KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Water
Artikel 5 Waarde - Archeologie 8 (Dubbelbestemming)
Artikel 6 Waarde - Archeologie 9 (Dubbelbestemming)
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
Artikel 8 Waarde - Landschap (Dubbelbestemming)
Artikel 9 Waterstaat - Waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Antidubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Regels Om Bij Omgevingsvergunning Af Te Wijken
Artikel 14 Algemeen Gebruiksverbod
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Waarom Een Bestemmingsplan Water?
1.2 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied
1.3 Aanleiding
1.4 Doel
1.5 Beschermd Stadsgezicht
1.6 Unesco Werelderfgoed
1.7 Digitalisering Bestemmingsplannen
1.8 Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Stadsdeel Centrum
2.2 Gemeente Amsterdam
2.3 Provincie Noord-holland
2.4 Beleidsnota's Rijksoverheid
3 Historische Ontwikkeling
3.1 Inleiding
3.2 De Structuur Van Het Water Binnen De Stedelijke Groei
3.3 De Functie Van Het Water In De Geschiedenis Van Amsterdam
3.4 Het Functioneren Van Het Water
3.5 Typologie
3.6 Wonen Te Water
4 Ruimtelijke Beschrijving En Uitgangspunten
4.1 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
4.2 Ruimtelijke Uitgangspunten
4.3 Waardering Van Bruggen
5 Ontwikkeling Van Functies
5.1 Beschrijving Van Het Gebied
5.2 Functies Die Voorkomen Binnen De Bestemming 'Water'
5.3 Functies Die Voorkomen Binnen De Bestemming 'Gemengd'
6 Het Bestemmingsplan
6.1 Inleiding
6.2 De Verbeelding
6.3 De Bestemmingen
6.4 Afwijkings- En Wijzigingsbevoegdheden
6.5 Algemene Regels
6.6 Overgangsregels
7 Milieuaspecten
7.1 Geluidhinder
7.2 Luchtkwaliteit
7.3 Bedrijfshinder
7.4 Externe Veiligheid
7.5 Vaarbewegingen Prinsengracht
7.6 Effecten Van Het Steigerplan
7.7 Flora En Fauna
8 Archeologie
8.1 Algemeen
8.2 Archeologische Inventarisatie
8.3 Archeologische Verwachtingskaart
8.4 Archeologische Beleidskaart
9 Water
9.1 Beleid
9.2 Waterkeringen En Sluizen
9.3 Oppervlaktewater
9.4 Waterbodem
9.5 Grondwater
9.6 Riolering
9.7 Woonboten En Bedrijfsvaartuigen
9.8 Afmeervoorzieningen En Steigers
9.9 Materiaalgebruik
10 Economische Uitvoerbaarheid
10.1 Algemeen
10.2 Planschaderisico
10.3 Financiering
11 Inspraak
12 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Baggerdieptekaart
Bijlage 1 Quickscan Geluidbelasting Alternatieve Ligplaatsen
Bijlage 2 Nader Onderzoek Geluidsbelasting Alternatieve Ligplaatsen
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Op En Afstapvoorzieningen
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoeken
Bijlage 5 Aanvulling Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 7 Definitief Rapport Drukte Prinsengracht
Bijlage 8 Eindrapport Effecten Steigerplan
Bijlage 9 Natuurtoets Water Binnenstad
Bijlage 10 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 11 Planschaderisicoanalyses Alternatieve Ligplaatsen
Bijlage 12 Planschaderisicoanalyse Op- En Afstapvoorzieningen
Bijlage 13 Inspraakreacties
Bijlage 14 Verslag Inspraakbijeenkomst
Bijlage 15 Rapportage Inspraak
Bijlage 16 Artikel 3.1.1 Bro-reacties

Bestemmingsplan Water

Bestemmingsplan - gemeente Amsterdam

Vastgesteld op 27-07-2012 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanlanding

De aanlanding van de brug wordt gevormd;

  1. a. bij bruggen waarvan de brughoofden afgeronde vormen hebben, door het punt aan weerszijden van de brughoofden, waar de afstand tussen de kademuren het grootst is;
  2. b. bij bruggen waarvan de brughoofden (of de brug) een hoek vormen met de kademuren, door de hoeken, waar de afstand tussen de kademuren het grootst is;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld;

1.3 aanlegsteiger

boven of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een boot, waarna over de aanlegsteiger naar de wal kan worden gelopen;

1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woonboot wordt uitgeoefend, waarbij de woonboot in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.5 aanvaarbescherming

voorziening bestaande uit maximaal 3 palen, eventueel verbonden met dwarsliggers, met als doel de tussen de palen en de wal gelegen boot te beschermen tegen aanvaringen met andere vaartuigen;

1.6 afmeerpaal

paal die geplaatst is in het water al dan niet tevens bevestigd aan de kade, met als enige doel het afmeren van boten;

1.7 alternatieve ligplaats

beschikbare ligplaats binnen de op de verbeelding aangeduide zones 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' of 'specifiek vorm van water - ligplaats bedrijfsvaartuig';

1.8 archeologisch rapport:

een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate worden vastgelegd en naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.9 archeologische waarde:

waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.10 bed and breakfast

een gelegenheid in een woonboot waarbij aan maximaal vier personen nachtverblijf wordt verschaft voor korte duur, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten daaraan ondergeschikt is en waarbij de logeerfunctie ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.11 bedrijfsvaartuig

  1. a. niet varend bedrijfsvaartuig:
    vaartuig daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;
  2. b. varend bedrijfsvaartuig:
    vaartuig hoofdzakelijk in gebruik ten behoeve van het vervoer van personen en/of goederen of het (op)slepen, of om beschikbaar te worden gesteld aan personen ten behoeve van de varende recreatie;

1.12 bestaand

bij bouwwerken: bestaand, dan wel vergund met inachtneming van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijzondere plek

gebouw en/of stedelijke ruimte met een bijzondere ruimtelijke relatie tot het (binnen)water van de stad;

1.17 bodemverstoring:

elke vorm van grondverzet;

1.18 boot

verzamelbegrip voor schepen, woonboten, pleziervaartuigen en bedrijfsvaartuigen.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 consumentverzorgende dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.24 casco

de (betonnen) bak van een ark welke door opbouwen geschikt kan worden gemaakt voor bewoning of bedrijfsruimte;

1.25 cultuurhistorische waarde

de waarde die kan worden toegekend aan een object, gebouw, terrein of structuur op basis van zijn sociaalhistorische, geschiedkundige, architectuurhistorische, (steden)bouwhistorische, archeologische of historisch-geografische karakteristiek;

1.26 dagelijks bestuur

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 horeca 3:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés;

1.31 horeca 4:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons;

1.32 horeca 5

het bedrijfsmatig verstrekken van logies in een niet varend bedrijfsvaartuig, al dan niet met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse;

1.33 jachthaven

verzameling van vaste ligplaatsen onder gemeenschappelijk beheer waar pleziervaartuigen kunnen liggen als ze niet in gebruik zijn en waar tevens kleine onderhoudswerkzaamheden aan pleziervaartuigen kunnen worden verricht;

1.34 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.35 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.36 kwaliteitstoets

beoordeling van een brug, sluis, gemaal of ander waterwerk met een orde-3 status op de aanwezigheid van cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden;

1.37 ligplaats

een nader aangeduid deel van water waar een woonboot of bedrijfsvaartuig met ligplaatsvergunnig binnen de daarvoor geldende voorwaarden ligt, dan wel kan liggen aan maximaal 2 afmeerpalen;

1.38 ligplaatsvergunning

vergunning op grond van de Verordening op het Binnenwater 2010, dan wel een daarop opvolgende regeling van het college van B&W voor het met een woonboot, bedrijfsvaartuig of varend bedrijfsvaartuig innemen van een ligplaats;

1.39 monumentale brug

brug welke op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brug orde 1' heeft;

1.40 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;

1.41 ondergrondse warmte- en koudeopslag

voorziening ten behoeve van een gebouw waarbij de energie als gevolg van de zomerwarmte van een gebouw wordt opgeslagen in het diepe grondwater (150 à 200 meter diep) en in de winter deze energie wordt gebruikt om het gebouw op te warmen;

1.42 openbare en bijzondere voorzieningen:

voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte zoals onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer en welzijnsvoorzieningen (openbare voorzieningen) en bijzondere voorzieningen zoals sport-, recreatieve en culturele voorzieningen. Voorzieningen kunnen zowel commercieel zijn als niet-commercieel;

1.43 op- en afstapvoorziening

  1. a. voorziening bij een op- en afstaplocatie bestaande uit maximaal 6 afmeerpalen en een entreeplank van maximaal 0,5m2 om passagiers en/of goederen aan en van boord te kunnen laten gaan;
  2. b. een steiger ten dienste van een op- en afstaplocatie, uitsluitend daar waar de aanduiding 'steiger' grenst aan de aanduiding 'specifieke vorm van water - op- en afstaplocatie';

1.44 overbouwing / onderdoorgang

een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht;

1.45 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die (hoofd)toegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het gemiddelde aangrenzende terrein ter hoogte van de (hoofd)toegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, een vaartuig in het water of soortgelijk object: het waterpeil;

1.46 plan:

het bestemmingsplan 'Water' van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum;

1.47 pleziervaartuig

een boot, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;

1.48 ponton

drijvende, dichte bak, voorzien van een dek;

1.49 prostitutie:

het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.50 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven;

1.51 short stay

het structureel aanbieden van een woonboot voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneengesloten periode van tenminste één week en maximaal zes maanden;

1.52 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een erotische videotheek, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 smartshop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van psychotrope stoffen;

1.54 speelvoorziening

een voorziening die er op is gericht om in de open lucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden;

1.55 steiger

boven, op of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden, niet zijnde een aanlegsteiger, welke ook ten dienste van een op- en afstaplocatie kan staan;

1.56 toegangsvoorziening

een bouwwerk dat een woonboot of bedrijfsvaartuig op de kortst mogelijke wijze vanaf de wal toegankelijk maakt;

1.57 verbeelding

de digitale en analoge weergave van de in het bestemmingsplan 'Water' opgenomen ruimtelijke informatie;

1.58 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen;

1.59 watergebonden bedrijfsactiviteiten

een activiteit die ter uitoefening van het beroep of bedrijf noodzakelijkerwijs op het water plaatsvindt en met het water een aanwijsbare en vanzelfsprekende binding heeft;

1.60 waterpeil

het N.A.P. of het ter plaatse aan te houden waterpeil;

1.61 watertuin

een open raamwerk uitsluitend bestemd en gebruikt voor waterplanten en/of waterdieren met een niet beloopbare en met een doorwortelbare bodem;

1.62 wissellocatie

locatie waar een woonboot en/of bedrijfsvaartuig tijdelijk mag worden afgemeerd vanwege publieke werkzaamheden ter plaatse van de vaste ligplaats waarvoor een ligplaatsvergunning als bedoeld in de 'Verordening op de haven en het binnenwater' is verleend;

1.63 woonboot:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot woonverblijf. Hieronder wordt mede begrepen een:

  1. a. Schip: boot met een scheepsromp, gekenmerkt door hoogteverschillen van de opbouw over de gehele lengte van het schip.
  2. b. Vaartuig: een boot met een scheepsromp met daarop een opbouw.
  3. c. Ark: Een boot met een min of meer rechthoekige opbouw zonder noemenswaardige variatie in hoogte, gebouwd op een speciaal voor die boot gebouwd casco.
  4. d. Historische boot: een boot, die van algemeen belang is wegens schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, die door het dagelijks bestuur als zodanig is aangewezen;

1.64 3 x 24 uursplaats:

plaats waar pleziervaartuigen mogen worden afgemeerd;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 het vloeroppervlak van een bouwwerk

wordt bepaald door de bebouwde oppervlakte te vermenigvuldigen met het aantal bouwlagen en bijzondere bouwlagen;

2.4 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca 3, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding ' horeca 3' voorkomt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4.2;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening;
  5. e. galeries;
  6. f. openbare en bijzondere voorzieningen;
  7. g. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4.1;
  8. h. waterberging, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden.

3.2 Bouwregels

3.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder 3.2.2 voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.

De afwijking wordt alleen toegestaan indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd, onder de voorwaarde dat:
a.deze installaties zo klein als technisch mogelijk dienen te zijn;
b. deze installaties zoveel mogelijk uit het zicht dienen te worden geplaatst en
c. rekening dient te worden gehouden met de bouwhoogte van de omringende bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksbepalingen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van de afwijkingsbevoegdheid mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging, waterwegen, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;
  2. b. verkeersdoeleinden alsmede voorzieningen voor het railverkeer, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'brug' voor komt;
  3. c. parkeervoorzieningen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'parkeergarage' voor komt;
  4. d. steigers, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'steiger' voorkomt;
  5. e. aanlegsteigers uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'aanlegsteiger' voorkomt, inclusief bijbehorende toegangsvoorziening;
  6. f. ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' voor komt, met in achtneming van het bepaalde in artikel 4.4.1;
  7. g. ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats bedrijfsvaartuig' voor komt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.4.2;
  8. h. ligplaats voor varende bedrijfsvaartuigen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats varend bedrijfsvaartuig' voor komt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.4.3;
  9. i. ligplaats voor een bedrijfsvaartuig waarin logies wordt verstrekt, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'horeca van categorie 5' voor komt;
  10. j. een museum, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'museum' voor komt;
  11. k. werkvoorraad, uitsluitend ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - werkvoorraad' voor komt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.4.9;
  12. l. een werk voor beeldende kunst, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - kunstobject' voor komt;
  13. m. wissellocatie, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - wissellocatie' voor komt;
  14. n. jachthaven en bijbehorende aanlegsteigers uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'jachthaven' en de aanduiding 'specifieke vorm van water - jachthaven I' voor komt;
  15. o. afmeervoorziening uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3 x 24uur' voor komt;
  16. p. op- en afstapvoorlocaties, uitsluitend daar waar op de verbeelding de nadere aanduiding 'specifieke vorm van water - op- en afstaplocatie' voor komt;
  17. q. speelvoorziening op het water, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'speelvoorziening' voor komt;
  18. r. sluizen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'sluis' voor komt;
  19. s. watertuin, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van water - watertuin' voor komt;
  20. t. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
  21. u. gebouwen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw' voor komt;
  22. v. boven het water gebouwde delen van gebouwen, uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' voorkomt;
  23. w. tijdelijke (bouw)werken ten behoeve van walkantvernieuwing;
  24. x. ongebouwde afmeerplaatsen voor pleziervaartuigen.

4.2 Bouwregels

4.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Water' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheden

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5, 6, 7, 8, 9 en 10.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 8 (Dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 8' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden (waterbodem met een hoge archeologische verwachting).
  2. b. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende werkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan de baggerdiepte plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Als baggerdiepte geldt de maximale maatvoering ten opzichte van de waterlijn zoals die voor de betreffende locatie in bijlage 2 Baggerdieptekaart van de regels is aangegeven.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 8', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 5.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 5.1 genoemde archeologische waarden.

5.4 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het dagelijks bestuur, bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan de baggerdiepte plaatsvinden.
  2. b. Als baggerdiepte geldt de maximale maatvoering ten opzichte van de waterlijn zoals die voor de betreffende locatie in bijlage 2 Baggerdieptekaart van de regels is aangegeven.
  3. c. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. dient een archeologisch rapport te overleggen.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
  2. 2. waarden in de bodem worden behouden;
  3. 3. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  4. 4. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meer bestemmingsvlakken (of gedeelten daarvan) met dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 8' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

5.6 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 5.2 en 5.4 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 9 (Dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 9' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden (waterbodem met lage archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 9' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan de baggerdiepte plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Als baggerdiepte geldt de maximale maatvoering ten opzichte van de waterlijn zoals die voor de betreffende locatie in bijlage 2 Baggerdieptekaart van de regels is aangegeven.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 9', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 6.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 6.1 genoemde archeologische waarden.

6.4 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan de baggerdiepte plaatsvinden.
  2. b. Als baggerdiepte geldt de maximale maatvoering ten opzichte van de waterlijn zoals die voor de betreffende locatie in bijlage 2 Baggerdieptekaart van de regels is aangegeven.
  3. c. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meer bestemmingsvlakken (of gedeelten daarvan) met dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 9' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

6.6 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 6.2 en 6.4 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming(en) tevens bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. De voor het stadsgezicht bepalende bruggen, sluizen, gemalen en andere waterwerken zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - orde 1, 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3'.
  2. b. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is primair ten opzichte van de bestemming 'Water'.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor bruggen, sluizen, gemalen en andere waterwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' geldt dat bij het herstel dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak. Wanneer de bouwkundige staat van bruggen, sluizen, gemalen of andere waterwerken zo slecht is dat deze niet meer te handhaven zijn, is herbouw met behoud van de oorspronkelijke karakteristiek het uitgangspunt. Originele onderdelen dienen daarbij zoveel mogelijk te worden gehandhaafd/hersteld. Veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering zijn toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van de brug, de sluis, het gemaal of het waterwerk niet verstoren.
  2. b. Voor bruggen, sluizen, gemalen en andere waterwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' geldt dat op basis van een kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van bouwwerken met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden. Wanneer dat het geval is, is bij het herstel een restauratieve aanpak uitgangspunt. Veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering zijn toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van de brug, de sluis, het gemaal of het waterwerk niet verstoren.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Daar waar het dagelijks bestuur bevoegd is bij omgevingsvergunning af te wijken op grond van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 geldt voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' als aanvullend criterium dat toepassing van die afwijkingsbevoegdheid niet tot gevolg mag hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied onevenredige afbreuk wordt gedaan.

7.4 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

Het dagelijks bestuur neemt bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning het volgende in acht:

  1. a. Bouwwerken op de verbeelding aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 1' zijn de rijks- en gemeentelijke monumenten. Voor deze bouwwerken geldt dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en - waar het gemeentelijke monumenten betreft - de Erfgoedverordening Stadsdeel Centrum in acht genomen moeten worden;
  2. b. Bouwwerken op de verbeelding aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' zijn bouwwerken van vóór 1940 die vanwege hun architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element een belangrijke bijdrage leveren aan het straatbeeld. Uitgangspunt is behoud.
  3. c. Bouwwerken op de verbeelding aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' zijn bouwwerken van vóór 1940, die wat schaal en detaillering betreft passen in het stadsbeeld, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Binnen de Orde 3 bouwwerken is sprake van grote kwaliteitsverschillen. Op basis van een kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van bouwwerken met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden. Blijkt dat niet het geval dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
  4. d. Bouwwerken die op de verbeelding niet zijn voorzien van een aanduiding als genoemd in a, b en c, mogen worden vervangen.

Artikel 8 Waarde - Landschap (Dubbelbestemming)

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde - Landschap' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming(en) tevens bestemd voor de bescherming en het herstel van doorzichten vanuit straten op het water en vanaf het water op de wal, alsmede voor het herstel van het zicht op het water en vanaf het water op de wal ter plaatse van de Hermitage;
  2. b. De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' is primair ten opzichte van de bestemming 'Water' en de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

8.2 Specifiek gebruiksregels

Op de tot 'Waarde - Landschap' bestemde gronden gelden de volgende specifieke gebruiksregels.

Artikel 9 Waterstaat - Waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. a. afvoer (handhaving en verbetering) van oppervlaktewater vanuit de Amsterdamse grachten via het gemaal Zeeburg;
  2. b. waterberging en waterbeheer met daarbij de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' is primair ten opzichte van de bestemming 'Water', de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Bij de verplaatsing en/of vervanging van woonboten en/of bedrijfsvaartuigen dienen de volgende regels in acht genomen te worden:

  1. a. Alternatieve ligplaatsen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' mogen uitsluitend worden ingenomen door woonboten of bedrijfsvaartuigen die binnen het bestemmingsvlak verplaatst worden;
  2. b. Verplaatsing van een woonboot of bedrijfsvaartuig naar een alternatieve ligplaats binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' is uitsluitend mogelijk als de afstand van de boot tot het gemaal Zeeburg als gevolg van de verplaatsing toeneemt;

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het is het dagelijks bestuur niet toegestaan binnen de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 4.6.4.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. a. primaire en secundaire waterkeringen;
  2. b. sluizen;
  3. c. sluiswachtershuis;
  4. d. overige waterstaatkundige werken;

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van bestemming 'Water', de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Algemene gebiedsaanduiding ondergronds railtracé

Ter plaatse waar op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'ondergronds railtracé' is aangegeven, is een ondergronds railtracé toegestaan, met inbegrip van de daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals ondergrondse perrons, voetgangersverbindingen, toegangstrappen en -gangen, vluchtschachten, winkels, met uitzondering van smartshops, voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, horeca 3 en 4, openbare en bijzondere voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, galeries, bedrijven, fietsenstallingen, openbare nutsvoorzieningen en andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer.

12.2 Geluidzone - industrie

De geluidsbelasting vanwege de bedrijventerreinen Amsterdam Westpoort, werf Koning William, werf 't- Kromhout, het NUON en het Oostenburgereiland zijn vastgelegd in bestaande geluidzones als bedoeld in artikel 52 Wet geluidhinder, ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'Geluidzone - industrie'.

12.3 Wro-zone - wijzigingsgebied

Ter plaatse waar op de verbeelding de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'Wro zone - wijzigingsgebied' , zijn de regels zoals opgenomen in artikel 4.6.1 onder a en b van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Algemene Regels Om Bij Omgevingsvergunning Af Te Wijken

Toepassing van een bevoegdheid bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, is het dagelijks bestuur bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van regels van dit plan, voor:

13.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde

gebouwen voor de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale vloeroppervlakte van 15 m2, kiosken en bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken, duikers, bruggen en andere waterbouwkundige constructies, alsmede ten behoeve van voorzieningen voor warmte- en koudeopslag. Voor voorzieningen ten behoeve van warmte- en koudeopslag geldt dat het dagelijks bestuur advies van Waternet inwint;

13.2 Geringe afwijkingen

geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter;

13.3 Geringe overschrijdingen

het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de regels, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10 % bedraagt en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.

Artikel 14 Algemeen Gebruiksverbod

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

15.1 Wijzigingsbevoegdheid Staat van inrichtingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' te wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de 'Staat van Inrichtingen' functies kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de 'Staat van Inrichtingen' opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.3 Omgevingsvergunning

Het dagelijks bestuur kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 17.1 met maximaal 10%.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Water'.

1 Inleiding

1.1 Waarom Een Bestemmingsplan Water?

Het bestemmingsplan Water regelt de balans tussen wonen, werken, transport en voor een beperkt gedeelte de recreatie op het water in stadsdeel Centrum, daarbij rekening houdend met de unieke historische binnenstad. Het bestemmingsplan voor het water zorgt voor duidelijkheid. Het netjes en zorgvuldig reguleren van voornamelijk het gebruik van het water is voor iedereen van belang. Verder beoogt het bestemmingsplan meer ruimte te creëren in de drukke rakken, meer zicht op het Amsterdamse culturele erfgoed, herstel van de transportfunctie van het water en een verbetering van de leefbaarheid, de veiligheid en de waterkwaliteit. Met deze beoogde effecten in het achterhoofd is het bestemmingsplan Water opgesteld.

1.2 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Water omvat het gehele oppervlaktewater van het stadsdeel Centrum, waarbij de plangrens de grens tussen land en water vormt. Uitgezonderd zijn gebieden die onder de grootstedelijke bevoegdheid van de centrale stad vallen. Dit zijn het Oosterdokseiland met het omringende water en het plangebied van de Noord-Zuidlijn. Verder is ervoor gekozen het gedeelte van de Singel waar de bloemenmarkt zich bevindt geen onderdeel te laten uitmaken van dit bestemmingsplan. De bloemenmarkt bevindt zich vrijwel volledig in gebouwen die over het water zijn gebouwd. De bebouwingsregels voor de bloemenmarkt sluiten beter aan bij een bestemmingsplan voor het land, dan bij een bestemmingsplan voor het water. De bloemenmarkt is opgenomen in het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad. Ten slotte is een klein gedeelte van het water van de Nieuwe Keizersgracht bij het Van Overloopplantsoen niet opgenomen omdat hiervoor een apart postzegelbestemmingsplan wordt gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0001.jpg"

afbeelding 1: het plangebied

1.3 Aanleiding

Op 26 januari 2006 is de “Visie op het Water van de binnenstad” door de deelraad vastgesteld. Na de vaststelling van de visie is gestart met de uitwerking ervan. De volgende beleidsdocumenten zijn als uitwerkingen van de Visie vastgesteld:

  • het “Afmeerbeleid voor pleziervaartuigen” (d.d. 10 april 2007, dagelijks bestuur);
    Hierin beschrijft het dagelijks bestuur het beleid dat gevoerd wordt voor het afmeren van pleziervaartuigen en doet zij voorstellen voor het inrichten van twee nieuwe zogenaamde 3 x 24 uurslocaties.
  • de Uitvoeringsnota van het bedrijfsvaartuigenbeleid in de binnenstad (d.d. 11 december 2007, dagelijks bestuur);
    In dit document worden de beoordelingscriteria voor vergunningen voor bedrijfsvaartuigen nader toegelicht en uitgewerkt.
  • het Steigerplan (d.d. 22 januari 2008, dagelijks bestuur);
    Het steigerplan is geschreven om duidelijkheid te krijgen over de publiek- en privaatrechtelijke status van bestaande steigers. Verder wordt er gestreefd naar het aanleggen van een netwerk van op- en afstaplocaties om vervoer over water te stimuleren. Tot slot wordt hierin beleid geformuleerd over huurprijzen van waterpercelen.
  • de “Bootrichtlijnen 2008” (d.d. 22 en 29 januari 2009, dagelijks bestuur)
    De vervangings- en verbouwingsrichtlijnen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen.
  • de nota “Welstand op het water” (d.d. 22 en 29 januari 2009, deelraad)
    Hierin zijn de toetsingscriteria opgenomen die de Commissie voor Welstand en Monumenten kan gebruiken bij hun adviezen over vervangings- en verbouwingsvergunningen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen.

In de uitwerkingsparagraaf van de visie is destijds opgenomen dat de visie juridisch-planologisch vertaald zou worden in facetbestemmingsplannen. Maar sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 behoren facetbestemmingsplannen niet meer tot de mogelijkheden. Om die reden wordt een apart bestemmingsplan voor het gehele binnenwater van de binnenstad opgesteld, dat onder de bevoegdheid van stadsdeel Centrum valt. Met een bestemmingsplan voor het water wordt de visie op het water van de binnenstad juridisch-planologisch verankerd en worden alle bestaande, vaak uiteenlopende bestemmingsplanregelingen voor het water in de binnenstad vervangen door één eenduidige regeling. Dit heeft de volgende voordelen ten opzichte van het maken van regelingen voor het water in afzonderlijke bestemmingsplannen.

  1. 1. Met de uitvoering van de "Visie op het Water van de binnenstad" hoeft niet te worden gewacht tot de vernieuwingsoperatie van alle bestemmingsplannen in het stadsdeel is uitgevoerd.
  2. 2. De discussie over het bestemmen van het water hoeft maar één keer te worden gevoerd. Het bestemmingsplan voor het water kan daarna om de tien jaar geactualiseerd worden.

1.4 Doel

Het stadsdeel wil met het bestemmingsplan 'Water' de volgende doelen bereiken.

  1. 1. de beleving van het water bevorderen door de ruimtelijke relatie tussen water en wal beter zichtbaar te maken en te versterken;
  2. 2. het versterken van de cultuurhistorische, beeldbepalende en ruimtelijke kenmerken van de stad;
  3. 3. het bevorderen van bedrijfsmatig passagiers- en goederenvervoer over water;
  4. 4. het handhaven en vergroten van voldoende waterbergings- en afvoermogelijkheden;
  5. 5. een ordentelijke inrichting van de grachten om een efficiënt watergebruik mogelijk te maken zodat de verschillende functies op het water optimaal kunnen worden benut;
  6. 6. het bevorderen van een goede en veilige afwikkeling van het verkeer op het water;
  7. 7. het hotelmatig gebruik van woonboten in beperkte mate mogelijk te maken.


Het uitgangspunt bij deze doelen is dat het aantal uitgegeven ligplaatsen in het stadsdeel gelijk blijft (773 voor woonboten en 122 voor varende en niet-varende bedrijfsvaartuigen binnen het huidige plangebied):

De manier waarop de stadsdeelraad deze doelen wenst te bereiken is de volgende.

Ad. 1
Voor de versterking van de ruimtelijke relatie tussen wal en water heeft de deelraad in de Visie op het water enkele bijzondere plekken aangewezen: De Noordermarkt, het Amstelveld en de Hermitage. Om de ruimtelijke relatie tussen wal en water weer zichtbaar te maken heeft het water bij deze bijzondere plekken een aparte bestemming gekregen, namelijk de (dubbel)bestemming 'Waarde - Landschap'. Om de bestemming te kunnen verwezenlijken worden in dit bestemmingsplan de ligplaatsen die binnen deze bestemming zijn gelegen opgeheven. De woonboten die bij de Hermitage hun ligplaats hadden zijn al in een eerder stadium verplaatst naar andere ligplaatsen. Voor zowel de Noordermarkt als het Amstelveld geldt dat hier in totaal vier ligplaatsen worden opgeheven, bij iedere locatie twee. De betreffende woonboten zullen verplaatst moeten worden naar een alternatieve ligplaats. In paragraaf 4.2.3 wordt hier nader op ingegaan.

Aanpassing als gevolg van amendementen 6 en 8
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn de amendementen 6 en 8 aangenomen. Als gevolg hiervan zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap' ter plaatse van de Noordermarkt en het Amstelveld van de verbeelding verwijderd en is ter plaatse aan de gronden de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' toegekend en is zowel aan de Noordermarkt als aan het Amstelveld het aantal ligplaatsen en het maximaal aantal ligplaatsen voor het gehele rak met twee verhoogd.

Daarnaast zijn er een aantal grachten waar de betreffende woonboten zo dicht op elkaar zijn gelegen dat daarmee vrijwel volledig het zicht op het water wordt ontnomen. In het bestemmingsplan is een groot aantal alternatieve ligplaatsen opgenomen waar boten uit het centrum naar toe verplaatst kunnen worden. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om bij verplaatsing van woonboten uit deze drukke grachten naar een alternatieve ligplaats het maximum aantal toegestane ligplaatsen voor woonboten in de drukke grachten naar beneden bij te stellen. Voor een nadere uitleg over deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 6.4.2.

Ad. 2
Om de cultuurhistorische en beeldbepalende kenmerken van de stad te versterken worden in het bestemmingsplan naast het weer zichtbaar maken van de pleinen aan het water (Noordermarkt, Amstelveld) ook belangrijke zichtlijnen opgenomen, die bepalend zijn voor de herkenbaarheid en leesbaarheid van de structuur van de stad. Deze zichtlijnen krijgen eveneens een aparte (dubbel)bestemming Waarde - Landschap. Het bestemmingsplan beoogt belangrijke zichtlijnen in de stad te verbeteren door bijvoorbeeld de arken die in een zichtlijn zijn gelegen bij vervanging uitsluitend te laten vervangen door een schip. Hierdoor wordt de ruimtelijke relatie tussen land en water verstevigd en worden de cultuurhistorische waarden versterkt.

Daarnaast vormen de monumentale bruggen belangrijke beeldbepalende kenmerken van de stad. Om deze bruggen meer tot hun recht te laten komen binnen het beschermde stadsgezicht wordt in het bestemmingsplan bepaald dat binnen 10 meter afstand van een monumentale brug geen boten mogen worden afgemeerd. Omwille van de bestendigheid en eenduidigheid wordt met het bestemmingsplan ingezet op het actief werven van vrijwillige medewerking om een afstand van 10 meter tot bruggen met monumentale status te bewerkstelligen. Dit kan alleen als er voldoende ruimte is binnen andere rakken om boten te kunnen verplaatsen. De inzet wordt gepleegd bij walkantvernieuwing.

Ad.3
Door op logische plekken een netwerk aan kleine, openbare op- en afstapvoorzieningen te bouwen die kortstondig afmeren mogelijk maken wordt het personen- en kleinschalig goederenvervoer over het water gestimuleerd. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid een dergelijk netwerk aan te leggen.

Ad. 4
Een aanzienlijk gedeelte van het bestemmingsplan staat bekend als het gevoelig gebied. Het water in dit gebied heeft een belangrijke afvoerfunctie bij hevige en/of langdurige neerslag. Via het gemaal Zeeburg moet dan via de smalle grachten in het oostelijk deel van stadsdeel Centrum zoveel mogelijk water in zo kort mogelijke tijd uit de Amstelland-boezem naar het IJmeer kunnen worden weggemalen. Om er voor te zorgen dat deze afvoer- en bergingsfunctie gelijk blijft en/of kan worden vergroot is uitbreiding van het aantal ligplaatsen in dit gebied niet toegestaan en is verplaatsing van objecten en boten alleen goed te keuren als de doorstroming in het gebied niet negatief wordt beïnvloed.

Ad. 5
Een efficiënt watergebruik en een ordentelijke inrichting van de grachten wordt bereikt door zoveel mogelijk een standaard breedte aan te houden voor de vlakken waarin ligplaatsen toegestaan zijn, de zogenaamde aanduidingsvlakken. Daardoor worden de doorvaartprofielen zoveel mogelijk recht gehouden. Onderzoek naar de breedtemaat voor het aanduidingsvlak heeft geresulteerd tot een breedtemaat voor het aanduidingsvlak van 6,5 meter. In de situatie dat, bijvoorbeeld vanwege een schuin talud onder water, de maat van 6,5 meter onvoldoende is, kan worden afgeweken van de standaardbreedte met maximaal één meter. Ook is maatwerk verricht waar het uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is om van deze algemene breedtemaat af te wijken. Een ordentelijke inrichting van de grachten wordt mede gediend door de rakken, die in het bestemmingsplan als drukke rakken zijn aangewezen te ontdichten.

Ad. 6
Een goede en veilige afwikkeling van het verkeer op het water wordt mede bereikt door de hiervoor genoemde efficiënte en ordentelijke inrichting van het water. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in de oplossing van een nautisch knelpunt bij de Snoekjesgracht. Één ligplaats belemmert hier een goede doorvaart. De betreffende ligplaats is in dit bestemmingsplan dan ook niet langer meer opgenomen. De betreffende boot zal verplaatst moeten worden naar een alternatieve ligplaats.

Ad. 7
In de praktijk worden woonboten gebruikt voor hotelmatige verhuur. De eigenaar woont dan zelf niet meer op de betreffende boot. Dit gebruik is tot op heden in de vigerende bestemmingsplannen niet toegestaan, maar de praktijk geeft aan dat hier wel behoefte aan bestaat. Aanvankelijk bestond het idee om short stay op woonboten mogelijk te maken. Het ging daarbij om maximaal 5% van de boten. Uit het maatschappelijk veld bleek echter geen behoefte te bestaan aan een regeling voor short stay op het water, omdat het meestal juist gaat om het verhuren van woonboten voor een periode korter dan een week. Om die reden is er voor gekozen om het hotelmatig gebruik voor maximaal 5% van de boten mogelijk te maken. Om hotelmatig gebruik op het water mogelijk te maken is in het bestemmingsplan voor het dagelijks bestuur een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om voor maximaal 43 woonboten (oftewel 43 ligplaatsen) het gebruik van de boot voor het bedrijfsmatig verschaffen van logies mogelijk te maken, niet zijnde Bed&Breakfast. Net als voor de hotels op de wal dient er beleid te volgen voor het bedrijfsmatig verschaffen van logies op het water, waarin duidelijk wordt wanneer en onder welke voorwaarden het dagelijks bestuur zal meewerken aan het vestigen van een hotelmatige functie op een boot.

Om een aantal van bovenstaande doelen te kunnen bereiken zijn in het bestemmingsplan een groot aantal alternatieve ligplaatsen opgenomen waar woonboten en/of bedrijfsvaartuigen naar verplaatst kunnen worden. Om het bestaande aantal ligplaatsen te handhaven, heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid bij verplaatsingen de betreffende aantallen in de aanduidingsvlakken voor ligplaatsen te wijzigen.

Verplaatsingen van woonboten dienen in beginsel op basis van vrijwilligheid te gebeuren, tenzij er sprake is van aanwijsbare urgentie of van illegale situaties en uitgezonderd de woonboten die in het bestemmingsplan niet meer zijn opgenomen. Voor de betreffende ligplaatsen die in het bestemmingsplan niet meer zijn opgenomen heeft de verantwoordelijke portefeuillehouder aangegeven dat de kosten voor deze verplaatsingen door het stadsdeel worden gedragen. Dwang zal alleen dan toegepast worden als voldoende gelijkwaardige alternatieve ligplaatsen zijn aangeboden, maar deze alternatieven steeds zijn geweigerd.

1.5 Beschermd Stadsgezicht

Bij besluit nr. U99/583, d.d. 29 januari 1999 is de binnenstad aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is onherroepelijk geworden op 24 januari 2003.

Het grootste gedeelte van het plangebied ligt binnen het gebied dat aangewezen is als beschermd stadsgezicht. Alleen het water van de Oostelijke eilanden ten noorden van het Eilandenboulevard, van het Westerdokseiland en van het gedeelte ten westen van de Prinseneilandsgracht van de Westelijke Eilanden vallen buiten het beschermd stadsgezicht. De gevolgen van deze aanwijzing voor de regels van dit bestemmingsplan worden uitgelegd in paragraaf 6.3.4.

1.6 Unesco Werelderfgoed

Op 31 juli 2010 is de Amsterdamse grachtengordel op de lijst van werelderfgoed geplaatst. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit waardevolle culturele en architectonische erfgoed. Met dit erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan.

De zeventiende-eeuwse grachtengordel vormt het kerngebied (de 'property'), het gebied dat is aangewezen als Werelderfgoed. De bouwblokken tussen de Amstel, Nieuwe Herengracht, Plantage Muidergracht en Nieuwe Prinsengracht behoren tot de kernzone. De overige delen van de historische binnenstad binnen de Singelgracht vormen de voor een Werelderfgoed vereiste aan te wijzen bufferzone. De begrenzing van de bufferzone komt overeen met de grenzen van het beschermd stadsgezicht.

Het gevolg van de plaatsing is dat het stadsdeel de 'outstanding universal values' van het kerngebied beschermt. Het beschermen van deze waarden betekent behoud van de historische uniciteit van de grachtengordel als stedenbouwkundig en cultuurhistorisch complex. Dit vereist zorgvuldige toetsing om aantasting van de 'outstandig universal values' te voorkomen. De huidige instrumenten hiervoor zijn de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en de daarmee samenhangende beschermende bestemmingsplannen.

1.7 Digitalisering Bestemmingsplannen

Onder de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, zijn verplichtingen opgelegd ten aanzien van de opzet en de presentatie van het bestemmingsplan. Zij hebben tot doel meer eenheid te brengen in de opbouw en de presentatie van bestemmingsplannen. De verplichting tot het digitaal opstellen van bestemmingsplannen is op 1 januari 2010 in werking getreden.

De regelgeving geeft standaarden voor bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen ten aanzien van de verbeelding (plankaart), de planregels en de toelichting.

In de praktijk blijkt het voor burgers vaak lastig om een bestemmingsplan digitaal goed te raadplegen. Dit heeft te maken met het feit dat de wettelijk voorgeschreven site www.ruimtelijkeplannen.nl waar de bestemmingsplannen te raadplegen zijn vrij complex is. Oude en nieuwe bestemmingsplannen zijn namelijk beide te zien. Het stadsdeel heeft voor het raadplegen van het bestemmingsplan Water op haar website een handleiding geplaatst, die de burger kan helpen bij het raadplegen van het bestemmingsplan.

1.8 Opzet Van De Toelichting

De toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. Hierin zijn zowel de relevante beleidsnota's van het rijk en de provincie, als die van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel opgenomen.

Vanwege de status van de Amsterdamse binnenstad als beschermd stadsgezicht is onderzoek verricht naar de historische ontwikkeling van het plangebied. De beschrijving daarvan bevindt zich in hoofdstuk 3. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de bestaande ruimtelijke situatie geanalyseerd en aangegeven welke ruimtelijke ontwikkelingen er zijn en worden nieuwe ruimtelijke uitgangspunten beschreven. Hoofdstuk 5 is een beschrijving van de in het plangebied voorkomende functies, alsmede nieuwe ontwikkelingen en de daarbij gehanteerde uitgangspunten. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk geeft verantwoording van de in de regels gemaakte keuzes. Hoofdstuk 7 betreft de milieuaspecten, zoals geluidhinder, bedrijfshinder, flora en fauna en de luchtkwaliteit. In de hoofdstukken 8 en 9 worden achtereenvolgens de aspecten archeologie en water beschreven.

De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komt aan de orde in de hoofdstuk 10. De maatschappelijke uitvoerbaarheid komt aan de orde in hoofdstuk 11. De rapportage als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening komt aan de orde in hoofdstuk 12.

2 Beleidskader

2.1 Stadsdeel Centrum

2.1.1 Historie

In de loop der jaren zijn verschillende beleidsdocumenten vastgesteld voor het water van de binnenstad. In 1995 heeft de gemeenteraad voor het binnenstadgebied de 'Nota Amsterdam te water' vastgesteld. Dit was de eerste integrale beleidsnota die verschenen is om het bestaande én nieuwe beleid voor allerlei functies op het water vast te leggen. In deze nota zijn beleidsregels voor verschillende functies op het water opgenomen. Onder andere voor woonboten, bedrijfsvaartuigen (inclusief rondvaartboten), pleziervaartuigen en objecten in het water. Tevens is hierin al aangegeven dat er een structuurvisie diende te komen voor het gebruik van het water van de binnenstad. Een structuurvisie is er echter nooit gekomen, maar met het thans voorliggende bestemmingsplan wordt op een concretere wijze invulling gegeven aan de wens een sturingselement in handen te hebben voor het statische gebruik op het water. In 1999 is de Nota Amsterdam te water geëvalueerd. Uit dit Evaluatierapport van de Nota Amsterdam te water zijn weer nieuwe beleidsregels voortgevloeid. In dit evaluatierapport heeft het college van Burgemeester en Wethouders verantwoording afgelegd over de uitvoering van de Nota Amsterdam te water. Er is nieuw beleid geformuleerd met name door de introductie van een speciale ligplaatsvergunning (voor 11 woonboten in de binnenstad), een uitsterfbeleid voor objecten bij woonboten en het voornemen om bedrijfsvaartuigen in de binnenstad ook te voorzien van een ligplaatsvergunning.

In de Beleidsnotitie over uitvoering van de motie uit 1995 tot het instellen van een afmeerverbod bij historische bruggen (2001) – dit zijn bruggen met een monumentenstatus –heeft het college van Burgemeester en Wethouders vastgelegd hoe er omgegaan wordt met een VVD-motie uit 1999 over dit onderwerp. Kortweg komt het beleid er op neer dat er 10 meter afstand tot historische bruggen moet worden aangehouden. Behalve daar waar op dat moment woonboten of bedrijfsvaartuigen binnen 10 meter lagen afgemeerd. Bij vervanging of verbouwing van deze boten mocht de afstand tot de brug niet kleiner worden, wel gelijk blijven.

Het college van Burgemeester en Wethouders heeft tot aan de instelling van stadsdeel Centrum in 2002 allerlei vergunning- en ontheffingsaanvragen op het water getoetst aan deze beleidsdocumenten.

Met het instellingsbesluit van stadsdeel Centrum in 2002 zijn de centraalstedelijke beleidsnota's en regels overgegaan naar het stadsdeel. Dit beleid geldt totdat het stadsdeelbestuur dit beleid intrekt of dat het nieuw beleid daarvoor in de plaats stelt. Hieronder volgt een opsomming en korte omschrijving van (gemeentelijke) beleidsnota's die van belang zijn voor dit bestemmingsplan.

2.1.2 Relevant beleid

Beleidsplan Binnenstad 1993

In het 'Beleidsplan Binnenstad 1993' worden lokale en stedelijke functies van de binnenstad onderscheiden. Hoofddoelstelling is het versterken van de centrumpositie en het handhaven van de functiemenging. Het waarborgen van de historische kwaliteit van het stadsbeeld, het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid, het verbeteren van de bereikbaarheid en het zorgen voor een adequaat voorzieningenniveau zijn daarbij belangrijke uitgangspunten.

Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad (2002)

In de 'Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad' wordt de economische en culturele betekenis van toerisme onderstreept. In deze visie wordt aangegeven dat het beleid er op gericht moet zijn om de aantrekkingskracht - die de binnenstad heeft op grote groepen bezoekers - te behouden en tegelijkertijd de mogelijke hinder daarvan te beperken. Met de vaststelling van de visie in 2002 is een duidelijk kader gesteld voor de ontwikkeling van het toerisme in de binnenstad.

Programakkoord 2006-2010 en 2010-2014

In het Programakkoord van het vorige bestuur is opgenomen dat er een bestemmingsplan voor het water moet komen. In het huidige Programakkoord 2010-2014 is gemeld dat waar dat niet anders vermeld staat het beleid van het vorige Programakkoord wordt voortgezet. Over het opstellen van een bestemmingsplan voor het water is in het Programakkoord 2010-2014 niets vermeld.

Visie op het Water van de Binnenstad(2006)

Amsterdam ontleent haar ruimtelijke structuur en haar identiteit in belangrijke mate aan het water. Met de vaststelling van de 'Visie op het water van de binnenstad' heeft de deelraad de intentie om de ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld te versterken en om een inhoudelijk toetsingskader te bieden voor het beoordelen van ontwikkelingen en initiatieven voor het water en de oevers. Daarvoor geeft de visie aan:

  • aan welke structuren, inrichting en functies voor water en wal in de binnenstad wenselijk zijn;
  • aan welke uitgangspunten de inrichting en het gebruik van water en wal en met name de ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen en de afmeervoorzieningen in cultuurhistorische, ruimtelijke, functionele en nautische zin moeten voldoen;
  • voor welke aspecten op en rond het water nader beleid ontwikkeld of bestaand beleid aangescherpt moet worden, al dan niet in samenhang met stedelijk beleid.

De visie gaat niet over het varen: beleid en regelgeving voor het dynamisch gebruik van het water is een bevoegdheid van de centrale stad als vaarwegbeheerder. Waternet (namens de centrale stad) geeft de exploitatievergunningen voor het commercieel passagiersvervoer af en houdt toezicht op het gebruik van de vaarwegen. Er is wel een nauwe relatie met het stadsdeel, omdat het stadsdeel bevoegd is om afmeerlocaties aan te wijzen.

Het streven is om een intensief en veelzijdig gebruik van het water als vaarweg en openbare ruimte mogelijk te maken, mits de drukte en de overlast beheersbaar blijven en de veiligheid niet in het gedrang komt. Het stadsdeel wil dynamisch gebruik van het water zoveel mogelijk stimuleren en faciliteren, waarbij extra aandacht uitgaat naar passagiersvervoer over water, de mogelijkheden van kleinschalig goederenvervoer, ruimte voor pleziervaart en milieuvriendelijke vervoersvormen.

Algemene uitgangspunten bij de planvorming voor waterfuncties en walvoorzieningen zijn het zorgdragen voor een goede (juridische en ruimtelijke) afstemming tussen water- en walbeleid en voor inhoudelijke samenhang met bestaand beleid voor kade- en oevergebruik.

Steigerplan (2008)

De algemene doelstelling van het steigerplan luidt: zorg voor een maximaal faciliteren van bedrijfsmatig vervoer over water (personen en goederen), in samenwerking met de marktpartijen en de centrale stad tegen de achtergrond van de vraag hoeveel extra vaarbewegingen het water aankan. Dit heeft geleid tot een aantal locaties van op- en afstapvoorzieningen. Een belangrijke subdoelstelling is om tevens een beleidskader te scheppen voor steigers en watergebruik voor niet-commerciële doeleinden.

Beleidsformulering voor het gebruik van steigers in de binnenstad vindt plaats met de volgende uitgangspunten:

  • aandacht voor de mogelijke overlast van eventuele extra vaarbewegingen;
  • zoveel mogelijk openbaarheid van steigers;
  • een sobere en doelmatige inrichting en terughoudende bebouwing van steigers;
  • zo min mogelijk ruimtebeslag voor steigers en private voorzieningen;
  • heldere privaatrechtelijke contracten of regelingen over gebruik, beheer en onderhoud, heldere publiekrechtelijke toestemmingen.

Planning van een net van (nieuwe en bestaande) op- en afstaplocaties ten behoeve van (passagiers)vervoer te water met de volgende uitgangspunten:

  • oog voor de realiteit dat er grenzen zijn aan het aantal vaarbewegingen,
  • openbaarheid of gereguleerd medegebruik;
  • een adequate spreiding van het net van op- en afstaplocaties;
  • een zo sober mogelijke uitvoering van de op- en afstapvoorzieningen;
  • heldere publiekrechtelijke toestemmingen en voor zover van toepassing privaatrechtelijke regelingen.

Notitie afmeerbeleid voor pleziervaartuigen in de binnenstad (2007)

In deze notitie is aangegeven dat het dagelijks bestuur het afmeren van pleziervaartuigen beter wil reguleren door overal waar afgemeerd mag worden haalkommen aan te brengen. Aan de kades of gedeelten daarvan waar geen haalkommen zijn aangebracht, mag dus ook niet afgemeerd worden, evenmin aan bomen, fietsenrekken, parkeerhekjes of brugleuningen. Verder worden in deze notitie 2 extra 3 x 24 uurslocaties in het vooruitzicht gesteld (Herengracht tussen Amstel en Utrechtsestraat en Kloveniersburgwal).

Uitvoeringsnotitie bedrijfsvaartuigenbeleid in de binnenstad (2008)

Nadat de afgelopen jaren alle woonboten van een ligplaatsvergunning zijn voorzien is met de uitvoeringsnotitie bedrijfsvaartuigenbeleid ook eenzelfde traject ingezet voor bedrijfsvaartuigen. In Amsterdam mag alleen een bedrijfsmatige activiteit worden ontplooid op een boot als dit een watergebonden activiteit is. Dus bijvoorbeeld een rondvaartrederij, een woonbootmuseum of een scheepsreparatiebedrijf. Hotels, horeca, kantoren en dergelijke zijn niet toegestaan. Inmiddels is na maatschappelijk overleg besloten dat in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur wordt opgenomen om voor maximaal 43 woonboten de functie te wijzigen naar een functie voor het bedrijfsmatig verschaffen van logies, niet zijnde Bed&Breakfast.

Alle bedrijfsvaartuigeigenaren zijn in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat ze watergebonden bedrijfsactiviteiten uitoefenen op een boot. Degenen die daar niet in slaagden hebben op maat een overgangstermijn gekregen met als uiteindelijk doel beëindiging van de niet toegestane activiteiten en/of verwijdering van de boot. Een groot aantal ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen zijn niet voorzien in de bestaande bestemmingsplannen. In dit bestemmingsplan zijn de ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen opgenomen als de eigenaren in het bezit zijn van een ligplaatsvergunning.

Welstand op het Water en de Bootrichtlijnen 2008/2009

In januari 2009 is de 'Nota Welstand op het Water' vastgesteld door de deelraad. Het dagelijks bestuur heeft de 'Bootrichtlijnen 2008' vastgesteld. Deze laatste richtlijnen vormen eigenlijk vergelijkbare regels voor woonboten en bedrijfsvaartuigen als de Bouwverordening dat doet voor gebouwen op de wal. Met deze regels kan het uiterlijk van woonboten meer in overeenstemming worden gebracht met het beschermd stadsgezicht.

Beoordelingscriteria voor historische boten in de binnenstad

Op uitdrukkelijk verzoek van de deelraad gaat het dagelijks bestuur beleidsvoorstellen doen voor het behoud van historische boten in de binnenstad. Daartoe zijn als eerste stap criteria ontwikkeld om te kunnen beoordelen of een boot historisch is of niet. Een inventarisatie van alle woonboten en bedrijfsvaartuigen in de binnenstad is inmiddels klaar. Op basis hiervan kunnen voorstellen voor een behoudsbeleid worden ontwikkeld. In deze voorstellen wordt dan ook nader bekeken of een en ander nog in het bestemmingsplan zou moeten worden vastgelegd.

Wateragenda (2010)

In februari 2010 heeft het dagelijks bestuur de Wateragenda vastgesteld. Voor stadsdeel Centrum biedt het meewerken en uitvoeren van de Wateragenda vooral kansen om de onevenredig grote druk op het binnenwater wat te ontlasten. Vooral het vinden van ligplaatsen voor rondvaartboten in andere stadsdelen biedt hiervoor soelaas. Ook wordt in de Wateragenda de vraaggesteld of het ongebreideld afmeren van pleziervaartuigen zou moeten worden tegengegaan. Het stadsdeel is al druk bezig om meer op- en afstaplocaties voor vervoer over water van goederen en passagiers te realiseren (Steigerplan). Andere belangrijke onderwerpen zijn: varen in nieuwe gebieden (zoals IJburg), passagiersvervoer in onbekende (toeristische) gebieden en goederenvervoer over water.

Uitgangspunten verbeteren waterafvoerroute naar gemaal Zeeburg (2011)

De afvoerroute van het water vanuit het achterland van de Amstel en wijde omstreken in de richting van gemaal Zeeburg functioneert onvoldoende. Als het overtollig water niet naar het westen kan stromen (hoge zeespiegel) moet al het water via smalle wateren worden afgevoerd naar het gemaal Zeeburg. Het oostelijk deel van de binnenstad wordt daarom het 'gevoelig gebied' genoemd. In de uitgangspuntennotitie worden maatregelen voorgesteld voor de kortere en langere termijn om de doorstroming te verbeteren. Bijvoorbeeld bouwtechnische maatregelen aan brugpijlers, landhoofden, de afgemeerde woonboten of afmeervoorzieningen en andere objecten in het water. In het bestemmingsplan 'Water' is een dubbelbestemming aan dit gebied gegeven (Waterstaat - Waterbergingsgebied) die ten opzichte van het overige water een aantal beperkingen en bevoegdheden kent voor het dagelijks bestuur gericht op het verbeteren van de doorstroming van het water.

Nota Bereikbaarheid Binnenstad 2004-2009 / Garageverordening Amsterdam-Centrum 2005

Nieuwe garages kunnen alleen na wijziging van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. In de regels op het bestemmingsplan zijn criteria opgenomen waaraan wordt getoetst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Tevens wordt getoetst of de garage voldoet aan het algemene parkeerbeleid, zoals dit is vastgelegd in de Nota Bereikbaarheid Binnenstad 2004 – 2009 en in de Garageverordening 2005. Tenslotte speelt het leefmilieu een rol bij het toestaan van een inpandige parkeergelegenheid.

Hotelbeleid Binnenstad 2012 - 2015

Het Hotelbeleid Binnenstad 2012 - 2015 bestaat uit twee delen. Deel I Beleidskader is vastgesteld door de deelraad op 27 maart 2012. De deelraad heeft ingestemd met de inhoud van Deel II Beleidsregels. Dit deel is op 10 april 2012 door het dagelijks bestuur vastgesteld. Het Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015 is op 20 april 2012 in werking getreden.

In het Hotelbeleid Binnenstad 2012 - 2015 wordt nog meer dan in het vorige hotelbeleid (Hotelbeleid Binnenstad 2008 - 2011) ingezet op spreiding in aansluiting op het centraal stedelijk hotelbeleid en de Structuurvisie van de centrale stad en in aansluiting op het belang van de juiste balans tussen wonen, werken en recreëren in de binnenstad; de functiemenging.

In Deel I: het beleidskader is ten aanzien van hotelmatige voorzieningen op het water de volgende tekst opgenomen:

"Het stadsdeel werkt aan nieuw beleid voor hotelmatige voorzieningen op het water en aan voorstellen die gericht zijn aan diverse bevoegde bestuursorganen om de regelgeving aan te passen zodat hotelmatige voorzieningen op het water mogelijk worden gemaakt."

Het beleid voor hotelmatige voorzieningen op het water is nog in ontwikkeling.

2.2 Gemeente Amsterdam

Structuurvisie Amsterdam 2040, economisch sterk en duurzaam

Op 16 februari 2011 is de structuurvisie Amsterdam 2040, economisch sterk en duurzaam vastgesteld door de gemeenteraad. De centrale ambitie van de structuurvisie is: Amsterdam ontwikkelt zich verder als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Daarom slaat Amsterdam de volgende richting in:

  • Intensiever gebruik bestaande stad, openhouden van landschap
  • Systeemsprong regionaal openbaar vervoer
  • Hoogwaardiger inrichting openbare ruimte
  • Investeren in recreatief gebruik groen en water
  • Amsterdam maakt zich op voor het postfossiele tijdperk
  • Olympische Spelen Amsterdam 2028

De Structuurvisie vormt de basis van alle ruimtelijke plannen die de komende jaren tot ontwikkeling komen. Vandaar dat juridisch-planologische plannen en stedenbouwkundige plannen van stad en stadsdelen worden getoetst aan de structuurvisie.

Stadsdeel Centrum

Meer nog dan in het verleden vormt het centrum het kerngebied voor de gehele metropoolregio, wat zal leiden tot een verdere stijging van het aantal bezoekers. De projecten beslaan vooral uit investeringen in de publieke ruimte en infrastructuur waarmee het centrumkarakter wordt versterkt en het centrumgebied wordt vergroot zodat er sprake kan zijn van meer spreiding van de bezoekers. Het gaat dan om de ontwikkeling van centraal station en omgeving, de Noord-Zuidlijn, stadstraten en - pleinen, verbeteren van de binnenring (Marnixstraat - Sarphatistraat) en om de ontwikkeling van de Rode Loper. Deze laatste ontwikkeling is cruciaal op het schaalniveau van de metropool Amsterdam. Zij loopt grotendeels gelijk op met de realisatie van de Noord-Zuidlijn maar heeft ook een sterk verband met het project 1012. Dit project houdt een transformatie in van het postcodegebied 1012. De drie hoofddoelen zijn gericht op het verminderen van de oververtegenwoordiging van bepaalde functies, het herstel van de functiebalans en een hoogwaardiger stadshart met meer diversiteit.

Belangrijke elementen in de ontwikkelingsstrategie zijn het opstellen van bestemmingsplannen die de versterking van het centrumkarakter mogelijk maken en het faciliteren en activeren van de partijen die vorm geven aan die ontwikkeling. Kenmerk van de binnenstad zijn de historische waarden en de grote hoeveelheid en diversiteit aan (kleinschalige) particuliere initiatieven. Het eerste vergt bescherming, terwijl het tweede element om flexibiliteit vraagt.

2.3 Provincie Noord-holland

Provinciaal Waterplan (2009)

Op 16 november 2009 hebben provinciale Staten van Noord Holland het Provinciale Waterplan vastgesteld. Voor zover dit plan van belang is voor de binnenstad van Amsterdam zijn er voor het ruimtelijk beleid van de metropoolregio Amsterdam twee hoofdopgaven tot en met 2040 geformuleerd:

  • Een klimaatbestendige, veilige delta: veiligheid garanderen tegen overstromingen vanuit zee en rivieren en het ruimtegebruik klimaatbestendig vormgeven. De oostelijke binnenstad is een belangrijk afvoergebied van water vanuit de Amstel en wordt in dit bestemmingsplan apart beschermd.
  • Voldoen aan de vraag naar kwaliteit in de ruimte: een diversiteit aan woonmilieus en woonomgevingen, gemakkelijk toegankelijke groenblauwe gebieden nabij de steden.

Structuurvisie 2040

Tot voor kort golden streekplannen, opgesteld door de provincie, als toetsingskader voor bestemmingsplannen. Met het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de beide streekplannen vervallen. Daarom heeft de provincie een structuurvisie opgesteld. Deze Structuurvisie 2040 is door provinciale staten op 21 juni 2010 vastgesteld. In de structuurvisie staat het ruimtelijke beleid van de provincie Noord-Holland voor 2040. Anders dan bij de 'oude' streekplannen, omschrijft de provincie in de structuurvisie de provinciale belangen. Bij elk van deze belangen kiest de provincie haar rol en inzet van bijbehorende instrumenten. Onderdeel van de structuurvisie is een uitvoeringsprogramma. De provincie moet voor elk belang aangeven hoe zij het wil uitvoeren.

2.4 Beleidsnota's Rijksoverheid

Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op:

  • een goede bescherming tegen overstroming;
  • het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  • het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  • het veiligstellen van strategische watervoorraden.

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam. In hoofdstuk 9 van het bestemmingsplan wordt hieraan uitgebreid aandacht besteed. Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet is de uitvoerende dienst voor dit Waterschap, alsmede voor de gemeente Amsterdam.

Nota ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Deze zijn versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota is in 2006 vastgesteld. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.

Kaderrichtlijn water

De kaderrichtlijn heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren, de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen, het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging en de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. In het Nationaal Bestuurakkoord Water zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario 's op orde te brengen en te houden. De Kaderrichtlijn is onderdeel van het gemeentelijk beleid en de ruimtelijke plannen. In de binnenstad hoeven geen extra maatregelen te worden getroffen om aan de Kaderrichtlijn Water te voldoen.

3 Historische Ontwikkeling

3.1 Inleiding

Water vervult van oudsher een belangrijke rol in de stadsontwikkeling van Amsterdam. De Amstel vormde van oudsher de economische slagader van de stad, het IJ de bron van de welvaart. Grachten werden gegraven om de drassige veengronden te ontwateren en bouwrijp te maken. Daarnaast fungeerden de grachten als infrastructuur voor personen- en goederenvervoer – onder andere ter bevoorrading van de markten en de pakhuizen – maar ook als een open riolering en als stadsverdediging. In 1944 telde de binnenstad nog 54 rederijen die met 78 schepen in beurtvaart de meest verre steden aandeden. Tenslotte hadden de grachten in het 'Venetië van het noorden' een esthetische functie. Alleen laatstgenoemde functie is bewaard gebleven. De pleziervaart en de GVB-ponten zijn een rudimentair overblijfsel van het intensieve verkeer te water, zoals dat tot de onstuimige opkomst van de auto, plaatsvond. De overige functies zijn vrijwel geheel in onbruik geraakt.

Personen- en goederentransport vindt tegenwoordig over de weg plaats, met uitzondering van het toeristenvervoer per rondvaartboot, al jaren achtereen toeristentrekker nummer 1 van Nederland. Ook zijn er sinds 1989 enkele (toeristische) lijndiensten. Inmiddels varen er ook weer twee vrachtboten door de stad.

De stadsverdediging werd in de negentiende eeuw verlegd van de Singelgracht naar de Stelling van Amsterdam ver buiten de stad. Ook de havens zijn goeddeels naar buiten verplaatst, hoewel Westpoort strikt genomen nog wel binnen de grenzen van de stad valt. De watergebonden markten zijn verdwenen, net als de beurtvaart en het open riool. Waar de oude functies verdwenen, kreeg het wonen op het water de kans zich te ontwikkelen. Waar in het verleden veel schippers met het gezin op wisselende locaties op hun boot woonden, zijn het tegenwoordig in onbruik geraakte vrachtschepen, maar ook nieuw gebouwde arken, die op permanente basis bewoond worden.

Kortom, de functie van het water is sterk gewijzigd. De structuur is echter, met uitzonderingen van de dempingen, ongewijzigd gebleven. Deze structuur, bestaande uit vorm, loop en profiel, is gebaseerd op de functies die het water in het verleden had. De nieuwe, eigentijdse functies van het water zijn niet noodzakelijkerwijs hiervan afgeleid. Wel kan op basis van de ligging en de profilering een typologie van stadswateren worden opgesteld.

Het water is vanuit diverse invalshoeken te benaderen: vanuit de structuur, vanuit de functie en vanuit de typologie. In onderstaande historische schets worden de verschillende aspecten van het water vanuit deze invalshoeken belicht.

3.2 De Structuur Van Het Water Binnen De Stedelijke Groei

Historisch hydrografische structuur: Amstel en poldersloten

De ruimtelijke structuur van Amsterdam ontwikkelde zich oorspronkelijk langs de Amstel, waarop de ontginningssloten in een fijn, regelmatig patroon afwaterden. Het slotenpatroon is in grote delen van de binnenstad nog herkenbaar in de loop van stegen en dwarsstraten. Alleen de zeventiende-eeuwse grachtengordel doorbreekt dit prestedelijke afwateringspatroon, dat in de Jordaan en in de negentiende-eeuwse stadsuitbreidingen (Plan Kalff) verder werd uitgebouwd.

Stedelijk ingrijpen: dijken, Dam en burgwallen

In de dertiende eeuw werden, vanwege de inklinkende veengronden, dijken aangelegd langs de Amstel. Langs het IJ werd tegen de getijden de Zeedijk aangelegd. Met de aanleg van de Dam ontstond een gescheiden binnen- en buitenhaven: Rokin en Damrak.

In de veertiende en vijftiende eeuw groeide de stedelijke economie sterk. De stad werd meermalen uitgebreid. Met de aanleg van de burgwallen in de veertiende eeuw werden smalle stroken land bij de stad getrokken, die geschikt werden gemaakt voor bebouwing. De nieuwe stadsgrachten dienden aldus tot ontwatering van de bouwgronden en waren bovendien defensief van karakter. De oude stadsgrachten transformeerden tot woon- en werkgrachten. In 1425 werd dit proces gefixeerd door de eerste stenen stadsmuur, langs het Singel en de Geldersekade. Het rivierwater werd via een sluizensysteem in de burgwallen omgeleid naar het IJ. Bij laagwater werden de sluizen opengezet, zodat het vervuilde stadswater in het IJ stroomde en vers water uit de Amstel de stad binnenkwam. Bij hoogwater gingen de sluizen dicht om te voorkomen dat het brakke IJ-water de stad instroomde. Bij een geringe doorstroming van de Amstel werden een of twee van de drie sluizen opengezet, zodat een deel van de stad werd doorgespuid.

Zestiende-eeuwse uitbreidingen

In 1585 werd de stad aan de westzijde uitgebreid, waarbij op de plaats van de huidige Herengracht een smalle binnenvestsloot werd gegraven. In 1586 werd deze stadsuitbreiding doorgetrokken in oostelijke richting. De Lastage, vanaf de late middeleeuwen een gebied waar havengebonden economische activiteiten geconcentreerd waren, kwam nu binnen de stadsmuren te liggen. In 1592 werden aansluitend nieuwe eilanden aangelegd: de werkeilanden Uilenburg, Valkenburg en Rapenburg. Het oude havengebied van de Lastage werd woonbuurt, waarbij een aantal sloten werd gedempt. Twee nieuwe buitensluizen werden aangelegd, die het stadswater afschermden van het IJ: de Haarlemmersluis in het Singel en de Sint Antoniesluis in de Oude Schans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0002.jpg"

afbeelding 2: de stadsuitbreidingen tot 1600

De stadsuitbreidingen in de zeventiende eeuw

Tot het begin van de zeventiende eeuw werd de groei van het inwoneraantal en de economie van de stad opgevangen door verdichting van de oude stad. In 1612 kreeg de stad aan de westkant een grote uitbreiding. De westelijke grachtengordel, de Jordaan, de Haarlemmerbuurt en de westelijke (werk)eilanden werden aangelegd. De grachtengordel bestond uit drie hoofdgrachten met dwarsgrachten. Ten noorden van de Lastage werd in 1644 de IJ-oever in noordelijke richting verlegd met de aanleg van het Waalseiland op de plaats van de Oude Waal. Met de stadsuitbreiding van 1663, de voltooiing van de halve maan, kreeg de stad de vorm die zij tot ver in de negentiende eeuw heeft gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0003.jpg"

afbeelding 3: kaart van Amsterdam, circa 1675

Tot de stadsuitbreiding behoorden tevens de Nieuwe Vaart en de oostelijke (werk)eilanden. Opnieuw werden nieuwe binnen- en buitensluizen aangelegd: de Amstelsluizen in 1672 om het Amstelwater te kunnen spuien en om het vervuilde stadswater uit de Amstel te kunnen keren. Met de oplevering van de sluizen in de Amstel ontstond een systeem van zeven verschillende peilen. Het steeds ingewikkelder watersysteem ging de vervuiling van het stadswater echter niet tegen. De oorzaken lagen in het kleine verval van de Amstel en de hoge vloeden in het IJ. In de loop van de zeventiende eeuw werden steeds vaker watermolens gebruikt om het vuile stadswater te lozen. Johannes Hudde – burgemeester van Amsterdam vanaf 1673 – slaagde erin de watercirculatie van de stad te verbeteren door het aantal waterniveaus te verminderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0004.jpg"

afbeelding 4: Hoek Brouwersgracht Lijnbaansgracht met Brouwerssluisje; Adriaan Eversen, 1862

Een aparte passage binnen de grachtengordel dient gewijd te worden aan de Plantage. Ooit bedoeld als integraal onderdeel binnen de systematiek van de grachtengordel, werd al in de zeventiende eeuw besloten hier tuinen en ander groen (plantages) te ontwikkelen. De hoofdgrachten die oorspronkelijk nog doorliepen raakten allengs in onbruik om uiteindelijk geheel te verdwijnen. Wat rest is de siervijver in de dierentuin, waar de functies van het water in de plantagebuurt verdwenen zijn.

3.3 De Functie Van Het Water In De Geschiedenis Van Amsterdam

Woon- en werkgrachten

In Amsterdam zijn vanuit de historische ontwikkeling woon- en werkgrachten te onderscheiden, in de zeventiende eeuw sterk gerelateerd aan de sociale klasse van de bewoners. Vanaf de middeleeuwen bestond er een nauw verband tussen de activiteiten op het water en aan de kade met de activiteiten op het land en de achterliggende bebouwing. Niet alleen de sociale klasse was bepalend voor de activiteiten te water, en daarmee de structuur, het was de combinatie van de functies vervoer, wonen en werken, de verhouding tussen particulier en openbaar en de verhouding, tussen centraal en perifeer. Vanaf de zeventiende eeuw speelde bovendien de esthetiek een rol in de beleving van de grachten, met name voor wat betreft de woongrachten Keizersgracht en Herengracht. Het onderscheid tussen woon- en werkgrachten is nog steeds zichtbaar, echter niet meer zo nadrukkelijk als in het verleden. De exclusieve woongrachten hebben het oorspronkelijke woonkarakter behouden, zij het dat financieel dienstverlenende functies hier ook een plaats hebben verworven. De werkgrachten zijn nu overwegend woongrachten geworden, waarbij de bewoning zich uitstrekt tot over de voormalige pakhuizen en andere werkgebouwen. Ook de functie werken te water en op de kade wordt tegenwoordig vrijwel geheel door wonen ingenomen. Juist de afwezigheid van woonschepen aan de chique delen van de Herengracht en de Keizersgracht maakt het aloude onderscheid tussen woon- en werkgrachten zichtbaar. In de minder chique Prinsengracht daarentegen hebben woonboten de plaats ingenomen van de werkschuiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0005.jpg"

afbeelding 5: De Gouden Bocht in de Herengracht; Gerrit Berckheyde, 1672

Werkeilanden

Op de vanaf de zestiende eeuw aangelegde werkeilanden – ten behoeve van de zware en vervuilende industrie – was de situatie afwijkend omdat hier de wal a priori de functie van bedrijfsterrein had, met insteekhavens en scheepshellingen. De verhouding tussen land en water is hier fundamenteel anders. De werkeilanden – autonome, geschakelde eenheden – werden consequent rationeel ingericht, waarbij de schaal steeds groter werd en de vorm zich ontwikkelde op basis van de steeds verdergaande uitsplitsing van functies in de haven. Symmetrie was het uitgangspunt bij de ontsluiting en verkaveling van het haveneiland. Er werd gezocht naar een ontsluiting over land en over water en naar de beste ordening van functies op het eiland. Het haveneiland kreeg daarom vaak twee middenstraten, met woningen ertussen. De rationalisering van de overslag werd mogelijk doordat de bedrijven en werven aan het water en aan de straat kwamen te liggen. De walkanten waren niet openbaar en kregen vaak geen kades. Het water was breed en daarmee geschikt voor de aanleg van scheepshellingen en het scheepvaartverkeer.

In de loop van de tijd werden de verkaveling, de circulatie en de zonering van de eilanden steeds verder ontwikkeld. De haveneilanden werden aangetakt op het bestaande dijkenstelsel langs Amstel en IJ.

De havengebonden activiteiten zijn verdwenen, maar het karakter van de eilanden is nog deels herkenbaar. Op het oostelijk deel van Uilenburg is de oude verkaveling nog aanwezig; het westelijk deel heeft in de jaren twintig gesloten bouwblokken en openbare kades gekregen, waarbij de twee straten in de lengterichting werden samengevoegd tot de Nieuwe Uilenburgerstraat. Op de westelijke eilanden en op de Kadijken is de wervenstructuur op veel plaatsen nog aanwezig, vaak in de vorm van openbare ruimte die bij bewoners in zelfbeheer is. Op andere plaatsen is bij de industrialisering in de negentiende eeuw of bij de cityvorming en de latere stadsvernieuwing de structuur van de eilanden vervangen door een nieuwe structuur die beter voldeed aan de nieuwe vraag.

Singelgracht en Amstel

Binnen de structuur van de grachtengordel – een spinnenweb – nemen de Singelgracht en de Amstel een bijzondere plaats in: respectievelijk de buitenste concentrische gracht en met enige afstand de breedste radiaal. De Singelgracht was bevaarbaar voor kleinere schuiten, maar was als route niet belangrijk, behalve ter plaatse van de kruisingen met de radialen Amstel en Nieuwe Vaart. Het profiel van de Singelgracht was van oudsher asymmetrisch – de bolwerken aan de stadskant en de weilanden aan de landzijde – en zou ook in later tijden sterk divers van aanzien blijven. De functie van de Singelgracht was goeddeels defensief, terwijl na de sloop van de bolwerken het accent meer op de recreatieve vaart kwam te liggen (zonder echt de overhand te nemen). Ook kwamen op sporadische plekken in de tweede helft van de twintigste eeuw enkele woonschepen te liggen.

De Amstel is de hoofdverkeersader van de stad, de verbinding tussen ooit de open zee en het IJ met het achterland. Door de Dam was de Amstel binnen de middeleeuwse binnenstad verdeeld in een zeehaven en een rivierhaven met daartussenin de overslag en de markt. Omdat de kade oorspronkelijk slechts aan een zijde van de rivier was, was ook hier sprake van een asymmetrisch profiel. Buiten de middeleeuwse binnenstad, in de grachtengordel was het profiel ook licht asymmetrisch omdat aan de oostelijke zijde veelal grotere instellingen en bedrijven verrezen. Vanaf de 19de eeuw is de Amstel echter een woongracht, waarbij de woonhuisarchitectuur domineert. De oude vrachtschepen (in het centrum in verhouding veel meer dan de arken die in Amsterdam Zuid het beeld bepalen) zijn blijvend afgemeerd, ter bevestiging van de woonfunctie. De voormalige haven is vrijwel geheel gedempt, waar de werkfunctie aan de wal is gebleven (winkels, horeca), alsook in het laatste restant van het Rokin en het natte Damrak, de rondvaart.

Het IJ

Het IJ vormde een natuurlijke havenkom, in directe verbinding met de zee en bood vanaf het water een magnifiek panorama over de stad. De haven is verplaatst naar het westen, het havenfront is met de aanleg van het stationseiland geblokkeerd. De getijden zijn sinds de bouw van de Oranjesluizen opgeheven en het IJ is met de vele aanplempingen (met name in Amsterdam Noord) versmald. Met de aanleg van het Westerdoks- en het Oosterdokseiland werden delen van het IJ getransformeerd tot binnenwater. In zekere zin geldt dat ook voor het IJ ten noorden het stationseiland. Door de huidige en geplande bebouwing van de IJ-oevers komt de overkant zienderogen dichterbij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0006.jpg"

afbeelding 6: Het IJ; G. Lamberts, 1832

3.4 Het Functioneren Van Het Water

Met de zeventiende-eeuwse stadsuitbreidingen werd Amsterdam zo groot dat er verschillende stadsdelen waren: de Dam met de beurs en het stadhuis, de hoofdgrachten, waar vooral werd gewoond, de gebieden buiten de Prinsengracht, die een gemengde woon- en werkfunctie hadden en de buitendijkse havengebieden. Al deze gebieden waren door een netwerk van interne waterwegen met elkaar verbonden. De Prinsengracht speelde een belangrijke rol in dit netwerk. De gracht was van twee kanten door middel van sluizen met het IJ verbonden, bij de Korte Prinsengracht en bij de Kadijk. Via de Overtoom, de Boerenwetering en de Amstel konden schepen uit het Amstelland de gracht op. De Boerenwetering kwam uit op de Weteringpoort, een waterpoort die via twee korte grachtjes, de Vijzelgracht en de Spiegelgracht, was verbonden met de Prinsengracht. De doorvaart werd gefaciliteerd door een stelsel van ophaalbruggen en sluizen. Mede vanuit het functionele gebruik van het water werd de Prinsengracht gekenmerkt door de dubbele functie van wonen en werken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0007.jpg"

afbeelding 7: De Prinsengracht gezien naar de Leliesluis. In het midden in het verschiet de Westertoren; Gaston Braun (fotograaf), Braunet Cie. (uitgever), 1864

Rond het midden van de zeventiende eeuw had Amsterdam ongeveer 200.000 inwoners. Dat had als gevolg dat de aanvoer van goederen dagelijks een gigantische operatie was. Vooral in en rond de stad bestond een zeer uitgebreid transportsysteem te water, waaraan het systeem van landwegen complementair was. In de stad was dit transportnet gekoppeld aan een systeem van markten, waar goederen per categorie werden verhandeld. Als de overlast voor het verkeer te erg werd, werden markten verplaatst. Van de vele historische marktlocaties aan het water is een tweetal overgebleven: de bloemenmarkt langs het Singel en de Waterloopleinmarkt. De bloemenmarkt bevindt zich nog op het water, alleen niet meer in schepen maar veelal in onderheide constructies die meer met een gebouw dan met schip te maken hebben en die zich volledig van het water afkeren. Dat geldt ook voor de gebouwtjes waarin de Waterloopleinmarkt is gevestigd. Het verband tussen de markt en het water is, zowel in functionele als stedenbouwkundige zin, volledig verdwenen. De aan- en afvoer van goederen vindt per auto plaats en de markten (Bloemenmarkt) zijn zodanig ingericht dat ze een aantasting vormen van het stadsbeeld, met name vanaf de grachten.

Aan de chique delen van de Herengracht en de Keizersgracht werd nergens markt gehouden: hier woonde vanaf de zeventiende eeuw de elite. In tegenstelling tot de Prinsengracht lagen hier vaste, stenen bruggen. Deze bruggen lieten geen grote schepen door. Deze grachten waren ook in de bebouwing aan de meeste regelgeving onderworpen: bedrijvigheid werd vanaf het begin door het stadsbestuur met overigens wisselend succes tegengehouden. Op oude schilderijen en prenten is goed te zien hoe in deze grachten de pleziervaartuigen de overhand hadden. Alleen aan het eerste stuk van de Herengracht was het karakter en ook de functie meer divers.

Bruggen en kades

Hoe meer grachten, hoe meer bruggen. De aard van de bruggen is van groot belang voor de scheepvaart. Aan de brugtypes was de functie van het water afleesbaar. Hoe meer beweegbare bruggen, des te meer scheepvaart en handel. Daarbij zijn de volgende nuances te maken. De stenen boogbruggen hadden een licht wisselende doorvaarthoogte, soms tamelijk hoog waardoor kleinere schepen met gestreken masten konden passeren. In de loop der tijd zijn plaatselijk beweegbare bruggen vervangen door stenen boogbruggen. Aan het einde van de negentiende eeuw werden bovendien op veel radialen ten behoeve van de trams lage, zwaardere bruggen aangelegd. Deze gietijzeren bruggen werden ook in havengebieden toegepast waar zwaar vervoer langskwam.

De kades waren behalve verkeersaders ook laad- en losplekken. Er bestond een sterke functionele samenhang tussen de kades en het water. Tegenwoordig hebben de grachten een veel meer statisch karakter en is alleen de functie van verkeersader overgebleven. Mede daardoor geldt het statische karakter ook voor de nieuwe woonfunctie op de grachten. Nieuw daarbij is de privatisering van de kades: het gebruik van de kade als voortuin bij de woonboten. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw vervullen de kades geen rol van betekenis meer in het laden en lossen. Daarmee zijn de kades en ook het water losgekoppeld van de straat en de woonhuisbebouwing. Het gevolg van deze verbroken relatie is dat ook het zicht over het water op veel plekken verloren is gegaan. De dynamische handels- en vervoersfuncties van het water zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw verdwenen. Hiervoor in de plaats kwam een statische functie, de woonfunctie.

Dempingen

Met de zogenoemde Tweede Gouden Eeuw rond 1870 ontstond de 'cityvorming', die gepaard ging met een golf van dempingen, sloop- en nieuwbouwprojecten. Toch vonden de eerste dempingen – zo vroeg als het midden van de negentiende eeuw – niet plaats om verkeerstechnische, maar om hygiënische redenen. Daarbij moet worden bedacht dat het dempen van grachten relatief goedkoop was en daardoor de onderhoudskosten van kades en bruggen kwamen te vervallen. Vooral in de laaggelegen Jordaan, waar de grachten nauwelijks vers water kregen, werden veel grachten gedempt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0008.jpg"

afbeelding 8: in het zwart de overwegend in de negentiende eeuw gedempte grachten

Zichtlijnen

Amsterdam heeft haar rijkdom en voorspoed aan het water te danken. Daarnaast verleent het water een onbetwistbare charme aan de stad. Het historische beeld van scheepsverkeer te water, aangelegd om te laden en te lossen bestaat echter niet meer. Het mastenwoud is verdwenen en slechts enkele gemotoriseerde schepen zijn gebleven, dan wel teruggekeerd op permanente basis, als woonschip. In de naoorlogse periode namen bovendien ook steeds meer arken op permanente basis de plaats in van de tijdelijke vrachtschepen, waardoor de zichtlijnen op het water steeds minder werden. Immers over de meeste vrachtschuiten kon worden heengekeken, over de woonarken niet. De hoge schepen, waar niet over heen kan worden gekeken hebben overigens nog een band met het historische beeld, waar de arken als een nieuwe type 'bouwwerk' zijn te beschouwen. Al met al is het zicht op het water in de naoorlogse periode plaatselijk ingrijpend verminderd. Hiervoor in de plaats kwam een beeld vanaf het water op de woonschepen, een beeld dat door velen als bijzonder en als typisch Amsterdams wordt ervaren.

3.5 Typologie

Inleiding

Een klein aantal stadswateren komt voort uit natuurlijke waterlopen. De profilering van deze waterwegen is mede gebaseerd op de oorspronkelijke breedte. Dit is het geval bij de gedempte Nieuwezijds Voorburgwal en de Amstel (die bij de stadsuitbreiding van 1663 werd rechtgetrokken en versmald). De overige stadswateren zijn geprofileerd op basis van hun functie, waarbij de schaalvergroting van (haven)functies direct in het oog valt. De Herengracht en de Keizersgracht, kregen vanwege hun functie als luxe woongebied eveneens een flinke breedtemaat.

Stadsgrachten

Bij stadsuitbreiding werden de voormalige verdedigingsgrachten in de stad opgenomen. Het profiel ontwikkelde zich hierbij van asymmetrisch naar symmetrisch. Opvallend zijn de grillige lijnen van de gedempte Nieuwezijdsgrachten en regelmatige lijnen van de Oudezijdsgrachten (mogelijk voortkomend uit de loop van natuurlijke wateren). De loop van de Amsteldijken (Nieuwedijk, Warmoesstraat en het verlengde) als ook het dwarsstratenpatroon laat een zelfde tegenstelling zien.

Van de vijftiende-eeuwse stadsmuur is in de nabijheid van het water een aantal artefacten (zoals Munttoren, Waag, Schreierstoren, Montelbaanstoren etcetera) nog aanwezig. De functie als stadsgracht wordt daarmee inzichtelijk gemaakt. Ook de Herengracht is oorspronkelijk aangelegd als een regelmatige middeleeuwse binnenvestsloot, welke met de zeventiende-eeuwse stadsuitbreiding verbreed werd tot woongracht. De Singelgracht, de nieuwe stadsgrens uit deze tijd heeft zijn asymmetrische profiel min of meer behouden, onder andere vanwege de late ontwikkeling van de negentiende-eeuwse stadsdelen. Deze voormalige vestinggracht is herkenbaar aan de knikken van de voormalige bolwerken.

Amstel

Ooit diende de Amstel als buiten- en binnenhaven. Zeeschepen konden tot aan de Dam komen. Bij de Amstelsluizen aan de zuidkant van de stad vond de aanvoer van groenten, fruit en turf plaats. Grote delen van de Amstel zijn gedempt, zodat in het stadshart het idee van de rivier als ruggengraat van de stedelijke structuur niet erg zichtbaar is. Vanaf de Munt is en blijft de Amstel de belangrijkste radiaal van Amsterdam.

Woongrachten

Een aantal grachten in de binnenstad is aangelegd ten behoeve van het luxe wonen aan het water. Daartoe werden grote diepe kavels uitgegeven, die geschikt waren voor de bouw van grote grachtenhuizen. Soms werden de grote kavels gecombineerd met kleinere kavels aan een achterstraat, waar koetshuizen, stallen en andere bijgebouwen konden worden neergezet. Deze achterstraten leidden het landverkeer weg van de woongrachten. De grachtenhuizen leenden zich niet voor fysieke arbeid, wel voor handels- en financiële activiteiten. Industriële activiteiten werden door de aanwezigheid van stenen boogbruggen afdoende ontmoedigd. De belangrijkste woongrachten zijn de Herengracht en de Keizersgracht en in mindere mate het Singel.

Werkgrachten

Vanaf de zestiende eeuw deed zich binnen de stad een scheiding van functies voor. Stad en haven onderscheidden zich van elkaar door een andere opzet. In de zeventiende-eeuwse stadsuitbreidingen is een duidelijke zonering te onderscheiden. Zoals hiervoor al is opgemerkt waren de Keizersgracht en de Herengracht bedoeld voor het wonen, de Prinsengracht en de gebieden erbuiten voor een meer gemengde functie. Bedrijven werden afgewisseld met kleinere woningen voor de stedelijke midden- en onderklasse. Op dit moment is dit aspect niet meer te onderkennen in het kadegebruik, maar wel in de bebouwing. Langs de werkgrachten staan niet zozeer monumentale woonhuizen, als wel de kleinere woonhuizen en pakhuizen. Wat betreft de kades is het opvallend dat langs de Prinsengracht, de Brouwersgracht en een aantal andere voormalige werkgrachten grote concentraties woonschepen liggen. Vanuit de hierboven geschetste functies en typologieën van het water zijn deze concentraties verklaarbaar. De historische aanwezigheid van draaibare bruggen en scheepvaartroutes met de latere relatief hogere bruggen dan elders in de grachtengordel maakte het eenvoudiger voor de latere woonbootbewoners om ligplaats in te nemen met de woonboot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0009.jpg"

afbeelding 9: Brug van de Palmstraat naar de Binnen Dommersstraat over de Brouwersgracht; J.H. Wijsmuller, 19e eeuw

Haven

De grote zeeschepen bleven buiten de palenrij in het IJ. Kleinere schepen voeren, na de lading van de grotere schepen te hebben overgeladen, door de werkgrachten de stad binnen. Maar ook de veerdiensten hadden hun uitvalsbasis binnen de stad, waardoor de grachten nabij het IJ en het IJ zelf continu fungeerden als de haven van Amsterdam en in de zeventiende eeuw zelfs als de haven van de wereld. De Amstel was binnen deze haven de levensader en minstens even druk, zo niet drukker dan de parallelle havengrachten. De meer industriële watergebonden activiteiten concentreerden zich op de oostelijke en westelijke werkeilanden. De havengrachten kenmerken zich op een groot aantal plaatsen door de pakhuizen en andere aan de havenfunctie gelieerde bebouwing alsmede door de aanwezigheid van niet-openbare kades met (voormalige) werfterreinen (werkeilanden).

3.6 Wonen Te Water

Het wonen op het water is slechts één van de vele functies die het Amsterdamse water in de afgelopen eeuwen vervuld heeft. Omdat het water nog maar nauwelijks een rol speelt in handel en vervoer heeft de statische woonfunctie de overhand gekregen. Deze woonfunctie heeft altijd aan het water gekleefd, echter voornamelijk tijdelijk (want gebonden aan de vervoersfunctie van de schepen) en beperkt. Het wonen op het water kwam ook wel voor, maar was zeldzaam en in geen geval te vergelijken met de huidige situatie, waar arken en schepen voor permanente bewoning aaneengeschakeld – soms zelfs dubbel – langs de kade liggen. Het fenomeen van het wonen op het water in de huidige vorm is grotendeels een naoorlogse ontwikkeling en is ontstaan vanuit veranderde maatschappelijke, culturele en economische verhoudingen.

4 Ruimtelijke Beschrijving En Uitgangspunten

4.1 Beschrijving Van De Bestaande Situatie

Door de eeuwen heen zijn betekenis en gebruik van het water in de binnenstad aanzienlijk veranderd. Van havenactiviteiten is geen sprake meer en vervoer van goederen over het water vindt nog maar nauwelijks plaats. Sinds het begin van de 20e eeuw wordt het water vooral recreatief gebruikt. Ook fysieke veranderingen hebben plaatsgevonden. Vooral in de Jordaan en aan de nieuwe zijde van het middeleeuwse deel van de binnenstad is een aantal grachten gedempt (zie afbeelding 8). Toch wordt het stadsbeeld nog steeds in grote mate door water bepaald en speelt het water nog steeds een hoofdrol in de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad.

4.1.1 Ruimtelijke structuur

De hoofdstructuur van de binnenstad als geheel maar ook van de verschillende individuele buurten is gebaseerd op de waterstructuur en aan de hand van deze goed afleesbaar.

De middeleeuwse binnenstad, de grachtengordel en de Jordaan vormen fijn vertakte weefsels, waarbij elk gebied zijn eigen duidelijk afleesbare structuur heeft. De concentrische ringen van de grachtengordel en de op de polderstructuur gebaseerde verkaveling van de Jordaan zijn duidelijk in de waterlopen afleesbaar. Ook de structuur van de middeleeuwse binnenstad weerspiegelt zich in het water. De dwarsprofielen van de grachten zijn op enkele uitzonderingen na symmetrisch opgebouwd. Damrak en Rokin zijn asymmetrisch opgebouwd, met een drukke kant met brede kade en een rustige kant. Dit heeft zijn oorzaak in de vroegste ontstaansgeschiedenis van de stad. De oevers zijn bijna overal openbaar. De bebouwing is grotendeels kleinschalig en is gebaseerd op de typologie van het Amsterdamse stadshuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0010.jpg"

afbeelding 10: luchtfoto van de binnenstad; de waterlopen zijn het structuurbepalende element

Op de westelijke en oostelijke eilanden – de toenmalige havengebieden – wordt de ruimtelijke structuur bepaald door brede grachten. De meeste van deze toenmalige havenbekkens zijn breder dan 30 meter waardoor het water de eilanden ruimtelijk van elkaar scheidt. De grachtenprofielen en kades zijn bijna uitsluitend asymmetrisch. Langs de kades bevinden zich veel privéterreinen. Van de oorspronkelijke scheepswerven is alleen op de westelijke eilanden een aantal nog in gebruik. Verder bevindt zich er een aantal jachthavens. Langs de kades lopen voetgangers- en fietsroutes. Het groene en rustige karakter wordt door een aantal plantsoenen versterkt. De kadebebouwing maakte oorspronkelijk onderdeel uit van de scheepswerven, loswallen en opslagplaatsen. Deze bebouwing is op enkele plekken nog aanwezig, maar de huidige functies staan veelal los van de activiteiten op of aan het water.

De Amstel heeft een bijzondere positie in de ruimtelijke structuur van de (binnen)stad. Het unieke karakter van de stedelijke ruimte ontstaat door de breedte van het water en door een aantal representatieve gebouwen. Amstelhotel, Carré, Hermitage, Stopera en hotel de l'Europe doorbreken de kleinschalige structuur en geven de ruimte een bijzondere allure. Ook de kades van de Amstel tussen de Singelgracht en het stadhuis zijn een fractie breder dan de kades van de meeste grachten en versterken dit bijzondere karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0011.jpg"

afbeelding 11: de Amstel met Carré

De Singelgracht vormt de grens van de oude binnenstad. Kenmerkend zijn het brede profiel en het slingerende verloop van de toenmalige vestinggracht. Een aantal voormalige bolwerken is nu ingericht als plantsoen of plein. Aan de binnenstadzijde worden solitaire gebouwen afgewisseld met gesloten bouwblokken waardoor op regelmatige afstand zichtrelaties met erachter liggende straten ontstaan.

4.1.2 Gebruik van de wateren

statisch en dynamisch gebruik

Ook het gebruik is van grote invloed op het karakter en de beleving van het water. Er wordt onderscheid gemaakt tussen statisch en dynamisch gebruik. Met statisch gebruik wordt bedoeld het gebruik door woonboten en bedrijfsvaartuigen met een vaste ligplaats. Het dynamisch gebruik wordt bepaald door het varend verkeer zoals rondvaartboten, pleziervaartboten, watertaxi's en binnenscheepvaart. Vooral het statische gebruik is van invloed op de beleving van het water. In dit bestemmingsplan is met name het statische gebruik vastgelegd.

In de wateren van de binnenstad bevinden zich in totaal 773 ligplaatsen voor woonboten en 122 ligplaatsen voor varende en niet varende bedrijfsvaartuigen. Oorspronkelijk waren de woonbootligplaatsen geconcentreerd in bepaalde gebieden. Geleidelijk zijn in de afgelopen eeuwen de woon- en werkboten via de brede waterwegen het IJ, de Amstel, de Kostverlorenvaart en de Nieuwe Vaart meer over de binnenstad verspreid geraakt. Door fysieke belemmeringen, zoals te kleine doorvaartprofielen onder bruggen of de beschikbaarheid van openbare kades, zijn de ligplaatsen niet over de hele binnenstad verspreid. Zo bleven vooral de rakken met de grootste afstand naar de grote vaarwegen leeg. Dit verklaart dat er volle en minder volle rakken ontstaan zijn. Ondanks de spreiding van woonboten is het verschil in dichtheid nog steeds duidelijk aanwezig. Zo is de concentratie woonboten in de Brouwersgracht en aan het begin en het einde van de hoofdgrachten extreem hoog en bevinden zich bij de Oostelijke eilanden nauwelijks woonboten. Aanwezigheid en concentratie van woonboten bepalen de beleving van het water in grote mate. Of het water nog zichtbaar is, is erg afhankelijk van het type boot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0012.jpg"

afbeelding 12: statisch en dynamisch gebruik

Categorieën boten

Drie categorieën boten zijn van elkaar te onderscheiden: schepen, arken en vaartuigen. Schepen zijn boten die eerder in dezelfde staat een varend schip waren. Arken zijn boten met een min of meer rechthoekige opbouw zonder noemenswaardige variatie in hoogte, gebouwd op een speciaal voor die boot gebouwd drijvend casco. Vaartuigen zijn een tussenvorm tussen ark en schip. Al deze categorieën zijn in grote aantallen in de Amsterdamse binnenstad afgemeerd.
De onderlinge verhouding binnen een rak varieert, maar er bestaan rakken met bijna uitsluitend arken. Arken zijn in het algemeen hoger dan een schip en kunnen door hun rechthoekige vorm het zicht op het water meer belemmeren dan een schip of vaartuig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0013.jpg"

afbeelding 13: schip, ark en woonvaartuig

4.1.3 Ruimtelijke beleving op het water

Grachtenprofiel

Behalve in de toenmalige havengebieden is de breedte van de openbare ruimte langs het water vrij beperkt. Op enkele uitzonderingen na is het profiel als volgt opgebouwd. Direct langs de kademuur bevindt zich een parkeerstrook. Deze wordt gevolgd door een éénbaans rijstrook en een voetpad. Het profiel wordt ruimtelijk beëindigd door een gesloten gevelwand met of zonder stoepzone. De profielbreedte varieert tussen de 5 (vooral in de middeleeuwse stad) en 12 meter (17e eeuwse gordel). Het water wordt niet alleen ervaren door degenen die zich op het water bevinden, maar in de meeste gevallen beleefd vanuit het perspectief van omwonenden, wandelaars, fietsers of automobilisten. Zicht op het water is slechts vanuit relatief korte afstand mogelijk. Bij grachten met afgemeerde woonboten is deze zichtrelatie regelmatig onderbroken. Daar waar meerdere arken achter elkaar liggen is het water meestal over een grote afstand niet zichtbaar.

Zichtlijnen

De radiale straten van de binnenstad lopen in de meeste situaties via een brug over het water. Meestal bestaat vanuit grotere afstand geen zichtrelatie met het water. Er is echter ook een aantal straten dat haaks of schuin op een gracht loopt. Van hieruit is er – afhankelijk van de breedte van de gracht – wel zicht op het water. In de huidige situatie is het zicht op het water regelmatig niet mogelijk vanwege afgemeerde boten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0014.jpg"

afbeelding 14: een afgemeerde ark verspert het zicht op het water

Bloemenmarkt

Op het zuidelijke gedeelte van het Singel is de ruimtelijke relatie met het water het meest verstoord. Tussen het Koningsplein en de Vijzelstraat onttrekken de kramen van de Bloemenmarkt het zicht op het water volledig. Op één boot na zijn de oorspronkelijke boten allemaal vervangen door op palen bevestigde pontons die als een éénlaagse gesloten gevelwand een barrière tussen wal en water vormen. Ook de uitgeoefende activiteiten zijn niet meer water gerelateerd. Fysiek en functioneel staat de Bloemenmarkt meer met de wal dan met het water in verbinding. Daarom is ervoor gekozen de gronden geen onderdeel van dit bestemmingsplan te laten uitmaken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0015.jpg"

afbeelding 15: de Bloemenmarkt

Pleinen: bijzondere plekken in de stad

Pleinen nemen in een stad een bijzondere ruimtelijke positie in. Zij zijn oriëntatiepunten en ontmoetingsplekken. De gebouwen aan de pleinen herbergen meestal ook belangrijke functies. In de Amsterdamse binnenstad zijn pleinen schaars. Aan het water zijn maar enkele pleinen gelegen. Ruimtelijk gezien zijn het Oudekerksplein en de Westermarkt eerder stedenbouwkundige “restruimtes” dan pleinen. Dit geldt ook voor de Noordermarkt. Hier wordt de driehoekige ruimte aan twee zijden met een gesloten gevelwand begrensd waardoor de ruimte ook als plein ervaren wordt. Aan de lange zijde opent de Noordermarkt zich naar de gracht. Zicht op het water is door afgemeerde woonboten slechts beperkt mogelijk. De Herenmarkt en het Amstelveld zijn de enige pleinen langs het water die niet aangelegd zijn om een stedenbouwkundig dilemma op te lossen maar waar bewust voor een plein is gekozen. Net als bij de Noordermarkt is bij het Amstelveld de zichtrelatie met het water door de afgemeerde woonboten verstoord. De Nieuwmarkt is niet langs een gracht gelegen maar het plein is over het water heen gebouwd. Aan de kanten waar het plein aan het water grenst wordt het water op een vergelijkbare manier als vanaf een brug beleefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0016.jpg"

afbeelding 16: het Amstelveld

Bruggen en sluizen

De Amsterdamse binnenstad telt circa 240 bruggen. Deze zijn niet alleen verkeerstechnisch maar ook ruimtelijk van groot belang. De ruimtebeleving – vooral de beleving van het water – is vanaf een brug compleet anders dan vanaf de kade. Ook als object zijn de bruggen belangrijke ruimtelijke elementen. Het zijn niet alleen beeldbepalende of zelfs monumentale bouwwerken, maar hebben ook een structurerende functie omdat zij de grachten in ruimtelijke eenheden onderverdelen. Vaak is de zichtbaarheid van de bruggen – vooral van de aanlandingen – beperkt door afgemeerde boten.

Er bevindt zich ook een aantal sluizen in de Amsterdamse binnenstad. Op de Amstelsluizen na zijn deze minder beeldbepalend dan bruggen, maar vormen ze wel belangrijke ruimtelijke elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0017.jpg"

afbeelding 17: Korte Prinsengracht met Eenhoornsluis

Steigers en op- en afstapvoorzieningen

De visuele invloed van steigers is erg afhankelijk van hun afmetingen. Deze verschillen van een smalle plank tot een grotere steiger als extra verblijfsruimte en/of op- en afstapvoorziening zoals bijvoorbeeld in de Amstel voor de Hermitage. Het gebruik is openbaar, bedrijfsmatig of privé. Binnen de grachtengordel zijn steigers vooral aanwezig bij watergebonden bedrijven, zoals de afvaartlocaties van rondvaartrederijen, waterfietsen en halteplaatsen voor lijndiensten. Op de toenmalige haveneilanden bestaan zij vooral bij jachthavens en soms bij werven. Ook niet watergebonden bedrijven gebruiken steigers bijvoorbeeld als afmeervoorzieningen voor hotelgasten. Bij het Holland Casino dient een openbare steiger in de Singelgracht als wandelroute. Openbare steigers in de vorm van bijvoorbeeld een vissteiger of een op- en afstapvoorziening voor passagiersvaartuigen komen vooral voor buiten de grachtengordel.

Op- en afstaplocaties zijn uitsluitend voor het aan- en afmeren van boten voor personen- en/of goederenvervoer voor het op- en afstappen van passagiers en het laden en lossen van goederen. Een aantal van de locaties is gesitueerd ter plekke van reeds aanwezige steigers. Op sommige locaties, zoals in de Singel bij de Vijf Vlieghen, bij Krasnapolski aan de Oudezijds Voorburgwal en bij de zij-ingang van de Hermitage aan Nieuwe Keizersgracht zijn al langer kleine op- en afstapvoorzieningen gerealiseerd. De ruimtelijke impact van deze voorzieningen is minimaal. In hoofdstuk 5.2.4 zal aandacht besteed worden aan de op- en afstaplocaties die als nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0018.jpg"

afbeelding 18: op- en afstapvoorziening aan de Nieuwe Keizersgracht bij de Hermitage

Kade- en oeverinrichting

De beschreven ruimtelijke aspecten en het gebruik op en aan het water weerspiegelen zich in de inrichting van kade en oever. De eigendomssituatie is hierbij het meest bepalend. Openbare kades zijn in het algemeen toegankelijk tot aan de waterrand. De scheidingslijn tussen land en water is helder. Kades zijn meestal recht uitgevoerd. Aan de Singelgracht en bij de oevers van de voormalige haveneilanden zijn ook schuine taluds aanwezig. De inrichting van de kades is bij de meeste grachten identiek: eenzijdig langs-/schuinparkeren, rijweg trottoir (met of zonder stoepzone). Alleen aan sommige bredere kades wordt aan beide zijden van de weg geparkeerd. Bij vernieuwde kades zijn de Amsterdammertjes verwijderd en het schuin parkeren is vervangen door langs parkeren. De ruimtelijke relatie tussen de straat en het water is hierdoor aanzienlijk verbeterd. De kades van de toenmalige haveneilanden, het Entrepotdok en de kade langs de Nieuwe Vaart ter hoogte van de Kattenburger-, Wittenburger- en Oostenburgergracht zijn afwijkend. Zo zijn op de eilanden gedeeltelijk groene taluds aanwezig en bevinden zich groenvoorzieningen langs het water. Bij het Entrepotdok is het havenkarakter nog aanwezig door pakhuizen, de kade-inrichting en enkele restanten zoals een oude kraan.

Ter plekke van ligplaatsen voor woonboten zijn op de kade kasten voor nutsvoorzieningen en post aangebracht. Bij een aantal ligplaatsen wordt de openbare kade privé gebruikt. De kade is dan (gedeeltelijk) omheind of er is zelfs een schuurtje geplaatst. De ruimtelijke impact van deze privatisering is duidelijk zichtbaar aan de Nieuwe Vaart. Vanaf het hooggelegen voet- en fietspad langs de oever is het zicht op het water bijna volledig weggenomen. Het zicht tussen de dicht achter elkaar afgemeerde arken is door omheinde privétuinen weggenomen. De ruimtelijke relatie met het water is hierdoor aangetast en de structuur van de stad is minder leesbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0019.jpg"

afbeelding 19: geprivatiseerde kade

Private oevers bevinden zich ter plekke van werven, jachthavens en andere bedrijven. Op delen van de westelijke eilanden liggen brede taluds langs de oevers (de voormalige hellingen van scheepswerven), verdeeld in relatief kleine kavels. Lage bedrijfsbebouwing en onbebouwde terreinen wisselen elkaar af. Op de oostelijke eilanden en Kadijken zijn de privéterreinen vaak groter dan op de westelijke eilanden. De grens tussen land en water is vooral bij werfterreinen minder duidelijk door de aanwezigheid van scheepshellingen en relatief veel schepen.

4.2 Ruimtelijke Uitgangspunten

Een belangrijk ruimtelijk uitgangspunt van het bestemmingsplan Water is de beleving van het water te bevorderen door de ruimtelijke relatie tussen water en wal weer zichtbaar te maken. Dit wordt bereikt door ontdichting mogelijk te maken, bijzondere plekken deels vrij te maken van ligplaatsen en in belangrijke zichtassen de relatie met het water te herstellen. Op deze wijze tracht het stadsdeelbestuur de cultuurhistorische, beeldbepalende kenmerken van de stad te versterken. Door een goede ordening van de ligplaatsen wordt tevens een efficiënt watergebruik mogelijk zodat alle functies optimaal tot hun recht kunnen komen en een intensief en veelzijdig gebruik van het water mogelijk is. Om de ruimtelijke uitgangspunten te kunnen realiseren, zijn alternatieve ligplaatsen in het bestemmingsplan opgenomen. Deze zijn afgestemd op de ruimtelijke structuur van het water.

4.2.1 Ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen

Het aantal ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen is in 1995 door de gemeenteraad vastgelegd. Er mogen geen nieuwe boten bijkomen: het aantal boten en daarmee het aantal ligplaatsen in stadsdeel Centrum blijft gelijk.

Om een ordentelijke inrichting van de grachten en een efficiënt watergebruik mogelijk te maken zijn de plekken voor het afmeren van woonboten en bedrijfsvaartuigen beperkt. Hiervoor zijn zones bepaald die op de verbeelding met aanduidingsvlakken voor ligplaatsen zijn aangegeven. Er is niet, zoals in een aantal van de voorheen geldende bestemmingsplannen het geval was, de daadwerkelijke contour van de boot als ligplaats aangeduid. Boten kunnen binnen het aanduidingsvlak door grotere boten worden vervangen onder de voorwaarde dat de vervangende boot voldoet aan de 'Bootrichtlijnen 2008'. Verder is een aantal alternatieve ligplaatsen in het bestemmingsplangebied opgenomen. (zie hoofdstuk 4.2.7)

4.2.2 Breedtemaat van ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen

In de meeste grachten is gekozen voor één standaard breedtemaat voor de aanduidingsvlakken van 6,5 meter. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het water te waarborgen en/of te verbeteren, om een zo efficiënt mogelijk watergebruik te bereiken en de doorvaartprofielen niet te belemmeren.

In de huidige situatie zijn niet alle boten binnen de aanduidingsvlakken afgemeerd. Bij vervanging, verbouwing of walmuurrenovatie moeten boten zover naar de kant opschuiven dat ze helemaal binnen het aanduidingsvlak komen te liggen en niet in strijd zijn met de door het college van Burgemeester en Wethouders bij besluit van 8 april 2008 vastgestelde doorvaartprofielen. In de Bootrichtlijnen 2008 is een maximale breedtemaat van 5,3 meter (historisch schip) bepaald, dus een te vervangen boot past ruim binnen de 6,5 meter uit dit bestemmingsplan. In situaties waar het vanwege fysieke omstandigheden (bijvoorbeeld bij een schuin talud) toch niet mogelijk is om geheel binnen het aanduidingsvlak te liggen kan bij omgevingsvergunning binnenplans tot één meter worden afgeweken van de maat van het aanduidingsvlak, mits geen strijd ontstaat met het minimale doorvaartprofiel.

In de grachten op de westelijke eilanden, de Amstel, de Oude Schans, en de Waalseilandsgracht wordt van deze algemene breedtemaat afgeweken. De breedte van deze grachten of de daar plaatsvindende activiteiten verlenen deze grachten een bijzonder karakter dat afwijkt van de andere grachten. Om die reden is hier maatwerk toegepast. Voor boten die naast elkaar liggen of die met hun buitenkant meer dan 6,5 meter uit de kade liggen is een groter en passend aanduidingsvlak opgenomen.

Ook bij de Nieuwe Vaart ter plekke van de Cruquiuskade is van de standaard breedtemaat afgeweken. Deze kade is recent vernieuwd. Vanwege het kadeprofiel en de toegangsvoorzieningen liggen de boten twee meter uit de kade. Om die reden is voor deze locatie in het bestemmingsplan gekozen voor een breedtemaat van het aanduidingsvlak van 7 meter.

4.2.3 Bijzondere plekken

In de 'Visie op het water van de binnenstad' zijn de Hermitage, het Amstelveld en de Noordermarkt als bijzondere plekken aangewezen met als doel hier de relatie tussen water en land te verbeteren en/of te waarborgen. Door het bouwen van op- en afstapvoorzieningen bij deze plekken zijn deze locaties ook vanaf het water toegankelijk.

De Hermitage – het voormalige 'diaconie oude vrouwenhuis' – is het laatste van meerdere nog aanwezige grote gebouwen uit de 17e eeuw aan de Amstel. Bijzonder aan deze gebouwen is hun stedenbouwkundige typologie. De gebouwen werden met hun representatieve kant op de Amstel georiënteerd en waren even breed als een geheel bouwblok. Hierdoor is de Hermitage uniek in zijn ligging en typologie. Om te garanderen dat het zicht op dit bijzondere gebouw vrij blijft is het gedeelte van het water in de as voor het gebouw bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'.

Bij de Hermitage is op grond van een verleende artikel 19 WRO (oud) vrijstelling de op- en afstaplocatie reeds gerealiseerd. Deze is uitgevoerd in combinatie met een verblijfsplek in de vorm van een grote steiger. De woonboten die hiervoor moesten wijken zijn verplaatst.

De ligging aan het water van het Amstelveld en de Noordermakt binnen de grachtengordel is uniek. Het grootste gedeelte van het centrum is aangewezen als beschermd stadsgezicht in het kader van de Monumentenwet 1988. Daarnaast zijn beide locaties gesitueerd in de kernzone van de door Unesco als werelderfgoed aangewezen grachtengordel. Mede vanuit het belang dat is gediend met het behoud van het beschermde stadsgezicht verdienen deze unieke plekken een bijzondere status en bescherming.

In de huidige situatie zijn langs de kade over de hele lengte van beide pleinen boten afgemeerd waardoor de ruimtelijke relatie tussen water en plein verstoord is. Om water en plein ruimtelijk (visueel) weer met elkaar te verbinden wordt de kade over een lengte van 40 meter vrijgemaakt van ligplaatsen en is hier de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' aan toegekend.

Bij het Amstelveld is de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen ter hoogte van de Amstelkerk. Hierdoor ontstaat niet alleen een ruimtelijke relatie van het water met het plein maar ook tussen het water en de kerk. Bovendien kan door het ontbreken van parkeermogelijkheden ter plaatse van deze bijzondere plek de bijzondere relatie tussen het water en het land extra worden ervaren.

Ook bij de Noordermarkt is de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' tegenover de kerk opgenomen. Zo wordt zowel de relatie tussen het water en het plein als tussen het water en de Noorderkerk versterkt.

Om de bijzondere status van deze locaties te beschermen, is de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Daarmee wordt recht gedaan aan het belang dat wordt gediend met bescherming van het stadsgezicht. Om deze bestemming te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat per locatie twee woonboten verplaatst worden. De ligplaatsen van de betreffende vier woonboten zijn om deze reden niet meer in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij de afweging omtrent de vraag in hoeverre het redelijk is de bestaande ligplaatsen ter plaatse weg te bestemmen, ten behoeve van realisering van de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap', is meegenomen het feit dat er binnen de grenzen van het stadsdeel voldoende gelijkwaardige alternatieve ligplaatsen in het bestemmingsplan zijn opgenomen en dat het stadsdeel bovendien de kosten van de benodigde verplaatsingen voor haar rekening neemt. Het stadsdeel is van mening dat gelet hierop in het belang van een goede ruimtelijke ordening de ligplaatsen ter plaatse van het Amstelveld en de Noordermarkt opgeheven kunnen worden. In eerste instantie zal daarbij er naar gestreefd worden in overleg met de betreffende bewoners een alternatieve ligplaats te vinden. Als de bewoners geen medewerking verlenen kan het stadsdeel in het uiterste geval de ligplaatsvergunning voor de wegbestemde locatie intrekken en op die manier de verplaatsing ten uitvoering brengen naar een door het stadsdeel aan te wijzen locatie.

Aanpassing als gevolg van amendementen 6 en 8
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn de amendementen 6 en 8 door de stadsdeelraad aangenomen. Als gevolg hiervan zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap' ter plaatse van de Noordermarkt en het Amstelveld van de verbeelding verwijderd en is ter plaatse aan de gronden de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' toegekend en is het aantal ligplaatsen en het maximaal aantal ligplaatsen voor het gehele rak met twee verhoogd. Daarnaast zijn bij zowel de Noordermarkt als het Amstelveld de functieaanduidingen 'specifieke vorm van water - op en afstaplocatie' niet langer meer op de verbeelding opgenomen.

4.2.4 Zichtlijnen

Op de verbeelding zijn zichtlijnen gewaarborgd door er de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' op te nemen. Het water vormt een essentieel element in het centrum van Amsterdam. Niet alleen visueel is het van groot belang. Ook de structuur van de stad wordt medebepaald door de waterwegen. De stadsplattegrond wordt vanuit het perspectief van de voetganger/fietser beter leesbaar als de ligging van de grachten duidelijk herkenbaar is. Dit wordt bevorderd als belangrijke zichtlijnen vrij zijn van belemmeringen. Niet elke straat die haaks of schuin op het water staat, vormt een belangrijke zichtlijn. In sommige situaties zijn de afstanden tussen twee waterwegen vrij gering, in andere situaties lopen twee of meerdere straten op korte afstand parallel naar het water. Als daar een zichtas wordt onderbroken, blijft de stedenbouwkundige structuur nog steeds leesbaar. Maar er zijn plekken waar het belangrijk is dat de zichtrelatie naar het water niet belemmerd wordt. Daar vormt het zicht op het water een oriëntatiepunt. Voorbeeld zijn de radialen die de hoofdgrachten met de Singelgracht verbinden, of de gedempte grachten in de Jordaan, de Leidsekruisstraat en de Nieuwe Spiegelstraat. Ook zichtlijnen naar de Amstel en tussen de Nieuwmarkt en de Oude Schans helpen om de structuur van de stad beter te begrijpen. De zichtlijnen op de oostelijke eilanden ondersteunen de ervaring van dit gebied als toenmalige haveneilanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0020.jpg"

afbeelding 20: de belangrijke zichtlijnen

Een afgemeerde woonboot hoeft niet per se een belemmering van een zichtlijn te vormen. Bij weids water zoals bij de Amstel en het IJ is het watervlak vanaf grotere afstand zichtbaar. Maar in de meeste situaties is het water op een wat grotere afstand niet meer zichtbaar. Objecten op het water zijn wel zichtbaar. De ruimtelijke structuur wordt beter leesbaar als de objecten die zich in het water bevinden duidelijk met water geassocieerd kunnen worden. Als zich aan het einde van een belangrijke zichtlijn boten in het water bevinden is het om die reden wenselijk dat dit schepen zijn en geen arken. Een schip associeert men (vooral van grotere afstand) eerder met het water dan een ark. Tegelijkertijd vormt een schip vanwege zijn hoogte en contour een kleinere ruimtelijke barrière dan een ark waardoor van kortere afstand niet alleen het schip zelf, maar ook het water zichtbaar is. Als er arken zijn afgemeerd is vanaf grotere afstand de associatie met water veel minder. Dan lijkt een ark vaak op een bouwwerk op de rand van de kade. In de huidige situatie belemmeren een aantal arken de zichtrelatie met het water. In een aantal gevallen wordt het zicht op het water in zijn geheel ontnomen. De ruimtelijke kwaliteit en de leesbaarheid van de stad verbeteren als bij vervanging van woonboten in zichtlijnen schepen worden afgemeerd. Daardoor wordt de zichtrelatie met en het zicht op het water hersteld, hetgeen vanuit het beschermde stadsgezicht zeer wenselijk is en daarmee in het belang van een goede ruimtelijke ordening. In de planregels wordt daar uiting aan gegeven door gebruiksregels voor de verbouwing en vervanging van arken op te nemen.

4.2.5 Afstand ligplaatsen ten opzichte van bruggen en sluizen

Bruggen en sluizen zijn belangrijke ruimtelijke elementen die de structuur van de Amsterdamse binnenstad mede bepalen en vormen beeldbepalende elementen van de historische binnenstad. De bruggen en sluizen zijn in dat verband ook gewaardeerd (zie paragraaf 4.3) Om het beschermde stadsgezicht te waarborgen is één van de doelen van dit bestemmingsplan het zicht op deze bouwwerken te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren.

In het bestemmingsplan is een maat van 10 meter aangehouden voor de afstand van het aanduidingsvlak voor ligplaatsen tot een brug of sluis. Hierdoor zijn de aanduidingsvlakken binnen diverse rakken vergroot. Dit biedt de mogelijkheid tot meer spreiding van de boten binnen het rak. Ook geeft het booteigenaren de mogelijkheid bij vervanging een grotere boot af te meren.

Bij de maatbepaling is rekening gehouden met het verkeersveiligheidsaspect. Er bevindt zich genoeg ruimte voor passerend vaarverkeer. Een afstand van 10 meter wordt gezien als een voldoende afstand om ook op grotere afstand zicht op de brug te hebben. Deze 10 meter worden vrijgehouden van ligplaatsen of andere objecten. De maat van 10 meter begint voorbij de aanlanding van de brug (zie afbeelding 21).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0021.jpg"

afbeelding 21: schema aanlanding brug

Daar waar in de huidige situatie boten dichter dan 10 meter bij een brug liggen is het aanduidingsvlak opgerekt zodat de volledige lengte van de bij een brug afgemeerde boot binnen het aanduidingsvlak voor ligplaatsen valt. Het bestemmingsplan kent een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur om de lengte van het aanduidingsvlak bij bruggen van orde 1 in te korten bij herschikkingen bij walkantvernieuwing of bij een verplaatsing naar een andere locatie.

Het dagelijks bestuur zal van deze bevoegdheid alleen gebruik maken als de betreffende booteigenaar daar op vrijwillige basis aan wil meewerken.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan hebben we vastgehouden aan het door de centrale stad op 14 november 2001 aangenomen beleid, waarin gedetailleerd uitleg is gegeven over de uitvoering van een in 1995 aangenomen motie over het instellen van een afmeerverbod binnen 10 meter van historische bruggen. Deze beleidsnotitie geldt nog steeds voor het centrum. Daarin is door de gemeenteraad de keuze gemaakt het op 10 meter afstand afmeren bij bruggen alleen bij walkantvernieuwingen en op vrijwillige basis bij historische bruggen na te streven.

Het aantal ligplaatsen binnen 10 meter van een historische brug is dermate groot, dat het stadsdeel over onvoldoende financiële middelen beschikt om alle ligplaatsen gelegen binnen een afstand van 10 meter tot een brug in een tijdsbestek van 10 jaar te verplaatsen. Het plan zou daardoor onuitvoerbaar worden. Om die reden is er voor gekozen geen ligplaatsen weg te bestemmen en bij verplaatsingen vrijwilligheid uitgangspunt te laten zijn.

Voor zover er nog geen woonboten zijn gelegen binnen 10 meter afstand van een niet-historische brug, is in het bestemmingsplan het aanduidingsvlak tot 10 meter voor de brug ingetekend op de verbeelding, zodat bij bruggen waar momenteel die afstand wel aanwezig is, deze in de toekomst behouden blijft.

4.2.6 Rakken met een hoge dichtheid boten

In sommige gevallen liggen boten bijna direct achter elkaar afgemeerd. Vooral wanneer arken naast elkaar liggen is het zicht op het water over een behoorlijke lengte volledig ontnomen. Dit is uit ruimtelijk oogpunt een ongewenste situatie. Daarnaast is het vanwege de brandveiligheid van belang dat de onderlinge afstand tussen boten minimaal 2 meter is. In de volgende grachten of gedeelten daarvan liggen de boten te dicht op elkaar: de Brouwersgracht (tussen Korte Marnixstraat en Binnen Brouwersstraat), de Lijnbaansgracht (tussen Korte Marnixstraat en Westerstraat), de Prinsengracht (tussen Brouwersgracht en Leliegracht en tussen Amstel en Reguliersgracht), de Keizersgracht (tussen Amstel en Utrechtsestraat).

4.2.7 Alternatieve ligplaatsen

De doelstellingen die genoemd zijn in paragraaf 1.4 zijn alleen te realiseren als voor woonbooteigenaren de mogelijkheid bestaat om binnen het plangebied een andere ligplaats in te nemen. Om deze reden zijn in dit bestemmingsplan alternatieve ligplaatsen opgenomen. Waar deze alternatieve ligplaatsen kunnen komen werd al eerder in “De Visie op het water van de binnenstad” vastgesteld. Hoofdzakelijk bevinden ze zich op de Oostelijke eilanden, maar ook in het Singel, in de Singelgracht, in het Entrepotdok en in de Geldersekade zijn alternatieve ligplaatsen aangewezen. Voorts worden in sommige rakken de aanduidingsvlakken opgerekt tot 10 meter tot de aanlanding van een brug waardoor ook een aantal alternatieve ligplaatsen gecreëerd wordt. Hoewel de alternatieve ligplaatsen in “De visie op het water van de binnenstad” al zijn aangewezen, is van belang of ze gelet op een goede ruimtelijke ordening in dit bestemmingsplan kunnen worden ingepast. In hoofdstuk 5.2.1 zal hierop worden ingegaan. De alternatieve ligplaatsen zijn uitsluitend bestemd voor boten die zich al binnen de grenzen van het stadsdeel bevinden. Een toename van het totaal aantal boten is daardoor uitgesloten. De alternatieve ligplaatsen zijn met aanduidingsvlakken op de verbeelding opgenomen. Een alternatieve ligplaats kan pas in gebruik worden genomen nadat het dagelijks bestuur gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het aantal en/of het maximale aantal ligplaatsen te wijzigen. De wijze waarop het dagelijks bestuur van deze bevoegdheid gebruik maakt wordt in deze toelichting uitgelegd in paragraaf 6.4.2.2.

4.2.8 Jachthavens

De bestaande jachthavens zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Voor nieuwe jachthavens is geen ruimte binnen het plangebied.

4.2.9 Steigers

Er bevinden zich vele steigers in de Amsterdamse binnenstad, gebruikt voor openbare, bedrijfsmatige of private doeleinden. Bestaande steigers zijn in het bestemmingsplan opgenomen als deze openbaar toegankelijk zijn of een openbaar karakter hebben. Sommige steigers doen tevens dienst als op- en afstapvoorziening.

Openbare steigers kunnen een privaat karakter hebben. Zo zijn steigers van sommige rondvaartmaatschappijen openbaar, maar is het alleen toegestaan voor vergunninghouders om aan te meren. Vanuit het water zijn deze niet openbaar toegankelijk. Ook zijn er openbaar toegankelijke steigers die geprivatiseerd zijn omdat bijvoorbeeld hotels ze claimen als exclusieve op- en afstapplaatsen voor de hotelgasten. Het stadsdeel spant zich in om het openbare karakter van deze steigers weer terug te krijgen. Er wordt overleg gevoerd met ondernemers die een exclusief privaat gebruik van steigers claimen om deze steigers weer openbaar toegankelijk te maken.

Particuliere, niet-commerciële en niet openbaar toegankelijke steigers zijn niet in het bestemmingsplan opgenomen. Steigers van vóór 1996 mogen vaak in stand gehouden worden totdat de feitelijke situatie wijzigt: bijvoorbeeld verbouwing of vernieuwing van de steiger. Hier geldt een uitsterfbeleid voor op grond van het Evaluatierapport van de Nota Amsterdam te water (1999). Waternet handhaaft op basis van een handhavingsplan en beschikt over een locatielijst. Als efficiënt watergebruik ermee gediend is, wordt onderzocht of ongewenste objecten ook kunnen worden verwijderd bij walkantvernieuwing.

Nieuwe steigers zijn op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan, met uitzondering van een nieuwe steiger bij de Haarlemmerpoort. De betreffende steiger staat hier tevens ten dienste van een op- en afstaplocatie. De enige mogelijkheid om deze locatie te gebruiken als op- en afstaplocatie was door deze te combineren met een steiger.

4.2.10 Op- en afstaplocaties

In januari 2008 is het 'Steigerplan in de Amsterdamse binnenstad' vastgesteld. In dit plan zijn naast de bestaande steigers die als op- en afstaplocaties werden gebruikt, 49 locaties voor nieuwe op- en afstapvoorzieningen vastgelegd en is bepaald hoe deze locaties worden ingericht. Met het steigerplan wordt beoogd het bedrijfsmatig vervoer van personen en goederen over het water te bevorderen. Één van de doelstellingen van dit bestemmingsplan is de toegankelijkheid van het water te bevorderen door op logische plekken een netwerk van kleine, openbare op- en afstaplocaties te realiseren ten behoeve van het personen- en goederenvervoer. De op- en afstaplocaties uit het steigerplan die vanuit een goede ruimtelijke ordening goed inpasbaar bleken zijn in het bestemmingsplan opgenomen.

De op- en afstaplocaties zijn allen gesitueerd op logische plaatsen met als doel de voorzieningen in die buurt goed bereikbaar te maken en te ontsluiten over het water. Het gaat daarbij om publiekstrekkers zoals musea, trouwlocaties, kerken, hotels en bijvoorbeeld de markten aan het Amstelveld en de Noordermarkt/Westerstraat/Lindengracht.

Hoewel de op- en afstaplocaties in het steigerplan zijn vastgesteld, is het in het kader van het bestemmingsplan van belang na te gaan of ze gelet op een goede ruimtelijke ordening op de betreffende plaatsen in dit bestemmingsplan inpasbaar zijn. In hoofdstuk 5.2.4 wordt op de gevolgen van deze nieuwe ontwikkeling ingegaan.

Ter plekke van de voorziening is op de verbeelding een functieaanduidingsvlak opgenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van water - op- en afstaplocatie', waar de boot kortdurend mag afmeren. De nieuwe op- en afstapvoorzieningen zijn op één uitzondering na (Haarlemmerplein) zonder steiger uitgevoerd. De ruimtelijke impact van de nieuwe op- en afstapvoorzieningen is minimaal. Ter plekke van de op- en afstaplocatie wordt het water langs de kade gereserveerd voor het professionele personen- of goederenvervoer. Dat zal worden duidelijk gemaakt aan de hand van een verkeersbord dat afmeren uitsluitend voor vergunninghouders is toegestaan. Het dagelijks bestuur zal daartoe aan Waternet verzoeken ter plaatse van de op- en afstapvoorzieningen een verkeersbesluit te laten nemen door het college van B & W. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit over een lengte van 20 meter of 40 meter. De voorzieningen zelf bestaan uit vier respectievelijk zes palen met een plank ter plekke van de uitstap. Ook de al bestaande op- en afstaplocaties zijn in dit bestemmingsplan positief bestemd en op de verbeelding aangegeven. Veel van deze locaties maken gebruik van al aanwezige steigers als op- en afstapvoorziening.

4.2.11 Toegangsvoorzieningen en overige objecten

Algemeen beleid van het stadsdeel is het water zo veel mogelijk vrij van objecten te houden. In de Nota Kade- en oevergebruik is geregeld welke objecten in, op en boven het water zijn toegestaan.

Toegangsvoorzieningen en meerpalen zijn objecten die in bepaalde situaties noodzakelijk zijn en om deze reden expliciet in dit bestemmingsplan geregeld zijn.

Toegangsvoorzieningen met een maximale afmeting van 2 x 2 meter en een maximale hoogte van 30 centimeter (gemeten vanaf de onderkant van het object) zijn zonder meer toegestaan. Voor de situering van de boot geldt als uitgangspunt dat deze zo dicht mogelijk bij de kade wordt afgemeerd. Alleen in situaties waar om technische redenen een grotere afstand tot de kade vereist is, is een plaatsing van de boot op grotere afstand toegestaan.- Hieraan is echter de beperkende voorwaarde verbonden dat door de ligging van de afgemeerde boot het door B&W vastgestelde minimale doorvaartprofiel niet in het geding komt. Voor deze gevallen kan zelfs op verzoek van de booteigenaar bij omgevingsvergunning afgeweken worden tot een maximale maat van 3 x 2 meter (lengte het water in x breedte).

Meerpalen zijn in sommige situaties noodzakelijk als de boot niet direct tegen de kade afgemeerd kan worden of als aanvaarbescherming. Per ligplaats zijn - alleen als hiervoor de technische noodzaak aangetoond is - maximaal twee palen toegestaan. Doorgaans kunnen woonboten gewoon met afhouders en touwen worden vastgemaakt aan de speciaal daarvoor in de kademuur aangebrachte haalkommen.

4.2.12 Varende bedrijfsvaartuigen

Het grootste aantal varende bedrijfsvaartuigen wordt gevormd door de rondvaartboten. Rondvaartboten zijn buiten werktijden op vaste plekken afgemeerd. In de voorheen geldende bestemmingsplannen zijn de locaties waar deze varende bedrijfsvaartuigen afgemeerd liggen niet voorzien van een ligplaatsaanduiding. In het bestemmingsplan Water worden ligplaatsen van varende bedrijfsvaartuigen geregeld. Voorwaarde voor het opnemen van een ligplaatsaanduiding op de verbeelding is dat het betreffende varende bedrijfsvaartuig een ligplaatsvergunning heeft. Uitgangspunt is dat de varende bedrijfsvaartuigen hun huidige ligplaatsen als ligplaats krijgen toegewezen. Als er ruimtelijk of nautisch bezwaar bestaat of als de eigenaar zelf daartoe de wens heeft geuit, krijgt een bedrijfsvaartuig voor zover mogelijk een andere ligplaats. Alle huidige ligplaatsen zijn geïnventariseerd en getoetst. Hieruit is gebleken dat op een enkele uitzondering na alle boten in aanmerking komen voor een ligplaatsvergunning op hun huidige ligplaats.

4.2.13 Vervanging of vergroting/verbouwing van woonboten

In het bestemmingsplan is ten aanzien van de woonboten en bedrijfsvaartuigen alleen geregeld dat het water gebruikt mag worden voor het innemen van een ligplaats op de plekken die daartoe met een functieaanduiding op de verbeelding zijn aangegeven. Voor vervanging, vergroting of verbouwing van een boot zijn de toetsingscriteria zoals vastgesteld in de Nota Welstand op het water (2009) en de Bootrichtlijnen 2008 van toepassing.

4.2.14 Pleziervaartuigen

Afgemeerde pleziervaartuigen (ook historische) worden op de verbeelding van het bestemmingsplan niet voorzien van een aanduidingsvlak. Pleziervaartuigen zijn te vergelijken met auto's. Op het land zijn parkeerplekken als zodanig in de openbare ruimte ook niet bestemd. Het afmeren van pleziervaartuigen is in het bestemmingsplan Water in beginsel overal toegestaan. Net als op de wal door verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden het parkeren wordt geregeld, is dat ook het geval op het water voor pleziervaartuigen. De plaatsen in het water waar niet met pleziervaartuigen mag worden afgemeerd worden geregeld door verkeersbesluiten van de vaarwegbeheerder Amsterdam (Waternet).

4.2.15 Brug Universiteit van Amsterdam

Op het Roeterseiland is de Universiteit van Amsterdam (UvA) bezig een campus te realiseren met de drie faculteiten Rechtsgeleerdheid, Economie en Bedrijfskunde en Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Naar schatting zullen 15.000 tot 20.000 studenten vanaf 2015 onderwijs krijgen in dit gebied. De UvA is de bebouwing en buitenruimte van het Roeterseiland aan het renoveren. Belangrijk uitgangspunt is het verkrijgen van goede verblijfs- en ontmoetingsruimten en een goede aansluiting op de stad.

Voor het bestemmingsplan Water zijn een wijziging in de overbouwing over de Nieuwe Achtergracht en de aanleg van een nieuwe brug relevant. Zowel de overbouwing als de brug zijn reeds opgenomen in het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad. In het bestemmingsplan Water is alleen de brug opgenomen. Hiervoor is reeds een bouwvergunning verleend. In het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is de overbouwing bestemd als 'Maatschappelijk'. Het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is op 28 september 2010 vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Centrum.

4.2.16 Artis

In verband met de uitbreiding van Artis is een aantal woonboten in het Entrepotdok verplaatst en dienen er nog enkele verplaatst te worden. Dit is noodzakelijk omdat Artis tot aan het water van het Entrepotdok gaat uitbreiden. In verband hiermee heeft de strook water grenzend aan Artis in de 1e herziening van het bestemmingsplan Plantagebuurt en Muiderpoortbuurt e.o. (vastgesteld op 29 juni 1994 door de Gemeenteraad van Amsterdam) de bestemming water gekregen zonder de aanduiding voor ligplaatsen voor woonboten. Deze bestemming is in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.

4.2.17 Parkeergarages

Het stadsdeelbestuur heeft het voornemen om een aantal parkeergarages aan de rand van het stadsdeel te realiseren met het doel om de binnenstad autoluwer te maken en de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren door het opheffen van parkeerplekken in de openbare ruimte. Concreet gaat het om drie garages.

Voor de parkeergarage Geldersekade/Oosterdok is in juni 2009 door de deelraad een Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Deze garage ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Aan de grens met stadsdeel West zijn de plannen voor Singelgrachtgarage Marnix en aan de grens met stadsdeel Zuid zijn plannen voor de parkeergarage Westeinde. Deze twee garages worden samen met de aangrenzende stadsdelen ontwikkeld.

Voor de Singelgrachtgarage Marnix zal een apart bestemmingsplan in procedure worden gebracht door stadsdeel West. Ten behoeve van het project heeft een grenscorrectie plaatsgevonden waarbij de stadsdeelgrens niet langer in het midden van de gracht is gelegen maar op de weg is komen te liggen. Om deze reden is het gedeelte waar de Singelgrachtgarage Marnix is voorzien niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Om de garage aan de Geldersekade/Oosterdok mogelijk te maken is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur opgenomen om de parkeerfunctie aan de gronden die zich uitstrekken onder het water toe te voegen.

4.3 Waardering Van Bruggen

Bruggen en sluizen die voor 1970 gebouwd zijn hebben de waardering orde 1, 2 of 3. Deze zijn op de verbeelding met een specifieke bouwaanduiding aangegeven. Dit is geregeld in de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De waardering van de bruggen en sluizen voor dit bestemmingsplan is geactualiseerd op basis van de waarderingskaart die in 2000 vervaardigd en vastgesteld is voor de hele binnenstad. De actualisering betekent dat nieuwe monumenten als orde 1 zijn aangeduid en dat sommige bruggen of sluizen die (om onduidelijke reden) niet gewaardeerd waren wel een waardering hebben gekregen. Het doel van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is om onderdelen van het stadsbeeld in het kader van het beschermd stadsgezicht adequaat te beschermen. De opgave die hier door de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt gesteld, is het behoud van bruggen en sluizen. De volgende categorieën zijn gehanteerd.

4.3.1 Orde 1

Dit zijn bruggen of sluizen die beschermd zijn als monument op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening.

4.3.2 Orde 2

Bruggen of sluizen met waardering orde 2 zijn bouwwerken van vóór 1970, die vanwege hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Uitgangspunt is behoud/restauratie. Oorspronkelijke elementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering.

Wanneer de bouwkundige staat van bruggen of sluizen (waterbouwkundige werken) zo slecht is dat deze niet meer te handhaven zijn, dan is herbouw met behoud van de oorspronkelijke karakteristiek en materialen uitgangspunt. Originele onderdelen dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd/hersteld.

4.3.3 Orde 3

Bruggen en sluizen met waardering orde 3 zijn bouwwerken van vóór 1970, die wat schaal en detaillering betreft, passen in het stadsbeeld, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Binnen de orde 3 bouwwerken is sprake van grote kwaliteitsverschillen. Op basis van een kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van een brug of sluis met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarde. Wanneer dat alsnog het geval is, is behoud uitgangspunt. Het kwaliteitsniveau van deze genoemde waarden is bepalend of sprake kan zijn van sloop/nieuwbouw. Bij restauratie is behoud en herstel van de oorspronkelijke elementen uitgangspunt. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het bouwwerk niet verstoren.

4.3.4 Nieuwbouw

Bruggen en sluizen van na 1970 zijn niet gewaardeerd. Het uitspreken van een afgewogen oordeel over deze bouwwerken is vanwege de jonge leeftijd ervan vaak buitengewoon lastig. De benodigde historische afstand, en daarmee het overzicht dat nodig is voor een kwalitatief oordeel, ontbreekt.

5 Ontwikkeling Van Functies

5.1 Beschrijving Van Het Gebied

Het water in de Amsterdamse binnenstad kenmerkt zich door een grote hoeveelheid functies op het water, die elkaar af en toe in de weg kunnen zitten. Het water wordt onder andere gebruikt voor: wonen, werken, pleziervaart, vissen, kanoën en roeien, verpozen, kijk- en openbare functie en natuurontwikkeling. De functies komen divers en gemengd voor per gracht of per gedeelte van de binnenstad. Dat wordt hieronder kort uitgewerkt.

Globaal kan aangehouden worden dat de wateren van de Oostelijke eilanden momenteel voornamelijk gebruikt worden voor pleziervaart (vooral afmeren, minder voor varen). De wateren van de westelijke eilanden kenmerken zich juist door een sterke functiemenging van wonen en werken, zoals op de wal. De bedrijfsvaartuigen en woonboten wisselen elkaar daar af.

De wateren in het stadshart worden vooral gebruikt voor het varen met pleziervaartuigen (de grachten daar zijn moeilijker bereikbaar met rondvaartboten) en op enkele plaatsen voor het intensief afmeren van pleziervaartuigen.

De wateren in de westelijke grachtengordel worden op een aantal plaatsen intensief bewoond, op de overige grachtgedeelten ligt het vol met pleziervaartuigen. Deze grachten worden alle druk bevaren door rondvaartboten en pleziervaartuigen. In dit gedeelte van de grachtengordel, aan de Prinsengracht is in een woonboot het 'Houseboat Museum' gevestigd.

In de oostelijke binnenstad ligt de nadruk meer op wonen en afmeren van pleziervaartuigen en een minder intensief vaarverkeer van zowel pleziervaartuigen als rondvaartboten.

In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemming 'Water' en 'Gemengd' enkele regels ten aanzien van gebouwen opgenomen. De bouwregels binnen de bestemming 'Gemengd' hebben betrekking op het brugrestaurant aan het Westerdok. Dit gebouw maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan omdat het door het water wordt omringd. In dit gebouw is een horecagelegenheid gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0022.jpg"

afbeelding 22: grenzen van de gebieden

5.1.1 Algemeen

Het algemene beleid voor de verschillende functies is voor het water - net als op de wal - op basis van het beleidsplan Binnenstad uit 1993, gericht op het zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterken van de functiemenging. Dit is ook het uitgangspunt van de Visie op het water van de binnenstad 2006.

In het bestemmingsplan zijn de gebruiksfuncties die een claim op de ruimte leggen opgenomen. Het verkeer op het water, alsmede de kwesties die daarmee samenhangen, zoals het afmeren van pleziervaartuigen (vergelijkbaar met 'het parkeren' op de wal) of tijdelijk aanleggen voor laden en lossen of in- en uitstappen (vergelijkbaar met laad- en loshavens en touringcarhaltes op de wal) zijn niet in het bestemmingsplan geregeld. Dit gebruik is geregeld in het Binnenvaart Politiereglement en de Verordening op het Binnenwater 2010.

5.1.2 Bestemmingen

Het water heeft de bestemming 'Water' gekregen. Binnen de bestemming 'Water' zijn daar waar aanduidingen op de verbeelding hiervoor voorkomen diverse functies toegestaan. Enkele functies zijn bijvoorbeeld: wonen (ligplaats voor een woonboot), werken (ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen), een museum en recreatie. Beperkingen die verband houden met 'het gevoelig gebied' zijn ondergebracht onder de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'.

Naast de bestemming 'Water' komt in dit bestemmingsplan ook nog de bestemming 'Gemengd' voor. Deze bestemming heeft alleen betrekking op het gebouw dat over het water is gebouwd aan het Westerdok (het brugrestaurant). Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: horeca 3 en 4, kantoren (met en zonder baliefunctie), detailhandel, voorzieningen, galeries en bedrijven.

5.2 Functies Die Voorkomen Binnen De Bestemming 'Water'

5.2.1 Wonen op het water (woonboten)

Algemeen

Het wonen op het water is niet meer weg te denken uit de binnenstad. In de Visie op het water van de binnenstad is bepaald dat er niet meer woonboten in de binnenstad mogen bijkomen. Dat houdt in dat ook het aantal ligplaatsen niet meer toeneemt. Deze regel is ook vastgelegd in dit bestemmingsplan. Het wonen concentreert zich vooral bij de Amstel en de Brouwersgracht. In de minder bevaren grachten zoals de Lijnbaansgracht, de Nieuwe Vaart en het Lozingskanaal komen ook veel woonboten voor.

Het bereiken van de doelstellingen uit het bestemmingsplan is mogelijk door het aanbieden van alternatieve ligplaatsen. Dit geeft de mogelijkheid aan booteigenaren om hun boot te verplaatsen. Hierdoor ontstaat meer ruimte in de drukke grachten en komt er vanuit de wal meer contact met het water. De verplaatsing van woonboten wordt nader beschreven in de uitvoeringsnota bij dit bestemmingsplan. Voor verplaatsing zijn binnen dit bestemmingsplan voldoende gelijkwaardige alternatieve plaatsen voorhanden. Deze alternatieve ligplaatsen worden in dit bestemmingsplan met name mogelijk gemaakt bij de Oostelijke eilanden, in het Singel en in de Geldersekade.

Uitgangspunten

Binnen de bestemmingen Water is wonen toegestaan op de op de verbeelding aangegeven ligplaatsen voor woonboten. Een ligplaats kan worden ingenomen door een woonboot of een niet varend bedrijfsvaartuig (milieucategorie I of II) die een watergebonden bedrijfsactiviteit uitoefent. Het dagelijks bestuur werkt bij verkoop van een boot mee aan de verlening van een ligplaatsvergunning aan een nieuwe eigenaar, mits deze voldoet aan de regels zoals gesteld in de Verordening op het Binnenwater (hierna: VoB).

Het bestaande woonbotenbeleid wijzigt niet door de vaststelling van dit bestemmingsplan. De alternatieve ligplaatsen zijn bestemd voor woonboten en bedrijfsvaartuigen. Vrijgekomen ligplaatsen in het gevoelige gebied zijn in principe niet beschikbaar voor nieuwe boten van buiten het gevoelige gebied. Boten in het gevoelige gebied kunnen alleen verplaatst worden binnen dit gebied zolang er geen verslechtering optreedt van de doorstroming, bijvoorbeeld als zij op grotere afstand ten opzichte van gemaal Zeeburg worden afgemeerd.

Nieuwe ontwikkeling
Het bestemmingsplan Water voorziet in alternatieve ligplaatsen. De alternatieve ligplaatsen bieden een keuzemogelijkheid aan woonbootbewoners en aan eigenaren van niet-varende bedrijfsvaartuigen om ligplaats te kiezen. De alternatieve ligplaatsen bieden de mogelijkheid een evenwichtiger spreiding van boten over het stadsdeel te bewerkstelligen, waardoor ruimte ontstaat op drukke grachten en in het gevoelige gebied.

Zoals in hoofdstuk 6 nog nader zal worden uitgelegd, zijn de alternatieve ligplaatsen niet bedoeld om uitbreiding van het aantal woonboten en/of bedrijfsvaartuigen binnen het stadsdeel mogelijk te maken. Één van de uitgangspunten die aan dit bestemmingsplan ten grondslag ligt is immers dat het aantal boten dat een ligplaatsvergunning in het centrum heeft niet mag toenemen.

Om de doelstellingen van het stadsdeelbestuur met het bestemmingsplan Water te kunnen bereiken, zijn in het bestemmingsplan maximaal 79 alternatieve locaties aangewezen waar boten naartoe verplaatst kunnen worden. Voor de beantwoording van de vraag of de beoogde locaties vanuit een goede ruimtelijke ordening bezien, geschikt zijn voor het beoogde gebruik, heeft het stadsdeel een aantal onderzoeken laten uitvoeren (hoofdstuk 7). Verder is de wenselijkheid en inpasbaarheid van woonboten c.q. bedrijfsvaartuigen op de beoogde locaties vanuit diverse disciplines onderzocht.

De keuzes voor de alternatieve ligplaatsen worden in deze paragraaf onderbouwd. Het gaat om de alternatieve plekken in rakken waar nog geen of slechts enkele ligplaatsen aanwezig zijn. Er zijn echter ook alternatieve ligplaatsen toegevoegd aan rakken waar al woonboten liggen (voorbeeld: de Bloemgracht, de Prinsengracht). De toevoeging van enkele extra plekken, heeft daar nauwelijks gevolgen voor de omgeving.

Planologische inpasbaarheid
De plaatsen waar de alternatieve ligplaatsen zijn voorzien, zijn planologisch bezien goed inpasbaar. Het gaat voornamelijk om ligplaatsen ten behoeve van woonboten, maar ook om niet varende bedrijfsvaartuigen. In het centrum van Amsterdam is functiemenging een belangrijk uitgangspunt. Dit bestemmingsplan sluit daar, voor zover het gaat om woon- en bedrijfsfuncties op het water zoveel mogelijk op aan. Het aantal ligplaatsen dat in de diverse rakken wordt mogelijk gemaakt is niet van dien aard dat grote gevolgen wat betreft verkeersaantrekkende werking of verhoging van de parkeerdruk te verwachten is. Het gaat steeds om beperkte aantallen alternatieve ligplaatsen, die bovendien niet in één keer tegelijk ingenomen zullen worden. Binnen het centrum heeft dat tot gevolg dat voor zover woonbooteigenaren beschikken over een auto en een parkeervergunning dat er binnen het centrum een verschuiving van kleine aantallen geparkeerde auto's kan plaatsvinden. De parkeerdruk binnen het plangebied als geheel neemt daardoor niet toe. Dit geldt ook voor de verkeersaantrekkende werking, deze verandert binnen het plangebied niet. Mogelijk kan een verplaatsing van een boot leiden tot een geringe verhoging van de parkeerdruk in een straat en/of buurt. Bedacht moet echter worden dat het autobezit in het centrum van Amsterdam ca. 30% bedraagt. Dat betekent dat niet iedere verplaatsing van een woonboot tot gevolg zal hebben dat in de betreffende straat of buurt een extra geparkeerde auto erbij komt. Van een extreme toename van geparkeerde auto's in een straat of buurt zal dan ook geen sprake kunnen zijn.

Feitelijk zijn de alternatieve ligplaatsen mogelijkheden om één of enkele 'woningen' of bedrijfsvaartuigen binnen de stadsdeelgrenzen te kunnen verplaatsen. Hierdoor wordt een zelfde menging van functies bereikt zoals we die ook op de wal kennen en welke in het centrum van Amsterdam wordt nagestreefd.

Cultuurhistorie

Geldersekade
De Geldersekade is vanouds verbonden met bedrijvigheid te water. De voormalige buitengracht van de stad werd met de ontwikkeling van de Lastage vanaf het einde van de zestiende eeuw steeds meer betrokken bij de (scheeps)vaart en het nieuwe Nautische kwartier. De Lastage ontwikkelde zich tot industrieterrein, terwijl vanaf de Geldersekade met name goederenvervoer plaatsvond. De directe nabijheid van het IJ speelde daarin een beslissende rol. Het goederenvervoer was tot in de twintigste eeuw onder andere ten behoeve van de vismarkt (vanaf 1840) op de Nieuwmarkt, maar ook in de eeuwen daarvoor. De oude namen Keulse en Londense Kaai herinneren aan de beurtvaart op de gelijknamige steden (het Keuls aardewerk kwam per retourvaart terug naar Amsterdam). En uiteraard is de benaming Geldersekade afgeleid van de beurtvaart op de Gelderse steden. Het gebruik van het water is tegenwoordig anders dan vroeger, maar vanuit historisch perspectief bestaat er een onderscheid tussen 'nutswater' en 'kijkwater'. De Herengracht is duidelijk kijkwater, de Prinsengracht meer nutswater. Hoewel het onderscheid in de afgelopen eeuwen langzamerhand vervaagde, heeft de Geldersekade altijd het karakter van nutswater gehad. De Schreierstoren en een enkel bedrijf in scheepsbenodigdheden zijn daar nog opmerkelijke getuigen van.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0023.jpg"afbeelding 23: Schreiers-Hoeks Toren, De Schreierstoren gezien met de Geldersekade; Bron stadsarchief Amsterdam.


Gelet op de doelstellingen van het bestemmingsplan, waarvan het behoud en het versterken van de cultuurhistorische waarden er één is, is de aanwijzing van de Geldersekade als locatie voor alternatieve ligplaatsen vanuit cultuurhistorisch perspectief te verantwoorden omdat hier in het verleden ook boten lagen afgemeerd. Uiteraard betreft het tegenwoordig niet meer de werkschepen van weleer en gaat het in het centrum vooral - maar niet alleen - om woonboten. Het was een typische werkgracht met tot op heden het breedste profiel van alle grachten in het centrum.

Oostelijke eilanden
De Dijksgracht en de drie parallelvaarten van de Oostelijke eilanden (Kattenburgervaart, Wittenburgervaart, Oostenburgervaart) zijn vanouds verbonden met bedrijvigheid te water. Sterker nog, ze zijn zelfs ontwikkeld ten behoeve van een maritiem industriële bestemming. De systematiek van maritieme werkeilanden was al eerder met de vorige stadsuitleg van 1613 beproefd om met de uitleg van 1659 en volgende verder geperfectioneerd te worden.

De drie parallel vergraven werkeilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg waren verkaveld volgens een vast stramien waarbij de middenstrook bestemd was ten behoeve van bebouwing in de vorm van woon- en pakhuizen en de buitenranden bestemd waren voor scheepswerven en hellingbanen. Teneinde een en ander te faciliteren waren in een rechte hoek op de eilanden kleine insteekhavens ontworpen. Onderstaande afbeelding illustreert dat. Behalve de grotere bedrijfsterreinen van de VOC en de Admiraliteit (marine) waren op de eilanden talloze kleinere bedrijven gevestigd. Met de teloorgang van de VOC werd allengs ook de overige watergebonden bedrijvigheid op de eilanden minder om echter in de negentiende eeuw een hernieuwde impuls te krijgen. De verhuizing van de scheepsindustrie van Oostenburg naar Amsterdam Noord en de sanering van de woningen op de eilanden betekende echter een definitief einde van de zware industrie op de eilanden. De oriëntatie op het water, verordonneerd door de oude systematiek is echter herkenbaar gebleven. In het nabijgelegen Oosterdok is zelfs de herinnering aan de havenfunctie op bijzondere wijze levend gehouden door de vestiging van het Scheepvaartmuseum en de nabijheid van historische schepen die bijdragen aan de sfeer van het maritieme verleden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0024.png"

afbeelding 24:Nieuwe Platte Grond der Stad Amsteldam. Verdeelt in de wijken der halve Brigades en Battaillons der Nationale Guarde. Te Amsteldam, bij Mortier Covens en Zoon 1795.

Entrepotdok
Het Entrepotdok is binnen de uitleg van de grachtengordel nauw verbonden met het havengebied van de oostelijke eilanden, aanvankelijk slechts bescheiden als Rapenburgergracht (parallel aan de Nieuwe Vaart), maar vanaf de achttiende eeuw meer institutioneel. Vanaf 1827, met de inrichting van het Algemeen Rijksentrepot, wordt het Entrepotdok een van de belangrijkste opslaghavens van de stad. De imposante reeks pakhuizen, waarbij diverse nieuwe types, herinnert nog steeds aan deze functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0025.jpg"

afbeelding 25: Entrepotdok gezien vanaf Nieuwe Herengracht. De pakhuizen rechts op de afbeelding zijn gesloopt. Johannes J. A. Hilverdink, tekenaar. Afbeelding SAA.Bron: Stadsarchief Amsterdam


Singel
Het Singel was van origine de buitengracht van de stadsmuren en vervulde als zodanig geen bijzondere havengerelateerde functie. Dit veranderde met de aanleg van de grachtengordel in de Gouden Eeuw. De voormalige buitengracht kwam midden in de stad te liggen en vormde een directe verbinding over water tussen de Amstel en het IJ. Grotere schepen konden de sluizen (Heiligewegsluis, Nieuwe Haarlemmersluis) niet passeren, maar waren geen belemmeringen voor het verkeer te water. De oude benamingen Stroomarkt, Rouaanse kaai en Engelse kaai herinneren aan de voormalige handel en beurtvaart vanaf het Singel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0026.jpg"

afbeelding 26: Levendige handel aan het Singel ter hoogte van de Stromarkt, Pieter Schenk circa 1710. Afbeelding SAA, bron Stadsarchief Amsterdam

Stedenbouw
De alternatieve ligplaatsen zijn dusdanig gekozen dat de relatie tussen water en land van stedenbouwkundige ruimtes niet aangetast wordt. In het verlengde van langere zichtlijnen, onder andere bij de ligplaatsaanduidingen die binnen de bestemming 'Waarde- Landschap' zijn gelegen, komen voor de ligplaatsen alleen schepen in aanmerking. Hierdoor wordt de relatie met het water versterkt. Het water zelf is van grotere afstand niet waarneembaar, maar door de aanwezigheid van een schip ontstaat een associatie met het water.

De aanduidingsvlakken voor de ligplaatsen zijn dusdanig bepaald dat er voldoende afstand (minimaal 7 meter) is tot de bebouwing op de wal. Een afstand van 7 meter wordt in het binnenstedelijke milieu van het centrum, waar woningen vaak op een afstand van minder dan 7 meter van elkaar zijn gelegen, beschouwd als een redelijke onderlinge afstand voor woningen gelet op het privacyaspect. Hoewel aan de Kattenburgervaart de bebouwing aan de oostkant dichter bij de vaart ligt dan de bebouwing aan de westkant, zijn de ligplaatsen aan de oostkant geprojecteerd. Dit heeft te maken met het asymmetrische profiel van de vaart. Aan de oostkant is de oever recht hetgeen een betere ontsluiting van de boten mogelijk maakt dan aan de westkant. Bovendien heeft het schuine talud van de westkant tot gevolg dat boten op een behoorlijke afstand tot de oever zouden komen te liggen. De breedte van het vaarwater zou verminderen en er zou een ongewenste tussenruimte tussen wal en boot ontstaan die zou kunnen dicht slibben met allerlei niet in het water thuishorende zaken. Mede naar aanleiding van inspraakreacties zijn de aanduidingsvlakken voor de ligplaatsen aan de Kattenburgervaart zodanig opgenomen dat boten alleen tegenover de grote aanwezige openbare ruimten komen te liggen en niet direct voor de kopse kanten van de woonbebouwing.

Aanpassing als gevolg van amendement 12
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is amendement 12 aangenomen. Als gevolg hiervan zijn de functieaanduidingsvlakken 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' in de Kattenburgervaart niet langer meer op de verbeelding opgenomen.

Anders dan bijvoorbeeld de Herengracht en de Keizersgracht zijn het Singel, het Entrepotdok en Singelgracht wateren die nooit als representatief kijkwater zijn bedoeld. Deze grachten zijn bovendien voldoende breed. In het Singel is ervoor gekozen om de oostkant van het rak tussen de Torensluis en de Raadhuisstraat aan te wijzen voor alternatieve ligplaatsen. Ter hoogte van deze locatie bevindt zich aan de walkant een gebouw dat door de Universiteit van Amsterdam gebuikt wordt en waar zich geen woningen bevinden.

Aan de Singelgracht bevinden zich de alternatieve ligplaatsen ter hoogte van de Huddekade. De afstand van de woningen tot de aanduiding voor ligplaatsen bedraagt hier al ca. 10 meter bedraagt. De kade is hier bovendien zo hoog dat door af te meren woonboten het woon- en leefklimaat voldoende geborgd is.

Openbare ruimte
De kades en de wal vallen niet binnen de grenzen van het bestemmingsplan Water. Desalniettemin is bij de positionering van de alternatieve ligplaatsen ook gelet op de aangrenzende openbare ruimte op de wal en dan met name op het feit of die voldoende ruimte biedt om de beoogde functies mogelijk te maken. Hierna zal per locatie de situatie van de openbare ruimte worden toegelicht.

1. Oostelijke Eilanden/Dijksgracht
De openbare ruimte kenmerkt zich hier door weidsheid en volop ruimte voor voetgangers, fietsers en groen. Er is voldoende ruimte om de nutsvoorzieningen voor woonboten in te passen. Voor de ligplaatsen in de Kattenburgervaart zal het bestaande hekwerk doorbroken moeten worden om de ligplaatsen toegankelijk te maken. De afstand van de ligplaatsen tot de bestaande bebouwing is voldoende ruim en vergelijkbaar met die op veel plaatsen elders in de binnenstad.

2. Singelgracht: Huddekade
De Huddekade kent slechts op een aantal plaatsen langsparkeren en een smal looppad langs de kade. De toegangen naar de ligplaatsen voor de woonboten zijn hier uitstekend in te passen door de positie van de boten uit te kienen ten opzichte van de bestaande parkeerplaatsen. De afstand tussen de boten en de bestaande bebouwing is voldoende ruim en vergelijkbaar met die op veel plaatsen elders in de binnenstad.

3. Entrepotdok: Plantagekade
De Plantagekade is een relatief hoge kade. De woonboten kunnen alleen via een aan de kademuur bevestigde trap worden ontsloten. Ter plekke zal de bestaande balieleuning worden doorsneden om de toegangen te realiseren. Er is alleen een voetgangersstoep aan de kade. De bebouwing bevindt zich op 6,50 meter afstand tot de boten. Vanwege de hoge kademuur alsmede het feit dat op de begane grond geen woningen zijn gesitueerd is de privacy hier voldoende gewaarborgd.

4. Het Singel
Het Singel is hier 33 meter breed. De afstand tot de bebouwing van de Universiteit van Amsterdam bedraagt 10 meter. Er is een stoep en een standaardrijbaan met schuinparkeren met over het algemeen voldoende ruimte tussen de parkeerplaatsen om de benodigde voorzieningen te realiseren. De kademuur heeft een standaard hoogte.

5. Geldersekade
De Geldersekade wordt naar verwachting binnen twee jaar geherprofileerd. Op dit moment bevindt zich aan de westzijde een vrij smalle rijbaan met een zeer smalle stoep en langsparkeren. Door de woonboten op de juiste plek neer te leggen is het mogelijk zonder parkeerplaatsen op te heffen voldoende voorzieningen te treffen tussen de parkeerplaatsen. De kademuur is relatief hoog. De afstand van de ligplaatsen voor de boten tot de woningen bedraagt ca. 7 meter. Overwegend zijn er in de eerste bouwlaag bedrijven gevestigd.

Aan de oostzijde van de Geldersekade is een vrij brede stoep met veel fietsvoorzieningen ten behoeve van het stationseiland. Er is een relatief brede weg van 13,5 meter op de kade. Nu eenrichtingsverkeer, een breed fietspad en een relatief smalle stoep. Woonbotenvoorzieningen en looppaden kunnen prima tussen de aanwezige fietsenrekken worden gesitueerd. Met de herprofilering kan hier vast rekening mee worden gehouden.

Woon- en leefklimaat
In het bestemmingsplan zijn alternatieve ligplaatsen voor woonboten opgenomen. Formeel zijn woonboten geen geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals die geldt tot 1 april 2012. Gezien de woonfunctie die ter plaatse van de alternatieve ligplaatsen mogelijk is, heeft het stadsdeel een akoestisch onderzoek laten verricht om een antwoord te vinden op de vraag of in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van de alternatieve ligplaatsen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk is.

Het akoestische onderzoek en het nadere akoestische onderzoek zijn als bijlagen 1 en 2 bij deze toelichting opgenomen.

Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de inpasbaarheid van ligplaatsen voor boten aan de Geldersekade en aan de Oostelijke eilanden vanuit cultuurhistorisch perspectief goed te verantwoorden. De cultuurhistorische oorsprong van deze wateren maakt dat meer boten in deze wateren de maritieme sfeer beter voelbaar maken. Bovendien geldt voor deze en de overige locaties dat gelet op de inrichting van de openbare ruimte alsmede stedenbouwkundige en planologische aspecten en aspecten die het woon- en leefklimaat betreffen van zowel de walbewoners als de toekomstige woonbootbewoners, dat de alternatieve ligplaatsen goed inpasbaar zijn.

5.2.2 Werken op het water (bedrijfsvaartuigen)

Algemeen

In Amsterdam mag alleen een bedrijfsmatige activiteit worden ontplooid op een boot als dit een watergebonden activiteit is. Op het water van de binnenstad zijn varende en niet-varende bedrijfsvaartuigen.

Onder de varende bedrijfsvaartuigen vallen onder andere de rondvaartboten, de pakketboten, watertaxi's en de waterfietsen. Deze boten zijn alleen toegestaan als ze een rondvaartvergunning hebben gekregen van Waternet. Deze bedrijven hebben een ligplaatsvergunning als bedrijfsvergunning. De varende bedrijfsvaartuigen hebben een vaste ligplaats voor het moment dat zij niet in bedrijf zijn. Deze plaatsen zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het aantal varende en niet varende bedrijfsvaartuigen in het centrum mag niet worden uitgebreid.

Niet-varende bedrijfsvaartuigen hebben een vaste ligplaats. Op de boot worden uitsluitend watergebonden bedrijfsactiviteiten in milieucategorie I, II, III of IV uitgevoerd. Hierbij moet gedacht worden aan een scheepsreparatiebedrijf dat op of vanaf de eigen boot repareert of het woonbootmuseum. Er zijn twee niet-varende bedrijfsvaartuigen met een niet-watergebonden activiteit. Dat zijn de spaarzame uitzonderingen op de regel: De Poezenboot in het Singel en de buurtontmoetingsboot van de Stichting Eigen Plek in de Prinsengracht.

Uitgangspunten

Op niet-varende bedrijfsvaartuigen worden conform de VoB alleen watergebonden bedrijfsactiviteiten toegestaan. De definitie die de VoB hiervoor hanteert is: een activiteit die ter uitoefening van een beroep of bedrijf noodzakelijkerwijs op het water plaatsvindt en met het water een aanwijsbare en vanzelfsprekende binding heeft. Naar alle waarschijnlijkheid treedt in mei 2012 de gewijzigde VoB in werking op grond waarvan het mogelijk wordt om een ligplaatsvergunning te verstrekken voor een activiteit die niet-watergebonden is.

Volgens het geldende bedrijfsvaartuigenbeleid mogen zich in het plangebied geen nieuwe bedrijven (bedrijfsvaartuigen waarop bedrijfsmatige watergebonden activiteiten plaatsvinden) vestigen en die na 1996 hun ligplaats hebben ingenomen. Een uitzondering wordt gemaakt voor boten waarop logies (horeca 5 hotelboten) wordt verschaft, niet zijnde bed&breakfast. Via een wijzigingsbevoegdheid is het dagelijks bestuur bevoegd om, indien en nadat een omgevingsvergunning voor een bedrijfsvaartuig voor logies (horeca van categorie 5) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd, voor maximaal 43 boten deze functie toe te staan. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden wil het dagelijks bestuur gebruik maken van de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan worden nog uitgewerkt in beleid.

Om daadwerkelijk de eerste stap te kunnen zetten en een omgevingsvergunning te kunnen verlenen om in afwijking van het bestemmingsplan een 'hotelboot' toe te staan zullen nog diverse andere regelingen moeten worden aangepast (op centraal stedelijk en stadsdeel niveau). Op dit moment staat de VoB de hotelmatige verhuur nog niet toe. Daarnaast dient de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam nog te worden aangepast voordat het dagelijks betuur omgevingsvergunningen voor hotelboten kan verlenen en na uitvoering van die vergunning van de wijzigingsbevoegdheid gebruik kan maken.

Na vaststelling van het bestemmingsplan zullen de deelraad en het dagelijks bestuur in samenspraak met de deelraad beleid opstellen, waarin de voorwaarden waaronder van het bestemmingsplan kan worden afgeweken worden vastgelegd. Daarbij wordt de spreiding van hotelboten afgestemd op de samenstelling van de diverse buurten van de binnenstad. Belanghebbenden zullen bij de opstelling van dit spreidingsbeleid betrokken worden. Door regels op te stellen voor 'hotelboten', komt het stadsdeel tegemoet aan de vraag om te kunnen overnachten op een boot. Door het opnemen van regels in het bestemmingsplan en het toetsen van aanvragen aan het (nog te ontwikkelen) beleid, wordt bekend wie een hotelboot exploiteert. Hotelbootexploitanten kunnen dan ook makkelijker worden aangesproken bij overlast of bij achterstallig onderhoud.

Zodra beleid is vastgesteld, staat het een ieder vrij een verzoek tot afwijking van het bestemmingsplan voor een hotelboot in te dienen. Ook de huidige exploitanten zullen dat moeten doen om een vergunning te krijgen. Bestaande situaties worden dus niet zomaar gelegaliseerd. Hoe het beleid zal worden ingevuld, wordt nader uitgewerkt als het bestemmingsplan in procedure is.

Ook na wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van een 'hotelboot' mag een hotelboot, bestemmingsplantechnisch gezien weer worden gebruikt als woning, als de betreffende boot is gelegen in het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van water - ligplaatsen'. Alleen dient de betreffende eigenaar dan zijn ligplaatsvergunning daarop te laten aanpassen. Ook in de situatie dat een hotelboot wordt toegestaan op een boot die als bedrijfsvaartuig in gebruik was en is gelegen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van water - ligplaats niet-varend bedrijfsvaartuig', mag de boot weer als een bedrijf met een watergebonden activiteit in gebruik genomen worden na beëindiging van de hotelfunctie.

In het plangebied ligt een aantal bedrijfsvaartuigen die onder milieucategorie III of IV vallen. Deze zijn als zodanig op de verbeelding aangegeven.

In de Uitvoeringsnotitie van het bedrijfsvaartuigenbeleid is ook een regeling opgenomen voor bijboten bij afgemeerde rondvaartboten. Het bedrijfsvaartuigenbeleid bepaalt dat hierop geen opslag mag plaatsvinden. Uitzondering hierop vormen de bijboten van vóór 1997 waarop opslag al plaatsvond. Deze bijboten zijn niet op de verbeelding terug te vinden als ze geen ligplaatsvergunning hebben als bedrijfsvaartuig. De reden hiervoor is dat ze bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten of verkoop van de boot weg moeten. Ze zijn in het bezit van een persoonlijke ontheffing om op grond van de VoB te mogen afmeren.

Nieuwe ontwikkeling

Op 31 januari 2012 heeft het dagelijks bestuur besloten de noodzakelijke planologische maatregelen voor te bereiden, om aan de zuidzijde van de Nieuwe Vaart ter hoogte van het parkeerterrein voor de gemeentelijke dienst IVV een historisch schip permament ligplaats in te laten nemen. Het situeren van een historisch schip op deze locatie is een van de uitgangspunten in de Nota van Uitgangspunten 'Herprofiliering Eilandenboulevard'. De gekozen locatie werd voorgesteld door het Eilandenoverleg. Afgesproken werd dat deze locatie onderzocht zou worden. Inmiddels is gebleken dat er geen onoverkomelijke belemmeringen te verwachten zijn. Een historisch schip op deze locatie draagt bij aan het maritime karakter van het toenmalige havengebied in nabijheid van het Scheepvaartmuseum.

5.2.3 Recreatie

Algemeen

Er zijn vier grotere jachthavens in het plangebied. Het afmeren van pleziervaartuigen wordt niet door het bestemmingsplan beperkt. Het afmeren van pleziervaartuigen wordt geregeld door verkeersbesluiten van de vaarwegbeheerder Amsterdam (Waternet).

Uitgangspunten

Binnen de bestemming 'Water' zijn jachthavens en de bijbehorende aanlegsteigers alleen daar toegestaan waar op de verbeelding de aanduiding 'jachthaven' voorkomt. Het aantal jachthavens in het plangebied kan niet worden uitgebreid.

Op de verbeelding is op een aantal plekken de aanduiding “3 x 24 uursplaats” opgenomen. In de regels is bepaald dat hier pleziervaartuigen mogen worden afgemeerd. Deze aanduiding verwijst naar de verkeersregels die gelden op het water op grond van het Binnenvaart Politie Reglement.

5.2.4 Vervoer over het water

Algemeen

Het bestemmingsplan Water bevat 52 locaties voor op- en afstapvoorzieningen. De locaties komen voort uit de politieke wens van de gemeenteraad in de jaren '90 van een autoluwe binnenstad en meer vervoer van personen en goederen over de grachten. De autoluwe binnenstad werd een succes. Het vervoer over water bleef echter achter. De belangrijkste oorzaak daarvoor was het gebrek aan geschikte en voldoende op- en afstaplocaties.

In het bestemmingsplan is in de eerste plaats het water ter plaatse van 34 bestaande op- en afstapvoorzieningen (onder andere ook steigers) aangewezen om als op- en afstaplocatie te fungeren. In veel gevallen werd het water ter plaatse van deze locaties al als zodanig gebruikt. Verder zijn 18 plaatsen voor nieuwe op- en afstaplocaties aangewezen. Van deze 18 locaties zijn er inmiddels vijf op basis van bouwvergunningen en projectbesluiten gerealiseerd. De grootte van de locaties is afgestemd met Waternet om te verzekeren dat er voldoende manoeuvreerruimte is voor de aan- en afmerende boten.

De bouwkundige voorzieningen die bij de nieuwe op- en afstaplocatie het gebruik als op- en afstaplocatie mogelijk maken bestaan uit maximaal 6 palen waarvan de buitenste 30 cm boven de kade uitsteken en de middelste 2 palen 80 cm boven de kade. Tussen de middelste palen is op kadeniveau een stootbalk aangebracht. De locaties zijn bedoeld voor het professionele personen- en goederenvervoer die in het bezit zijn van een vergunning om personen of goederen over het water in stadsdeel Centrum te vervoeren.

Uitgangspunten

In het steigerplan van 22 januari 2008 heeft het dagelijks bestuur een lijst opgenomen van locaties waar het volgens het dagelijks bestuur gewenst was om een op- en afstapvoorziening te realiseren. Dat kwam er op neer dat er ongeveer in ieder rak één op- en afstapvoorziening zou komen. In het steigerplan was echter nog geen rekening gehouden met de feitelijke situatie ter plaatse, nautisch advies van Waternet en evenmin met eisen die vanuit de Commissie voor Welstand en Monumenten aan dergelijke voorzieningen worden gesteld.

In het bestemmingsplan Water zijn minder op- en afstaplocaties opgenomen dan in het steigerplan waren voorzien. Zo zijn er bijvoorbeeld rakken waar de kademuur zo hoog is, dat een op- en afstapvoorziening niet alleen door het aanbrengen van 4 of 6 palen met een balk kan worden uitgevoerd. Een noodzakelijke watertrap in de kade wordt door de 'Commissie voor Welstand en Monumenten' gezien als wezensvreemd element.

Verder bleek na inwinning van het advies bij Waternet dat voor een aantal op- en afstaplocaties ook een nautisch bezwaar bestond. Ten tijde van de vaststelling van het Steigerplan waren de doorvaartprofielen nog niet vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Inmiddels is dit wel gebeurd en heeft het stadsdeel rekening gehouden met de doorvaartprofielen bij de aanwijzing van de locaties voor op- en afstapvoorzieningen.

Nieuwe ontwikkeling

In 2010 zijn voor 12 locaties voor nieuw te bouwen op- en afstapvoorzieningen bouwaanvragen ingediend en zijn voor 11 van deze aanvragen op basis van projectbesluiten bouwvergunningen verleend. Tegen deze 11 vergunde locaties voor op- en afstapvoorzieningen zijn bezwaarschriften ingediend. Naar aanleiding van de bezwaarschriftenprocedures zijn er uiteindelijk 6 locaties overgebleven. Inmiddels zijn van 5 van de locaties de projectbesluiten en bouwvergunningen onherroepelijk geworden en de op- en afstapvoorzieningen uitgevoerd. Om die reden kunnen ze worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Voor de locatie Reguliersgracht/Amstelveld zijn het projectbesluit en de bouwvergunning nog niet onherroepelijk geworden. Deze locatie is dan ook niet opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Bij de situering van de voorzieningen is rekening gehouden met een aantal aspecten. Het gaat daarbij om aspecten die zien op het woon- en leefklimaat, de inpasbaarheid in de openbare ruimte alsmede stedenbouwkundige en planologische aspecten.

Stedenbouwkundig gezien zijn de op- en afstapvoorzieningen van een relatief bescheiden omvang die nauwelijks tot geen effect hebben op de omgeving. Het gaat immers niet om ligplaatsen maar alleen om de voorzieningen die het kortdurend afmeren mogelijk maken. Planologisch is bij de situering van de op- en afstaplocaties rekening gehouden met de nabije ligging van voorzieningen, zoals bijvoorbeeld culturele voorzieningen, horecagelegenheden en markten.

Vanuit het gebruik van de openbare ruimte voor op- en afstaplocaties bestaan evenmin overwegende bezwaren. De locaties zijn bedoeld voor de professionele beroepsvaart om het kort afmeren mogelijk te maken om personen en/of goederen van of aan boord te laten gaan. De rondvaartboten mogen er dus geen ligplaats innemen. Ter plaatse van de op- en afstaplocaties zal door mdiddel van een verkeersbord worden duidelijk gemaakt dat van de locatie alleen gebruik mag worden gemaakt door vergunninghouders. De locaties zijn zodanig gesitueerd dat er aan de wal voldoende ruimte is om passagiers te laten op- en afstappen, zonder dat het ten koste gaat van parkeerplaatsen op straat of de verkeersveiligheid.

Ten slotte is onderzocht of de op- en afstaplocaties voor wal- en woonbootbewoners onevenredige effecten zouden kunnen hebben op het woon- en leefklimaat. In dat kader heeft het stadsdeel een aantal onderzoeken laten uitvoeren, te weten een onderzoek naar de effecten van het steigerplan, een akoestisch onderzoek en een luchtkwaliteitsonderzoek. De uitkomsten van deze onderzoeken worden besproken in hoofdstuk 7.

Conclusie
Gelet op de stedenbouwkundige en planologische aspecten, de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte, de al druk bevaren grachten, alsmede gelet op de resultaten van de gevolgen voor het woon- en leefklimaat is vanuit een goede ruimtelijke ordening het gebruik van de wateren als op- en afstapvoorziening op de daartoe aangewezen locaties binnen het bestemmingsplan Water goed inpasbaar.

5.2.5 Inpandige parkeervoorzieningen

5.3 Functies Die Voorkomen Binnen De Bestemming 'Gemengd'

De bestemming 'Gemengd' heeft alleen betrekking op het gebouw (brugrestaurant) dat over het water is gebouwd aan het Westerdok.

5.3.1 Kantoren

Algemeen

Kantoren kunnen zich alleen vestigen binnen de bestemming 'Gemengd'.

Uitgangspunten

Het beleid is gericht op handhaving van de functiemenging en versterking van de centrumpositie van de binnenstad als het belangrijkste werkgebied in Amsterdam. Er mogen in het plangebied binnen de bestemming gemengd kantoren met en zonder een baliefunctie worden gevestigd.

5.3.2 Voorzieningen

De term voorzieningen omvat een grote groep van diverse soorten functies die binnen de bestemming 'Gemengd' kunnen voorkomen. Onder voorzieningen vallen, onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer, welzijn, sport en recreatie en cultuur. Deze laatste functie komt ook voor binnen de bestemming Water. Het gaat hier om het 'Houseboat Museum'.

Openbare voorzieningen noemt men voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte, zoals onderwijs, politie en brandweer, gezondheidszorg en welzijn. Culturele en recreatieve voorzieningen worden ook wel bijzondere voorzieningen genoemd. Het gaat dan om een culturele doelstelling, zowel in de betekenis van het informeren, verspreiden, tentoonstellen en/of opvoeren van kunst, ontspanning en vermaak, als in de zin van uiting geven aan waarden en normen (voorzieningen met een ideële, religieuze en/of levensbeschouwelijke doelstelling).

Voorzieningen kunnen zowel commercieel zijn als niet-commercieel. Er kan verder onderscheid worden gemaakt naar het schaalniveau van voorzieningen:

  • kleinschalig (buurt-, wijk- of stadsdeelniveau). Voorbeelden van kleinschalige voorzieningen zijn: huisarts en kinderopvang, een centrum voor gezondheidszorg, buurt- en wijkcentra, basis- en voortgezet onderwijs, opvang van bepaalde doelgroepen, buurttheater of een kerkgenootschap.
  • grootschalig (stadsdeeloverschrijdend, stedelijk en regionaal niveau).Voorbeelden van grootschalige voorzieningen zijn: middelbaar en hoger onderwijs, een hoofdbureau van politie, een ziekenhuis, theater, museum, bioscoop, tentoonstellingsruimte, sporthal.

Uitgangspunten

Voorzieningen zijn binnen de bestemming 'Gemengd' toegestaan.

5.3.3 Galeries

Uitgangspunten

Het culturele klimaat van Amsterdam is een van de belangrijkste toeristische trekkers van de stad. Om de aantrekkingskracht van Amsterdam voor toeristen te behouden en te vergroten dient cultuur te worden versterkt. Galeries zijn onderdeel van dit culturele klimaat. Galeries zijn in het algemeen kleinschalig en hebben over het algemeen een positieve uitstraling. Galeries zijn in het plangebied toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd'.

5.3.4 Detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening

Uitgangspunten

Detailhandel is binnen de bestemming 'Gemengd' toegestaan.

Mengformules

Van een mengformule is sprake wanneer in detailhandel of in consumentverzorgende dienstverlening tegen betaling etenswaren en/of dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, in een zaak die geen horeca als hoofdbestemming heeft.
Mengformules kunnen een bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat voor ondernemers. Het bieden van de mogelijkheid om in een bedrijf bijvoorbeeld een koffiecorner te beginnen, bevordert de slagings- en overlevingskansen van bijzondere en (zeer) specialistische winkels. Dit heeft tot direct gevolg dat daarmee de gevarieerdheid van het winkelaanbod in stand blijft en wordt bevorderd.
In de 'Beleidsregels voor mengformules stadsdeel Centrum 2006' staan de criteria voor mengformules omschreven. De beleidsregels voor mengformules maken uitsluitend aanvullende horeca in detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening mogelijk en gaan niet over foyers in voorzieningen zoals theaters of over ontbijtzalen in hotels; dit betreft additionele horeca.

Van een mengformule is sprake indien wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden. Als aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan, dan is geen sprake van een mengformule maar van zelfstandige horeca als hoofdactiviteit. De voorwaarden zijn:

  • De openingstijden van de mengformule dienen overeen te komen met de openingstijden van de hoofdactiviteit.
  • Het deel van het netto verkoop vloeroppervlak dat in gebruik is bij de mengformule mag ten hoogste 20% van dat netto verkoopvloeroppervlak zijn, met een absoluut maximum van 20 m2 netto vloeroppervlak. Dit absolute maximum brengt met zich mee dat in mengformules het schenken van alcohol is uitgesloten.
  • De mengformule mag niet worden geplaatst aan de gevel waar de ingang van de hoofdactiviteit zit.
  • De mengformule dient te passen binnen de categorie koffie- en theeschenkerij, lunchroom, ijssalon en dergelijke (in overeenstemming met horecacategorie 4 zoals opgenomen in dit bestemmingsplan).
  • De mengformule mag geen eigen ingang hebben en mag geen terras exploiteren.
  • De mengformule mag geen horeca uitstraling hebben, dus mag geen reclame worden gemaakt (bijvoorbeeld via uithangborden, menukaarten voor het raam, 'sandwichborden' op straat, in de media en dergelijke).

Op basis van deze beleidsregels zijn mengformules in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Gemengd' door middel van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij getoetst wordt aan bovenstaande criteria. Als aan één of meer voorwaarden niet wordt voldaan dan is geen sprake van een mengformule maar van zelfstandige horeca als hoofdactiviteit.

Op dit moment wordt een wijziging van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) door de centrale stad voorbereid. Na vaststelling en inwerkingtreding van de verordening is geen exploitatievergunning meer vereist voor mengformules.

5.3.5 Horeca

Algemeen

In het plangebied is een horecazaak aanwezig. Het gaat hier om de horecagelegenheid die binnen de bestemming “Gemengd” is toegestaan.

Uitgangspunten

Horeca 3

Horecabedrijven, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent licht op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés.

Horeca 4

Restaurants, koffiehuizen, lunchrooms en dergelijke geven in principe de minste overlast en mogen daarom overal worden gevestigd waar in het plangebied horeca is toegestaan. Omzetting van restaurants (horeca 4) naar andere categorieën (1, 2 of 3) is niet toegestaan.

Verhuren van een ruimte in een café of restaurant

Het verhuren van ruimte in een café (horeca 3) of restaurant (horeca 4) voor bijvoorbeeld een afscheidsborrel, verjaardag, jubileum, trouwreceptie, -diner of -feest wordt binnen de gebruikelijke voorwaarden van exploitatie toegestaan. Alle tafels in een restaurant reserveren maakt het restaurant voor een avond min of meer besloten. Een exploitant kan zelf beoordelen of het de goede naam van de zaak schaadt als dat te vaak voorkomt (te vaak nee verkopen kost ook klanten). Deze vorm van zalenverhuur wijkt niet wezenlijk af van de normale exploitatie als café of restaurant en heeft daarmee ook dezelfde kans op overlast.

Dansen in een restaurant

Dansen in een restaurant (horeca 4) is toegestaan, mits dat past binnen het karakter van het café of restaurant. Zodra de zaak het karakter van een discotheek of zalenverhuur krijgt, wat bijvoorbeeld kan blijken uit het de grootte van de dansvloer of het heffen van entreegeld, is sprake van horeca 2 en dat is niet toegestaan.

Overige uitgangspunten

In het bestemmingsplan is het verkopen van softdrugs in een horecagelegenheid niet opgenomen. Dat betekent niet dat hasjverkoop mag plaatsvinden. Voor het verkopen van hasj geldt immers een gemeentelijk beleid.

6 Het Bestemmingsplan

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijk geldende eisen voor het digitaal maken en raadpleegbaar maken van bestemmingsplannen. De opbouw van de bestemmingsregels is, overeenkomstig de landelijk voorgeschreven 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008', als volgt: bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, ontheffing van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, ontheffing van de gebruiksregels, aanlegvergunning, sloopvergunning en wijzigingsbevoegdheid.

In de voorgaande hoofdstukken is de bestaande toestand, waaronder de cultuurhistorische ontwikkeling van het plangebied, beschreven en geanalyseerd en is het gemeentelijk beleid dienaangaande en de doelstellingen van dit bestemmingsplan verwoord. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de vertaling van het beleid in de regels en de analoge en digitale verbeelding, die tezamen het bestemmingsplan vormen. Hoewel het idee zou kunnen bestaan dat het beschermde stadsgezicht zich uitsluitend uitstrekt over de bebouwde omgeving, speelt de aanwijzing ook een rol in het kader van onderhavig bestemmingsplan dat ziet op het water.

Uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen in het stadsdeel Centrum is om zo weinig mogelijk weg te bestemmen. Om de gestelde ambities te kunnen uitvoeren is het in een aantal situaties echter onvermijdelijk dat bepaalde vormen van gebruik op het water worden wegbestemd. In het bijzonder gaat het dan bijvoorbeeld om (gedeelten van) ligplaatsen die buiten de aanduidingsvlakken zijn gelegen of om ligplaatsen die bij de eerder genoemde bijzondere plekken zijn gelegen.

Het overgrote deel van de functies is ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze bestemming bevat een veelheid aan functies waardoor inzichtelijk wordt hoe divers en dynamisch het gebruik van het water in het stadsdeel Centrum is. In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen 'Water' en de overige bestemmingen toegelicht.

6.2 De Verbeelding

Tot 1 juli 2008 werd de huidige verbeelding 'de plankaart' genoemd. Vanaf 1 juli 2008 is wettelijk gezien geen sprake meer van een plankaart, maar van een digitale en analoge verbeelding. Om aan de wettelijke verplichting uit de Wet ruimtelijke ordening te voldoen, dient de verbeelding op twee wijzen beschikbaar te worden gesteld: zowel analoog als digitaal. Beide verbeeldingen moeten in samenhang met de regels kunnen worden gelezen en begrepen. Bij discrepantie heeft de digitale verbeelding voorrang op de analoge.

Op de verbeelding met legenda zijn verschillende bestemmingen te vinden. Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen: 'Gemengd', 'Water', dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8', dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 9', dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergingsgebied'. Met de bestemmingen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' en dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 9' zijn de archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan verankerd. Met de bestemming dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt het gedeelte uit het plangebied dat valt binnen de grenzen van het beschermde stadsgezicht extra beschermd. De bestemming is primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen, zodat daarmee duidelijk is dat het belang van de bescherming van het stadsgezicht voorop staat en bij toetsing van bouwplannen of andere ruimtelijke initiatieven de cultuurhistorische waarden zo veel als mogelijk gerespecteerd worden.

Op de verbeelding komen tevens functieaanduidingen voor. Daarnaar wordt in de regels verwezen, zodat de aanduidingen bindend zijn. Een voorbeeld hiervan is de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen', hetgeen betekent dat ter plaatse van de aanduiding met woonboten of bedrijfsvaartuigen ligplaatsen mogen worden ingenomen tot het gestelde maximum is bereikt.

Naast functieaanduidingen zijn ook bouwaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - orde 1', 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3'. Dit type specifieke bouwaanduidingen geeft de architectonische waardering aan en is gebruikt ter vervanging van de waarderingskaart die voorheen als separate kaart onderdeel van het bestemmingsplan uit maakte. Met de bouwaanduidingen zijn de architectonische waarderingen in de verbeelding geïntegreerd.

De analoge verbeelding is getekend op een topografische ondergrond, schaal 1:1000.

6.3 De Bestemmingen

6.3.1 Gemengd

Slechts voor één perceel is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Het betreft het brugrestaurant ter hoogte van de oostelijke rand van het Westerdokseiland. Hoewel naar alle waarschijnlijkheid het huidige restaurant op deze locatie niet snel zal verdwijnen, is niet gekozen voor de bestemming 'Horeca' maar voor het opnemen van de bestemming 'Gemengd'. Hiermee is de mogelijkheid voor een aantal andere functies opengelaten binnen het gebouw en blijft een flexibel gebruik mogelijk. Mocht de situatie zich voordoen, dan bevat het bestemmingsplan ook regels om, bij omgevingsvergunning af te wijken van het toegestane gebruik en zogenaamde 'mengformules' toe te staan, waarbij klanten ter plaatse een hapje en/of drankje kunnen nuttigen. Vanwege het feit dat het brugrestaurant een gebouw is, sluit de regeling overwegend aan bij de regeling zoals we die voor de overige gemengde bestemmingen in het centrum kennen. Vanwege de bijzondere ligging - geheel in het water - is ervoor gekozen het brugrestaurant op te nemen in dit bestemmingsplan.

Bestemmingsomschrijving
Op de gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn de volgende functies toegelaten: kantoren, kantoren met baliefunctie, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, openbare en bijzondere voorzieningen, galeries, horeca 3 en 4 en bedrijven. Gezien het feit dat het water zich ook deels onder het gebouw bevindt, zijn de gronden tevens aangewezen voor waterberging, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden.

Bouwregels
De bouwregels voor deze bestemming zijn eenvoudig en leggen de bestaande hoogte van het gebouw vast ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Gebruiksregels
De specifieke gebruiksregels laten bij de vestiging van bedrijven slechts bedrijven toe met een milieuhindercategorie van 1 of 2. In plaats van de huidige horeca-3 is horeca-4 ook toegestaan.

6.3.2 Water

Het water van de binnenstad maakt gedeeltelijk onderdeel uit van de afvoerroute van overtollig water uit het achterland van de Amstel en wijde omstreken en wordt via het gemaal Zeeburg afgevoerd. Het oostelijk deel van de binnenstad wordt als gevoelig gebied aangemerkt en het overige deel als niet-gevoelig gebied. Voor het oostelijk deel van de binnenstad gelden hierdoor een aantal beperkingen die voor de rest van het water van de binnenstad niet gelden.

Om dit tot uitdrukking te laten komen in het bestemmingsplan heeft het water in het gevoelig gebied een dubbelbestemming gekregen, 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. In de regels worden aan het vervangen van boten en het verplaatsen van boten in dit gevoelig gebied extra eisen gesteld. Het streven is er op gericht het waterbergend vermogen van het gevoelig gebied te vergroten. Waterverplaatsing mag niet groter worden, er mogen geen ligplaatsen bijkomen en er mogen geen extra obstakels worden geplaatst zoals afmeerpalen, steigers e.d.

Bestemmingsomschrijving
Alle gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor waterberging, waterwegen, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden. Daarnaast bevat de verbeelding diverse functieaanduidingen waarvan uitsluitend ter plaatse van die aanduiding een specifieke functie binnen de bestemming 'Water' is toegestaan.

Hierna volgen de toegestane functies met daarna een korte toelichting op de achterliggende regeling:

  1. 1. waterberging, waterwegen, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;
  2. 2. verkeersdoeleinden alsmede voorzieningen voor het railverkeer op bruggen;
  3. 3. parkeervoorzieningen;
  4. 4. steigers;
  5. 5. aanlegsteigers;
  6. 6. ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen categorie 1 of 2;
  7. 7. ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen;
  8. 8. ligplaats voor varende bedrijfsvaartuigen
  9. 9. ligplaats voor bedrijfsvaartuigen waarin logies wordt verstrekt;
  10. 10. museum;
  11. 11. werkvoorraad voor scheepswerven/scheepstimmerbedrijven;
  12. 12. beeldende kunst;
  13. 13. wissellocatie;
  14. 14. jachthavens en afmeervoorziening voor pleziervaartuigen;
  15. 15. 3 x 24 uurslocatie;
  16. 16. op- en afstaplocaties;
  17. 17. sluizen;
  18. 18. speelvoorziening op het water;
  19. 19. watertuin;
  20. 20. voorzieningen voor warmte- en koudeopslag;
  21. 21. tijdelijke (bouw)werken ten behoeve van walkantvernieuwing;
  22. 22. ongebouwde afmeerplaatsen voor pleziervaartuigen.

Naast de jachthavens waar pleziervaartuigen mogen worden afgemeerd en de bijzondere afmeerplaatsen (3x24) zijn de overige afmeerlocaties voor pleziervaartuigen niet vastgelegd in het bestemmingsplan. De reden daarvoor is dat het net zo min als de parkeerplaatsen op de openbare weg in een bestemmingsplan worden aangegeven, de plaatsen voor afgemeerde pleziervaartuigen in het water worden aangegeven.

ad. 1
Vanzelfsprekend zijn de primaire bestemmingen die van waterberging, waterwegen, de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden. Aan deze gebruiksfuncties zijn ook geen beperkingen gesteld.

ad. 2
Het spreekt wel haast voor zich dat de bruggen die op de bestemming 'Water' zijn gelegen gebruikt mogen worden ten behoeve van het (rail)verkeer. De bruggen in het plangebied zijn aangeduid met orde-aanduidingen. Voor een uitleg van deze orde-waarderingen wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

ad. 3
Op dit moment zijn nog geen parkeergarages onder de waterbodem aangelegd. Het bestemmingsplan kent echter een wijzigingsbevoegdheid om op de gronden die als 'Water' bestemd zijn ondergrondse parkeervoorzieningen te realiseren. Op de plekken waar nadat daartoe een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een parkeergarage is gerealiseerd, heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen door op de verbeelding de aanduiding 'parkeergarage' op te nemen.

ad. 4 en 5
Steigers en aanlegsteigers zijn in het bestemmingsplan geregeld met als doel een einde te maken aan de diverse uiteenlopende definities die in de huidige bestemmingsplannen voor steigers en aanlegsteigers zijn opgenomen. Het verschil bestaat hier in dat aan steigers die niet grenzen aan een aanduiding voor een op- en afstaplocatie geen vaartuigen mogen afmeren en aan aanlegsteigers wel. De steigers die niet grenzen aan een aanduiding op- en afstaplocatie zijn uitsluitend bedoeld om te gebruiken als publieke verblijfsruimte. Aan sSteigers die grenzen aan een aanduiding voor een op- en afstaplocatie mag daarnaast ook worden afgemeerd om personen en/of goederen van en aan boord te laten gaan. De steiger vormt dan tevens een op- en afstapvoorziening. Het gebruik van een steiger als op- en afstapvoorziening zal alleen worden toegestaan voor vergunninghouders. Daartoe zal een verkeersbesluit op het water worden genomen.

ad. 6 en 7
De ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen zijn aangegeven met een aanduidingsvlak 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' of met de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats bedrijfsvaartuig'. Binnen deze aanduidingsvlakken is naast het aantal aanwezige ligplaatsen tevens het maximum toegestane aantal ligplaatsen opgenomen. Er bestaat een verschil in aantallen tussen het aantal ligplaatsen dat aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en het maximum aantal toegestane ligplaatsen. Dit zijn de 'alternatieve ligplaatsen'. Deze ligplaatsen kunnen niet zo maar worden ingenomen door woonboten of bedrijfsvaartuigen. Het toekennen van een alternatieve ligplaats kan uitsluitend na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid door het dagelijks bestuur. In de paragrafen 6.4.2.1 en 6.4.2.2 wordt uitleg gegeven over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder van die bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt.

Voor bedrijfsvaartuigen is in de gebruiksregels bepaald dat dit aantal in het plangebied niet mag toenemen. Dit vloeit rechtstreeks voort uit het bedrijfsvaartuigenbeleid dat hiermee in het bestemmingsplan is verankerd. Om die reden is voor het dagelijks bestuur ook niet de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning het aantal bedrijfsvaartuigen te laten toenemen. Een uitzondering hierop vormt de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om de bestemming te wijzigen ten behoeve van 'hotelboten'. Woonboten die uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van logiesverschaffing en waarop de eigenaar niet woonachtig is, mogen na bestemmingswijziging als 'bedrijfsvaartuig' worden gebruikt en worden dan op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'horeca van categorie 5', hetgeen zoveel betekent dat ter plaatse logies mag worden verschaft. Alleen door toepassing van deze bevoegdheid kan het totaal aantal bedrijfsvaartuigen toenemen. Het totaal aantal boten binnen het plangebied blijft echter gelijk.

Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' is in de aantallen geen onderscheid gemaakt tussen aantallen schepen met een woonfunctie en schepen met een bedrijfsfunctie. Binnen het plangebied moet het namelijk mogelijk zijn om bedrijfsvaartuigen te kunnen verplaatsen, zodat de doelstellingen daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Op grond van de uitgegeven ligplaatsvergunningen voor bedrijfsvaartuigen kan nagegaan worden hoeveel bedrijfsvaartuigen er binnen het plangebied zijn. Op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn er 773 woonboten en 122 bedrijfsvaartuigen waarvoor ligplaatsvergunningen zijn verleend.

ad. 8
De ligplaatsen voor varende bedrijfsvaartuigen zijn de ligplaatsen voor de vaartuigen die voornamelijk in de toeristische industrie worden gebruikt. Het gaat in de meeste gevallen om rondvaartboten die op deze plekken buiten de rondvaarttijden worden afgemeerd, maar ook om bedrijfsvaartuigen die zien op goederentransport of ten dienste staan van scheepsreparatiebedrijven zoals sleepboten.

ad. 9
In het bestemmingsplan is aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid toegekend om een ligplaats ten behoeve van een woonboot/bedrijfsvaartuig te wijzigen ten behoeve van het gebruik van die ligplaats voor een boot waarop logies wordt verstrekt. Door het toekennen van de functie 'horeca van categorie 5' door middel van een aanduiding op de verbeelding, wordt deze functie ter plekke mogelijk gemaakt, waardoor een boot die eerst als woonboot in gebruik was, als bedrijfsvaartuig mag worden gebruikt ten behoeve van het verschaffen van logies. Op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn er nog geen aanduidingen 'horeca van categorie 5' opgenomen.

ad. 10
In het plangebied bevindt zich één woonboot, die niet meer als zodanig wordt gebruikt, maar in gebruik is als museum. Deze boot is bekend als het "Houseboat Museum". Dit gebruik als museum is in het bestemmingsplan als zodanig met de aanduiding 'museum' opgenomen.

ad. 11
In het plangebied bevinden zich nog enkele scheepswerven en scheepstimmerbedrijven. Deze bedrijven maken van oudsher gebruik van het water voor het afgemeerd houden van de schepen waaraan ze werken of nog moeten werken of die gereed zijn voor de verkoop. Om de bedrijfsvoering voor deze bedrijven planologisch vast te leggen is op de verbeelding een gedeelte van het water bij deze bedrijven aangewezen voor het afgemeerd houden van werkvoorraad en bedrijfsvoorraad. De gronden mogen niet gebruikt worden voor het verrichten van werkzaamheden. Vaak zijn deze bedrijven in het bezit van een varend bedrijfsvaartuig. Het gebied binnen het aanduidingsvlak mag worden gebruikt voor het afmeren van één varend bedrijfsvaartuig en één niet varend bedrijfsvaartuig.

ad. 12
De aanduiding voor beeldende kunstobject geldt voor een aantal kunstwerken die zich in het water bevinden zoals het Homomonument in de Keizersgracht, de fontein in de Amstel voor het Amstelhotel en de bandenboot in de Wittenburgervaart.

ad. 13
De wissellocatie is bedoeld als tijdelijke voorziening voor het afmeren van woonboten of bedrijfsvaartuigen gedurende de periode dat publieke werkzaamheden de verplaatsing ter plekke van de vaste ligplaats noodzakelijk maken. De locatie kan uitsluitend gebruikt worden door woonboten uit het plangebied.

ad. 14
In het bestemmingsplan wordt het onderscheid gemaakt tussen de aanduidingen 'jachthaven' en 'specifieke vorm van water - jachthaven 1'. Voor beide aanduidingen geldt dat deze zijn bedoeld voor het afmeren van pleziervaartuigen. Tevens mogen in de jachthavens kleine onderhoudswerkzaamheden aan pleziervaartuigen worden verricht. Voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van water - jachthaven 1' ter hoogte van Zandhoek geldt echter dat binnen de gronden met deze aanduiding maximaal twee woonboten hun ligplaats kunnen innemen, op iedere gewenste plek. Daarnaast geldt dat binnen de jachthaven met deze aanduiding ook bedrijfsvaartuigen mogen liggen. Deze afwijkende regeling is overgenomen uit het bestemmingsplan "2e herziening van de Westelijke eilanden" . Deze 2e herziening is destijds opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2005.

ad. 15
De aanduiding 'specifieke vorm van water - 3 x 24uur' is bedoeld om pleziervaartuigen gedurende maximaal 3 x 24 uur af te meren. De aanduiding is zo opgenomen omdat zodra het bestemmingsplan in werking treedt ter plaatse verkeersbesluiten genomen zullen worden op grond waarvan het afmeren gedurende 3 x 24 uur mag plaatsvinden door één en hetzelfde pleziervaartuig. De handhaving van de tijdsperiode zal echter niet op grond van het bestemmingsplan kunnen plaatsvinden, maar dient op grond van het verkeersbesluit te gebeuren. Planologisch maakt het namelijk niet uit of een pleziervaartuig er drie, vier of vijf dagen ligt afgemeerd. Wel dient in het bestemmingsplan een voorziening te zijn opgenomen om het gebruik als afmeerplaats voor pleziervaartuigen mogelijk te maken.

ad. 16
Op- en afstaplocaties vloeien voort uit de wens van het bestuur een netwerk van op- en afstaplocaties te creëren om daarmee het vervoer van personen en goederen over water te bevorderen. De op- en afstaplocaties zijn afkomstig uit het steigerplan. De locaties zijn bedoeld voor het kortstondig van en aan boord laten gaan van personen en/of goederen.

ad. 17
De sluizen die zich binnen de stadsdeelgrenzen bevinden zijn op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'sluis'. Alle sluizen liggen in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De sluizen hebben meerdere functies. In een normale situatie staan de sluizen open. Tijdens hogere waterstanden op het IJ worden de sluizen in de primaire waterkering gesloten om te voorkomen dat de stad onder water komt te staan. Bij het verversen van de stadsboezem hebben de sluizen een andere functie. Dan worden de sluizen gebruikt om het water dat via gemaal Zeeburg de grachten in wordt gestuwd, gecontroleerd via bepaalde grachten af te laten stromen richting het IJ. Dit om de waterkwaliteit in het grachtenstelsel te verbeteren.

ad. 18
De speelvoorzieningen op het water betreffen drie boten die ingericht zijn als speelvoorziening voor kinderen.

ad. 19
De aanduiding 'specifieke vorm van water - watertuin' geeft aan dat hier watertuinen mogen worden gerealiseerd dan wel behouden mogen blijven. Wat onder een watertuin wordt verstaan is in de regels omschreven als "een open raamwerk uitsluitend bestemd en gebruikt voor waterplanten en waterdieren met een niet beloopbare en met een doorwortelbare bodem".

ad. 20
Warmte en koudeopslag is een techniek om energie in de bodem op te slaan. De zomerwarmte van een gebouw wordt opgeslagen in het diepe grondwater (150 à 200 meter diep). In de winter wordt de energie gebruikt om het gebouw op te warmen. De kou van de winter wordt op die manier benut om het gebouw zomers te koelen. Het is wenselijk dat van deze milieuvriendelijke wijze van klimaatbeheersing in gebouwen gebruik gemaakt wordt . Om deze reden staat het bestemmingsplan deze voorzieningen - voor zover ze in het water gerealiseerd moeten worden - binnen het hele plangebied toe.

ad. 21
Om de renovatie van kademuren en oevers niet aan langdurige procedures te onderwerpen, is het binnen de bestemming 'Water' toegestaan tijdelijke (bouw)werken ten behoeve van walkantvernieuwing uit te voeren. Beperkingen aan de uitvoering van deze werkzaamheden kunnen voortvloeien uit de regels die gelden op grond van bepaalde dubbelbestemmingen.

ad. 22
Het beleid in stadsdeel Centrum is dat in beginsel overal in het water een pleziervaartuig mag worden afgemeerd. Het bestemmingsplan beoogt daar niks aan te veranderen. De enige beperking is dat. Verder geldt als beperking dat afgemeerde pleziervaartuigen niet in het doorvaartprofiel mogen liggen. De vaarwegbeheerder bepaalt met verkeersbesluiten op het water waar geen pleziervaartuigen mogen worden afgemeerd.

Bouwregels
De bouwregels hebben betrekking op gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde die zich in en op het water bevinden. Voor een aantal bouwwerken zijn concrete afmetingen in de regels opgenomen. Voor een aantal bouwwerken zoals de steigers en aanlegsteigers gelden de afmetingen zoals die bestonden ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en zoals in het aanduidingsvlak aangegeven op de verbeelding.

Gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is aangegeven op welke wijze en onder welke voorwaarden de diverse functies zijn toegelaten. Voor de exacte inhoud van de specifieke gebruiksregels wordt verwezen naar de planregels.

6.3.3 Waarde - Archeologie 8 - 9 (dubbelbestemmingen)

Op basis van de archeologische verwachtingswaarden zijn twee dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen. De dubbelbestemmingen zijn primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen. Dat betekent dat bij de beoordeling van aanvragen op deze gronden primair de archeologische waarden beoordeeld en beschermd worden. Waarde - Archeologie 8 heeft een hoge en 9 een lage verwachtingswaarde. Al naar gelang de verwachtingswaarde wordt bij voorgenomen uitvoering van bouwwerkzaamheden een archeologisch rapport verlangd. Zo wordt in een gebied met de verwachtingswaarde 8 bij bouwwerkzaamheden vanaf 500 m2 en een diepte dieper dan de ter plekke geldende baggerdiepte een archeologisch rapport verlangd, terwijl dit in geval van verwachtingswaarde 9 geldt vanaf 2.500 m2 en een diepte dieper dan de ter plekke geldende baggerdiepte.

Daarnaast geldt dat de werkzaamheden in de bodem vanaf een omvang van 500 m2 bij hoge archeologische verwachting en 2.500 m2 bij lage archeologische verwachting en dieper dan de ter plaatse geldende baggerdiepte zijn gekoppeld aan een omgevingsvergunning (voorheen aanlegvergunning). Dit betekent dat de werkzaamheden pas mogen worden uitgevoerd als het dagelijks bestuur de betreffende omgevingsvergunning heeft verleend.

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de archeologische monumentenzorg.

De artikelen kennen een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur waarmee de dubbelbestemming kan worden geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

6.3.4 Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)

Het besluit tot aanwijzing van de Amsterdamse binnenstad tot beschermd stadsgezicht heeft ertoe geleid dat in het bestemmingsplan regels zijn opgenomen ter bescherming en versterking van de aanwezige cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden in de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Deze regels zijn van toepassing op het deel van het plangebied dat beschermd stadsgezicht is.

Behoud van de cultuurhistorische en architectonische waarden staat bij de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' voorop. Om die reden is de bestemming primair gemaakt aan de bestemming Water. Dit betekent dat bij de toetsing van aanvragen omgevingsvergunning aan het bestemmingsplan altijd dient te worden beoordeeld of het plan voldoet aan de regels van de dubbelbestemming.

Om te voorkomen dat binnen het beschermde stadsgezicht de architectonisch gewaardeerde bruggen en andere waterwerken zo maar mogen worden afgebroken, is in dit bestemmingsplan op grond van artikel 2, lid 1, onder g van de Wabo een sloopvergunningenstelsel opgenomen. Het sloopvergunningenstelsel heeft alleen betrekking op de orde-2 en orde-3 bruggen en niet op de orde-1 bruggen. Orde-1 bruggen zijn rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze monumenten genieten bescherming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (=Wabo) en - waar het de gemeentelijke monumenten betreft - de Erfgoedverordening Stadsdeel Centrum. Aan deze monumenten mogen geen veranderingen plaats vinden zonder omgevingsvergunning.

Gelet op het feit dat bestemmingsplannen sinds 1 januari 2010 moeten voldoen aan de digitaliseringseisen, is het niet langer mogelijk de waarderingskaart integraal als onderdeel van de planregels te laten gelden. Om die reden hebben de bruggen en waterwerken met een orde 1, 2 of 3 aanduiding op de verbeelding een specifieke bouwaanduiding gekregen. Hierdoor is na raadpleging van de verbeelding toch helder welke orde de brug heeft en welk regime qua sloop van toepassing is.

6.3.5 Waarde - Landschap (dubbelbestemming)

Het water vormt een essentieel element in het centrum van Amsterdam alsmede binnen de aanwijzing als beschermd stadsgezicht. In hoofdstuk 4 is daar uitgebreid op ingegaan. Zoals in paragraaf 1.4 is beschreven valt een deel van het plangebied buiten het beschermde stadsgezicht. De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' is opgenomen voor de locaties waar belangrijke zichtlijnen zijn en voor enkele locaties die worden aangemerkt als bijzondere plekken. De belangrijke zichtlijnen bevinden zich zowel binnen als buiten het beschermde stadsgezicht. De bijzondere plekken zijn alleen gelegen binnen het beschermde stadsgezicht.

In de bestemming 'Waarde - Landschap' zijn gebruiksregels opgenomen waaraan voldaan moet worden als binnen een aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' of 'specifieke vorm van water - ligplaats bedrijfsvaartuig' arken worden vervangen, zodat daarmee één van de doelstellingen van het bestemmingsplan Water kan worden bereikt, namelijk het versterken van de relatie tussen de wal en het water.

Met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' wordt ernaar gestreefd de relatie met het water vanuit het land te versterken. Om die reden is op de plekken waar de zichtlijnen en de bijzondere plekken van belang zijn om de relatie met het water te versterken op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' opgenomen. Voor zover op de plekken van zichtlijnen arken zijn gelegen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, geldt dat deze gehandhaafd mogen blijven tot het moment waarop de ark wordt vervangen of wordt verbouwd. Bij een vervanging moet de ark vervangen worden door een schip. Het doel van de dubbelbestemming is namelijk om op de ligplaatsen waar nu arken zijn gelegen, op termijn uitsluitend nog schepen ligplaats te laten innemen. Om die reden is ook het geheel of in delen vernieuwen van de opbouwen op het casco van een ark niet toegestaan. Regulier onderhoud is wel toegestaan. Een dak dat reparatie behoeft mag vanuit het oogmerk regulier onderhoud bijvoorbeeld wel vervangen worden. Het is echter niet toegestaan de opbouw integraal deel voor deel te vernieuwen. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan in artikel 8.2.1.

Ter plaatse van de bijzondere plekken zijn geen aanduidingsvlakken voor ligplaatsen meer opgenomen. De ligplaatsen zijn daar wegbestemd. Met de ligplaatsen die zijn wegbestemd is in het bestemmingsplan wel rekening gehouden, zodat zodra voor de betreffende woonboten alternatieve ligplaatsen zijn gevonden, deze relatief eenvoudig weer in het bestemmingsplan opgenomen kunnen worden.

Aanpassing als gevolg van amendementen 6 en 8
Als gevolg van de aangenomen amendementen 6 en 8 zijn de dubbelbestemmingen ter plaatse van de Noordermarkt en het Amstelveld van de verbeelding geschrapt alsmede de functieaanduidingen 'specifieke vorm van water - op- en afstaplocatie' en zijn de betreffende gronden mede aangewezen als 'specifieke vorm van water - ligplaatsen' .

6.3.6 Waterstaat - Waterbergingsgebied (dubbelbestemming)

De Nieuwe Vaart ten oosten van de keersluis, het Lozingskanaal, de Onbekende Gracht, de Nieuwe Keizersgracht, Nieuwe Herengracht, Nieuwe Prinsengracht, de Nieuwe Achtergracht, de Plantage Muidergracht, de doorgang tussen Entrepotdok en Nieuwe Vaart en de Singelgracht voor zover gelegen tussen Amstel en Lozingskanaal zijn onderdeel van het gevoelig gebied Gemaal Zeeburg. Gemaal Zeeburg verzorgt de hoogwaterbemaling van een groot deel van het achterliggende beheersgebied van Amstel, Gooi en Vecht.

In deze waterwegen mag het bestaande doorstroomprofiel op geen enkele wijze verder worden aangetast. Het betekent dat er geen vergunningen worden gegeven voor nieuwe werken, woonboten of bedrijfsvaartuigen en ook niet voor verplaatsing, vervanging of verbouwing van bestaande werken en boten die tot een grotere waterverplaatsing of een grotere weerstand tegen doorstroming leiden, of dichter bij het gemaal Zeeburg komen te liggen.

In tijden van veel water bezwaar (hevige regenbuien) moet het water via het gemaal Zeeburg snel kunnen worden weggepompt. Vanwege die bijzondere functie van het gevoelig gebied heeft dit gebied een dubbelbestemming gekregen.

Het verschil tussen het Water met dubbelbestemming en het Water zonder de dubbelbestemming zit hem in de zorg voor het behoud van de functie die het gevoelig gebied heeft. In het gevoelig gebied kan het dagelijks bestuur met een bestemmingswijziging het maximaal aantal boten verlagen, net als dit het geval is in de drukke grachten, waar ontdichting gewenst is. De wijzigingsbevoegdheid is niet opgenomen om daarmee het dagelijks bestuur de mogelijkheid te geven om woonboten/bedrijfsvaartuigen actief uit het gebied te verwijderen. De bevoegdheid zal het dagelijks bestuur alleen gebruiken als woonbooteigenaren aangeven op vrijwillige basis uit het gevoelige gebied naar een alternatieve ligplaats te willen verplaatsen. Het idee achter de wijzigingsbevoegdheid is namelijk dat deze alleen wordt gebruikt om aan het stand still principe binnen het gevoelige gebied invulling te geven. Heeft het dagelijks bestuur eenmaal gebruik gemaakt van de bevoegdheid om een maximum aantal boten te verlagen, dan kan dat aantal binnen de regels van dit bestemmingsplan niet meer verhoogd worden.

Verder is in de gebruiksregels van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied' bepaald dat verplaatsing van woonboten uitsluitend mogelijk is binnen het gevoelig gebied als de verplaatsing ertoe leidt dat de betreffende boot op een grotere afstand van het gemaal Zeeburg komt te liggen en dat bovendien die boten afkomstig moeten zijn uit het gevoelig gebied.

Vanwege het belang van dit gebied voor de waterhuishouding gaan de regels van deze dubbelbestemming voor die van de andere bestemmingen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 8 en 9'.

6.3.7 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

In het plangebied zijn primaire en secundaire waterkeringen aanwezig. Zij hebben de bestemming 'Waterstaat -Waterkering'. Dat betekent dat de bestemming geldt, naast de andere bestemmingen die aan de gronden zijn gegeven en het belang van de waterkering bij de beoordeling van bouwaanvragen of andere bodemingrepen voorop staat. De regels die gelden voor deze dubbelbestemming gaan voor die van de andere bestemmingen, met uitzondering van de regels voor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 8 en 9' en 'Waarde - Cultuurhistorie', die voorrang hebben op de regels voor ' Waterstaat - Waterkering'. Op of in de tot 'Waterstaat – Waterkering' bestemde gronden mogen uitsluitend waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden. De planregels voorzien in een wijzigingsbevoegdheid om de dubbelbestemming te wijzigen en de dubbelbestemming over andere bestemmingen te leggen indien deze verlegd moet worden. Het verleggen van een waterkering mag alleen na goedkeuring van het dagelijks bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Pas na definitieve goedkeuring van het Waterschap kan het dagelijks bestuur van het stadsdeel besluiten over de verlegging van de waterkering op de verbeelding.

6.4 Afwijkings- En Wijzigingsbevoegdheden

Met het bestemmingsplan wordt beoogd het gebruik van het water uniform te regelen voor het gehele centrum en het gemeentelijke en stadsdeelbeleid hierin te vertalen (met uitzondering van de gebieden die tot grootstedelijk project zijn verklaard). Dit heeft voornamelijk geleid tot gebruiksregels en in mindere mate tot bebouwingsregels. Dat laatste heeft te maken met het feit dat boten geen gebouwen zijn in de zin van de Woningwet. Voor het vervangen van woonboten of bedrijfsvaartuigen door nieuwe boten of voor het uitbreiden van woonboten of bedrijfsvaartuigen dienen dan ook, naast dit bestemmingsplan, de Verordening op de haven- en het binnenwater 2010 en de Bootrichtlijnen 2008 geraadpleegd te worden, waarin de maatvoering van woonboten en bedrijfsvaartuigen is vastgelegd.

Middelen om een bestemmingsplan voldoende flexibel te houden zijn de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Wanneer het plan voorziet in deze bevoegdheden, hoeven in voorkomende gevallen geen herzieningen van het plan in procedure te worden gebracht.

Elk verzoek om toepassing van een van deze bevoegdheden zal aan de criteria worden getoetst. Voldoen aan de criteria betekent niet per definitie dat een omgevingsvergunning die toestemming geeft om van het bestemmingsplan af te wijken wordt verleend of een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht. Ruimtelijke ordening is immers belangenafweging.

6.4.1 Afwijkingsregels

Met de afwijkingsregels verschaft de raad aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om binnen de daarbij aangegeven grenzen af te wijken van de bebouwingsregels en gebruiksregels.

Een voorbeeld van een afwijking bij omgevingsvergunning van een bouwregel is een afwijking van de bouwhoogte van 2 meter voor een bouwwerk tot een bouwhoogte van 3 meter.

Een voorbeeld van een afwijking bij omgevingsvergunning van een gebruiksregel is een afwijking van de situering van een woonboot buiten het daartoe aangegeven aanduidingsvlak, als de fysieke omstandigheden ter plaatse een ligging binnen het aanduidingsvlak niet mogelijk maakt.

Veelal zal er bij een dergelijke afwijkingsbevoegdheid ook nog een vergunning of ontheffing nodig zijn op grond van de Verordening op het Binnenwater of de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

6.4.2 Wijzigingsregels

Met de wijzigingsregels verschaft de raad de bevoegdheid aan het dagelijks bestuur om binnen bepaalde grenzen het bestemmingsplan te wijzigen. Zo zijn binnen de bestemming Water vijf wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die hierna elk worden toegelicht.

Artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat op de procedure van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat het ontwerpwijzigingsplan voor zes weken ter inzage wordt gelegd en dat belanghebbenden hun zienswijzen ten aanzien van het ontwerpbesluit kunnen indienen.
Er zijn dan ook geen procedureregels meer opgenomen in het bestemmingsplan.

6.5 Algemene Regels

In hoofdstuk 3 zijn de regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelregel, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, het algemene gebruiksverbod en algemene wijzigingsregels. Hierna wordt kort op de strekking van deze artikelen ingegaan.

6.5.1 Antidubbeltelregel

Door deze bepaling wordt ervoor gezorgd dat de oppervlakten van bouwwerken en/of van eerder verleende vergunningen worden meegenomen bij de berekening van het nog te bebouwen oppervlak op het betreffende perceel.

Deze regel is met name van belang bij bestemmingen met bouwvlakken die niet volledig bebouwd mogen worden.

De bepaling is opgenomen in dit bestemmingsplan vanwege het feit dat het één van de verplicht op te nemen regels zijn in een bestemmingsplan. In het kader van dit bestemmingsplan komt aan deze bepaling in feite nauwelijks betekenis toe.

6.5.2 Algemene aanduidingsregels

Hierin zijn algemene regels opgenomen vanwege de geluidzone rond het gezoneerde industrieterrein Oostenburg, werf King William, werf 't-Kromhout, het Nuon en Amsterdam Westpoort. Gelet op de resultaten uit de akoestische onderzoeken zijn naast niet varende bedrijfsvaartuigen ook woonboten toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaatsen'. Daarnaast is een zone opgenomen boven de metrotunnels waarin geen andere bebouwing dan ten dienste van de metro mag worden gebouwd.

Naast de geluidzone industrie is de 'Algemene gebiedsaanduiding - ondergronds railtracé' opgenomen voor de door het plangebied lopende ondergrondse metro. Hoewel formeel geen nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, in het gebied worden mogelijk gemaakt, worden er binnen deze zones wel nieuwe ligplaatsen voor woonschepen mogelijk gemaakt. In verband met het antwoord op de vraag of ter plaatse van deze alternatieve ligplaatsen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is, is akoestisch onderzoek verricht.

6.5.3 Algemene afwijkingsregels

In de algemene afwijkingsregels is bepaald dat voor bepaalde bouwwerken, geringe overschrijdingen en geringe afwijkingen bij omgevingsvergunning van de planregels kan worden afgeweken.

6.5.4 Algemeen gebruiksverbod

Het algemeen gebruiksverbod is opgenomen ter meerdere zekerheid voor de situatie dat het handelingsverbod uit de Wabo onvoldoende blijkt te zijn om handhavend op te kunnen treden tegen degene die in strijd met de bestemming gronden en/of bouwwerken in gebruik geeft aan een derde of door iemand in strijd met de bestemming laat gebruiken. Door opneming van het gebruiksverbod kan bij een geconstateerd strijdig gebruik met het bestemmingsplan niet alleen de gebruiker worden aangeschreven maar ook de eigenaar of zakelijk gerechtigde die het in gebruik geeft of strijdig laat gebruiken.

6.5.5 Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels hebben betrekking op de Staat van Inrichtingen. Het dagelijks bestuur is bevoegd om bepaalde functies die niet op de lijst voorkomen maar wel gewenst zijn, aan de Staat van inrichtingen toe te voegen, of vanwege daartoe aanleiding gevende omstandigheden een bepaalde functie bij een andere milieucategorie in te delen.

6.6 Overgangsregels

De overgangsregels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. De teksten van zowel het bouw- als het gebruiksovergangsrecht zijn terug te vinden in het Besluit ruimtelijke ordening in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.

7 Milieuaspecten

7.1 Geluidhinder

7.1.1 Alternatieve ligplaatsen

In het bestemmingsplan zijn alternatieve ligplaatsen voor woonboten opgenomen. Vanwege een aanvaardbaar woon- en leefmilieu is het vanuit een goede ruimtelijke ordening, niet gewenst woonfuncties mogelijk te maken op locaties waar de woonfunctie wordt blootgesteld aan geluidswaarden die ingevolge de Wet geluidhinder als een onaanvaardbare geluidsbelasting moeten worden beschouwd. Om die reden is akoestisch onderzoek verricht naar deze potentiële nieuwe locaties. In zijn algemeenheid geldt dat waarden die de maximale ontheffingswaarden voor woningen overschrijden, gelden als onaanvaardbare geluidswaarden.

Binnen het onderzoeksgebied worden de volgende geluidsbronnen onderscheiden, industrie, railverkeer en wegverkeer. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de geluidskaarten van de gemeente Amsterdam. De geluidsbelasting is per bron indicatief vanuit een worstcasebenadering bepaald. Tevens is voor enkele locaties waar dat van toepassing was een indicatieve gecumuleerde geluidsbelasting bepaald. Aan de hand van de bepaalde geluidbelasting heeft een beoordeling plaats gevonden van de akoestische kwaliteit van de onderzochte locaties.

De meeste wegen binnen het stadsdeel zijn aangewezen als 30-km wegen. Strikt genomen bevatten deze wegen geen zones als bedoeld in de Wet geluidhinder. Desalniettemin zijn ze in het onderzoek beschouwd als ware het zones van een weg.

Wegverkeer
Uit het onderzoek is gebleken dat waar het de locaties betreft die zijn gelegen binnen een 30-km zone voor een weg, de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer uit de Wetgeluidhinder voor een groot aantal locaties wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor een weg bedraagt 63dB. Voor twee locaties geldt dat deze maximale ontheffingswaarde op grond van de modelberekening wordt overschreden.

Railverkeer
Uit het onderzoek is gebleken voor enkele locaties de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor railverkeer weg bedraagt 68dB. Deze waarde wordt op geen van de alternatieve locaties overschreden.

Industrie
Uit het onderzoek is gebleken dat voor enkele locaties de voorkeursgrenswaarde van 50 dB voor industrie uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor industrie bedraagt 55dB. Deze waarde wordt op geen van de alternatieve locaties overschreden.

Gecumuleerde geluidsbelasting
In het plangebied zijn 17 locaties die een gecumuleerde geluidsbelasting ondervinden. Volgens het Amsterdamse geluidsbeleid mag in geval van geluidscumulatie de maximale ontheffingswaarde van de geluidsbron met de hoogste geluidsbelasting worden aangehouden plus 3 dB. In geval van een gecumuleerde geluidsbelasting vanwege industrie en een weg, bedraagt dat 63 + 3 dB = 66dB.

Geen van de locaties met een gecumuleerde geluidsbelasting overschrijdt de norm van 66 dB.

Vanwege de twee locaties die als gevolg van de 30-km weg de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden, heeft het stadsdeel voor deze twee locaties een nader akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Het betreft de locaties aan de Prinsengracht (tussen Berenstraat en Runstraat) en het Singel (tussen Raadhuisstraat en Torensluis). In dat onderzoek is aan de hand van de ter plaatse geldende verkeersintensiteiten, de geluidsbelasting berekend. Uit deze berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting onder de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeer uitkomt.

Gelet op de onderzoeksresultaten is ter plaatse van alle alternatieve locaties een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk. De betreffende onderzoeken zijn als bijlage 1en bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.

7.1.2 Op- en afstaplocaties

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van nieuwe op- en afstaplocaties. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken, is onderzoek gedaan naar een mogelijke toename van geluid als gevolg van de aanleg van de op- en afstaplocaties. Op deze manier is inzicht verkregen in de mate waarop deze ontwikkelingen effecten hebben op het leef- en woonmilieu. Het betreffende onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

De wetgever heeft niet voorzien in een toetsingskader voor het gebruik van het water als op- en afstaplocatie. In het onderzoek is het gebruik van de op- en afstaplocaties in relatie tot drie verschillende beoordelingskaders onderzocht, nl.:
1. Omgevingsgeluid;
2. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening;
3. het Activiteitenbesluit.

Ad. 1
Uit het onderzoek blijkt dat gelet op de heersende referentiewaarde (=aanwezige geluidswaarde in de omgeving) van het omgevingsgeluid de voorgenomen ontwikkelingen niet of nauwelijks bijdragen aan een toename van het geluidniveau in de dag- en avondperiode.

Ad. 2
Als wordt getoetst aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (Hilv), blijkt dat over het algemeen binnen de gestelde normwaarden van het Hilv wordt gebleven. Alleen in het worstcasescenario worden op een aantal locaties de maximale richtwaarden van het Hilv overschreden. Deze overschrijdingen zouden zich kunnen voordoen bij luid pratende of schreeuwende personen. De verwachting is echter niet dat het beoogde gebruik van de op- en afstaplocaties de aanwezigheid van luid pratende of schreeuwende personen zal aantrekken.

Ad. 3
Ten aanzien van de toetsing aan het Activiteitenbesluit blijkt dat over het algemeen binnen de normen van het Activiteitenbesluit wordt gebleven en dat daar waar dat niet het geval is, de (geringe) overschrijding het gevolg is van stemgeluid dat op grond van het Activiteitenbesluit niet hoeft worden meegerekend.

Op basis van dit onderzoek concludeert het stadsdeel dat de akoestische gevolgen van de gewenste ontwikkelingen niet zodanig zijn, dat sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van woningen in de nabijheid van de op- en afstapvoorzieningen.

7.2 Luchtkwaliteit

Vanuit de regelgeving voor luchtkwaliteit dienen ruimtelijke plannen te worden getoetst op de gevolgen voor de luchtkwaliteit. De Wet milieubeheer bevat in titel 5.2, die als 'Wet Luchtkwaliteit' bekend staat, regels over luchtkwaliteit. In een uitwerking van deze wet, de Algemene Maatregel van Bestuur (hierna: AMvB), het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' wordt verwezen naar de Ministeriële regeling "Regeling niet in betekenende mate bijdragen". Hierin zijn ondergrenzen gesteld aan de omvang van een ruimtelijk project, waarvoor een luchtkwaliteitsonderzoek nodig is.

7.2.1 Alternatieve ligplaatsen

In het bestemmingsplangebied blijft het aantal ligplaatsen gelijk. De alternatieve ligplaatsen die er zijn, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de verplaatsing van woonboten en/of bedrijfsvaartuigen die uit het plangebied afkomstig zijn. Het bestemmingsplan maakt dus geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. Gelet hierop kan geen sprake zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit. De vergroting van een ligplaats ten behoeve van een woonboot of bedrijfsvaartuig is geen project waarop deze AMvB van toepassing is. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet vereist.

7.2.2 Op- en afstaplocaties

Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken is voor de locaties die als op- en afstaplocatie gebruikt mogen worden een luchtkwaliteitsonderzoek verricht. Er is gekeken naar de luchtkwaliteit rondom drukke en voor de luchtkwaliteit maatgevende op- en afstaplocaties in Amsterdam en naar de gevolgen van het realiseren van extra op- en afstaplocaties. Het onderzoek heeft zich gericht op de concentraties NO2 en PM10, de meest kritische componenten uit de 'Wet luchtkwaliteit' (titel 5.2 van de Wet milieubeheer).

Naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan waarin kritiek werd geuit op het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek, is de GGD verzocht om een reactie te geven op het uitgevoerde rapport dat als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan was gevoegd. Naar aanleiding van het antwoord van de GGD is het adviesbureau verzocht het Luchtkwaliteitsonderzoek nogmaals te verrichten en daarbij rekening te houden met de geuitte kritiek. Dit heeft geleid tot een aangepast luchtkwaliteitsonderzoek dat als als bijlage 4 bij de toelichting is opgenomen. Het eerdere rapport ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan is hier eveneens bij opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat een op- en afstapvoorziening kan leiden tot een lokale bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie bij de kade die varieert van minder dan 1 µg/m3 voor PM10 tot enkele µg/m3 voor NO2. De bijdrage wordt veroorzaakt door de aan- en afmerende schepen en neemt snel af op grotere afstand van de op- en afstaplocatie. Uit het onderzoek blijkt verder dat bij alle beschouwde en voor de luchtkwaliteit maatgevende locaties met op- en afstapvoorziening tijdig wordt voldaan aan de Europese grenswaarden.De conclusie verandert niet als rekening wordt gehouden met de nieuwe emissiefactoren voor wegverkeer die in maart 2012 zijn vrijgegeven of als wordt uitgegaan van een theoretische worstcase variant waarbij wordt uitgegaan van 6 dieselboten per uur.

De conclusie is dat luchtkwaliteit geen knelpunt vormt bij het aanwijzen van de in het bestemmingsplan opgenomen locaties als op- of afstapvoorzieningen ten behoeve van het professionele personen en goederenvervoer in de Amsterdamse grachten, afgaande op de situatie bij vijf drukke en maatgevende locaties in Amsterdam.

In aanvulling op het onderzoek naar de luchtkwaliteit in de fase van het ontwerpbestemmingsplan als gevolg van de op- en afstaplocaties is in opdracht van het stadsdeel globaal onderzocht hoeveel boten maximaal op 1 dag zouden mogen aan- en afmeren bij deze extra op- en afstaplocaties, zodat er nog net geen knelpunt voor de luchtkwaliteit optreedt. Het doel daarbij was om inzicht te krijgen hoe ver dit theoretisch aantal bewegingen af ligt van het werkelijk aantal verwachte extra aan- en afmeerbewegingen.

Uit dit onderzoek is gebleken dat zelfs als meer dan maximaal verwacht zou worden aan- en afgemeerd, de normen die zijn gesteld aan luchtkwaliteit niet worden overschreden. Slechts op één locatie zouden slechts enkele boten meer dan verwacht mogen aan- en afmeren voordat kritische grenswaarden worden overschreden en een knelpunt zou ontstaan. Het onderzoek is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

Aanpassing als gevolg van amendement 13
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is door de stadsdeelraad amendementen 13 aangenomen. Als gevolg hiervan is het aanduidingsvlak voor een op- en afstaplocatie in de knik van de Prinsengracht onder de Westertoren geschrapt. Het aanduidingsvlak voor een op- en afstaplocatie ter hoogte van het Anne Frankhuis is in Noordelijke richting met 10 meter verlengd. Aan het amendement ligt een luchtkwaliteitsonderzoek en een nautisch advies ten grondslag.

7.3 Bedrijfshinder

In het plangebied is een aantal bedrijven op boten gevestigd met een zwaardere geluidsbelasting. Bestaande bedrijven die in milieuhindercategorie III of hoger vallen, zijn als zodanig op de bestaande locatie op de verbeelding opgenomen door middel van een aanduiding.

Door middel van een algemene bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie te vestigen. Ook is een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarden voor het afwijken van het bestemmingsplan is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft. Opgemerkt dient te worden dat van deze bevoegdheid tot afwijking niet lichtvaardig gebruik kan worden gemaakt. Het beleidsuitgangspunt voor bedrijven op het water is immers, dat het aantal bedrijven niet mag uitbreiden, met uitzondering van de woonboten die als 'hotelboten' gebruikt mogen worden. Alleen wanneer bijzondere omstandigheden nopen tot een afwijking van de volgens het bestemmingsplan toegestane categorieën, zal het dagelijks bestuur van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken.

7.4 Externe Veiligheid

Op 8 juli 2011 heeft het dagelijks bestuur het onderzoeksrapport inzake de externe veiligheid ontvangen. In het onderzoek is voor een aantal nieuwe ligplaatsen voor woonboten het extern veiligheidsrisico veroorzaakt door het spoortransport van gevaarlijke stoffen per spoor ter hoogte van station Amsterdam Centraal beoordeeld. Het volledige rapport is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen.

De resultaten van het onderzoek houden in dat er als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling er geen overschrijding van het plaatsgebonden risico plaats vindt. De berekeningen leiden niet tot een contour voor de grenswaarde van 1.0 10-6 /jr. Het groepsrisico hangt sterk af van de veronderstellingen over de wijze van het transport van brandbaar gas categorie A. Het groepsrisico is aanmerkelijk groter als het transport plaatsvindt in een bonte trein dan in een bloktrein. Gelet op het gerealiseerde transport in 2010 is de kans op een ongeval met tien of meer slachtoffers kleiner dan 1.0 10-9 per jaar. Als het transport van categorie A volgens het ontwerp basisnet plaatsvindt in een bloktrein, dan is in de berekende situaties het groepsrisico kleiner dan de oriëntatiewaarde. Door de toekomstige ontwikkelingen is er geen toename van het groepsrisico.

7.5 Vaarbewegingen Prinsengracht

In het najaar 2009, voorjaar 2010 en zomer 2010 zijn op drie locaties in het plangebied tellingen uitgevoerd. De tellingen geven inzicht in het aantal boten dat op iedere locatie langs vaart, op welke tijden er meer en minder boten op het water zijn en wat voor boten er op het water varen. De resultaten van deze meting zijn vergeleken met soortgelijk onderzoek dat in 2003 en 2004 voor de dienst Binnenwaterbeheer is uitgevoerd. Destijds is gemeten op respectievelijk 10 en 15 locaties, waaronder de drie locaties op de Prinsengracht. Het onderzoek dat hiernaar is verricht is als bijlage 7 bij de toelichting opgenomen.

Een vergelijking tussen de drie tellocaties van 2003, 2004 en 2009/2010 laat zien dat het in het voorjaar van 2010 en het najaar van 2009 rustiger was op het water van de Prinsengracht dan in 2004 en 2003. De zomerperiode van 2010 is qua drukte vergelijkbaar met 2003 en 2004. Voor de telling in 2010 geldt verder dat, evenals in 2003 en 2004, de zomer de drukste periode op het water is, gevolgd door het voorjaar. Het najaar is het minst druk. Geconcludeerd is dat er qua drukte op de Prinsengracht in de zomer nauwelijks verschil is met de tellingen in 2003 en 2004. In het voorjaar is het iets rustiger dan tijdens voorgaande tellingen en in het najaar is het ook iets rustiger dan in 2003 en 2004, maar zijn de verschillen tussen de jaren gering. Kortom, het is in vergelijking met zes à zeven jaar geleden net zo druk of iets rustiger op het water van de Prinsengracht.

De meest voorkomende type boten zijn rondvaartboten, sloepen en motorboten. Voor alle seizoenen geldt dat er een gering aantal waterfietsen en overige beroepsvaartuigen vaart. Bij de Prinsengracht/Anne Frank en Prinsengracht/Leidsegracht worden vaker waterfietsen gezien dan bij de Brouwersgracht. Uit meldingen bij het Meldpunt Overlast te water van Waternet blijkt dat bijna driekwart van de meldingen van overlast betrekking heeft op pleziervaartuigen en een kwart op klachten over rondvaartboten.

7.6 Effecten Van Het Steigerplan

In 2010 is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het Steigerplan van stadsdeel Centrum op het aantal vaarbewegingen. In dit onderzoek is het vervoer op het water in kaart gebracht, zijn de gevolgen van het steigerplan onderzocht en zijn relevante toekomstige ontwikkelingen op het water en in de toeristische sector van Amsterdam geprognostiseerd. Uit het onderzoek blijkt dat de negatieve effecten van het Steigerplan beperkt zijn. Allereerst is de invloed van het Steigerplan op het totale vervoer (inbegrepen het vervoer over land) in de Amsterdamse binnenstad beperkt. Slechts een klein deel (1%) van het totale vervoer in Amsterdam Centrum vindt plaats op het water. En een klein deel daarvan (circa 2%, 316 vaartuigen) betreft commercieel vervoer, te weten passagiersvaart en goederenvervoer. Het onderzoek is als bijlage 8 bij de toelichting opgenomen.

Het belangrijkste effect van het Steigerplan en nieuwe steigers is volgens reders en beleidsmakers een betere spreiding van de commerciële vaart in de Amsterdamse binnenstad. Als gevolg daarvan verwachten zij in het geheel minder drukte en overlast en een verbeterde veiligheid en doorvaart op en rondom het water. Daarnaast betreft een groot deel van de totale rondvaart traditionele rondvaart met vaste 'van A naar A' routes. Het steigerplan zal hierop een zeer beperkte invloed hebben. De hoeveelheid rondvaartexploitatievergunningen zit aan zijn maximum, hetgeen betekent dat er geen extra rondvaartboten meer bijkomen. Op vrijwel alle locaties voor op- en afstapvoorzieningen varen op dit moment al lijndiensten voorbij, die niet aan land kunnen komen omdat er geen op- en afstapvoorzieningen zijn.

Het Steigerplan leidt dus niet zozeer tot meer vaarbewegingen van commerciële vaart. Op een aantal nieuwe op- en afstaplocaties kan een toename in vaaractiviteit ontstaan doordat op locaties waar nu geen steiger is in de toekomst gehalteerd kan gaan worden. Welke locaties dat precies zijn en om welke aantallen vaarbewegingen het gaat, is niet op voorhand aan te geven.

Het Steigerplan en de nieuwe steigers kunnen een belangrijke impuls zijn voor de bevordering van goederenvervoer over water. In dat geval nemen vaarbewegingen door goederenschepen toe en is de verwachting dat het goederenvervoer over de weg langs de grachten zal afnemen. Ontwikkelingen op het gebied van schoner varen, zoals de nieuwe uitstootnorm die vanaf 2015 voor nieuwe motoren geldt (stillere en schonere motoren) en stimuleringssubsidies voor nieuwe motoren, zullen geluids- en stankoverlast in de toekomst terugdringen. De toeristische groei in Amsterdam heeft naar verwachting slechts beperkt invloed op de nieuwe steigers.

7.7 Flora En Fauna

In het kader van het bestemmingsplan water is onderzocht of er vanuit de natuurwetgeving consequenties zijn voor het plan. Het onderzoek is als bijlage 9 bij de toelichting opgenomen. Voor het plangebied gaat het vooral om de Flora- en faunawet. In het plangebied komen een aantal beschermde dieren plantensoorten voor.

Voor broedende watervogels geldt dat de nesten alleen gedurende de broedperiode beschermd zijn. Nesten die het hele jaar beschermd zijn, zijn niet te verwachten. Er moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van twee beschermde vissoorten: de rivierdonderpad en de bittervoorn. De kans dat deze worden aangetroffen is niet groot. De rivierdonderpad is gebonden aan stortstenen oevers; de bittervoorn is voor voortplanting afhankelijk van grote zoetwaterschelpen. Bij eventuele werkzaamheden aan stortstenen oevers is nader onderzoek nodig naar de aanwezigheid van de rivierdonderpad nodig. Bij grootschalige baggerwerkzaamheden moet rekening worden gehouden met zoetwaterschelpen. Op een aantal kademuren waar nieuwe ligplaatsen voor woonboten mogelijk worden gemaakt, groeien muurplanten. Zwartsteel, gele helmbloem, tongvaren en steenbreekvaren worden beschermd door de Flora- en faunawet. Bij het inrichten van nieuwe ligplaatsen voor woonboten dienen muurplanten ontzien te worden. Verplaatsing van de beschermde planten is een alternatief, als ontzien niet mogelijk is. Als ook verplaatsing niet kan, is een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet nodig. Als groeiplaatsen voor muurplanten op een andere locatie gecompenseerd kunnen worden zal naar verwachting de ontheffing verkregen worden.

8 Archeologie

8.1 Algemeen

Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud in de bodem of documentatie, op maat gesneden maatregelen vergen. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar. Om het archeologische erfgoed beter te beschermen, is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld. Een essentieel uitgangspunt uit dit verdrag is dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem in iedere fase van planontwikkeling dient te worden meegewogen. Als behoud in de bodem geen optie is, dient het bouwplan te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen op de juiste wijze te documenteren en de informatie en de vondsten te behouden. Het verdrag stelt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. De nieuwe wet ter uitvoering van dit verdrag, de Wet op de archeologische monumentenzorg, is sinds 1 september 2007 van kracht.

De afdeling archeologie van Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) is in 2001 gestart met een nadere inventarisatie van archeologische verwachtingen in elk afzonderlijk stadsdeel. De wetgeving schrijft namelijk voor dat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan altijd een waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting. In opdracht van stadsdeel Centrum heeft Bureau Monumenten & Archeologie daarom een archeologisch bureauonderzoek (maart 2010) uitgevoerd voor het plangebied Water. Hiermee is het cultuurhistorisch verleden van het waterwegensysteem in het gehele centrum in kaart gebracht. Het volledige archeologisch bureauonderzoek, inclusief de archeologische beleidskaart is bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd (Bijlage 10).

8.2 Archeologische Inventarisatie

Binnen het plangebied zijn de afgelopen decennia meerdere vindplaatsen aan het licht gekomen, waardoor inzicht is verkregen in het archeologisch potentieel van de waterbodems. De vindplaatsen onderscheiden zich van de reguliere vindplaatsen, vanwege het feit dat de bodemvormingsprocessen onder water anders verlopen dan op het land. De archeologische ondergrond van waterbodems is ontstaan uit een dynamisch proces van te water geraakte voorwerpen die bezinken en met sedimenten worden afgedekt en aan erosie onderhevig zijn vanwege de waterbeweging. Het zuurstofarme milieu onder water zorgt voor een conserverende werking. De waterbodem biedt daardoor een eigen informatiebron over de geschiedenis van Amsterdam.

Aan de hand van historische stadsplattegronden zijn de volgende verschillende categorieën topografische factoren in de nabijheid van water te onderscheiden.

  1. a. Bruggen en sluizen;
  2. b. Marktpleinen
  3. c. Beurtschippers en veerdiensten
  4. d. Maritieme bedrijven

Daarnaast zijn beroepsmatige factoren van invloed op de neerslag van archeologisch materiaal in de waterbodem van de stad. Te denken valt aan het afval van ambachtelijke bedrijvigheid zoals pottenbakkerijen, glaswerkplaatsen en suikerbakkers.

8.2.1 Metro Oostlijn

De eerste grootschalige opgraving waarbij systematisch grootschalig vondsten uit de waterbodem zijn verzameld was bij de aanleg van de metro Oostlijn in 1972-1977. Tijdens het afzinken van caissons in het open Havenfront bij het kamperhoofd en de Schreierstoren is de opgezogen grond gezeefd. Dit leverde grote hoeveelheden unieke vondsten op uit de vroege geschiedenis van Amsterdam. De vondsten hielden nauw verband met de locatie van de stadsmuur en de haven getuige het vele wapentuig en scheepsgereedschap.

8.2.2 Metro Noord-Zuidlijn

Ook bij de recente en thans nog voortdurende aanleg van de Noord/zuidlijn is op systematische wijze archeologisch onderzoek gedaan. Tijdens deze onderzoeken zijn opnieuw grote hoeveelheden vondsten geborgen die nieuwe invalshoeken bieden over de geschiedenis en functie van de Amstel met het Damrak aan de monding en het Rokin als stadsrivier binnen de stedelijke ontwikkeling van Amsterdam.

8.2.3 Baggervondsten

De archeologische waarde van de waterbodems is daarnaast gebaseerd op baggervondsten en kadeherstelprojecten. In de middeleeuwse binnenstad zijn meer dan 50 vindplaatsen bekend, waarvan 10 zich binnen de stadsgrenzen van 1596 bevinden. De vondsten varieerden van allerhande huisraad tot productieafval van onder andere pottenbakkers en uit de Amsterdamse glasindustrie.

In en rondom het plangebied zijn 21 vindplaatsen bekend. Op 15 daarvan heeft de afdeling Archeologie van BMA een opgraving uitgevoerd. Van de overige vindplaatsen zijn vondsten afkomstig die tijdens waarnemingen zijn verzameld. Deze vondsten hebben belangrijke informatie verschaft over de geschiedenis en topografie van Amsterdam en zijn een onmiskenbare graadmeter voor het potentieel van het nog aanwezige bodemarchief.

8.3 Archeologische Verwachtingskaart

Op basis van de historisch-topografische en archeologische inventarisatie zijn binnen het bestemmingsplangebied Water materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de ontwikkeling van dit stedelijk gebied vanaf de Late Middeleeuwen tot de 20e eeuw, zoals overblijfselen van maritieme, militaire, ambachtelijke en huishoudelijke activiteiten. Dit leidt tot een verwachtingenkaart met de volgende vijf zones van archeologische materiële neerslag (zone 1-5).

  1. 1. Maritieme zones;
  2. 2. Militaire zones;
  3. 3. Infrastructuur en transport zones;
  4. 4. Productie zones;
  5. 5. Woonzones

8.4 Archeologische Beleidskaart

De archeologische beleidskaart van het bestemmingsplangebied Water is een vereenvoudigde weergave van de diverse archeologische verwachtingen, vertaald in archeologische waarderingen en beleidsmaatregelen. De kaart is bedoeld als een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. Op basis van archeologische verwachtingszones zijn de volgende beleidszones te onderscheiden ieder met bijbehorende beleidsmaatregelen:

Beleidsvariant 1
Verwachtingszones 1.1, beleidzone met een bekende archeologische waarde.
Ter plaatse van deze delen van het plangebied zijn archeologische waarden aangetoond. Voor iedere ingreep dieper dan de baggerdiepte dient archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd.

Beleidsvariant 8
Verwachtingszones 1.2-1.4, beleidzones met een hoge archeologische verwachting. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 500 m2. Hiervoor geldt de bestemming Waarde – Archeologie 8.

Beleidsvariant 9
Verwachtingszone 2.6, 3.1, 4.6 en 5, beleidszones met een lage archeologische vewachting. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 2500 m2 en dieper dan de baggerdiepte. Hiervoor geldt de bestemming Waarde – Archeologie 9.

Overige delen
Delen die zijn vrijgesteld van verdere archeologische maatregelen.

9 Water

9.1 Beleid

Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het 'Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015', "Breed Water". Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van Waternet, namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap. Voor de gemeente Amsterdam voert Waternet de grondwaterzorgtaak uit, alsmede de afvalwaterinzameling en de drinkwaterlevering. Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Het is zonder ontheffing op de Keur verboden om grondwateronttrekkingen uit te voeren, werken te realiseren aan/op of in watergangen, waterbodem waterkeringen en waterstaatkundige werken. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken binnen het bestemmingsplan Water. Sinds 1 januari 2011 is de voormalige dienst Binnenwaterbeheer gefuseerd met Waternet. Dat betekent dat deze gezamenlijke uitvoeringsdienst van het Hoogheemraadschap, de gemeente Amsterdam en diverse stadsdelen van Amsterdam behalve bovengenoemde taken ook nog het vaarwegbeheer van de gemeente Amsterdam uitoefent, evenals verschillende contractuele vergunningverlenings- en handhavingstaken van een aantal stadsdelen.

9.2 Waterkeringen En Sluizen

In het plangebied zijn primaire-, secundaire- en compartimenteringswaterkeringen en waterkerende voorzieningen aanwezig. Zij hebben de bestemming dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Dat betekent dat de dubbelbestemming geldt, naast de andere bestemmingen die aan de gronden zijn gegeven. De bestemming dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen, met uitzondering van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 8', ' Waarde - Archeologie 9' en 'Waarde - Cultuurhistorie', die primair zijn ten opzichte van de bestemming dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Op of in de tot dubbelbestemming 'Waterkering -Waterkering' bestemde gronden mogen uitsluitend waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding worden opgericht. Voor het mogen uitvoeren van werkzaamheden binnen de dubbelbestemming dient advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder (Waternet).

9.3 Oppervlaktewater

In het plangebied zijn de aangegeven waterwegen en grachten bestemd voor waterberging, waterhuishoudkundige doeleinden en vaarwater. Het dempen van water is slechts toegestaan als dit ruimtelijk voor 100% wordt gecompenseerd. Het compensatiewater moet in hetzelfde peilgebied worden gegraven. De waterberging moet gerealiseerd zijn voordat het oppervlaktewater wordt gedempt, omdat het belangrijk is dat er geen waterbergingstekort ontstaat. Het (gedeeltelijk) dempen van watergangen is op grond van de Keur van AGV vergunningsplichtig.

Gevoelig gebied

De Nieuwe Vaart ten oosten van de keersluis, het Lozingskanaal, de Onbekende Gracht, de Nieuwe Keizersgracht, Nieuwe Herengracht, Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe Achtergracht, de Plantage Muidergracht, de doorgang tussen Entrepotdok en Nieuwe Vaart en de Singelgracht voor zover gelegen tussen Amstel en Lozingskanaal zijn onderdeel van het gevoelig gebied Gemaal Zeeburg. Gemaal Zeeburg verzorgt de hoogwaterbemaling van een groot deel van het achterliggende beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Deze afvoerroute naar gemaal Zeeburg functioneert niet goed. Dit heeft tot gevolg dat er wateropstuwing plaats kan vinden vooral in de Amstel ten zuiden van Amsterdam. In het afvoersysteem zitten hydraulische knelpunten. Dit zijn te nauwe grachten en te veel dikke pijlers van bruggen, waardoor er extra wateropstuwing ontstaat en het water aan het begin van het afvoersysteem (o.a. aan de oevers van de Amstel ten zuiden van Amsterdam) te hoog komt te staan. Daarnaast zorgen deze knelpunten ervoor dat er niet voldoende water bij gemaal Zeeburg kan komen. Naast bruggen, zorgen ook (drijvende) voorwerpen zoals woonboten en schepen, steigers, afmeerpalen etc. voor extra opstuwing van het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01_0027.png"

afbeelding 27: uitsnede van de Keurkaart AGV 2006 Regio Amsterdam met in paars het gevoelige gebied

In deze waterwegen mag het bestaande doorstroomprofiel op geen enkele wijze verder worden aangetast. Het betekent dat er geen vergunningen worden gegeven voor nieuwe werken en woonboten en ook niet voor verplaatsing, vervanging of verbouwing van bestaande werken en woonboten die tot een grotere waterverplaatsing of een grotere weerstand tegen doorstroming leiden. In een gezamenlijk overleg van de besturen van de stadsdelen Centrum en Oost met het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel. Gooi en Vecht worden ook afspraken gemaakt om waar mogelijk gezamenlijke maatregelen te treffen om obstakels in het gevoelig gebied te verwijderen of te verminderen. Het gevoelig gebied heeft de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied gekregen.

9.4 Waterbodem

Voor de grachten binnen stadsdeel Centrum zijn minimale profielen vastgesteld in de Legger Boezemwateren van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het ligplaats nemen moet de eigenaar rekening houden met deze minimale profielen van de waterbodem. De minimale ruimte tussen de onderkant van een woonschip of bedrijfsvaartuig en het minimale profiel is 60 cm. Deze speelruimte is nodig om de aangroei van bagger en mogelijke wisselingen in het waterpeil op te vangen. Het ligplaats innemen mag niet leiden tot een onacceptabele vermindering van de doorstroming of zelfs demping van water wanneer de boot vast komt te liggen in de waterbodem. In sommige gevallen is het toegestaan af te wijken van het minimale profiel, mits daarvoor een watervergunning door Waternet is verleend.

9.5 Grondwater

Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen mogelijk. In procedures is vastgelegd dat, voordat met de bouw kan worden begonnen, eerst uitgebreid onderzoek wordt gedaan naar de effecten van de bouw op de stand, de kwaliteit en de stroming van het grondwater. In de omgeving van de nieuwbouw mag de grondwaterstand ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Ook voor de definitieve nieuwe situatie dient dit door onderzoek inzichtelijk te worden gemaakt. De geohydrologische onderzoeken moeten ter toetsing aan Waternet worden voorgelegd.

Nieuw te realiseren bouwlocaties dienen te voldoen aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam. De grondwaternorm is toegelicht in het 'Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015'. Door middel van een grondwaterstandberekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in de omliggende bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechterd. Ondergronds bouwen in de vorm van een parkeergarage of anderszins mag dan ook geen belemmering vormen voor de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater. Wanneer blijkt dat niet aan de grondwaternorm voldaan kan worden, moeten maatregelen genomen worden. In de Amsterdamse Bouwverordening zijn regelingen opgenomen om te voorkomen dat de grondwaterstand door ondergronds bouwen negatief wordt beïnvloed en voorts is voor dergelijke ondergrondse activiteiten overleg met Waternet nodig.

9.6 Riolering

In het plangebied bevindt zich een gemengd rioleringsstelsel. Hierbij wordt al het in het gebied vrijkomende afvalwater, inclusief regenwater, door middel van één type leiding ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). Het beleid van AGV/Waternet is daar waar mogelijk schoon hemelwater te scheiden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rwzi ontlast en het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Hier zal in de toekomst meer aandacht aan worden besteed. Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen naar het handboek Hemelwater opgesteld door AGV/Waternet. De uitgangspunten voor het omgaan met hemelwater uit het Handboek Hemelwater zijn verwerkt in het 'Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015'.

Vuilwaterlozing woonboten
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) en Rijkswaterstaat (RWS) Noord-Holland hebben gezamenlijk initiatief genomen voor Projectbureau Schoonschip. Het samenwerkingsproject heeft als doel het lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit woonboten in oppervlaktewaterlichamen te beëindigen door een aansluiting op de riolering mogelijk te maken voor alle woonboten in Amsterdam en omstreken. Sinds 2005 is wettelijk bepaald (en in 22-12-2009 in de Waterwet vastgelegd) dat ongezuiverd lozen niet langer is toegestaan. Als waterkwaliteitsbeheerder zijn zowel Waterschap AGV als Rijkswaterstaat Noord-Holland verantwoordelijk voor de handhaving van dit besluit.

Projectbureau Schoonschip is in het leven geroepen om woonbootbewoners te ondersteunen bij het aansluiten van hun woonboten op de riolering door het geven van voorlichting en informatie, het organiseren van bewonersavonden, het faciliteren van de schouw aan boord, het verzenden van nieuwsbrieven, etc. Daarnaast draagt het Projectbureau bij aan een stuk bewustwording bij alle betrokken partijen en verzorgt zij de communicatie met onder meer de gemeenten en de nabijgelegen waterschappen. Doel van deze activiteiten is om het lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit woonboten in oppervlaktewaterlichamen te beëindigen en alle woonboten in Amsterdam en omstreken aan te sluiten op de riolering.

9.7 Woonboten En Bedrijfsvaartuigen

In het plangebied liggen woonboten en bedrijfsvaartuigen. Naast de gemeente heeft ook Waternet/AGV beleid t.a.v. woonboten en bedrijfsvaartuigen. Het beleid van Waternet/AGV is vastgelegd in de Nota Vaarwater op orde van 2006. De belangrijkste punten uit het beleid zijn hieronder genoemd:

  • Onder de woonboten/bedrijfsvaartuigen moet minimaal 0,60 m water staan ten opzichte van de minimale diepte van de watergang om vastzuigen te voorkomen;
  • Woonbooteigenaren zijn gehouden om te (laten) baggeren onder hun woonboot;
  • Het aanbrengen van boten die een grotere diepgang hebben dan het onderwaterprofiel in de Legger zijn zonder watervergunning niet toegestaan;
  • Minimaal 2,5 m ter weerszijden van de as van de watergang mag niet in beslag worden genomen door woonboten/bedrijfsvaartuigen (inclusief omloopsteigers). Tevens zal rekening moeten worden gehouden met nautische eisen zoals de doorvaartbreedte;
  • Om te voorkomen dat het bergend vermogen van het watersysteem afneemt, mogen woonboten/bedrijfsvaartuigen niet dusdanig aan de bodem of de oever worden vastgeklonken dat ze niet meer kunnen mee bewegen met het waterpeil. Indien boten worden gefixeerd is feitelijk sprake van een demping en zijn de regels uit het dempingenbeleid van kracht (Beleidsnota Inrichting, Gebruik en Onderhoud). Bovendien is voor de boot dan in de meeste gevallen een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig.
  • Om onderhoudswerkzaamheden te verrichten aan de wal of in geval van calamiteiten zijn woonbooteigenaren verplicht de boot tijdelijk te verplaatsen.

9.8 Afmeervoorzieningen En Steigers

Voor het plaatsen van meer dan twee afmeerpalen en het plaatsen van steigers (met bepaalde afmetingen) is, naast de verplichte omgevingsvergunning, op grond van de Keur van AGV een vergunning nodig. Binnen het gevoelig gebied van gemaal Zeeburg is het plaatsen van afmeervoorzieningen, steigers en andere werken in het water niet toegestaan.

9.9 Materiaalgebruik

Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan. Dit is nu opgenomen in de Waterwet.

Het dagelijks bestuur heeft een Plan van aanpak vermindering diffuse bronnen (mei 2008) vastgesteld. Dit plan geeft uitwerking aan de voorschriften uit de vergunningen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en van Rijkswaterstaat. Het eerste voorschrift bevat een algemene plicht om te zorgen dat verontreiniging door diffuse bronnen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Het tweede en derde voorschrift werkt deze algemene zorgplicht uit voor de 'probleemstoffen' onkruidbestrijdingsmiddelen en bouwmaterialen.

10 Economische Uitvoerbaarheid

10.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12 lid 1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Het verhaal van grondexploitatiekosten is gekoppeld aan een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarbij dient het dan ook nog te gaan om bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan Water bevat echter geen gronden waarop bij algemene maatregel van bestuur (artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplannen zijn voorgenomen.

De stadsdeelraad kan en zal derhalve geen exploitatieplan vaststellen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.

10.2 Planschaderisico

Het stadsdeel heeft vanwege de aanleg van alternatieve ligplaatsen alsmede de aanleg van op- en afstaplocaties laten onderzoeken of de beoogde ontwikkelingen planologisch nadeel en daardoor planschade zouden kunnen opleveren voor de objecten die liggen binnen de invloedssfeer van het plangebied.

De uitkomst van de planschaderisicoanalyse van december 2010 is dat bij twee locaties voor alternatieve ligplaatsen een planologisch nadeel zou kunnen ontstaan waaruit een schade van meer dan 2% van de waarde van de onroerende zaak zou kunnen voortvloeien. Uit de bijlage bij dit rapport blijkt dat het de locaties bij de Alexanderkade en het Alexanderplein betrof. Desalniettemin waren deze locaties in het concept-ontwerpbestemmingsplan opgenomen als alternatieve ligplaatsen.

Inmiddels zijn deze alternatieve ligplaatsen naar aanleiding van de inspraakreacties uit het bestemmingsplan gehaald. Daarmee is tevens het planschaderisico voor deze alternatieve ligplaatsen komen te vervallen.

De uitkomst van de planschaderisicoanalyse naar aanleiding van de gewenste op- en afstaplocaties is dat hieruit geen risico op planschade voortvloeit.

Dit betekent dat geen planschade te verwachten is. De betreffende onderzoeksrapporten zijn als bijlage 11 en 12 bij de toelichting opgenomen.

10.3 Financiering

Artikel 3.1.6 lid 1 sub f. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in de voorbereiding van een bestemmingsplan de economische uitvoerbaarheid inzichtelijk dient te worden gemaakt. Indien het bestemmingsplan voorziet in uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Dit bestemmingsplan voorziet in uitvoering van werken door het stadsdeel. Op- en afstaplocaties en alternatieve ligplaatsen worden mogelijk gemaakt.

Wat betreft de kosten die gepaard gaan met het feitelijke verplaatsen van boten naar alternatieve ligplaatsen alsmede de kosten voor aanleg van en aansluiting op de nutsvoorzieningen van woonboten/ niet varende bedrijfsvaartuigen worden deze door het stadsdeel gedragen als het gaat om verplaatsingen van:

  1. 1. De woonboot die is wegbestemd aan de Snoekjesgracht;
  2. 2. De verplaatsing van twee woonboten (Fingerd en De Verloren Wind) vanaf de wissellocatie aan de Marinierskade;
  3. 3. De verplaatsing van één woonboot vanaf de Plantage Kerklaan 220;
  4. 4. De verplaatsing van twee woonboten aan de Plantage Kerklaan naar hun nieuwe ligplaats die is voorzien in het bestemmingsplan Water in de Nieuwe Vaart.

Voor deze verplaatsingen geldt dat deze op korte termijn uitgevoerd dienen te worden en het geld daarvoor (€ 330.000,--) op korte termijn beschikbaar dient te zijn. Hiervoor dient een reservering te worden gemaakt in de begroting. Het bestemmingsplan maakt daarnaast verplaatsingen mogelijk van boten op basis van vrijwilligheid vanuit een in het bestemmingsplan aangewezen druk rak naar een alternatieve ligplaats en verplaatsingen van boten uit een rak waarin boten zijn gelegen binnen een afstand van 10 meter tot een historische brug.

Aan de uitvoering van dergelijke verplaatsingen dient een wijziging van het bestemmingsplan (in de aantallen en/of het aanduidingsvlak voor ligplaatsen) vooraf te gaan. Omdat op dit moment niet verwacht wordt dat in grote getale van deze mogelijkheden gebruik gemaakt zal worden, zal op de begroting van 2013 geld gereserveerd worden om de verplaatsing van vier woonboten mogelijk te maken. Daarmee is een bedrag gemoeid van €220.000,--. Daarna zal jaarlijks door de raad worden bezien of het nodig is om, en zo ja, hoeveel financiële middelen gereserveerd kunnen worden waarmee uitvoering kan worden gegeven aan de doelstellingen van het bestemmingsplan inzake het verplaatsen van boten uit drukke rakken en boten uit rakken waarin boten zijn gelegen binnen 10 meter afstand tot een historische brug. Voor de volgende jaren zal het dagelijks bestuur aan de raad financieringsvoorstellen doen voor andere verplaatsingen. De kosten die gepaard gaan met andere verplaatsingen op vrijwillige basis dan uit een druk rak of uit een rak met boten bij een historische brug dienen door de betreffende eigenaar van de te verplaatsen boot gedragen te worden.

Daarnaast bevat het bestemmingsplan 18 nieuwe locaties voor op- en afstapvoorzieningen. Hiervan zijn er vijf op basis van projectbesluiten gerealiseerd. Daarnaast is een op- en afstapvoorziening particulier gefinancierd en brengt het bestemmingsplan Water nog kosten voor 12 nieuwe op- en afstaplocaties met zich mee. De kosten voor de uitvoering van deze 12 op- en afstapvoorzieningen worden eveneens opgenomen in de begroting voor 2013. Daarmee is een bedrag gemoeid van €240.000,--.

Daarnaast kunnen er kosten gemoeid zijn met het treffen van fysieke maatregelen om de doorstroming van het water te bevorderen. Deze kosten zijn echter niet direct een gevolg van het bestemmingsplan Water.

Het dagelijks bestuur zal de raad voorstellen op de begroting van 2013 voor de uitvoering van het bestemmingsplan Water een bedrag van € 790.000,-- op te nemen. Gelet hierop is dit bestemmingsplan financieel en economisch uitvoerbaar.

11 Inspraak

Over het conceptontwerp van het bestemmingsplan is op 15 juni 2011, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vastgestelde inspraakprocedure ruimtelijke ordening, een inspraakbijeenkomst gehouden. Behalve op de bijeenkomst zelf hebben aanwezigen ook na de bijeenkomst de gelegenheid gekregen een schriftelijke inspraakreactie in te dienen.

Vanwege de omvang van de documenten zijn het verslag van de bijeenkomst, de schriftelijke inspraakreacties en de reactie van het dagelijks bestuur op de inspraak, als aparte bijlagen bij deze toelichting gevoegd. Het betreffen:

- bijlage 13 Inspraakreacties;
- bijlage 14 Verslag van de inspraakbijeenkomst, en:
- bijlage 15 Rapportage inspraakreacties.

12 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Hierna is de reactie opgenomen van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum op de ingekomen brieven in het kader van het zogenaamde artikel 3.1.1 Bro-overleg. Deze reactie is het standpunt zoals ingenomen bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Water. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan de deelraad een ander standpunt hebben ingenomen.


Het concept van het ontwerpbestemmingsplan Water is toegezonden aan de volgende instanties:
1. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, dienst Ruimtelijke Ordening;
2. Provincie Noord-Holland, directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen;
3. VROM inspectie, regio Noordwest, afdeling: Milieu, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
4. Prorail, afdeling Grondverwerving en Juridische Zaken;
5. NV Nederlandse Spoorwegen, afdeling Bedrijfs- en Productontwikkeling;
6. Waternet, afdeling Planschade en Vergunningen;
7. Rijkswaterstaat Noord-Holland;
8. Provinciale Waterstaat van Noord-Holland;
9. KPN Telecom, afdeling UTN Straalverbindingen;
10. Liander Assetmanagement, Regio randstad;
11. NV Nederlandse Gasunie;
12. Kamer van Koophandel Amsterdam;
13. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
14. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen;
15. Gemeente Amsterdam, stadsdeel West;
16. Gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuid;
17. Brandweer Amsterdam-Amstelland, Sector Expertises & Regie, afdeling Proactie.


De instanties als genoemd onder 3, 6, 10, 11 en16 hebben schriftelijk gereageerd. Hiervan hebben de instanties genoemd onder nummer 10, 11 en 16 te kennen gegeven geen op- en/of aanmerkingen te hebben. De inzendingen van de VROM inspectie (3) en Waternet (6), zijn samengevat weergegeven en door het dagelijks bestuur voorzien van een reactie. De volledige inzendingen van de bovengenoemde instanties zijn als bijlage 16 bij de toelichting opgenomen.


Na het verstrijken van de gestelde reactietermijn, is vanuit het stadsdeel telefonisch contact opgenomen met de partners genoemd onder 1, 2, 4, 7, 9, 12, 13, 14, 15 en 17 met de vraag of van deze partners nog een reactie te verwachten is. Door deze partijen is aangegeven dat ze geen gebruik wensen te maken van de gelegenheid een artikel 3.1.1 reactie te geven.


VROM inspectie, Directie Uitvoering, Regio afdeling Noordwest

Gelet op de nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid maakte de overlegpartner de volgende opmerkingen ten aanzien van het plan:

1. Geluid

Het akoestisch onderzoek was in het concept-ontwerpbestemmingsplan nog niet afgerond zodat niet beoordeeld kan worden of het plan voldoet aan de eisen uit de Wet geluidhinder. De inspectie gaat ervan uit dat de resultaten van het onderzoek beschikbaar zijn in de ontwerpfase van het bestemmingsplan.

2. Externe veiligheid

Het onderzoek naar externe veiligheid was evenmin opgenomen in het conceptontwerp zodat de inspectie ook hier er van uitgaat dat dit aspect volledig zal zijn uitgewerkt in de ontwerpfase of zoveel eerder.

3. Nationaal belang 15: Werelderfgoederen en Nationaal belang 19: Nationaal cultureel erfgoed

De inspectie merkt hierover op dat In de toelichting ruim aandacht is besteed aan de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. De cultuurhistorische waarden zijn met de dubbelbestemmingen 'Cultuurhistorie', 'landschap' en 'Archeologie A en B' en de overige regelingen in het plan op een goede manier gewaarborgd.

Reactie dagelijks bestuur:
Het dagelijks bestuur onderschrijft de constatering.

Waternet, sector Klant, Markt & Relaties, afdeling Planadvies en Vergunningen

Waternet voert de waterbeheerstaken uit namens het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en het nautisch toezicht in de Amsterdamse grachten, de grondwaterzorgtaak, afvalwaterinzameling en drinkwaterlevering voor de gemeente Amsterdam. De overlegpartner maakt de hierna volgende opmerkingen over de verbeelding, de regels en de toelichting. Om de relatie tussen opmerking en antwoord zichtbaar te houden zal gelet op de hoeveelheid opmerkingen steeds na de opmerking de reactie daarop worden verwoord.

Verbeelding

Kaart 1 opmerking 1: Twee dekschuiten aanwezig, gedoogd sinds 1984. Gecombineerd met de bestemming voor ligging van varende bedrijfsvaartuigen (opmerking 2) kan hier niet worden voldaan aan het - door B&W vastgestelde - vereiste doorvaartprofiel. Waternet kan daarom niet instemmen met beide bestemmingen aan weerszijden van het water.

Reactie dagelijks bestuur:
Gezien het verwijderen van de ligplaats aan de oostzijde (zie reactie db bij kaart 1 opmerking 2), is aan het bezwaar van Waternet tegemoet gekomen.

Kaart 1 opmerking 2: Zie opmerking boven. Door aanwezigheid van een ligplaats voor varende bedrijfsvaartuigen, gecombineerd met de ligging van dekschuiten aan de overzijde van het water, kan niet aan het vereiste doorvaartprofiel worden voldaan. Waternet kan niet instemmen met beide bestemmingen aan weerszijden van het water.

Reactie dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur neemt nota van deze opmerking en verwijdert om deze reden de bestemming voor ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen aan de oostzijde van de Bickersgracht (ter plekke van Bickersgracht nr. 1).

Kaart 2: Op deze locatie is een op- en afstapvoorziening niet toegestaan, in verband met het uitvaren uit de Bloemgracht (conform Binnenvaart Politie Reglement, artikel 7.02). Eventueel zou de aanlegsteiger wel kunnen worden verplaatst richting Leliegracht. In een nautisch rapport is hierover eerder al geadviseerd door de voormalige Dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam.

Reactie dagelijks bestuur
Navraag bij Waternet leert dat tegen deze locatie uiteindelijk toch geen nautisch bezwaar bestaat.

Kaart 3: Ligging van een tweede schip is op deze locatie vanwege nautisch bezwaar niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02. Waternet kan niet instemmen met bestemming voor een varend bedrijfsvaartuig op de gemarkeerde locatie (locatie aan de Waalseilandsgracht, aan de Kromme waal tegenover 7).

Reactie dagelijks bestuur
De tekening is aangepast. Aanvankelijk waren er drie bedrijfsboten aangegeven, waar er in werkelijkheid maar twee liggen. De markering op de kaart waar Waternet op reageerde was groter dan de werkelijke situatie. De ligplaatsvergunningen zijn zonder nautisch bezwaar verstrekt en die ligplaatsen zijn nu ingetekend op de kaart.

Kaart 5: Op- en afstapvoorziening is vanwege nautisch bezwaar op deze locatie niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02. In het nautisch advies op het steigerplan van stadsdeel Centrum is dit eerder al verwoord.

Reactie dagelijks bestuur
Dit betreft één van de 11 locaties die met behulp van een projectbesluit zijn vergund en die om die reden alleen al uit het ontwerpbestemmingsplan zijn gehaald. Het bezwaar tegen het projectbesluit voor deze locatie is overigens gegrond verklaard. De locatie wordt uit het bestemmingsplan gehaald.

Kaart 6 opmerking 1: Op- en afstapvoorziening is vanwege nautisch bezwaar op deze locatie niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02. In het nautisch advies op het steigerplan van stadsdeel Centrum is dit eerder al verwoord. Bovendien kan niet worden voldaan het vereiste doorvaartprofiel als hier een op- en afstapvoorziening wordt aangelegd.

Reactie dagelijks bestuur
Deze op- en afstapvoorziening bevindt zich hier al decennia. Ons zijn geen problemen ten aanzien van doorvaart of anderszins gevaarlijke situaties bekend

Kaart 6 opmerking 2: Het betreft hier een druk knooppunt voor vaarverkeer. Op- en afstapvoorziening is vanwege nautisch bezwaar op deze locatie niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02.

Reactie dagelijks bestuur
Deze op - en afstapvoorziening is vanwege het nautische bezwaar geschrapt.

Kaart 8: Het bestemde deel voor varende bedrijfsvaartuigen is niet toegestaan vanwege nautisch bezwaar, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02. Hierover zijn in het verleden al afspraken gemaakt met de rechtsvoorganger, de heer Dobber.

Reactie dagelijks bestuur
Bij het vernieuwen van brug 84 (bij de Heinekenbrouwerij) is de steiger aan de zijde van de binnenstad op de door toenmalig dienst Binnenwaterbeheer voorgeschreven afstand van 40 meter gebouwd. Er zijn door de dienst Binnenwaterbeheer twee ligplaatsvergunningen voor twee rondvaartboten verleend, waarbij is vastgelegd dat de voorste boot (gezien vanaf brug 84) overdag niet mag worden afgemeerd om voldoende manoeuvreerruimte over te houden voor passerend vaarverkeer. De afspraken waar in de reactie naar wordt verwezen zijn gemaakt met de rechtsvoorganger van de huidige rederij. Dit wordt echter niet vastgelegd in het bestemmingsplan, maar moet door handhaving in de praktijk worden afgedwongen. Het bestemde deel voor de rondvaartboten is dus geheel in overeenstemming met de verleende vergunningen.

Kaart 9 opmerking 1: Op- en afstapvoorziening is vanwege nautisch bezwaar op deze locatie niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02. Bovendien kan niet worden voldaan het vereiste doorvaartprofiel als hier een op- en afstapvoorziening wordt aangelegd.

Reactie dagelijks bestuur
Deze op- en afstapvoorziening is één van de 11 op- en afstapvoorzieningen die bij projectbesluit zijn vergund. Vanwege de al lopende projectbesluitprocedure zijn de 11 op- en afstapvoorzieningen al uit het ontwerpbestemmingsplan gehaald.

Kaart 9 opmerking 2: Op- en afstapvoorziening is vanwege nautisch bezwaar op deze locatie niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02. Bovendien kan niet worden voldaan het vereiste doorvaartprofiel als hier een op- en afstapvoorziening wordt aangelegd.

Reactie dagelijks bestuur
Zie reactie bij kaart 9 opmerking 1.

Kaart 9 opmerking 3: Op- en afstapvoorziening is vanwege nautisch bezwaar op deze locatie niet toegestaan, conform Binnenvaart Politie Reglement artikel 7.02.

Reactie dagelijks bestuur
Waternet zal over deze locatie een nieuw nautisch advies geven, vanwege de gewijzigde omstandigheid dat hier een pijler in het water zal verdwijnen als gevolg van de verbouwing van het Universiteitsgebouw.

Regels

Artikel 1.2: Advies de tekst te veranderen: "Voorziening bestaande uit palen eventueel verbonden met dwarsliggers, met als doel…"

Reactie dagelijks bestuur
De betreffende begripsbepaling wordt ten dele aan het voorstel aangepast. Het aantal palen blijft beperkt tot maximaal 2.

Artikel 1.3: Advies de tekst te veranderen: "met als enige doel het afmeren van schepen".

Reactie dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur neemt dit advies over in die zin dat niet schepen worden genoemd maar boten. Het bestemmingsplan kent immers een definitie van boot en daarmee hetgeen daar allemaal onder verstaan dient te worden.

Artikel 1.9: Advies de tekst te veranderen: "boven of in het water aangebrachte…"

Reactie dagelijks bestuur
Deze opmerking is overgenomen. De betreffende begripsbepaling is aangepast.

Artikel 1.11, onder a: Er is aansluiting gezocht bij artikel 2.2.1, aanhef, onder b van de Verordening op het binnenwater 2010 (hierna: de verordening). Dat is toe te juichen maar waar in artikel 1.11, onder a, 'en' staat, staat in de verordening 'of'. Dat is een wezenlijk verschil.

Reactie dagelijks bestuur
Er is inderdaad getracht aansluiting te zoeken bij de VOB 2010. Naar aanleiding van de opmerking wordt de begripsbepaling aangepast conform de tekst van de verordening.

Artikel 1.17: schepen worden niet apart gedefinieerd in het bestemmingsplan. Moet aansluiting worden gezocht bij artikel 1.1.1, aanhef, onder k, van de verordening of is er iets anders bedoeld?

Reactie dagelijks bestuur
Uit de begripsbepaling artikel 1.17 wordt het woord 'schepen' verwijderd.

Artikel 1.44: 'boot' vervangen door 'schip'.

Reactie dagelijks bestuur
Nu in het bestemmingsplan alle woonboten, bedrijfsvaartuigen en pleziervaartuigen vallen onder het begrip boot, ziet het dagelijks bestuur geen aanleiding deze opmerking over te nemen.

Artikel 1.45: Advies 'al dan niet' te schrappen.

Reactie dagelijks bestuur
Deze opmerking wordt overgenomen.

Artikel 1.51: het gaat hier dus niet om de boot, maar om de voorziening op de boot. De boot zelf zal een object zijn als bedoeld in de verordening. De vraag is of dat object een boot is als bedoeld in artikel 1.17 (zie opmerking op art. 1.17).

Reactie dagelijks bestuur
Inderdaad gaat het om de voorziening op de boot. De boot zelf is inderdaad een object als bedoeld in de verordening. Om die reden is de definitie van 'speelvoorziening' in de planregels aangepast.

Artikel 1.52: Zie opmerking artikel 1.9

Reactie dagelijks bestuur
Opmerking overgenomen.

Artikel 1.53: Advies de tekst te veranderen: "Sober en doelmatig bouwwerk dat een woonboot of bedrijfsvaartuig op de kortst mogelijke…."

Reactie dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur heeft deze definitie in die zin aangepast dat uit de omschrijving zijn verwijderd 'vlot, ponton en aanlegsteiger'. Dat deze bouwwerken sober en doelmatig moeten zijn vloeit al voort uit de bouwregels.

Artikel 1.58: 'Locatie' i.p.v. 'loactie'. Verder is het artikel te eng geformuleerd. Er kunnen immers ook andere redenen zijn om gebruik te willen maken van de wissellocatie. Bovendien valt op dat artikel 4.4.8 dat over de wissellocatie gaat, ruimer is geformuleerd. Dat strookt niet met elkaar.

Reactie dagelijks bestuur
De typefout is hersteld. Daarnaast is het artikel in overeenstemming gebracht met artikel 4.4.8. Artikel 4.4.8 is ruimer geformuleerd.

Artikel 1.59: Advies 'voor 1 huishouden' te schrappen.

Reactie dagelijks bestuur
Dit advies wordt overgenomen. De begripsbepaling is aangepast.

Artikel 1.60: De titel dekt de lading niet helemaal en dat kan verwarrend zijn. Misschien zou het opschrift 'schepenligplaats' kunnen zijn.

Reactie dagelijks bestuur
De definitie voor een woonschepenligplaats is uit de begripsbepalingen geschrapt. Van belang is dat de term ligplaats voor een ieder duidelijk is geformuleerd. De 'woonschepenligplaats' is een aanduiding waarmee het aanduidingsvlak voor ligplaatsen op de verbeelding wordt aangegeven en behoeft verder geen uitleg.

Artikel 1.61: Aanvulling 'voor maximaal drie keer 24 uur'.

Reactie dagelijks bestuur
Deze aanvulling wordt niet overgenomen, omdat de tijd gedurende welke een pleziervaartuig ter plaatse afgemeerd ligt, planologisch gezien niet van belang is. Op grond van de verkeersregels dient ter plaatse een verkeersbord te worden aangebracht. Daardoor moet voor een ieder duidelijk worden dat de plek maximaal drie keer 24 uur gebruikt mag worden.

Artikel 2: Er zou voor gekozen kunnen worden om in artikel 2 op te nemen hoe boten opgemeten zouden moeten worden. Als het de wens is om dat te omschrijven is nu de gelegenheid daarvoor.

Reactie dagelijks bestuur
In dit bestemmingspan is er niet voor gekozen de maatvoering van boten vast te leggen. Boten zijn immers geen bouwwerken. De afmetingen van boten zijn bovendien al vastgelegd in de Bootrichtlijnen 2008.

Artikel 4.2.6, laatste zin: Het is raadzaam hier 'de waterbeheerder' te vervangen door 'Waternet'. Dit advies heeft namelijk niet betrekking op taken die Waternet uitvoert in opdracht van waterbeheerder AGV, maar in opdracht van Amsterdam (nautisch beheer).

Reactie dagelijks bestuur
In alle planregels is waterbeheerder vervangen door Waternet, juist omdat Waternet zowel de waterbeheerder is, als het nautisch beheer onder haar hoede heeft.


Artikel 4.4.5, lid b, daarin wordt gesproken over passagiersvaartuigen. Passagiersvaartuigen kent het plan niet. Het plan kent wel het 'varend bedrijfsvaartuig', maar dat zijn ook boten waarmee goederen vervoerd worden. Het is daarom nodig aan te geven wat er met passagiersvaartuig bedoeld wordt (als bedoeld in artikel 2.2.1, aanhef, onder c, van de verordening).


Reactie dagelijks bestuur
De opmerking heeft geleid tot het aanpassen van artikel 4.4.5, lid b. Het woord passagiersvaartuig is vervangen door varend bedrijfsvaartuig. Daarnaast is in de begripsbepalingen artikel 1.11 aangevuld.

Artikel 4.2.7: Advies 'aan de kade en/of waterbodem' te schrappen.

Reactie dagelijks bestuur

Gedoeld wordt kennelijk op artikel 4.4.8. Er kunnen ook andere werkzaamheden zijn dan aan de kade en/of waterbodem die verplaatsing noodzakelijk maken. Het dient echter altijd wel te gaan om werkzaamheden in de publieke sfeer. Het betreffende artikel is aangepast en aangevuld.

Artikel 4.4.9, tweede lid: er ontbreekt een stuk tekst.

Reactie dagelijks bestuur
Artikel 4.4.9 tweede lid is geschrapt. Deze passage is per abuis in het plan blijven staan.

Artikel 4.6.3, onder c: Zie opmerking over pag. 85, par. 9.5 van de toelichting. De onderzoeken moeten niet worden voorgelegd aan de Waterbeheerder, maar aan Waternet.

Reactie dagelijks bestuur
In de artikel 4.6.3 onder c, is "de Waterbeheerder" vervangen door "Waternet".

Artikel 4.6.1, eerste en tweede lid: in lid 1 wordt het dagelijks bestuur met kleine letters geschreven in lid 2 met hoofdletters. De juiste schrijfwijze is met kleine letters.

Reactie dagelijks bestuur
In artikel 4.6.1 zijn de hoofdletters vervangen door kleine letters.


Artikel 9.4, onder c, tweede volzin: Dit is onjuist. Het is denkbaar (en in de praktijk voorgekomen) dat een boot een groter onderwaterprofiel heeft, maar dat de doorstroomcapaciteit toch groter wordt of gelijk blijft.

Reactie dagelijks bestuur
De tekst van de regel is hier op aangepast.

Algemeen: woonschepenligplaats wordt de ene keer aan elkaar geschreven en de andere keer niet (woonschepen ligplaats, bijvoorbeeld artikel 4.2.7 en artikel 8.2.1, onder a).


Reactie dagelijks bestuur
De teksten zijn er op nagekeken.


Toelichting

Pag. 57 algemeen 2e alinea: "Voor werkzaamheden gelegen in de binnen- en buitenbeschermingszone…." Dit is niet geheel correct geformuleerd. Ik adviseer u de tekst te vervangen door: "Voor werkzaamheden in de (buiten-) beschermingszone van een waterkering…".

Reactie dagelijks bestuur
De toelichting is met de opmerking in overeenstemming gebracht.

Pag. 70. 6.3.6 eerste alinea: "…zijn onderdeel van het gevoelig gebied Gemaal Zeeburg, waarvan de hoogwaterbemaling (verversing) plaatsvindt door het gemaal Zeeburg." Dit is niet geheel correct geformuleerd. Allereerst heeft de verversing van de grachten geen relatie tot de hoogwaterbemaling. Gemaal Zeeburg verzorgt daarnaast niet de hoogwaterbemaling van het gevoelig gebied, maar van een groot deel van het achterliggende beheersgebied van AGV.

Reactie dagelijks bestuur
De tekst van toelichting is aan de opmerking aangepast.

Pag. 82. par. 9.1: "Binnen de gemeente Amsterdam is het algemene beleid voor de waterhuishouding, waaronder naast het grondwater ook de verwerking van schoon- en vuilwater wordt begrepen, beschreven in het Waterplan Amsterdam (2002)."

Het Waterplan Amsterdam 2002 is verouderd. Bovenstaande onderwerpen zijn beschreven in het Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015; "Breed water". Ik verzoek u te verwijzen naar dat meer actuele beleidsstuk.

Reactie dagelijks bestuur
De opmerking is verwerkt in de tekst van de toelichting.

Pag. 83 par. 9.3: "zijn onderdeel van het gevoelig gebied Gemaal Zeeburg, waarvan de hoogwaterbemaling plaatsvindt door het gemaal Zeeburg." Zie opmerking naar aanleiding van pagina 70.

Reactie dagelijks bestuur
De opmerking is verwerkt in de tekst van de toelichting.

Pag. 84 par. 9.4: "Voor de grachten binnen stadsdeel Centrum zijn onderhoudsprofielen vastgesteld in de Legger Boezemwateren van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het ligplaats nemen moet de eigenaar rekening houden met deze onderhoudsprofielen van de waterbodem. De minimale ruimte tussen de onderkant van een woonschip of bedrijfsvaartuig en het onderhoudsprofiel is 60 cm."

De minimale afstand tussen de onderkant van een woonschip en de onderhoudsdiepte is inderdaad 60 cm. In de leggers zijn echter geen onderhoudsprofielen vastgesteld, maar minimale profielen. De minimale afstand van de bodem van woonboten tot de minimale profielen is 30 cm. Ik verzoek u dit aan te passen. Daarnaast adviseer ik aan de alinea toe te voegen dat het in sommige gevallen toegestaan is af te wijken van die minimum afstand, mits daarvoor een watervergunning is verleend door Waternet.

Reactie dagelijks bestuur
De tekst van de toelichting is aan de opmerkingen aangepast.

Pag. 84 par. 9.5. Graag aan de tekst toevoegen dat de grondwaternorm is toegelicht in het bovengenoemd Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015.

Reactie dagelijks bestuur
De opmerking is aan de tekst van de toelichting toegevoegd.

Pag. 84 par. 9.5 laatste zin: "…voorts is voor dergelijke ondergrondse activiteiten overleg met de waterbeheerder nodig". Hiervoor is geen overleg met de waterbeheerder nodig, maar met Waternet. Weliswaar voert Waternet ook taken uit voor de waterbeheerder van het gebied, hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De grondwaterzorgtaak voert Waternet echter in opdracht van de gemeente Amsterdam uit.

Reactie dagelijks bestuur
In de tekst van de toelichting is 'waterbeheerder' vervangen door 'Waternet'.

Pag. 85 par. 9.6 eerste alinea. "Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen naar het handboek Hemelwater opgesteld door AGV/Waternet." De uitgangspunten voor het omgaan met hemelwater uit het Handboek Hemelwater zijn verwerkt in het voornoemde Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015. Ik adviseer ook hier dat beleidsstuk te vermelden.

Reactie dagelijks bestuur
De opmerking is overgenomen in de tekst van de toelichting.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 2 Baggerdieptekaart

Bijlage 2 Baggerdieptekaart

Bijlage 1 Quickscan Geluidbelasting Alternatieve Ligplaatsen

Bijlage 1 Quickscan geluidbelasting alternatieve ligplaatsen

Bijlage 2 Nader Onderzoek Geluidsbelasting Alternatieve Ligplaatsen

Bijlage 2 Nader onderzoek geluidsbelasting alternatieve ligplaatsen

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Op En Afstapvoorzieningen

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek op en afstapvoorzieningen

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoeken

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoeken

Bijlage 5 Aanvulling Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Aanvulling luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 6 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 7 Definitief Rapport Drukte Prinsengracht

Bijlage 7 Definitief rapport drukte Prinsengracht

Bijlage 8 Eindrapport Effecten Steigerplan

Bijlage 8 Eindrapport effecten steigerplan

Bijlage 9 Natuurtoets Water Binnenstad

Bijlage 9 Natuurtoets Water binnenstad

Bijlage 10 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 10 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 11 Planschaderisicoanalyses Alternatieve Ligplaatsen

Bijlage 11 Planschaderisicoanalyses alternatieve ligplaatsen

Bijlage 12 Planschaderisicoanalyse Op- En Afstapvoorzieningen

Bijlage 12 Planschaderisicoanalyse op- en afstapvoorzieningen

Bijlage 13 Inspraakreacties

Bijlage 13 Inspraakreacties

Bijlage 14 Verslag Inspraakbijeenkomst

Bijlage 14 Verslag inspraakbijeenkomst

Bijlage 15 Rapportage Inspraak

Bijlage 15 Rapportage inspraak

Bijlage 16 Artikel 3.1.1 Bro-reacties

Bijlage 16 Artikel 3.1.1 Bro-reacties