KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - 1
Artikel 4 Centrum - 2
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 1.3
Artikel 7 Gemengd - 1.4
Artikel 8 Gemengd - 1.5
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Tuin - 3
Artikel 11 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3
Artikel 12 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 7
Artikel 13 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 9
Artikel 14 Dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Gebiedsaanduiding Wetgevingzone-ontheffingsgebied
Artikel 19 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Afwijken
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied
1.3 Doel
1.4 Beschermd Stadsgezicht
1.5 Unesco Werelderfgoed
1.6 Digitalisering Bestemmingsplannen
1.7 Opzet
Hoofdstuk 2 Beleidskader En Karakteristieken Plangebied
Hoofdstuk 3 Het Bestemmingsplan
3.1 Inleiding
3.2 Herziening
3.3 Wijzigings- En Afwijkingsbevoegdheden
3.4 De Verbeelding
3.5 De Bestemmingen
3.6 De Aanduidingen
3.7 Bouw- En Gebruiksregels
3.8 Algemene Regels
3.9 Algemeen Gebruiksverbod
3.10 Overgangsrecht
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Geluidhinder
4.2 Bedrijfshinder
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Archeologie
5.1 Algemeen
5.2 Archeologische Verwachtingskaart
5.3 Archeologische Beleidskaart
Hoofdstuk 6 Water
Hoofdstuk 7 Flora En Fauna
Hoofdstuk 8 Luchthavenindelingsbesluit
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Inspraak
Hoofdstuk 11 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Waarderingskaart
Bijlage 2 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart
Bijlage 3 Legenda Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek

1e herziening bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad

Bestemmingsplan - Gemeente Amsterdam

Vastgesteld op 01-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

de 1e herziening bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.A1401BPSTD-VG01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.6 additionele horeca:

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan en welke tot de hoofdfunctie worden gerekend. De horeca-activiteit vindt plaats in het verlengde van en ten behoeve van de hoofdfunctie. De horeca-activiteit mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer de ruimte waarin de horeca-activiteit plaatsvindt is afgescheiden van de hoofdfunctie, mag deze maximaal 20 % van het totale vloeroppervlak bedragen, waarbij toiletruimte, keuken en opslag ten behoeve van horeca niet wordt meegerekend;

1.7 archeologisch rapport:

een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate wordt vastgelegd, en naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.8 archeologische waarde:

waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.9 automatenhal:

iedere besloten ruimte waarin meer dan drie speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale bruto vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bodemverstoring:

elke vorm van grondverzet;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwhoogte:

de hoogte van de bebouwing, met uitzondering van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatieinrichtingen, lichtkappen en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrains en kappen;

1.23 consumentverzorgende dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.26 galerie:

een ruimte uitsluitend bestemd voor tentoonstelling en verkoop van kunstwerken;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 geldwisselkantoor:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.29 gevelverkoop:

het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg

1.30 goothoogte:

de hoogte van gebouwen die wordt bepaald door de snijlijn tussen verticaal gevelvlak en al dan niet hellend dakvlak;

1.31 horeca 1:

fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants.

1.32 horeca 2:

horecabedrijven, al dan niet met een besloten karakter, die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken, waarbij het gelegenheid bieden tot dansen op en tot het beluisteren van overwegend mechanische muziek een wezenlijk onderdeel vormt. Horeca 2 bedrijven zijn in elk geval discotheken en sociëteiten;

1.33 horeca 3:

horecabedrijven, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafe's en eetcafe's;

1.34 horeca 4:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 worden in elk geval begrepen restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons;

1.35 horeca 5:

hotels;

1.36 horeca 6:

de uitoefening van horeca-activiteiten in een gebouw dat primair voor culturele of museale activiteiten wordt gebruikt (culturele horeca);

1.37 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke, met uitzondering van geldwisselkantoren en telefoneerinrichtingen;

1.38 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden alsmede voor congres- en vergaderruimte;

1.39 kelder:

één of meer bijzondere bouwlagen, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.40 mengformule:

in een detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverleing tegen betaling verstrekken van etenswaren en/of dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij:

  1. 1. de openingstijden van het eet- en /of drinkgedeelte van de mengformule overeenkomen met de openingstijden van de detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverlening;
  2. 2. de netto verkoopvloeroppervlak van het eet- en/of drinkgedeelte ten hoogste 20% bedraagt, met een maximum van 20 m2. (Dit maximum brengt met zich mee dat het schenken van alcohol is uitgesloten);
  3. 3. het eet- en/of drinkgedeelte niet is geplaatst aan de gevel waar de ingang van de detailhandel of vestiging voor consumentverzorgende dienstverlening zich bevindt;
  4. 4. het eet- en/of drinkgedeelte past binnen de categorie koffie- en theeschenkerij, lunchroom en dergelijke;
  5. 5. het eet- en/of drinkgedeelte geen eigen ingang aan de straat heeft;
  6. 6. het eet- en/of drinkgedeelte geen terras heeft;
  7. 7. het eet- en/of drinkgedeelte op geen enkele wijze een horeca-uitstraling heeft.

1.41 netto verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.42 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de elektronische communicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;

1.43 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die (hoofd)toegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de (hoofd)toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het gemiddelde aangrenzende terrein ter hoogte van de (hoofd)toegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien op het water wordt gebouwd: het waterpeil.

1.44 perceel:

een kavel al dan niet bebouwd, welke als één geheel is ingeschreven in het Kadaster;

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 prostitutiebedrijf:

een ruimte waar prostitutie wordt bedreven;

1.47 samenvoegen:

het maken, toevoegen of vergroten van enige verbinding door middel van verwijdering van een of meer (delen van) muren tussen twee of meer gebouwen;

1.48 seksinrichting:

een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin de bedrijfsvoering geheel of voor een aanmerkelijk deel is gericht op handelingen en/of vertoningen van seksuele en/of seksgerelateerde aard dan wel op detailhandel in seksartikelen. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een darkroom, dat wil zeggen een donkere ontmoetingsruimte die onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid of sauna, waarin uitsluitend op vrijwillige basis en zonder materiële vergoeding seksuele handelingen kunnen plaatsvinden;

1.49 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige wordt de woning als woonruimte gebruikt.

1.50 smartshop:

detailhandel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in psychotrope stoffen;

1.51 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil is gelegen;

1.52 telefoneerinrichting:

een gelegenheid waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen;

1.53 tuinhuis:

een niet aan het hoofdgebouw verbonden gebouw, bestaande uit één bouwlaag, al dan niet voorzien van een kap, gesitueerd op een keurtuin (specifiek op de verbeelding aangeduid) en met een sierfunctie. Tuinhuizen zijn onlosmakelijk onderdeel van de stedenbouwkundige structuur en zijn bedoeld om kortstondig te verpozen en om aan tuingebruik gerelateerde zaken in op te slaan.

1.54 voorzieningen:

Voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte zoals onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer en welzijnsvoorzieninggen (openbare voorzieningen) en bijzondere voorzieningen zoals sport-, recreatieve en culturele voorzieningen. Voorzieningen kunnen zowel commercieel zijn als niet-commercieel.

1.55 waterkering:

een strook grond die het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie (onder water lopen);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de bruto oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel en 17;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca: met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.5.3 en 3.6.2 en 17;
  5. e. galeries;
  6. f. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 17 en -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 17;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.5.2 en 17;
  8. h. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.5.1 en 17;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  10. j. tuinen en erven;
  11. k. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 3.2 en 3.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

3.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

3.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Centrum - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

3.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 4 Centrum - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  3. c. kantoren met baliefunctie, met inachtneming van bepaalde in artikel 17;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca: met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4.5.3, 4.6.2 en 17;
  5. e. galeries;
  6. f. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 17, en -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 17;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in 4.5.2 en 17;
  8. h. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4.5.1 en 17;
  9. i. een seksinrichting in de eerste, tweede en derde bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-seksinrichting toegestaan in de eerste, tweede en derde bouwlaag';
  10. j. horeca 4 in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 4 toegestaan in de eerste bouwlaag';
  11. k. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend;
  12. l. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  13. m. tuinen en erven;
  14. n. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 4.2 en 4.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

4.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Centrum - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

4.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. kantoren;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca:, met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen tenzij op de verbeelding aangeduid, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5.5.4 en 5.6.2;
  5. e. galeries;
  6. f. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 5.5.2, en -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 5.5.2;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze funcie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.3;
  8. h. horeca 4 in het souterain uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in het souterain';
  9. i. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.1;
  10. j. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.7.1;
  11. k. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen;
  12. l. openbare nutsvoorzieningen;
  13. m. tuinen en erven;
  14. n. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 5.2 en 5.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

5.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

5.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

5.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 6 Gemengd - 1.3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in de artikel 17;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca: met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.5.5, 6.6.2 en 17;
  5. e. galeries;
  6. f. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 6.5.2 en 17 en
    -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, met inachtneming van de artikelen 6.5.2 en 17;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.5.4 en 17;
  8. h. horeca 3 in de tweede bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in de tweede bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.3;
  9. i. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.5.1 en 17;
  10. j. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.7.1;
  11. k. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  12. l. openbare nutsvoorzieningen;
  13. m. tuinen en erven;
  14. n. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

6.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 6.2 en 6.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

6.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

6.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

6.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 7 Gemengd - 1.4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca: met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.5.4, 7.6.2 en 17;
  5. e. galeries;
  6. f. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels, met inachtneming van de artikelen 7.5.2 en 17, en -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, met inachtneming van de artikelen 7.5.2 en 17;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.5.3 en 17;
  8. h. horeca 4 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain);
  9. i. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.5.1 en 17;
  10. j. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.7.1;
  11. k. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  12. l. openbare nutsvoorzieningen;
  13. m. tuinen en erven;
  14. n. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

7.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 7.2 en 7.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

7.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

7.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.4' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

7.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 8 Gemengd - 1.5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1.5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  2. b. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  3. c. kantoren met baliefunctie;
  4. d. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca: met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.5, 8.6.2 en 17;
  5. e. galeries;
  6. f. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels, met inachtneming van de artikelen 8.5.2 en 17, en -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, met inachtneming van de artikelen 8.5.2 en 17;
  7. g. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.4 en 17;
  8. h. horeca 5 (hotel) in alle bouwlagen;
  9. i. horeca 2 in de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de eerste bouwlaag' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.3;
  10. j. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8.5.1 en 17;
  11. k. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.7.1;
  12. l. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17
  13. m. openbare nutsvoorzieningen;
  14. n. tuinen en erven;
  15. o. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

8.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 1.5' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 8.2 en 8.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

8.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

8.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 1.5' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

8.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbij behorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  2. b. kantoren met baliefunctie;
  3. c. voorzieningen met inbegrip van additionele horeca: met uitzondering van kinderdagopvang, en met uitzondering van automatenhallen, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.4, 9.6.2 en 17;
  4. d. galeries;
  5. e. -detailhandel, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten en souvenirwinkels tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 9.5.2 en 17, en -voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van de artikelen 9.5.2 en 17;
  6. f. kinderdagopvang, daar waar deze functie aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.3 en 17;
  7. g. bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.5.1 en 17;
  8. h. bedrijfswoningen/dienstwoningen;
  9. i. horeca 3 en 4 tot een totale bruto vloeroppervlakte van 4.000 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 en 4 toegestaan tot een bruto vloeroppervlakte van 4.000 m2';
  10. j. horeca 5 in alle bouwlagen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – horeca 5 toegestaan';
  11. k. horeca 5 in de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – horeca 5 toegestaan in de eerste bouwlaag';
  12. l. inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7.1;
  13. m. openbare inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.7.1;
  14. n. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17;
  15. o. openbare nutsvoorzieningen;
  16. p. tuinen en erven;
  17. q. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

9.2 Bouwregels

Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 9.2 en 9.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

9.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende bouwregels:

9.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

9.6 Bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de volgende gebruiksregels:

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.

Artikel 10 Tuin - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven;
  2. b. buitenruimte ten behoeve van kinderopvang en/of schoolplein, uitsluitend daar waar bebouwing op hetzelfde perceel als kinderopvang en/of school in gebruik is;
  3. c. ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5.1;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.

10.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

10.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Artikel 11 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie 3' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden 3 (hoge archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie 3" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 100 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

11.3 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 100 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

11.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 11.2 en 11.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 12 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 7

12.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie 7' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden 7 (lage archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie 7" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

12.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.3 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder maaiveld plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 7' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

12.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 12.2 en 12.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 13 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 9

13.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-archeologie 9' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden 9 (waterbodem met hoge archeologische verwachting).
  2. b. De bestemming 'Waarde-archeologie 9" is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

13.2 Bouwregels

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, dient in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan de baggerdiepte plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
  2. b. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

13.3 Omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden, niet zijnde bouwwerkzaamheden, uit te voeren, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de werken of werkzaamheden dieper dan de baggerdiepte plaatsvinden.
  2. b. De aanvrager om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 9' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

13.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in de artikelen 13.2 en 13.3 is niet van toepassing op:

  1. a. bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. bodemverstorende bouwwerken en bodemverstorende werken, niet zijnde bouwwerken, die al in uitvoering zijn genomen ten tijde van het van kracht worden van het plan.

Artikel 14 Dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie

14.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De gronden aangewezen voor 'Waarde-cultuurhistorie' zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming(en) tevens bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. De voor het stadsgezicht bepalende bouwwerken zijn op de verbeelding aangeduid met de specifieke bouwaanduidingen orde 1, orde 2 en orde 3.
  2. b. De bestemming 'Waarde-cultuurhistorie' is primair ten opzichte van de bestemmingen 'Centrum -1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 1.3', 'Gemengd - 1.4', 'Gemengd - 1.5', 'Gemengd - 2' en 'Tuin - 3'.

14.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 1', zijn de rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Zij worden beschermd door de Monumentenwet 1988, respectievelijk de Erfgoedverordening Stadsdeel Centrum. Een aanvullende bescherming vanuit oogpunt van beschermd stadsgezicht is niet noodzakelijk.
  2. b. Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. In afwijking hiervan mag de eerste bouwlaag van straten die in artikel 17 als detailhandelslint 1 en 2 zijn benoemd afwijkend worden vormgegeven, mits de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van de winkelpui niet wordt verstoord. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld, is het toegestaan om onder tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden die dienen ter financiële zekerstelling hiervan.
  3. c. In geval van ingrijpende verbouwing van een bouwwerk met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wordt namens het bevoegd gezag een bouwhistorische verkenning en een kwaliteitstoets uitgevoerd. Getoetst wordt de mate van bouwhistorische, cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarden. Ingrijpende verbouwing kan slecht worden toegestaan indien uit de toets naar voren komt dat het kwaliteitsniveau van alle genoemde waarden zodanig laag is dat een omgevingsvergunning voor ingrijpende verbouwing niet hoeft te worden geweigerd. De wijze van aanpak van de ingrijpende wijziging wordt als dan in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning aan de daarvoor geldende regels getoetst.
  4. d. Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding orde - 3' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren. Indien en voor zover de oorspronkelijke kapvorm nog aanwezig is dient deze te worden behouden danwel teruggebracht.
  5. e. Voor bouwwerken die op de verbeelding niet zijn voorzien van een aanduiding als genoemd in a tot en met c gelden geen aan de waarde-cultuurhistorie gerelateerde bouwregels.

14.3 Omgevingsvergunning voor sloop in beschermd stadsgezicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

Het bevoegd gezag neemt bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning het volgende in acht:

  1. a. Bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' op de verbeelding zijn aangegeven zijn bouwwerken van vóór 1970 die vanwege hun architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het straatbeeld. Uitgangspunt is behoud.
  2. b. Bouwwerken die met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven zijn bouwwerken van vóór 1970, die wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. In geval van een aanvraag tot sloop van een bouwwerk met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' wordt namens het bevoegd gezag een bouwhistorische verkenning en een kwaliteitstoets uitgevoerd. Getoetst wordt de mate van bouwhistorische, cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarden. Uitgangspunt is behoud. De vergunning tot sloop wordt slecht verleend indien uit de toets en de verkenning naar voren komt dat het kwaliteitsniveau van alle genoemde waarden zodanig laag is dat behoud van het bouwwerk niet te rechtvaardigen is.
  3. c. Voor bouwwerken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ensembles en seriebouw - orde 2' en 'specifieke bouwaanduiding - ensembles en seriebouw - orde 3' op de verbeelding zijn aangegeven geldt dat voor sloop van slechts één tot een ensemble of serie behorend pand in beginsel geen vergunning wordt verleend.
  4. d. Bouwwerken die op de verbeelding niet zijn voorzien van een aanduiding als genoemd in a tot en met c, mogen worden vervangen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Detailhandellint 1

In de bebouwing aan de volgende straten zijn detailhandel en voorzieningen voor consumentverzorgende dienstverlening toegestaan in alle bouwlagen:

Leidsestraat.

De kelder of het souterrain mag eveneens voor detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening worden gebouwd en gebruikt.

In genoemde straten zijn kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderopvang, woningen, short stay en inpandige fietsenstallingen niet toegestaan in de eerste bouwlaag, en daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen.

Voor zover kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderopvang, woningen, short stay of inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag van bebouwing aan genoemde straten voorkomen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze worden gehandhaafd tot aan het moment dat de functie is beëindigd en een van de toegestane functies is gerealiseerd.

17.2 Detailhandellint 2

In de bebouwing aan de volgende straten zijn detailhandel en voorzieningen voor consumentverzorgende dienstverlening toegestaan in de eerste bouwlaag, dan wel zijn detailhandel en voorzieningen voor consumentverzorgende dienstverlening toegestaan in alle bouwlagen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel':

Reguliersbreestraat, Vijzelgracht oostzijde.

De kelder of het souterrain mag eveneens voor detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening worden gebouwd en gebruikt.

In genoemde straten zijn kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderopvang, woningen, short stay en inpandige fietsenstallingen niet toegestaan in de eerste bouwlaag, en daaronder gelegen bijzondere bouwlaag of bouwlagen.

Voor zover kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderopvang, woningen, short stay of inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag van bebouwing aan genoemde straten voorkomen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze worden gehandhaafd tot aan het moment dat de functie is beëindigd en een van de toegestane functies is gerealiseerd.

17.3 Detailhandelslint plus

In de bebouwing aan de volgende straten zijn detailhandel en voorzieningen voor consumentverzorgende dienstverlening en kantoor met baliefunctie uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag:

Amstelstraat, met uitzondering van Amstelstraat 2-12 (gebouw The Bank).

De kelder of het souterrain mag eveneens voor detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening worden gebouwd en gebruikt.

In genoemde straten zijn bedrijven en woningen niet toegestaan in de eerste bouwlaag.

Voor zover bedrijven of woningen in de eerste bouwlaag van bebouwing aan genoemde straten voorkomen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze worden gehandhaafd tot aan het moment dat de functie is beëindigd en een van de toegestane functies is gerealiseerd.

Artikel 18 Gebiedsaanduiding Wetgevingzone-ontheffingsgebied

18.1 Bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van horeca 6

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van horeca 6 in gebouwen die op de verbeelding zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone-ontheffingsgebied', indien:

  1. a. de exploitatie van het gebouw geschiedt door een instelling met een culturele of museale doelstelling;
  2. b. de verlening van de omgevingsvergunning bijdraagt aan een mix van verschillende activiteiten binnen het gebouw, waarbij de horecacomponent ondergeschikt is en blijft aan de culturele activiteiten;
  3. c. het woon- en leefklimaat in de omgeving van het gebouw niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  4. d. de horeca-activiteiten alleen binnen het gebouw mogen plaatsvinden; het exploiteren van een (dak)terras of het gebruik van (keur)tuinen voor horeca-activiteiten is niet toegestaan.

De toestemming om ten behoeve van horeca 6 af te wijken die bij omgevingsvergunning is gegeven, vervalt van rechtswege wanneer de primair culturele of museale activteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.

Artikel 19 Algemene Regels Bij Omgevingsvergunning Afwijken

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van regels van dit plan, voor:

19.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Gebouwen voor de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale vloeroppervlakte van 15 m2, kiosken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken, duikers, bruggen en andere waterbouwkundige constructies.

19.2 Scootmobielstalling

Plaatsen van een scootmobielstalling, uitsluitend ten behoeve van het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De scootmobielstalling mag niet overbemeten zijn. Bij omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager.

19.3 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter.

19.4 Geringe overschrijdingen

Het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de voorschriften, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10 % bedraagt, met dien verstande dat geen extra bouwlaag mag worden gerealiseerd en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.

19.5 Balkons en andere ondergeschikte delen van bouwwerken

Het overschrijden van bestemmingsgrenzen voor balkons, (hoek)erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  1. a. in het gehele plangebied is het mogelijk bij omgevingsvergunning af te wijken voor een balkon aan de achtergevel met een diepte van 2 meter, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of bij omgevingsvergunning wordt afgeweken, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken;
  2. b. de omgevingsvergunning om af te wijken ten behoeve van galerijen wordt slechts verleend indien een andere vorm van ontsluiting niet mogelijk is. De overschrijding van de bestemmingsgrens bedraagt ten hoogste 2 meter. Deze afwijking wordt alleen voor de achterzijde van bebouwing verleend. Daarbij dient de parcellering zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan te worden gehandhaafd;
  3. c. buitentrappen zijn slechts aan de achterzijde van bebouwing toegestaan;
  4. d. luifels zijn slechts toegestaan als de samenhang van de onderpui met de hogere bouwlagen niet verloren gaat en mits de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer dan 0,60 meter bedraagt. Er wordt alleen bij omgevingsvergunning afgeweken voor een openbare of bijzondere voorziening. Voor luifels aan en/of over gebouwde terrassen wordt niet bij omgevingsvergunning afgeweken;
  5. e. erkers, koekoeken en andere ondergeschikte delen van bouwwerken zijn slechts toegestaan als ondergeschikt deel van de gevel. De maximale breedte mag niet meer bedragen dan een derde van de breedte van de gevel; de maximale diepte mag niet meer bedragen dan 0,60 meter. Aan de straatzijde wordt slechts bij omgevingsvergunning afgeweken vanaf de eerste bouwlaag en mits de erker past binnen de karakteristiek van het deel van de bestaande gevelwand waarin de erker wordt geplaatst.

Bij omgevingsvergunning wordt niet afgeweken ten behoeve van erkers en luifels aan straten en stegen met een breedte van minder dan 6 meter.

19.6 Ondergrondse voorzieningen

Bergbezinkbassins.

19.7 Elektronische communicatiemiddelen

De omgevingsvergunning om af te wijken voor elektronische communicatiemiddelen zal slechts worden verleend tot een maximale hoogte van 5 meter, gemeten vanaf de voet, indien onderdelen van de antenne-installatie om aantoonbare redenen niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Deze installaties dienen zo centraal mogelijk op het dak te worden geplaatst, aan of nabij de liftschacht, indien aanwezig. Plaatsing op panden met een ' specifieke bouwaanduiding - orde 1(sba-1)' is niet toegestaan, tenzij de karakteristiek van het monument niet wordt aangetast. Plaatsing op panden met een 'specifieke bouwaanduiding-orde 2 (sba-2) is toegestaan, tenzij de karakteristiek van het stadsgezicht wordt verstoord.

19.8 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen en bebouwingsregels, waaronder mede begrepen de maximale bouw- en goothoogten, te overschrijden ten behoeve van:

  1. 1. funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, Franse balkons, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 0,20 meter bedraagt;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/20 van de breedte van de aangrenzende straat, met een maximum van 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,60 meter langs een rijweg, 2,40 meter boven een rijwielpad en 2,20 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 0,60 meter;
  3. 3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,20 meter boven het gemiddeld aangrenzende straatpeil;
  4. 4. overige plaatselijke verhogingen, mits niet breder dan 0,60 meter;
  5. 5. topgevels, mits niet breder dan 6 meter;
  6. 6. bouwen op vlucht.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsregel Staat van Inrichtingen

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' wijzigen in die zin dat:

  1. a. aan de 'Staat van Inrichtingen' functies kunnen worden toegevoegd;
  2. b. in de 'Staat van Inrichtingen' opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie.

Artikel 21 Procedureregels

21.1 Besluit omtrent exploitatieplan

Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.12.3. van de Wet ruimtelijke ordening, gelijktijdig met de vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in dit bestemmingsplan, een met dit besluit samenhangend besluit omtrent een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12.1 of 6.12.2. vaststellen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

22.2 Eenmalig afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 22.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 22.1 met maximaal 10%.

22.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 22.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

22.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 22.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

22.6 Onderbroken verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 22.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

22.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 22.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 1e herziening bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 27 maart 2012 heeft de deelraad van stadsdeel Centrum (gemeente Amsterdam) het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' vastgesteld voor het zuidelijk deel van de binnenstad van Amsterdam. In het gebied liggen een deel van de grachtengordel, de Leidsebuurt, de Weteringbuurt/Noortse bos, de Utrechtsebuurt en de Den Texbuurt, de uitgaansgebieden rond het Rembrandtplein/Thorbeckeplein en het Leidseplein en de winkelstraten Leidsestraat, Vijzelstraat, Spiegelstraat en Utrechtsestraat.

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan zijn vijf beroepschriften ingediend. De directe aanleiding voor deze herziening ligt in de uitspraak van de Raad van State op de beroepschriften, waarmee onderdelen van het bestemmingsplan vernietigd zijn.

Daarnaast zijn er sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een aantal onjuistheden in het plan geconstateerd. Met deze herziening worden deze gecorrigeerd.

1.2 Ligging En Grenzen Van Het Plangebied

Deze eerste herziening van het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' heeft betrekking op verschillende percelen. Voor een overzicht van de adressen en de betreffende wijzigingen wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

1.3 Doel

Deze eerste herziening van het bestemmingsplan voor de zuidelijke binnenstad richt zich op:

  • A. het verwerken van de uitspraak van de Raad van State inzake de beroepsschriften, welke ingediend waren tegen bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' (uitspraak van 9 januari 2013, zaak 201205781/1/R1);
  • B. het corrigeren van geconstateerde onjuistheden in het vastgestelde bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad'.

1.4 Beschermd Stadsgezicht

Bij besluit nr. U99/583, d.d. 29 januari 1999 is de binnenstad aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is onherroepelijk geworden op 24 januari 2003.

De aanwijzing heeft ertoe geleid dat in het bestemmingsplan regels zijn opgenomen ter bescherming en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Deze regels zijn van toepassing op het hele plangebied.

Voor het bestemmingsplangebied zijn een waarderingskaart en een architectuur- en bouwhistorische waardenkaart gemaakt. Deze kaarten zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd. Op de waarderingskaart is alle bebouwing in het gebied gewaardeerd naar betekenis voor het stadsbeeld. De waardering is in de vorm van een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.

De architectuur- en bouwhistorische waardenkaart laat zien waar bouwhistorische waarden zijn te verwachten of aanwezig zijn. De kaart is in de toelichting opgenomen met als doel deze in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen gebruiken bij de ontwikkeling van bouwplannen. Resultaten van bouwhistorisch onderzoek kunnen zo worden verwerkt in de planvorming zodat de cultuurhistorische waarden beter worden beschermd.

1.5 Unesco Werelderfgoed

In de zomer van 2010 is de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van Unesco. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit waardevolle culturele en architectonische erfgoed. Met dit erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan.

Het gevolg van de plaatsing is dat het stadsdeel de 'outstanding universal values' van het kerngebied beschermt. Wat met deze 'outstanding universal values' wordt bedoeld is omschreven in hoofdstuk 3. Het beschermen van deze waarden betekent behoud van de historische uniciteit van de grachtengordel als stedenbouwkundig en cultuurhistorisch complex. Dit vereist zorgvuldige toetsing om aantasting van de 'outstanding universal values' te voorkomen. De bestemmingsplannen spelen bij de toetsing een zeer belangrijke rol.

1.6 Digitalisering Bestemmingsplannen

Onder de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, worden verplichtingen opgelegd ten aanzien van de opzet en de presentatie van het bestemmingsplan. Zij hebben tot doel meer eenheid te brengen in de opbouw en de presentatie van bestemmingsplannen. De verplichting tot het digitaal opstellen van bestemmingsplannen is op 1 januari 2010 in werking getreden. Het heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'. Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart. Onder digitale verbeelding wordt verstaan: een artografische weergave door middel van kleuren en symbolen, inclusief een zekere dynamiek en interactie met de digitale informatie. Deze digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet, die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende regels verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

De regelgeving geeft standaarden voor bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen ten aanzien van de digitale verbeelding, de regels en de toelichting. Dit heeft ertoe geleid dat het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad wat betreft opzet en presentatie van kaart en regels afwijkt van de oude plannen voor dit gebied. De bestemmingsplannen Oostelijke eilanden en Oostelijke binnenstad zijn in het stadsdeel de eerste plannen die volgens de nieuwe standaard zijn opgesteld. Met het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad wordt aansluiting gezocht bij deze recent tot stand gekomen bestemmingsplannen, waarbij gestreefd wordt naar uniformiteit van bestemmingen en regelgeving.

1.7 Opzet

De toelichting van de '1-ste herziening bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad' is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven dat het beleidskader, de status van het Unesco Werelderfgoed, de historische ontwikkeling van de Zuidelijke binnenstad en de ruimtelijke- en functionele beschrijving en uitgangspunten, zoals omschreven in de hoofdstukken 2 t/m 6 van het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad', van toepassing is op deze herziening.

In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk geeft verantwoording van de in de regels gemaakte keuzes. Hoofdstuk 4 betreft de milieuaspecten, zoals geluidhinder, bedrijvigheid en de luchtkwaliteit. In de hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 worden achtereenvolgens de aspecten archeologie, water, flora en fauna en het luchthavenindelingsbesluit beschreven.

De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komen aan de orde in de hoofdstukken 9 en 10.

Hoofdstuk 2 Beleidskader En Karakteristieken Plangebied

In het vastgestelde bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad (gemeente Amsterdam, met kenmerk NL.IMRO.0363.A1006BPSTD) wordt uitgebreid ingegaan op de volgende onderwerpen:

  1. 1. het relevante beleidskader;
  2. 2. de status van het Unesco Werelderfgoed;
  3. 3. de historische ontwikkeling van de zuidelijke binnenstad;
  4. 4. de ruimtelijke beschrijving en uitgangspunten van het plangebied;
  5. 5. de functionele beschrijving en uitgangspunten van het plangebied .

Deze onderwerpen zijn in de hoofdstukken 2 t/m 6 van het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' beschreven en zijn ook van toepassing op deze eerste herziening van dat bestemmingsplan. Gezien de aard en omvang van deze herziening wordt voor deze beschrijvingen verwezen naar de hoofdstukken 2 t/m 6 van dat bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Het Bestemmingsplan

3.1 Inleiding

In de hoofdstukken 2 t/m 6 van het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' is de bestaande toestand en de cultuurhistorische ontwikkeling van het plangebied beschreven en geanalyseerd en is het gemeentelijk beleid dienaangaande verwoord. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de vertaling van het beleid in de regels en de verbeelding die tezamen de herziening vormen.

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' zijn vijf beroepschriften ingediend. Met deze herziening wordt de uitspraak van de Raad van State op de beroepschriften, verwerkt. Aanvullend worden geconstateerde onjuistheden in het plan 'Zuidelijke Binnenstad' gecorrigeerd.

In paragraaf 3.2 is een overzicht van adressen opgenomen waar deze herziening betrekking op heeft. In de laatste kolom is aangegeven of de uitspraak van de Raad van State de aanleiding was voor het opnemen van het adres in deze herziening.

3.2 Herziening

Uit onderstaande tabel blijkt dat de Raad van State voor drie adressen het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' heeft vernietigd. Hieronder de motivering op grond waarvan de Afdeling tot vernietiging is over gegaan.

Leidsestraat 32.

Voor dit adres heeft de Raad van State het volgende overwogen: voor dit perceel is op 12 december 2011 een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van het pand. Deze vergunning is onaantastbaar (onherroepelijk). Het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' maakte voor dit pand een maximale goothoogte van 17 meter en een maximale bouwhoogte van 20,5 meter mogelijk. Deze hoogten komen niet overeen met de hoogten uit de verleende bouwvergunning. De Raad van State heeft daarom gesteld dat de opgenomen hoogten in het bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad in strijd is met de rechtszekerheid en heeft daarmee de opgenomen hoogten vernietigd en bepaalt dat deze gewijzigd moeten worden in 17,5 meter, respectievelijk 20,6 meter. In artikel 3.2.5 van de herziening zijn de juiste hoogten voor Leidsestraat 32 opgenomen.

Korte Leidsedwarsstraat 195-201.

In de beantwoording van de ontvangen zienswijze, welke was ontvangen voor deze panden, is door de deelraad aangegeven dat de bestemming van de Korte Leidsedwarsstraat 195-201 gewijzigd wordt in de bestemming 'gemengd – 1.5'. De Afdeling stelt vast dat dit niet verwerkt is op de verbeelding en dat daarmee de verbeelding niet in overeenstemming is met het vaststellingsbesluit. De Afdeling heeft beoordeeld dat het vastgestelde bestemmingsplan daarmee in strijd is met de rechtsonzekerheid. De strijd met het rechtszekerheidbeginsel leidt tot vernietiging van het bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad voor dit adres.

Lijnbaansgracht 274.

De Afdeling oordeelt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering; de deelraad is ten onrechte niet ingegaan op de ingediende zienswijze. Het beroep is gericht tegen het plandeel met bestemming 'tuin – 1' voor de gronden gelegen achter het perceel Lijnbaansgracht 274. Op gronden met de bestemming 'tuin – 1' zijn uitsluitend bestaande bouwwerken toegestaan. Voor dit perceel is echter een onherroepelijke bouwvergunning voor de bouw van een berging met een dakterras aanwezig. De Afdeling oordeelt dat het niet bestemmen van deze berging met dakterras in strijd is met de rechtszekerheid. Het plan is darom voor de gronden, gelegen achter het perceel Lijnbaansgracht 274, vernietigd.

Deze herziening heeft betrekking op de volgende adressen en wijzigingen:

Adres Wijziging Doel wijziging
Korte Leidsedwarsstraat 195-201 Bestemming GD 1 wordt gewijzigd in GD 1.5. verwerken uitspraak RvS
Korte Leidsedwarsstraat / Lijnbaansgracht 276 (achter Lijnbaansgracht 274) Bestemming 'tuin-1' wordt gewijzigd in 'tuin-3'. verwerken uitspraak RvS
Leidsestraat 32 De goot- en bouwhoogte van dit pand wordt aangepast. verwerken uitspraak RvS
Amstelstraat 12 Op de verbeelding was een aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 en 4 toegestaan tot een bruto vloeroppervlakte van 4.000 m2' opgenomen. In de regels was een aanduiding opgenomen, welke voorzag in maximaal 2.000 m2. De regels zijn aangepast aan de aanduiding op de verbeelding. Daarnaast is de aanduiding specifieke vorm van tuin 'tuin - keurtuin' verwijderd van de plankaart (voor zover vallend binnen de bestemming GD 2). Deze aanduiding was niet juist. regels in overeenstemming brengen met de verbeelding
Lange Leidsedwarsstraat 214 – 216 De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' is verwijderd. Deze had betrekking op een monument, maar dit monument is in het verleden al gesloopt. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke , vergunde situatie
Prinsengracht 512 Voor dit pand was een verkeerde aanduiding t.b.v. de horeca opgenomen. De aanwezige horeca bevindt zich in het souterain. Daarmee is er de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan in het souterain' opgenomen voor dit pand. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke , vergunde situatie
Utrechtsedwarsstraat 67 De begane grond wordt gebruikt t.b.v. een horeca 4 gelegenheid. Het gehele pand krijgt daarom de bestemming GD 1.4. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie
Thorbeckeplein 3 De begane grond wordt gebruikt t.b.v. een horeca 2 gelegenheid. Het pand krijgt daarom de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 2 toegestaan in de eerste bouwlaag'. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie
Reguliersdwarsstraat 17-19 De begane grond en de eerste verdieping wordt gebruikt t.b.v. een horeca - 3 gelegenheid. Het pand krijgt daarom de bestemming GD 1.3 met aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 3 toegestaan in tweede bouwlaag'. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke , vergunde situatie
Reguliersbreestraat 4-6 De aanduiding 'specifieke vorm van centrum-seksinrichting toegestaan in de eerste, tweede en derde bouwlaag' miste in de regels. Deze bepaling is toegevoegd aan de regels. regels in overeenstemming brengen met de verbeelding
Vijzelstraat 109 - 111 Aan bestemming C2 wordt aanduiding horeca 4 in de eerste bouwlaag' toegevoegd. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie.
Amstelveld 2, 4 en 6 De bestemming 'gemengd-2' wordt gewijzigd in 'gemengd - 1'. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie.
Amstelstraat 25 De bestemming 'centrum-3' wordt gewijzigd in 'gemengd - 1.3'. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie.
Vijzelgracht 59 De bestemming 'centrum-2' wordt gewijzigd in 'gemengd - 1.4'. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie.
Vijzelgracht 63 De bestemming 'centrum-2' wordt gewijzigd in 'gemengd - 1.3'. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie.
Max Euweplein 45A De aanduiding 'souvenirwinkel toegestaan' wordt verwijderd. regels en verbeelding aanpassen aan feitelijke, vergunde situatie.
Herengracht 542-556 en het perceel naast Keizersgracht 677 Voor hotel Waldorf Astoria is een projectafwijkingsprocedure doorlopen. Het hotel is opgeleverd. Het hotel is bestemd in de herziening.

3.3 Wijzigings- En Afwijkingsbevoegdheden

Met het bestemmingsplan wordt beoogd de bestaande toestand in het plangebied te regelen en het gemeentelijk beleid te vertalen. Dit heeft geleid tot een grote hoeveelheid gebruiksregels en bouwregels. Middelen om een bestemmingsplan voldoende flexibel te houden zijn de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. Wanneer het plan voorziet in deze bevoegdheden, hoeven in voorkomende gevallen geen herzieningen van het plan in procedure te worden gebracht. De afwijkingsbevoegdheden zijn bedoeld voor de bouwregels, bijvoorbeeld afwijken van de maximaal toegestane bouwhoogte, en voor de bijzondere gebruiksbepalingen, zoals een afwijking van het maximum vloeroppervlak. De wijzigingsbevoegdheden zijn bedoeld voor het realiseren van een andere functie, bijvoorbeeld een ondergrondse parkeervoorziening of een hotel. In de regels zijn de bevoegdheden van criteria voorzien. Een belangrijk algemeen criterium is dat de toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid niet tot gevolg mag hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Elk verzoek om toepassing van een van deze bevoegdheden zal aan de criteria worden getoetst. Voldoen aan de criteria betekent niet per definitie dat een omgevingsvergunning die toestemming geeft om van het bestemmingsplan af te wijken wordt verleend of een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht. Ruimtelijke ordening is immers belangenafweging.

Artikel 3.9 a van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat op de procedure van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat het ontwerpwijzigingsplan voor zes weken ter inzage wordt gelegd en dat belanghebbenden hun zienswijze ten aanzien van het ontwerpplan kunnen indienen.

Voor een omgevingsvergunning die toestemming geeft tot het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan geldt een beslistermijn van acht weken. Belanghebbenden kunnen nadat een beslissing op de aanvraag is genomen een bezwaarschrift indienen.

3.4 De Verbeelding

Sinds 1 januari 2010 wordt niet meer gesproken van een plankaart, maar van een digitale en analoge verbeelding. Op die datum is de digitaliseringsverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening volledig in werking getreden. Om aan de wettelijke verplichting te voldoen, dient de verbeelding op twee wijzen beschikbaar te worden gesteld: zowel analoog als digitaal. Beide verbeeldingen moeten in samenhang met de regels kunnen worden gelezen en begrepen. Bij discrepantie heeft de digitale verbeelding voorrang op de analoge.

Op de verbeelding met legenda zijn de verschillende bestemmingen te vinden. Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

  • Centrum-1 en -2;
  • Gemengd - 1, - 1.3, -1.4, -1.5;
  • Gemengd - 2;
  • Tuin -3;
  • Dubbelbestemming Waarde - archeologie - 3;
  • Dubbelbestemming Waarde - archeologie - 9;
  • Dubbelbestemming Waarde - cultuurhistorie.

De opbouw van de bestemmingsregels is, overeenkomstig de landelijk voorgeschreven Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, als volgt: bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheid.

Op de verbeelding komen tevens functieaanduidingen voor. Daarnaar wordt in de regels verwezen, opdat de aanduidingen bindend zijn. Een voorbeeld hiervan is de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca 4 toegestaan op de tweede bouwlaag', hetgeen betekent dat een horeca 4- gelegenheid uitsluitend is toegestaan op de tweede bouwlaag, daar waar op de verbeelding deze aanduiding voorkomt.

Naast functieaanduidingen zijn ook bouwaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Een voorbeeld hiervan is 'specifieke bouwaanduiding - orde 1'. Dit type specifieke bouwaanduidingen geeft de architectonische waardering aan binnen de dubbelbestemming 'Waarde-cultuurhistorie' en is gebruikt ter vervanging van de waarderingskaart die voorheen als separate kaart onderdeel van de bestemmingsplanregels uitmaakte. Met de bouwaanduidingen zijn de waarderingen in het bestemmingsplan geïntegreerd.

3.5 De Bestemmingen

3.5.1 Centrum - 1 en - 2

Binnen de detailhandellinten 1 en 2 als aangegeven in artikel 17 van de regels komen de bestemmingen 'Centrum - 1 en - 2' voor. Detailhandelslint 1 betreft de Leidsestraat. In deze straten zijn op alle bouwlagen detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening toegestaan. In de gebouwen, waaronder die met de bestemming 'Centrum - 1', zijn de eerste bouwlaag alleen publieksfuncties, toegestaan. Kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderdagopvang en woningen zijn niet toegestaan in de eerste bouwlaag.

Voor detailhandellint 2, dat zich bevindt in de Reguliersbreestraat, zijn binnen de bestemming 'Centrum - 2' kantoren (zonder baliefunctie), bedrijven, voorzieningen, kinderdagopvang en woningen in de eerste bouwlaag eveneens uitgesloten. In deze bouwlaag zijn alleen publieksfuncties toegestaan. In tegenstelling tot detailhandellint 1, mogen hier in de tweede en hogere bouwlagen geen publieksfuncties worden gevestigd.

3.5.2 Gemengd - 1, -1.3, -1.4 en - 1.5

De meeste bebouwing binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' heeft een gemengde bestemming met een toevoeging die met een '- 1' begint. Daarvan zijn 6 varianten. Op gronden met deze bestemming zijn de volgende functies toegelaten: wonen, short stay, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, openbare en bijzondere voorzieningen, galeries, bedrijven, inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. In deze eerste herziening komen de bestemmingen 'gemengd - 1', gemengd - 1.3', 'gemengd - 1.4' en 'gemengd 1.5' voor.

De bestemming 'gemengd - 1' is de standaard. in geval van 'gemengd - 1.3' is naast de standaard toegelaten functies horeca 3 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder/souterrain) toegestaan. Binnen deze bestemming is ook een aanduiding opgenomen, waarmee ook de tweede bouwlaag gebruikt mag worden ten behoeve van horeca 3. In geval van 'gemengd - 1.4' is naast de standaard toegelaten functies horeca 4 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder/souterrain) toegestaan. Binnen de bestemming 'gemengd -1.5' is horeca 5 (hotels) in alle bouwlagen toegestaan.

3.5.3 Gemengd - 2

Binnen de bestemming 'gemengd - 2' zijn de volgende functies toegelaten: detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, openbare en bijzondere voorzieningen, galeries, bedrijven, inpandige en ondergrondse parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Wonen is uitgesloten.

3.5.4 Tuin -3

De tuinen en erven behorende bij de in het plangebied voorkomende panden zijn als 'Tuin - 3' bestemd. De bestaande bebouwing op binnenterreinen -met uitzondering van bestaande tuinhuizen in keurtuinen- heeft de bestemming 'Tuin - 3' gekregen. Deze bebouwing mag gehandhaafd worden en geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot. Hierbij dienen de bestaande goot- en bouwhoogtes in acht te worden genomen. Peildatum is de terinzagelegging van het ontwerp van het plan. Ingeval de hoofdbebouwing op hetzelfde perceel wordt gesloopt, mogen de bestaande (bij)gebouwen op de gronden met de bestemming 'Tuin - 3' op hetzelfde bouwperceel niet worden gehandhaafd.

De tuinbestemming kent een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen en/of fietsenstallingen. De bovenkant van het dak dient minimaal een meter onder het maaiveld te worden geprojecteerd opdat daar een laag grond van een meter dik op kan worden aangebracht om beplanting mogelijk te maken. De bestemming kent verder bijzondere gebruiksbepalingen en een stelsel van nadere eisen.

3.5.5 Dubbelbestemming Waarde - archeologie 3 en 9

Op basis van de archeologische verwachtingswaarden is er een dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' en 'Waarde-archeologie 9' opgenomen voor gronden met een hoge archeologische verwachting. Bij voorgenomen uitvoering van ondergrondse werken en bouwwerken wordt een archeologisch rapport verlangd. Voor de uitvoering van ondergrondse werken van een bepaalde omvang is een omgevingsvergunning vereist. Bij de vergunningaanvraag moet een rapport worden ingediend. Ook hier geldt dat bij een hogere verwachtingswaarde de vergunning vereist is bij een kleine ingreep, terwijl bij een lagere verwachtingswaarde pas bij een forsere ingreep een omgevingsvergunning is vereist.

Aan zowel de omgevingsvergunning voor ondergronds bouwen als de omgevingsvergunning voor ondergrondse werken kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de archeologische monumentenzorg.

De dubbelbestemmingen zijn primair ten opzichte van de andere aan de gronden gegeven bestemmingen.

3.5.6 Dubbelbestemming Waarde- cultuurhistorie

Op 29 januari 1999 is het besluit tot aanwijzing van de Amsterdamse Binnenstad tot beschermd stadsgezicht genomen. In hoofdstuk 4 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad' is uitvoerig aandacht besteed aan de cultuurhistorische ontwikkeling. Het beleid over de waardering van gebouwen is opgenomen in hoofdstuk 5 van dat bestemmingsplan. Alle gronden in het plangebied hebben deze dubbelbestemming. Behoud van de cultuurhistorische- en architectuurhistorische waarden staat bij gronden met deze bestemming voorop. Om die reden is de bestemming primair gemaakt aan de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen Waarde - archeologie 3 en 9. Dit betekent dat aanvragen om omgevingsvergunning altijd eerst dienen te worden getoetst aan de regels van de dubbelbestemming.

Het bestemmingsplan beoogt de karakteristiek van het stadsgezicht te behouden, te herstellen en/of te versterken. De karakteristiek is in de verbeelding geïntegreerd door middel van specifieke bouwaanduidingen die de architectonische waardering weergeven. In de regels is het beleid ten aanzien van de diverse waarderingen neergelegd. De omgevingsvergunning, in het bijzonder artikel 2.1 lid 1 onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (sloop binnen beschermd stadsgezicht), is het juridische handvat om afbraak te voorkomen. De regels die zijn gegeven over de wijze van herstel, materiaalgebruik, maatvoering, detaillering en dergelijke, gelden als toetsingskader bij aanvragen om omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (bouwen van een bouwwerk).

3.6 De Aanduidingen

Bijna alle bestemmingen hebben wel een of meer functieaanduidingen of bouwaanduidingen. Dit kan variëren van aanduidingen die aangeven waar welk type horeca is toegestaan tot aan waar seksinrichtingen zijn toegestaan. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld bouwaanduidingen voor de architectonische waardering.

3.7 Bouw- En Gebruiksregels

Bij alle bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Deze regels vloeien grotendeels voort uit de ruimtelijke en functionele beschrijving van het gebied en het gemeentelijke beleid zoals verwoord in de hoofdstukken 5 en 6 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad'. Enkele bepalingen worden nader toegelicht.

De regeling voor goot- en bouwhoogten en de ligging van de achtergevelrooilijn is in hoofdstuk 5 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' toegelicht. Om te voorkomen dat zogenaamde onderstukken (bebouwing in één bouwlaag) ontstaan, waardoor het gewenste gevelbeeld verstoord zou worden, bedraagt de bouwhoogte van gebouwen minimaal 9 meter. Deze bepaling geldt niet voor aan- en uitbouwen en daar waar op de verbeelding een lagere bouwhoogte is aangeduid. Een belangrijke bepaling is voorts de gegarandeerde ontsluiting van hogere bouwlagen. Het samenvoegen van gebouwen is niet toegestaan. Bij nieuwbouw moet de gebouwbreedte van de te slopen bebouwing worden gehandhaafd.

Het geheel aan bouwregels wordt gecompleteerd door een stelsel van nadere eisen. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing. Hieronder zijn het aantal bouwlagen en de dakconstructie mede begrepen. Nadere eisen kunnen worden gesteld indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht of in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing. Dit laatste zal zich met name in hoeken van bouwblokken kunnen voordoen.

Bij de diverse bestemmingen zijn bevoegdheden van het bevoegd gezag tot het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels opgenomen, met objectieve criteria waaraan wordt getoetst. De criteria zijn nader beschreven in de toelichting. Toepassing van een afwijkingsmogelijkheid mag in elk geval niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of dat aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied onevenredige afbreuk wordt gedaan.

De specifieke gebruiksregels die gelden voor de verschillende functies zijn eveneens opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om maximale vloeroppervlaktematen van functies, of regels waaruit blijkt in welke bouwlaag functies zich mogen bevinden. Het bestemmingsplan beoogt het dynamische karakter van het plangebied te behouden en te versterken en de functiemenging te handhaven.

3.8 Algemene Regels

Naast een standaard antidubbeltelbepaling is in de algemene regels als bouwregel opgenomen dat aanvullende werking van de Bouwverordening is uitgesloten. Voorts is een aantal algemene regels opgenomen met betrekking tot het bij omgevingsvergunning afwijken, zoals voor balkons, voor bergbezinkbassins en elektronische communicatiemiddelen. Ook kan worden afgeweken bij omgevingsvergunning voor de plaatsing van een scootmobielstalling. Dit kan uitsluitend wanneer het dient voor het veilig stallen van scootmobiels voor ouderen en gehandicapten. De stalling mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor het stallen van de scootmobiel. De afwijking wordt toegestaan voor de duur van het noodzakelijke gebruik door de aanvrager. Nadien dient de stalling te worden verwijderd.

In de algemene gebruikregels is opgenomen in welke straten en aan welke straatzijden de detaihandelslinten zijn gelegen en wat daar wel en niet is toegestaan in de diverse bouwlagen.

In de algemene regels is voorts nog een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft de mogelijkheid om de 'Staat van Inrichtingen' te wijzigen in die zin dat hieraan functies kunnen worden toegevoegd of de daarin opgenomen functies kunnen worden ingedeeld bij een andere milieucategorie.

3.9 Algemeen Gebruiksverbod

Met het van kracht worden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is het verbod om in strijd met het bestemmingsplan te handelen (of in termen van de Wabo 'projecten uit te voeren') in artikel 2.1, aanhef en onder c, van die wet opgenomen. Het bestemmingsplan is met andere woorden niet langer de plaats voor een algemeen gebruiksverbod.

In Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) was niet voorzien in een algemeen gebruiksverbod om gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de daarvoor geldende regels. Deze algemene gebruiksverboden werden apart in elk bestemmingsplan opgenomen. Tussen 1 juli 2008, toen de Wet ruimtelijke ordening in werking trad, en 1 oktober 2010 was het algemene gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht. Genoemd artikel is met de inwerkingtreding van de Wabo vervallen.

3.10 Overgangsrecht

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een bouwvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan het bevoegd gezag eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

In het vastgestelde bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad (gemeente Amsterdam, met kenmerk NL.IMRO.0363.A1006BPSTD) wordt in hoofdstuk 8 van de toelichting uitgebreid ingegaan op de milieuaspecten geluidhinder, duurzaam bouwen, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Gezien de aard en omvang van deze herziening wordt voor de uitgebreide beschrijving verwezen naar de hoofdstuk 8 van de toelichting van dat bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt kort aangegeven of deze milieuaspecten een rol spelen voor de herziening.

4.1 Geluidhinder

Deze herziening maakt, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' geen nieuwe woningen mogelijk. De noodzaak voor het verrichten van akoestisch onderzoek vervalt hiermee. Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' is wel akoestisch onderzoek verricht (Akoestisch onderzoek-Zuidelijke binnenstad", DRO, september 2011, bijlage 5 bij de toelichting van bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad).

4.2 Bedrijfshinder

Deze herziening maakt, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' geen nieuwe functies mogelijk. Er zijn daarmee geen belemmeringen aanwezig voor het opstellen van deze herziening.

4.3 Luchtkwaliteit

De 'Eerste herziening bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad' is conserverend van aard, maar kent wat betreft de functies een zekere dynamiek. Het plangebied is gelegen in een binnenstedelijke situatie. Dynamiek van functies hoort hierbij.

De voorliggende 'Eerste herziening van bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad' draagt niet in betekenendemate bij aan de luchtverontreiniging. Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor deze herziening.

4.4 Externe Veiligheid

In en rond het plangebied zijn geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden tot het vergroten van risico's.

Hoofdstuk 5 Archeologie

5.1 Algemeen

Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen, structuren, landschappelijke- en infrastructurele elementen die in de bodem bewaard zijn gebleven. Dit bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar.

Om het archeologische erfgoed beter te beschermen, is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld. Het verdrag stelt dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem, in iedere fase van planontwikkeling moet worden meegewogen. Als behoud in de bodem geen optie is, dan worden archeologische resten opgegraven. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, is verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. Een bouwplan dient te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie te documenteren en de informatie en vondsten te behouden.

De nieuwe wet ter uitvoering van het Verdrag van Malta, de Wet op de archeologische monumentenzorg, is per 1 september 2007 definitief van kracht. De wetgeving schrijft voor dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

In dit kader heeft Bureau Monumenten & Archeologie een archeologisch bureauonderzoek (juni 2010) uitgevoerd voor het plangebied 'Zuidelijke binnenstad'. Het onderzoek is als bijlage 9 bij de toelichting van dat bestemmingsplan toegevoegd. De waardestelling in het bureauonderzoek is gebaseerd op een historisch topografische inventarisatie van kaartmateriaal, publicaties en archiefbronnen, in samenhang met archeologische informatie over al bekende vindplaatsen in het plangebied. In het onderzoek komen het nationale, provinciale en het gemeentelijke archeologiebeleid aan de orde. De historische- en archeologische achtergronden en de archeologische verwachting van het plangebied zijn gekoppeld aan een beleidskaart waarmee wordt gespecificeerd of, en in welke mate archeologische maatregelen binnen (toekomstige) planontwikkeling vereist zijn.

Voor de volledige weergave van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage 9 van de toelichting van bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad'.

5.2 Archeologische Verwachtingskaart

Op basis van de historisch-topografische en archeologische inventarisatie zijn binnen het plangebied zuidelijke binnenstad materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de ontwikkeling van dit stedelijke gebied van de 16de tot de 20ste eeuw. Het gaat om funderingen van de 16de en de 17de eeuwse stadswal, een middeleeuws klooster en sporen van bewoning en ambacht vanaf de 17de eeuw. Dit leidt tot een verwachtingenkaart met zones van archeologische materiële neerslag (de verwachtingenkaart maakt deel uit van het Archeologisch onderzoek dat als bijlage bij de toelichting is opgenomen).

Binnen het plangebied bestaan de volgende archeologische verwachtingszones:

A: Stadswal 1585 en 1592
B: Stadswal 1663
C: Waterlopen, Boerenwetering
D: Grachten, militaire zones
E: Grachten, infrastructuur en transportzones
F: Grachten, productiezones
G: Grachten, woonzones
H: Bewoning
I: Bewoning en ambacht
J: Markten
K: Religie
L: Zorginstellingen
M: Prestedelijk landgebruik
N: Verstoring

5.3 Archeologische Beleidskaart

De beleidskaart maakt onderscheid tussen zones met een hoge verwachting, zones met een lage verwachting en een zone zonder verwachting. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgestreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart met daarop zones met bijbehorende specifieke beleidsmaatregelen (de beleidskaart maakt deel uit van het Archeologisch onderzoek dat als bijlage bij de toelichting is opgenomen).

Binnen het plangebied van de herziening komt een hoge verwachtingswaarde voor. Er dient een omgevingsvergunning ten behoeve van bodemverstorende bouwwerkzaamheden verkregen te worden. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en minder dan 0,50 meter onder het maaiveld.

Voor het hele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat wanneer geen archeologisch vervolgonderzoek vereist is en toch bodemvondsten ouder dan 50 jaar worden aangetroffen, Bureau Monumenten en Archeologie hiervan op de hoogte moet worden gebracht. In overleg met de opdrachtgever kunnen dan maatregelen worden getroffen over de documentatie en berging van de vondsten.

Het volledige archeologisch bureauonderzoek is als bijlage bij de toelichting bij deze herziening gevoegd.

Hoofdstuk 6 Water

In het vastgestelde bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad (gemeente Amsterdam, met kenmerk NL.IMRO.0363.A1006BPSTD) wordt in hoofdstuk 10 van de toelichting uitgebreid ingegaan op het aspect water.

Gezien de aard en omvang van deze herziening wordt voor de uitgebreide beschrijving van alle water gerelateerde aspecten verwezen naar de hoofdstuk 10 van de toelichting van dat bestemmingsplan.

Met deze herziening worden er geen extra bouwmogelijkheden gecreëerd ten opzichte van het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad'. Er spelen daarom geen waterspecten waar deze herziening rekening mee dient te houden.

Hoofdstuk 7 Flora En Fauna

In het vastgestelde bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad (gemeente Amsterdam, met kenmerk NL.IMRO.0363.A1006BPSTD) wordt in hoofdstuk 11 van de toelichting uitgebreid ingegaan op het aspect flora en fauna.

Deze herziening maakt, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' geen ontwikkeling mogelijk. Daarmee zijn er geen consequenties vanuit de natuurwetgeving voor deze herziening.

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' is wel een natuurtoets uitgevoerd door Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Deze is als bijlage 10 toegevoegd aan de toelichting van dat bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Luchthavenindelingsbesluit

In het vastgestelde bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad (gemeente Amsterdam, met kenmerk NL.IMRO.0363.A1006BPSTD) wordt in hoofdstuk 12 van de toelichting de werking van het Luchthavenindelingsbesluit beschreven.

Deze herziening maakt, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad' geen ontwikkeling mogelijk. Daarmee zijn er geen consequenties vanuit het Luchthavenindelingsbesluit voor deze herziening.

Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan, een exploitatieplan vast te stellen indien er een 'bouwplan' mogelijk wordt gemaakt. Artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan wanneer er sprake is van een bouwplan.

Indien er sprake is van een bouwplan, kan de (deel-)raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het verhaal van kosten anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak waarbinnen de exploitatie moet plaatsvinden of fasering van de bouwplannen niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen of regels aan de inrichting, de kwaliteit van bouwlocaties niet noodzakelijk is.

In aanvulling op het voorgaande kan de (deel-)raad besluiten geen explotatieplan vast te stellen indien (artikel 6.2.1 a van het Bro):

  • het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19, van de Wro kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,–;
  • er geen verhaalbare kosten zijn;
  • de verhaalbare kosten, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

De stadsdeelraad moet bij het vaststellen van het ruimtelijk plan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen, indien er sprake is van een bouwplan. Er bestaat de verplichting een kostenverhaalsafweging te maken. De kostensoorten die moeten worden verhaald zijn opgesomd in de artikelen 6.2.3. en 6.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening. Zijn er bepaalde kostensoorten aan de orde (bij actualiseringsplannen in ieder geval het opstellen van het bestemmingsplan en planschade), dan moet worden bezien of deze kosten anderszins verzekerd zijn. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst of wanneer sprake is van erfpacht.

De herziening maakt geen bouwplan mogelijk, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro (nml een woning). Er is daarmee geen noodzaak voor het opstellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 10 Inspraak

Deze herziening is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op ingediende beroepschriften tegen het bestemmingsplan 'Zuidelijke binnenstad'. In aanvulling daarop worden een aantal geconstateerde onjuistheden in het in werking getreden plan gecorrigeerd.

Op grond van artikel 2, onder 2 b, van de inspraakverordening van Stadsdeel Amsterdam - Centrum wordt geconstateerd dat er geen inspraak verleend hoeft te worden op deze eerste herziening van het bestemmingsplan Zuidelijke Binnenstad.

Hoofdstuk 11 Rapportage Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Het concept-ontwerpbestemmingsplan van deze 'Eerste herziening van het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad' is voorgelegd aan de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en Waternet. Beide instanties hebben te kennen gegeven geen inhoudelijke reactie te hebben op de herziening.

Gezien de aard en omvang van de herziening, zijn er geen provinciale belangen betrokken. De provincie heeft laten weten dat vooroverleg niet nodig is bij bestemmingsplannen waar geen provinciale belangen bij betrokken zijn. Bij deze herziening zijn geen provinciale belangen betrokken.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van inrichtingen

Bijlage 1 Waarderingskaart

Bijlage 1 Waarderingskaart

Bijlage 2 Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Bijlage 2 Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart

Bijlage 3 Legenda Architectuur- En Bouwhistorische Waardenkaart

Bijlage 3 Legenda Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek