en daardoor onlosmakelijk verbonden met het patroon van straten en bouwblokken. Ook dient het groen op de Markt vermeld te worden. De kastanjeboom en platanen zijn in de binnenstad nagenoeg de enige bomen, afgezien van de bomen aan de Mazijk, die in de openbare ruimte zijn geplant. Zij zijn naast de architectuur van de bebouwing mede beeldbepalend voor het aanzicht van de Markt.
De belangrijkste bomen voor Wijk bij Duurstede zijn de monumentale bomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in landelijk en gemeentelijk waardevolle bomen. Volgens de criteria, voor opname in het landelijk register, dient een boom of boomstructuur tenminste 80 jaar oud zijn en daarbij nog tenminste één specifiek kenmerk te hebben. Zo dient de boom een grote cultuurhistorische, dendrologische of ecologische waarde te hebben, óf beeldbepalend óf zeer zeldzaam te zijn.
Het groenbeleid, waarbinnen het bomenbeleidsplan is ontwikkeld, beschermd de bestaande bomen. De opname van bomen in het landelijk register van monumentale bomen biedt extra bescherming. Voor bomen die geregistreerd zijn op de landelijke of gemeentelijke lijst wordt in beginsel geen omgevingsvergunning voor kappen verleend. Alleen in uitzonderingssituaties, bijvoorbeeld wanneer een boom een gevaar oplevert of er andere zwaarwegende maatschappelijke belangen spelen, kan een omgevingsvergunning worden afgegeven.
Waardevolle groenstructuren
Er zijn vijf groengebieden in het plangebied aan te geven die van cultuurhistorische waarde zijn (zie voorgaande afbeelding: waardevolle groenstructuren).
- 1. Park Duurstede, rondom het kasteel;
- 2. De Mazijk met de tuinen aan weerszijden;
- 3. De stadsberm;
- 4. De hoven achter de bebouwing van het blok Oeverstraat/ Dijkstraat/ Walplantsoen/Wildemansteeg;
- 5. De tuin van de katholieke pastorie aan de Klooster Leuterstraat.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'groen'
- Het kasteelpark en de openbare delen van de Mazijk en de stadsberm zijn als groen bestemd. Daarbinnen zijn geen gebouwen toegelaten, waarmee het groene karakter in stand zal blijven.
- Verder zijn de aanwezige volkstuinen als zodanig bestemd, waarbij niet de gebruikelijke mogelijkheden voor tuinhuisjes en gereedschapsbergingen geboden worden. Met het oog op het behoud van het groene karakter zijn uitsluitend lage kweek- en opbergkasjes toegelaten.
- Een deel van de groene structuur ten zuidoosten van de Mazijk dat een privéterrein vormt, heeft een aanduiding gekregen dat ter plaatse geen bijgebouwen zijn toegestaan. Daarmee blijft het oorspronkelijke open, groen karakter in stand. Dat geldt ook voor delen van de stadsberm, waar bij de grondverkoop voorwaarden zijn gesteld.
- De hoven achter de bebouwing van het blok Oeverstraat/ Dijkstraat/ Walplantsoen/ Wildemansteeg en de tuin van de katholieke pastorie aan de Klooster Leuterstraat zijn beschermd, doordat ter plaatse geen extra bebouwing wordt toegelaten, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De 'voortuin' van de woning aan het Walplantsoen 24 krijgt de aanduiding dat geen bijgebouwen zijn toegestaan. Bij de pastorie is dit minder noodzakelijk, hier is een kinderdagverblijf gevestigd en zijn bijgebouwen minder noodzakelijk.
- De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' ziet toe op bescherming, onder andere via nadere eisen. Daarbij draagt die dubbelbestemming overigens slechts in beperkte mate bij aan de instandhouding van de groene gebieden, omdat die waarde vooral toeziet op het bouwen en daarvan is in de betreffende groengebieden meestal geen sprake.
- Het behoud van het groene karakter krijgt hier mede gestalte middels het gemeentelijke groenbeleid. De hierboven geschetste hoofdgroenstructuur zal vertaald moeten gaan worden in een Groenbeleidsplan.
- Het groenbeleid omvat verder het in 2009 vastgestelde Bomenbeleidsplan, dat toeziet op de instandhouding van bomen. Monumentale bomen worden niet in dit bestemmingsplan opgenomen omdat dat leidt tot overbodige regelgeving en het bestemmingsplan biedt niet de mogelijkheid om bomen te herstellen of opnieuw te planten, dit in tegenstelling tot het gemeentelijk groenbeleid.
- Verder is de omgevingsvergunning voor kappen van belang: vanaf een bepaalde omvang dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd, waarbij de gemeente afweegt of kap gerechtvaardigd is. Bijzondere aandacht zal dan uitgaan naar de hoofdgroenstructuur.
Water
Algemeen
Wijk bij Duurstede ligt aan het water, maar is in de binnenstad nooit rijk geweest aan water. Het water is bepalend geweest voor de ligging van de stad doordat de voorstedelijke loop van het water de grens was tussen eigendommen van verschillende heren. De stad werd omsloten door de Singel, de oude stadsgracht, wat een belangrijk onderdeel van de historische structuur is. Het water vormt samen met de stadsberm en de overgebleven stukken stadsmuur een integraal onderdeel van de oude verdedigingswerken. De Singel als oude stadsgracht geeft nog duidelijk het verloop van de oude stadsmuur aan. Daar waar de stadsmuur is verdwenen geeft de Singel nog de ruimtelijke indruk van de verdedigingslijn weer. De open gebieden langs de Singel die nog overgebleven zijn, zoals het weiland met enkele fruitbomen voor en naast Mariënhove, zijn kenmerkend voor de oude situatie waarbij een duidelijk onderscheid is tussen stad en land. Een onderscheid dat ook de oude functie van Wijk vertelt, namelijk Wijk als marktcentrum voor agrarische producten van de directe omgeving.
De oude stadsgracht is deels verdwenen en dat geldt ook voor de voormalige Arkgracht (de latere Mazijk). Het gedeelte vanaf de oude Rijnpoort dat vroeger de haven was en onderdeel uitmaakte van de Kromme Rijn is gedempt. De demping en aanleg walplantsoen vond pas rond 1935 plaats. De Singel - dat is inclusief het water aan de zuidkant dat ook wel Kalverweigracht wordt genoemd - staat in verbinding met het water van het kasteelterrein.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'water'
- Al het bestaande water in en om de binnenstad wordt bestemd als 'Water'. Daarmee wordt recht gedaan aan de ruimtelijke betekenis van het water, ook in cultuurhistorisch opzicht. Verder worden daar de gebruikelijke waterhuishoudkundige betekenissen aan toegekend.
- Gedempt water wordt niet weergegeven: dat wordt eventueel actueel als daartoe haalbare plannen bestaan.
- Het hoogheemraadschap vervult een belangrijke taak bij het in stand houden van de aanwezige (hoofd-)watergangen. Daarbij wordt in de Keur precies geregeld aan welke voorwaarden de watergang en de aangrenzende oevers moeten voldoen, ter bescherming en met het oog op beheer en onderhoud.
Muren
Algemeen
Kenmerkend in Wijk bij Duurstede zijn de bakstenen muren, die op diverse plaatsen in de binnenstad terug te vinden zijn. Het gaat daarbij om delen van de stadsmuur, tuinmuren en kloostermuren. Deze muren geven evenzeer structuur aan de stad als straten en bouwblokken en zijn daardoor mede bepalend voor het totale beeld. De op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven muren zijn veelal van historisch belang en hebben een duidelijke relatie met de stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad. Een belangrijk voorbeeld is de kloostermuur van omstreeks 1400 op de grens van de tuinen van Klooster Leuterstraat 37 en 41. De kloostermuur is gebouwd langs een voorstedelijk weggetje, vervolgens zijn parallel daaraan kavels uitgezet en is de Wildemansteeg evenwijdig aan deze muur aangelegd. Ook de muren aan de Mazijk zijn vermeldenswaard, omdat deze zich over een relatief grote lengte (zichtbaar) voordoen. Een deel van de aanwezige muren is inmiddels tot Rijksmonument verklaard.
Er worden drie typen muren onderscheiden: de stadsmuur, tuinmuren en kloostermuren.
- 1. Stadsmuur. Rond 1350 werd aan een stenen stadsmuur begonnen. Reeds in 1672 werd een begin gemaakt met het slopen van de stadsmuur, waarvan een deel als waterkering langs de Lek gehandhaafd blijft en een deel in de vorm van tuinmuren nog te zien is bij de brug naar het kasteel en aan Langs de Wal. Ooit was het een indrukwekkend verdedigingssysteem met muren en torens. Grotendeels zijn deze in de loop van de tijd verdwenen, in ieder geval bovengronds. Vaak zijn in de ondergrond nog de overblijfselen terug te vinden.
- 2. Tuinmuren. De tuin van Walplantsoen 24 is een goed voorbeeld van een ommuurde tuin. Deze tuin behoorde ooit tot het Ewoud & Elisabethgasthuis, een instituut dat al vanaf 1400 daar was gevestigd. Diverse tuinen langs de Mazijk, met name de tuinen aan de zijde van de Peperstraat en de Muntstraat, zijn ommuurd met stenen tuinmuren.
- 3. Kloostermuren. Eind 14e eeuw werd het vrouwenklooster gesticht, waarbij een ommuurd blok werd gevormd. Dat blok was afgesloten van de wereld, op een kleine straat na, namelijk de Kloosterstraat. Verder dankt de Wildemansteeg, in het verlengde van de Peperstraat, zijn tracé aan de kloostermuur, die nog aanwezig is op de erfscheiding van Klooster Leuterstraat 37 en 41.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'muren'
- De stadsmuren, maar ook de tuin- en kloostermuren zijn niet als zodanig op de verbeelding weergegeven. Dat houdt verband met het principe van een bestemmingsplan, dat gebaseerd is op het beginsel van toelatingsplanologie. Met andere woorden; een bestemmingsplan kan een muur toelaten (dat dient dus in de verschillende bestemmingen te gebeuren), maar kan niet afdwingen dat een muur blijft bestaan of wordt opgericht.
- Het slopen van muren is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor slopen verboden. Daarnaast geldt voor de muren die tevens rijksmonumenten zijn dat het verboden is zonder of in afwijking van een monumentenvergunning het monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen.
- In de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' zal specifiek aandacht gevraagd worden voor de muren als een wezenlijk onderdeel van het te beschermen stadsgezicht, voor zover de oorspronkelijke aanwijzing daartoe de ruimte biedt. In het kader van de nadere eisen worden voorwaarden gesteld aan de situering van bouwwerken in de nabijheid van de muren. De commissie ruimtelijke kwaliteit beoordeelt de omgevingsvergunningen voor bouwen respectievelijk de omgevingsvergunningen voor slopen.
- De stadsmuren vallen veelal binnen de bestemming 'Groen' of 'Verkeer'. Grotendeels is de gemeente daar verantwoordelijk voor de inrichting en voor beheer en onderhoud. In dat verband zal (het tracé van) de stadsmuur een belangrijk aandachtspunt vormen.
- De tuin- en kloostermuren maken meestal onderdeel uit van het bestemmingsvlak waar het de begrenzing van vormt (zoals 'Wonen' of 'Maatschappelijk'). Die muren zijn veelal in privé-handen. Dat geldt niet voor grote delen van de muren aan de Mazijk, waar de gemeente de eigenaar is en verantwoordelijk voor beheer en onderhoud.
Bebouwingskarakteristiek
Algemeen
De behoudenswaardige bebouwingskarakteristiek van de gehele binnenstad bestaat uit een typerende aaneengesloten bouwwijze van afzonderlijke bouwmassa's in de rooilijn, in samenhang met een relatief bescheiden schaal van de bebouwing. In een kleiner gebied zijn, in verband met de aanwezige historisch architectonische kwaliteit van de bebouwing en de waardevolle inrichting van de openbare ruimte, tevens de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de afmeting en vormgeving van de bebouwing van belang. Dit heeft voornamelijk betrekking op de Markt, de Peperstraat, de Oeverstraat, de Dijkstraat, de Muntstraat en de Mazijk. In dit gebied komt tevens de grootste concentratie van beschermde monumenten voor.
De schaal van de bebouwing is over het algemeen bescheiden; panden zijn vaak niet hoger dan twee bouwlagen en een kap. Kenmerkend zijn de dikwijls geringe verschillen in goothoogte. De huizen zijn meestal voorzien van een pleisterlaag, die in de negentiende eeuw is aangebracht. Raampartijen en deuren dateren veelal ook uit die eeuw of het begin van de twintigste eeuw. Er is een zekere eenheid in de opzet van de huizen die veelal door lokale timmerlieden zijn ontworpen en gebouwd. De verscheidenheid in materiaaltoepassing is beperkt, waardoor er veel gemeenschappelijke kenmerken zijn zoals pannen daken, houten vensters, bakstenen muren et cetera. Voor een bebouwingskarakteristiek per straat in Wijk bij Duurstede wordt verwezen naar de straatbeschrijvingen, zoals opgenomen in de 'Cultuurhistorische Analyse'. In deze straatbeschrijvingen wordt ook aandacht besteed aan de historie van de straat.
In de binnenstad zijn circa 75 rijksmonumenten aanwezig. Dit betreft met name woonhuizen, maar ook kerkgebouwen, het stadhuis, het kasteel, de molen en de walmuren. Verder zijn in het plangebied circa 20 gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De betreffende lijst met rijksmonumenten is als bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd. De gemeente heeft haar monumentenbeleid vastgelegd in de 'Erfgoedverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2012'. De gemeentelijke monumenten zijn opgenomen in de Lijst gemeentelijke monumenten (bijlage 6) bij deze toelichting.
Molen Rijn en Lek (een Rijksmonument) aan de Dijkstraat is in 1659 gebouwd, bovenop een stadspoort uit 1370. Hierop is tevens de molenbiotoop met een straal van 400 m van toepassing, waarmee de vrije windgang voldoende moet zijn gegarandeerd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vanuit het aspect 'bebouwingskarakteristiek'
- De aaneengesloten wijze van bebouwen is geregeld binnen de bouwvlakken op de verbeelding. Daarbij worden de bestaande rooilijnen gevolgd, inclusief de bijzonderheden daarin (onderdoorgangen).
- De schaal van de bebouwing is gedetailleerd geregeld binnen de afzonderlijke bouwvlakken (diepte, hoogtematen). Daarbij is de maatvoering afgestemd op de bestaande maten, met een nadere afstemming op de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan Binnenstad.
- Kenmerkende kleine verschillen in de goothoogten: dat is als zodanig in de regels vastgelegd, waarbij het verschil minimaal 0,2 m moet zijn. Met het oog op de kenmerkende daken, wordt een hellingshoek opgenomen, waardoor in nieuwe situaties geen platte afdekking plaats vindt.
- Bij de beoordeling van bouwplannen speelt de welstandscommissie een belangrijke rol ten aanzien van materiaal- en kleurgebruik, massa en vormen. Daarbij gaat het ook om plaatsing (rooilijnen) en gevelindeling e.d.
- Een belangrijke mate van bescherming wordt bereikt door de Erfgoedwet, ten aanzien van de diverse Rijksmonumenten in het gebied. Op basis daarvan mag geen sloop plaats hebben, maar wordt verder de huidige ruimtelijke verschijningsvorm (massa, kapvorm en -richting e.d.) als uitgangspunt genomen.
- In de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' wordt een nadere eisen regeling opgenomen. Ter bescherming en instandhouding van de historische samenhang, de parcellering en de bescherming van karakteristiek elementen worden de volgende eisen opgenomen:
- Waarde: historische samenhang; Nadere eis: situering gebouwen.
- Waarde: parcellering; Nadere eis: situering erf- en terreinafscheidingen.
- Waarde: bescherming karakteristieke elementen; Nadere eis: plaats en omvang bouwwerken. De cultuurhistorische waardenkaart vormt het toetsingskader.
- De molenbiotoop is vertaald in de regels, waarbij beperkingen aan de toe te laten bouwhoogte worden gesteld binnen de op de verbeelding aangegeven zone met een straal van 400 m.
3.2 Ruimtelijke Structuur
Huidige situatie
In de huidige plattegrond is het historische stratenpatroon van de stad binnen de singels duidelijk herkenbaar. Karakteristieke elementen binnen het eivormige stadsplan zijn het als hoofdader functionerende tracé Veldpoortstraat/ Markt/ Peperstraat/ Oeverstraat/ Dijkstraat en de vanaf het kasteelterrein uitwaaierende straten. Tuinen nemen nog steeds een belangrijk deel van de Mazijk in. De bebouwing is klein van schaal met daarin de Grote Kerk, het stadhuis, het kasteel en de molen als opvallende elementen. Aan de rivierzijde is de relatie van de stad en het kasteelterrein met de Nederrijn, de uiterwaarden nog altijd bijzonder waardevol.
De oude binnenstad is zeer waardevol. Samen met de ligging aan de rivier en de aanwezigheid van het kasteel in het bijbehorende park heeft de kern veel cultuurhistorische kwaliteiten die bescherming behoeven. Het kasteelpark en de groene ruimte tussen de bebouwing en de Lekdijk respectievelijk het Amsterdam-Rijnkanaal bepalen de sfeer aan de zuidzijde. De groene functie van dit gebied accentueert de specifieke ligging van de historische kern aan de rivier.
De uiterwaarden en de Kromme Rijn zijn aangewezen als ecologische verbinding en grenzen aan het plangebied.
Ontwikkelingen
In het geldende bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen voor kleinschalige ontwikkelingen en uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen. Grotere ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De ruimtelijke structuur wordt nauwgezet vastgelegd ten aanzien van het openbare profiel (Beschermd Stadsgezicht).
- Binnen dit bestemmingsplan wordt enige ruimte geboden voor uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen, behorend bij de woningen. Daar waar mogelijk en waar cultuurhistorische waarden niet worden aangetast, is een ruimer bouwvlak opgenomen. Wat betreft de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen wordt binnen de bestemming 'Wonen' de mogelijkheid geboden tot maximaal 50 m² tot een maximum van 50 % van het perceel, voor zover gelegen buiten het bouwvlak. Deze zijn toegelaten op ten minste 1,0 m achter de voorgevel van de woning, in het bouwvlak en daarbuiten. Op grote percelen binnen de centrumbestemmingen, is gewerkt met een hoogtescheidingslijn voor aan-, uit- en bijgebouwen. Dit sluit aan op het geldende bestemmingsplan.
- Overige grootschaligere ontwikkelingen worden niet in dit bestemmingsplan geregeld. Hiervoor worden zo nodig aparte bestemmingsplannen opgesteld.
3.3 Functionele Structuur
Er is sprake van een grote variëteit aan functies in de binnenstad. De detailhandels- en horecafunctie springen het meest in het oog. Daarnaast zijn er diverse kantoren en dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke functies zoals de beide kerken en het Oude Stadhuis aan de Markt. Opvallend zijn ook meerdere ateliers en galeries. In de binnenstad zijn de maatschappelijke, detailhandels-, bedrijfs- en horecafuncties voornamelijk langs de Peperstraat, de Markt, de Veldpoortstraat, de Maleborduurstraat en de Klooster Leuterstraat gesitueerd. De overige straten hebben voornamelijk woonfuncties.
3.3.1 Wonen
Huidige situatie
Er staan circa 600 woningen in de binnenstad. De woningen bestaan veelal uit bovenwoningen, boven bijvoorbeeld de winkels. Daarnaast zijn er buiten het primaire centrum gebied veelal aan elkaar gebouwde rijwoningen aanwezig. Een enkel pand is vrijstaand. De druk op de woningmarkt van Wijk bij Duurstede is hoog. Er is sprake van zowel een kwalitatief als kwantitatief tekort. Dat laatste zit hem vooral in het onvoldoende aansluiten van het woningaanbod op de (toekomstige) vraag. Het kwalitatieve tekort wordt veroorzaakt doordat de samenstelling van de voorraad huurwoningen op onderdelen niet optimaal aansluit op de samenstelling die in de toekomst gewenst is.
