C.F. Smeetslaan Castricum
Bestemmingsplan - Gemeente Castricum
Vastgesteld op 11-07-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan C.F. Smeetslaan Castricum met identificatienummer NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01 van de gemeente Castricum.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPCFSmeetslaan232-VS01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.7 afhankelijke woonruimte
woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.8 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.9 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.10 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.13 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.14 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bestaand(e)
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.22 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.30 buitenopslag
het in open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.
1.31 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.34 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
1.35 erker
een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 gebruik(-en)
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.38 geliberaliseerde woning voor middenhuur
huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste een in een gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding in die verordening voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.39 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.40 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.41 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.42 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
1.43 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.44 mantelzorg
het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen of bijgebouw, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.45 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.
1.46 normaal onderhoud, gebruik of beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.47 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.48 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.49 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.50 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.
1.51 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.52 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.53 parkeervoorziening
Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
1.54 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.55 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.56 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.57 sociale koopwoning
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste €189.900, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.58 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.59 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.60 uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening.
1.61 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.62 voorkeursgrenswaarde
ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel.
1.63 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.64 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Algemeen
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken, liftschachten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter.
bedraagt.
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen ten behoeve van de op de naastgelegen gronden aanwezige woningen;
alsmede voor:
- b. een overdekte parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- c. balkons ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1'.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. parkeer-, groen-, speelvoorzieningen en vuilcontainers;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- d. balkons ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 2' tevens een uitbouw van een appartement, uitsluitend op de bovenste verdieping.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen
alsmede voor:
- b. een overdekte parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- c. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.1;
- d. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, bergingen, tuinen en voorzieningen voor de waterhuishouding
5.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
8.2 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
- b. het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
- c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- d. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
- e. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
9.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in artikel 9.1 is slechts toegestaan, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen (met uitzondering van de bepaling als genoemd onder 11.2) waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
11.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregel 'CROW uitgegeven publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of de opvolger van deze beleidsregel bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan C.F. Smeetslaan Castricum'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [invullen datum raadsvergadering].
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op de hoek van de Doctor de Jonghweg en de C.F. Smeetslaan te Castricum staat een voormalig postkantoor. Dit pand staat echter al een tijd leeg en wordt slechts nog gebruikt door kleine bedrijfjes als start-up locatie. Het pand en de gronden zijn aangekocht door een ontwikkelaar met het voornemen het project Romeo en Julia te realiseren. In een eerder stadium is het voornemen besproken met de gemeente Castricum. De gemeente heeft vervolgens stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld (dd. 24 september 2012).
Op basis van deze randvoorwaarden heeft de initiatiefnemer het voornemen uitgewerkt tot een stedenbouwkundig model. Dit bestaat uit een duoblok met 51 appartementen met daartussen een gebouwde parkeervoorziening met 48 parkeerplaatsen en 48 in de openbare ruimte (waarvan 6 bestaande langsparkeerplaatsen).
De voorgenomen ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de herbestemming van het terrein van een dienstverleningsfunctie naar een woonfunctie met de bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied betreft het voormalig postkantoor op de hoek van de C.F. Smeetslaan en Doctor de Jonghweg in het centrum van Castricum. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Dokter van Nieveltweg en aan de westzijde door het parkeerterrein aan de Wayenburgh. De ligging van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1 Locatie plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Centrum (vastgesteld op 23-05-2013). Ter plaatse is de bestemming 'Dienstverlening' ten behoeve van het voormalig postkantoor, en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen voor de openbare ruimte. De realisatie is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Figuur 1.2 laat een uitsnede van de verbeelding zien.
Tevens vigeert het paraplubestemmingsplan 'Standplaatsen, terrassen en parkeren' (vastgesteld op 8 juni 2017). Dit bestemmingsplan legaliseert bestaande standplaatsen en terrassen en biedt een eenduidige parkeerregeling.
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Centrum (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een planverbeelding met bijbehorende planregels en een toelichting. De planregels en de planverbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten. Tevens wordt hierin verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Dit hoofdstuk 1 is de inleiding op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied en omgeving beschreven. Tevens wordt het planvoornemen toegelicht. In hoofdstuk 3 is het beleid beschreven en wordt het plan getoetst aan relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling (de regels en op de verbeelding). Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.1.1 Omgeving plangebied
Van dorp tot stad
Het plangebied aan de C.F. Smeetslaan te Castricum ligt in een gebied met een eeuwenlange bewoningsgeschiedenis. Castricum is één van de kernen die is ontstaan tegen de duinrand. De plaats wordt in de 10e eeuw voor het eerst genoemd, maar uit opgravingen blijkt dat het gebied al eerder bewoond is.
Castricum is zich pas sinds in de 20e eeuw werkelijk gaan groeien. Hierdoor kenmerkt Castricum zich buiten het cultuurhistorische lint met name als een plaats met een grootstedelijke modernistische opzet. Halverwege de 20e eeuw zijn kwadranten en woongebieden functioneel planmatig uitgerold over de omliggende polder met de stedenbouwkundige aspecten bereikbaarheid, lucht, licht en ruimte hoog in het vaandel. Deze structuur is tot op heden terug te zien in de ruimtelijke opbouw van de stad. Door de ruimte die deze nieuwe ideologie innam en de kwaliteiten die ontstonden, verplaatste de woonactiviteit zich van het platteland naar de nieuwe centra. Zo kon Castricum uitgroeien tot een kleine stad met bijna 20 duizend inwoners.
Figuur 2.1 Centrum Zuid Castricum Plangebied
Centrum Zuid
Het plangebied ligt in de wijk Centrum Zuid van Castricum. Het gebied bestaat aan de zuidwestelijke zijde voornamelijk uit de vooroorlogse bebouwing van de oude dorpskern met aan de noordoostelijke zijde van de wijk naoorlogse uitbreidingsgebieden. Het plangebied aan de C.F. Smeetslaan bevindt zich op loopafstand tussen de oude dorpskern en het moderne centrum ten noorden van de C.F. Smeetslaan. De wijk wordt ontsloten door de belangrijke hoofdwegen C.F. Smeetslaan en Dorpsstraat. Deze wegen verzorgen voor de diverse modaliteiten de verbinding tussen het centrum, de woonwijken en het buitengebied. De C.F. Smeetslaan is hierbij een bijzondere weg, met een parkeerterrein in de middenberm in plaats van aan de randen van de weg. Door deze onconventionele parkeeroplossing, ontstaat een brede, groene laan met gescheiden modaliteiten en verkeersstromen, hetgeen de leefbaarheid ten goede komt.
Het kwadrant De Boogaert e.o.
De wijk Centrum Zuid is onder te verdelen in verschillende kwadranten, waarbij de locatie van het bouwplan zich in het kwadrant “De Boogaert e.o.” bevindt. Het kwadrant is ruimtelijk verdeeld in twee gebieden: Noordelijk een typische jaren '60, ingesloten, grondgebonden woonwijk, en zuidelijk een moderne ruim opgezette groene wijk met grote appartementencomplexen met een verbinding met de vooroorlogse begraafplaats. Het noordelijk gedeelte van de wijk is in zichzelf gekeerd als gevolg van insluiting door de galerijflats aan de C.F. Smeetslaan, en het voormalig postkantoor en de moderne appartementencomplexen aan de zuidkant. Het gemeentelijk monument de Rooms-katholieke St. Pancratiuskerk uit 1909 aan de Dorpsstraat is een belangrijk landmark in het kwadrant. Het kwadrant wordt verder gekenmerkt door een diversiteit aan bouwstijlen, waardoor het gebied soms een ietwat verrommelde indruk kan geven.
Functioneel
Het plangebied bevindt zich ten zuiden van het centrumgebied van Castricum. Aan de overzijde van de C.F. Smeetslaan ligt het moderne stadscentrum. Dit gebied herbergt onder andere de belangrijkste sociaal- / culturele voorzieningen, het hoofdwinkelcentrum en het gemeentehuis. Het kwadrant De Boogaert e.o. kenmerkt zich door een diversiteit aan functies. Het wonen bestaat uit grondgebonden woningen in het noordelijk deel van het kwadrant en gestapelde woonbebouwing, bestaande uit galerijflats, aan de noordrand en vrijstaande appartementen blokken in het zuiden. Binnen het kwadrant De Boogaert e.o. is naast de woonfunctie een aantal grotere voorzieningen aanwezig. De belangrijkste voorziening betreft woonzorgcentrum De Boogaert, waar het kwadrant zijn naam aan ontleent. Binnen het kwadrant bevinden zich tevens basisschool Augustinus, de vooroorlogse Rooms-Katholieke begraafplaats en een verharde speelplaats tussen de bebouwing aan de Arentsburg en de Dokter van Nieveltweg. Aan de straatzijde van de galerijflats aan de C.F. Smeetslaan bevindt zich een drietal winkelkiosken.
2.1.2 Plangebied
Het plangebied wordt momenteel ingevuld door de bebouwing van een voormalig postkantoor van PostNL, gebouwd in 1971. Ten tijde van de bouw van dit pand was sprake van een ideale locatie voor een logistieke functie. Gelegen aan de rand van het centrum, direct aan de hoofdwegen van de kern Castricum, deed de locatie dienst als een efficiënt post distributiecentrum. Als gevolg van de moderne digitale tijd, waarin verzending per post een minder belangrijke rol speelt, is deze functie voor de gemeente Castricum komen te vervallen. Op dit moment is het pand in gebruik door het bedrijf "automakelaar Beentjes", een functie die eerder thuishoort op een bedrijventerrein.
2.2 Gewenste Ontwikkeling
Bouwplan
Het voormalige pand van PostNL zal worden gesloopt. Hiervoor in de plaats komt een tweedelig wooncomplex bestaande uit gestapelde woningen, Romeo (het noordelijk bouwdeel met 31 appartementen) en Julia (het zuidelijk bouwdeel met 20 appartementen).
De twee bouwblokken worden verbonden door een gebouwde parkeervoorziening op het maaiveld. Het dak van de parkeergarage zal onder andere groen worden bekleed. In de parkeergarage zijn 48 parkeerplaatsen voorzien voor de toekomstige bewoners. Bij de herinrichting van de openbare ruimte wordt ruimte gereserveerd voor 48 parkeerplaatsen (e.e.a. zoals vermeld in paragraaf 3.4). Het fietsparkeren voor bewoners wordt onder andere binnen de bebouwing opgelost. Het huidige ontwerp betreft een stedenbouwkundig schetsontwerp dat architectonisch uitgewerkt zal worden.
![]() | ![]() |
Figuur 2.2 Ruimtelijke impressie voornemen en parkeeroplossing
Daarnaast is de ontwikkelaar voornemens om de groenstrook ten oosten van de locatie te herinrichten. De 'groene loper', welke tegenover de rijwoningen van de Dokter van Nieveltweg ligt, wordt hier ook doorgetrokken. In de huidige situatie heeft de voormelde groenstrook niet de gewenste kwaliteit en dit zet onder andere de sociale veiligheid onder druk.
Programma
Het voornemen betreft 51 appartementen. 25% van de appartementen zal gerealiseerd worden in de sector goedkope koop, waarvan 11 woningen in categorie 1. Tevens wordt invulling gegeven aan de behoefte aan huurappartementen. Hiermee wordt aangesloten bij de gemeentelijke ambitie ten aanzien van woningen in de sociale sector en de grote vraag naar huurwoningen in het middensegment en ruime vrijesector huurwoningen.
Het plan gaat uit van 35 koopwoningen en 16 huurwoningen in diverse prijs- en huurklassen:
Koop | |
categorie 1 | 11 |
categorie 2 | 2 |
categorie 3 en 4 | 22 |
totaal koop | 35 |
Huur | |
middelduur (maximaal € 950 /mnd excl. servicekosten) | 7 |
duur (boven de € 950 / mnd) | 9 |
totaal huur | 16 |
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Beleid
3.1.1 Rijksbeleid
3.1.2 Provinciaal beleid
3.1.3 Regionaal beleid
3.1.4 Gemeentelijk beleid
3.2 Cultuurhistorie
3.2.1 Erfgoednota
Op 5 februari 2014 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoednota gemeente Castricum' vastgesteld. De erfgoednota is een beleidsdocument dat een integrale aanpak van het archeologie en cultuurhistorisch beleid waarborgt. Daarom wordt deze in eigen paragraaf beschreven. Daarna volgen dan de paragrafen over cultuurhistorie en archeologie.
Mede op basis van de erfgoednota, streeft de gemeente ernaar 'het verhaal van de plek te verbinden met de agenda van de plek'. In de erfgoednota wordt een nieuwe aanpak geïntroduceerd, die leidt tot een integrale aanpak. Het gebruik van erfgoed staat daarin centraal.
De erfgoednota kan gezien worden als een oplegger op het bestaande erfgoedbeleid (archeologie, monumenten en cultuurhistorie) en is daarmee een waardevolle aanvulling. Het verleden (en dus het verhaal van de gemeente) wordt samen met de ruimtelijke, economische en sociaal culturele opgaves van de gemeente als uitgangspunt gebruikt voor de toekomstige plannen. Dit is uitgewerkt in zogenaamde 'verhaallijnen', waarin de verhalen uit het verleden en de beleidsopgaves samen komen. De verhaallijnen kunnen op deze manier dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt is dat het vertellen van het verhaal als voorwaarde wordt gezien voor investering in het onderzoek.
De geschiedenis van Castricum is te verklaren aan de hand van twee verhaallijnen: Heerlykhyd en Ommestreken. De historie voor wat betreft het centrum en daarmee het plangebied is met name te vertellen aan de hand van de verhaallijn van de Ommestreken. In deze verhaallijn komt de eigenheid van de kernen en de landschappen naar voren.
Verhalen die onder andere benadrukt worden, gaan over ontginning, zandwinning, waterbeheer en de organisatie in individuele buurtschappen. Dit uit zich in specifieke verkavelingsstructuren en landschapseenheden. Maatschappelijke opgaves waar deze verhaallijn aan relateert, zijn het streven naar ruimtelijke kwaliteit en een open en gevarieerd landschap, een veilige woonomgeving en een stabiel inwonertal met voorzieningen op maat; in 'stenen' en activiteiten, toegespitst op de behoefte aan welzijns-, onderwijs- en culturele voorzieningen van inwoners.
In de Erfgoednota worden drie doelen die met de nieuwe omgangsvorm voor erfgoed worden nagestreefd beschreven: identiteit, integrale aanpak en toepasbaar:
1. Identiteit
Een belangrijke beleidsopgave is de zorg voor een fijne leefomgeving. Daarvoor is het van belang dat inwoners zich verbonden voelen met hun omgeving. En om je te kunnen identificeren met een plek, zijn verhalen nodig. Dat is waarom we de verhaallijnen introduceren en iedereen vragen mee te bouwen aan onze gezamenlijke verhalen. Gemeente en burgers hebben elkaar hierbij nodig.
2. Integrale aanpak
We streven ernaar het erfgoed integraal te benaderen. Niet alleen door alle erfgoedonderdelen samen te trekken, maar juist ook door erfgoed te laten bijdragen aan maatschappelijke opgaves. We willen het verhaal van de plek verbinden aan de agenda van de plek.
3. Toepasbaar
Het is voor de gemeente Castricum belangrijk om aantrekkelijk te blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Sociale samenhang en het stimuleren van ondernemers en burgerparticipatie zijn belangrijke doelen van ons gemeentelijk beleid. Erfgoed kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Uitgangspunt bij de omgang met erfgoed wordt 'het vertellen van een verhaal'. Het gebruik van het verhaal wordt daarmee een voorwaarde voor een investering in bijvoorbeeld onderzoek, beheer of behoud van erfgoed. Op die manier kan het erfgoed worden ingezet bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit, sociale binding, een prettig vestigingsklimaat en toerisme.
Verhaallijn Ommestreken
De gemeente Castricum laat zich kenmerken door verschillende landschapszones die samen het verhaal ter plekke vertellen; de kust- en duinzone, de strandwallen- en dorpenzone en tot slot het veengebied en merenzone. Deze landschappelijke diversiteit wordt benadrukt in de verhaallijn Ommestreken. Die diversiteit zorgt voor afwisseling en een spannende omgeving. Het plangebied ligt in het strandwallen- en dorpenzone. De buurtschappen waaruit de huidige dorpen zijn ontstaan, worden gevonden op de hogere plekken in het landschap.
Beoogde ontwikkeling
Het voornemen maakt de ontwikkeling van een nieuw appartementencomplex mogelijk op de hoek van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. De ontwikkeling maakt gebruik van het bestaande bouwblok, waardoor de ruimtelijke structuren van nabije omgeving niet wijzigen. Hierdoor blijft de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en zijn omgeving behouden.
3.2.2 Cultuurhistorie
Ontstaansgeschiedenis
Pas nadat de monding van het Oer-IJ, een zeegat dwars door de strandwallen heen, zich naar het noorden had verplaatst werd het gebied rond Castricum langzamerhand bewoonbaar. In de tweede en derde eeuw na Christus werd er op de strandwallen in onze gemeente intensief gewoond. De naam Castricum komt omstreeks 990 voor het eerst in de geschreven bronnen voor. De reden dat Castricum belangrijk werd kwam doordat het dorp aan de postweg Haarlem-Alkmaar lag.
Het dorp Castricum is ontstaan uit een aantal buurtschappen en boerderijen. De groei van Castricum naar de omvang zoals we die nu kennen begon vanaf 1865, toen de spoorweg in gebruik werd genomen. Handels- en forensenverkeer werden toen mogelijk. In die tijd werden kolen aangevoerd voor de energievoorziening en werd zand (van de Zanderij) afgevoerd. Waarschijnlijk heeft dit in belangrijke mate de ligging van het spoortracé bepaald en daarmee in feite de groei van het dorp. Van 1879 tot 1923 reed de stoomtram Haarlem-Alkmaar door de Dorpsstraat in Castricum en de Rijksweg in Limmen. Vanaf het station Castricum verzorgde vanaf 1914 een paardentram, later vervangen door elektrische tractie, het vervoer naar “Duin en Bosch” (nu ggz “Dijk en Duin”).
Tot de dertiger jaren bleef Castricum een tuindersdorp. Later, vooral in de naoorlogse periode is er veel “import” gekomen en is de kern gegroeid aan de oostkant van het spoor. In eerste instantie in noordelijke richting, later ook in noordelijke en oostelijke richting. Aanvankelijk was de Soomerwegh een randweg waarmee de bebouwingsgrens van de kern was bepaald. In het streekplan van 1962 werd gesteld dat de kern ook ten oosten van deze weg zou moeten uitbreiden. De gehanteerde groeiscenario’s staan model voor de periode begin van de 60er jaren. Castricum nam een belangrijke groei taakstelling op zich. Een zuidelijk randwegtracé, aansluitend op de Soomerwegh via de C.F. Smeetslaan, zou vooral de dorpskern moeten gaan ontlasten. In 1973 wordt een structuurschets vastgesteld waar afgezien wordt van een dergelijk groeimodel. Het resultaat van deze ombuiging is de huidige ruimtelijke situatie van de Soomerwegh en de C.F. Smeetslaan en hun aansluiting op de Dorpsstraat. Binnen het huidig patroon van Castricum is deze plek, waar min of meer een botsing tussen schaalverschillen is ontstaan, typisch.
De kern Castricum telt nu ruim 22.000 inwoners. Binnen de huidige gemeente wonen ruim 35.600 (peildatum 1 april 2018) inwoners.
Beoogde ontwikkeling
Het voornemen maakt de ontwikkeling van een nieuw appartementencomplex mogelijk op de hoek van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. De ontwikkeling maakt gebruik van het bestaande bouwblok, waardoor de ruimtelijke structuren van nabije omgeving niet wijzigen. Hierdoor blijft de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en zijn omgeving behouden. Er zijn vanuit het oogpunt van erfgoed geen belemmeringen die de uitvoering van het bestemmingsplan in de weg staan.
3.2.3 Monumenten
De bestaande bebouwing in het plangebied heeft geen monumentale status en is tevens niet aangeduid als beeldbepalend gebouw.
3.3 Archeologie
Het gemeentelijk archeologiebeleid is opgenomen in het beleidsdocument 'Beleidsnota Archeologie gemeente Castricum 2011'. De beleidsnota is definitief vastgesteld op 6 oktober 2011 en inmiddels opgenomen in de overkoepelende Erfgoednota gemeente Castricum (vastgesteld op 5 februari 2014). De gemeente kiest hierin voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van heldere voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijk bodemarchief, zodanig dat de archeologische zorgplicht in overeenstemming is met andere publieke taken en ambities (landbouw, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw, monumenten, etc.) maar ook met private belangen. Behalve een effectieve en doelmatige invulling van de rol van het bevoegd gezag, onderschrijft gemeente Castricum het rijks- en provinciale streven naar behoud van archeologische waarden in de bodem (behoud in situ). Voor het gehele grondgebied van gemeente Castricum (inclusief zeegebied) is op basis van bureauonderzoek een analyse gemaakt van het gemeentelijke bodemarchief, die vervolgens is vertaald in zeven beleidscategorieën op de maatregelenkaart. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt wanneer rekening moet worden gehouden met archeologie bij ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en welke onderzoekseisen en ontheffingen daarbij gelden. Deze worden door middel van dubbelbestemmingen vastgelegd in de bestemmingsplannen.
Het plangebied wordt op basis van de landelijk Archeologische Monumentenkaart getypeerd als terrein van middelhoge archeologische verwachtingswaarde 4 (Oer-IJ gebied). Vanuit dit beleid gelden de volgende beschermingsregelingen:
- Categorie 4: (archeologische verwachtingszones 2 t/m 7 en 9 t/m 11): een onderzoekseis indien de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de bodemingreep dieper gaat dan 0,4 m onder maaiveld.
Figuur 3.3 Uitsnede Archeologische beleidskaart - maatregelen
Vertaling in het vigerende bestemmingsplan
In het vigerende bestemmingsplan heeft de bestemming de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4.
Beoogde ontwikkeling
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een archeologie onderzoek uitgevoerd door Bureau voor Archeologie (Rapport 363). Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het volledige onderzoek is als bijlage 4 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Beoordeling onderzoek door gemeente
De gemeente Castricum heeft het uitgevoerde archeologisch onderzoek beoordeeld. De beoordeling is opgenomen als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan. De gemeente adviseert, aansluitend bij de conclusie van het onderzoek, dat de archeologische verwachting voor het plangebied naar laag kan worden bijgesteld. Archeologisch vervolg onderzoek is niet nodig.
3.4 Verkeer En Parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe ontwikkeling op het verkeer, de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte van de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' richtlijnen voor parkeernormen en kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Met behulp van publicatie 317 kan bij een ruimtelijke ontwikkeling worden berekend hoe hoog de te verwachten verkeersbelasting en parkeerdruk zal zijn. vervolgens kan getoetst worden of het voornemen voorziet in voldoende parkeerplaatsen en of maatregelen nodig zijn aan het verkeerssysteem.
Beoogde ontwikkeling
Verkeer
Het voornemen betreft de realisatie van 51 appartementen. Het plangebied is aan te merken als 'Rest bebouwde kom'. Op basis van de gebiedskenmerken van de gemeente dient gerekend te worden met de gemiddelde normen voor verkeersgeneratie.
Het plan gaat uit van 35 koopwoningen en 16 huurwoningen in diverse prijs en huurklassen:
Koop | |
categorie 1 | 11 |
categorie 2 | 2 |
categorie 3 en 4 | 22 |
Huur | |
middelduur (maximaal € 950 /mnd excl. servicekosten) | 7 |
duur (boven de € 950 / mnd) | 9 |
Woningtype | Aantal | norm | gemiddeld | Verkeersgeneratie weekdag (mvt/etm) | Verkeersgeneratie werkdag (mvt/etm) |
Koop, etage, goedkoop | 11 | 6,7 -7,5 | 7,1 | 78,1 | 78,8 |
Koop, etage, midden | 2 | 5,2 - 6,0 | 5,6 | 11,2 | 11,3 |
Koop, etage, duur | 22 | 4,5 - 5,3 | 4,9 | 107,8 | 108,9 |
Huur, etage, midden | 7 | 5,2 - 6,0 | 5,6 | 39,2 | 39,6 |
Huur, etage, duur | 9 | 3,2 - 4,0 | 3,6 | 32,4 | 32,7 |
Totaal | 51 | 268,7 | 271,4 |
Het voornemen genereert circa 269 verkeersbewegingen per weekdag. De nieuwe parkeervoorziening wordt aangesloten op de Dokter van Nieveltweg, welke direct verbonden is met de Doctor de Jonghweg en de C.F. Smeetslaan. De aansluitende wegen hebben voldoende capaciteit om de extra verkeersbelasting te verwerken. Problemen ten aanzien van verkeersgeneratie worden niet verwacht.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is door het bureau Spark een parkeerbalans opgesteld, waaruit blijkt dat de parkeerbalans sluitend is (zie bijlage 8). Daarna is een aangepast ontwerp gemaakt met meer parkeerplaatsen. In de parkeergarage zijn 48 parkeerplaatsen voorzien voor de toekomstige bewoners. Bij de herinrichting van de openbare ruimte wordt ruimte gereserveerd voor 48 parkeerplaatsen. Het rapport wordt hierop nog aangepast.
Figuur 3.4 Parkeeroplossing
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.
3.5 Wegverkeerslawaai
Aan de C.F. Smeetslaan in Castricum wordt op de locatie van het voormalige postkantoor een wooncomplex mogelijk gemaakt. Het voornemen betreft 51 appartementen verspreid over twee bouwblokken. Bij het mogelijk maken van nieuwe woningen moet voldaan worden aan de wettelijke normen uit de Wet Geluidhinder (Wgh).
De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg. Deze wegen zijn op basis van een maximum snelheid van 50 km/u gezoneerd volgens de Wgh. Naast de gezoneerde wegen grenst het plangebied aan 30 km/u wegen, namelijk de Dokter van Nieveltweg en de Geesterduinweg. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager zijn op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Onderzoek
Het onderzoek zoals opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan bevat het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de C.F. Smeetslaan en de Doctor de Jonghweg de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De maximale geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de C.F. Smeetslaan is inclusief aftrek artikel 110g Wgh 57 dB voor bouwblok A. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Bouwblok B kent als gevolg van het wegverkeer op de C.F. Smeetslaan geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Als gevolg van het wegverkeer op de Doctor de Jonghweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor bouwblok A en B overschreden. Voor beide blokken is de maximale geluidbelasting 52 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Als gevolg van het wegverkeer op de niet gezoneerde Dokter van Nieveltweg en de Geesterduinweg wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden voor het nieuw te realiseren wooncomplex.
Ten aanzien van de gezoneerde C.F. Smeetslaan en de gezoneerde Doctor de Jonghweg wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend, of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd.
Hiervoor dienen loggia's toegepast te worden, om de 13 appartementen grenzend aan de C.F. Smeetslaan te voorzien van één geluidluwe gevel.
Bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden dient ook cumulatie in acht te worden genomen. Daarom heeft een berekening plaatsgevonden van de geluidbelasting voor alle bronnen samen. Omdat de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is in vergelijking met de geluidbelasting voor de hoogst berekende afzonderlijke bron, staat de gecumuleerde geluidbelasting het verlenen van hogere waarden niet in de weg.
Er dienen hogere waarden aangevraagd te worden voor 20 appartementen. Een overzicht van de te verlenen hogere waarden is opgenomen in onderstaande tabel.
Tabel 3.1 Te verlenen hogere waarden
Aantal appartementen | Geluidbelasting | Bron |
5 | 49 dB | C.F. Smeetslaan |
4 | 55 dB | C.F. Smeetslaan |
6 | 56 dB | C.F. Smeetslaan |
1 | 57 dB | C.F. Smeetslaan |
1 | 50 dB | Doctor de Jonghweg |
1 | 51 dB | Doctor de Jonghweg |
13 | 52 dB | Doctor de Jonghweg |
3.6 Milieu
3.6.1 Vormvrije mer-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Door het bevoegd gezag moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van 330 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie zal het bevoegd gezag besluiten dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
3.6.2 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
Door Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. is ter plaatse van het plangebied in 2016 een bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 6). Het onderzoek is in combinatie uitgevoerd met een asbestinventarisatie (bijlage 7). Uit de analyseresultaten blijkt dat de bodem (grond en grondwater) ter plaatse van het perceel niet verontreinigd is met de onderzochte parameters. Derhalve kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de toekomstige nieuwbouw. Ter plaatse van het post- en bestelkantoor zijn ook geen asbesthoudende materialen aanwezig. Destructief onderzoek was echter maar deels mogelijk. In het geval van renovatie en/of sloopwerkzaamheden dient een aanvullende inventarisatie plaats te vinden waarbij destructief onderzoek noodzakelijk is van de fundering.
Conclusie
Zowel de bodem als het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte parameters en vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Omdat ter plaatse van het plangebied ook sloopwerkzaamheden gaan plaatsvinden is aanvullend asbestonderzoek van de fundering. noodzakelijk.
3.6.3 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 15 september 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en het regionale beleid nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan 2010-2015
Waterschapsbeleid
In het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit Waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?
De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Regionaal beleid
Regionaal waterplan (2012)
In het regionale waterplan (2012) staat de watervisie en de hoofdlijnen van wat de gemeenten Bergen, Castricum, Heiloo en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier op het gebied van water van plan zijn in de periode tot en met 2016, met een doorkijk naar 2050. De hoofddoelstelling van het regionaal waterplan is het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied. Daarbij wordt gestreefd naar het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor natuur en recreatie.
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters,
heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook volgens het KNMI, in de toekomst in
Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050
ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de
klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft
aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat
te agenderen en aan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland.
In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de
ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en
marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor.
De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:
- De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
- Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.
Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door
de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg
te krijgen
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen op de hoek van Doctor de Jonghweg en C.F. Smeetslaan te Castricum en is vrijwel volledig verhard. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Castricum ligt is het plangebied niet gekarteerd.
Bodem en grondwater
Het plangebied bevindt zich vanuit de waterhuishouding gezien in peilgebied 04290-02 met de functie stedelijk en maakt onderdeel uit van de Castricumpolder met een dynamisch peil van 0,80 m onder NAP en de bodemsoort is zandgrond. De maaiveldhoogte van het plangebied bedraagt ongeveer 0,2 m boven NAP.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. De dichtstbijzijnde watergang ligt op ca. 145 m afstand van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de regionale/primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is deels aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 51 appartementen.
Waterkwantiteit
Volgens artikel 23 in de Algemene Regels bij de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geldt voor bouwplannen waarbij de toename van bebouwing of verhard oppervlak minder dan 800 m2 bedraagt een vrijstelling van de vergunningsplicht. Bij een toename in verharding van meer dan 800 m2 bestaat er een verantwoordelijkheid voor het bergen van regenwater. Uitgangspunt is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Wanneer compenserende maatregelen binnen het plangebied niet mogelijk zijn, wordt geadviseerd contact op te nemen met het hoogheemraadschap om te bepalen wat de alternatieve mogelijkheden zijn.
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard. Er zijn enkele groenplantsoenen aanwezig, die zullen in de toekomstige situatie verhard worden. Het oppervlakte van deze plantsoenen is ca. 400 m2. Dit blijft onder de grens van 800 m2. Omdat dit dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- 1. Infiltratie behouden: De voorkeur is dat infiltratie blijft behouden en het water net als voor de bebouwing via de grond kan wegzakken naar het watersysteem.
- 2. Water graven: Als infiltratie niet kan, is het alternatief om open water te graven of bestaand water te verbreden. De extra wateroppervlakte moet minimaal 10% beslaan van het totaal aan te leggen m2 verharde grond. Hierbij geldt dat eerst het open water gecreëerd wordt en dan pas wordt verhard. Bij verharding >2.000 m2 geldt maatwerk.
- 3. Alternatieve vormen: Zijn infiltratie en open water graven niet mogelijk, dan zijn er alternatieve vormen van waterberging. Voorwaarden zijn dat de berging:
- a. Is berekend op een bui die 1x in de 100 jaar voorkomt;
- b. Zorgt voor vertraagde afvoer naar het wateroppervlak (8 m3/min/100 ha oftewel 11,5 mm per 24 uur);
- c. Duurzaam is; voor langere tijd meegaat en de waterkwaliteit niet schaadt;
- d. Controleerbaar is voor de handhavers van het hoogheemraadschap.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Ruimtelijke adaptie
In het ontwerp is tussen de gebouwen een gebouwde parkeervoorziening voorzien. Dit gebouw wordt voorzien van een vegetatiedak. Door het aanbrengen van een vegetatiedak kan regenwater vertraagd worden afgegeven. Daardoor is de belasting van het riool bij heftige regenbuien een stuk minder. Ook heeft dit een positief effect op hittestress.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
3.6.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven.
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Er worden 51 appartementen gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Dorpsstraat en de Soomerwegh. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.
Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
3.6.5 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies.
De provincie Noord-Holland werkt aan de aanleg van het Noord-Hollandse deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit doet zij samen met natuurbeherende organisaties, particuliere terreineigenaren zoals agrariërs, gemeenten en waterschappen. Door het NNN hebben dieren meer ruimte om zich te verspreiden, voedsel te zoeken en soortgenoten te vinden. Hierdoor nemen hun overlevingskansen toe. De ligging van het NNN is vastgelegd in de Structuurvisie. De ecologische ambitie van het NNN is opgenomen in het natuurbeheerplan. Ruimtelijke ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland, natuurverbindingen en weidevogelleefgebieden aantasten, staat de provincie in beginsel niet toe. Hierop kan de provincie een uitzondering maken wanneer de ontwikkeling een groot openbaar belang dient en er geen reële alternatieven zijn. Dit staat toegelicht in artikel 19 en 25 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Als een ingreep wordt toegestaan, moet de initiatiefnemer de (potentiële) natuurwaarden die verloren gaan, op eigen kosten compenseren. Dit uitgangspunt wordt 'natuurcompensatie' genoemd.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland
In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Noordhollands Duinreservaat, gelegen circa 1,2 km ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied is gelegen circa 800 m ten zuidoosten van het plangebied.
Figuur 3.5 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Noord-Holland)
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van het voormalig postkantoor en de realisatie van 51 appartementen. Gezien de afstand en ligging in stedelijk gebied zijn effecten als vernietiging/areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding of verstoring door geluid of licht op voorhand uit te sluiten. Het enige mogelijk relevante ecologische effect betreft vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie. Om de toename van de depositie op de Natura 2000-gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming.
In de beoogde situatie genereert het woningbouwcomplex 269 verkeersbewegingen per weekdag. Hiervan wordt aangenomen dat circa 1 procent zwaar verkeer betreft. Het verkeer gaat op in het heersende verkeersbeeld ter hoogte van de C.F. Smeetslaan en de Cieweg. Het woningbouwcomplex wordt niet aangesloten op het gas, de emissies als gevolg van de verwarming zijn derhalve buiten beschouwing gelaten.
Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,05 mol N/ha/jr (zie bijlage 9). Voor dergelijke projecten met zeer kleine deposities is met het Programma Aanpak Stikstof (PAS) voldoende ontwikkelingsruimte gecreëerd door het treffen van maatregelen in de Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten worden dan ook uitgesloten. Voor projecten die een bijdrage hebben van minder dan 0,05 mol N/ha/jr. geldt een vrijstelling van de vergunningplicht Wet natuurbescherming. Het bestemmingsplan is daarom in het kader van de Wet natuurbescherming uitvoerbaar.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een quickscan flora en fauna (bijlage 10), uitgevoerd in 2018 door Adviesbureau Mertens. Geconcludeerd wordt dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels om er te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen daarnaast algemene licht beschermde zoogdieren voorkomen. Voor deze algemene soorten bestaat een provinciale vrijstelling van de Wet natuurbescherming. Het voorkomen van overige beschermde soorten is uitgesloten.
Conclusie
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de Wet natuurbescherming.
3.6.6 Bedrijven en milieuzonering
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
Het plangebied maakt onderdeel uit van het centrum van Castricum. In de directe omgeving van het plangebied zijn naast woningen ook maatschappelijke voorzieningen gelegen zoals een zorginstelling, kerk, basisschool en gemeentehuis. Er is dan ook sprake van een gemengd gebied. De basisschool en kerk liggen op meer dan 100 m afstand ten zuidwesten van het plangebied. Voor zowel een basisschool als kerk geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Ten zuiden van het plangebied is zorginstelling ViVa! Zorggroep de Boogaert gelegen. In de Boogaert wordt zowel verzorgingshuiszorg als verpleeghuiszorg geboden. Voor verpleeghuizen geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Ten noordwesten van het plangebied op circa 70 m is het gemeentehuis gelegen. Voor openbaar bestuur (kantoren e.d.) geldt een richtafstand van 0 m ten opzichte van een gemengd gebied. Het gemeentehuis vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Verder zijn er in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de nog te realiseren appartementen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat er in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de woningbouwontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
3.6.7 Externe veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek en conclusie
Ten noorden van het plangebied op circa 250 m is BP Tankstation Koijman B.V. gelegen. De PR 10-6 contouren van 15 m, 25 m en 35 m bereiken niet het plangebied. Ook het invloedsgebied van 150 m ligt ruimschoots buiten het plangebied. Verder zijn volgens de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Daarnaast vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.
3.6.8 Kabels en leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
3.6.9 Duurzaamheid
De gemeente Castricum heeft het aspect duurzaamheid hoog op de agenda staan. Dat heeft zich vertaald in ambities voor nieuwbouw. De gemeente Castricum heeft ook de ambitie om op termijn energieneutraal te worden. Om dit doel te realiseren zal de gemeente haar ambitie moeten overbrengen op onder andere de planontwikkelaars.
De eisen aan de particuliere woningbouw staan beschreven in het Bouwbesluit. Er zijn geen wettelijke mogelijkheden om deze eisen aan te scherpen. Het is zodoende van belang om reeds in een vroeg stadium duurzaamheid te zien als integraal onderdeel van nieuwbouw en de duurzaamheidsambities vanuit het gemeentelijk beleid over te brengen aan een initiatiefnemer. Naarmate een ontwikkeltraject vordert is de kans groot dat economische, organisatorische, juridische of politieke belangen de overhand nemen. Om dit te voorkomen dient gedurende het gehele proces de duurzaamheidsambities te worden bewaakt. Hierbij kan het Servicepunt Duurzame Energie voor advies worden ingeschakeld.
Het Servicepunt Duurzame Energie (www.servicepuntduurzameenergie.nl) is een externe en onafhankelijke partij en hierdoor in staat om de ambities, belangen en mogelijkheden van de verschillende actoren (gemeente, projectontwikkelaar, architect, aannemer, installateur, etc.) helder te krijgen.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling heeft duurzaamheid hoog in het vaandel. In de eerste plaats is sprake van hergebruik van een bestaande binnenstedelijke locatie. Door de nabijheid van voorzieningen worden mensen gestimuleerd om gebruik te maken van langzaam vervoer. Ook op gebouwniveau zullen duurzaamheidsmaatregelen worden genomen, bijvoorbeeld ten aanzien van materiaalgebruik, installaties en isolatiewaarden.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en planregels in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.
Voor dit bestemmingsplan is de landelijk verplichte Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen editie 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan is opgezet conform de systematiek die in het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente is beschreven. Voor zover er daarnaast nog ruimte is voor keuze in systematiek is zo veel mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan van dit plangebied: Centrum.
4.2 Methodiek
Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. In de planregels zijn verwijzingen opgenomen naar deze aanduidingen, waardoor verklaard wordt wat de betekenis van deze aanduidingen is. Ten aanzien van de aanduidingen is een onderscheid te maken naar functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen. Tevens zijn bouwvlakken opgenomen op de verbeelding. Per bestemming is de betekenis van het bouwvlak opgenomen.
Planregels
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
- Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk regels die specifiek voor die bestemming gelden. Naast de zogenoemde enkelbestemmingen is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels zoals de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiks- en bouwregels, aanduidingsregels en algemene ontheffingsregels.
- Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
4.3 Toelichting Per Hoofdstuk
4.3.1 Inleidende regels
De Inleidende regels (artikelen Begrippen en Wijze van meten) van de planregels bevat de inleidende regels van het bestemmingsplan. Hierin worden de in de regels van het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd. Met deze artikelen wordt de interpretatievrijheid van de regels beperkt, hetgeen de rechtszekerheid ten goede komt.
4.3.2 Bestemmingsregels
Tuin
Tussen de twee gebouwen is de bestemming Tuin opgenomen, waarbinnen de realisatie van de gebouwde parkeervoorziening mogelijk is.
Verkeer - Verblijfsgebied
De openbare ruimte in het plangebied heeft de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied. Deze bestemming is opgenomen om overstekende bouwdelen, zoals balkons, binnen dit bestemmingsplan mogelijk te maken. Binnen deze bestemming mag, met uitzondering van balkons en een uitbouw ter plaatse van de daarvoor bestemde bouwaanduidingen, niet worden gebouwd op deze gronden.
Wonen
Deze bestemming is toegekend aan de gronden waar de nieuwe woningen zijn voorzien. Gekozen is voor één bestemmingsvlak voor het gehele woonblok Het aantal toegestane woningen is beperkt tot maximaal 51, in gestapelde bouwvorm.
Binnen de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van bouwhoogten en omvang. Voor hoofdgebouwen zijn bouwhoogte op de verbeelding aangeduid. De basis voor deze hoogtes is opgenomen in paragraaf 2.2. Voor het overige is het uitgeschreven in de planregels. Deze normen beogen met name te voorkomen stedenbouwkundig gezien ongewenste situaties ontstaan.
Het hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak die op de verbeelding is weergegeven, worden gebouwd.
De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Het gaat hierbij om dienstverlenende beroepen op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied. Belangrijk is dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie.
Binnen de bestemming Wonen is de verplichting opgenomen om minimaal 11 woningen in de sector sociale koopwoningen te bouwen en minimaal 7 woningen in de sector middenhuur.
4.3.3 Algemene regels
Algemene regels (artikelen Antidubbeltelregel tot en met Algemene wijzigingsregels) bevat de overige regels, zoals de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels.
In de regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van parkeren. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor bestemmingsplannen niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan.
4.3.4 Overgangs- en slotregels
Overgangs- en slotregels (artikel Overgangsrecht en Slotregel) bevat de overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid dient tussen de gemeente en de ontwikkelaar een (anterieure) overeenkomst te worden opgesteld, waarin de kosten en de eventuele planschadeaanspraken ten gevolge van of samenhangend met de realisatie van het project worden verhaald. Omdat de ontwikkeling buiten de erfgrenzen van de grond van de initiatiefnemer komt, dient in de overeenkomst grondruil of grondaankoop te worden meegenomen.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Presentatie
Het voornemen is door de initiatiefnemer in juni 2017 voorgelegd aan belanghebbenden en omwonenden en vervolgens per brief in april 2018 geïnformeerd over de stand van zaken.
Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan tijdens een inloop/informatiebijeenkomst op 5 maart 2019 gepresenteerd aan belanghebbenden en omwonenden. De avond werd goed bezocht en er zijn een aantal reacties ontvangen. Deze reacties worden, voor zover ze ruimtelijk relevant zijn betrokken bij het vervolgproces.
5.2.2 Vooroverlegreacties
In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het
conceptontwerpbestemmingsplan C.F. Smeetslaan toegezonden aan de overlegpartners van de
gemeente Castricum. De veiligheidsregio, Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de PWN Leidingbedrijf hebben een vooroverlegreactie toegezonden.
De reacties van de Veiligheidsregio en PWN Leidingbedrijf zijn positief en leiden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Op basis van de reactie van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de waterparagraaf aangevuld, maar de conclusie is niet veranderd.
5.2.3 Zienswijzen en overlegreacties
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 18 april t/m 29 mei 2019 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om zowel mondeling als schriftelijk, een zienswijze omtrent het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel zijn vijf overlegreacties ontvangen. De samenvatting en beantwoording van de overlegreacties is toegevoegd in bijlage 1. De overlegreacties hebben niet geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Reactienota Overlegreacties
Bijlage 1 Reactienota overlegreacties
Bijlage 2 Toets Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 2 Toets Ladder voor duurzame verstedelijking
Bijlage 3 Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Archeologisch onderzoek
Bijlage 5 Beoordeling Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Beoordeling archeologisch onderzoek
Bijlage 6 Bodemonderzoek
Bijlage 7 Asbestinventarisatie
Bijlage 7 Asbestinventarisatie