Elswoutshoek Overveen
Wijzigingsplan - Gemeente Bloemendaal
Vastgesteld op 14-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.1 plan
Het wijzigingsplan 'Elswoutshoek Overveen' van de gemeente Bloemendaal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0377.LG2013WPEWH-vg01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling of uitwerking met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie.
1.4 aan huis verbonden bedrijf
Een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting.
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van twee aaneen gebouwde woningen;
1.9 achtergevellijn
de lijn waarin de achtergevel is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.10 achtergevelrooilijn
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.12 balkon
op een verdieping gelegen buitenruimte, bevestigd aan of uitstekend uit de buitenmuur van een gebouw en voorzien van een balustrade of borstwering;
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.15 bed&breakfast
kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een woning of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren/bewoners van het betreffende huis.
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte
het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bergbezinkbassins
een rioolstelsel/bassin dat bijvoorbeeld bij langdurige neerslag het regenwater opslaat als de huidige riolering het aanbod niet kan verwerken.
1.18 bestaand
- a. bij bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
- b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden (al dan niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.22 bijzondere woonruimte
woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen en gemeenschappelijke voorzieningen zijn opgenomen, zoals een ouderenhuis, woon-zorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 buitenplaats
een historisch (land)huis met bijgebouwen, dat samen met eventuele bijgebouwen één geheel vormt met de omringende tuinen of parkaanleg;
1.31 carport
een bouwwerk dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;
1.32 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.33 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.34 dakterras
een buitenruimte op het platte dak van een gebouw of gebouwdeel, voorzien van een balustrade of een borstwering.
1.35 dove gevel
een gevel, waarin geen of slechts bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, een en ander zoals bedoeld in artikel 1b lid 4 van de Wet geluidhinder.
1.36 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de betrekkingen tussen levende organismen onderling en hun omgeving.
1.37 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond van een hoofdgebouw, niet zijnde een souterrain of kelder.
1.38 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw.
1.39 entreegebied
de ingang van het natuurpark met bijbehorende voorzieningen zoals een entree- en/of toiletgebouw, fietsenstalling en parkeervoorzieningen.
1.40 erf
Het deel van een perceel waar aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd.
1.41 erker
een ondergeschikte uitbouw aan de voor- of zijkant van de woning die strekt ter vergroting van het woongenot en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk is voorzien van glas.
1.42 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke- overdekte- geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.45 inwoning
Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts is toegestaan in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen en waarbij woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is.
1.46 kantoor- en/of praktijkruimte
een ruimte waarin het bedrijfsmatig verlenen van diensten plaatsvindt waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.47 kelder
een ruimte in een gebouw die geheel ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan).
1.48 landgoed
een ruimtelijke eenheid die als zodanig is ontwikkeld en die als bedrijfsvorm - gericht op instandhouding en verdere ontwikkeling - wordt beheerd, waarbij sprake is van een of meer grondgebruikvormen, functies en/of waarden, zoals landbouw, bosbouw, wonen, recreatie, natuur, landschap en cultuurhistorie.
1.49 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur.
1.50 maaiveld
De gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan het bouwwerk, op het tijdstip van de in werkingtreding van het bestemmingsplan.
1.51 natuurbrug
een voorziening voor de fauna om wegen en bijbehorende infrastructuur te kruisen.
1.52 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en hiologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.53 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.54 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil.
1.55 overkapping
een bouwwerk omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak.
1.56 parkeervoorziening
elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
1.57 peil
a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld, ter plaatse van de naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte grens van het bouwwerk;
c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.
1.58 perceelsgrens
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.
1.59 souterrain
een ruimte in een gebouw die gedeeltelijk ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen kelder verstaan).
1.60 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen kunnen worden genuttigd.
1.61 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.
1.62 verbeelding
de verbeelding van het wijzigingsplan 'Elswoutshoek Overveen'.
1.63 voorgevel
één of meerdere naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw.
1.64 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.65 voorgevelrooilijn
de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.66 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.67 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer en -afvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.69 woning
een ruimte of complex van ruimten bestemd om te wonen, die beschikt over een eigen voordeur, douche, wc en keuken, niet zijnde een wooneenheid in een intramurale zorginstelling.
1.70 zolder
de bovenste verdieping onder het schuine dak van een gebouw, welke meestal wordt gebruikt als berging.
1.71 zwembadafdekking
een afdekking van het zwembad ter voorkoming van warmteverlies, bevriezing, het invallen van bladeren en dergelijke, in de vorm van een zeil of een beweegbare constructie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, daar waar de goot het hoogst is.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde constructie van een ondergronds bouwwerk, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de verticale diepte van een bouwwerk
de diepte van een bouwwerk, gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.
2.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 bruto vloeroppervlak (BVO)
de bruto vloeroppervlakte van de ruimte(n) van een gebouw wordt gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen over alle bouwlagen van het gebouw, met uitzondering van parkeergarages en/of bergingen bij gestapelde woningen.
2.9 bebouwd grondoppervlak (BGO)
het bebouwd grondoppervlak wordt gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of de buitenzijde constructie van een ondergronds bouwwerken/of het hart van de scheidsmuren die de betreffende ruimte(n) omhullen.
2.10 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.11 de breedte van een gebouw
gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw en/of het hart van de twee tegenover elkaar gelegen scheidsmuren die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
2.12 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.13 meten
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsplanregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroepen;
- c. bestaande, vergunde zwembaden en tennisbanen;
- d. bestaande, vergunde bedrijven aan huis;
- e. bestaande, vergunde, naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 meter.
met daarbij behorende:
- f. tuinen, terreinen en erven;
- g. toegangswegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. per perceel maximaal één ontsluiting voor autoverkeer, mits daarvoor een vergunning op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening is verleend.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de instandhouding van bomen;
- e. de instandhouding van de geaccidenteerdheid van het terrein;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in:
- a. 3.2.2 sub j voor het bouwen van een overdekt zwembad, waarbij:
- b. de afstand tot de grens van het openbaar toegankelijk gebied waarop de voorgevel van de woning is georiënteerd minimaal 15 meter dient te bedragen;
- c. de afstand tussen het bouwwerk en de perceelsgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;
- d. het grondoppervlakte van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het bij het te splitsen woonhuis behorende perceel mag bedragen tot een maximum van:
60 m² bij een perceel tot en met 5.000 m²;
90 m² bij een perceel groter dan 5.000 m²; - e. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter of maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag;
- f. er geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
- g. het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning advies inwint bij een ter zake deskundige.
- h. 3.2.3 sub f voor het bouwen van een open zwembad, waarbij:
- i. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
- j. tussen het bouwwerk en de perceelsgrens een groenbuffer aanwezig dient te zijn, waarbij de breedte minimaal dient te bedragen:
5 meter voor percelen met een oppervlakte tot 2.500 m²;
10 meter voor percelen met een oppervlakte groter dan 2.500 m². - k. het grondoppervlakte van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het bij het te splitsen woonhuis behorende perceel behorende perceel mag bedragen tot een maximum van: 80 m² bij een perceel tot en met 5.000 m²;
110 m² bij een perceel groter dan 5.000 m²; - l. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 cm boven het maaiveld;
- m. de bouwhoogte van de zwembadafdekking niet meer mag bedragen dan 0,5 meter boven het maaiveld;
- n. er geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
- o. het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning advies inwint bij een ter zake deskundige.
- p. 3.2.1 onder c en d van de op de verbeelding aangegeven goothoogte voor het toestaan van een terug liggende extra bouwlaag, met inachtneming van het volgende:
- q. de in het bestemmingsplan toegestane maximale bouwhoogte is minimaal 3 meter hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane maximale goothoogte;
- r. de goothoogte van de extra bouwlaag is maximaal 3 meter hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane maximale goothoogte, of maximaal de hoogte van de onderliggende bouwlaag;
- s. de extra bouwlaag moet ten minste onder een hoek van 25° terug liggen ten opzichte van de bestaande buitengevels van de woning;
- t. de extra bouwlaag moet plat worden afgedekt;
- u. de omgevingsvergunning voor de afwijking kan alleen worden verleend indien dit vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit passend wordt geacht;
- v. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om afwijking advies in bij een ter zake deskundige.
- w. 3.2.3 onder voor de bouw en aanleg van een tennisbaan, waarbij:
- x. per bij een woning behorend perceel niet meer dan één tennisbaan is toegestaan;
- y. de grondoppervlakte van het bij de woning behorende perceel tenminste 5.000 m² bedraagt;
- z. de afstand tot de perceelgrenzen ten minste 5 meter bedraagt;
- aa. de afstand tot de weg ten minste 30 meter bedraagt;
- ab. de bouwhoogte van een hekwerk niet meer dan 4 meter bedraagt;
- ac. rondom een groensingel van ten minste 3,5 meter breedte is ingeplant;
- ad. er geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
- ae. het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning advies inwint bij een ter zake deskundige.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie-3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-3' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor behoud, versterking en bescherming van te verwachten archeologische waarden.
Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie-3 op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
- b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie-3 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. De gezamenlijke breedte van één of meerdere dakkapellen op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht, mag per bouwlaag ten hoogste 50 % van de breedte van het betreffende dakvlak bedragen;
- b. Indien de gezamenlijke breedte van één of meerdere dakkapellen op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht per bouwlaag breder dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak is, wordt de goothoogte van de dakkapel(len) als goothoogte van het betreffende gebouw aangemerkt.
- c. met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - monument', geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
6.2 Bestaande, vergunde overschrijdingen
- a. Indien de bestaande, onherroepelijk vergunde goothoogte dan wel de bestaande, onherroepelijk vergunde bouwhoogte van hoofdgebouwen meer bedraagt dan de op de verbeelding aangegeven hoogte, mag de afwijking niet worden vergroot.
- b. Indien het oppervlak aan bestaande, onherroepelijk vergunde bijgebouwen meer bedraagt dan het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven, mag de afwijking niet worden vergroot.
- c. Indien de bouwhoogte van bestaande, onherroepelijk vergunde erf- en terreinafscheidingen meer bedraagt dan in de bouwregels is bepaald, dan mag de afwijking niet worden vergroot.
6.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht;
- b. indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd;
- c. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, worden aangemerkt als bijgebouwen.
6.4 Overschrijding bouwgrenzen
- a. a. De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
- 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen;
- 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de gevelrooilijn niet meer dan 12 centimeter bedraagt;
- 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken en overbouwingen, mits zij de gevelrooilijn met niet meer dan 50 centimeter overschrijden;
- 4. erkers, balkons, galerijen en luifels mits zij de bouw- en bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden;
- 5. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouw- en bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden;
- 6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 meter overschrijden;
- 7. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen;
- 8. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
- b. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter, gemeten vanaf bovenkant van de dakconstructie, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
- d. Overige ondergeschikte dakopbouwen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht, mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 20% van het bouwvlak en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m overschrijden;
- e. Voor zover de bouwhoogte van bestaande dakopbouwen hoger is dan toegestaan, dan geldt de bestaande hoogte van de dakopbouw ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, als maximale toegestane bouwhoogte.
6.5 Nutsvoorzieningen
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens gebruikt mogen worden voor nutsvoorzieningen, mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m² en geen grotere bouwhoogte dan 3 meter.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruiksverbod
7.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
Het bepaalde in 7.1.1 van dit artikel is niet van toepassing op:
- a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- c. het tijdelijk gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van 3 evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder inbegrepen.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan van de in het plan genoemde bepalingen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten mits deze niet groter zijn dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- b. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van de telecommunicatie of het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, mits de zendinstallatie:
- 1. een masthoogte heeft die niet meer bedraagt dan 40 meter;
- 2. in de vorm van een open constructie wordt gerealiseerd;
- 3. door meerdere operators wordt gebruikt;
- 4. de daarbij behorende apparatuurkasten ingepast worden in het landschap;
- c. voor de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;
- d. voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder c;
- e. voor het aanpassen van het beloop of het profiel van wegen indien de verkeersveiligheid en/of -parkeerdruk daartoe aanleiding geeft en de bestemmingsgrens met niet meer dan 5 meter wordt overschreden.
8.2 Eerdere afwijkingen
Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
8.3 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
- a. de in 8.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. de in 8.1 onder c en d genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een functionele, technische of esthetische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
- 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- 3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
- 4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
- 5. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om afwijking ten aanzien van het bepaalde in 8.3 onder b sub 2,3 en 4 advies in bij een of meerdere ter zake deskundigen.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemeen
Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 meter, dit voor zover deze op grond van het artikel Algemene afwijkingregels niet kunnen worden gebouwd;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, zoals opgenomen in dit plan, is de in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 41.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 41.1 onder a met maximaal 10%;
- c. 11.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Voor het gebruik van overgangsrecht gelden de volgende voorwaarden:
- 1. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in 11.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang word verkleind;
- 2. indien gebruik, bedoeld in 11.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- c. Voor het gebruik van overgangsrecht geldt de volgende uitzondering:
- d. 11.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Elswoutshoek Overveen (Geconsolideerde versie).
Bijlage 1 Bestaande Situatie
Bijlage 2 Nieuwe Situatie
Bijlage 3 Ontwerp Besluit Hogere Grenswaarden
Bijlage 3 Ontwerp Besluit hogere grenswaarden
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Rapport Wet Geluidhinder
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Rapport Wet Geluidhinder
Bijlage 5 Advies Omgevingsdienst Ijmond
Bijlage 5 Advies omgevingsdienst Ijmond