Ontwikkelingen en beleid
Er zijn geen concrete nieuwbouwlocaties in de binnenstad, maar het is naar verwachting wel mogelijk om dergelijke locaties op termijn te verkrijgen. Door functieverandering (bedrijven, kerken, et cetera) komt mogelijk op langere termijn capaciteit beschikbaar. Die capaciteit moet met name gereserveerd worden voor jongeren (vooral huurwoningen) en senioren (huur- en koopappartementen) waarvoor het wonen in de binnenstad aansprekend is. Het beleid is ook om de geldende (bouw-)mogelijkheden tenminste te handhaven.
Huisvestingsverordening
Op basis van de huisvestingsverordening Gemeente Wijk bij Duurstede dient er bij het zogenoemde 'aan de bestemming tot bewoning onttrekken van woonruimte' een vergunning te worden aangevraagd. Indien het belang van de omzetting groter is dan het belang van het behoud van de woonruimte wordt de vergunning verstrekt. Zo niet dan wordt de vergunning tevens verstrekt, indien er een compensatie wordt geboden in de vorm van andere woonruimte of een financiële compensatie.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De woonbebouwing is opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Op de verbeelding zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij zijn op de verbeelding de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven.
- Wat betreft de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen wordt daarvoor ook ruimte geboden binnen de bestemming 'Wonen' buiten het bouwvlak.
- Beroepsuitoefening aan huis, voor zover die geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat oplevert, wordt in de regels mogelijk gemaakt.
- Op dit moment worden de mogelijkheden van woningbouw onderzocht voor de locaties 'Achterstraat 48/50' en 'Achterstraat tegenover 18/20'). Vanwege de voortgang van dit bestemmingsplan en omdat de woningbouwplannen nog onvoldoende concreet zijn, zijn deze ontwikkelingen niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Er moet hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden.
- Het aanpassen van bestaande woningen is mogelijk binnen de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan.
3.3.2 Detailhandel, horeca, dienstverlening en bedrijven
Huidige situatie
Het winkelgebied in de binnenstad is te typeren als een groot kernverzorgend centrum, maar wel één van de kleinere in deze categorie. Het winkelgebied heeft onder andere door de ligging van Wijk bij Duurstede, het kleinschalige karakter en concurrerende winkelgebieden in de regio een beperkte aantrekkingskracht op consumenten van buiten de eigen gemeente. De verzorgende functie beperkt zich tot de inwoners van de kern Wijk bij Duurstede en in mindere mate de kernen Cothen en Langbroek. Door de veerpont strekt het verzorgingsgebied zich ook in enige mate uit aan de overzijde van de Nederrijn.
De binnenstad van Wijk bij Duurstede herbergt circa 80 verkooppunten met een gezamenlijk winkelvloeroppervlak van circa 12.000 m², ruim de helft van het gemeentelijke detailhandelsaanbod. Daarnaast kent dit winkelgebied een ruim aanbod van horecagelegenheden, culturele voorzieningen, dienstverlenende verkooppunten en dergelijke. Al deze voorzieningen zijn geconcentreerd in een betrekkelijk klein gebied, gevormd door de Markt, de Veldpoortstraat, de Klooster Leuterstraat, de Maleborduurstraat en de Peperstraat.
De bestaande horeca is met name te vinden aan de Maleborduurstraat, de Peperstraat, de Veldpoort, de Markt en de Klooster Leuterstraat.
Aan de Veldpoort/ Klooster Leuterstraat/ Oeverstraat zijn enkele kantoren gevestigd, zoals een advocatenkantoor en een adviesbureau. Met name aan de Oeverstraat, maar ook verder verspreid in de binnenstad liggen ateliers en galeries.
Er zijn verder enkele bedrijven gevestigd in de binnenstad. Het betreft onder andere een garagebedrijf en een installatiebedrijf. Daarnaast zitten er enkele bedrijven aan huis, zoals een edelsmid, een galerie, een praktijk aan huis, een kantoor aan huis en degelijke. Ook overige dienstverlenende bedrijven, een sportschool, schoonheidsspecialisten, keukenspeciaalzaak en kappers zijn in de binnenstad aanwezig. Kortom, de meeste voorzieningen zijn geconcentreerd in een betrekkelijk klein gebied, gevormd door de Markt, de Veldpoortstraat, de Maleborduurstraat, de Klooster Leuterstraat, de Peperstraat en het Walplantsoen.
Ontwikkelingen en beleid
In de Structuurvisie detailhandel 2013 heeft de gemeente haar visie op de detailhandelsontwikkeling neergelegd. Deze nota dient als bouwsteen en onderbouwing voor ruimtelijke normstelling voor de herziening van het bestemmingsplan.
Het gebied tussen Kasteel Duurstede en de monding van de Kromme Rijn alsmede het gebied Oeverstraat - Walplantsoen heeft potentie in de ontwikkeling van een toeristisch-recreatief gebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De voorzieningen zijn geconcentreerd aan de Markt, de Veldpoortstraat, de Klooster Leuterstraat, de Peperstraat en de Maleborduurstraat. Dit gebied wordt voorzien van een centrumbestemming, 'Centrum-1'. In het gebied met deze bestemming ligt het primaat bij detailhandel, maar ook dienstverlening en horeca zijn toegestaan. De dynamiek is hier hoog en er wordt ruimte geboden voor enige schaalvergroting aan de achterzijde. Om de levendigheid in het straatbeeld zeker te stellen is daarentegen wonen op de begane grond niet toegestaan met uitzondering van de bestaande woonfuncties op de begane grond.
- De aanloopgebieden en de Oeverstraat/ Dijkstraat zijn eveneens bestemd voor detailhandel, horeca en dienstverlening met baliefunctie, middels een centrumbestemming ('Centrum - 2'), maar ook voor meer ambachtelijke bedrijvigheid, ateliers en galeries. Hier is op de verdieping (alleen) wonen toegestaan. Ook mag er gewoond worden op de begane grond. Hierdoor ontstaat in deze straten een rustiger karakter dan bij 'Centrum - 1'. In 5.2 Plansystematiek is nader uiteengezet welke wijzigingen in de centrumbestemmingen hebben plaatsgevonden.
- Horeca: Horeca is toegestaan in de beide centrumbestemmingen. Onderscheid is gemaakt naar horecacategorieën conform het recente horecabeleid. In Bijlage 1 bij de regels ('Staat van horeca-activiteiten') worden deze horecacategorieën verklaard. Rond de Markt, Veldpoortstraat, Maleborduurstraat, westelijke deel van de Klooster Leuterstraat en het westelijke deel van de Peperstraat is horeca tot en met categorie 2C toegestaan. Aan het Kostverlorenpad en rond het oostelijke deel van de Peperstraat en van de Klooster Leuterstraat is horeca tot en met categorie 2B toegestaan en rond de Oeverstraat/ Dijkstraat categorie 2A. De vloeroppervlakte is gemaximeerd op 300 m2 in de bestemming 'Centrum'- 1', uitgezonderd het hotel aan de Markt 2 waarvan de vloeroppervlakte is gerelateerd aan de aanduiding 'horeca'. In de bestemming 'Centrum - 2' is de vloeroppervlakte bepaald op 200 m2. Dit met het oog op de binnen het betreffende gebied gewenste kleinschaligheid.
- De bestaande incidentele bedrijven zijn geregeld in bestemming ‘Gemengd’. Hierbij is maximaal bedrijvigheid in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegelaten, tenzij er op dit moment een hogere categorie aanwezig is. In dat geval wordt dat bedrijf specifiek toegelaten in de regels.
- Kantoren zijn binnen beide centrumbestemmingen toegestaan. Binnen de bestemming 'Centrum - 2' is de maximum vloeroppervlakte bepaald op 200 m2.
- Grootschalige ontwikkelingen zijn of wel nog niet voldoende uitgewerkt, of worden te zijner tijd in een apart bestemmingsplan geregeld.
3.3.3 Maatschappelijke voorzieningen en Cultuur en Ontspanning
Huidige situatie
In het plangebied komt een aantal maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning voor. Aan de Markt staat het Oude Stadhuis met de VVV en de Grote Kerk. Langs de Klooster Leuterstraat staat een Rooms Katholieke kerk, de Mariakapel. Het Muziektheater ligt aan de Rijnstraat en het theater op de Markt. Tevens is er een gymnastieklokaal aan het Walplantsoen. Aan de Wildemansteeg is een artsenpraktijk gevestigd. Ook zijn er praktijken voor fysiotherapie en mensendieck, en dergelijke. Verder is er een peuterspeelzaal/BSO, een kinderdagverblijf en een verenigingsgebouw.
Wat betreft cultuur en ontspanning is de te bezichtigen molen interessant, het kasteel en diverse galeries en een atelier. Op het kasteel zijn feesten en partijen, evenementen, seminars en tentoonstellingen en dergelijke mogelijk.
Ontwikkelingen
Er zijn geen ontwikkelingen voorzien binnen het plangebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De bestaande maatschappelijke een culturele functies krijgen een passende maatbestemming. Daar waar mogelijk en nodig wordt ruimte voor flexibiliteit in uitbreiding geboden. Uitwisselbaarheid tussen de maatschappelijke bestemming wordt bevorderd in de regels.
- Hier zijn naast de woonfunctie op de begane grond onder andere ook maatschappelijke functies en ateliers en galeries toegestaan. Verder hebben het kasteel, een atelier dat buiten het centrumgebied ligt, en de molen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen, vanwege de culturele en toeristisch attractieve aard van de locaties.
3.3.4 Verkeer en parkeren
Huidige situatie
De hoofdontsluiting van het plangebied speelt zich voornamelijk af via de Zandweg en de Singel, die beiden buiten het plangebied zijn gelegen. De ontsluiting van de binnenstad vindt plaats via het aloude wegenpatroon, dat niet of nauwelijks berekend is op de steeds toenemende graad van motorisering. Een aantal van deze wegen heeft om verkeerstechnische redenen eenrichtingsverkeer gekregen. Er is sprake van een tekort aan parkeergelegenheid zoals in meerdere historische steden. Dit conserverende bestemmingsplan biedt hiervoor geen oplossingen. Mogelijk kunnen hiervoor in de toekomst bij nieuwe ontwikkelingen, binnen of buiten het plangebied, oplossingen worden gevonden.
Voor de wegen in het plangebied geldt een snelheidsregiem van 30 km/uur.
Ontwikkelingen
Er zijn geen ontwikkelingen voorzien binnen het plangebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Verkeersmaatregelen en herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeers- en verblijfsbestemming. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk is mogelijk binnen de bestemming voor de openbare ruimte, de verkeers- en verblijfsbestemming, dan wel de groenbestemming.
3.3.5 Groen, water en openbare ruimte
Huidige situatie
Oude gebouwen, een gezellige markt, de historische omwalling, de passantenhaven en het kasteel Duurstede met het park en het eiland kenmerken de historische binnenstad van Wijk bij Duurstede.
Rond een gedeelte van de oude binnenstad ligt een singel, dat aansluit op de gracht rond het kasteel. Deze singel vormt de overgang tussen oud en nieuw Wijk bij Duurstede op het punt waar lange tijd de grens lag tussen stad en buitengebied. Langs deze singel is op veel plaatsen een groenstrook ingericht. Als gevolg van de vestiging van bedrijven in het verleden en particulier grondbezit is deze groene zoom rond het centrum op een aantal plaatsen onderbroken. De taluds bestaan uit ruw gras/bloeiende kruiden (voormalige bleekvelden) en een boombeplanting van lindes, die op de plek staan waar vroeger de stadsmuur ongeveer heeft gestaan.
Het gebied van en rond de Mazijk vormt het groene hart van de binnenstad. Het bestaat uit een groenvoorziening met onder andere oude hoogstamfruitrassen, de begroeide muur, het leibomenlaantje en een aantal volkstuinen. Daarnaast is er gelegenheid voor sport en spel.
Structureel groen
In de 2e helft van de 19e eeuw wordt de basis gelegd voor het huidige kasteelpark, volgens het ontwerp van de heer J. D. Zocher. De kern van het kasteelpark kent een min of meer formele, open structuur en bestaat uit de resten van het kasteel met fraaie bomen op een eiland, met eromheen een brede slotgracht. Rondom de slotgracht is een breed wandelpad gelegen met op verschillende plekken solitaire bomen en boomgroepen en spannende doorkijken naar markante punten buiten het park, zoals Huis De Wildkamp, Landgoed Mariënhove, het Veerhuis, de kerken in de binnenstad en de dijk en bloemrijke weiden.
De buitenrand van het park kent een meer informele, gesloten structuur en is duidelijk natuurlijk en weelderiger van opzet met slingerende paden van verschillende breedten, duidelijke hoogteverschillen, vrij groeiende inheemse bomen en heesters, afgewisseld door open ruimten met gras en wilde kruiden. Het park wordt omgeven door een karakteristieke stervormige gracht.
Landgoed Mariënhove en de Heemtuin vormen een belangrijke groenstructuur.
De binnenstad is een aantal locaties rijk die geschikt zijn om er evenementen en grootschalige activiteiten te laten plaatsvinden. Dit zijn reeds bestaande evenemententerreinen:
- De Markt met omliggende straten;
- De Mazijk;
- Het Kasteeleiland met omliggend park;
- Het Walplantsoen.
Deze terreinen liggen in een historische en karakteristieke omgeving. Nadeel is wel dat er veel omwonenden zijn en er nauwelijks parkeerruimte is. Voor de evenementen op deze locaties dient een vergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te worden aangevraagd.
Ontwikkelingen
Er zijn geen ontwikkelingen voorzien binnen het plangebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De openbare ruimte valt voornamelijk binnen de verkeers- en verblijfsbestemming, uitgezonderd de terreinen met een andere functie, zoals het kasteelpark.
- De evenementenlocaties worden mede als evenemententerrein bestemd door middel van een aanduiding.
- Het structurele groen wordt als 'Groen' bestemd. Het overige groen betreft voornamelijk bermen en kleine groenperken, deze passen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
- In de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', dan wel 'Groen', is ruimte voor speelplekken voor kinderen en jongeren. Dit is niet apart aangeduid, maar is opgenomen in de doeleindenomschrijving, zodat het overal mogelijk is. Dit bevordert de flexibiliteit.
- De bestaande watereenheden worden als water bestemd.
Hoofdstuk 4 Milieu- & Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.1.1 Regelgeving
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft alleen betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening moet voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat grondverzet de bodemkwaliteit niet verslechtert. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan dan ook alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen, graven/ophogen).
4.1.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is geen onderzoek gedaan naar het voorkomen van bodemverontreiniging in het plangebied. Er worden namelijk geen nieuwe gevoelige functies mogelijk gemaakt. Het is dus niet noodzakelijk om een bodemonderzoek naar eventuele verontreinigingen uit te voeren.
Volgens de Bodemkwaliteitskaart heeft de bovengrond van de binnenstad van Wijk bij Duurstede de kwaliteit 'wonen' (geschikt voor de functie wonen). De ondergrond heeft de kwaliteit landbouw/natuur. De bovengrond betreft een stedelijke ophooglaag die in verband met de historische activiteiten verdacht is op het voorkomen van de verontreinigingen met vooral zware metalen en Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK). Het grondwater is verdacht met betrekking tot vluchtige organochloorverbindingen (VOCl's), vluchtige aromaten en minerale olie.
In de binnenstad zijn meerdere bodemlocaties die bekend zijn als ernstig verontreinigde locaties (zogenaamde Wbb locaties). Voor deze locaties is de provincie Utrecht het bevoegd gezag. Op basis van eerdere bodemonderzoeken is vastgesteld, dat een deel van deze locaties nog nader onderzocht moet worden en een ander deel niet met spoed hoeft te worden gesaneerd. Het betreft echter nog steeds een geval van ernstige, niet urgente bodemverontreiniging.
Vanwege historische gegevens en het feit dat binnen een ernstig geval van verontreiniging niet gebouwd mag worden, is het uitvoeren van bodemonderzoek in het kader van toekomstige bouwwerkzaamheden (zoals herinrichting van binnenstadlocaties/vergunning traject) noodzakelijk. Daarnaast moet altijd een melding aan de provincie worden gedaan op grond van artikel 28 van de Wet bodembescherming, omdat dit handelen betrekking heeft op een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.2.1 Regelgeving
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
In dit bestemmingsplan is aangesloten bij bedoelde VNG-brochure.
4.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Verspreid in het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Om potentiële milieuhinder als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn met name gevestigd in de woongebieden van de binnenstad. In een dergelijk gebied is de vestiging van milieuhinderlijke bedrijven ongewenst. Op grond van dit uitgangspunt is gesteld dat op de huidige bedrijfsbestemmingen maximaal categorie 1 bedrijven uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden toegelaten, waarbij de milieuvergunningen moeten toezien op een passende relatie met de (woon-)omgeving.
De aanwezige bedrijven en inrichtingen in de directe omgeving van het plangebied worden, als gevolg van dit bestemmingsplan, niet in hun bedrijfsvoering geschaad. Andersom geldt dat de bestaande woningen geen overlast ondervinden van de bedrijvigheid. Er is dus sprake van een goede woon- en leefomgeving.
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.3 Geluid
4.3.1 Regelgeving
Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Voor de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag (meestal Burgemeester en Wethouders) (maatwerk)grenswaarden bepaalt. De terminologie die de wet hiervoor hanteert is: ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De getalsmatige invulling van deze grenswaarden voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort. Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen.
De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit wanneer de betreffende gronden/gebouwen voor een geluidgevoelige functie in een geluidszone zijn gelegen. Onder bepaalde voorwaarden is een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde mogelijk (tot de maximaal toelaatbare geluidsbelasting). Hiervoor doorloopt het college van burgemeester en wethouders een 'hogere waarde procedure'. Een uitzondering waar toetsing aan de grenswaarden niet hoeft, is wanneer een geluidsgevoelig gebouw een zogenoemde 'dove' gevel heeft. Een 'dove gevel' is een bouwkundige constructie:
- waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een bepaalde geluidwering;
- waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
Bij ontheffing van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kan (in het kader van de omgevingsvergunning) een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn ten behoeve van het woon- en leefklimaat in de woning. De karakteristieke geluidwering van de gevel dient voor nieuwbouw zodanig te zijn dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit, zijnde het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevel en het gewenste binnenniveau met een minimum van 20 dB.
4.3.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluidsbelasting niet van toepassing. In het plangebied worden namelijk geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd.
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Regelgeving
Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. Deze wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
- negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.
- mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde). Het gaat hier bijvoorbeeld om woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 nieuwe woningen, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen.
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking is getreden nadat de EU in april 2009 derogatie heeft verleend.
Als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de bovengenoemde criteria wordt voldaan, kan het project zonder toetsing aan de gestelde grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Ook in gevallen waar op basis van berekeningen aannemelijk is gemaakt dat een ontwikkeling Nibm bijdraagt aan de concentraties hoeft geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Voor deze berekeningen wordt de zogenaamde NIBM-tool gehanteerd. Deze rekentool is zodanig opgezet dat slechts op basis van een beperkt aantal invoergegevens een beoordeling kan worden uitgewerkt van een worst-case benadering. Op basis van de toename van het aantal voertuigbewegingen (waaronder vrachtverkeer) wordt berekend of de voorgenomen plannen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van stof in de lucht.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. De zones worden afgemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
4.4.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Het bestemmingsplan biedt niet de mogelijkheid tot het realiseren van een groot aantal woningen en daarmee wordt ruim voldaan aan de 3 %-norm. Het plan kan daarom worden beschouwd als een NIBM-project.
Er is daarnaast geen sprake van de realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen, waardoor er geen onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk is. Verder is vanuit de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportages bekend dat zich binnen de gemeente Wijk bij Duurstede geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen voordoen.
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke plannen met externe veiligheid rekening te houden. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico’s langs relevante buisleidingen. De hogedruk gasleidingen van de Gasunie zijn het meest relevant. De risico’s worden met name bepaald door de maximale druk en diameter van de leiding, maar ook door getroffen maatregelen.
Op 1 april 2015 is de Wet basisnet in werking getreden. De Wet basisnet voorziet in de verankering van een landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet is een samenstel van wegen, binnenwateren en hoofdspoorwegen waaraan een bepaalde risicoruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt toegekend. Als deze risicoruimte, de zogenaamde risicoplafonds, door een groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, dient de minister maatregelen te nemen. De risicoplafonds moeten daarnaast in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van basisnetroutes. Op deze manier kan de veiligheid langs de transportroutes voor gevaarlijke stoffen in toenemende mate worden gegarandeerd. Gelijktijdig met de Wet Basisnet zijn ook andere regelingen in werking getreden zoals de wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs), de Regeling basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een aandachtgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden (200 m). Buiten deze zone dient in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (beperkte verantwoording). Wanneer het ruimtelijk plan binnen 200 m van een transportroute gelegen is dient ook aandacht te worden geschonken aan de volgende aspecten:
- Dichtheid van personen en de verwachte veranderingen;
- Hoogte van het groepsrisico;
- Maatregelen ter beperking van het groepsrisico (waaronder stedenbouwkundige opzet, bouwkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte);
- Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
Er is echter sprake van een uitzondering wanneer:
- Het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
- Het groepsrisico, niet meer dan 10 % toeneemt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
In dat geval hoeft alleen te worden gekeken naar de eerst genoemde aspecten van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
4.5.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Navolgend is een uitsnede weergegeven van de provinciale risicokaart. Hierop is informatie weergegeven ten aanzien van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, transportroutes en buisleidingen.
Inrichtingen
In het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die vallen onder het Bevi, zoals te zien is op de provinciale risicokaart. Wel ligt er een 'bunkerschip' aan de havendam, die een kleine contour heeft. In de omgeving van het plangebied, op ruim 400 m, is een gasontvangststation gelegen met een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 15 m. Vanwege de afstand van ruim 400 m is deze niet van invloed op het plangebied.
Vervoer over spoor
In het plangebied en omgeving is geen spoorlijn gelegen die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Vervoer over weg
In het plangebied en omgeving is geen weg gelegen die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Buisleidingen
Ten oosten van en buiten het plangebied is een buisleiding gelegen met een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van deze buisleiding bedraagt 0 m. Gelet op het gegeven dat het hier om een conserverend bestemmingsplan gaat, dat verder geen ontwikkelingen toestaat waarbij de personendichtheid toeneemt, is binnen dit gebied geen sprake van een toename van het groepsrisico.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.6 Waterhuishouding
4.6.1 Regelgeving
Algemeen
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Voor het plangebied is het volgende waterhuishoudkundige beleid van toepassing:
- Rijksbeleid: Waterwet, Nationaal Waterplan 2016 - 2021, Waterbeleid in de 21e eeuw en Nationaal Bestuursakkoord Water;
- Provinciaal beleid: Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021;
- Waterschapsbeleid: Waterkoers 2016 – 2021 en het Waterplan Wij bij Duurstede (samen met gemeente).
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water-plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Wijk bij Duurstede ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Dit gebied omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen die de rijksoverheid beheert en daarnaast vooral regionale wateren in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen. De belangrijkste wateropgaven voor Hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit.
Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021 van de provincie Utrecht staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van Bodem, Water en Milieu. De uitwerking van dit beleid staat beschreven in de Uitvoeringsagenda Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021.
De provincie Utrecht richt zich op het behouden en verbeteren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat. Dit betekent dat we werken aan:
- een robuust bodem- en watersysteem;
- bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied, zoals landbouw, recreatie of natuur;
- een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving;
- een gezonde leefomgeving die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio.
De rol van stedelijke gebieden wordt steeds belangrijker. In stedelijke gebieden wonen, werken en recreëren mensen relatief dicht op elkaar waardoor ogenschijnlijk kleine ontwikkelingen relatief veel effect op de fysieke leefomgeving (kunnen) hebben. In dit verband wordt steeds meer de nadruk gelegd op gezonde verstedelijking (‘healthy urban living'), waarbij gezocht wordt naar het leggen van koppelingen tussen leefbaarheid, veiligheid, bereikbaarheid en duurzaamheid.
Niet alleen boven de grond wordt het steeds drukker. Ook de ondergrond wordt steeds intensiever gebruikt, onder meer voor de ontwikkeling van bodemenergie, ondergronds bouwen en ondergrondse infrastructuur. Bodemwaarden als aardkundige en archeologische waarden kunnen hierdoor worden aangetast en drinkwaterwinningen kunnen worden beïnvloed.
Inspelen op de gevolgen van de klimaatverandering wordt een steeds belangrijkere factor bij de inrichting van gebieden. Zowel in het landelijk als het stedelijk gebied neemt de urgentie toe van het treffen van voorzieningen om wateroverlast door hoge neerslagintensiteiten te voorkomen, overstromingsrobuust te bouwen en het vasthouden van water om droogteperioden te overbruggen. In het stedelijk gebied wordt geanticipeerd op de gevolgen van temperatuurstijging via bijvoorbeeld groen/blauwe structuren.
Bij hevige regenval kan het afwateringssysteem onvoldoende zijn en kunnen gebieden deels onder water komen te staan. Dit leidt tot schade en overlast. De provincie heeft met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht normen vastgesteld. Deze normen variëren per landgebruiksfuncties: voor stedelijk gebied gelden strengere normen dan voor grasland. Deze normen voor wateroverlast zijn vastgelegd in de Waterverordeningen van de waterschappen. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van het watersysteem.
Waterplan Wijk bij Duurstede
De gemeente Wijk bij Duurstede en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hebben samen het waterplan voor de gemeente opgesteld. Het water biedt een meerwaarde aan de gemeente en haar bewoners. De gemeente Wijk bij Duurstede en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden willen er samen voor zorgen dat water in de gemeente voor alle bewoners en bezoekers nog aantrekkelijker wordt om te gebruiken en van te genieten. Het water moet hiervoor schoon zijn en er aantrekkelijk uitzien. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende water, op de juiste plaats en tijd voorradig is. Waterschade en droogte moeten voorkomen worden. In het Waterplan zijn de ambities van de gemeente met betrekking tot alle waterthema's vastgelegd. De doelstellingen uit het waterplan zijn:
- een veilig, schoon, gezond en boeiend watersysteem voor mens en natuur, nu en in de toekomst;
- een inrichting van het gebied die veilig is bij extreme neerslag, hoge rivierstanden of extreme droogte;
- een optimaal ingerichte (afval)waterketen waarbij schoon en vuil water gescheiden zijn;
- dat er sprake is van een kwaliteitsimpuls voor de beleving en het beheer van het water;
- behoud en waar mogelijk verbetering van de waterkwaliteit, ecologische, cultuur-historische, agrarische, recreatieve en toeristische waterfunctie;
- water als 'drager' van nieuwe plannen.
Project Sterke Lekdijk
Binnen het bestemmingsplan ligt de beschermingszone en de waterstaatswerkzone van de primaire waterkering (Lek). Vanuit de Keur en Legger van het hoogheemraadschap geldt dat er geen activiteit of ontwikkelingen mogen plaats vinden in deze zone (waterstaatswerk). Tenzij is aangetoond dat de veiligheid van de dijk (primaire waterkering) niet verslechtert. Bij activiteiten is er een onderzoek nodig om aan te tonen dat tijdens de uitvoering en in de eindsituatie de stabiliteit van de waterkering gewaarborgd blijft, zoals een onderzoek naar piping en kwel binnendijks tijdens hoog water op de rivier (bij Maatgevend Hoog Water = MHW).
De Lekdijk beschermt een groot deel van Midden- en West-Nederland tegen overstroming. Als de Lekdijk doorbreekt, kan een groot deel van de Randstad, tot Amsterdam aan toe, overstromen. Tussen Amerongen en Schoonhoven wordt de dijk versterkt, zodat deze ook in de toekomst voldoende veilig is en voldoet aan de nieuwe normen die sinds 2017 van kracht zijn. Het hoogheemraadschap voert momenteel onderzoek uit aan de dijk tussen Amerongen en Schoonhoven. Het onderzoek bestaat uit het plaatsen van peilbuizen, sonderingen en onderzoek naar de aanwezige kleilagen aan de rivierzijde van de dijk.
Voor het traject nabij de binnenstad van Wijk bij Duurstede is geen hoogte opgave maar wel een macrostabiliteitsopgave. De komende jaren zal uit dit onderzoek en andere studies blijken of de zone Waterstaatswerk en/of de beschermingszone op deze locatie in Wijk bij Duurstede aangepast moet worden. De gevolgen voor (bebouwing in) dit plangebied door de nieuwe normen zijn dus nog niet uitgewerkt.
4.6.2 Doorvertaling bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt de bestaande situatie op hoofdlijnen geconserveerd. Nader onderzoek naar waterhuishoudkundige aspecten is hierdoor in principe niet van toepassing.
Het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de gemeente Wijk bij Duurstede vinden het belangrijk dat particulieren zich bewust zijn van maatregelen die zij zelf kunnen nemen om wateroverlast in de toekomst te voorkomen. Eén van de mogelijkheden daarvoor is het schone hemelwater, dat op het eigen dak en de tuinverharding terechtkomt, ‘af te koppelen’ van de riolering en direct ter plaatse weg te laten lopen in de bodem. De overheden hebben hierbij de hulp van de particulier nodig. Meer informatie hierover is te vinden op de website van het hoogheemraadschap.
Dergelijke, eenvoudig te nemen maatregelen zijn belangrijk omdat het klimaat relatief snel verandert: hogere temperaturen, een snel stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en drogere zomers zijn zaken waar Nederland in de toekomst volgens het KNMI mee te maken krijgt. Ook nu is de klimaatverandering al merkbaar. 2014 was in Nederland het warmste jaar sinds het begin van de metingen. Op 28 juli van dat jaar werd een deel van de provincie Utrecht getroffen door de zwaarste neerslag die ooit in een etmaal in de regio gemeten is. De klimaatverandering heeft zodoende niet alleen effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van Wijk bij Duurstede. Verharding van tuinen is in dit bestemmingsplan evenwel niet uitgesloten maar dient dus wel bewust te gebeuren.
Bestaande watergangen van enige omvang en de grotere oppervlaktewateren binnen het plangebied hebben de bestemming ‘Water’ gekregen. Beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn binnen deze bestemming mogelijk. In dit bestemmingsplan wordt binnen veel andere bestemmingen onder de bestemmingsomschrijving bovendien (oppervlakte)water genoemd, indien ondergeschikt aan de betreffende bestemming. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn generiek wadi’s toegestaan. Zo wordt aan het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid eenvoudiger ruimte gegeven binnen de kaders dit bestemmingsplan.
Voor de bestemmingswijzigingen aan het uitgegeven snippergroen geldt dat verharding van de nieuwe (en ook reeds bestaande) tuinen in dit bestemmingsplan niet wordt uitgesloten. De bij het waterbeheer betrokken overheden vragen de burgers echter wel om bewust om te gaan met hemelwater in dakgoot en regenpijp en op tuinverharding, waarbij in ieder geval scheiding van riool- en regenwater (‘afkoppeling’) wordt aanbevolen.
4.7 Ecologie
4.7.1 Regelgeving
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb kent drie algemene beschermingsregimes waarin de voorschriften van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en twee verdragen (Bern en Bonn) zijn geïmplementeerd en waarin aanvullende voorschriften zijn gesteld voor de dier- en plantensoorten die niet onder die specifieke voorschriften vallen, maar wel bescherming behoeven. In hoofdstuk 3 van de Wnb zijn de beschermingsregimes in drie aparte paragrafen neergelegd. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden het bevoegd gezag ontheffing of vrijstelling kan verlenen. Het gaat om de volgende beschermingsregimes:
- 1. Vogels (paragraaf 3.1): alle vogels in de zin van de Vogelrichtlijn;
- 2. Dieren en planten (paragraaf 3.2): alle dieren en planten, genoemd in de bijlagen bij de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- 3. Overige soorten (paragraaf 3.3): soorten genoemd in de bijlage bij de Wnb, die niet onder de reikwijdte van paragraaf 3.2 vallen.
De verboden en afwijkingsmogelijkheden die zijn opgenomen in de paragrafen 3.1 en 3.2, zijn direct overgenomen uit de genoemde richtlijnen en verdragen. Deze bepalingen zijn dus ook uitsluitend van toepassing op de soorten waarvoor dit onmiddellijk voortvloeit uit deze richtlijnen en verdragen. De bepalingen in paragraaf 3.3 zien op de 'overige soorten' die zijn genoemd in de bijlagen A en B bij de Wnb. Laatstgenoemde groep is te vergelijken met de Tabel 2-soorten uit de voormalige Flora- en faunawet.
De Wnb brengt voor de bescherming van soorten in ieder geval de volgende drie voor de praktijk belangrijke wijzigingen met zich:
- 1. Allereerst is onder de Wnb niet langer de minister van Economische Zaken, maar gedeputeerde staten van de provincies het bevoegd gezag zijn voor het verlenen van ontheffingen.
- 2. Ten tweede kunnen de in de praktijk gehanteerde 'tabelsoorten' niet langer gebruikt worden. In plaats daarvan zal met de nieuwe indeling van de Wnb gewerkt gaan worden.
- 3. Ten derde wijzigt de inhoud van de verboden en de ontheffingsgrondslagen.
In de Wet natuurbescherming worden de bevoegdheden van het rijk (Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland) aan de provincies overgedragen. Zij maken dan de afwegingen voor de vergunningen en ontheffingen. De beschermde status van soorten kan per provincie verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden.
Onder de Wet natuurbescherming geldt een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe omgeving. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten of maatregelen genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.
4.7.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Hierbij gaat het om het Natura 2000-gebied Rijntakken - deelgebied Uiterwaarden Neder-Rijn en Kolland & Overlangbroek. Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en heeft daarmee geen effect op de instandhouding van de nabijgelegen Natura-2000 gebieden.
Luchtfoto met twee Natura 2000-gebieden nabij het plangebied. Het gele gebied is Natura 2000-gebied Rijntakken - deelgebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Het blauwe gebied is Natura 2000-gebied Kolland & Overlangbroek. (Bron: www.synbiosys.alterra.nl)
In de nabijheid van het plangebied ligt de Kromme Rijn, die is aangewezen als Ecologische verbindingszone binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Met de plannen is door het ontbreken van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geen sprake van een negatief effect op het NNN. Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming is niet noodzakelijk.
Soortenbescherming
Aangezien voorliggend bestemmingsplan consoliderend van aard is, is het uitvoeren van een nader onderzoek naar beschermde soorten niet noodzakelijk.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.8 Cultureel Erfgoed
4.8.1 Regelgeving
In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging is de huidige Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal in 2019 opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de nieuwe Erfgoedwet. Daarbij is voorzien in overgangsrecht. De bedoeling is dat in de Erfgoedwet een betere integratie met verschillende soorten erfgoed komt. Daarnaast worden de procedures uniformer en daarmee overzichtelijker.
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 met betrekking tot de fysieke leefomgeving, worden opgenomen in de Omgevingswet. De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving, komen in 2019 in de Omgevingswet terecht en zijn dus niet in de Erfgoedwet geregeld. Hierbij wordt wel als vuistregel gehanteerd: omgang met het erfgoed in de Omgevingswet, duiding van het erfgoed in de Erfgoedwet.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland voor 2019. Voor de onderdelen die in de Omgevingswet zullen worden opgenomen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016 - 2019. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet over zullen gaan, blijven van kracht tot de Omgevingswet in werking treedt.
Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.
4.8.2 Doorvertaling bestemmingsplan
Cultuurhistorie
In 1982 is de binnenstad van Wijk bij Duurstede aangewezen als beschermd stadsgezicht (aanwijzingsbesluit, zie bijlage 4). Bij het begrenzen van het te beschermen gebied is in eerste instantie uitgegaan van het historische stratenpatroon van de stad binnen de singels. De stedenbouwkundige en structurele samenhang is zo sterk, dat dit gebied in zijn geheel binnen het beschermd stadsgezicht valt. Voorts zijn die gebieden betrokken, waarvan de oorspronkelijke relatie met de stad bewaard is gebleven en die in belangrijke mate mede het historische karakter van Wijk bij Duurstede bepalen, met name het kasteelterrein, de Nederrijn, het veerhuis en de nog open agrarische gebieden tussen het veerhuis en de stad aan de westzijde van de stad. Het inundatiekanaal en de Kromme Rijn liggen op de grens van het beschermd stadsgezicht.
In het gehele stadsgezicht zijn het stratenpatroon, de openbare ruimte en de aaneengesloten wijze van bouwen van belang, in samenhang met de schaal van de bebouwing.
In een kleiner gebied zijn, in verband met de aanwezige historisch architectonische kwaliteit van de bebouwing en de waardevolle inrichting van de openbare ruimte tevens de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de afmeting en vormgeving van de bebouwing van belang. Dit heeft voornamelijk betrekking op de Markt, de Peperstraat, de Oeverstraat, de Dijkstraat, de Muntstraat en de Mazijk. In dit gebied komt tevens de grootste concentratie van beschermde monumenten voor. In het bestemmingsplan is het beschermd stadsgezicht voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht'.
Archeologie
Het plangebied is op kaart 10A 'Archeologische waarden en verwachtingen' behorende bij de 'Beleidsnota Archeologie en Archeologische Beleidskaart' (vastgesteld op 29 januari 2013) voor het overgrote deel als 'Archeologisch waardevol gebied 2: Waarde archeologie – hoog (terreinen van archeologisch waarde)' aangewezen. Een klein deel van het plangebied is aangewezen als 'Archeologisch waardevol gebied 3': Verwachtingswaarde archeologie – hoog (gebied met een hoge archeologische verwachting)' en 'Archeologisch waardevol gebied 4': Verwachtingswaarde archeologie - middelhoog. De gronden in het plangebied die voorzien zijn van één van beide aanduidingen, zijn in onderhavig bestemmingsplan van een passende dubbelbestemming conform de Archeologische verwachtingskaart.
Uitsnede kaart archeologische waarden en verwachtingen met aanduiding plangrens (zwarte omkadering)
Plangebieden kleiner dan 100 m² zijn vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (wettelijke vrijstelling conform de Erfgoedwet). Deze vrijstelling geldt overigens niet voor een gebied dat is aangewezen als archeologisch monument.
Daarnaast geldt voor het gehele plangebied dat indien er tijdens werkzaamheden archeologische vondsten of waarnemingen worden gedaan het verplicht is, zoals aangegeven staat in de Erfgoedwet, om dit te melden bij het bevoegde gezag, in deze: de minister.
De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.9 Leidingen
4.9.1 Regelgeving
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn (transport)leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.
4.9.2 Doorvertaling bestemmingsplan
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, aardgas, brandstof en/of hoogspanningsverbindingen gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.
4.10 Parkeren
4.10.1 Regelgeving
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt formeel dat de grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening komt te vervallen. Hierdoor moeten alle stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening worden opgenomen in bestemmingsplannen. Er geldt daarvoor een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Na die datum verliezen de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking. Daarnaast geldt dat plannen, die vanaf de inwerkingtreding van de Reparatiewet in procedure worden gebracht, ook moeten zijn voorzien van een regeling ten aanzien van het parkeren. Het voorliggende bestemmingsplan bevat om deze reden een regeling ten aanzien van parkeren.
4.10.2 Doorvertaling bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan is via het instrument van de voorwaardelijke verplichting geborgd dat er, in geval van ver- of nieuwbouw of functiewijziging, voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden binnen het gebied waar eventuele ontwikkelingen plaatsvinden. Voor de concrete normering wordt in de regeling verwezen naar het gemeentelijk parkeerbeleid, i.c. de op 27 september 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede. Het afdwingen van de aanleg en in stand houden van de parkeerplaatsen is tevens vervat in de voorwaardelijke verplichting.
Afwijken van deze regel is mogelijk, indien op andere wijze voldoende parkeerplaatsen worden gegarandeerd, bijvoorbeeld door niet op eigen terrein maar daarbuiten aanwezige of aan te leggen parkeergelegenheid.
De beschreven voorwaardelijke verplichting is geplaatst onder de ‘overige regels’ binnen de regels van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
- de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
- de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming. De overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang.
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt daarom:
- het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
- het bebouwen van de gronden;
- het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
5.1.1 Opbouw van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
5.2 Plansystematiek
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen moeten in onderlinge samenhang worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2.1 Enkelbestemmingen
Centrum - 1
In het gebied met de bestemming 'Centrum - 1' ligt het primaat bij de typische centrumfuncties detailhandel en horeca. De horecafuncties die zijn toegestaan, betreffen de horeca-activiteiten, zoals die zijn opgenomen in de in de Staat van horeca-activiteiten, die als Bijlage 1 bij de regels is opgenomen. Conform het bepaalde in de Visie Binnenstad is rond de Markt horeca tot en met categorie 2C mogelijk en in het overige deel tot en met categorie 2B.
Met het oog op de gewenste dynamiek en flexibiliteit binnen het centrumgebied zijn ook daar passende functies zoals dienstverlening, kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen, gezondheidsvoorzieningen en lichte bedrijvigheid toegestaan. De toegestane bedrijvigheid betreft bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels opgenomen bijlage 1, Staat van bedrijfsactiviteiten. Het gaat om bedrijfsactiviteiten die qua milieueffecten in een gemengde omgeving zonder problemen kunnen functioneren.
Om de levendigheid in het straatbeeld zeker te stellen is wonen niet toegestaan op de begane grond, zoals dat in het geldende bestemmingsplan ook al het geval was. Waar de woonfunctie op de begane grond wel al bestaand is, is dit toegestaan via een aanduiding op de verbeelding. Zowel wonen als de overige functies die binnen deze bestemming mogelijk zijn, zijn toegestaan op de verdieping.
De in het geldende bestemmingsplan opgenomen ruime bebouwingsmogelijkheden op de begane grond aan de achterzijde zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. De bouwvlakken zijn begrensd conform het geldende plan. Een voorbeeld is de achterzijde van de percelen aan de Peperstraat, aan de zijde van de Mazijk. Die begrenzing is in het huidige plan overgenomen. Er is een hoogtescheidingslijn aangegeven ter hoogte van de achterzijde van het oorspronkelijke hoofdgebouw. Achter deze hoogtescheidingslijn is alleen bebouwing in één bouwlaag mogelijk. Daarbuiten geldt op enkele plaatsen een zone waar niet gebouwd mag worden, dit met uitzondering van kleine aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 20 m2.
Voor horeca-activiteiten is een maximum vloeroppervlak van 300 m2 opgenomen. Bestaande bedrijven die groter zijn, mogen het bestaande oppervlak behouden. Een specifieke oppervlakteregeling is opgenomen voor het bestaande hotel aan de Markt 2. De maximum vloeroppervlakte is gerelateerd aan de aanduiding 'horeca' op de verbeelding. Dit sluit aan bij de juridische regeling conform de regeling in het geldende bestemmingsplan.
Voor bestaande functies die groter zijn dan in de regels is toegestaan, is de regeling opgenomen dat deze grotere maat ook is toegestaan.
Omdat de diverse functies overal zijn toegestaan, is het mogelijk om meerdere functie in één pand te combineren zoals detailhandel en horeca, detailhandel en dienstverlening of horeca en dienstverlening. Deze combinatie van functies wordt 'blurring' genoemd.
Centrum - 2
De gebieden rond Oeverstraat/ Dijkstraat, Peperstraat, Klooster Leuterstraat en het Kostverlorenpad zijn opgenomen binnen de bestemming 'Centrum - 2'. Binnen deze bestemming zijn in beginsel dezelfde functies toegestaan als binnen de bestemming 'Centrum - 1'. Het verschil betreft het feit dat in het gebied rond de Peperstraat en Maleborduurstraat horeca tot en met categorie 2B mogelijk is en rond de Oeverstraat/ Dijkstraat uitsluitend horeca in categorie 2A of lager.
Binnen categorie 2A is een terras niet toegestaan. Dit om de kleinschaligheid van de horeca in het gebied rond de Oeverstraat als aanloopgebied te waarborgen. In horeca binnen categorie 2B zijn wel terrassen toegestaan. Dit was reeds in het geldende bestemmingsplan Binnenstad toegestaan. Deze bestaande rechten willen wij respecteren.
Ook is om het kleinschalige karakter van deze gebieden voortvloeiende uit het Beschermd stadsgezicht te waarborgen en te voorkomen dat zich binnen dit gebied grote horecabedrijven vestigen, de vloeroppervlakte van een horecabedrijf binnen deze bestemming, voor zover gelegen binnen het aanduidingsgebied 'specifieke vorm van horeca - van categorie 2A' beperkt tot 100 m2 en binnen het aanduidingsgebied 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 2B' tot 200 m2. Deze kleinere oppervlaktemaat beperkt ook de kans op extra parkeerdruk en een intensievere bevoorrading.
Voor bestaande functies die groter zijn dan in de regels is toegestaan, is de regeling opgenomen dat deze grotere maat ook is toegestaan.
Ook binnen de bestemming 'Centrum - 2' geldt dat een combinatie van functies binnen hetzelfde pand mogelijk is ('blurring').
Cultuur en ontspanning
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' vallen het kasteel en de molen. Horeca is alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.
Detailhandel
De bestemming 'Detailhandel' is gelegd op de keukenspeciaalzaak/-showroom op de hoek Walplantsoen/Rijnstraat. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande bebouwing.
Gemengd
Buiten de bestemmingen 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' is sprake van een gering aantal bestaande bedrijfsactiviteiten. Deze zijn geregeld in de bestemming 'Gemengd'. Hierbij is maximale bedrijvigheid in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegelaten. Bedrijven die vallen in een hogere categorie, zijn aangeduid. Er is een afwijking opgenomen voor bedrijven die niet in de lijst met categorie 1 zijn opgenomen, of voor bedrijven in categorie 2. Voorwaarde is wel dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar te zijn met toegelaten bedrijven uit categorie 1. Ten behoeve van de afwijking vraagt de gemeente het betrokken bedrijf een milieurapport in te dienen waaruit in ieder geval blijkt dat de invloed vergelijkbaar is met een bedrijf uit categorie 1.
Enkele dienstverlenende bedrijven buiten 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' zijn eveneens als 'Gemengd' bestemd. Bij dienstverlenende bedrijven gaat het om het op het publiekgericht aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten, zoals reisbureau, kapsalons, uitzendbureau, bankfilialen en makelaarskantoren. Binnen 'Gemengd' is ook de functie wonen toegestaan.
Groen
Het structurele groen in de binnenstad is bestemd als 'Groen'. Behoudens het particulier structureel groen. Deze valt binnen de woonbestemming. Om bebouwing tegen te gaan is de aanduiding -bw (geen bijgebouwen toegestaan) opgenomen. Ter hoogte van de Mazijk en op het kasteelterrein, zijn evenementen toegelaten conform het gemeentelijk evenementenbeleid.
Horeca
De horecavestigingen buiten de centrumbestemmingen zijn specifiek bestemd als 'Horeca'. Maximaal categorie 2B van de Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan, alsmede bestaande bedrijfswoningen.
Maatschappelijk
De maatschappelijke voorzieningen, zoals museum, stadhuis/VVV-kantoor, kerk, school/BSO, sportschool, verenigingsgebouw en huisartsenpraktijk zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. De bestaande Joodse begraafplaats is binnen deze bestemming aangeduid op de verbeelding.
De bebouwing ligt in een bouwvlak. Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Voor het achterterrein van het voormalige museum aan de zijde van de Mazijk, is een zone aangegeven waar geen nieuwe bijgebouwen mogen worden geplaatst om het groene karakter in stand te kunnen houden.
Recreatie - Volkstuin
De twee bestaande volkstuincomplexen zijn opgenomen in de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'. Op deze gronden zijn slechts lage kweekkassen en opbergruimten toegelaten.
Sport
In de bestemming 'Sport' is de gymzaal gelegen op de hoek Walplantsoen/Plantsoensteeg opgenomen. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande bebouwing.
Verkeer - Verblijfsgebied
In de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn zowel de doorgaande wegen als de lokale wegen en de verblijfsgebieden als straten en pleinen opgenomen. Hier zijn naast verkeersdoeleinden ook groen en speelvoorzieningen mogelijk, maar ook terrassen ten behoeve van horeca. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen mogelijk. Het bestemmingsplan laat de bestaande evenementen toe, een vergunning blijft evenwel noodzakelijk.
Water
De grotere waterlopen zijn bestemd als 'Water'. Binnen deze bestemming is extensief recreatief medegebruik mogelijk. Uit de definitiebepaling van extensief recreatief medegebruik blijkt dat motorboten binnen deze wateren niet wenselijk worden geacht.
Wonen
De woonbebouwing is opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Op de verbeelding zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gelegen. Daarbij zijn op de verbeelding de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven. Wat betreft de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen worden, binnen de bestemming Wonen, de volgende mogelijkheden geboden: maximaal 50 m² tot een maximum van 50 % van het perceel, voor zover gelegen buiten het bouwvlak. Deze zijn toegelaten op ten minste 1,0 m achter de voorgevel van de woning, in het bouwvlak en daarbuiten. Met het oog op het behoud van waardevolle groene ruimtes zijn enkele perceelsgedeelten aangeduid met 'bijgebouwen uitgesloten'. Hier mogen geen nieuwe bijgebouwen worden gebouwd.
Beroepsuitoefening aan huis, voor zover die geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat oplevert, wordt in de regels mogelijk gemaakt. Er geldt een maximum oppervlakte van 50 m2.
Kelders zijn bij recht mogelijk onder de bebouwing.
5.2.2 Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie - 2 t/m - 4
De archeologische waarden worden beschermd via de dubbelbestemmingen 'Waarde- Archeologie - 2' tot en met 'Waarde- Archeologie - 4'. De nummering sluit aan bij de op 29 januari 2013 vastgestelde archeologische maatregelenkaart behorend bij het gemeentelijk archeologiebeleid. Ook de ligging van de bestemmingsvlakken is gebaseerd op de archeologische maatregelenkaart. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de begrenzing van de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2, - 3 en - 4 te veranderen.
Zowel voor het bouwen als voor werkzaamheden geldt een vergunningplicht waarbij getoetst wordt of de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Voor vervanging van bestaande bouwwerken is geen vergunning vereist, mits de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
Voor (bouw)werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud betreffen geldt geen vergunningplicht evenals voor (bouw)werkzaamheden op gronden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' vertegenwoordigt de hoogste archeologische waarden en hier geldt de relatief grootste bescherming. Een vergunning is daarbij alleen vereist voor (bouw)werken waarbij dieper dan 50 cm. wordt gegraven en waarvan de oppervlakte meer dan 100 m2 omvat. Wordt minder diep dan 50 cm gegraven dan is geen archeologietoets nodig ongeacht de oppervlakte van de graafwerkzaamheden. Bedraagt de oppervlakte van de werkzaamheden minder dan 100 m² dan is ongeacht de diepte van de werkzaamheden ook geen toets nodig.
Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geldt een vergunningplicht voor (bouw)werken waarbij dieper dan 50 cm. wordt gegraven en waarvan de oppervlakte meer dan 500 m2 beslaat.
Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geldt een vergunningplicht voor (bouw)werken waarbij dieper dan 100 cm. wordt gegraven en waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m2 beslaat.
Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Binnen de bestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' is het beschermde stadsgezicht beschermd. De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.
In 1982 is de binnenstad van Wijk bij Duurstede aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het gebied is mede bestemd voor het behoud en herstel van het stratenpatroon en de aaneengesloten wijze van bouwen in samenhang met de schaal van de bebouwing en van de bijzondere elementen: muren, verkaveling en bebouwingskarakteristieken.
Tot de bebouwingskarakteristieken behoort onder meer de dakvorm. De bestaande dakvorm dient te worden gehandhaafd. Een uitbreiding van de bestaande bebouwing mag ook met een andere kapvorm worden afgedekt, mits het geen volledig plat afgedekt dak betreft.
Middels nadere eisen wordt toegezien op de bescherming van de waarden van de historische samenhang, de parcellering en de karakteristieke elementen.
Waterstaat - Waterkering en Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dijk aan de Nederrijn met de bijbehorende zone heeft de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ gekregen. Het aangrenzende buitendijkse gebied is opgenomen binnen de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’.
5.2.3 Algemene regels & overgangs- en slotregels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is een vervangende bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering. Verder is geregeld dat gebouwen onderkelderd mogen worden tot een diepte van 3 m en dat gebouwen plat mogen worden afgedekt, mits de aangegeven goothoogte niet wordt overschreden.
Verder is een algemene bouwregel opgenomen om een passende platte afdekking van aan- en uitbouwen mogelijk te maken, indien de eerste verdiepingsvloer hoger is gelegen dan de in de bouwregels voorgeschreven. Als laatste is een algemene bouwregel opgesteld om het bouwen van kleine nutsvoorzieningen mogelijk te maken voor die bestemmingen waar nutsvoorzieningen in de bestemmingsomschrijvingen zijn toegelaten.
Algemene gebruiksregels
Hier is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex artikel 2.1 lid 1 sub c.
Overige regels
Onder de overige regels is een voorwaardelijke verplichting ten aanzien van parkeren opgenomen. Via dit instrument is geborgd dat er, in geval van ver- of nieuwbouw of functiewijziging, voldoende bijbehorende parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden. Voor de concrete normering wordt in de regeling verwezen naar het gemeentelijk parkeerbeleid, i.c. de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede. Het in stand houden van de parkeerplaatsen is tevens vervat in de voorwaardelijke verplichting.
Afwijken van deze regel is mogelijk, indien op andere wijze voldoende parkeerplaatsen worden gegarandeerd.
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijk getrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.
Voor bepalingen aangaande het overgangsrecht geldt voorts de volgende toelichting:
Van gedeeltelijk vernieuwen of veranderen is sprake indien:
- maximaal 50% van de buitenschil (fundering/vloer, dak en gevels) van het oorspronkelijke (vergunde) bouwwerk wordt gewijzigd of vernieuwd. Dit is inclusief vergunningvrije wijzigingen/vernieuwingen. De meting van de buitenschil vindt plaats conform de NEN 2580;
- de hoofddraagconstructie wordt gehandhaafd en van losse constructieonderdelen zoals fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren maximaal 50% wordt vervangen;
- de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte, goot- en nokhoogte en dakhelling, vormgeving en uitstraling ongewijzigd blijft;
- in gevelindeling en materiaalgebruik slechts veranderingen van ondergeschikte aard plaatsvinden, behoudens de uitbreidingsmogelijkheid;
- de functie van het bouwwerk hetzelfde blijft en er in planologisch zin geen sprake is van een intensivering van het gebruik;
- geen nieuwe funderingen en/of nieuwe draagmuren worden geplaatst.
Onder tenietgaan wordt verstaan: het ophouden te bestaan van het bouwwerk. Onder calamiteit wordt verstaan: een grote ramp. Een voorbeeld hiervan is het volledig tenietgaan ten gevolge van brand of storm. Tenietgaan als gevolg van achterstallig onderhoud, valt hier niet onder.
Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Er worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In de gemeente Wijk bij Duurstede is een gemeentelijke inspraakverordening van kracht, die bepaalt op welke wijze inwoners en andere belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Deze verordening is onder meer van toepassing op de voorbereiding van ruimtelijke plannen.
6.2.1 Overleg & inspraak
Van donderdag 11 januari 2018 tot en met woensdag 7 februari 2018 heeft het voorontwerp bestemmingsplan gedurende 4 weken ter inzage gelegen. Op woensdag 27 december 2017 is de ter inzage legging bekend gemaakt in de Staatscourant, de Wijkse Courant en op de website van de gemeente Wijk bij Duurstede. De vooroverlegpartners ingevolge artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening zijn apart op de hoogte gebracht van de ter inzage legging. Het gaat om de provincie Utrecht, het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden en Rijkswaterstaat. Op 15 januari 2018 is een inloopavond gehouden waar inwoners en ondernemers van het plangebied vragen konden stellen over het plan. Voor deze avond was grote belangstelling. Vervolgens konden inwoners met meer complexe vragen een aparte afspraak maken. In totaal zijn 2 vooroverlegreacties en 19 inspraakreacties ontvangen.
In de 'Nota Inspraakreacties voorontwerp bestemmingsplan Binnenstad 2018' is aangegeven wat de inhoud van de vooroverleg- en inspraakreacties is en wat de reactie van het college van Burgemeester en wethouders hierop is. Daarnaast is een aantal ambtshalve aanpassingen van het plan opgenomen. De aanpassingen zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
6.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft tussen 14 juni t/m 25 juli 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen voor zienswijzen. Op 18 juni 2018 is er een inloopavond gehouden. Dit heeft geleid tot 5 zienswijzen. De zienswijzen zijn binnen de wettelijke termijn ingediend en daardoor ontvankelijk.
De samenvatting en de afweging van de zienswijzen zijn opgenomen in de nota zienswijzen (zie Bijlage10 Nota zienswijzen). De zienswijzen hebben geleid tot een aantal wijzigingen in de regels, toelichting en verbeelding. Ambtelijk zijn er nog een aantal opmerkingen gemaakt die hebben geleid tot een aantal kleine aanpassingen in de toelichting, regels en verbeelding van het bestemmingsplan. Voor een uitgebreide uitleg hiervan, verwijzen wij naar de nota van zienswijzen.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Visie Bestemmingsplan Binnenstad Wijk Bij Duurstede
Bijlage 1 Visie bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede
Bijlage 2 Bijlagendocument Visie Bestemmingsplan Binnenstad
Bijlage 2 Bijlagendocument Visie bestemmingsplan Binnenstad
Bijlage 3 Ruimtelijk-economische Onderbouwing Visie Bestemmingsplan Binnenstad Wijk Bij Duurstede
Bijlage 3 Ruimtelijk-Economische onderbouwing Visie bestemmingsplan Binnenstad Wijk bij Duurstede
Bijlage 4 Cultuurhistorische Waardenanalyse & -Bepaling
Bijlage 4 Cultuurhistorische waardenanalyse & -bepaling
Bijlage 5 Aanvullende Cultuurhistorische Waardenanalyse & -Bepaling Walplantsoen
Bijlage 5 Aanvullende cultuurhistorische waardenanalyse & -bepaling Walplantsoen
Bijlage 6 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 6 Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht
Bijlage 7 Lijst Rijksmonumenten
Bijlage 7 Lijst Rijksmonumenten
Bijlage 8 Lijst Gemeentelijke Monumenten
Bijlage 8 Lijst Gemeentelijke monumenten
Bijlage 9 Nota Inspraakreacties En Vooroverleg
Bijlage 9 Nota Inspraakreacties en vooroverleg