KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 7 Leiding - Water
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 9 Waterstaat
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Algemeen
2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
2.3 Illegale Situaties
2.4 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Planuitgangspunten
3.2 Planproces
3.3 Oplossingsrichting
3.4 Nieuwe Planologische Uitgangspunten
3.5 Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Rijks-, Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Planomschrijving
5.2 Opbouw Van Het Plan
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregel
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Notitie Beantwoording Inspraak

Hofweide

Bestemmingsplan - Gemeente Nieuwegein

Vastgesteld op 23-02-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hofweide met identificatienummer NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03 van de gemeente Nieuwegein.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch rapport

rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft wordt vastgesteld, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.6 archeologische verwachting

waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt.

1.7 archeologische waarden

waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.20 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gevelopening

de opening die in een muur of dakvlak is uitgespaard om er een venster in te plaatsen, zoals dakopbouwen, dakkapellen en ramen.

1.23 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.25 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw ten behoeve van één afzonderlijk huishouden dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en toegangswegen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  1. a. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': uitsluitend voor een ecologische verbindingszone;
  3. c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 10 m.
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 6 Wonen - Woonwagenstandplaats

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagens al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en tuinen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend standplaatsen voor woonwagens worden gebouwd, alsmede daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. b. woonwagens en bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  3. c. per bouwvlak is ten hoogste één woonwagen toegestaan;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c is de woonwagen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  5. e. de totale oppervlakte van woonwagens, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangeduide percentage;
  6. f. de goot- en bouwhoogte van woonwagens bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximum bouwhoogte (m)' aangeduide goot- en bouwhoogte;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn gevelopeningen op de verdieping van woonwagens niet toegestaan in de naar de westzijde gerichte muur of dakvlak;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' zijn gevelopeningen op de verdieping van woonwagens niet toegestaan in de naar de oostzijde gerichte muur of dakvlak;
  9. i. gevelopeningen op de verdieping van woonwagens anders dan ter plaatse in sub g en h benoemd, zijn toegestaan;
  10. j. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  11. k. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;
  12. l. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gelden de volgende regels:

  1. a. het vloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer dan 35% van het woonvloeroppervlak met een maximum van 60 m² bedragen;
  2. b. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  3. c. de activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting en/of horeca betreffen;
  4. d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  5. e. er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een hoofdwatertransportleiding.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 7.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de waterleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  1. a. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' aan gronden, grenzend aan deze bestemming, toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waterstaat

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

11.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de bij recht in de regels gegeven bouwhoogte van woonwagens tot maximaal 10%.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hofweide'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Hofweide in de wijk Batau-Noord bevindt zich een woonwagenpark bestaande uit een zestal woonwagens. Uit een gemeentelijke inventarisatie in 2011 kwamen meerdere illegale situaties ten aanzien van het gebruik en de bebouwing naar voren. De gemeente heeft daarom in 2012 een legalisatieonderzoek uitgevoerd, waaruit is voortgekomen dat een groot deel van de activiteiten te legaliseren is. Naar aanleiding hiervan heeft er een mediationtraject gelopen tussen gemeente, bewoners van de Hofweide en bewoners van de Hakweide. Daarbij is afgesproken dat burgemeester en wethouders een besluit moeten nemen over alle geconstateerde strijdigheden en de eventuele uitwerking van de wensen van de bewoners aan de Hofweide.

Burgemeester en wethouders hebben vervolgens onderzocht of het wenselijk is dat er nieuwe planologische uitgangspunten ten aanzien van de Hofweide worden geformuleerd. Hierbij is een afweging gemaakt op basis van stedenbouwkundige, ecologische en beheersmatige aspecten. Daarbij zijn ook de wensen van de bewoners betrokken.

Aan de hand van dit onderzoek hebben burgemeester en wethouders op 30 september 2014 ingestemd met nieuwe planologische uitgangspunten voor het woonwagenpark en het omliggende groen. Deze uitgangspunten hebben betrekking op de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de woonwagenlocatie en het groen. Voorliggend bestemmingsplan legt deze planologische uitgangspunten juridisch vast. Na de vaststelling van dit bestemmingsplan blijft voor een deel een illegale situatie bestaan, die handhavend optreden vergt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft de woonwagenlocatie Hofweide in Nieuwegein. Deze locatie ligt in de wijk Batau-Noord. Deze wijk ligt in de noordwestzijde van de gemeente Nieuwegein en wordt begrensd door de Batauweg en de Reinesteijnseweg in het noorden, de A2 in het westen, de Nedereindseweg in het zuiden en de A.C. Verhoefweg in het oosten. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: bingmaps)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Batau-Noord 2008', dat op 22 juli 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad. In figuur 1.2 is een uitsnede van de plankaart van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Voor het plangebied gelden de bestemmingen 'Wonen' met de aanduiding 'woonwagen', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In de bestemming 'Groen' geldt deels de dubbelbestemming 'Waterstaat'. Ten oosten van het plangebied ligt binnen de groenbestemming de aanduidingen ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0007.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Batau-Noord'

Bestemming 'Wonen'

De woonwagenlocatie heeft de bestemming Wonen. Deze gronden zijn bestemd voor Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Ook geldt de aanduiding 'woonwagen'. Hier zijn maximaal zes standplaatsen voor woonwagens toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn verder toegestaan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en tuinen, erven en paden.

Voor deze locatie is het bestemmingsvlak gelijk aan het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagen' mogen woonwagens worden gebouwd met een goot- en bouwhoogte van 3,5 respectievelijk 4, meter. Ten minste 45% van de standplaatsen dient onbebouwd en onoverdekt te blijven.

Verder mogen op deze gronden bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij voor bijgebouwen geldt dat per standplaats een grondoppervlak van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m geldt. Voor overkappingen geldt een bouwhoogte van maximaal 2,7 m.

De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.

Bestemming 'Groen'

Rondom de bestemming Wonen ligt een strook met de bestemming Groen. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen. De gronden ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone" (ten oosten van de locatie) zijn uitsluitend bedoeld voor een ecologische verbindingszone.
Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen en beplantingen, water, speelvoorzieningen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Voor de gronden met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' geldt een aanlegvergunningenstelsel. Hiermee is het behoud van deze zone verzekerd.

Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'

Deze gronden zijn bestemd voor woonstraten en pleinen, voet- en fietspaden en (loop)bruggen. Verder zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen (waaronder parkeervoorzieningen), groenvoorzieningen en water.

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan Hofweide betreft een gedetailleerd plan waarin de nieuwe planologische uitgangspunten voor bouwen en gebruik worden vertaald in een juridische regeling. Door middel van bouwvlakken is duidelijk onderscheid gemaakt tussen waar wel en geen gebouwen mogen worden gebouwd.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit twee gedeelten: de toelichting en de regels. Het eerste gedeelte betreft de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt na de inleidende paragrafen van Hoofdstuk 1, in Hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 4 geeft de relevante beleidskaders weer en in Hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van het plan gegeven en hoe het beleid ten aanzien van de verschillende facetten in het bestemmingsplan is vastgelegd. De juridische opzet van het plan wordt in Hoofdstuk 5 uiteengezet en ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid verantwoord.

De Regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Algemeen

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreid beeld van alle voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. De paragrafen gaan achtereenvolgens in op de ontstaansgeschiedenis van het gebied, de ruimtelijke structuur en de bebouwingsstructuur, maar ook op de aspecten groen en ecologie, archeologie en cultuurhistorie, water, verkeer, de functionele structuur, milieutechnische aspecten, recreatie en sociale veiligheid.

2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur

Nieuwegein in groter verband

De gemeente Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de provincie Utrecht, tussen de gemeenten Utrecht, Houten, Vianen en IJsselstein. De Lek vormt in het zuiden de gemeentegrens van Nieuwegein. In sociaal-economisch opzicht maakt Nieuwegein deel uit van de Utrechtse agglomeratie die ruim een half miljoen inwoners telt. Met een landoppervlak van 2.565 ha is Nieuwegein bepaald klein, maar het inwonertal van 61.011 op 1 mei 2014 maakt het, na Utrecht, Amersfoort, Veenendaal en de Stichtse Vecht, tot de vijfde gemeente van de provincie.

Nieuwegein is een jonge gemeente, in 1971 ontstaan als groeikern na samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk. De gemeentegrenzen zijn in de loop van de tijd onderhevig geweest aan veelvuldige veranderingen als gevolg van het expanderende Utrecht en aanpassingen aan de moderne infrastructuur. De bebouwing wordt vrijwel geheel ingesloten door (moderne) infrastructuur: de rijkswegen A2 en A12 in het westen en noorden en globaal de rijksweg A27 in het oosten en de Lek in het zuiden.

Korte beschrijving plangebied

Het plangebied betreft de woonwagenlocatie Hofweide in Nieuwegein. Deze locatie ligt in de wijk Batau-Noord. Deze wijk ligt in de noordwestzijde van de gemeente Nieuwegein en wordt begrensd door de Batauweg en de Reinesteijnseweg in het noorden, de A2 in het westen, de Nedereindseweg in het zuiden en de A.C. Verhoefweg in het oosten. De wijk heeft een overwegend woonkarakter. De Batauweg vormt één van de ontsluitingswegen van de wijk en ligt direct ten zuiden van de groenstrook die langs de Reinesteijnseweg ligt. De locatie wordt omringd door een groenstrook. Aan de zuid- en oostzijde van de locatie van deze strook liggen woonpercelen. Hierop staan grondgebonden (rij)woningen. Deze liggen aan de Halsterweide en de Hakweide.

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van het plangebied omvat een centrale ontsluitingsweg Hofweide met aan weerszijden ruimte voor in totaal 6 standplaatsen voor woonwagens. De woonwagens bestaan in alle gevallen uit één bouwlaag.

De locatie wordt vanaf de Hofweide aan de zuidzijde ontsloten op de Batauweg. Per standplaats is een voorzieningengebouwtje gebouwd.

De woonwagenlocatie wordt omringd door groen. Dit groen maakt deel uit van een groenstructuur door de wijk Batau-Noord die weer onderdeel uitmaakt van de totale groenstructuur van Nieuwegein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0008.jpg"

Figuur 2.1 Impressie huidige situatie (bron: google streetview)

2.3 Illegale Situaties

Ingebruikname gemeentegrond

De gemeente heeft in 2012 geconstateerd dat iedere woonwagen illegaal gemeentegrond in gebruik heeft genomen en dat vijf van de zes daarop ook zonder vergunning en in strijd met de bestemming bouwwerken hebben geplaatst. Daarnaast is in één geval gemeentegrond verhuurd. Het betreft hier de grond direct achter Hofweide 5. Deze grond (ongeveer 30 m²) was sinds 2000 verhuurd aan de toenmalige bewoner. Later is hierop een schuur geplaatst met toestemming van de gemeente, zij het dat de geplaatste schuur in praktijk groter is dan wat destijds in 2000 is aangevraagd en vergund. Daarmee wordt afgeweken van de verleende vergunning en staat de schuur gedeeltelijk buiten de verhuurde strook. Doordat op deze 10 meter strook een trafohuisje van Eneco staat, kan de bewoner dit deel van het gehuurde echter niet in gebruik nemen.

Stacaravan Hofweide 5

Op het perceel Hofweide 5 staat een tijdelijke stacaravan waarvoor in eerste instantie geen vergunning was afgegeven. Inmiddels is als overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning verleend. Daarnaast is er een omgevingsvergunning verleend voor een nieuwe woonwagen bestaande uit één laag.

Parkeervoorzieningen

Op het openbare weggedeelte op het terrein van de Hofweide hebben de bewoners van Hofweide 3 een parkeerplaats gerealiseerd door dit gedeelte te verharden. Hoewel hier een riool onder doorloopt hoeft deze verharding niet verwijderd te worden: bij eventueel onderhoud kan dit makkelijk verwijderd worden. Daarnaast is een schutting op de parkeerplaats gebouwd zonder de benodigde omgevingsvergunning. Ook is een parkeervoorziening bij Hofweide 1 buiten de grenzen van het woonwagenkamp toegevoegd.

Bebouwing zonder vergunning

Op de woonwagenlocatie is op een aantal plaatsen illegale bebouwing opgericht, waaronder bijvoorbeeld een schuur bij Hofweide 1.

2.4 Functionele Structuur

De woonwagenlocatie heeft in totaal zes standplaatsen. Voor het groen is achterstallig onderhoud uitgevoerd waardoor er nu sprake is van een nulsituatie. Tevens is nieuwe aanplant aangebracht. De groenstrook tussen de woonwagenlocatie en de Batauweg is onderdeel van de ecologische hoofdstructuur.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Planuitgangspunten

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de nieuwe planologische uitgangspunten voor de woongwagenlocatie Hofweide vast te leggen in een juridische regeling. Met het voorliggende plan zijn de volgende doelen beoogd:

  • Het bestemmingsplan moet duidelijkheid verschaffen aan bewoners en de omgeving van het woonwagenpark over welk planologisch kader er aan de Hofweide en omgeving van toepassing is.
  • Het bestemmingsplan vormt de basis vormt voor vergunningverlening en handhaving in het plangebied.
  • Beoogd wordt bestaande overlastmeldingen af te doen en nieuwe overlastmeldingen te voorkomen.

3.2 Planproces

In 2012 heeft er een mediationtraject gelopen tussen, gemeente, bewoners van de woonwagenlocatie en bewoners van de Hakweide. In dit traject zijn de wensen van de bewoners met betrekking tot de bouw- en gebruiksmogelijkheden op en rond het terrein geïnventariseerd.

Aan de hand hiervan is onderzocht is of het wenselijk is dat er nieuwe planologische uitgangspunten ten aanzien van de Hofweide worden geformuleerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 3.3. Burgemeester en wethouders hebben op 30 september 2014 ingestemd met de nieuwe planologische uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn verwoord in paragraaf 3.4.

3.3 Oplossingsrichting

De voormalige bewoner van Hofweide 5 huurde gemeentegrond. Dit bood een aanknopingspunt om te inventariseren om alle bewoners gelijke rechten te geven. Vanuit verschillende disciplines is daarom onderzocht of er bezwaren zijn tegen verhuur van een gedeelte van de gemeentegrond langs de sanitaire units aan alle bewoners.

Stedenbouwkundige aspecten

Uit stedenbouwkundig oogpunt kan het grootste deel van de in gebruik genomen gemeentegrond achter alle woonwagens worden verhuurd. Reden hiervoor is dat de ruimtelijke situatie, zoals deze nu is, al langdurig bestaat zonder dat dit tot ruimtelijke problemen aanleiding geeft, en dat tegelijkertijd hiermee de ruimtelijke situatie duidelijker wordt en daardoor beter te handhaven is. Voorwaarde is wel dat de groene barrière, die is aangelegd om de woningen in de wijk en de woonwagens ten behoeve van een ecologische verbindingszone te scheiden, (in beperkte vorm) behouden blijft. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het gewenst dat er aan de zijde van de Batauweg een afschermende haag geplaatst moet worden. Daarnaast blijkt dat de kadastrale kavelgrenzen aan de zuidzijde van de Hofweide niet op gelijke hoogte liggen. Ruimtelijk gezien is het beter als hier ook een rechte lijn ontstaat. Zodoende is helder wat de grenzen van het terrein zijn. Bovendien is een rechte lijn makkelijker voor het (gemeentelijke) onderhoud.

Ecologische aspecten

In de beleidsnota Sein op Groen uit 1997 (over natuurontwikkeling) heeft de strook langs de Batauweg een ecologische functie. Gronden met deze functie zouden in principe niet verhuurd moeten worden. In dit geval is dat (ruimtelijk gezien) wel mogelijk. Er blijft namelijk in deze situatie wel een voldoende ruime strook van 9 meter met een ecologische functie over. Bovendien wordt het groen rondom de Hofweide ook onderdeel van de ecologische zone.

Beheersmatige aspecten

De aanwezigheid van een overstortriool aan de noordzijde van het woonwagenlocatie zorgt ervoor dat dit gedeelte niet verhuurd kan worden. Op de (gemeentelijke) centrale weg op de woonwagenlocatie hebben de bewoners van Hofweide 3 een parkeerplaats voor twee auto's gerealiseerd door dit gedeelte te verharden. Hoewel hier een riool onder doorloopt hoeft deze verharding niet verwijderd te worden: bij eventueel onderhoud kan dit makkelijk verwijderd worden. De gebouwde schutting op deze parkeerplaats zal, in verband met strijdigheid van de bestemming en het ontbreken van legalisatiemogelijkheden wel moeten worden verwijderd, omdat deze bij onderhoud van het riool niet makkelijk te verwijderen is.

In het groen gelegen achter perceel Hofweide 1 is in het voorjaar van 2014 een zelfbeheerovereenkomst met de bewoners van dit perceel gesloten. Omwonenden waren hiervan op de hoogte. De struiken zijn daar tijdens groot snoeionderhoud door de gemeente verwijderd. Door de bewoners van Hofweide 1 zijn daar vervolgens graszoden neergelegd. De uitstraling van dit stuk grond is netjes. Vanuit deze plaats wordt echter door omwonenden hinder ervaren van spelende kinderen bij illegaal geplaatste speelobjecten. Binnen de nieuwe ruimtelijke kaders is continuering van deze zelfbeheerovereenkomst dan ook niet wenselijk.

3.4 Nieuwe Planologische Uitgangspunten

Nieuwe begrenzing van de woonwagenlocatie

Op basis van de uitkomsten van bovengenoemde oplossingsrichtingen is de volgende nieuwe ruimtelijke begrenzing van de woonwagenlocatie tot stand gekomen:

  • Verhuur aan de BV Woonwagenexploitatie van een strook grond van 4 m diep achter de woonwagens Hofweide 4-6.
  • Verhuur aan de BV Woonwagenexploitatie van een strook grond aan de zuidzijde, ter hoogte van nummer 1 en 6, teneinde de kavelgrens gelijk te krijgen en de bestaande situatie vast te leggen.
  • Verhuur aan de BV Woonwagenexploitatie van een strook grond aan de achterzijde van de nummers 1-3 conform bijgevoegde tekening. Om te voorkomen dat tuinen van Hofweide 1 en Halsterweide naar elkaar groeien kiezen we ervoor een groenvoorziening te handhaven tussen deze percelen. Hierdoor zal de grootte van het stuk gemeentegrond tussen de woonwagen van Hofweide 1 en de woning aan Halsterweide 40, die de bewoner van de Halsterweide eventueel van de gemeente kan huren/kopen, wel kleiner worden.
  • Verhuur aan BV Woonwagenexploitatie van de strook tot aan het talud aan de noordzijde, uitgezonderd een strook in het verlengde van de straat Hofweide.
  • Aan de zijde van Hofweide 4-6 zal een haag worden geplant, die alleen ter hoogte van het trafohuisje van Eneco is onderbroken.

Op figuur 3.1 zijn de nieuwe ruimtelijke randvoorwaarden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0009.jpg"

Figuur 3.1 Ruimtelijke randvoorwaarden Hofweide

Visie op de bebouwingsmogelijkheden

Om de bebouwingsmogelijkheden eerlijk te verdelen is het wel nodig om in een nieuw bestemmingsplan bouwvlakken en percelen op te nemen voor iedere standplaats. Zodoende heeft eenieder vergelijkbare bouwmogelijkheden. Voor het bouwen zullen de volgende bepalingen gaan gelden:

  • Een woonwagen mag enkel binnen het bouwvlak worden geplaatst.
  • Het bouwvlak mag voor maximaal 55% bebouwd of overkapt worden.
  • De maximale goothoogte voor woonwagens is 3,5 m.
  • De maximale bouwhoogte voor woonwagens is 6,0 m.
  • Tussen de woonwagens moet minimaal 2,5 m vrij worden gehouden teneinde vrije ruimte en een parkeerplaats tussen de standplaatsen te creëren.
  • De maximale bouwhoogte voor bijgebouwen is 3 meter.
  • Gevelopeningen zijn op de verdieping enkel toegestaan in het naar de noordzijde gerichte dakvlak (reden hiervoor is dat een ieder dezelfde mogelijkheden moet krijgen maar het niet wenselijk is 2 dakkapellen tegenover elkaar te krijgen in verband met het visueel samen smelten van de woonwagens).
  • De schutting bij de Hakweide zal worden gelegaliseerd.
  • De parkeerplaatsen aan de noord en zuidzijde van de Hofweide worden gelegaliseerd. Deze parkeerplaatsen bieden naast de aanwezige parkeerruimte op de percelen ruimte aan vier voertuigen.

Visie op het openbaar groen

Voor het omliggende groen is achterstallig onderhoud uitgevoerd en is nieuwe aanplant aangebracht waardoor er nu sprake is van een nulsituatie. Dit groen heeft nog tijd nodig om te groeien, daarom is het belangrijk dat dit groen met rust gelaten wordt. Het groen wordt onderdeel van de ecologische verbindingszone. Dit leidt tot het volgende:

  • Het aanleggen van een permanente speeltuin/plek is niet toegestaan.
  • De parkeerplaatsen aan de noord en zuidzijde van de Hofweide worden gelegaliseerd. Deze parkeerplaatsen bieden naast de aanwezige parkeerruimte op de percelen ruimte aan vier voertuigen.
  • Het realiseren van een verkeersdrempel heeft vanwege de korte weg en de bocht daarin geen meerwaarde.
  • De schutting bij de Hakweide wordt gelegaliseerd.

Consultatie bewoners en direct omwonenden

De nieuwe planologische uitgangspunten zijn besproken met de bewoners van de woonwagenlocatie. Verder zijn er huisbezoeken bij direct omwonenden geweest waarin de uitgangspunten nader zijn toegelicht. Vanuit de bewoners is de wens uitgesproken om in de woonwagen aan alle vier de zijden dakkapellen of ramen te hebben in verband met brandveiligheid.

Direct omwonenden hebben aangegeven dat een verhoging van de woonwagens niet gewenst is, in verband met de waardedaling van de eigen woning. Verzocht is om eenduidigheid te creëren in erfafscheidingen en woonwagens. Omwonenden hebben de wens uitgesproken dat de groenzone groen moet blijven (hoog groen). Daarnaast heeft een meerderheid aangegeven dat de ervaren overlast minder is dan voorheen.

Door de gevoerde gesprekken zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in het voorliggende bestemmingsplan, namelijk:

  • de locatie van de woonwagen Hofweide 1 is in het bestemmingsplan gefixeerd door het opnemen van een specifieke bouwregeling.
  • voor dakkappellen en dakopbouwen op de verdieping is een specifieke bouwregeling opgenomen. Deze zijn in principe toegestaan, echter met uitzondering van één zijde.

3.5 Omgevingsaspecten

3.5.1 Verkeer, vervoer en parkeren

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Batauweg. De Batauweg is in zuidelijke richting via de Weg naar de Poort en de Weg der Verenigde Naties aangesloten op de rijksweg A2 in de richting van 's-Hertogenbosch. Via de A.C. Verhoefweg kan in noordelijke richting naar de A12 en Utrecht worden gereden. Via de Batauweg in zuidelijke richting is het plangebied tevens ontsloten richting het centrum van Nieuwegein.

Openbaar vervoer

In de directe omgeving ligt ter hoogte van de Hakweide een bushalte. Hier halteren bussen in de richting van Utrecht en het centrum van Nieuwegein.

Langzaam verkeer

Het langzaam verkeer wordt via het omliggend wegennetwerk ontsloten naar de omgeving. De inrichting van het wegennetwerk is door de aanleg van fietssuggestiestroken ingericht conform Duurzaam Veilig.

Parkeren

Parkeren kan op eigen terrein plaatsvinden. De inrichting en de grootte van het terrein biedt daarvoor voldoende ruimte.

3.5.2 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het Hoogheemraadschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 18 maart 2015. Hieruit blijkt dat het plan een geringe invloed heeft op de belangen van het Hoogheemraadschap.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen in de wijk Batau-Noord te Nieuwegein en betreft een woonwagenlocatie.

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierkleigronden. Er is sprake van grondwatertrap V. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand is gelegen op meer dan 1,20 m beneden maaiveld.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Aan de noord- en westkant van het plangebied is wel oppervlaktewater aanwezig. Dit betreft tertiair oppervlaktewater met een beschermingszone van 2 m.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemengde rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit het vaststellen van nieuwe planologische uitgangspunten voor het woonwagenkamp Hofweide die bestaan uit een beperkte vergroting van het terrein en de mogelijkheid om woonwagen van twee verdiepingen op te richten. Hierdoor wordt toename in verharding planologisch mogelijk gemaakt. Er zal echter in geen geval sprake zijn van een toename in verharding van meer dan 500 m2. Hierdoor zijn watercompenserende maatregelen niet aan de orde.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.5.3 Natuur en landschap (flora en fauna)

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

Het groen ten oosten van de woonwagenlocatie (buiten het plangebied) maakt wel deel uit van de ecologische verbindingszone van de gemeente Nieuwegein. Dit is een beleidsmatige aanwijzing op gemeentelijk niveau.

Wel blijft de zorgplicht uit de Flora- en faunawet van toepassing.

3.5.4 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Nieuwegein (zie figuur 3.2) is de locatie van het bestemmingsplan aangewezen als een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Het plangebied bevindt zich op het Linschotensysteem. Het Linschotensysteem was, gelet op het aantal vindplaatsen, een goede bewoningslocatie in de IJzertijd en Romeinse tijd. Opvallend is de concentratie nederzettingen langs de voormalige restgeul van de Jutphaasstroomgordel en Blokstroomgordel.

Hier geldt een hoge archeologische verwachting voor resten uit de periode ijzertijd-Romeinse tijd en een middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de periode midden-steentijd tot de late bronstijd. Circa 150 m ten westen van het plangebied zijn Romeinse resten van een nederzetting aangetroffen bij graaf- en bouwwerkzaamheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0011.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 2145)

Ter plaatse van het plangebied is aangegeven dat voor bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan 500 m² een vroegtijdig inventariserend onderzoek noodzakelijk is. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden ter plaatse.

Cultuurhistorie

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied met cultuurhistorische waarden.

3.5.5 Bedrijven en milieuzonering

In de directe en nabije omgeving zijn woningen aanwezig. Verder zijn er geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied, of die belemmerd worden in hun bedrijfsvoering door de beoogde ontwikkeling.

Ter plaatse van de locatie zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuzonering bedrijvigheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.5.6 Externe veiligheid

Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er in directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Tevens vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor en het water.

Ten noorden van het plangebied vindt er wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door een drietal buisleidingen. Dit betreft aardgasleiding A-510, aardgasleiding W-518-03 en een defensiepijpleiding. Door de beperkte afstand tussen het plangebied en de leidingen (circa 70 m) is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van de leidingen. De beoogde ontwikkeling heeft geen toename in de personendichtheid tot gevolg. Hierdoor zal het groepsrisico in geen geval toenemen. Wel dient het groepsrisico te worden verantwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0012.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede risicokaart

Verantwoording groepsrisico

Voor het voorliggende bestemmingsplan is wel een verantwoording van het groepsrisico nodig. Bij deze verantwoording zal aandacht besteed worden aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal hierover advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de risicobronnen geen belemmeringen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid staat de boogde ontwikkeling niet in de weg.

3.5.7 Luchtkwaliteit

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in nieuwe planologische uitgangspunten voor de woonwagenlocatie Hofweide. Dit heeft geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3) en draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. De beoogde ontwikkeling is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03_0013.png"

Figuur 3.4 Concentratie stikstofdioxide in 2015 (uitsnede monitoringstool)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Batauweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 25,7 µg/m³ voor NO2, 24,5 µg/m³ voor PM10 en 15,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 14,5 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.5.8 Bodem

Ten opzichte van de vigerende planologische situatie is er voor een klein deel van het plangebied sprake van een functiewijziging. Hierdoor dient er rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. De beoogde ontwikkeling voorziet in nieuwe planologische uitgangspunten voor de woonwagenlocatie. Gezien het huidige gebruik als groenvoorziening worden geen bodemverontreinigingen verwacht. Het aspect bodem vormt hierdoor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

3.5.9 Planologisch relevante kabels en leidingen

Ten oosten van het plangebied loopt een hoofdwatertransportleiding onder de groenstrook door. De beoogde ontwikkeling voorziet geen bebouwing boven deze leiding of in de zakelijke rechtstrook. Hierdoor vormt de aanwezige leiding geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Verder zijn er geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in en nabij het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect planologisch relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. De relevante beleidsstukken zijn in dit hoofdstuk samengevat.

4.2 Rijks-, Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) richt het Rijk zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen en beheersverordeningen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro): Ladder voor duurzame verstedelijking

Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van artikel 3.1.6. van het Bro. Via de ladder voor duurzame verstedelijking stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

De 3 stappen in de ladder

In het Bro staan de drie stappen van de ladder beschreven:

  1. 1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  2. 2. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. Indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden beschreven in hoeverre van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De ontwikkeling betreft aanpassing van enkele planologische regels voor de bestaande woonwagenlocatie.

Een dergelijke ontwikkeling wordt niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, inclusief eerste en tweede partiële herziening (2013)

De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld.

De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten:

  • Accent op de binnenstedelijke opgave
    De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en het openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Ook het verminderen van kantoren en het herstructureren van bedrijventerreinen vallen binnen deze binnenstedelijke opgave.
  • Behoud en versterking kwaliteit landelijk gebied
    De cultuurhistorische waarden in de provincie dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied, daarnaast is de landbouw een belangrijke drager van het agrarisch cultuurlandschap. Dit vraagt om mogelijkheden van rood-voor-groenconstructies en ruimte voor economisch duurzame landbouw.

Het plangebied ligt binnen de bebouwingcontour voor het stedelijk gebied. De nieuwe planologische uitgangspunten zijn niet in strijd met de beleidslijn voor verstedelijking. Hiermee past het bestemmingsplan binnen het beleid van de provincie.

Provinciale Ruimtelijke Verordening, inclusief eerste en tweede partiële herziening (2013)

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In de verordening is het plangebied aangeduid als 'Stedelijk gebied'.

Ten aanzien van het stedelijk gebied gelden de volgende regels:

Artikel 3.1 Stedelijk gebied

  1. 1. Als 'Stedelijk gebied' wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.
  2. 2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.
  3. 3. De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar.

In paragraaf 4.3.4 is ingegaan op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Nieuwegein. Het plan voorziet verder niet in grootschalige verstedelijking zodat een beschrijving over overstromingsgevaar niet noodzakelijk is. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan artikel 3.1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening herijking 2016 (ontwerp, 2016)

De provincie heeft de Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (herijking 2016) met bijbehorende Verordening vrij gegeven voor inspraak. Rode draad van het beleid is: blijven zorgen voor de goede balans tussen wonen, werken en recreëren die de regio zo aantrekkelijk maakt.

In de structuurvisie ligt het provinciale ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. De verordening bevat de bijbehorende regels. Samen geven ze de kaders aan waarbinnen onder meer woningen gebouwd, natuur aangelegd, bedrijven gehuisvest of recreatievoorzieningen ontwikkeld kunnen worden. Deels zijn deze kaders met de herijking aangepast. Daarnaast worden beleidswijzigingen voorgesteld voor experimenteerruimte, duurzame energie, kernrandzones, detailhandel en landbouw.

4.2.1 Beleidskader waterhuishouding

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

In de Waterstructuurvisie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.

Water voorop!, zo luidt de van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. We geven in het waterbeheerplan een overzicht van:

  • onze ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015;
  • de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.

Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij onze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.

4.2.2 Beleidskader natuur en landschap (flora en fauna)

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Hierop zijn echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EZ (het voormalig Ministerie van EL&I) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

4.2.3 Beleidskader cultuurhistorie en archeologie

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Provinciaal archeologiebeleid

Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen in situ te behouden. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Hierin is de omgang van de provincie met cultuurhistorische waarden vastgelegd. Ten slotte verplicht de Provinciale Ruimtelijke Verordening gemeentes om in een bestemmingsplan in specifieke gebieden bestemmingen en regels op te nemen die het behoud van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden waarborgen.

De belangrijkste wettelijke taken van de provincie zijn:

  • advisering, toetsing en vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet (waarbij de toetsing op archeologie een integraal onderdeel vormt);
  • aanwijzing van archeologische waardevolle gebieden (attentiegebieden) op basis van de provinciale archeologische monumentenkaart en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden met als doel het veiligstellen van archeologische waarden;
  • beheren van een provinciaal depot voor bodemvondsten en het aanwijzen van gemeentelijke depots.

Meestal is de gemeente bevoegd gezag. Bij projecten die de gemeentegrenzen overschrijden bij het verlenen van ontgrondingsvergunningen en MER-plichtige ingrepen, ligt het bevoegd gezag formeel bij de provincie. (De provincie heeft de bevoegdheid om archeologische attentiegebieden aan te wijzen wanneer archeologische belangen in (vigerende) bestemmingsplannen (nog) niet voldoende zijn beschermd. Deze attentiegebieden zijn archeologische terreinen die gemeenten verplicht moeten opnemen in hun bestemmingsplan).

4.2.4 Beleidskader milieu

Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.1 weergegeven.

Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Besluit gevoelige bestemmingen

In dit Besluit is bepaald dat een aantal met name genoemde gevoelige bestemmingen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 300 m tot een rijksweg of 150 m tot een provinciale weg, wanneer langs deze wegen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden uit de Wm. Tot deze functies behoren gebouwen bestemd voor onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuizen, verpleegtehuizen en bejaardentehuizen.

Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Planologisch relevante kabels en leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030 (2010)

De structuurvisie geeft de visie van de gemeente over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:

  • 'Nieuwegein Leeft'; inzetten op kwalitatief hoogwaardig wonen en werken in Nieuwegein met bijbehorende hoogwaardige voorzieningen voor jong en oud;
  • 'Mooi Nieuwegein'; revitaliseren en beleefbaar maken van 'cultuurhistorische parels' en inzetten op aansprekende nieuwe architectuur op cruciale plekken in de stad;
  • 'Nieuwegein Verbindt'; intensiveren en versterken van de verbindingen in de stad en met het buitengebied en verbeteren van de kwaliteit van de publieke ruimte;
  • 'Duurzaam Nieuwegein'; de stad neemt haar verantwoordelijkheid jegens omgeving en volgende generaties door deze niet onnodig te belasten met milieuknelpunten en waar mogelijk deze milieuknelpunten te verminderen.

Het plangebied ligt binnen het gebied dat in de structuurvisie is aangeduid als te behouden of te versterken woongebied. De nieuwe planologische uitgangspunten voorzien in behoud en versterking van het woongebied. Zodoende past het bestemmingsplan binnen de uitgangspunten uit de structuurvisie.

4.3.1 Beleidskader verkeer, vervoer en parkeren

Nota parkeernormen (2011)

De Nota parkeernormen 2011-2015 maakt onderdeel uit van het verkeersbeleid voor de gemeente Nieuwegein. De parkeernormen in deze nota vervangen de parkeernormen die zijn opgenomen in de Nota Parkeren van 1999. Het doel van de Nota parkeernormen is het vaststellen van parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten om in de toekomst in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.

4.3.2 Beleidskader waterhuishouding

Waterplan Nieuwegein (2007)

De gemeente Nieuwegein heeft samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Watermaatschappij Vitens een nota Watervisie opgesteld. De visie geeft een integrale beleidsvisie over de wijze waarop zij het waterbeheer in de meest brede zin wil vormgeven.

De nota is in 2004 vastgesteld en is in 2007 gevolgd door de nota Waterplan. Hierin is het ingezette beleid uit de Watervisie uitgewerkt naar concrete voorstellen op het gebied van de waterkwaliteit en het waterbeheer. De Nota Watervisie en het maatregelenprogramma vormen samen het Waterplan Nieuwegein.

4.3.3 Beleidskader archeologie en cultuurhistorie

Archeologiebeleid (2012)

Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is een gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld.

De bij het beleid horende archeologische verwachtingskaart geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is, waar wel, en zo ja, wat voor onderzoek.

Deze beleidskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van bouw- en aanlegvergunningen.

Het archeologiebeleid van Nieuwegein onderscheidt tien verschillende waarden archeologie.

Cultuurhistorie

Om adequaat invulling te kunnen geven aan de nieuwe taak van de gemeente om rekening te houden met binnen het bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren (Jonge stad, oude kwaliteiten, Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein, RAAP, 2013). Het betreft een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen onder meer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht.

4.3.4 Beleidskader milieu

Externe veiligheid (2007)

In de beleidsvisie Externe veiligheid heeft de gemeente Nieuwegein veiligheidsambities geformuleerd naast de risiconormen vanuit de rijksoverheid. In deze visie is aangegeven op welke bedrijventerreinen in Nieuwegein zich risicovolle bedrijven mogen vestigen.

Luchtkwaliteit (2008)

De gemeente Nieuwegein heeft in het Luchtkwaliteitsplan beleid opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zo wil de gemeente de doorstroming op de wegen in haar grondgebied verbeteren, de verkeersintensiteit beperken, het gebruik van schone voertuigen stimuleren en voldoende afstand creëren tussen wegen en gevoelige bestemmingen.

Duurzaam bouwen (2007)

In de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein' is vastgelegd dat de gemeente Nieuwegein bij nieuwbouw/renovatie streeft naar het realiseren van een milieuprestatie van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland. Daarnaast heeft de gemeenteraad heeft in de nota de volgende basismaatregelen vastgesteld:

  • toepassing van laag-temperatuur-verwarming systeem;
  • geen toepassing van uitlogende bouwmetalen;
  • alleen toepassing van (gecertificeerd, bijvoorbeeld FSC) duurzaam geproduceerd hout;
  • geluidswering tussen woningen onderling 5 dB beter dan bouwbesluit;
  • opstellen van een handleiding voor bewoners en gebruikers;
  • voor nieuwbouw moet een duurzaam gezond binnenmilieu worden gewaarborgd.

De milieuprestatie wordt (bij grote bouwinitiatieven) gemeten met het duurzaam bouwen instrument GreenCalc+-score en weergegeven met een MIG-score (Milieu Index Gebouw). De milieuprestatie kan bij kleinere bouwinitiatieven worden gemeten met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties op de duurzaamheidsthema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde beoordeeld en gewogen. GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Een GPR-score van 6,9 staat voor 'mainstream duurzaam' en komt overeen met de in Nieuwegein gewenste milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.

Energie (2009)

Door het college is het gemeentelijke Klimaatprogramma 2009-2013 vastgesteld. Hierin is het streven geformuleerd om bij nieuwbouwprojecten de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) minimaal 10% aan te scherpen ten opzichte van het Bouwbesluit. Daarnaast geldt een streven naar 10% duurzame energie evenals het streven naar aansluiten op en uitbreiden van het stadsverwarmingsnet (indien relevant, zoals in dit gebied). Bij grootschalige ontwikkelingen (> 200 woningen of het equivalent daarvan) wordt op gebiedsniveau gestreefd naar een EnergiePrestatie op Locatie (EPL) van 7,0 tot 8,0.

In het Collegeprogramma 2010-2014 is aangegeven dat Nieuwegein streeft naar een klimaatneutrale duurzame stad in 2040.

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

5.1 Planomschrijving

Het bestemmingsplan Hofweide kent een juridische opzet met gedetailleerde bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe planologische uitgangspunten ten aanzien van het bouwen en het gebruik vastgelegd. Tevens worden de schutting bij de Hakweide en de parkeerplaatsen aan de noord en zuidzijde van de Hofweide gelegaliseerd. Tot slot voorziet dit plan in duidelijke bouw- en gebruiksregels die de basis vormen voor handhaving van strijdige situaties en het beëindigen van overlast.

5.2 Opbouw Van Het Plan

Het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart (verbeelding) en de regels. Deze twee onderdelen zijn juridisch bindend. Daarnaast maakt de toelichting deel uit van het bestemmingsplan. Deze onderdelen staan niet los van elkaar, maar dienen in nauwe samenhang te worden gelezen.

De regels vormen, samen met de plankaart, het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bestaande en nieuwe bebouwing. De regels zijn onderverdeeld in vier onderdelen, die in afzonderlijke hoofdstukken zijn ondergebracht.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van een aantal in het plan voorkomende begrippen. In artikel 2 is opgenomen op welke wijze de in het plan voorgeschreven maten dienen te worden gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en de rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsplanregels

In dit hoofdstuk is de bestemming en de daarbij behorende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de in het plangebied voorkomende gronden aangegeven.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat algemene regels, zoals algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Het laatste hoofdstuk bevat regels voor de overgang tussen het oude (vigerende) bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan en de slotregel.

In de navolgende paragrafen worden de verschillende onderdelen van de regels nader toegelicht, uitgezonderd de inleidende bepalingen.

5.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels de bestemming opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.

Bedrijf (Artikel 3)

De bestaande nutsvoorziening is bestemd voor 'Bedrijf'. Om geen andere activiteiten mogelijk te maken is hier de aanduiding 'nutsvoorziening' opgenomen.

Groen (Artikel 4)

De bestemming Groen is opgenomen voor het gebied rondom de woonwagenlocatie. De strook groen langs de A.C. Verhoefweg is specifiek aangeduid als ecologische verbindingszone. Voor de locatie langs de Hakweide, waar in het vigerende bestemmingsplan nu nog een verkeersbestemming is opgenomen, is ook de bestemming Groen opgenomen. In de huidige situatie is uitsluitend openbaar groen aanwezig en een (illegaal geplaatste) schutting. Deze schutting wordt in het voorliggende bestemmingsplan gelegaliseerd door middel van een passende bouwregeling.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 5)

De Hofweide heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Wonen - Woonwagenstandplaats (Artikel 6)

De woonwagenlocatie heeft de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. De bestaande woonwagens hebben een individueel een bouwvlak gekregen. Binnen elk bouwvlak mag ten hoogste één woonwagen worden gebouwd. De vorm van het bouwvlak is dusdanig weergegeven dat een vrije ruimte van 2,5 m aanwezig is tussen de woonwagens, die tevens als parkeerplaats kan dienen. De standplaats van de woonwagen Hofweide 1 heeft in verband met de planologische uitgangspunten een specifieke aanduiding 'woonwagenstandplaats' gekregen (zie paragraaf 3.4 Nieuwe planologischeuitgangspunten).

Op de verbeelding is daarnaast de maximum goot- en bouwhoogte van woonwagens weergegeven en is het maximum bebouwingspercentage van 55% aangeduid. In de regels zijn daarnaast bepalingen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen. Voor dakkapellen en dakopbouwen is een specifieke regeling opgenomen. Tot slot bevat het artikel ook een regeling ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf.

Leiding - Water (Artikel 7)

In de groenstrook langs de A.C. Verhoefweg ligt een hoofdwatertransportleiding. Deze is beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.

Waarde - Archeologie - 4 (Artikel 8)

Ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het gebied is één dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 opgenomen. Waarde - Archeologie - 4 is opgenomen ter plaatse van een zone met een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Hierbij dient bij werkzaamheden dieper dan 30 cm en een plangebied groter dan 500 m² een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Vroegtijdig archeologisch onderzoek is een verplichting bij de aan te vragen omgevingsvergunning.

Waterstaat (Artikel 9)

De gronden langs de watergang ten westen en noorden van het plangebied hebben een waterstaatkundige functie. Ter bescherming van de waterstaatkundige functie is de dubbelbestemming 'Waterstaat' opgenomen.

5.4 Algemene Regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbelregel (Artikel 10)

De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het open gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels (Artikel 11)

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Deze overschrijding dient wel beperkt te zijn.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 12)

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen.

5.5 Overgangs- En Slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komt de overgangs- en slotregel aan de orde.

Overgangsrecht (Artikel 13)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 14)

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerp heeft ter inzage gelegen van 21 januari 2016 tot en met 3 februari 2016, vooraf gegaan aan een op 20 januari 2016 gehouden inloopavond voor bewoners en omwonenden van de Hofweide. Gedurende deze periode kon een ieder een inspraakreactie indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. De ingekomen reacties zijn beantwoordt in de 'Notie beantwoording inspraak' zoals opgenomen in Bijlage 1.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 11 november 2016 tot en met 29 december 2016 ter inzage heeft gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Notitie Beantwoording Inspraak

Bijlage 1 Notitie beantwoording inspraak