Raadhuisstraat 4-6 Graft
Bestemmingsplan - Gemeente Alkmaar
Vastgesteld op 18-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
In deze regels wordt verstaan onder:
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Raadhuisstraat 4-6 Graft van de Gemeente Alkmaar.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0361.BP00137-0305 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden beroep/bedrijf
- een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, de uitoefening van een postorderbedrijf/ webwinkel zonder opslag van goederen, schoonheidssalon, hondentrimsalon en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend;
- een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/ of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking/ uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- bij de onder a en b genoemde functies behorende detailhandel, mits deze naar aard en uitstraling ondergeschikt is aan het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering.
1.4 aanbouw
een gebouw dat zich als afzonderlijke bouwvolume vertoont aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.8 achtergevel
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een hoeksituatie, voor zover gelegen in het achtererfgebied.
1.9 afhankelijke woonruimte
een woonruimte die niet beschikt over een:
- eigen (afsluitbare) toegangsdeur;
- eigen badkamer (minimaal voorzien van een toilet en douche); en/of
- eigen kookgelegenheid (aanrecht, aan- en afvoer van water en ten minste één aansluitpunt voor koken op (openbaar) gas of elektriciteit).
1.10 archeologische waarde
een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
het percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.13 bed & breakfast
een onderkomen dat is gevestigd in bestaande en/ of nieuw op te richten bebouwing, ingericht voor recreatief verblijf met een kortstondig karakter en ondergeschikt aan de woonfunctie.
1.14 bestaand
de vergunde situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwkavel
een aaneengesloten stuk grond dat is verkocht aan een eigenaar ten behoeve van de bouw van een woning of bedrijfsruimte.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zicht tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.29 druiplijn
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft.
1.30 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 gevellijn
een op de verbeelding opgenomen aanduiding in het bouwvlak, welke bepalend is voor de orientatie van gevels van hoofdgebouwen.
1.33 hoekpunt
snijpunt van de voorgevel en de zijgevel van een hoofdgebouw.
1.34 hogere waarde
een geluidgrenswaarde die bij besluit voor een bepaalde woning of geluidgevoelig object is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.36 maaiveld
de hoogte van het afgewerkte bouwterrein.
1.37 kampeermiddel
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.38 kap
een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit ten minste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden.
1.39 mantelzorg
langdurige zorg die op vrijwillige basis buiten organisatorisch verband wordt aangeboden aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.40 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.41 ondergronds bouwen
al het constructiewerk dat in de ondergrond plaatsvindt, waaronder ook ondergronds wonen wordt verstaan.
1.42 overtuinen
een tuin, of een deel van een tuin, die door een openbare weg of water van de woning wordt gescheiden.
1.43 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het waterniveau ter plaatse van het geldende peilgebied dat door middel van een Peilbesluit voor het betreffende peilgebied is vastgesteld;
- in alle andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.44 planregels
de regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Raadhuisstraat 4-6 Graft.
1.45 permanente bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van het houden van hoofdverblijf, dat inhoudt dat ter plaatse van het hoofdverblijf gedurende het jaar of het grootste gedeelte ervan feitelijk wordt gewoond.
1.46 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.47 recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden en waarbij permanente bewoning niet is toegestaan.
1.48 recreatiewoning
een (zelfstandig) gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning.
1.49 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.50 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen de bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
1.51 standplaats
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst.
1.52 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.53 verkeers- en verblijfsvoorzieningen
verhardingen, wegen, woonstraten, paden, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.54 voorerf
erf dat geen onderdeel is van het achtererf.
1.55 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.56 voorgevelrooilijn
de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw gelegen aan de weg, gezien worden als voorgevel).
1.57 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidshinder.
1.58 webwinkel (postorderbedrijf)
de uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die slechts bij uitzondering ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld.
1.59 weg
weg als bedoeld in artikel 1, k eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
1.60 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.61 woongebouw
een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, overkragende gevelschotten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 2 meter wordt overschreden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
- overtuinen;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- parkeervoorzieningen;
- achterpaden en brandgangen;
- waterlopen en –partijen.
3.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 3 lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
- maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen bedraagt 1 m, dan wel de bestaande bouw-hoogte;
- maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 1,5 m, met dien verstande dat:
- De bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten minste 1 m uit de perceelgrens worden gebouwd;
- De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 m², tot een gezamenlijke oppervlakte per perceel van niet meer dan 10 m²;
- Het als ‘Tuin’ bestemd voorerf, achtererf of overtuin als gevolg van het bouwwerk, geen gebouwen zijnde, voor niet meer dan 25% bebouwd mag zijn.
3.3 Nadere eisen
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 2 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en of bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden en het doorgaande verkeer;
- parkeren;
met de daarbij behorende:
- speel- en groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- waterlopen en –partijen.
4.2 Bouwregels
Op en onder de in artikel 4 lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten diensten van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- maximale bouwhoogte ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m bedragen;
- maximale bouwhoogte overige bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 2 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen/bedrijven;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- waterlopen en -partijen;
- tuinen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 2 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub e voor het bouwen van woningen tot op de zijdelingse perceelgrens;
- het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub onder b voor een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw tot een maximale oppervlakte van 150 m²;
- het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub 2 onder d voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij de toepassing van de afwijking van de gebruiksregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven;
Met de daarbij behorende: - groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- tuinen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- waterlopen en –partijen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 2 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub e voor het bouwen van woningen tot op de zijdelingse perceelgrens;
- het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub onder b een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw tot een maximale oppervlakte van 150 m²;
- het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub 2 onder d voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij de toepassing van de afwijking van de gebruiksregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 50 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 meter onder het maaiveld;
- bouwwerken met een oppervlakte van 50 m² of minder;
- bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 50 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 meter onder het maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2 mits:
- is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in artikel 7 lid 3 verleend, wordt om deskundig archeologisch advies gevraagd, dat bij de afweging wordt betrokken.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook worden gerekend ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen;
- het aanbrengen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, (tele)communicatie, en/of andere leidingen en drainage en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en overige waterpartijen;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem.
- De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
- die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
- de reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- waarbij geen grondroerende werkzaamheden groter dan 50 m² plaatsvinden;
- grondroerende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 50 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, indien:
- is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in artikel 7 lid 4 verleend, wordt om deskundig archeologisch advies gevraagd, dat bij de afweging wordt betrokken.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Bij de toepassing van wijzigingsbevoegdheid worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen, voor zover van toepassing.
9.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt verhoogd, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van topgevels en siergevels, die niet als ondergeschikte bouwdelen worden gezien, wordt verhoogd;
- de bestemmingsregels en toestaan dat ten behoeve van mantelzorg gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden op grond van de 'Beleidsnotitie mantelzorgwoningen', vastgesteld door de gemeenraad op 15 december 2011, met dien verstande dat een indicatiestelling door een onafhankelijk en gekwalificeerd indicatieorgaan vereist is. De indicatiestelling is alléén vereist indien een tweede zelfstandige woning ten behoeve van mantelzorg ontstaat en wordt niet gevraagd bij onzelfstandige vormen van mantelzorgwoonvoorzieningen als bedoeld in de Beleidsnotitie mantelzorgwoningen.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Bij de toepassing van algemene wijzigingsregels worden de regels als gesteld in artikel 11 lid 1 in acht genomen.
- Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd. De wijziging wordt uitsluitend toegepast, indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen, indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Afwijken of wijzigen
Een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of een besluit tot wijziging kan uitsluitend worden verleend of toegepast, indien:
- er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de advisering en/of toetsing door de monumentencommissie;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van een Natuurtoets en deze beoordeling is betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;
- voor zover de betreffende gronden tevens zijn bestemd voor 'Waarde-Archeologie 1', 'Waarde-Archeologie 3' of 'Waarde-Archeologie 4' een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten van de beoordeling zijn betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk vóór toepassing van de besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid overleg met de oppervlaktewaterbeherende instantie is gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevel(s) minder dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt dan wel in overeenstemming is met een vastgestelde hogere grenswaarde.
11.2 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit voor het opleggen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- een ontwerpbesluit tot nadere eisen ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot nadere eisen.
11.3 Voorbereiding
- Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
- Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel 12 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Raadhuisstraat 4-6 Graft van de Gemeente Alkmaar.