KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - 1
Artikel 4 Wonen - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van De Herziening
Hoofdstuk 2 Verantwoording
2.1 Algemeen
2.2 Ruimtelijke En Stedenbouwkundige Uitgangspunten
2.3 Onderbouwing
Hoofdstuk 3 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bodemonderzoek, April 2015
Bijlage 2 Quick Scan Flora En Fauna, April 2015
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek, Oktober 2015
Bijlage 4 Besluit Tot Vaststelling Hogere Waarde Wet Geluidhinder, Februari 2016
Bijlage 5 Toelichting En Regels In Pdf
Bijlage 6 Verbeelding In Pdf

1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kadoelen-Oostzanerwerf III

Bestemmingsplan - gemeente Amsterdam

Vastgesteld op 20-04-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0363.N1502BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bestemmingsplan Kadoelen - Oostzanerwerf III

Het bestemmingsplan 'Kadoelen - Oostzanerwerf III' met identificatienummer NL.IMRO.0363.N1502BPSTD van de gemeente Amsterdam, vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord op 20 juni 2013.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.7 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.10 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.11 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 geluidsluwe zijde

De zijde van een gebouw waar de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel waar een serre of loggia wordt gerealiseerd waardoor deze voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.

1.14 hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.15 verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van in het bestemmingsplan opgenomen digitale, ruimtelijke informatie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

De meetvoorschriften zijn ongewijzigd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin - 1

De regels zijn ongewijzigd.

Artikel 4 Wonen - 1

Aan artikel 28 lid 2 Bouwregels wordt onder 2. Gebouwen toegevoegd:

i. De woning dient te beschikken over een geluidluwe zijde.

Aan artikel 28 lid 4 Specifieke gebruiksregels wordt toegevoegd:

c. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

De algemene regels zijn ongewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kadoelen-Oostzanerwerf III.

De volledige naam is de aanhaaltitel.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Van De Herziening

Op 20 juni 2013 is het bestemmingsplan Kadoelen - Oostzanerwerf III vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord, gemeente Amsterdam.

Na vaststelling is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor een nieuw te bouwen woning. Het betreft de ontwikkeling aan de Kadoelenweg 217. Het bouwplan is in strijd met het geldende bestemmingsplan Kadoelen - Oostzanerwerf III. Daarnaast is gebleken dat in het vastgestelde bestemmingsplan Kadoelen - Oostzanerwerf III de positie van het bouwvlak met bestemming Wonen - 1 ter plaatse van het adres Kadoelenweg 217 op de verbeelding tegen de erfgrens van het perceel met adres Kadoelenweg 215 is geprojecteerd wat een onwenselijke situatie is.

Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel deze ontwikkeling mogelijk te maken en het genoemde knelpunt op te lossen. Deze herziening wordt door de bestuurscommissie Amsterdam Noord voorbereid en nadat het ter visie heeft gelegen, vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam.
In deze herziening worden alleen ontwikkelingen meegenomen welke het volledige traject voor besluitvorming hebben doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.N1502BPSTD-VG01_0002.jpg"

Locatie woning Kadoelenweg 217 met bestemming Wonen. Uitsnede uit de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan Kadoelen - Oostzanerwerf III.

Hoofdstuk 2 Verantwoording

2.1 Algemeen

2.1.1 Afwijking van het bestemmingsplan

De gronden waarop het bouwplan is voorgenomen, zijn bestemd als 'Wonen - 1' en 'Tuin - 1'. Het bouwplan is strijdig met het geldende bestemmingsplan, omdat de voorgenomen woning deels is gelegen op de gronden met de bestemming 'Tuin -1'. Op deze gronden is het bouwen van een woning niet toegestaan.
Het geldende bestemmingsplan kent geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid om medewerking aan het bouwplan te verlenen.

2.2 Ruimtelijke En Stedenbouwkundige Uitgangspunten

2.2.1 Ruimtelijke uitgangspunten

De Kadoelenweg is één van de karakteristieke dijklinten in Amsterdam Noord, liggend aan de nog in tact zijnde Kadoelenbreek, een historische polder. In 1928 zijn er percelen aan de Kadoelenweg uitgegeven die werden onttrokken aan landbouwgronden. Vanaf deze periode zijn aan weerszijden van het dijklichaam kavels uitgegeven voor bewoning, met op enkele plekken nog de oorspronkelijke historische boerderijen. Daarnaast zijn er begin 20e eeuw ook enkele bedrijven in het lint opgenomen.

In de huidige situatie kenmerkt het dijklint aan de Kadoelenweg zich door een laantje met bomen. Het woonhuis ligt in de bocht van de Kadoelenweg, een scharnierpunt waar het laantje (komend vanaf de dijk) overgaat in de karakteristieke lint met woonhuizen, sloten en slagenverkaveling. De bocht heeft een karakteristieke entiteit en de bebouwing ‘communiceert’ met elkaar door hun positie aan de weg. Dit karakter dient behouden te blijven.

De bebouwing aan de Kadoelenweg en het Zuideinde wordt beschouwd als voor dit gebied karakteristieke bebouwing. De karakteristieke bebouwing bestaat voor het grootste deel uit kleine, losstaande woningen van twee verdiepingen met een kap en een goothoogte van 3.75 meter. Sommige woningen zijn groter, hebben een hogere goothoogte en zijn aan elkaar vast gebouwd. Deze combinatie bepaalt het specifieke karakter van de lintbebouwing. Eventuele nieuwbouw moet passen in het historisch beeld.

De ruimtelijke uitgangspunten voor het woonhuis met adres Kadoelenweg 217 zijn als volgt:

  • de huidige rooilijn dient in tact te blijven;
  • vanuit ruimtelijke overwegingen mag het bouwkavel wel schuiven op de lijn van de huidige rooilijn;
  • de rooilijnzijde dient echter niet breder te worden dan het huidige pand, zo blijft het doorzicht naar achteren op het kavel gewaarborgd;
  • afhankelijk van de uiteindelijke uitwerking van het huis, wordt voorzien in een verplaatsing naar links van de toegangsbrug (mede vanwege het aspect verkeersveiligheid);
  • parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

2.2.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Als uitgangspunt voor de nieuwe bouwenvelop is de karakteristieke contour van het huidige woonhuis aangehouden die recht doet aan de historische gegroeide situatie. De contour volgt het profiel van het bestaande woonhuis wat betreft de nok, de goothoogten en de maximale breedte van de voorgevel aan de dijk.
Deze contour van de bouwenvelop biedt nog flexibiliteit voor de uitwerking van het volume en architectonisch ontwerp (bijvoorbeeld een zadeldak, asymmetrische kap of mansardekap), als ook het schuiven van de gevel naar links of rechts op de voorgevelrooilijn. Het volume wordt binnen deze contour in een langgerekt volume doorgezet in het landschap van de diepe tuin.

De stedenbouwkundige uitgangspunten voor het woonhuis met adres Kadoelenweg 217 zijn als volgt:

  • binnen de totale voetprint van de bouwenvelop is ruimte voor een flexibele uitwerking van het hoofdhuis met een maximaal te bebouwen oppervlak van 150 m2;
  • de maximale bouw- en goothoogten zijn respectievelijk 9 en 4,5 meter (conform het geldende bestemmingsplan Kadoelen-Oostzanerwerf III);

2.3 Onderbouwing

2.3.1 Bestemmingsplanregels 1e partiële herziening Kadoelen - Oostzanerwerf III

Voor de oppervlakte van de nieuw te bouwen woning is een bouwvlak aangehouden van maximaal 150 m2. Aangezien het perceel vrij groot is en in de directe nabijheid van de woning bebouwing met een vergelijkbare oppervlakte veel voorkomen, past deze grootte in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.N1502BPSTD-VG01_0003.jpg"

Uitsnede verbeelding 1e partiële herziening Kadoelen - Oostzanerwerf III

2.3.2 Omgevingsaspecten

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is onderzoek gedaan naar de verschillende omgevingsaspecten. Het betreft de onderzoeken naar bodem, flora & fauna, luchtkwaliteit en geluid. Per aspect wordt het kader beschreven, van waaruit het onderzoek uitvoering heeft gekregen, waarna de situatie in en/of om het plangebied is geschetst. Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar de genoemde rapportage, welke als bijlage aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

3.1 Economische Uitvoerbaarheid

3.1.1 Grondexploitatiewet

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht de kosten van grondexploitatie te verhalen in het geval het bestemmingplan voorziet in een aangewezen bouwplan. In artikel 6.2.1 Bro is de term aangewezen bouwplan gedefinieerd. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van een vrijstaande woning. Daarmee voorziet het volgens het daarover bepaalde in artikel 6.2.1 Bro in een aangewezen bouwplan. In beginsel bestaat daarmee de plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. De gemeenteraad kan ook afzien van de plicht tot het opstellen van een exploitatieplan op grond van de in art. 6.2.1.a Bro opgenomen uitzonderingsmogelijkheid voor zogenoemde 'kruimelgevallen'. Er is sprake van een zogenoemd kruimelgeval indien:

  • de netto-opbrengst van het publiekrechtelijke kostenverhaal niet meer dan €10.000,- bedraagt, of
  • er geen fysieke voorzieningen hoeven te worden aangelegd, of
  • de fysieke voorzieningen alleen bestaan uit het aansluiten op de riolering of de openbare weg. Kortom voorzieningen waarvan het kostenverhaal is verzekerd via de legesverordening of een aansluitverordening dan wel waarover nadien afspraken kunnen worden gemaakt.

