KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk - 1
Artikel 7 Maatschappelijk - 2
Artikel 8 Recreatie - Openlucht Dagrecreatie
Artikel 9 Recreatie - Volkstuinen
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer - 1
Artikel 12 Verkeer - 2
Artikel 13 Verkeer - 3
Artikel 14 Verkeer - 4
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Gas
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 21 Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied
Artikel 22 Waarde - Geomorfologie
Artikel 23 Waarde - Landschap - Groene Hart En Rijksbufferzone
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 2 Verantwoordingsparagraaf Externe Veiligheid
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bestemmingsplan Groene Staart

Bestemmingsplan - Amsterdam

Onherroepelijk op 17-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Groene Staart 2011 van het stadsdeel Oost, gemeente Amsterdam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.M1101BPSTD-OH01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en/of in daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en/of in daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt wel een bed & breakfast, maar geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat volwaardig is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren;

1.8 automatenhal:

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed & breakfast:

een horecagelegenheid, die met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen voor korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is;

1.11 bedrijfsvaartuig:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet-zijnde een binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij het hoofdgebouw behorend niet voor bewoning bestemd gebouw, welke wat betreft afmetingen en functie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bijzondere bouwlaag:

kelders en souterrains;

1.18 binnenschip:

een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor interlokaal dan wel internationaal bedrijfsmatig vervoer van goederen te water waarop de Wet vervoer binnenvaart van toepassing is;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 Dagelijks Bestuur:

het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oost dan wel diens rechtsopvolger;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidsgevoelige gebouwen:

geluidsgevoelige gebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, welke door de functie, constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw in een bestemmingsvlak of bouwvlak is aan te merken, exclusief bijbehorende bouwwerken;

1.28 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.29 ligplaats:

een plaats in het water bestemd of aangewezen om door een woonboot bij verblijf te worden ingenomen;

1.30 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen;

1.31 nutsvoorzieningen:

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden;

1.32 omgevingsvergunning voor het aanleggen:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

1.33 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel ten dienste van een andere functie, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de detailhandelsfunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de detailhandelsfunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.34 ondergeschikte horeca:

horeca ten dienste van een andere functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de horecafunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.35 openlucht dagrecreatie:

het ter ontspanning vertoeven in de buitenlucht;

1.36 opslag van volumineuze goederen:

opslag van goederen met een relatief grote omvang, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;

1.37 passagiersvaartuig:

bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot vervoer van personen;

1.38 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.39 pleziervaartuig:

een vaartuig hoofdzakelijk gebruikt voor sport en vrijetijdsdoeleinden;

1.40 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie een bestanddeel van de activiteiten vormt;

1.41 seksinrichting:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, seksautomatenhal en sekswinkel;

1.42 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van ten minste één (1) week en maximaal zes (6) maanden;

1.43 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.44 stationerend vaartuig:

  1. a. een vaartuig, daaronder begrepen een object dat afgemeerd is te water en niet tot enig andere categorie behoort;
  2. b. een schip, vaartuig of casco in aanbouw tot woonboot, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of stationerend vaartuig als onder a bedoeld;

1.45 steiger:

een object in de open lucht boven het water aangebracht of een op het water drijvende constructie waarop gelopen kan worden;

1.46 waterstaatsdoeleinden:

voorzieningen ten behoeve van waterbeheersing en waterhuishouding in de ruimste zin;

1.47 wonen:

permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning, inclusief short stay;

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden en een woning ten behoeve van short stay dan wel een woning waar een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgevoerd eveneens als een woning wordt aangemerkt;

1.49 woonboot:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 bebouwingspercentage:

een percentage dat de projectie van de bebouwing in het bestemmingsvlak aangeeft danwel de eenheid zoals deze in de regels is aangegeven, de vergunningsvrije bouwwerken zoals bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet meegerekend;

2.5 bruto vloeroppervlak:

de som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, niet inbegrepen balkons, loggia's, erkers en galerijen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven;
  2. b. fiets- en/of voetpaden;
  3. c. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 een omgevingsvergunning te verlenen voor agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat:

  1. a. per bestemmingsvlak maximaal 2% van de gronden mag worden bebouwd met agrarische bedrijfsbebouwing;
  2. b. de maximum inhoud van een gebouw 50 m³ bedraagt;
  3. c. de maximum bouwhoogte 3 meter bedraagt.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. spelvoorzieningen;
  3. c. aan sport- en spelvoorzieningen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  4. d. logies uitsluitend ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - logies';
  5. e. parkeren ten behoeve van de onder a t/m d genoemde functies;
  6. f. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen;
  8. h. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en/of voetpaden;
  3. c. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  4. d. oevervoorzieningen ten behoeve van een pontveer over de Amstel, uitsluitend ter plaatse van de groenstrook die grenst aan de Amstel;
  5. e. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend bijgebouwen ten behoeve van woonboten zijn toegestaan;
  2. b. de bijgebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van gronden die zijn aangeduid als 'Wro-zone - ontheffingsgebied';
  3. c. per woonboot een bijgebouw met een grondoppervlak van 6m² is toegestaan;
  4. d. de maximale bouwhoogte 2,5 meter bedraagt.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 5.1 een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik als tuin ten behoeve van naastgelegen woonboten, met dien verstande dat:

  1. a. toepassing van de afwijkingsbevoegdheid alleen is toegestaan voor de gronden die zijn aangeduid als 'Wro-zone - ontheffingsgebied';
  2. b. toepassing van de afwijkingsbevoegdheid niet mag leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de openbaarheid van de oever.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Maatschappelijk - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. aan maatschappelijke dienstverlening ondergeschikte horeca;
  3. c. wonen in de vorm van een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. parkeren ten behoeve van de onder a t/m c genoemde functies;
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen en erven;
  6. f. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor maatschappelijke dienstverlening gelden de volgende regels:

  1. a. geluidsgevoelige gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de de gronden als genoemd in 6.1 onder c;
  2. b. ten aanzien van de verharding van de gronden binnen deze bestemming, waaronder niet wordt begrepen het bebouwen van de gronden, gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de gronden mogen voor maximaal 100% worden verhard ten behoeve van sportuitoefening;
    2. 2. de gronden mogen voor maximaal 15% worden verhard ten behoeve van parkeren, verkeersvoorzieningen en erven.

Artikel 7 Maatschappelijk - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. aan maatschappelijke dienstverlening ondergeschikte horeca;
  3. c. parkeren ten behoeve van de onder a en b genoemde functies;
  4. d. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen en erven;
  6. f. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor maatschappelijke dienstverlening gelden de volgende regels:

  1. a. geluidsgevoelige gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. ten aanzien van de verharding van de gronden binnen deze bestemming, waaronder niet wordt begrepen het bebouwen van de gronden, gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de gronden mogen voor maximaal 100% worden verhard ten behoeve van sportuitoefening;
    2. 2. de gronden mogen voor maximaal 15% worden verhard ten behoeve van parkeren, verkeersvoorzieningen en erven.

Artikel 8 Recreatie - Openlucht Dagrecreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Openlucht Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openlucht dagrecreatie;
  2. b. fiets- en/of voetpaden;
  3. c. natuur;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen;
  6. f. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering'.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Recreatie - Volkstuinen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. aan volkstuinen ondergeschikte sport- en speelvoorzieningen;
  3. c. aan volkstuinen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  4. d. recreatief medegebruik;
  5. e. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  6. f. fiets- en/of voetpaden;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. parkeren ten behoeve van de onder a t/m d genoemde functies;
  9. i. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. aan sportvoorzieningen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  3. c. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  4. d. fiets- en/of voetpaden;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. parkeren;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen;
  8. h. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. fiets- en/of voetpaden;
  3. c. parkeren;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bermen;
  6. f. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  7. g. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Verkeer - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. snelwegtalud;
  2. b. fiets- en/of voetpaden;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. een brug dan wel viaduct, met inbegrip van ondergelegen rijwegen en fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. bermen;
  7. g. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  8. h. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. snelwegen;
  2. b. bermen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. een brug dan wel viaduct, met inbegrip van ondergelegen rijwegen en fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. e. een metrorailtracé, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  6. f. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  7. g. water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. een metrorailtracé;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. een brug dan wel viaduct, met inbegrip van ondergelegen rijwegen en fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. e. een snelweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  6. f. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  7. g. groenvoorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. rietkragen, oevervoorzieningen en landhoofden;
  3. c. waterstaatsdoeleinden;
  4. d. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
  5. e. recreatief medegebruik;
  6. f. watersportverenigingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteigers';
  7. g. bruggen, met inbegrip van bijbehorende fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  8. h. aanlandingsvoorzieningen ten behoeve van een pontveer over de Amstel;
  9. i. ligplaatsen van woonboten en aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats - 1' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats - 2'.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. parkeren ten behoeve van de onder a en b genoemde functie;
  5. e. de bescherming van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering'.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 16.2.1 onder a-3 een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van woningen, met dien verstande dat toepassing van deze bevoegdheid uitsluitend is toegestaan indien voor het desbetreffende bouwplan een verklaring van geen bezwaar is verleend zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  1. a. het hebben en instandhouden van een gasleiding met een maximale diameter van 16 inch;
  2. b. het doen gebruiken van de onder a genoemde gasleiding voor het onder 40 bar transporteren van (aard)gas.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Op en onder de in 17.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het Dagelijks Bestuur de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    2. 2. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden;
    4. 4. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    5. 5. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    6. 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de aanwezige gasleiding onevenredig wordt geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de gasleiding de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de gasleiding wordt beschermd.
  5. e. Alvorens over te gaan tot de verlening van een vergunning als bedoeld onder a wint het Dagelijks Bestuur advies in bij de betrokken netbeheerder(s).

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

18.2 Bouwregels

18.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Op en onder de in 18.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het Dagelijks Bestuur de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 100 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. 2. het aanbrengen van drainage over een oppervlakte van meer dan 100 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen over een oppervlakte van meer dan 100 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

alsmede:

    1. 1. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
  1. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
  2. d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een inventariserend veldonderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden.
  3. e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

19.2 Bouwregels

19.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Op en onder de in 19.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het Dagelijks Bestuur de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. 2. het aanbrengen van drainage over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

alsmede:

    1. 1. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
  1. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
  2. d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een inventariserend veldonderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden.
  3. e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden, met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

20.2 Bouwregels

20.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Op en onder de in 20.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het Dagelijks Bestuur de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² in combinatie met werken dieper dan de waterbodem, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. 2. het aanbrengen van drainage over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² en dieper dan de waterbodem;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² en dieper dan de waterbodem.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

alsmede:

    1. 1. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
  1. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
  2. d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een inventariserend veldonderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden.
  3. e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 21 Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het weidevogelleefgebied, met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het weidevogelleefgebied en de aldaar genoemde medebestemming.

21.3 Nadere eisen

Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het weidevogelleefgebied.

21.4 Specifieke gebruiksregels

21.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het Dagelijks Bestuur (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    2. 2. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
    3. 3. het bebossen en beplanten van gronden;
    4. 4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    5. 5. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    6. 6. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    7. 7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van het leefgebied van weidevogels.
  4. d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het leefgebied van de weidevogels heeft plaatsgevonden.
  5. e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het leefgebied van weidevogels de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bescherming van het leefgebied van de weidevogels zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
    2. 2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het leefgebied van weidevogels leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door het Dagelijks Bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 22 Waarde - Geomorfologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het aardkundig waardevolle gebied (laaglandrivier met inversiekreekruggen/oeverwallen), met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

22.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 22.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het aardkundig waardevolle gebied en de aldaar genoemde medebestemming.

22.3 Nadere eisen

Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het aardkundig waardevolle gebied.

22.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het Dagelijks Bestuur (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    2. 2. het bebossen en beplanten van gronden;
    3. 3. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    4. 4. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van het aardkundig waardevolle gebied.
  4. d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het aardkundig waardevolle gebied heeft plaatsgevonden.
  5. e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het aardkundig waardevolle gebied de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bescherming van het aardkundig waardevolle gebied zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
    2. 2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het aardkundig waardevolle gebied leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van geomorfologie, die voldoet aan door het Dagelijks Bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 23 Waarde - Landschap - Groene Hart En Rijksbufferzone

23.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Landschap - Groene Hart en Rijksbufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Groene Hart (de landschappelijke diversiteit, het (veen) weidekarakter, de openheid en de rust en stilte), met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

23.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 23.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het Nationaal Landschap Groene Hart of de Rijksbufferzone en de aldaar genoemde medebestemming.

23.3 Nadere eisen

Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het Nationaal Landschap Groene Hart of de Rijksbufferzone.

23.4 Specifieke gebruiksregels

23.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het Dagelijks Bestuur (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    2. 2. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
    3. 3. het bebossen en beplanten van gronden;
    4. 4. het scheuren van grasland;
    5. 5. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    6. 6. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    7. 7. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    8. 8. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    2. 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Groene Hart.
  4. d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het Nationaal Landschap Groene Hart heeft plaatsgevonden.
  5. e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het Nationaal Landschap Groene Hart de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Groene Hart zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
    2. 2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het Nationaal Landschap Groene Hart leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van landschap, die voldoet aan door het Dagelijks Bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Toegestane overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:

  1. a. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  2. b. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  3. c. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

26.1 Verbodsregels

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Geluidszone

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industriegebied Amstel 1 & 2' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein "Amstel 1 & 2" op geluidsgevoelige gebouwen.
  2. b. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industriegebied Amstel 1 & 2', de volgende regel:
    1. 1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig gebouw, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein "Amstel 1 & 2" op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting of een vastgestelde hogere waarde van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het Dagelijks Bestuur bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan met dien verstande dat:

  1. a. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
      • gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, reclameobjecten, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  2. b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. c. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter wordt vergroot indien dit om bouwtechnische redenen noodzakelijk is;
  4. d. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in c, met ten hoogste:
      • 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals windmolens en zonnepanelen;
      • 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten;
  5. e. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2,5 meter ten behoeve van balkons, bordessen, luifels, buitentrappen, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde en andere ondergeschikte delen van gebouwen.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Verwijzing naar andere wetgeving

Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen of Verordeningen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

29.2 Voorrangsregeling

Voor zover de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels in artikel 17 'Leiding - Gas';
  2. b. in de tweede plaats de regels in artikel 21 'Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied';
  3. c. in de derde plaats de regels in artikel 22 'Waarde - Geomorfologie';
  4. d. in de vierde plaats de regels in artikel 18 'Waarde - Archeologie - 1', artikel 19 'Waarde -Archeologie - 2' en artikel 20 'Waarde - Archeologie - 3';
  5. e. in de vijfde plaats de regels in artikel 23 'Waarde - Landschap - Groene Hart en Rijksbufferzone';
  6. f. in de zesde plaats de regels in de medebestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

30.2 Afwijken

Het Dagelijks Bestuur kan eenmalig in afwijking van 30.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 30.1 met maximaal 10%.

30.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

30.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

30.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 30.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

30.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 30.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

30.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

30.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Groene Staart 2011.

Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 1 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 2 Verantwoordingsparagraaf Externe Veiligheid

Bijlage 2 Verantwoordingsparagraaf externe veiligheid

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek