Amstelveen Noord-West 2020
Bestemmingsplan - gemeente Amstelveen
Vastgesteld op 23-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Amstelveen Noord-West 2020" van de gemeente Amstelveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0362.16-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan- huis- verbonden bedrijf:
het door (één van) de hoofdbewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder vergunningsplicht van de Wet milieubeheer en geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.8 aanpijling:
een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.9 archeologisch onderzoek:
een rapport als bedoeld in de Erfgoedwet;
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
1.13 bed & breakfast
het gedeeltelijk gebruik van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt;
1.14 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten (daaronder niet begrepen aan-huis-verbonden-beroepen, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden);
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 beschermd stads-dorpsgezicht:
aanwijzing als beschermd stads- en dorpsgezicht zoals bedoeld in de Erfgoedwet en de Erfgoedverordening van de gemeente Amstelveen;
1.18 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.19 bestaand gebruik:
het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en in gebruik is genomen conform de geldende gebruiksregels of een omgevingsvergunning;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of
ander bouwwerk, met een dak;
1.23 boeiboord:
de opstaande kant van een dakgoot, of opstaande kant bij platte daken;
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.31 bruto vloeroppervlakte b.v.o:
de som van de binnen de gevels gelegen vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1.50 meter en technische ruimten op daken;
1.32 carport:
een met, maximaal twee zijden, wanden omsloten overdekte ruimte ten behoeve van de stalling van (motor-)voertuigen;
1.33 containerbergingen:
bergingen voor de kliko's/rolemmers;
1.34 culturele voorzieningen:
musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.35 Cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanningen, waaronder begrepen:
-
culturele voorzieningen;
-
educatie, oefenruimten, creativiteitscentra;
-
leisure;
-
entertainment;
-
bierbrouwerij, alleen toegestaan op de Amsterdamseweg 22;
1.36 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten danwel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.37 dak:
iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw;
1.38 dakkapel:
een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;
1.39 dakkaper:
een dakkapel met een schuin dakvlak in dezelfde hoek als het dak, waarbij de nok wordt verhoogd;
1.40 dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa van een (hoofd)gebouw vanaf het bestaande dakvlak, waarbij gehele of gedeeltelijke verhoging van het oorspronkelijk dakvlak plaatsvindt;
1.41 dakterras:
een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak, voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder begrepen bezorg- en afhaaldiensten;
1.43 detailhandel ondergeschikt:
staat ten dienste van de hoofdbestemming met een oppervlak van 10% van het bruto vloeroppervlak tot een maximum van 100 m2. Ondergeschikte detailhandel bij cateringbedrijven en groothandels op bedrijventerreinen in branches die relevant zijn voor de hoofdwinkel structuur (dagelijkse goederen zoals kleding en textielzaken, huishoudelijke artikelen en consumentenelektronica) is niet toegestaan. Verkoop van ter plaatse gemaakte producten wordt niet beschouwd ten dienste van de hoofdbestemming van het gebouw te zijn;
1.44 detailhandel perifeer:
winkelformules die vanwege de omvang en de aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra en wooninrichtingszaken. Het verkopen (gemotoriseerde) voertuigen zoals scooters, scootmobielen en fietsen wordt hier ook onder begrepen;
1.45 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;
1.46 dijkwoning:
woning gelegen op of in de nabijheid van een dijktalud;
1.47 dove gevel:
een gevel zonder te openen delen;
1.48 druiplijn:
de lijn die van onderen het dak begrenst;
1.49 educatief
gericht op de geschiedenis van Amstelveen en zijn omgeving;
1.50 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.51 entreeportaal
uitbouw ter plaatse van de voordeur ten behoeve van een groter entree van de woning;
1.52 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.53 erfafscheiding:
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
1.54 erker:
een aan de voor- of zijgevel van een woning of een ander gebouw geplaatste uitbouw in één bouwlaag, waarvan de buitenzijde is begrensd door kozijnen, welke onlosmakelijk verbonden is met en deel uitmaakt van de hoofdmassa van die woning of dat gebouw. De uitbouw dient uit functioneel oogpunt ondergeschikt en uit architectonisch oogpunt een aanvulling op de hoofdvorm te zijn;
1.55 evenement:
een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water met uitzondering van manifestaties, betogingen, jaar- en weekmarkten;
1.56 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.57 geluidgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van andere geluidgevoelige gebouwen en andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.58 geluidreducerende maatregelen:
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige gebouwen, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.59 geluidwerende voorzieningen:
voorzieningen bedoeld voor het beperken van de geluidhinder;
1.60 goot:
opvangbak voor hemelwater;
1.61 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
1.62 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.63 hoofdverblijf:
de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;
1.64 hoogtescheidingslijn:
een aangegeven lijn welke de grens vormt van een gedeelte van een bebouwingsvlak waar een bepaalde hoogte is toegestaan;
1.65 horeca 1, daghoreca:
horecabedrijven zoals lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons;
1.66 horeca 2, (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars en shoarmazaken:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren;
1.67 horeca 3, cafés, eetcafe's, bars:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van dranken dan wel op het verstrekken van kleine etenswaren;
1.68 horeca 4, dancings, discotheken, nachtclubs:
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol en niet alcohol-houdende dranken, zoals een dancing of discotheek;
1.69 horeca 5, hotel:
een bedrijf, dat is gericht op het verschaffen van logies en het daarmee verband houdende ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en al dan niet ruimte biedt voor zaalverhuur, vergaderingen en cursussen;
1.70 huishouden:
een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;
1.71 inrit:
toegang voor voertuigen tot een gebouw en/of een particulier terrein vanaf de weg door middel van een verlaagd trottoir of een trottoir voorzien van inritbanden dan wel, indien een trottoir ontbreekt, door middel van een bestrating en/of op het wegdek aangebrachte witte strepen. Onder een inrit kan ook uitrit worden verstaan. Indien een inrit niet op eigen terrein wordt gerealiseerd dient toestemming te worden gevraagd aan de wegbeheerder;
1.72 kampeermiddel:
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
-
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.73 kamperen:
-
het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk, dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension, een woning of een tuinhuis;
-
het plaatsen danwel geplaatst houden van kampeermiddelen;
een en ander voor zover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.74 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.75 karakteristiek:
panden, objecten en gronden met waarden die bescherming genieten in het kader van de Erfgoedwet;
1.76 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van onder meer vruchten, bloemen of planten;
1.77 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig overwegend handmatig vervaardigen, bewerken, herstellen en/of installeren van goederen, alsmede diverse vormen van opslag, van een zodanige aard en omvang, dat daarop de Wet milieubeheer niet van toepassing is;
1.78 kruin:
hoogste punt van het wegbaangedeelte dat is ingenomen door rijbanen, veiligheidsstroken en bermen;
1.79 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.80 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;
1.81 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.82 kwetsbaar object, beperkt:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.83 langzaam-verkeerszone:
een begrensd gebied ter bundeling van fiets-, ruiter- en/of voetpaden;
1.84 lessenaarsdak:
dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;
1.85 ligplaats:
een gedeelte van het openbaar water door een woonark of woonboot ingenomen of bestemd om door een woonark of woonboot met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;
1.86 loopbrug:
een (overdekte) brug voor voetgangers tussen gebouwen;
1.87 loopplank:
voorziening om op de wal te komen;
1.88 maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben;
1.89 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook een kinderdagverblijf en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.90 maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijk terrein waar een bouwwerk zal worden opgericht;
1.91 mansardekap:
kapvorm met gebroken, naar buiten geknikte, hellende dakvlakken die in de nok samenkomen, waarbij de dakhelling van het onderste dakvlak (maximaal 60% van het vlak) steiler is dan het bovenste dakvlak;
1.92 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.93 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.94 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van onder meer transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie en water;
1.95 ondergronds bouwen:
het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);
1.96 ondergeschikte horeca:
conform de begripsbepaling en voorwaarden zoals omschreven in de 'uitvoeringskader horeca' van de gemeente Amstelveen;
1.97 onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming en/of gebruik onttrokken – voertuigen, vaartuigen, woonschepen, toercaravans, stacaravans, tenten of gedeelten daarvan, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.98 onzelfstandige woonruimte:
woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen;
1.99 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.100 openbaar vervoer:
een vervoermiddel waarvan iedereen al dan niet tegen betaling gebruik van kan maken;
1.101 opnameformulier:
een formulier waarin de te onderscheiden bebouwingsonderdelen, de pandbreedte, goot- en bouwhoogte, dakvorm, gevelopbouw en gevelindeling en materialen voor de panden die deel uit maken van het beschermd dorpsgezicht;
1.102 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;
1.103 peil:
-
voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;
-
voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil;
1.104 permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen, op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amstelveen, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken;
1.105 platte afdekking:
een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw;
1.106 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.107 reclame-object:
bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);
1.108 reclame-uiting:
een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;
1.109 recreatief verblijf
het kortdurend verblijf van één of meerdere personen zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;
1.110 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.111 scheidingslijn:
een aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waardoor verschillende, in de regels nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;
1.112 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.113 souterrain:
bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;
1.114 standplaats:
het vanaf een vaste plaats, zoals staat aangegeven in de bijlage van het thans geldende Standplaatsenbeleid, op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats uitoefenen van detailhandel of diensten al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.115 straatmeubilair:
de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, bewegwijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen;
1.116 talud:
het schuine vlak langs een weg, watergang of van een dijk;
1.117 teambuildingsactiviteiten:
activiteiten die gericht zijn op het versterken van het groepsgevoel. Het gaat hierbij onder meer om het oplossen van teampuzzels, outdoor-oefeningen en sportbeoefening, gericht op teambuilding/ samenwerking, persoonlijke ontwikkeling en het aanleren van vaardigheden in het algemeen;
1.118 terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
1.119 tuinhuis:
een gebouw ten behoeve van recreatief verblijf, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat niet voor bewoning is bestemd;
1.120 verblijfsrecreatie:
het houden van recreatief verblijf;
1.121 verdieping:
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.122 voorgevel:
de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.123 voorgevelrooilijn:
dit is de denkbeeldige lijn langs de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;
1.124 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.125 vrij beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;
1.126 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals watergangen (sloten), kunstwerken, bruggen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang en dergelijke;
1.127 waterkering:
grondlichamen (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water buiten dat gebied;
1.128 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.129 Wet:
de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
1.130 wonen
het met het oogmerk daar permanent verblijf te houden gebruiken van woonruimte door één huishouden;
1.131 woning:
zelfstandige woonruimte;
1.132 woonark:
drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, waaronder begrepen een drijvende woning zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning;
1.133 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.134 woonruimte:
besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;
1.135 woonzorg:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.136 zaalaccommodatie:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig exploiteren van zaal
accommodatie en waar het verstrekken van voedsel en dranken en het (laten) organiseren van feesten en partijen (daaraan) ondergeschikt is;
1.137 zelfstandige woonruimte:
woonruimte die een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;
1.138 zone:
een op de verbeelding aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;
1.139 zoneringsregeling:
de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan geldende regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en watertransportleidingen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil (maaiveld) tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
de hoek, gemeten in graden, van een hellend dakvlak ten opzichte van een horizontaal vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil (maaiveld) tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de ashoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 vloeroppervlakte woning:
de som van de oppervlakten van alle bouwlagen, deel uitmakende van het hoofdgebouw, daar onder begrepen kelderruimten en zolderruimten voorzover de vrije hoogte ten minste 1.50 meter bedraagt, en met uitzondering van: ruimten waar kleinere vrije hoogte dan 1.50 meter aanwezig is, alsmede balkons, bijgebouwen, gemeenschappelijke berg-, verkeers- en wasruimten en loggia's;
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.10 vrije hoogte:
de verticale afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het maaiveld en de onderkant van het laagste, daarboven gelegen constructiedeel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 behorende bij deze planregels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' zijn woningen ten behoeve van het wonen op de verdieping toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca ten dienste van de bestemming;
-
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
3.2 bouwregels
3.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
3.4 specifieke gebruiksregels
3.5 afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 4 onder de categorieën 1, 2.
Artikel 4 Bedrijf - Kleinschalig
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-Kleinschalig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
garageboxen;
-
bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 behorende bij deze planregels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
4.2 bouwregels
4.3 specifieke gebruiksregels
4.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, waterzuiveringsinstallatie en warmte- en koudeopslag en daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf van categotie 3.1' is een bdrijf met milieucategorie 3.1 toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 bouwregels
5.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Theater
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Theater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een openluchttheater, zonder enige vorm van permanente overkapping;
-
een gebouw ten behoeve van een openluchttheater en maatschappelijke doeleinden;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
activiteiten voor de buurt en bijeenkomsten in het gebouw van het openluchttheater;
-
horeca tot en met categorie 2;
-
verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
-
dienstverlenend bedrijf;
-
sportschool;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca categorie 1 en 2 toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is horeca categorie 1, 2 en 3 toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuur en ontspanning' is cultuur en ontspanning toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
terrassen, ten dienste van de horeca als bedoeld in sub e en f, voor zover de gronden grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca ten dienste van de bestemming;
-
kantoren ten dienste van de bestemming;
-
detailhandel ten dienste van de bestemming;
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
7.2 bouwregels
7.3 voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
7.4 specifieke gebruiksregels
7.5 afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, afgeweken worden van het bepaalde in lid 7.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 4 onder de categorieën 1, 2.
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals omschreven in lid 8.5.2;
-
detailhandel;
-
dienstverlenend bedrijf;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
horeca 1;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'kinderdagverblijf' is een kinderdagverblijf toegestaan;
-
ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bijgbehorende bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca categorie 1 en 2 toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is horeca categorie 1, 2 en 3 toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 5' is een hotel toegestaan;
-
bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidsscherm' is een geluidsscherm verplicht;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein boven een winkel toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
terrassen, ten dienste van de horeca als bedoeld in sub f, i, j en k, voor zover de gronden zijn gelegen voor de voorgevel van het pand;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bouwwerken geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca ten dienste van de bestemming als bedoeld in sub b t/m e;
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
8.2 bouwregels
8.3 afwijken van de bouwregels
8.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
8.5 specifieke gebruiksregels
8.6 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 2
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals omschreven in lid 9.5.2;
-
dienstverlenend bedrijf;
-
sportschool;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouw zijnde;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca ten dienste van de bestemmingals bedoeld in sub b t/m f;
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
9.2 bouwregels
9.3 afwijken van de bouwregels
9.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
9.5 specifieke gebruiksregels
9.6 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 3
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals omschreven in lid 10.5.2;
-
detailhandel;
-
dienstverlenend bedrijf;
-
sportschool;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca categorie 1 en 2 toegestaan;
-
bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
met de daarbij behorende:
-
terrassen, ten dienste van de horeca als bedoeld in sub g, voor zover de gronden zijn gelegen voor de voorgevel van het pand;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bouwwerken geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca ten dienste van de bestemming als bedoeld in sub b t/m f en h;
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
10.2 bouwregels
10.3 afwijken van de bouwregels
10.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
10.5 specifieke gebruiksregels
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Gemengd - 4
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
bouwwerken geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen/paden;
-
horeca ten dienste van de bestemming als bedoeld in sub a en b;
-
speelvoorzieningen;
-
bruggen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
11.2 bouwregels
11.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
11.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Groen
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - jeu de boules baan' is een jeu de boulesbaan toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
-
parkeervoorzieningen;
-
fiets-, voet en ruiterpaden;
-
speelvoorzieningen;
-
water, waterlopen en waterpartijen;
-
nutsvoorzieningen;
-
bruggen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 bouwregels
12.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Horeca
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen:
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca 1 en 2 toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4' is horeca 1, 2, 3 en 4 toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' is een hotel toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
terrassen, voor zover de gronden zijn gelegen voor de voorgevel van het pand;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
13.2 bouwregels
13.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
13.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Kantoor
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van kantoren;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
-
ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
-
terras ten dienste van de bestemming.
14.2 bouwregels
14.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
14.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Maatschappelijk
15.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - educatief' zijn uitsluitend educatieve functies toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'scouting' is uitsluitend een scouting toegestaan
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' is ook kantoor toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' zijn tevens (vergader)bijeenkomsten voor bedrijven en kleinschalige teambuildingsactiviteiten toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca ten dienste van de bestemming;
-
detailhandel ten dienste van de bestemming;
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
15.2 bouwregels
15.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
15.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
16.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatieve doeleinden;
met de daarbij behorende:
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinhuis en hobbyplantenkas;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen.
16.2 bouwregels
16.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Sport
17.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen met de daar bijbehorende gebouwen en voorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
fietsenstallingen;
-
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
-
ruiterpaden en fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
-
ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
-
zalenverhuur;
-
detailhandel.
17.2 bouwregels
17.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
17.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Tuin
18.1 bestemmingsomschrijving
De voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
entreeportalen;
-
erkers;
-
fietsenbergingen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
verhardingen;
-
parkeren, indien er een inrit aanwezig is;
-
containerbergingen;
-
inrit voor parkeergarage.
18.2 bouwregels
18.3 afwijken van de bouwregels
18.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Tuin - Parkeertuin
19.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Parkeertuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
minimaal 2 parkeerplaatsen per woning;
-
entreeportalen;
-
erkers;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
verhardingen;
-
fiets- en containerbergingen voor zover deze het gebruik van de parkeervoorziening niet in de weg staat.
19.2 bouwregels
19.3 afwijken van de bouwregels
19.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Verkeer
20.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
terrassen ten behoeve van de toegestane horeca;
met de daarbij behorende:
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bruggen;
-
viaducten;
-
standplaatsen, conform standplaatsenbeleid;
-
groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
fietsenstallingen;
-
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
20.2 bouwregels
20.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Verkeer - Garagebox
21.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
garageboxen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' is een kantoor toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte' is een praktijkruimte toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
verhardingen;
-
ontsluitingswegen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 bouwregels
21.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Verkeer - Openbaar Vervoer
22.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Openbaar Vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
openbaar vervoersvoorzieningen;
-
wegen;
met de daarbij behorende:
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
bruggen;
-
viaducten;
-
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
fietsenstallingen;
-
infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
22.2 bouwregels
22.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 23 Verkeer - Parkeren
23.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
parkeerterreinen met de daarbij behorende gebouwen;
met de daarbij behorende:
-
standplaatsen, voor zover opgenomen in het standplaatsenbeleid;
-
ontsluitingswegen, straten en paden
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
fietsenstallingen;
-
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming;
met daaraan ondergeschikt:
-
straatmeubilair.
23.2 bouwregels
23.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied
24.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
parkeervoorzieningen;
-
terrassen ten behoeve van toegestane horeca;
met de daarbij behorende:
-
standplaatsen, voor zover opgenomen in het standplaatsenbeleid;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bruggen;
-
groenvoorzieningen en speelvoorzieningen
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
met daaraan ondergeschikt:
-
straatmeubilair.
24.2 bouwregels
24.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Water
25.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging, waterhuishouding, waterlopen, recreatiewater;
met de daarbij behorende:
-
bruggen;
-
nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
25.2 bouwregels
25.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 26 Water-permanent Wonen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats woonark' is maximaal één woonark voor permanente bewoning toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf zoals omschreven in lid 26.4.1;
-
water;
-
waterberging;
-
waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
-
voorzieningen van algemeen nut;
-
loopplank;
-
aanlegplaats.
26.2 Bouwregels
26.3 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
26.4 Specifieke gebruiksregels
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 27 Wonen
27.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf zoals omschreven in lid 27.5.1;
-
ter plaatse van de functieaanduiding kantoor is het toegestaan meer dan 30% van de woning te gebruiken ten behoeve van kantoor;
-
ter plaatse van de functieaanduiding praktijkruimte is het toegestaan meer dan 30% van de woning te gebruiken ten behoeve van praktijkruimte;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' is detailhandel, praktijkruimte, dienstverlening, maatschappelijke doeleinden, bedrijf t/m categorie 1 en kantoor toegestaan op de begane grond;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' is detailhandel op de begane grond toegestaan;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca 2' is horeca 1 en 2 toegestaan op de begane grond;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'kinderdagverblijf' is het toegestaan het pand te gebruiken ten behoeve van een kinderdagverblijf, voor de Vlielandstraat 1 is alleen op de begane grond een kinderdagverblijf toegestaan;
-
ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' is een bijgebouw toegestaan;
-
ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2 t/m 6' zijn bedrijven of detailhandel toegestaan zoals omschreven in lid 27.2.6;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' is het toegestaan de gronden te gebruiken ten behoeve van een parkeerterrein;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf aan huis' is het toegestaan meer dan 30% van de woning te gebruiken ten behoeve van een bedrijf aan huis t/m milieucategorie 1;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
dakterras;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
27.2 bouwregels
27.3 afwijken van de bouwregels
27.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
27.5 specifieke gebruiksregels
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 28 Wonen - 1
28.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 28.5.1;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
28.2 bouwregels
28.3 afwijken van de bouwregels
28.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
28.5 specifieke gebruiksregels
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 29 Wonen - 2
29.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 29.5.1;
-
ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte' is het toegestaan de woning te gebruiken ten behoeve van een praktijkruimte;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
29.2 bouwregels
29.3 afwijken van de bouwregels
29.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
29.5 specifieke gebruiksregels
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 30 Wonen - 3
30.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 30.5.1;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
30.2 bouwregels
30.3 afwijken van de bouwregels
30.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
30.5 specifieke gebruiksregels
30.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 31 Wonen - 4
31.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 31.5.1;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
parkeervoorzieningen, indien er een inrit aanwezig is;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
31.2 bouwregels
31.3 afwijken van de bouwregels
31.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
31.5 specifieke gebruiksregels
31.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 32 Wonen - Woonzorg
32.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonzorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonzorg;
-
woningen ten behoeve van het wonen;
met de daarbij behorende:
-
bergingen;
-
fietsenstallingen;
-
groenvoorzieningen;
-
paden en wegen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
water en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
-
detailhandel;
-
horeca tot en met categorie 2;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoor ten dienste van de bestemming;
-
dienstverlening.
32.2 bouwregels
32.3 afwijken van de bouwregels
32.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
32.5 specifieke gebruiksregels
Artikel 33 Waarde - Archeologie 1 - 5
33.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
33.2 bouwregels
Op de in lid 33.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd indien deze bouwwerken voldoen aan de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 1' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 50 m2 bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 2' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 100 m2 bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 3' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 1000 m2 bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 5' de bodemingrepen daardoor tot een maximale diepte van 0,30 meter reiken én het bouwwerk een oppervlakte van maximaal 10000 m2 bedraagt;
-
het bepaalde onder a. tot en met d. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
33.3 afwijken van de bouwregels
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.5 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde-Archeologie' te wijzigen in een ander regime, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden een hogere of lagere archeologische verwachting aanwezig is.
33.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente
34.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Cultuurhistorie Gemeente' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud en/of herstel van de gevels gericht aan de openbare ruimte in overeenstemming met de redengevende omschrijving in Bijlage 1 bij de plantoelichting.
34.2 bouwregels
De specifiek beschermingswaardige gevelelementen en dakvormen zoals omschreven in de redengevende omschrijving dient te worden behouden.
34.3 afwijken van de bouwregels
34.4 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering
35.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding door middel van dijken, dijksloten en kaden. Indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, zijn deze andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming waterkering.
35.2 bouwregels
35.3 afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene Bouwregels
37.1 Algemene regels ten aanzien van bestaande maten
Ten aanzien van bestaande maten van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
-
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die minder bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
-
het bepaalde onder a. en b. van deze planregels is uitsluitend van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. en b. van dit lid slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de bestemmingsregels niet wordt vergroot.
37.2 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:
-
ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclameuitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden;
-
vrijhangende balkons, gaanderijen, luifels en reclameuitingen boven een verkeersbestemming is mogelijk indien er een vrije hoogte aanwezig is van 4,20 m boven de rijweg, met inbegrip van een onbebouwde strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg en een minimale vrije hoogte van 2,20 m boven een ander deel van de weg;
-
ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:
-
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
37.3 algemene regels met betrekking tot ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
-
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
-
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 10 %;
-
de vrije hoogte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
-
het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden en de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.
Artikel 38 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.1
38.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1' gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.
38.2 Bouwregels
-
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 3' gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1b van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol';
-
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
38.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2 indien de Minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
38.4 Gebruiksregels
-
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 3' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1b van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol';
-
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'. Artikel 2.2.1e van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' is overeenkomstig van toepassing.
38.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.4 indien de Minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 39 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.2
39.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.2’, zoals aangegeven op Bijlage 1, gelden beperkingen met betrekking tot toetshoogten van objecten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
39.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
39.3 afwijken van bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2 indien de Minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 40 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.2a
40.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a', zoals aangegeven op Bijlage 2, gelden beperkingen van hoogten ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
40.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.2 indien uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer.
Artikel 41 Luchtvaartverkeerzone Lib Artikel 2.2.3
41.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3', zoals aangegeven op Bijlage 3, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
41.2 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' gelden beperkingen met betrekking tot de gebruik van gronden of het bestemmen van gronden, zoals gesteld in artikel 2.2.3 lid 1 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
41.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.2 indien de Minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 42 Wetwijzigingszone - Wijzigingsgebied
42.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6
van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de in artikel 48 omschreven
procedure regels, het plan in die zin wijzigen dat de bestemming Bedrijf, met de gebiedsaanduiding wetgevingszone-wijzigingsgebied, kan worden gewijzigd in de bestemming Wonen.
42.2 Criteria voor wijziging
42.3 Procedureregels wijzigingsbevoegdheid
Op de voorbereiding van een wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de wijziging besluiten en dat de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van de wijziging tevens langs elektronische weg geschiedt.
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
-
de in de bestemmingsregels opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dit nodig is voor een technische betere realisering van het plan. Dit is niet van toepassing bij toegelaten binnenplanse afwijkingen;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
-
de bestemmingsregels ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelderruimte, met dien verstande dat:
-
de ondergrondse bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak dienen te worden gerealiseerd en conform de bestemming te worden gebruikt;
-
het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder;
-
de bestemmingsregels ten behoeve het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van de dienstverlening van overheidswege, het openbaar bestuur en openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter;
-
de bestemmingsregels ten behoeve van het realiseren van groene daken op hoofdgebouwen, dan wel bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
-
de overschrijding van de voorgeschreven goot- en/of bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10%;
-
deze overschrijding met 10% heeft slechts betrekking op de extra (constructieve) opbouw op een dak dat nodig is om een groendak te kunnen toepassen, exclusief beplanting;
-
groene daken mogen niet als dakterras of daktuin worden gebruikt als deze worden toegepast op woningen. Bij andere gebouwen dan woningen wordt het gebruik van een groendak als dakterras of daktuin per geval beoordeeld, waarbij vooral de privacy van naburige woonpercelen niet nadelig mag worden beïnvloed;
Geen omgevingsvergunning wordt verleend indien:
-
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan (bijvoorbeeld door schaduwwerking) aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatste.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
44.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
44.2 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van lid 44.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 44.1 met maximaal 10%.
44.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 44.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
44.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
44.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 44.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
44.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 44.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
44.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 44.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 45 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Amstelveen Noord-West 2020.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) behoudt het bestemmingsplan een belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. Het bestemmingsplan is en blijft een belangrijk – zo niet het belangrijkste –normstellende instrumentarium voor het ruimtelijk beleid.
Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waarvoor de planvorming en besluitvorming zijn afgerond, worden meegenomen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht toe te werken naar grotere uniformiteit en daardoor meer rechtsgelijkheid van de bestemmingsplannen.
Met dit bestemmingsplan wordt beoogd om voor de woonwijken Patrimonium, Elsrijk en Randwijck een toekomstbestendige juridisch-planologisch kader te bieden.
Dit bestemmingsplan is een overwegend conserverend bestemmingsplan met een enkele ontwikkeling: Dr. Schaepmanlaan, realiseren nieuwe woning.
Alle projecten waarvoor in het verleden vrijstellings-/afwijkingsprocedures zijn doorlopen en enkele kleine wijzigingen/aanpassingen (zie paragraaf 2.1.1) zijn ook opgenomen in dit bestemmingsplan.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gesitueerd in het noordwesten van de bebouwde kom van Amstelveen. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de grens met de gemeente Amsterdam, in het oosten tot aan de Beneluxbaan, in het zuiden tot aan de Mr. G. Groen van Prinstererlaan, Keizer Karelweg en de Rijksweg A9 en in het westen tot en met de Landscheidingsvaart, de Zuidelijke Hornsloot en de museum tramlijn. Het plangebied is opgedeeld in een drietal deelgebieden, namelijk de woonwijken Patrimonium, Elsrijk en Randwijck.
Begrenzing plangebied Noord-West
Patrimonium: Dit gebied wordt begrensd door de A9, het Amsterdamsebos, Hoornsloot en het oude Spoordijkje.
Elsrijk: Dit gebied wordt begrensd door het A9-Stadshart, spoordijk, Bella Donna - Laan Walcheren - Rembrandtweg en de Beneluxbaan.
Randwijck: Dit gebied wordt begrensd door Bella Donna - Laan Walcheren - Rembrandtweg, Spoordijk, Amsterdam en de Beneluxbaan.
Wijkindeling
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt geheel de volgende plannen:
-
Amstelveen Noord-West, vastgesteld 28-11-2007, onherroepelijk 17-09-2009
-
1e Herziening Amstelveen Noord-West - Tulpenburg -De Schulp, vastgesteld 28-03-2012, onherroepelijk 17 mei 2012
-
1e Wijziging Amstelveen Noord-West - mr. S. van Houtenlaan, vastgesteld 20-12-2011, onherroepelijk 09-02-2012
-
2e Herziening Amstelveen Noord-West - Graaf Aelbrechtlaan, vastgesteld 29-05-2013, onherroepelijk 19-07-2013
-
2e Wijziging Amstelveen Noord-West - Amsterdamseweg 441, vastgesteld 31-01-2012, onherroepelijk 17-10-2012
-
3e Herziening Amstelveen Noord-West - Amsterdamseweg 73-77, vastgesteld 13-03-2013, onherroepelijk 07-05-2013
-
4e Herziening Amstelveen Noord-West - Laan Rozenburg 15-17, vastgesteld 25-09-2013, onherroepelijk 20-11-2013
Deze geldende bestemmingsplannen komen met het in werking treden van dit bestemmingsplan te vervallen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.
Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.
Hoofdstuk 2 Visie Plangebied
2.1 Uitgangspunten
Het bestemmingsplan Amstelveen Noord-West 2019 komt overeen met de Structuurvisie 2025+/uitvoeringsparagraaf. In hoofdstuk zes wordt nader ingegaan op de relatie tussen het bestemmingsplan en de structuurvisie. Tevens wordt het overige relevante beleid hier behandeld.
Het bestemmingsplan is grotendeels een consoliderend plan. Het beleid is in eerste instantie dan ook gericht op het beschermen en instandhouden van de karakteristieke kwaliteiten van het gebied. Er is één nieuwe ontwikkeling die wordt meegenomen in het bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2.1). Ontwikkelingen die in afgelopen planperiode mogelijk zijn gemaakt middels verleende omgevingsvergunningen worden in deze actualisatie voorzien van planologisch kader op basis waarvan het beheer kan plaatsvinden.
2.1.1 Wijzigingen naar aanleiding van beleid
Op 13 december 2017 is het beleidsstuk tijdelijk verblijf en woningdelen vastgesteld in de raad. In deze vergadering zijn de uitgangspunten vastgesteld voor hospitakamers, vakantieverhuur, woningdelen en het maximum aantal personen waarvoor in een woning nachtverblijf mag worden verschaft. Naar aanleiding van dit beleid heeft de gemeente besloten om op 14 februari 2018 een voorbereidingsbesluit te nemen waarbij alle aanvragen die gaan over wijzigingen van bestaande gebruik wonen aan te houden voor maximaal 1 jaar.
Aansluitend op dit beleidsstuk is op 26 september 2018 de nieuwe Huisvestingsverordening vastgesteld. Met deze nieuwe Huisvestingsverordening wil de gemeente de negatieve effecten van de schaarste aan passende en betaalbare woonruimte in Amstelveen zo veel als mogelijk tegen gaan.
Op februari 2019 is het paraplubestemmingsplan wonen vastgesteld. Hierin zijn alle ruimtelijke regels van vorenstaande in verwerkt. Deze regels zijn opgenomen in dit bestemmingsplan
Daarnaast is het vastgestelde beleid 'Beleidsregels planologische afwijkingen' verwerkt in de bestemmingsplanregels.
2.1.2 Wijzigingen naar aanleiding van relevante wet- en regelgeving
Per 1 november 2014 zijn de regels met betrekking tot vergunningsvrij bouwen gewijzigd in het Besluit omgevingsrecht. De nieuwe regeling is van invloed op bouwmogelijkheden op en nabij hoofdgebouwen.
Gemeente Amstelveen heeft een nieuwe erfgoedverordening vastgesteld. Deze heeft gevolgen voor de aanwijzing van dubbelbestemmingen waarin archeologische en cultuurhistorische waarden worden geborgd en beschermd.
Tot slot is de meest recente PRV zoals de Provincie Noord-Holland heeft vastgesteld verwerkt in de regels van het bestemmingsplan.
2.2 Ontwikkelingen
In dit hoofdstuk worden alleen de ruimtelijke ontwikkelingen behandeld, die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied speelt een aantal ontwikkelingen die nog niet voldoende zijn uitgewerkt of waarvoor momenteel een separate procedure wordt doorlopen. In het kader van voorzienbaarheid verdient het de aanbeveling hier in deze toelichting melding van te doen.
Deze ontwikkelingen zullen te zijner tijd hun eigen procedure doorlopen.
Indien deze separate procedures vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn afgerond, kunnen deze ontwikkelingen alsnog in dit bestemmingsplan verwerkt worden.
2.2.1 Onherroepelijke ontwikkelingen
Binnen het plangebied hebben een aantal bouwontwikkelingen plaatsgevonden of bestemmingsverruimingen in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan. Veelal is dit gebeurd door middel van vrijstelling of afwijking van het bestemmingsplan. Sommige ontwikkelingen zijn al gerealiseerd, bij anderen moet de bouw nog gestart worden. Deze ontwikkelingen worden nu in dit plan voorzien van een actueel beheerskader.
Verleende omgevingsvergunningen
Amsterdamseweg 106
Op de hoek Amsterdamseweg met de Molenweg is een appartementencomplex met 3 woningen gerealiseerd met een ondergrondse garage.
Amsterdamseweg 407-409
Ter plaatse van een voormalig restaurant zijn 2 appartementengebouwen gerealiseerd met elk 3 woningen.
Amsterdamseweg 441
Ter plaatse van de voormalige Roelof Veenemaschool zijn 5 woningen gerealiseerd in het lint en 4 woningen aan de achterzijde van het perceel.
Amsterdamseweg 465-467
Ter plaatse van een voormalige snackbar en een daarnaast gelegen showroom met bijbehorende woning is een hotel met in totaal 47 kamers gerealiseerd en 18 parkeerplaatsen op eigen terrein.
Biesbosch 225
Slopen bestaand kantoor en bouwen appartementencomplex met 276 appartementen en een ondergrondse parkeerkelder.
Graaf Aelbrechtlaan 163 t/m 191
Voor deze woningen is een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan 2e Herziening Amstelveen Noord-West - Graaf Aelbrechtlaan verleend omdat de goot voor een deel de maximaal toegestane goothoogte overschrijdt.
Keizer Karelweg 489-491
Slopen van een kantoor en het realiseren van zorgwoningen.
Dr. Schaepmanlaan 2
De bestaande school en een gymzaal aan de Dr. Schaepmanlaan 2-4 is al gesloopt.
Er is een omgevingsvergunning ingediend om een nieuwe brede school te bouwen. Daarin komt de Piet Heinschool, een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en een gymzaal. De school krijgt 3 verdiepingen, afgerond 12 meter hoog, en ter plaatse van de gymzaal een 4e verdieping, afgerond 16 meter hoog. De school komt tegen de A9 te liggen met een speelgelegenheid op de overkapping van de A9, ten zuiden van de nieuwe school. Tijdens de bouwwerkzaamheden van de A9 komt het speelterrein tijdelijk aan de noordzijde van de school te liggen.
Vlielandstraat 1
Het bestaande bedrijfspand wordt gesloopt. Er wordt een nieuw gebouw gerealiseerd met een parkeerkelder, op de begane grond komt een kinderdagverblijf en daarboven 25 appartementen in 3 bouwlagen en een terugliggende 4e bouwlaag.
Verleende bestemmingsverruimingen
Amsterdamseweg 22
De Sint-Annakerk krijgt een gemengde bestemming. Naast de maatschappelijke activiteiten is het nu een ontmoetingsplek met ook culturele activiteiten. Zo zit er een lokale bierbrouwerij, en zullen er zalen worden verhuurd en exposities worden gehouden. De omgevingsvergunning is op 27 september 2017 verleend.
Amsterdamseweg 204 en 204a
Het van Leergebouw, het naastgelegen paviljoen en omliggende park krijgt een gemengde bestemming, naast de kantoorbestemming kan er ook onderwijs worden gegeven. Op 27 juli 2017 is de omgevingsvergunning verleend om in een deel van het pand een internationale school te vestigen.
Amsterdamseweg 311
De Johanneskapel krijgt een gemengde bestemming. In de kapel zullen, naast de maatschappelijke bestemming diverse activiteiten plaatsvinden zoals kleinschalige concerten, theater, lezingen, medische/sportieve clinics gekoppeld aan de fysiotherapie praktijk JUMPH, huwelijken, diner dansant, kookcursussen, veiling taxatie dagen, wijn-spijsproeverijen, ruimte voor verjaardagen en vergaderingen.
Heemraadschapslaan 79-81
Boven twee bestaande bedrijven wordt een kantoorruimte getransformeerd naar twee woningen. De bestemming blijft bedrijf met een aanduiding dat er wonen is toegestaan op de verdieping.
Opbouwen Trompenburg
Het is mogelijk om voor de 2^1 kapwoningen op de woning een derde bouwlaag te realiseren met platte afdekking in plaats van een zadeldak. Er zijn op meerdere adressen al een omgevingsvergunning verleend.
Bouwwerk t.b.v. het openluchttheater
Bij het openluchttheater in Elsrijk is een omgevingsvergunning verleend voor een gebouw t.b.v. het openluchttheater. Deze wordt gebruikt als opslag van de stoeltjes, kunnen artiesten zich omkleden, is er een toiletvoorziening en kunnen er drankjes worden besteld tijdens een voorstelling. Het openluchttheater wordt gerund door vrijwilligers. Het openluchttheater heeft nu een bestemming Cultuur en ontspanning-theater gekregen.
2.2.2 Toekomstige ontwikkelingen
Ingediende omgevingsvergunningen
Van Heuven Goedhartlaan 933
Een voormalig kinderdagverblijf is al gesloopt. Op deze plek wordt een medisch centrum gerealiseerd (HOED).
Nieuwe projecten
Dr. Schaepmanlaan
Zodra de A9 is overkapt kan op de plek waar een tijdelijke schoolplein heeft gezeten een vrijstaande woning worden gerealiseerd naast de woning aan de dr. Schaepmanlaan 10.
Het bouwvlak van deze woning is qua schaalgrootte identiek aan nr. 10.
Ontwikkelingen buiten dit bestemmingsplan
Zonnestein 64-66
Op de locatie Zonnestein 64-66 zal woningbouw worden ontwikkeld. Dit project is tot stand gekomen middels een landelijke pilot ‘ontslakken gebiedsontwikkeling’. Voor dit project is een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen. Op Zonnestein 64 worden drie vrijstaande woningen met garage gerealiseerd en op nr. 66 zes vrijstaande woningen met garage. Tegen Zonnestein 66 is beroep ingesteld. Zonnestein 64 is op 5 juli 2018 onherroepelijk geworden.
2.3 Motivatie Gemaakte Keuzes
Beleid tijdelijk verblijf en woningdelen.
De druk op de woningmarkt in Amstelveen neemt steeds verder toe. Voor steeds meer mensen is Amstelveen een aantrekkelijke omgeving om zich al dan niet permanent te vestigen. De mede dankzij internet, explosief gegroeide ontwikkeling van het tijdelijk verblijf in reguliere woonruimte leidt tot extra druk op de woningmarkt en in sommige gevallen tot ongewenst en overlast gevende situaties.
Tijdelijk verhuur in al zijn verschillende vormen, wordt ook steeds meer commercieel met business modellen die ten koste gaan van de veiligheid en leefbaarheid in woonwijken.
Tevens leidt het ongewenste commerciële gebruik tot een ontwrichting van de woningmarkt die ten koste gaat van de betaalbaarheid van woonruimte. Voor de gemeente Amstelveen belangrijke doelgroepen kunnen mede hierdoor vrijwel geen passende (betaalbare) woonruimte meer vinden.
Dr. Schaepmanlaan 2
De nieuwe school heeft als voordeel dat de school naar minder locaties kan. Door de nieuwbouw aan de dr. Schaepmanlaan 2 te integreren met het A9-dek ontstaat er een mogelijkheid om een verbinding tussen het Oude Dorp en Patrimonium en het Broersepark te maken. Tevens krijgt de Piet Heinschool de beschikking over meer buitenruimte omdat een deel van het A9-dek ingericht kan worden als schoolplein.
Dr. Schaepmanlaan woning
Zodra de nieuwe schoolplein is gerealiseerd op het dek van de A9 zal er op de plek waar de tijdelijke schoolplein heeft gezeten vrij komen. Er is gekeken wat de beste stedenbouwkundige invulling is van deze grond. Een vrijstaande woning past het beste op deze locatie en sluit aan op de bestaande woningen aan de dr. Schaepmanlaan 10.
Keizer Karelweg 489-491
Aangezien er een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen op deze locatie van kantoor naar wonen kan worden geconcludeerd dat de gemeente positief staat tegenover een functiewijziging. Het worden 3 grondgebonden woningen in twee bouwlagen met kap in de lijn met de bestaande lintbebouwing aan de Keizer Karelweg en de Amsterdamseweg.
Heemraadschapslaan 79-81
De kantoorruimte bleek niet te verhuren. Aangezien de bedrijfsbebouwing in een woonwijk ligt is het realiseren van twee kleinere woningen passend in de omgeving.
Het bedrijf beschikt over eigen parkeerplaatsen.
Hoofdstuk 3 Planopzet
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend. De regels bevatten samen met de verbeelding het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Amstelveen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
3.2 De Bestemmingen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.
Wijze van meten (artikel 2)
hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bedrijf (artikel 3)
Deze bestemming geldt voor de in het plangebied zelfstandig voorkomende vormen
van bedrijvigheid. Van oudsher staan er nog wat bedrijven tussen de woningen zoals aan de Amsterdamseweg, Heemraadschapslaan, Oude Karselaan, Molenweg en Vijverlaan, Koen van Oosterwijklaan (autobedrijf), Willem van Beijerenlaan en de Spoorlaan (Smederij).
Op de bestaande bedrijvenbestemming aan de Oude Karselaan zit een wijzigingsbevoegdheid. Deze bestemmingen kan worden gewijzigd naar wonen.
De bedrijvenlijst is opgenomen in Bijlage 1 van de planregels. Het is niet toegestaan om geluidzoneringsplichtige bedrijven en activiteiten die onder Bevi vallen op te richten. In het plan zijn geen bedrijfswoningen aanwezig. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om de categorie te wijzigen.
Bedrijf-Kleinschalig (artikel 4)
Voor de bestemming 'Bedrijf-Kleinschalig' is gestreefd naar een samenhangend kleinschalig werkgebied, overwegend bestaande uit de aanwezige bestaande garages.
Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 5)
Onder deze bestemming vallen alle nutsvoorzieningen, voorzover deze
bouwvergunningsplichtig zijn. Direct ten noorden van de A9, ter hoogte van het KLM hoofdkantoor, ligt een Kv station.
Cultuur en ontspanning - Theater (artikel 6)
De voor 'Cultuur en ontspanning - Theater' aangewezen gronden zijn bestemd voor een openluchttheater met een gebouw ten behoeve van het openluchttheater. In ondergeschikte vorm wordt horeca tot en met categorie 2 en maatschappelijke functies toegestaan.
Gemengd, Gemengd-1 t/m 4 (artikel 7 t/m 11)
Deze bestemming komt voor op locaties waarbij wonen wordt gecombineerd met andere bestemmingen zoals bedrijven, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, sport, en gezondheidszorg. Binnen deze bestemming zitten de activiteiten vaak op de begane grond en het wonen daarboven. Deze bestemming vindt je terug aan de Amsterdamseweg en in de wijkcentra. Aan de Amsterdamseweg zijn 2 locaties waar verschillende activiteiten plaatsvinden zonder wonen, in de Annakerk, nr. 22, en in de Johanneskapel, nr 311.
Groen (artikel 12)
De bestemming omvat het merendeel van de structurele groenvoorzieningen in Amstelveen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om fietsenstallingen te maken bijvoorbeeld nabij perrons en/of bushaltes.
Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair.
In het Broersepark is een jeu de boules baan toegestaan met een clubgebouw.
Horeca (artikel 13)
De zelfstandige bestemming horeca is bestemd voor een restaurant, dancing of een hotel. De maximale categorie voor restaurant is 2, dancing 4 en hotel 5. Uitwisseling tussen horecabedrijven mag slechts plaatsvinden naar een lagere categorie.
De horecabestemmingen zitten voornamelijk aan de Amsterdamseweg, 3 hotels, 1 dancing en een restaurant. Ook zit er een restaurant aan de Rembrandtweg.
Kantoor (artikel 14)
De bestaande kantoorgebouwen zijn per vestiging bestemd. Op elk bestemmingsvlak zijn bouwvlakken aangegeven waarbij de maximale omvang van de toegestane bebouwing is weergeven.
Maatschappelijk (artikel 15)
De voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor bijeenkomsten, sociale, religieuze, medische, culturele en (openbare) educatieve voorzieningen.
Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 16)
Onder deze bestemming is een stuk (particuliere) grond in park de Braak bestemd welke wordt gebruikt om te recreëren. Er is binnen deze bestemming een bouwvlak opgenomen voor een bijgebouw.
Sport (artikel 17)
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen, en in het bijzonder voor de beoefening van veldsporten zoals voetbal en tennis. Op deze gronden zijn gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan zoals een sportkantine en kleedruimten. Onder de bestemming sport vallen in dit plangebied de sportvelden ten westen van de Amsterdamseweg en ten zuiden van de Prinses Marijkelaan. Tevens is er sprake van een tennisbaan binnen een woonblok aan de Barend van Dorenweerdelaan waar geen bebouwing is toegestaan. Op de plankaart zijn voor de bestaande bebouwing bouwvlakken aangegeven met daarbij de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de bebouwing.
Tuin en Tuin-Parkeertuin (artikel 18 en 19)
In de tuinbestemming zijn naast 'bouwwerken geen gebouw zijnde' erkers of entreeportalen toegestaan. Voor een erker is het ook mogelijk om van de bouwregels af te wijken. Daar zijn voorwaarden aan verbonden. Tevens is het mogelijk om een fietsenberging in de voortuin te realiseren.
De gronden die zijn aangewezen voor de bestemming 'Tuin Parkeerterrein' zijn naast de tuinbestemming ook bedoeld voor parkeren. Eventuele bouwwerken mogen niet ten koste gaan van parkeerplaatsen.
Verkeer, Verkeer - Garagebox, Verkeer - Openbaar Vervoer, Verkeer - Parkeren en
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 20 t/m 24)
Voor de bestemming verkeer zijn verschillende artikelen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn verschillende aspecten van de verkeersbestemming geregeld. Bij Verkeer - Garagebox is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat garageboxen onder meer niet bestemd zijn voor bewoning en detailhandel. De bestemming Verkeer - Openbaar Vervoer is opgenomen voor het historische spoorlijn.
De bestemming Verkeer - Parkeren is bedoeld voor parkeerterreinen en parkeergarages.Binnen de bestemming Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied zijn standplaatsen toegestaan voor zover deze locaties zijn opgenomen in het thans geldende standplaatsenbeleid.
Water (artikel 25)
De bestemming water is bedoeld voor waterberging, waterhuishouding en waterlopen. In de specifieke gebruiksregels is onder meer bepaald dat het aanleggen van woon- en bedrijfsschepen in strijd is met de bestemming. De gronden met de bestemming water kunnen niet worden omgezet in groenvoorziening.
Water - Permanent Wonen (artikel 26)
De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden met een functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats ark' zijn bestemd voor een ligplaats ten behoeve van één woonark voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woonark.
Wonen, Wonen - 1 t/m 4, Wonen - Woonzorg (artikel 27 t/m 32)
Binnen de bestemming wonen zijn woningen mogelijk. Naast het bouwen van een hoofdgebouw zijn er regels opgenomen voor bijbehorende bouwwerken, het bouwen onder de grond en bouwwerken geen gebouw zijnde. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor dakkapers. In de specifieke gebruiksregels is onder meer opgenomen dat het bewonen van een bijbehorend bouwwerk strijdig is met de bestemming.
Binnen deze bestemming zijn aan huis verbonden activiteiten toegestaan. Hierbij wordt gedacht aan een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie, dan wel voor een advocaat of een juridisch/financieel adviseur. Het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door op te leggen dat maximaal 30 procent van het woonoppervlakte gebruikt mag worden voor aan huis verbonden activiteiten. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op de gevel is in beginsel toegestaan.
Een aantal woningen binnen dit bestemmingsplan zijn gemeentelijke- of rijksmonumenten. Welke panden dat zijn vind u terug is paragraaf 5.1.3 van de toelichting. De panden die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht hebben een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie Gemeente.
Wonen - 1 zijn de vrijstaande woningen in de Prinsessenbuurt. Deze woningen mogen een oppervlak hebben van maximaal 300 m2.
Wonen - 2 zijn de bungalows aan de Laan Rozenburg welke, afhankelijk van de grote van het perceel, 150 m2, 200 m2 of 250 m2 mogen bebouwen op de begane grond en 80 m2 of 70 m2 op de verdieping.
Wonen - 3 zijn een 4-tal bungalows aan de Laan Walcheren welke maximaal 200 m2 mogen bouwen op de begane grond en 70 m2 op de verdieping.
Wonen - 4 zijn een 3-tal bungalows aan de aan de Duivelandselaan en Bevelandselaan welke maximaal 300 m2 mogen bouwen op de begane grond en 70 m2 op de verdieping.
Binnen de bestemming woonzorg zijn gebouwen ten behoeve van verschillende soorten zorg mogelijk (medisch en sociaal). Deze, in dit geval zelfstandige zorgwoningen, liggen in dit plangebied aan de Zonnestein.
Waarde-Archeologie 1, 2, 3 en 5, Waarde - Cultuurhistorie Gemeente en Waterstaat-Waterkering (artikel 33 t/m 35)
Als dubbelbestemmingen zijn opgenomen archeologie, cultuurhistorie en waterkering. De primaire bestemming mag de belangen welke worden behartigd binnen de dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor zijn in de planregels regelingen opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 36)
Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.
Algemene bouwregels (artikel 37)
In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.
Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 38 t/m 41)
In deze artikelen zijn beperkingen opgenomen voor wat betreft het toegelaten gebruik, bebouwing, bouwhoogten en vogelaantrekkende werking.
Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 (artikel 42)
In dit artikel staat de voorwaarden om de bestaande bestemmingen binnen het wijzigingsgebied te wijzigen naar wonen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 43)
In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 44)
Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.
Slotregel (artikel 45)
Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Nieuwe Stedelijke Ontwikkeling
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit bestemmingsplan zijn twee ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt middels dit bestemmingsplan. In dit geval wordt aan de dr. Schaepmanlaan 1 woning mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied waardoor geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Regionaal Actieprogramma wonen
Middels de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma Wonen op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.
Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten tekorten. Daarmee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
4.2.1 Financieel-economische haalbaarheid
Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan blijkt dat er enkel kosten optreden die verband houden met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.
Ten aanzien van de nieuwe ontwikkelingen die op basis van het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt is inzicht verkregen in de opbrengsten die gegenereerd worden en de kosten die gemaakt worden. Wanneer deze kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd, is er sprake van een positief planresultaat/dekkende exploitatie. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.
4.2.2 Verhaal van kosten
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen (Zie artikel 6.2.1. Bro). Voorliggende bestemmingsplan betreft grotendeels een conserverend bestemmingsplan.
Er wordt 1 nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt op gemeente grond.
De gemeente is de enige eigenaar van de gronden welke ontwikkeld gaat worden. Doordat de gemeente op eigen grond ontwikkelt is van de noodzaak van het verhalen van kosten op derden geen sprake.
4.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.3.1 Inspraak
Het voorontwerp is gedurende vier weken ter inzage gelegd van donderdag 15 november 2018 tot en met woensdag 26 december 2018.
Hiervan is vooraf kennis gegeven in de Staatscourant en de gemeentelijke website op 14 november 2018.
Er is een inloopavond gehouden op 21 november 2018, waarbij een ieder kon worden ingelicht over de doelstellingen van het voorontwerp bestemmingsplan en waarbij gelegenheid is gegeven om vragen te stellen en reacties naar voren te brengen. Er zijn 17 inspraakreacties ingediend. In bijlage 3 zijn de inspraakreacties weergegeven en is de reactie van het college van burgemeester en wethouders opgenomen in een nota van beantwoording (zie bijlage 6).
Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 6 februari 2020 tot en met woensdag 18 maart 2020.
Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. er zijn 6 zienswijzen ingediend waarvan 1 buiten de termijn. In Bijlage 7 zijn de zienswijzen zakelijk weergegeven en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd.
4.3.2 Bro-partners
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 14 november 2018.
De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 6 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
-
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
-
Waternet
-
Rijnland
-
Stichting Steunpunt cultureel erfgoed Noord-Holland
-
Ondernemersvereniging Amstelveen
-
Brandweer Amstelland
-
Wijkplatform Randwijck
-
Wijkplatform Patrimonium
-
Wijkplatform Elsrijk
De instanties welke staan vermeld onder nummer 2 en 4 t/m 9 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
De instanties welke staan vermeld onder de nummers 1 en 3 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan.
In bijlage 6 volgt een samenvatting van de reacties en het antwoord daarop van het college van burgemeester en wethouders.
4.4 Handhaving
4.4.1 Uitvoerings- en handhavingsbeleid
Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen, de maatvoering van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving is geen doel op zich maar draagt bij aan de realisatie van de ruimtelijke doelstellingen die met het bestemmingsplan worden beoogd en de bescherming van de verschillende belangen die worden gewaarborgd.
Een bestemmingsplan bevat daarom een handhavingsparagraaf. Hierin wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan handhaaft, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.
Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger en bedrijven op gemeentelijk niveau hebben. De maatschappij mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk het bestemmingsplannen te handhaven en te blijven handhaven.
De gemeente is verplicht om uitvoerings- (vergunningverlening) en handhavingsbeleid vast te stellen in een of meer documenten, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen wij onszelf stellen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten we daarvoor zullen uitvoeren. Deze verplichting is nu al opgenomen in het Besluit omgevingsrecht en komt ook in de Omgevingswet terug.
De gemeente heeft aan deze verplichting invulling gegeven in het actuele VTH beleidsplan, waarin zowel het uitvoerings- als het handhavingsbeleid is opgenomen. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van de geldende wetgeving, waaronder dit bestemmingsplan. Een andere belangrijk uitgangspunt zijn de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften, de beleidskaders en een analyse van inzichten, technieken en werkwijzen die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering.
Het gehele uitvoerings- en handhavingsbeleid geeft ten minste inzicht in:
-
De prioriteiten bij de uitvoering van voorgenomen activiteiten.
-
De methodiek die de gemeente gebruikt om te bepalen of gestelde doelen worden bereikt.
-
De objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen voor en beslissingen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen.
-
De werkwijze bij vergunningverlening en het afhandelen van meldingen.
-
De afspraken die door de gemeente met de Omgevingsdienst en met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt.
-
De wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de gestelde doelen te bereiken.
-
De wijze waarop bestuurlijke sancties en de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen.
-
De wijze waarop de gemeente handelt na overtredingen die zijn begaan door of in naam van de eigen gemeente of van andere organen behorende tot de overheid.
In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden deze prioriteiten vertaald in daadwerkelijke activiteiten. Jaarlijks evalueren we de uitgevoerde inspanningen en toetsen we de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen. Doen we nog de juiste dingen op de juiste wijze of signaleren we ontwikkelingen die een aanpassing van het (ruimtelijke) beleid vragen? Het uitvoeringsprogramma, jaarverslag en de evaluatie worden toegestuurd aan de gemeenteraad.
4.4.2 Handhavingsopgave
Uit de planregeling volgt een directe opgave voor handhaving. Er zijn immers strijdige en illegale functies geconstateerd die ingevolge het bestemmingsplan dienen te worden beëindigd. Een aantal van deze gevallen zijn al bekend. Deze zijn naar voren gekomen tijdens het toezicht op verleende omgevingsvergunningen of wij zijn door burgers en bedrijven met klachten en meldingen of verzoeken om handhaving gewezen op overtredingen. Ook vanuit lopende projecten, opgenomen in de jaarlijks opgestelde uitvoeringsprogramma’s, volgt een opgave voor handhaving.
Van de bekende strijdige functies is beoordeeld of deze in het bestemmingsplan een positieve bestemming moeten krijgen. Indien dat het geval is dan is daarvoor een passende bestemming opgenomen. Indien dat noodzakelijk is dan krijgt de overtreder de mogelijkheid om alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen om de overtreding te legaliseren. Indien een strijdige functie geen positieve bestemming heeft gehad dan volgt uit de vaststelling van dit bestemmingsplan direct een handhavingsopgave.
Hoofdstuk 5 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
Dit is een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Alle ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2
5.1 Ruimtelijke Karakteristiek
5.1.1 Het plangebied in groter verband
Het plangebied ligt aan de noordwest kant van Amstelveen. Het plangebied betreft een drietal woonwijken, namelijk Patrimonium, Elsrijk en Randwijck. Binnen de wijken zijn enkele kantoorlocaties. De belangrijkste is het kantoorgebied in het zuidwesten van het plangebied. Hier is gevestigd het KLM-hoofdkantoor. De wijken kennen een groene setting door het Broerse Park, het heempark De Braak, het heempark J.P. Thijssepark, de sportvelden en een aantal groene singels.
5.1.2 Beschrijving deelgebieden
5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie/monumenten
Cultuurhistorie
Sinds 2014 zijn gemeenten wettelijk verplicht om cultuurhistorie op te nemen in de bestemmingsplannen (artikel 3.1.6 lid 5 sub a Bro). Dat gebeurt op de verbeelding en in de regels. De gemeente Amstelveen heeft behoefte aan een opname van cultuurhistorie in het grotere perspectief. De aandacht ligt niet langer alleen op behoud, maar veel meer op ontwikkeling, hergebruik en beleving. De objectgerichte benadering zoals deze de afgelopen jaren heeft geresulteerd in een monumentenlijst, wordt gecombineerd met een gebiedsgerichte benadering van de cultuurhistorie in meer algemene zin.
Cultuurhistorische waarde
Binnen dit plangebied zijn de volgende objecten aangewezen als culturele waarde:
-
Spoorlijn: op het tracé Amsterdam–Amstelveen-Bovenkerk loopt vanaf het Haarlemmermeerstation, langs het Zwarte Pad richting de kruising Handweg-Noorddammerlaan, nog steeds een museumtrammetje.
-
Oude Dorp Amstelveen: Binnen het gebied ligt het meest noordelijke deel van de oude dorpskern van Amstelveen, geïsoleerd gelegen door de aanleg van de A9.
-
Kerken: Heilige Sint Annakerk (ten noorden van de A9), Pauluskerk aan de Wolfert van Borsselenweg, Johanneskapel aan de Amsterdamseweg en De Kruiskerk in het verlengde van de Charlotte van Montpensierlaan.
-
Molens: molen De Dikkert aan de Amsterdamseweg.
-
Buitenplaatsen: buitenplaats ‘Braekrijck’ gelegen aan de oostzijde van de Amsterdamseweg.
-
Verdedigingswerken: schuilkelder aan de Wolfert van Borsselenweg.
Landschappelijke waarde
Het onverveende deel van het gebied Amstelveen Noord-west vertegenwoordigt een landschappelijke waarde zoals ook de dijklichaam Amsterdamseweg-Dorpsstraat, herkenbaar aan het hoger gelegen tracé aan de Amsterdamse/Amstelveense weg, Dorpsstraat, Handweg en Bovenkerkerweg.
Ook de volgende parken hebben een landschappelijke waarde binnen dit bestemmingsplan en zijn tevens een rijks- of gemeentelijk monument:
-
Broersepark.
-
Heempark de Braak.
-
Jac. P. Thijssepark.
-
Koos. J. Landwehrpark.
Archeologie
Sinds de vaststelling van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in 2007 heeft de gemeente Amstelveen haar archeologisch beleid en bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart in 2008 vastgesteld. Op deze archeologische beleidsadvieskaart is het grondgebied van Amstelveen onderverdeeld in verschillende verwachtingsgebieden. Elk verwachtingsgebied heeft zijn eigen oppervlaktecriterium en toegestane
verstoringsdiepte met betrekking tot toegestane bodemverstoring. Met de erfgoednota is het archeologiebeleid geactualiseerd.
Het plangebied in dit bestemmingsplan valt binnen verschillende regimes, zoals aangegeven op de archeologische verwachtingskaart.
Historische kern
Typerend voor de historische kernen en linten is dat ze historisch zijn gegroeid, en niet planmatig zijn ontwikkeld. De Amsterdamseweg is voor een groot deel een historische kern.
Dijklichaam
Het tracé van de Amsterdamseweg is aangeduid als ‘Dijklichaam’.
Onverveend bovenland
Het gebied rond de Poel en de Poeloevers bestaat uit onverveend bovenland.
Verveend en drooggemaakt
Het Amstelveens grondgebied ten oosten van de ringdijk rond de Middelpolder, heeft een lage archeologische verwachtingswaarde.
Monumenten
De gemeente Amstelveen telt 129 gemeentelijke monumenten, waarvan 41 binnen dit plangebied, 38 rijksmonumenten, waarvan 8 binnen dit plangebied, 1 provinciaal monument (weegbrug Amstelzijde), 1 rijksbeschermd stadsgezicht (Buurt over Ouderkerk) en 10 gemeentelijke beschermde stadsgezichten, waarvan 7 binnen dit plangebied.
Deze objecten zijn in het algemeen gebouwen, maar kunnen ook andere onroerende zaken zijn, zoals parken, hekwerken, pompen, gedenktekens of onderdelen van gebouwen. Tevens kunnen bij gebouwen behorende terreinen als monument worden aangemerkt.
Als een woning een monument is, heeft de monumentale bescherming betrekking op het gehele pand, dus zowel de voorkant, de achterkant als de binnenkant (interieur).
Bij een gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn alleen de gevels gericht naar de openbare ruimte beschermd. Denk aan de voorgevel en voordakvlak, en voor hoekwoningen ook de zijgevel.
Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig:
Rijksmonumenten:
-
Amsterdamseweg, nabij, de Braak, openbaar park met inheemse beplanting
-
Amsterdamseweg, nabij 212; banpaal
-
Amsterdamseweg 60; 62; 64; 66; twee dubbele woonhuizen
-
Amsterdamseweg 104A; (houtzaag)molen ‘De Dikkert’ met twee aangebouwde schuren
-
Amsterdamseweg 204; kantoorgebouw Van Leer’s Vatenfabriek met vrijstaande schoorsteen, portiersloge en parkaanleg.
-
Amsterdamseweg 419, 421 en 421a; bankgebouw voormalige incassobank
-
Van der Veerelaan 30a; Kruiskerk met twee dienstgebouwtjes en voorplein
-
Zuidelijke Hoornsloot, Prinses Irenelaan, Amsterdamseweg; Dr. J.P. Thijssepark, openbaar park met inheemse beplanting
De rijksmonumenten zijn terug te vinden in het Monumentenregister.
Gemeentelijke monumenten:
-
Amsterdamseweg 22; kerkgebouw Heilige Annakerk
-
Amsterdamseweg 24; vm H. Engelbewaarderschool
-
Amsterdamseweg tussen 44 en 60; Broersepark
-
Amsterdamseweg 273; vm Van Speykschool
-
Amsterdamseweg 283; vm villa
-
Amsterdamseweg tussen 297 en 311; Koos J. Landwehrpark, heempark
-
Amsterdamseweg 311; Johanneskapel
-
Amsterdamseweg 479 en 481; twee-onder-een-kap
-
Amsterdamseweg 485; In de Groene Hagedis
-
Amsterdamseweg 511; villa Aemstelle Bouw
-
Baljuwenlaan 2 en 4, Margriete van Clevel aan 16 en 18; vier woonhuizen
-
Baljuwenlaan 26; woonhuis.
-
Catharina van Clevelaan 28/ Margriete van Clevelaan 1 en 3; drie woonhuizen, gevelwand.
-
Catharina van Clevelaan 30 en 32/ Margriete van Clevelaan 2; drie woonhuizen, gevelwand
-
Catharina van Clevepark 10, Michiel de Ruyterschool
-
Catharina van Clevepark 12, trafostation
-
De Savornin Lohmanlaan 2, Prof J.H. Gunningschool
-
Dijkgravenlaan 1, 2, 3, 3A complex 4 woonhuizen, gevelwand
-
Eikenrodelaan 68; woonhuis
-
Graaf Aelbrechtlaan 138, 140; pastorie en kerkgebouw Apostolisch Genootschap
-
Heemraadschapslaan 23, 25 en 44; woonhuis
-
Keizer Karelweg 307-329; flatgebouw met 12 appartementen
-
Margaretha van Borsselenlaan 4/Rentmeesterslaan 65 t/m 68; gevels van 5
woon huizen -
Mr. Rendorplaan 32; vm pastorie bij Pauluskerk
-
Mr. Sixlaan 31; kosterswoning bij Pauluskerk
-
Molenweg nabij 39; transformatorhuisje
-
Nassaupark; zuil met bloembak
-
Parklaan 5 en 8; woonhuis en garage
-
Randwijcklaan 13; vm. Wijklokaal Nederduits Hervormde Gemeente (1932)
-
Willem van Beijerenlaan 27-29; 2-onder-1-kapwoning
-
Wolfert van Borsselenweg 92A en 92B; voormalig dubbele spoorwegwachterswoning en halte Karselaan ‘Post 33 T’
-
Wolfert van Borsselenweg 95; vm. landhuis, later woonhuis/kantoor
-
Wolfert van Borsselenweg 116; kerkgebouw Prot. Pauluskerk
De gemeentelijke monumenten zijn terug te vinden in onze monumentenlijst.
Gemeentelijke beschermde stadsgezichten:
Onderstaande woningen zijn reeds in 2009 aangewezen en geplaatst op de lijst van gemeentelijk beschermde stadsgezichten. De toenmalige Monumentenverordening (voorloper van de Erfgoedverordening) gaf niet de mogelijkheid gemeentelijk beschermde stadsgezichten aan te wijzen. Er werd daarom gekozen de woningen aan te wijzen als gemeentelijk monument met een voorgevelbescherming. Juridisch gezien leidt deze gang van zaken tot discussie. De regelgeving voor monumenten wijkt namelijk af van die van gemeentelijke beschermde stadsgezichten.
Juridisch moeten deze woningen als gemeentelijk monument behandeld worden, terwijl in de praktijk slechts rekening wordt gehouden met behoud van het straatgezicht. De door het Rijk bepaalde vergunningsvrije werkzaamheden zijn echter niet van toepassing op gemeentelijke monumenten maar wel op panden binnen een gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Dit zorgt voor onduidelijkheid en ontevredenheid bij bewoners, en moet worden rechtgezet voor alle gemeentelijke beschermde stadsgezichten die voor 2010 zijn aangewezen.
Sinds de Erfgoedverordening vastgesteld in 2010 is het wel mogelijk beschermde
stadsgezichten aan te wijzen. Dit is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Voorafgaande aan deze aanwijzing zal het college van b&w de monumentenstatus van de woningen laten afvoeren. Panden met een beschermde stadsgezicht moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan (Erfgoedverordening, artikel 18 lid 5). In dit voorontwerpbestemmingsplan hebben we, vooruitlopend op de besluitvorming, de panden met een beschermde stadsgezicht opgenomen op de verbeelding met een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente', en zijn de redengevende beschrijvingen als bijlage bij deze toelichting opgenomen (zie Bijlage 1).
Het betreft de onderstaande panden en gebied:
-
Patrimoniumlaan 1-85, 4-58 en Spoorlaan 19-26; complex 79 woningen
-
Plantsoen Laanhorn 1 t/m 22; complex 22 woningen
-
Boekenrodelaan 2-18; complex 9 woonhuizen
-
Catharina van Clevepark 1-29 met Rentmeesterslaan 69 en 70; complex van 17 woonhuizen
-
Catharina van Clevepark 30-40; complex van 6 appartementen
-
Claes Persijnlaan 2-12 met De Ruwiellaan 15-19 (even en oneven), De Ruyschlaan 195-205 en Dijkgravenlaan 17-21 (even en oneven); complex 24 woonhuizen
-
Nassaupark 1-8; complex 8 woningen
-
Elsrijk West
5.2 Functioneel Gebruik
5.2.1 Wonen
In 2016 telde Amstelveen 43302 woningen.
In de wijk Patrimonium zijn 1415 woningen aanwezig waarvan 71% eengezinswoningen en 27% meergezinswoningen.
In de wijk Elsrijk zijn 4471 woningen aanwezig.
In Elsrijk-Oost zijn 2649 woningen aanwezig waarvan 39% eengezinswoningen en 58% meergezinswoningen.
In Elsrijk-West zijn 1822 woningen aanwezig waarvan 82% eengezinswoningen en 18% meergezinswoningen.
In de wijk Randwijck zijn 2508 woningen aanwezig waarvan 57% eengezinswoningen en 42% meergezinswoningen.
5.2.2 Detailhandel
De gemeente ambieert een goed voorzieningenniveau te bieden aan haar inwoners en tegelijk economisch gezonde bedrijven te hebben die kunnen voorzien in de behoefte van de bewoners van Amstelveen.
Het plangebied kent geen echte winkelcentra, maar meer zogenaamde winkelstrips met divers aanbod zoals op de Amsterdamseweg, de Rembrandtweg ter hoogte van de Texelstraat, en de kleinere winkelstrips verspreid over het plangebied.
Patrimonium
Het winkellint aan de Amsterdamseweg Zuid is naar aantal winkels bezien van behoorlijke omvang. Het telt drie supermarkten, 2 grotere en 1 natuurwinkel.
Elsrijk
In Elsrijk zitten een drietal kleine winkelstripjes. Op de Rembrandtweg bevindt zich ter hoogte van Zonnestein een strip met enkele winkels. Op de Beerebijt zitten enkele winkels en op de Karel Doormanweg zit nog 1 winkel (en een kinderdagverblijf). De rest is horeca.
Randwijck
Op de Amsterdamseweg zitten ook wat winkels tussen de commerciële dienstverlening in. Het gebied is moeilijk te karakteriseren. Er is een aantal specialistische, hoogwaardige zaken. Een boodschappenfunctie heeft het winkelgebied niet. Het type winkels enerzijds, en anderzijds het feit dat de winkels niet aaneengesloten liggen, maar in concentraties met soms behoorlijke afstand ertussen, werkt in de hand dat het gebied niet als geheel bezocht zal worden en geen verblijfsfunctie heeft. Omdat de tussenliggende panden een woonbestemming hebben, kan hierin niet of nauwelijks verbetering worden gebracht.
Er zit een concentratie van diverse winkels op de Rembrandtweg, ter hoogte van de Texelstraat, met een supermarkt.
Op de Bourgondischelaan is een kleine plint aanwezig met een supermarkt en een kapper.
Verder zitten er in de woonwijk, tussen de woningen, nog een winkeltje. Deze heeft binnen de woonbestemming een nadere aanduiding dat detailhandel is toegestaan.
5.2.3 Bedrijven
De veelal kleinschalige bedrijven zijn verspreid over het plangebied zonder een duidelijke samenhang. Het gaat om bedrijven die uit oogpunt van milieucategorie (1 en 2) passend zijn in de nabijheid van woningen. Tevens zijn er op diverse locaties in het plangebied kleinschalige bedrijfjes aanwezig in garageboxen.
5.2.4 Kantoren
Binnen het plangebied zit nog 1 groot kantorencomplex. Het betreft in de zuidwesthoek het hoofdkantoor van de KLM. Door langdurige kantoren leegstand is een kantoor aan de Amsterdamseweg ten zuiden van het heempark De Braak deels getransformeerd naar een internationale school. In de twee andere kantoorpanden op het terrein zitten nog diverse ondernemingen. Aan de Bella Donna staat een duurzaam kantoorgebouw, 'het paviljoen', welke in 2014 is opgeleverd. Op drie locaties aan de Van Heuven Goedhartlaan zitten kantorencomplexen waarin diverse ondernemingen gevestigd zijn, 1 daarvan zal op termijn worden gesloopt. Daar zal een woontoren voor terugkomen. Daarnaast zijn een tiental kleine kantoren verspreid binnen het plangebied. Binnen de winkelstrippen zijn eveneens enkele kantoren aanwezig.
5.2.5 Maatschappelijke functies
Binnen het plangebied zijn de volgende maatschappelijke functies: scholen, kinderopvang, medische praktijken, religieuze instellingen en overige instellingen waaronder culturele instellingen en instellingen voor sociaal- cultureel werk. De scholen zijn verdeeld in basisonderwijs, voortgezet onderwijs, internationale school, alsmede beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Een andere verdeling is openbaar, niet-openbaar en algemeen bijzonder onderwijs. Deze functies zitten door het gehele plangebied.
5.2.6 Verkeer en vervoer
De Beneluxbaan, ten oosten van het plangebied buiten dit bestemmingsplan gelegen, is een gebiedsontsluitingsweg (max. 50 of 70 km/uur). De Amsterdamseweg, Rembrandtweg, Graaf Aelbrechtlaan, Graaf Florislaan, Keizer Karelweg, Laan Rozenburg, Laan Walcheren (gedeeltelijk), Molenweg, Mr. G. Groen van Prinstererlaan, Van Heuven Goedhartlaan en Zonnestein (gedeeltelijk) zijn wijkontsluitingswegen (max. 50 km/uur). Alle overige wegen zijn erftoegangswegen en verblijfsgebied (max. 30 of 50 km/uur). Het beleid is om zoveel mogelijk de erftoegangswegen in te richten als 30 km gebied.
Verkeersafwikkeling
Om de verkeersafwikkeling in Amstelveen te waarborgen en te verbeteren wordt
gebruikt gemaakt van verkeersregelinstallaties (VRI’s). Alle VRI’s in Amstelveen regelen verkeersafhankelijk, waardoor men zo min mogelijk ‘voor niets’ hoeft te wachten.
Desalniettemin is het soms efficiënter voor de verkeersafwikkeling om verkeerslichten te
verwijderen en bijvoorbeeld te vervangen door een rotonde of door een ongeregelde
kruising. Soms kan de verkeersafwikkeling worden verbeterd door extra rijstroken toe te voegen, of zelfs nieuwe wegen aan te leggen, waardoor de rijtijd wordt verkort.
Fietspaden
Amstelveen heeft een goed en uitgebreid netwerk van fietspaden. Toch wordt er relatief
weinig gefietst. Om fietspaden veiliger te maken en om het fietsen te stimuleren
proberen we zo veel mogelijk fietspaden te voorzien van gesloten verharding (asfalt of
aaneengesloten beton), obstakels zoals paaltjes zo veel mogelijk te verwijderen,
ontbrekende verbindingen aan te leggen, brede fietsstroken te realiseren en wachttijden
bij kruispunten te minimaliseren.
Openbaar vervoer
Bus
Amstelveen is per bus. Verschillende vervoerders rijden met hun bussen door Amstelveen. In het stadshart ligt een groot, modern busstation waar de meeste lijnen langskomen.
Amstelveenlijn
Net ten oosten van het plangebied ligt de Amstelveenlijn. De Amstelveenlijn is één van de belangrijkste slagaders van het openbaar vervoer in de regio. Op 12 maart 2013 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam de voorkeursvariant van de Amstelveenlijn vastgesteld. De Amstelveenlijn wordt betrouwbaarder, sneller en comfortabeler. De metrolijn 51 zal tot maart 2019 rijden. De vernieuwde Amstelveenlijn gaat medio 2021 in gebruik worden genomen en wordt een tramverbinding tussen Westwijk en station Amsterdam Zuid.
Museumtramlijn
Door het plangebied loopt een museumtramlijn van station Haarlemmermeer te Amsterdam naar Bovenkerk. Deze museumtramlijn is alleen in gebruik gedurende de zomermaanden op zaterdag en zondagen en op woensdagmiddagen.
Parkeren
Er heest een behoorlijke parkeerdruk aan de noordzijde van Amstelveen, grenzend aan Amsterdam en rond het stadshart. Om die reden is in dit plangebied is op 3 plekken betaald parkeren ingevoerd.
Ook geldt er op een paar locaties een blauwe zone. Dit is vooral in de nabijheid van winkels en maatschappelijke bestemmingen zoals een huisartsenpraktijk.
5.2.7 Horeca
Zelfstandige horeca is als zodanig bestemd en vooral te vinden aan de Amsterdamseweg en bij winkelconcentraties. Daghoreca is in de winkelgebieden toegestaan en dienen als versterking van deze concentratiegebieden. Ondergeschikte horeca is, onder voorwaarden, binnen veel bestemmingen toegestaan en mag alleen ten dienste van de hoofdbestemming functioneren.
5.2.8 Veiligheid
Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3.5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).
Hoofdstuk 6 Beleidskader
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.
6.2 Rijksbeleid
6.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
-
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
-
de bereikbaarheid verbeteren;
-
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet'). Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei, aansluitend op de woonwensen van mensen. Bij beheer en ontwikkeling van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid. Het Rijk vindt de stedelijke regio's van mainports, brainport, greenports en valleys van nationale betekenis. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang zoals de Zuidas en Structuurvisie Mainport Schiphol Amsterdam Haarlemmermeer worden doorgezet. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen, zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar nieuwe vormen van financiering.
Bereikbaarheid verbeteren
Om de bereikbaarheid te verbeteren, zet het Rijk in op investeren, innoveren en instandhouden. Het Rijk geeft vanuit het verlengde Infrastructuurfonds na 2020 prioriteit aan het oplossen van bereikbaarheidsknelpunten voor de main-, brain- en greenports.
Bij het verbeteren van de bereikbaarheid wordt sterk gelet op het samenspel tussen alle modaliteiten in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling.
Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zo veel mogelijk gescheiden. In de Randstad wordt voor snelwegen de standaard 2x4 rijstroken Op het spoor kunnen reizigers vanaf 2020 spoorboekloos reizen (op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur). Verder wordt veel geld uitgetrokken voor wegenonderhoud. Daarnaast wordt er innovatief omgegaan met benutting van infrastructuur, zoals ruimere openstelling spitsstroken, introductie intelligente transportsystemen en afspraken met werkgevers over terugdringen woon- werkverkeer.
Juridische doorwerking
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) definieert de beleidsverantwoordelijkheid van het rijk inzake de ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze verantwoordelijkheid zal betrekking hebben op basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; (inter)nationale hoofdnetten en ruimtelijke voorwaarden voor versterking van de economische structuur. De structuurvisie moet de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040 vervangen.
De nationale belangen uit de structuurvisie worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb komt in de plaats van de eerdere ontwerp-Amvb Ruimte die in 2009 aan de Tweede kamer is aangeboden. De Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Amvb is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' Amvb en deels uit nieuwe onderwerpen.
De Amvb is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. De Amvb Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.
Conclusie
Naast de verbreding van de A9 en het vernieuwen van de Amstelveenlijn, beide net buiten het plangebied, hebben geen van de in het Barro geregelde onderwerpen invloed op het onderhavige plangebied en bestemmingsregelingen.
6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002)
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) dat hoort bij de Wet luchtvaart zijn
ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Op gronden
zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit
gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking
tot bebouwing en gebruik van bebouwing en bouwhoogten. Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.
Op 1 januari 2018 is een nieuwe versie van het LIB van kracht is geworden. Gemeenten hebben daarin meer ruimte gekregen voor een afweging tussen enerzijds het beperkt houden van de hinder door luchtvaartgeluid en anderzijds woningbouw. De 20Ke-contour is nu ook in het LIB opgenomen als LIB 5-gebied.
De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen
bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel
de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied
binnen de 20 Ke-contour gelden geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.
Conclusie
Het plangebied valt binnen de invloedzones van luchthaven Schiphol. Een klein deel in het noorden van het plangebied voorziet in een gebiedsaanduiding waar geen nieuwe gebouwen mogen worden gerealiseerd zonder vvgb, behoudens bestaand gebruik (rood). Daaromheen zit een gebiedsaanduiding waar geen geluidsgevoelige gebouwen (zoals woningen/scholen e.d. zijn toegestaan zonder vvgb, behoudens bestaand gebruik (geel). Deze belemmering loopt ook ten noorden van de A9.
Op het gehele plangebied ligt een gebiedsaanduiding ten behoeve van de hoogtebeperkingen (toets- en radarhoogten) en beperkingen voor vogelaantrekkende bestemmingen. Er mogen geen gebouwen of bouwwerken worden gerealiseerd die hoger zijn dan op Bijlage 1 en Bijlage 2 behorende bij de planregels staat aangegeven. Hier wordt aan voldaan. Tevens zijn binnen het plangebied geen bestemmingen aanwezig die een vogelaantrekkende werking hebben. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Luchthavenindelingsbesluit (zie ook 6.3.3.1).
6.2.3 Ladder duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit bestemmingsplan is 1 ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt middels dit bestemmingsplan. Aan de dr. Schaepmanlaan wordt 1 woning mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied waardoor geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Regionaal Actieprogramma wonen
Middels de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma Wonen op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.
Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten tekorten. Daarmee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond.
6.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
6.3.1 Omgevingsvisie NH 2050
De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
In de omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.
Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.
De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt:
-
Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland.
-
In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
-
Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.
Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities:
-
Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
-
Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt.
-
De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Per project wordt door de gemeente Amstelveen bekeken hoe bij de ambities van de provincie kan worden aangesloten. De duurzaamheidambitie bij de nieuwe woningen is een 'Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG)'. De woningen worden gerealiseerd zonder gasaansluiting. De beoogde nieuwe woningen moeten duurzaam gebouw worden. Dit houdt onder andere in: minder energiegebruik, ecologisch verantwoord en duurzame materialen.
6.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Gedeputeerde Staten heeft de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld.
Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen
geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels
voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen binnen
het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor
het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is
(Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's
die betrekking hebben op Natuurnetwerk Nederland (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte
(Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).
Regels voor het gehele grondgebied
Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1,
onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in
overeenstemming is met regionale afspraken. Gedeputeerde Staten hebben nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te
concretiseren. Uitgangspunt is dat de regionale afspraken zijn gebaseerd op het
Regionaal Actie Programma Wonen (RAP).
Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen
binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het BSG. Tot BSG wordt gerekend het gebied
als bedoeld in artikel 1.1.1 onder h. van het Besluit ruimtelijke ordening: 'bestaand
stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening,
bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal
culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat binnen de 20 Ke-contour,
dient in de bestemmingsplantoelichting rekenschap te worden gegeven van het feit dat
op de locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen
vermeld die er toe hebben geleid dat op de locatie nieuwe woningen worden bestemd,
alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid
hieromtrent.
Regels met betrekking tot energie
Artikel 33 van de PRV stelt dat bestemmingsplannen voor onder andere woningbouw
dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan (inzet van)
energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het
gebruik van restwarmte , Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie en
biomassa. Daarnaast dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling aan eisen van duurzaam
bouwen te voldoen.
Conclusie
Het plangebied grenst aan Natuurnetwerk Nederland (Amsterdamse bos) en ligt buiten het gebied waar aardkundige waarden van toepassing is. Binnen het plangebied ligt een regionale waterkering welke met een dubbelbestemming is opgenomen op de plankaart. Het bestemmingsplan ligt voor een groot deel binnen de 20Ke-contour.
20Ke-contour
Nieuwbouwwoning
De woningbouwontwikkeling hoeft gezien haar omvang (1 grondgebonden woning)
niet te worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling maar ligt wel binnen de 20 Ke-contour. Ter plaatse van de projectlocatie zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan maatschappelijke voorzieningen en stedelijk groen toegestaan. Dergelijke voorzieningen en gronden vallen onder BSG. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 5e van de PRV. Voor de wijze waarop rekenschap worden gegeven verwijzen we naar paragraaf 6.3.3.
Paragraaf 7.8 van deze toelichting gaat in op de wijze waarop met het aspect energie
en duurzaam bouwen wordt omgegaan.
6.3.3 Wonen en vliegen 20 Ke-contour
Zoals in paragraaf 6.2.2 is toegelicht is per 1 januari 2018 een wijziging van het Lib op het gebied van externe veiligheid en geluid in werking getreden. Onder het nieuwe regime hebben gemeenten in bestaand stedelijk gebied in zone 4 een eigen bevoegdheid om te besluiten over bouwplannen tot een maximum van 25 woningen per plan. Ook is de 20 Ke-contour in het Lib verankerd. Voor het gebied binnen de 20 Ke (en buiten zone 4) worden in bestaand stedelijk gebied geen beperkingen opgelegd. In landelijk gebied is een verbod op nieuwe woningbouwlocaties.
In de vorige paragraaf is onderbouwd dat de locatie gerekend moet worden tot bestaand
stedelijk gebied. In samenhang met de ruimte voor woningbouw binnen de 20
Ke-contour zijn een aantal bestuurlijke afspraken gemaakt in het kader van het
SMASH-traject:
-
De gemeente maakt een transparante afweging van woningbouw binnen de 20 Ke-contour in het bestemmingsplan;
-
De gemeente bewaakt de zorg voor een deugdelijke en objectieve informatievoorziening richting toekomstige gebruikers;
-
De gemeente neemt verantwoordelijkheid voor klachtenafhandeling;
-
De luchtvaartsector wordt gevrijwaard van extra kosten.
Het eerste onderdeel is van belang voor ruimtelijke procedures en geeft betekenis aan
het zogenaamde 'rekenschap geven' dat is verankerd in artikel 5e lid 3 van de PRV. Over
de andere drie onderdelen worden in de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) nadere
afspraken gemaakt. Deze afspraken staan los van het planologische-juridische traject om
woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.
6.4 Gemeentelijk Beleid
6.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+
De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie
Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar
ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan
inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste
ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk
verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en
exploitatieplannen.
Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en
door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de
concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat
Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om
een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.
Een aantal thematische uitgangspunten zijn relevant voor dit plangebied.
Verkeer en Openbaar Vervoer
Het Amstelveense verkeersysteem nadert zijn grenzen terwijl een goede bereikbaarheid essentieel is voor de aantrekkingskracht en leefbaarheid van de gemeente. Daarom zal Amstelveen fors moeten investeren in infrastructuur en het verbeteren van het openbaar vervoer. Ontwikkelingen hieromtrent die het plangebied raken zijn de verbreding van de A9 (zuidelijke begrenzing) en de optimalisatie van de HOV-verbinding naar Amsterdam-Bijlmer.
Wonen
Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet
worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief
hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijk, landelijk als
suburbane woonmilieus. Voor verschillende doelgroepen kan deze ontwikkelingslocatie
een aantrekkelijk woonmilieu vormen. Hierdoor komt de doorstroming weer op gang.
Daarnaast wordt ingezet op de verduurzaming van de woningvoorraad.
Binnen het plangebied zal het vooral gaan om herontwikkeling van bestaand vastgoed zoals aan de Vlielandstraat, Biesbosch en Zonnestein/van Heuven Goedhartlaan. Ook vindt er kleinschalige ontwikkeling plaats zoals aan de Zonnestein 64/66 waar in totaal 9 vrijstaande woningen zullen worden gerealiseerd.
Werken
Aantrekkelijke werkmilieus zijn een belangrijk onderdeel van het Amstelveense economisch beleid: om de economische structuur te versterken, om een evenwichtige en duurzame economische groei te bevorderen en om de diversiteit in de Amstelveense bedrijvigheid of de directe regio te vergroten. Dit plangebied kent een aantal kleinere bedrijventerreinen en een aantal kantorenlocaties.
Voorzieningen
Amstelveen streeft naar een optimalisering van het voorzieningenaanbod dat nodig is om het wonen en werken in de gemeente aantrekkelijk te maken. Voorzieningen zijn over het algemeen vooral binnen bebouwd gebied gewenst om het aantal verkeersbewegingen te minimaliseren. Het plangebied kent diverse winkelstrips, commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Ook zijn er sportvoorzieningen aanwezig zoals voetbal en tennis.
Duurzame ruimte
Dit thema is tweeledig. Enerzijds gaat het over ruimte scheppen voor duurzame oplossingen boven of onder de grond zoals WKO en windenergie. Anderzijds gaat het om het duurzaam ordenen en gebruiken van de ruimte: de juiste functie op de juiste plek. Voor dit plangebied voorziet de gemeente geen grootschalige windenergieopwekking. Nieuwbouwprojecten worden zo veel mogelijk aardgasloos gebouwd. Dit wordt nu ook opgelegd door de wet VET (Voortgang Energietransitie) die vanaf 1 juli 2018 van kracht is. Met deze wet vervalt de plicht om nieuwe woningen aan te sluiten op aardgas. Voor wat betreft duurzaam ruimtegebruik wordt er binnen een ruimtelijke kwaliteitskader gezocht naar slim en zuinig ruimtegebruik.
Uitvoeringsparagraaf
Gelijktijdig met de Structuurvisie heeft de gemeenteraad de uitvoeringsparagraaf vastgesteld. Hierin is aangeven op welke wijze verschillende projecten en programma's die voorvloeien uit de structuurvisie in uitvoering worden gebracht. De ruimtelijke besluitvorming, indien aan de orde, heeft plaatsgevonden en is conform bestemd.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie en biedt waar mogelijk aanknopingspunten voor het verder in uitvoering brengen van de verschillende beleidsdoelstellingen, projecten en programma's.
6.4.2 Amstelveense verkeers en vervoersvisie (oktober 2008)
De Amstelveense Verkeers- en Vervoersvisie (oktober 2008) telt acht ambities voor de mate van bereikbaarheid, kwaliteit van de leefbaarheid en gewenste verkeersveiligheid. de gemeente werkt er aan om deze ambities tussen nu en 2025 gestalte te geven.
Kwetsbare verkeersdeelnemers centraal in woonwijken;
-
Amstelveen beschikt in 2025 over een hoogwaardige OV-verbinding;
-
Fietsers krijgen zoveel mogelijk voorrang;
-
Speciale routes voor vrachtverkeer;
-
Doorgaand verkeer buiten Amstelveen
-
Verkeerseducatie voor alle leeftijden;
-
Milieuvriendelijke voertuigen.
Niet alle ambities zijn relevant voor het plangebied of zijn ruimtelijk relevant. De derde ambitie is te werken aan een kernnet van hoogwaardige, herkenbare, comfortabele, directe en (sociaal) veilige fietsroutes, dat aansluit op het regionale fietsnetwerk. een dergelijk netwerk moet concurreren met het openbaar vervoer of de auto, maar ook zorgen voor een recreatieve toevoeging in het landelijk gebied.
Uitvoeringsprogramma Verkeer 2015-2018
Aansluitend op de Verkeers- en vervoersvisie heeft de gemeenteraad op 30 september 2015 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin worden de speerpunten voor de periode tot 2018 beschreven en een indicatieve lijst met concrete projecten en werkzaamheden.
Nota Fiets 2006
Als afgeleide van de verkeers- en vervoersvisie heeft Amstelveen een specifiek fietsbeleid vastgesteld; Nota Fiets (maart 2006). De nota verwoordt het fietsbeleid. De nota bevat beleidsuitgangspunten, beleidsvoornemens en concrete maatregelen om de kwaliteit van het fietsnetwerk te verhogen, alsmede het gebruik ervan. Tevens is hierin het hoofdnetwerk voor het fietsverkeer vastgesteld. De gemeente Amstelveen geeft prioriteit aan de kwaliteitsverbetering van de hoofdfietsroutes.
Conclusie
Voorzover voor de verkeerskundige ingrepen geen extra ruimtebeslag benodigd is, zal dit plaats kunnen vinden binnen de verkeersbestemming.
6.4.3 Nota Parkeernormen 2016
Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2016'
vastgesteld. Deze nota vervangt de parkeernormen uit de Parkeernota 2005-2010.
De nieuwe landelijke richtlijnen van de CROW zijn aanleiding voor het actualiseren van
de oude normen. De normen uit de parkeernota 2005 dateren uit 2004 en zijn op
bepaalde onderdelen niet meer actueel. Bij de toetsing van bouwplannen blijkt vaak dat
de oude parkeernormen niet meer hanteerbaar zijn.
Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke
ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt
gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende
'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen
parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel
dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de
beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat
betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt
getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het
beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor
kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden
aan de meest actuele parkeernormen.
Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
-
Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
-
Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.
-
De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.
-
Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.
Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van
eisen van deze projecten wordt aan deze normen vastgehouden.
Conclusie
In het bestemmingsplan worden de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen van toepassing verklaard. Hierbij is het uitgangspunt dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost.
6.4.4 Horecabeleid
In 2008 is de horecanota 2008-2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Inmiddels wordt al enige jaren gewerkt met dit horecabeleid en zijn de uitgangspunten van het vastgestelde horecabeleid niet gewijzigd.
De doelstelling van het gemeentelijk horecabeleid is als volgt geformuleerd:
"Het horecabeleid van de gemeente Amstelveen heeft tot doel de huidige en toekomstige ontwikkelingen van de Amstelveense horecasector in beeld te brengen en op basis daarvan gemeentelijk beleid te formuleren. Dit beleid dient te resulteren in richtlijnen (en toetsingscriteria) voor de verlening van de gemeentelijke vergunningen en ontheffingen waarover de horeca-inrichtingen dienen te beschikken inclusief voorstellen tot vermindering van de administratieve lastendruk waarmee horecaondernemers te maken hebben”.
In de horecanota is deze doelstelling verder uitgewerkt en uitgebouwd. Daarbij is aandacht besteed aan:
-
de huidige situatie met betrekking tot de horeca in Amstelveen;
-
de trends en ontwikkelingen;
-
beleid ten aanzien van de horeca voor de komende jaren;
-
de uitvoering en handhaving.
De gemeente Amstelveen zet steeds meer in op deregulering en vermindering van administratieve lasten ten gunste van ondernemers. Daarnaast blijken bepaalde regels in de praktijk niet voldoende duidelijk. Om die reden is de uitvoeringskader horeca 2015 vastgesteld. In dit uitvoeringskader wordt aandacht besteed aan deregulering en aan enkele vereenvoudigingen en verduidelijkingen van de uitvoeringsregels voor horeca.
De Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) stelt regels omtrent horeca-exploitatie. De APV wordt op basis van dit uitvoeringskader aangepast, waarbij het uitgangspunt is dat waar mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de model APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG).
Conclusie
De laatste jaren is de behoefte aan ondergeschikte horeca toegenomen. Ondergeschikte horeca is horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie volgens het bestemmingsplan en de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of complementeert. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie gelet op het vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting. Dit betreft bijvoorbeeld een koffiecorner bij een bakker.
Het uitgangspunt is dat deze vorm van horeca een minimale invloed heeft op de woon- en leefsituatie in de omgeving en er geen risico is voor de openbare orde. Deze vorm van horeca wordt daarom net als in Amsterdam vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht. In het bestemmingsplan is daarom ondergeschikte horeca binnen heel veel bestemmingen toegestaan.
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende categorieën horeca. De laagste, oftewel de minst belastende, categorie is horecacategorie I. Deze categorie betreft daghoreca. Aangezien daghoreca goed samengaat met detailhandel en dienstverlenende bedrijven in winkelcentra en winkelstrips is deze categorie overal toegestaan bij winkelcentra en -strips.
Andere horecabestemmingen zoals restaurants, café's, hotels en dancings zijn of als zodanig vastgelegd op de verbeelding (hotel en dancing) of is aan maximaal aantal m2 gebonden (restaurant en café's).
6.4.5 Ruimte voor groen; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018
In september 2008 is het geactualiseerde Groenstructuurplan 'Ruimte voor Groen' vastgesteld. Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in ontwikkeling. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur.
In plan Ruimte voor Groen zijn de volgende zaken vastgelegd:
-
De ambitie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur;
-
Het behouden en waar mogelijk versterken van het groen in Amstelveen zowel in de bebouwde kom als in het buitengebied in omvang en/of in kwaliteit door het vaststellen van structuur en beeldbepalende delen van het Amstelveense groen;
-
De bijzondere karakteristiek alsmede de functionele betekenis van de groenstructuur;
-
Een heldere groenvisie op hoofdlijnen op basis waarvan bij ruimtelijke ingrepen goed afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt;
-
Concrete actiepunten die bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van de groenstructuur in al haar facetten.
Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen. De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied.
Beschrijving plangebied
Groenstructuur
Het bovenwijks groen van de hoofdgroenstructuur bestaat vooral uit laanbeplanting. De stadsparken zoals het Broersepark, de Braak en het Thijssepark zijn dankzij hun betekenis voor Amstelveen en de ligging in de hoofdgroenstructuur onderdeel van de categorie bovenwijks groen. Belangrijke elementen van het wijkgroen zijn de parkstroken en het groen langs wijkontsluitingswegen. De wijkparken worden gerekend tot het wijkgroen.
6.4.6 Woonagenda 2015-2018
Op 9 maart 2016 heeft de raad de Amstelveense woonagenda vastgesteld.
De aanleiding hiervoor is dat de gemeente in trek is als woongemeente. Door de beperkingen van natuur, landschap en het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB) kan de gemeente nog maar een beperkt aantal woningen bouwen. Transformatie van bestaande functies naar wonen en stedelijke vernieuwing van wat oudere wijken gaan de hoofdmoot van de bouwactiviteit in de gemeente vormen.
De volgende speerpunten staan centraal in de Woonagenda:
Positie in de stadsregio
De gemeente wil zijn positie in de regio versterken door uitbreiding van studentenhuisvesting en huisvesting voor verschillende expat-doelgroepen te realiseren, het aanbod en diversiteit van middeldure huurwoningen voor afgestudeerden versterken en het realiseren van hoogwaardige suburbane woonmilieus voor gezinnen.
Sociale voorraad
Er zijn voldoende sociale huurwoningen binnen de gemeente aanwezig. Deze bestaande woningvoorraad zal kwalitatief worden verbeterd en een deel zal aan de bewoners te koop worden aangeboden. Ook zal worden ingezet in gedifferentieerde woonwijken.
Doorstroming
Er worden geen nieuwe sociale huurwoningen gebouwd. Amstelveen wil scheefwonen tegen gaan door in het middeldure en dure segment meer woningen toe te voegen en in beperkte mate ook betaalbare koopwoningen aan te bieden.
6.4.7 Detailhandelsnota 2016-2020
De detailhandelsnota 2016-2020 biedt het kader voor de toekomstige ruimtelijke economische ontwikkelingen. Het belangrijkste doel is het verschaffen van duidelijkheid over de gewenste ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in de gemeente, en wel voor alle betrokken partijen zoals inwoners, ondernemers, pandeigenaren en ontwikkelaars. De nota dient als toetsingskader voor nieuwe initiatieven waar gemeentelijke goedkeuring of medewerking vereist is, maar heeft tevens tot doel marktpartijen te prikkelen in te spelen op de kansen die de Amstelveense markt hen biedt.
De detailhandelsnota gaat uit van de volgende ambities:
-
Het bieden van een goed en gevarieerd voorzieningenniveau voor inwoners, gelegen binnen een redelijk bereik;
-
Het beschikken over een representatief, aantrekkelijk en dynamisch Stadshart, dat zowel de eigen inwoners als de regio bedient;
-
Het behoud van een vitaal economisch winkelapparaat dat het vermogen heeft mee te groeien met de toekomstige uitdagingen.
Beschrijving plangebied
Amsterdamseweg Zuid: Winkelstraat die positie in belangrijke mate te danken heeft aan ligging aan een doorgaande weg. Uitbreidingsmogelijkheden zijn heel beperkt (persoonlijke verzorging, pinautomaat), maar winkelgebied kan de positie wel behouden. Dit is mede te danken aan publieksaantrekkende werking van de supermarkten. Vanwege de schaarste aan parkeerruimte wordt geen medewerking gegeven aan de bestaande vraag naar uitbreiding van het horeca-aanbod. Wel is er ruimte voor het verruimen van de bestemming naar dienstverlening en overige publiekgerichte functies.
Rembrandtweg Noord: De marktmogelijkheden voor het winkelgebied zijn goed, maar de ruimtelijke structuur brengt beperkingen met zich mee die niet eenvoudig kunnen worden opgelost. Bovendien is de bebouwing verouderd waardoor het gebied zijn commerciële uitstraling verliest. Toevoegen van enige daghoreca zal een stimulans geven. Verder speciaalzaken food aanvullen.
Amsterdamseweg Noord: Het bestaande aanbod van bedrijfsruimte zal intact blijven, maar een verdere vermenging met overige publiekgerichte functies ligt in de lijn der verwachting. Gebied leent zich niet voor verdere uitbreiding.
Beerebijt: Zal op termijn functie verliezen en op dat moment kan de winkelbestemming
worden geschrapt. Overige functies, zoals ambachtelijke bedrijvigheid of bezorgservice kunnen worden toegelaten.
Bourgondischelaan: Bestaande functie kan gehandhaafd blijven. Geen verdere uitbreiding toelaten.
Karel Doormanweg: Zal op termijn functie verliezen en dan kan de winkelbestemming worden geschrapt. Bestemming bedrijvigheid verruimen.
Rembrandtweg/Zonnestein: Heeft geen buurtfunctie meer en de winkelfunctie is ook langzaam aan het verdwijnen, alsdan kan de winkelbestemming worden geschrapt. Bestemming bedrijvigheid zou daarbij moeten worden verruimd.
6.4.8 Sportnota Amstelveen 2013-2020
De gemeente Amstelveen stimuleert haar inwoners de komende jaren meer te bewegen en sporten. Sport is goed voor de gezondheid, de sociale contacten en het vestigingsklimaat van de stad. Na een periode van investeren in binnen- en buitensportaccommodaties zal de sportnota voor de periode tot 2020 vooral ingaan op het inhoudelijk sportbeleid en het formuleren van nieuwe ambities. Aanleiding hiervoor zijn veranderingen in de beoefening en beleving van sport, nieuwe behoeften en ambities van sportverenigingen en ontwikkelingen op andere beleidsterreinen.
De sportnota heeft een beperkte ruimtelijke relevantie. Gemeentelijk sportbeleid stond lange tijd gelijk aan sportaccommodatiebeleid. Dat ligt nu anders. Sportbeleid is meer dan accommodatiebeleid. Sportbeoefening is niet langer het primaat van de sportvereniging. Daarom is het ook niet langer vanzelfsprekend dat het accommodatiebeleid uitsluitend op sportverenigingen is toegesneden. De toename van het aantal anders georganiseerde sporters stelt andere eisen aan de inrichting van zowel accommodaties als de openbare ruimte. De gemeente beoogt een voldoende kwalitatief, hoogwaardig aanbod aan binnen- en buitensportaccommodaties in stand te houden dat toegankelijk is voor alle doelgroepen en gericht is op multifunctioneel gebruik. Dit multifunctionele gebruik bevordert de zelfredzaamheid van de bedrijfsvoering van de ondernemers op de sportparken. Tot slot vindt er een doorlopende monitoring van de behoefte naar accommodaties plaats.
6.4.9 Evenementenbeleid 2015
Jaarlijks vinden in onze stad vele evenementen plaats. Evenementen leveren een positieve bijdrage aan de samenleving van Amstelveen. Zij zorgen voor levendigheid en leefbaarheid van onze stad. Evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van Amstelveen en vergroten de sociale samenhang. Evenementen hebben ook een economische betekenis.
De doelstelling van het Amstelveense evenementenbeleid is meer ruimte te bieden aan evenementen door stimulerend en faciliterend op te treden, waarbij de balans tussen de levendigheid en leefbaarheid rondom evenementen goed in het oog wordt gehouden.
Het beleid is gericht op de pijlers:
-
stimuleren en faciliteren van evenementen door:
-
Het aanstellen van een evenementencoördinator
-
Deregulering evenementenvergunningen
-
Vereenvoudiging van de vergunningaanvragen
-
Promotie van evenementen
-
bewaken van de balans tussen levendigheid en leefbaarheid door:
-
Evenwichtig aanbod
-
Locatieprofielen
-
Verbeterde klachtenprocedure
Het college van B&W wil actieve steun gaan bieden aan recreatieve initiatieven van inwoners en ondernemers. Dat betekent meer handelingsvrijheid door deregulering van de gemeentelijke regelgeving, waarbij de balans tussen enerzijds het plezier en anderzijds de overlast van evenementen wordt gewaarborgd.
Naast het Evenementenbeleid is het Uitvoeringskader vastgesteld. Deze bevat eisen,
voorschriften en aandachtspunten met betrekking tot de organisatie, aanvraag
vergunning en formulering vergunningvoorwaarden.
Beschrijving plangebied
Binnen het plangebied zit openluchttheater Elsrijk. Deze dateert uit 1948 en is met behulp van vrijwilligers, Stichting Stadsdorp Elsrijk, uit de buurt sinds 2015 weer in gebruik genomen. Dit is één van de buurtinitiatieven die de gemeente Amstelveen heeft
ondersteund. Sinds mei 2018 is er ook een gebouwtje neergezet ten dienste van de openluchttheater. Deze locatie is niet specifiek aangewezen als evenementenlocatie en valt daardoor onder buurt- en wijkcentra en overigen locaties. Er kunnen volgens het beleid maximaal 7 evenementen per jaar worden gegeven in de wijk. De Stichting Stadsdorp Elsrijk heeft om uitbreiding gevraagd van het aantal evenementen. De locatie van het openluchttheater is aangeduid met een aanduiding "cultuur en ontspanning - theater".
6.4.10 Erfgoednota
Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de gemeenteraad. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden. Beleidsstukken van het Amstelveens erfgoed waren versnipperd en moeilijk vindbaar. Met de Erfgoednota is het gehele erfgoedbeleid weer actueel en overzichtelijk gebundeld.
In deze Erfgoednota beschrijft de gemeente de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed, vervolgens de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed en als laatste de middelen die we ter beschikking hebben om onze visie en ambitie waar te maken. Met cultureel erfgoed bedoelen we in deze nota het fysieke, veelal gebouwde en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met cultuurhistorische waarde.
Het gebied Amstelveen Noord-West bestaat uit de wijken Patrimonium, Randwijck en Elsrijk, en het meest noordelijke deel van de oude dorpskern Amstelveen.
In paragraaf 5.1.3 staat een toelichting geschreven over de aanwezige cultuurhistorische waarden, het beleid op gebied van archeologie en de aanwezige monumenten.
6.4.11 Energiebeleidsplan 2013-2016
Het energiebeleidsplan (27 mei 2009) gaf het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energieneutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij vanaf de beleidsperiode 2009-2012 en verder, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO 2 -uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen. Met het op 24 april 2013 vastgestelde Energiebeleidsplan 2013-2016 is deze ambitie herbevestigd waarbij in activiteiten meer focus is aangebracht.
6.4.12 Standplaatsenbeleid 2018
In dit beleidsstuk staan de regels waarbinnen de gemeente vergunningen voor standplaatsen kan afgeven of weigeren en om, indien van toepassing, te handhaven.
Uitgangspunten standplaatsenbeleid:
-
Maximumstelsel
-
De gemeente hanteert een maximumstelsel voor standplaatsen.
-
Mobiele inrichtingen
-
De mobiele verkoopinrichting dient elke avond te worden verwijderd en mag alleen gedurende de openingstijden van winkels zijn geopend.
-
Bestaande gevallen
-
Voor huidige vergunninghouders nog het oude beleid nog van toepassing (zgn. uitsterfconstructie)
-
Geen uitbreiding van het aantal vaste standplaatsen
In dit beleidsstuk zijn de locaties voor standplaatsen opgenomen. In dit bestemmingsplan zijn dat:
-
Amsterdamseweg/Wilhelminastraat
-
Amsterdamseweg/Vijverlaan
-
Amsterdamseweg/Bolwerk
-
Laan Walcheren/Rembrandtweg
-
Karel Doormanweg/van Heuven Goedhartlaan
Uit jurisprudentie is gebleken dat ondanks het tijdelijke karakter van standplaatsen er een definitieve planologische reservering noodzakelijk is. In dit bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden. De standplaatsen staan op de openbare weg binnen de verkeersdoeleinden. Deze worden ook als zodanig toegestaan binnen deze bestemming. In de begripsbepaling is een link gelegd naar de standplaatsenbeleid en de bijbehorende bijlagen waar staat vermeld op welke locaties de standplaatsen zijn toegestaan.
Hoofdstuk 7 Omgevingskwaliteit
7.1 Bodem
Wettelijk- en Beleidskader
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Aalsmeer/Amstelveen bereikt. Het 2e spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het 3e en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.
In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.
De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en resp. omgevingsplannen.
Provinciale milieuverordening
De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. Paragraaf 5.1.3 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed. Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd.
PLangebied
Bodemopbouw
De oorsprong van het plangebied is beschreven in paragraaf 5.1.3 over cultuurhistorie.
De bodem ter plaatse van de Bovenlanden bestaat oorspronkelijk uit veen. Omdat veen bestaat uit organisch materiaal vindt oxidatie plaats aan de lucht. Hierdoor daalt het maaiveld, uiteindelijk tot aan de grondwaterstand. Om de maaivelddaling te compenseren is de bodem in grote delen van Bovenland opgehoogd.
De bodem buiten de Bovenlanden bestaat hoofdzakelijk uit zeeklei. Deze is niet in het gehele gebied uniform. In de vorige eeuw is in grote delen van de Noorder Legmeerpolder grondverbetering toegepast. Hierbij is de zandige ondergrond m.b.v. een diepploeg omhoog gebracht en vermengd met de bovenliggende klei. Hierdoor is de bodem geschikt gemaakt voor akkerbouw. De bodem van de Bovenkerkerpolder bestaat voor een groot deel uit humeuze klei. In het zuid-oosten van de polder komt ook veen voor.
De wegen en taluds rondom de polders (m.u.v. de Randweg) zijn voormalige polderkades (= Bovenland) en bevatten een basis van veen. De wegen in het gebied zelf zijn voorzien van een zandbed. Ook het spoorbed van de voormalige spoorlijn bestaat uit aangebracht zand.
Het maaiveld van het plangebied kent een kleine variatie maar bevindt zich gemiddeld op –4,5 NAP, de Bovenlanden variëren tussen de -1,2 NAP (stedelijk gebied) en -2.2 NAP (Amsteldijk N en Z).
Bodemkwaliteit
Oorspronkelijk was het plangebied vrij van verontreiniging. Activiteiten die een locatie of deelgebied verdacht voor bodemverontreiniging maken betreffen o.a. de toepassing van erfverhardingen en - ophogingen, opslag en gebruik van (vloeibare) brandstoffen zoals huisbrandolie (huisbrandolie), het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de tuinbouw en het gebruik van asbesthoudende constructiedelen en beschoeiingen. Het overmatige gebruik van meststoffen in de glastuinbouw kan plaatselijk indirect geleid tot matige tot sterke verontreinigingen met nikkel in het grondwater.
In het bodembeleid wordt onderscheid gemaakt tussen puntbronnen en diffuse bronnen. Puntbronnen zijn beperkt van omvang (locatieniveau), te relateren aan (bedrijfs-)activiteiten en ruimtelijk te begrenzen. Afhankelijk van de gemiddelde concentratie, aard en omvang kan zo’n verontreiniging een risico voor het bodemgebruik vormen. Om het bodemgebruik te beschermen kan het nodig zijn de risico’s weg te nemen door de bodem te saneren of gebruiksbeperkingen op te legen.
Diffuse bronnen komen voor op een groter schaalniveau en zijn niet te herleiden tot een specifieke bron. Door de eigenschappen worden ophooglagen ook tot de diffuse verontreinigingen gerekend. Ook deze verontreinigingen kunnen tot risico’s voor het bodemgebruik leiden waardoor het nodig is om (plaatselijk) te saneren of gebruiksbeperkingen op te leggen.
De uitgangssituatie van het gebied is opgenomen in de regionale Nota bodembeheer, die is vastgesteld in 2013. De Nota bodembeheer 2013 is een instrument voor grondverzet. Het bevat geen beleid voor de beoordeling van ruimtelijke plannen. Uit de ontgravingskaart voor de bovengrond (0 tot 0,5 meter onder maaiveld) blijkt dat het plangebied de bodemkwaliteitsklasse Industrie, Wonen en Landbouw-Natuur heeft.
Ontgravingskaart
Op grond daarvan mag verwacht worden dat de ondergrond minimaal geschikt is voor dit gebruik.
Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van ruimtelijk plan komt onder druk door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. Dit kan leiden tot een negatief resultaat op de grondexploitatie.
Dit bestemmingsplan betreft een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan. Binnen het plangebied vindt één ontwikkelingen plaats voor het bouwen van een woning waarvoor een bodemonderzoek noodzakelijk is. Deze zal in het kader van de omgevingsvergunning worden uitgevoerd.
7.2 Water
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Wettelijk kader
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.
De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.
In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.
Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Stedelijk Waterplan
Het stedelijk waterplan (2008-2015) bevat maatregelen om het stedelijk water minimaal te laten voldoen aan de wettelijke eisen. In het kader van een inventarisatie is gebleken dat er geen tekort aan waterberging is in de huidige situatie. Het is echter wel wenselijk om meer waterberging te realiseren om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen te faciliteren. Hierop vooruitlopend is binnen de bestemming 'Groen' ook water mogelijk.
De ecologische waterkwaliteit voldoet niet aan de eisen. Het is wenselijk meer oevers te voorzien van een milieuvriendelijke oever en nieuwe oevers ecologisch in te richten. De ecologische kwaliteit wordt met name veroorzaakt door de inlaat van gebiedsvreemd water.
Waterbeheerplan
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het Coalitieakkoord, zodat hun gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met onze omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Nu het plan gereed is kan de uitvoering starten.
Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2015-2020
Vanuit de Wet milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente een verbrede zorgplicht voor afvalwater, voor hemelwater en grondwater. De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid door het inzamelen en afvoeren van afvalwater, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld.
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie
Het Deltaprogramma voor 2018 bevat voor het eerst een Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen versnelt en intensiveert.
Het doel van dit deltaplan is adaptatie te versnellen en te intensiveren, zodat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht
In het plan zijn 7 ambities opgenomen:
-
kwetsbaarheid in steden in beeld brengen middels een stresstest;
-
risicodialoog voeren op verschillende niveaus met gebiedspartners en een strategie opstellen;
-
uitvoerings- en investeringsagenda opstellen per regio;
-
het koppelen van uitvoeringsagenda met andere ruimtelijke opgaven (bijv. nieuwbouw en (groot)onderhoud);
-
stimuleren met financiële middelen en faciliteren middels het delen van kennis, instrumenten en ervaringen;
-
reguleren en borgen in beleid en regelgeving;
-
handelen bij calamiteiten indien er toch overlast en schade is bij extreme weerssituaties.
De ambities, afspraken en acties kunnen alleen gerealiseerd worden door intensief met elkaar samen te werken.
Plangebied
De Amsterdamseweg en de gronden ten westen ervan in de wijk Patrimonium vallen onder Hoogheemraadschap van Rijnland. De rest van de gronden vallen onder de regels van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV)
Waterkering
Binnen het plangebied liggen een aantal belangrijke waterkeringen. De Amsterdamseweg is een regionale waterkering tussen beide polders. Ook ligt er een secundaire waterkering met een binnenbeschermingszone deels op het oude spoortracé, Laan Walcheren en de Rentmeesterslaan.
Voor deze waterkeringen is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze zone heeft het waterschap AGV en Hoogheemraadschap van Rijnland beperkingen opgelegd.
Waterkwantiteit
Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met het beleid van de waterschappen. Een van de beleidsregels betreft het compenseren van toename verhard
oppervlak. Deze beleidsregels vormen het afwegingskader voor vergunningverlening: in
dit geval voor Watervergunningen op het gebied van aanleggen van verhard oppervlak
waardoor hemelwater niet in de bodem kan infiltreren. Deze beleidsregels gelden voor
situaties met aanleg van verhard oppervlak van meer dan 500 of 1000 vierkante meter. In de keur is bepaald, dat bij nieuwe bebouwing en aanleg van nieuwe verharding naast de bestaande wateroppervlakte extra open water zal worden toegevoegd ter grootte van
10% tot 15% van die verharding. Dat houdt in dat bij iedere nieuwbouwontwikkeling voldoende oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. Deze uitbreiding kan niet alleen in de openbare ruimte gezocht worden, maar zal bij voorkeur (in ieder geval gedeeltelijk) op eigen terrein opgelost moeten worden en anders hetzelfde peilgebied.
Alle hoofdwatergangen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen.
Dempen van water is in beginsel niet toegestaan. Voor het dempen van water gelden de regels van de Keur. Indien de waterschap akkoord gaat met demping zal er elders water gecompenseerd moeten worden.
Waterleiding
Binnen het plan liggen geen waterleidingen (WRK-leiding) die op basis van een
planologische regeling bescherming behoeven.
Riolering en hemelwaterafvoer
Het rioleringstelsel van het stedelijk gebied van Amstelveen bestaat grotendeels uit een
gemengd rioolstelsel.
Bij nieuwbouwprojecten wordt het vuilwater gescheiden van het hemelwater.
Tevens wordt er extra aandacht geschonken aan het voorkomen van verontreiniging van het regenwater, zoals:
-
het vermijden van onbehandelde uitlogende materialen zoals koper, zink en lood;
-
teerhoudende dakbedekking (PAK's) en van met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout in de bouw en bij de inrichting van de openbare ruimte.
7.3 Gebiedswaarde
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten.
Door de wet heeft de gemeente een nieuwe wettelijke taak gekregen: bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied. De aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet zelf de kosten dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, uitgaande van het principe 'De verstoorder betaalt'. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer de kosten onredelijk hoog zijn.
Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.
De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:
-
Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven;
-
De verplichting tot het doen van opgravingen;
-
Het werk laten begeleiden door een deskundige.
De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.
Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.
Archeologiebeleid gemeente Amstelveen
De gemeente Amstelveen heeft in 2008 haar archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria zijn verbonden.
De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als AMK-terrein (Archeologische Monumentenkaart). Dit zijn de op kaart paars gekleurde gebieden (Amsterdamseweg, oude dorp en voormalige buitenplaatsen langs de Amstel). Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. In de zones waar historische bebouwing heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg en Legmeerdijk, het gehele verhoogde dijklichaam langs de Amstel) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2. In de zone van het onverveend bovenland (langs de Amstel) en in de kreekruggen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder geldt dit bij bodemverstoringen groter dan 500 m2, en in het onverveend bovenland met recente ontwikkelingen bij 1000 m2. Het overgrote deel van Amstelveen bestaat uit verveend, drooggemaakt of met zand opgespoten gebied. Binnen dit gebied is de archeologische verwachtingswaarde dusdanig laag dat er geen criteria aan zijn verbonden.
Plangebied
Paragraaf 5.1.3 geeft inzicht in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming archeologie waarin voor de vier waarderegimes regels worden gesteld voor het doen van nader onderzoek bij bodemingrepen in geval van bouwen en uitvoeren van werken.
Het gebied aan de Dr. Schaepmanlaan is op de archeologische beleidsadvieskaart aangegeven als gebied ‘onverveend bovenland’. Hier geldt het criterium dat bij bodemverstorende werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1.000 M2 én dieper dan 30 cm onder bestaand maaiveld, inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Bij de bouw van een woonhuis zal dat oppervlaktecriterium niet overschreden worden.
Ook voor de beschermde dorps en stadsgezichten is een dubbelbestemming opgenomen waardoor de gevels gericht naar de openbare ruimte worden beschermd.
7.4 Geluid
Beleidskader
In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:
-
het heersende geluidsniveau;
-
het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;
-
cumulatie en compensatie.
Industrie algemeen
Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.
Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.
Wegverkeer
Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.
Luchtverkeer
Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.
Plangebied
Binnen het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig.
Het plangebied ligt ook niet binnen een geluidszone van een buiten het plangebied
gelegen industrieterrein.
Met betrekking tot het wegverkeerslawaai zijn er binnen het plangebied een aantal wegen
die aan weerszijde een geluidszone hebben liggen. Deze geluidszone geeft het akoestisch
aandachtsgebied weer. Dit is met name rond de doorgaande wegen en langs de A9. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/h en woonerven zijn niet gezoneerd.
Het noordelijk deel van het plangebied heeft een relevante geluidsbelasting vanwege
luchthaven Schiphol.
Dr Schaepmanlaan
Door Aveco de Bondt is een akoestisch rapport opgesteld voor de nieuwe woning aan de dr. Schaepmanlaan (zie Bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woning voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege 30 km/uur-wegen op de nieuwe woning en de geluidbelasting als gevolg van de nieuwe weg zijn ruimschoots lager dan de voorkeursgrenswaarde. Hiermee is in het kader van goede ruimtelijke ordening aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat geborgd is.
7.5 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
-
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
-
een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;
-
een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
-
een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.
Grenswaarden
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:
-
de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;
-
voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;
-
de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);
-
voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, zijn ook grenswaarden vastgesteld. Deze zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.
In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.
Plangebied
In algemeenheid kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in Amstelveen voldoet aan de
maximale grenswaarden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die
een nadere beoordeling hiervan nodig maakt.
Dr. Schaepmanlaan
De toevoeging van 1 nieuwe woning draagt volgens het Besluit niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens voor een 'niet in betekenende mate' toets bij nieuwbouw ligt bij 1500 woningen, ruim boven het aantal te bouwen woningen volgens het plan. Het plan draagt dus 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit.
7.6 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.
Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.
Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.
Besluit externe veiligheid transportroutes
Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op de vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.
Plangebied
A9
Bij nieuwe ontwikkelingen langs de A9 moet er gekeken worden naar eventuele groepsrisicotoenames tot een afstand van 200 meter ivm vervoer van gevaarlijke stoffen.
In dit geval maakt dit bestemmingsplan 1 nieuwe woning mogelijk binnen deze zone. Dit betekent een verwaarloosbare toename van het groepsrisico.
LPG vulpunt
Aan de Beneluxbaan ter hoogte van Kronenburg zitten 2 tankstations. Deze liggen buiten het plangebied. Het tankstation aan de oostzijde heeft een LPG vulpunt en heeft invloed op dit plangebied. Binnen het invloedsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en heeft deze dus geen invloed op het groepsrisico.
Invloedsgebied gasleiding
Gasleidingen
Er liggen 2 gasleidingen net buiten dit plangebied. De gasleiding ligt in Amsterdam, ten noorden van de Kalfjeslaan, en langs de Beneluxbaan. Binnen de inventarisatieafstand van deze leiding maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor zal het aantal aanwezige personen niet toenemen en heeft dus geen invloed op het groepsrisico.
Inventarisatieafstand gasleiding
7.7 Ecologie
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet
is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van
Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn,
Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten
van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat
soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het
beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden.
Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de
verbodsbepalingen.
Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn
bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de
ringslang en de grote modderkruiper.
De gemeente Amstelveen adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er
is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.
Plangebied
Het plangebied betreft een sterk verstedelijkt gebied met een aantal heemparken en heemgroen. In het verstedelijkte gebied is sprake van beperkte natuurwaarden. Dit neemt niet weg dat er beschermde planten en dieren kunnen voorkomen. Met name diverse vleermuissoorten, huismussen en gierzwaluwen zijn bekend in deze omgeving voor te komen en deze soorten en hun verblijfplaatsen zijn strikt beschermd.
De flora in de heemparken en het heemgroen zijn aangeplant door mensen en zijn daarom niet beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.
Het plangebied kent geen Natura 2000-gebieden. Ook maakt het geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
Nieuwe woning Dr. Schaepmanlaan
De grond waar de woning zal worden gerealiseerd wordt tijdens de bouw van de nieuwe school ingericht voor bouwplaats en na oplevering school als tijdelijk schoolplein.
Hierdoor is de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten zeer gering.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden met
stikstofgevoelige habitats aanwezig. De afstand tussen het plangebied en het meest
dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Botshol is dermate groot (7 km) dat negatieve
effecten in dit Natura 2000-gebied vrijwel uitgesloten kunnen worden.
Ter onderbouwing hiervan is een quick scan, op basis van een berekening met AERIUS 2019A, uitgevoerd (zie bijlage 3 stikstofdepositie aanlegfase en gebruiksfase). De berekening laat zien dat er geen negatieve effecten op de genoemde natuurgebieden optreden.
De Wet natuurbescherming staat de uitvoering van het initiatief niet in de weg.
7.8 Duurzaam Bouwen En Energie
De kaders betreffende duurzaamheid Amstelveen zijn vastgesteld door de gemeenteraad
op 15 juni 2016. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft
naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt. Hierbij zijn drie focusgebieden
benoemd:
-
Amstelveen is een fossielonafhankelijke stad in 2040;
-
Amstelveen is een circulaire stad (circulaire economie) in 2040;
-
en iedereen kan meedoen in Amstelveen (inclusieve stad).
Belangrijk aandachtspunt is bij nieuwbouw en renovatie dat energiegebruik zoveel
mogelijk gereduceerd wordt door o.a. isolatie en efficiënt inzetten van installaties.
Daarnaast is aandacht voor duurzame energie-opwek gewenst. Dit wordt binnen het
Bouwbesluit getoetst. De gemeente hecht er aan dat voor bewoners de mogelijkheid
wordt geboden zelf verdergaande maatregelen te treffen waarmee energieneutraliteit te
bereiken is. De initiatiefnemer van dit project heeft aangegeven zonnepanelen aan te
brengen op de daken. Een collectieve WKO eventueel in combinatie met aansluiting op
het warmtenet kan bijdragen aan het behalen van de ambitie fossielonafhankelijk.
Binnen het plangebied zijn voor toepassing van bodemenergie geen belemmeringen
voorzien. Het (wijzigings)besluit Bodemenergie en de Waterwet vormen bij toepassing
van bodemenergie het wettelijk kader.
Op 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (VET) in werking getreden. Daarmee is de plicht voor de netbeheerder om kleinverbruikers op aardgas aan te sluiten vervallen. Dit betekent dat nieuwbouwlocaties niet meer aangesloten hoeven worden op het aardgasnetwerk. De nieuwe regelgeving ondersteunt de gemeentelijke ambitie om in 2040 fossielonafhankelijk te zijn.
Het college van B en W heeft besloten om per 1 juli 2018 geen uitzonderingsgebieden aan te wijzen waar nog wel aardgas aansluitingen gerealiseerd worden. Daarmee is aardgasvrij voor nieuwbouwwoningen de nieuwe norm.
De gemeente Amstelveen stimuleert daarnaast het realiseren van duurzame en
energiezuinige gebouwen door middel van de gemeentelijke praktijkrichtlijn (GPR).
GPR-gebouw is een digitaal instrument dat ontwerpgegevens omzet in prestatiegetallen
per module. De gemeente stelt haar licentie beschikbaar aan ontwikkelaars waarmee
deze op basis van voorlopig ontwerp kunnen toetsen waar nog verbeteringen mogelijk
zijn. Het thema milieu van de GPR voldoet aan de indieningsvereisten die op grond van
de omgevingsvergunning worden gesteld bij het indienen van een bouwaanvraag volgens
artikel 5.9 het eerste en tweede lid van het Bouwbesluit 2012. Aanvrager van een
vergunning voor het bouwen moet met een berekening aangeven wat het
duurzaamheidgehalte van het te realiseren bouwwerk is.
Voor nieuwbouwwoningen is vanaf 1 januari 2015 een Energieprestatiecoëfficiënt
(EPC) van maximaal 0,4 vereist volgens het Bouwbesluit. De gemeente zoekt graag met de ontwikkelaar naar meer opties waarmee voor de bewoners een lagere EPC gehaald kan worden. Gedacht wordt hierbij aan extra isolatie en/of warmte terugwininstallaties in douchewaterretour, energiezuinige systemen, warmte - koude opslag gecombineerd met lage temperatuurverwarming en/of nabij gelegen warmtenet, en het benutten van de zon als energiebron door mee ontworpen zonnepanelen, zonneboiler. Bij voorkeur worden meer opties in de bouwaanvraag meegenomen zodat hierop toegezien kan worden.
Energieopslag
Door de recente aandacht voor warmte -koude opslag (WKO) ook wel energieopslag genoemd, is aandacht voor de ruimtelijke consequenties wenselijk. WKO maakt gebruik van de constante temperatuur van diep grondwater uit het 2e of 3e watervoerend pakket. Het water wordt op een plaats onttrokken en elders geïnfiltreerd op dezelfde diepte. Bovengronds wordt warmte aan het grondwater toegevoegd of onttrokken. Er ontstaan op deze wijze twee lokale zones in het grondwaterpakket, waarvan de een kouder en de ander warmer is dan het omringende grondwater. De omvang van de zones is afhankelijk van het debiet en de hoeveelheid warmte.
Een potentieel probleem ontstaat wanneer de aanleg van systemen niet wordt geregisseerd. Zonder regie bestaat de kans dat de ondergrond niet efficiënt wordt benut, omdat de systemen niet op elkaar aansluiten of de aanleg van toekomstige systemen belemmeren. De provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor het grondwater onder de Waterwet. De provincie heeft momenteel het beleid om bij toenemende vraag naar deze systemen de krachten te bundelen en in samenwerking met de betrokkenen een masterplan energieopslag op te stellen.
In de loop van 2013 worden door de gemeente Amstelveen beleidsregels opgesteld conform het Besluit bodemenergie (2013). Doel is de aanleg van bodemenergie te reguleren. Het ligt in de verwachting dat het plangebied ( in ieder geval gedeelte duurzame glastuinbouw) onderdeel wordt van een door de gemeente aangewezen interferentiegebied bodemenergie. Dit heeft als gevolg dat voor de aanleg van bodemenergie een vergunning nodig is. De vergunningvoorwaarden bepalen dat verschillende systemen elkaar niet negatief beïnvloeden.
In het bestemmingsplan wordt tenslotte ruimte geboden voor warmtebuffering in opslagtanks.
7.9 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)
Wettelijk kader
Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Voor plannen en besluiten die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt vaak een m.e.r. doorlopen.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging houdt in dat B&W voortaan ook een besluit moeten nemen over de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:
-
het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
-
de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de D-lijst).
Via een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld.
Toetsing
Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op
activiteiten die voorkomen op de D-lijst uit het Besluit m.e.r. (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Voor deze activiteit zijn drempelwaarden
opgenomen voor de omvang van het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden
betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:
-
een oppervlakte van 100 hectare of meer;
-
een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of;
-
een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het voornemen om 1 woning te realiseren ligt (ver) onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. Op basis hiervan moet gekeken worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Gevoelig gebied
De projectlocatie is niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd vanuit de natuurwaarden. De locatie is daarnaast zodanig ver verwijderd van een Natura 2000-gebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Tevens ligt het niet in de buurt van het Natuurnetwerk Nederland of overig beschermd natuurgebied.
De projectlocatie behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Milieugevolgen
In de nabijheid van het plangebied wordt de A9 verbreed en overkapt (zie bestemmingsplan Amstelveen A9). Tevens wordt ten zuiden van de nieuw te bouwen woning momenteel een school herbouwd. Hiervoor is een omgevingsvergunning afgegeven.
De omvang van de voorgenomen ontwikkeling en de ontwikkelingen in de directe omgeving brengen geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.
In de vorige paragrafen zijn verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake is van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Gelet op vorenstaande hoeft er voor de realisatie van de nieuwe woning geen milieueffectrapport te worden opgesteld en geen m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd (zie bijlage 4 en bijlage 5 voor de aanmeldnotitie en besluit).