De ontwikkeling van voorliggend plan is een particulier initiatief. De kosten voortkomende uit deze herziening komen voor rekening van de initiatiefnemers. Er is sprake van sloop/nieuwbouw op een perceel dat aan de openbare weg is gelegen en als bouwrijp valt te kwalificeren. Het treffen van fysieke voorzieningen is niet nodig. Er zal slechts sprake zijn van het aansluiten van de woning op de riolering en mogelijk het ontsluiten van het perceel op de openbare weg. Er zijn geen andere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke beperkingen bekend die de uitvoering van het project in de weg staan.

Deze situatie valt daarmee onder de uitzonderingen genoemd in de kruimelgevallenlijst. De gemeente is dus niet verplicht een exploitatieplan vast te stellen noch een anterieure overeenkomst te sluiten.

3.1.2 Planschade

Bestemmingsplannen en andere planologische besluiten kunnen schade veroorzaken. Op directe wijze lijdt een eigenaar schade wanneer een bestemmingsplan de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van zijn gronden en opstallen ten opzichte van het eerder geldende planologisch regime beperkt. Van indirecte schade is sprake wanneer een bestemmingsplan ongunstige ontwikkelingen in de nabije omgeving van gronden van een eigenaar of anderszins gerechtigde mogelijk maakt, waardoor bijvoorbeeld sprake is van verminderd woongenot.

Artikel 6.1 Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders onder voorwaarden gehouden zijn deze schades als gevolg van planologische besluiten (planschade) aan de gedupeerden te vergoeden. In beginsel komt de vergoeding van planschade als gevolg van een bestemmingsplan dus ten laste van de gemeente. Door middel van een planschadeverhaalsovereenkomst kan het planschaderisico worden doorgelegd naar de ontwikkelende partij die baat heeft bij het schadeveroorzakende planologische besluit. Het beoordelen van het eventuele planschaderisico en de financiële dekking daarvan is onderdeel van de -verplichte- onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Wanneer als gevolg van het plan schade voor derden ontstaat die door de gemeente vergoed dient te worden en die niet kan worden verhaald op de partij die belang heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan, kan de economische uitvoerbaarheid van het plan niet worden aangetoond.

In voorliggende herziening wordt een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt die in het vigerende bestemmingsplan niet was voorzien. De ontwikkeling (sloop/nieuwbouw) is gering en eventuele planschade zal naar verwachting beperkt zijn. Door vóór het vaststellen van de herziening een overeenkomst af te sluiten met de initiatiefnemer zal eventuele planschade die voortkomt uit de ontwikkeling gedekt zijn. Op basis van deze overeenkomst kan de gemeente Amsterdam de planschadevergoedingen, die het college moet toekennen, en overige daarmee samenhangende kosten, verhalen op de initiatiefnemer. Daarmee is ook ten aanzien van het onderdeel 'planschade' de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd.

3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

3.2.1 Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro)

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is met de volgende instanties overleg gevoerd:

1. Provincie Noord-Holland;
2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Gezien de beperkte omvang van het plan en het reeds in het kader van bestemmingsplan Kadoelen -Oostzanerwerf III gevoerde vooroverleg, is het overleg telefonisch en elektronisch gevoerd. De betrokken instanties hebben aangegeven ofwel geen belangen te hebben die worden geraakt door dit plan dan wel dat deze afdoende zijn meegewogen.

Bijlage 1 Bodemonderzoek, April 2015

Bijlage 1 Bodemonderzoek, april 2015

Bijlage 2 Quick Scan Flora En Fauna, April 2015

Bijlage 2 Quick scan Flora en fauna, april 2015

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek, Oktober 2015

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek, oktober 2015

Bijlage 4 Besluit Tot Vaststelling Hogere Waarde Wet Geluidhinder, Februari 2016

Bijlage 4 Besluit tot vaststelling hogere waarde Wet geluidhinder, februari 2016

Bijlage 5 Toelichting En Regels In Pdf

Bijlage 5 Toelichting en Regels in pdf

Bijlage 6 Verbeelding In Pdf

Bijlage 6 Verbeelding in pdf