KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Scheepswerf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Water
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
Artikel 10 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie - Nieuwe Hollandse Waterlinie
Artikel 12 Waarde - Natuurnetwerk Nederland
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Artikel 14 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Vooronderzoek (Water)bodemonderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 4 Quick Scan Externe Veiligheid
Bijlage 5 Quick Scan Natuur En Beveronderzoek
Bijlage 6 Stikstofonderzoek
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Evenemententerrein
Bijlage 9 Parkeeronderzoek
Bijlage 10 Nota Beantwoording Vooroverlegreacties
Bijlage 11 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Stadshaven Wijk bij Duurstede

Bestemmingsplan - Gemeente Wijk bij Duurstede

Vastgesteld op 15-10-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stadshaven Wijk bij Duurstede met identificatienummer NL.IMRO.0352.wbdstadshaven-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 ambachtelijke scheepswerf:

een scheepswerf bestemd voor het aanmeren, stallen, bouwen en herstellen van houten en metalen schepen tot een maximale lengte van 25 m, waarbij uitsluitend de bestaande omvang van genoemde werkzaamheden is toegestaan;

1.7 archeologische verwachting:

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;

1.8 archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.9 avondperiode:

de periode van 19:00 uur tot 23:00 uur;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 beeldkwaliteitsplan:

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan en als Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan;

1.12 bestaand:

  1. a. met betrekking tot bebouwing:

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

  1. b. met betrekking tot gebruik:

het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.22 bruto vloeroppervlak:

Het bruto vloeroppervlak (BVO) is de som van de vloeroppervlakte van alle bouwlagen, gemeten langs de buitenomtrek. Bij meerlaagse gebouwen wordt per verdieping gemeten;

1.23 dagperiode:

de periode van 07:00 uur tot 19:00 uur;

1.24 dB(A):

afkorting van decibel (A-gewogen): maat voor de geluidsterkte gecorrigeerd naar de gevoeligheid van het menselijke oor;

1.25 dB(C):

afkorting van decibel (C-gewogen): maat voor de hinderbeleving bij hogere geluidsniveaus waarbij ook de lage frequenties (de bassen) een rol spelen;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen;

1.27 erkende partij:

Een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.28 evenementen:

een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals een feest of muziekvoorstelling, in de buitenruimte van het openbaar toegankelijk gebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

  1. a. Evenementen categorie 1, waarvoor geldt dat:
    1. 1. het aantal bezoekers niet meer mag bedragen dan 1.500 personen per dag;
    2. 2. het evenement plaatsvindt tussen 09:00 uur en 23:00 uur;
    3. 3. er gebruik mag worden gemaakt van versterkt (muziek)geluid, niet zijnde muziekgeluid in het dance- en/of housespectrum;
  2. b. Evenementen categorie 2 waarvoor geldt dat:
    1. 1. het aantal bezoekers niet meer mag bedragen dan 2.500 personen per dag;
    2. 2. het evenement plaatsvindt tussen 09:00 uur en 23:00 uur , met dien verstande dat de eindtijd incidenteel en onder voorwaarden, maximaal 8 dagen per jaar, kan worden verruimd tot 00:00 uur;
    3. 3. er gebruik mag worden gemaakt van versterkt (muziek)geluid, al dan niet in het dance- en/of housespectrum;

1.29 evenementendag(en):

een dag dat er een evenement is. Een meerdaags evenement bestaat uit meerdere evenementdagen. Op- en afbouwdagen maken geen onderdeel uit van de evenementdagen;

1.30 extensief recreatief medegebruik:

extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan (sport)vissen, buiten(sport) activiteiten zoals yoga, bootcamp, kanoën en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 historisch schip

historische vaartuigen, die als varend erfgoed, varend monument of historisch casco zijn ingeschreven in het register van de Federatie Varend Erfgoed Nederland en in goede staat van onderhoud verkeren;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling;

1.35 kunstwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische, ecologische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.36 ligplaats:

een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;

1.37 nachtperiode:

de periode van 23:00 uur tot 07:00 uur;

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen een transformatorstation, een rioolgemaal, een pompstation, een gasdrukregelstation, een telefooncentrale en een zendmast;

1.39 op- en afbouwdag(en):

een dag of dagen dat een evenement wordt opgebouwd of afgebroken. Deze dagen worden niet gezien als evenementdagen;

1.40 opgraving:

De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.41 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven;

1.42 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.43 parkeerbehoefte:

het aantal parkeergelegenheden dat nodig is voor een bepaalde functie;

1.44 parkeergelegenheid:

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van motorvoertuigen;

1.45 parkeernorm:

het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een bepaalde functie;

1.46 passantenhaven:

een haven met de daarbij behorende grond waar gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, afgemeerd houden of stallen van (plezier)vaartuigen;

1.47 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een vaartuig of drijvende bouwwerken: de hoogte van de waterspiegel;
  3. c. in andere gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

1.48 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.49 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan: waterskiën en gemotoriseerd recreatief waterverkeer;

1.50 recreatieverblijf:

een onderkomen, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.51 schip:

een drijvend vaartuig, dat geschikt is, voor het over het water vervoeren van personen, dieren, stoffen, goederen of voorwerpen;

1.52 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksclub:
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  2. b. seksautomaat:
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  3. c. sekswinkel:
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  4. d. prostitutiebedrijf:
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.53 standplaats

een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen locatie voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.54 statische opslag:

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt o.a. verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans;

1.55 vaartuig:

elk soort van drijvend lichaam, dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt dan wel bestemd of geschikt is, voor het over het water dragen en eventueel vervoeren van personen, dieren of stoffen, goederen of voorwerpen. Hieronder worden tevens pontons gerekend, die bedoeld zijn om ter plaatse te functioneren;

1.56 verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven;

1.57 vloeroppervlakte:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten in een gebouw;

1.58 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.59 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.60 voorste bouwperceelgrens:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwperceelgrens, met dien verstande dat indien een bouwperceelgrens gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.61 zijdelingse bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens;

1.62 zijgevel:

de gevel die de voor- en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

  1. a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  1. b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  1. c. de dakkapel en goothoogte:
    bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft.
  1. d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.
  1. e. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  1. f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd, waarbij dakoverstekken tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
  1. g. de oppervlakte van een overkapping:
    tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels, liftschachten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 1,0 m en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,0 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Scheepswerf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Scheepswerf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een ambachtelijke scheepswerf, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals aanlegsteigers en een scheepshelling;
  2. b. het aanmeren, stallen, bouwen en herstellen van houten en metalen schepen tot een maximale lengte van 25 m, waarbij de bestaande vergunde situatie is toegestaan;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. tuinen, erven en paden;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
  2. b. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mag maximaal 20 m2 bedragen;
    2. 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  3. c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
    3. 3. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  2. b. het gebruik van gronden als opslag-, los- of laadplaats, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  4. d. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  5. e. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  6. f. een gebruik voor risicovolle inrichtingen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en met inachtneming van artikel 17.2;
  5. e. standplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - standplaats'
  6. f. een sanitairgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitairgebouw';
  7. g. steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  8. h. erven en paden;
  9. i. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  10. j. parkeervoorzieningen voor fietsen;
  11. k. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. 1. een sanitairgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitairgebouw', met dien verstande dat:
      • de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt;
      • de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  2. b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,5 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. Het aanleggen van (half) verhardingen ten behoeve van wegen, paden en parkeervoorzieningen;
    2. 2. Het aanleggen van steigers of kades;
    3. 3. Het aanleggen van nutsvoorzieningen;
    4. 4. Het aanleggen van groen;
    5. 5. Het aanleggen van straatmeubilair en dergelijke zoals bankjes, lantaarnpalen, vuilnisbakken en informatieborden.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden, zoals in artikel 4.4 onder a bedoeld, wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. inpandige statische opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. tuinen, erven en paden;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
  2. b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    3. 3. risicovolle inrichtingen;
  2. b. het gebruik van een recreatief nachtverblijf voor permanente bewoning.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en met inachtneming van artikel 17.2;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groen- en speelvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. bergbezinkbassin;
  8. h. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  9. i. straatmeubilair;
  10. j. objecten van beeldende kunst;
  11. k. kunstwerken.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de artikel 6.1 onder a en g genoemde bestemmingen, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m2 bedragen.
    3. 3. de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m3 bedragen.
  2. b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd en geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte mag maximaal 9 m bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. Het aanleggen van (half) verhardingen ten behoeve van wegen, paden en parkeervoorzieningen;
    2. 2. Het aanleggen van steigers of kades;
    3. 3. Het aanleggen van nutsvoorzieningen;
    4. 4. Het aanleggen van groen;
    5. 5. Het aanleggen van straatmeubilair en dergelijke zoals bankjes, lantaarnpalen, vuilnisbakken en informatieborden.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden, zoals in artikel 6.4 sub a bedoeld, wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. vaarwegen;
  3. c. uiterwaarden;
  4. d. bruggen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. waterberging;
  7. g. oevers en oeverbeschoeiing;
  8. h. natuur;
  9. i. extensief recreatief medegebruik;
  10. j. een (passanten)haven met de daarbij behorende voorzieningen, zoals aanlegsteigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven';
  11. k. maximaal 1 cruiseschip van maximaal 110 m, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats', met dien verstande dat voor een periode van maximaal 24 uur maximaal 2 cruiseschepen van maximaal 110 m mogen liggen ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  12. l. verblijfsrecreatie op de in de haven gelegen vaartuigen ter plaatse van de aanduidingen 'passantenhaven' en 'ligplaats';
  13. m. steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.

7.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven' mogen aanlegsteigers worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    2. 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' mag een steiger worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1,5 m bedragen;
    4. 4. het oppervlak van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. Het aanleggen van (half) verhardingen ten behoeve van wegen, paden en parkeervoorzieningen;
    2. 2. Het aanleggen van steigers of kades;
    3. 3. Het aanleggen van nutsvoorzieningen;
    4. 4. Het aanleggen van groen;
    5. 5. Het aanleggen van straatmeubilair en dergelijke zoals bankjes, lantaarnpalen, vuilnisbakken en informatieborden.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden, zoals in artikel 7.4 sub a bedoeld, wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  1. a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  2. b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
  3. c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  4. d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 100 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. d. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. e. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    2. 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    3. 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    4. 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    5. 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    6. 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    8. 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    9. 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    10. 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    11. 11. het scheuren van grasland;
    12. 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist, indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    1. 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    2. 2. een oppervlakte van maximaal 100 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    3. 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    5. 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    6. 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
  3. c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet, indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
  4. d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  5. e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  1. a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  2. b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische monumentale waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  1. a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  2. b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
  3. c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  4. d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2, indien:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. d. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. e. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    2. 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    3. 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    4. 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    5. 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    6. 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    8. 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    9. 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    10. 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    11. 11. het scheuren van grasland;
    12. 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist, indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    1. 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    2. 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    3. 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    4. 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    5. 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    6. 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
  3. c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet, indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
  4. d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  5. e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 10 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en herstel van de historische samenhang van bebouwing;
  2. b. het behoud en herstel van het stratenpatroon en de aaneengesloten wijze van bouwen in samenhang met de schaal van de bebouwing;
  3. c. het behoud en herstel van muren, verkaveling, parcellering en bebouwingskarakteristieken.

10.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen gelden, onverminderd het bepaalde in de Erfgoedwet, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:

  1. a. de maximale breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande breedte;
  2. b. voor de afdekking van hoofdgebouwen zijn de bestaande kapvorm en dakhelling uitgangspunt, met dien verstande dat voor een uitbreiding van het hoofdgebouw ook een andere kapvorm is toegestaan, mits deze afdekking niet een volledig plat afgedekt dak betreft.

10.3 Nadere eisen

10.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie - Nieuwe Hollandse Waterlinie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Nieuwe Hollandse Waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
  2. b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
  3. c. Het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gronden gelegen binnen bouwvlakken.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Natuurnetwerk Nederland

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuurnetwerk Nederland' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit welke tot uitdrukking komen in:

  1. a. de bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem waaronder ook begrepen worden de vereiste omgevingsfactoren zoals donkerte, bodem, water en milieu;
  2. b. de robuustheid en de aaneengeslotenheid van Natuurnetwerk Nederland;
  3. c. de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  4. d. de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en functies ten behoeve van de waterhuishouding, met de daarbij behorende bouwwerken.

13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het in artikel 13.1 genoemde doel onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.

Artikel 14 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  2. b. water, waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. scheepvaartverkeer en de daarbij behorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen onder voorwaarden op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in artikel 14.1 genoemde functies. Het gaat om de volgende voorwaarden:

  1. a. de bebouwing mag niet in strijd zijn met de waterstaatkundige belangen;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de waterstaatkundige belangen, in welk kader de waterbeheerder gehoord wordt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven maatvoeringseisen ten aanzien van:

  • de goot- en bouwhoogte;
  • de oppervlakte;
  • de inhoud;
  • de afdekking van gebouwen;
  • de afstand tot de voorgevelrooilijn;
  • de afstand tot de bouwperceelsgrens,

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

16.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

16.3 Afdekking gebouwen

Voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat, indien gebouwen worden afgedekt met een plat dak, de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte.

16.4 Goothoogte aan- en uitbouwen

Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.

16.5 Beeldkwaliteit

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

17.2 Evenementen

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 Molenbiotoop

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. binnen de zone, gemeten vanaf 0 m tot 240 m van de molen, mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 9 m;
  2. b. binnen de zone gemeten van 240 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/n + c x z

Waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
n = 50 (coëfficiënt voor het gesloten gebied)
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
z = askophoogte

Voor de molen 'Rijn en Lek' geldt een askophoogte van 21 m.

18.2 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de molen, in welk kader de molenbeheerder wordt gehoord.

Artikel 19 Overige Regels

19.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Stadshaven Wijk bij Duurstede'.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van 15 oktober 2024.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Vooronderzoek (Water)bodemonderzoek

Bijlage 2 Vooronderzoek (water)bodemonderzoek

Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Quick Scan Externe Veiligheid

Bijlage 4 Quick scan externe veiligheid

Bijlage 5 Quick Scan Natuur En Beveronderzoek

Bijlage 5 Quick scan natuur en beveronderzoek

Bijlage 6 Stikstofonderzoek

Bijlage 6 Stikstofonderzoek

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Evenemententerrein

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek evenemententerrein

Bijlage 9 Parkeeronderzoek

Bijlage 9 Parkeeronderzoek

Bijlage 10 Nota Beantwoording Vooroverlegreacties

Bijlage 10 Nota beantwoording vooroverlegreacties

Bijlage 11 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 11 Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen