Dopheide/Bloemenhof
Bestemmingsplan - gemeente Castricum
Vastgesteld op 13-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bloemenhof/Dopheide van de gemeente Castricum;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPL13BLOEMENHOF-VS01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.7 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
1.8 afhankelijke woonruimte:
woonruimte welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
1.9 afwijking:
een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.10 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.11 archeologische deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en te toetsen;
1.12 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.13 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.14 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.15 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten:
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.18 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.19 beperkt kwetsbaar object:
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
- b. zwembaden en speeltuinen;
- c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- e. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen,
- g. bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.20 bestaand(e):
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.32 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.33 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.34 erker:
een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 gebruik(-en):
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.37 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.38 gestapelde woning
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een grondgebonden woning kan worden beschouwd;
1.39 grondgebonden woning
een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
1.40 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.42 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.43 kwetsbaar object:
- a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.44 maatvoeringsgrens:
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.45 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.46 mantelzorg:
het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen of bijgebouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.47 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.48 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.49 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.50 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.51 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.52 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.53 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.54 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.55 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.56 serreterrassen:
een afgedekt al dan niet met wanden omsloten terras aansluitend aan de voorgevel van een inrichting;
1.57 slopen:
het afbreken of laten afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;
1.58 terrassen:
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een openbare inrichting (waaronder horecabedrijven), waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt voor gebruik ter plaatse;
1.59 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.60 uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.61 uitwerking:
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.62 voorerf:
gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
1.63 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.64 voorkeursgrenswaarde:
ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel;
1.65 webwinkel:
de uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld;
1.66 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.67 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.68 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.69 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- c. parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en verhardingen;
- d. speelvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen / vrijstaand', uitsluitend vrijstaande, dan wel twee-aan-een gebouwde woningen zijn toegestaan;
- b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.1;
- c. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2, sub a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;
- c. verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
- b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
- c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
- e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie 4" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mag op de in artikel 7.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het geheel of gedeeltelijk veranderen van de bestemming "Waarde - Archeologie 4" in een andere waarde archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- b. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming "Waarde - Archeologie 4", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
10.2 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
- b. het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
- c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- d. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
- e. het gebruik van opstallen, waaronder bijgebouwen, als zelfstandige woning;
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
11.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in artikel 11.1 is slechts toegestaan, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 1 meter worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bloemenhof/Dopheide.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van13 maart 2014
De voorzitter, De griffier,
..................... ......................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Aanleiding voor het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is de herontwikkeling van enkele bedrijfspercelen aan de Bloemenhof, Dopheide en Dusseldorperweg te Limmen. De herontwikkeling betreft de bouw van 13 rijwoningen en 28 appartementen aan de Dopheide/Bloemenhof (met de mogelijkheid om 4 appartementen samen te voegen tot 2 appartementen) en 2 vrijstaande of halfvrijstaande woningen aan de Dusseldorperweg.
De gemeenteraad van Castricum heeft op 6 september 2012 het ruimtelijk kader voor de ontwikkeling vastgesteld. Binnen het huidige planologische regime is de gewenste ontwikkeling niet mogelijk. Om de hierboven beschreven ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied wordt ingesloten door de Bloemenhof aan de noordzijde, de Dopheide aan de westzijde en de Dusseldorperweg aan de oostzijde. Het plangebied is circa 6950 m2 groot en is verdeeld over 4 percelen, kadastraal bekend onder de nummers 4273, 3330, 3071 en 4550, sectie A, te Limmen.
Figuur 1.1) Ligging plangebied.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt, nadat het van kracht is geworden, de geldende regelingen uit het bestemmingsplan 'Kern Limmen' welke door de gemeenteraad van Castricum is vastgesteld op 7 april 2011.
Figuur 1.2) Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kern Limmen'.
In het bestemmingsplan 'Kern Limmen' heeft het grootste deel van de ontwikkelingslocatie de bestemming 'Bedrijf'. De westzijde van het plangebied valt voor een klein deel binnen de bestemming 'Groen' en de noordzijde van het plangebied valt voor een klein deel binnen de bestemming 'Verkeer'.
De bestemming 'Bedrijf' is primair bedoeld voor de realisatie van bedrijven tot en met categorie 2 en een metaalverwerkingsbedrijf met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding alsmede tuinen en erven. Daarnaast is er binnen deze bestemming detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen mogelijk.
De bestemming 'Groen' is bedoeld voor groenvoorzieningen, bermen, beplanting en waterhuishoudkundige doeleinden.
De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer en speelvoorzieningen.
1.4 Leeswijzer Toelichting
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een planverbeelding met bijbehorende planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de planverbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten. Tevens worden hierin de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak opgenomen.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande en de toekomstige situatie van het plangebied.
In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals bijvoorbeeld milieu, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het beheergedeelte van voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd.
In hoofdstuk 4 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe voorliggend plan juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de planverbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd.
In hoofdstuk 5 van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedure die voorliggend bestemmingsplan heeft doorlopen.
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt na een korte historische beschrijving van Castricum, beschreven welke functies zich binnen het plangebied bevinden en wat de ruimtelijke structuur is. In paragraaf 2.4 wordt daarna ingegaan op de toekomstige situatie van het plangebied.
2.2 Historie
Het project wordt gerealiseerd op de percelen, kadastraal bekend Limmen sectie A, nummers 4273, 3330, 3071 en 4550. Het betreft een gebied met een oppervlakte van circa 6950 m². Op de percelen waren tot voor kort een drietal bedrijven gevestigd, te weten: Glorie (zuidzijde van het plangebied), autoherstelbedrijf Kleverlaan (noordzijde plangebied) en metaalverwerkingsbedrijf Motaal (noordoostzijde plangebied).
De voormalige opstallen van Motaal zijn reeds gesloopt en dit terrein ligt momenteel braak. Het terrein waar voorheen Glorie was gevestigd is volledig gesaneerd en ligt eveneens grotendeels braak. Een gedeelte van het terrein is afgedekt met stelconplaten. De opstallen van autoherstelbedrijf Kleverlaan zijn nog niet gesloopt. Voor de sloop is op 26 januari 2010 een omgevingsvergunning verleend.
2.3 Bestaande Situatie
2.3.1 Bestaande ruimtelijke en functionele structuur
Ten noorden, westen en zuiden van het plangebied ligt de relatief jonge woonwijk 'Kerkweg-Noord'. Deze woonwijk kenmerkt zich door een diversiteit aan woningtypen zoals vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen, rijwoningen en appartementen. Ten oosten van het plangebied ligt de Dusseldorperweg. De Dusseldorperweg is een oud lint met karakteristieke lintbebouwing.
Figuur 2.1) Situatie plangebied.
2.3.2 Monumenten
In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen rijksmonumenten, provinciale monumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig.
2.3.3 Cultuurhistorie
Limmen maakt deel uit van Kennemerland, het (zuid)westelijke deel van de provincie Noord-Holland. Het westelijk deel van Kennemerland bestaat grotendeels uit duinlandschap dat de zee op afstand houdt van de steden en dorpen in de binnenduinrand.
De strandwallen ten oosten van de huidige duinen zijn al duizenden jaren een zeer gewilde woonplaats. In de prehistorie was dit gebied één van de weinig bewoonbare plaatsen in het westen van Nederland. Meer naar het oosten lagen de getijde -landschappen, die voor permanente bewoning in die tijd nog niet geschikt waren.
De nederzettingen van Limmen zijn te vinden op de strandwallen. Deze zandige ruggen en vlakten waren geschikt voor premoderne akkerbouw, de kwelders en strandvlakten boden goede mogelijkheden voor het weiden van vee, dit werden geesten genoemd. In de loop van de tijd ontstonden er meerdere bewoonbare plekken.
Limmen behoort tot één van de oudste dorpen van Noord-Kennemerland. De naam Limmen komt omstreeks 740 na Christus voor het eerst in geschreven bronnen voor. Op basis van archeologisch onderzoek is echter vastgesteld dat er al vanaf 3000 voor Christus de eerste vorm van bewoning heeft plaatsgevonden.
Door de gunstige ligging aan wegen en water kon Limmen tot aan het eind van de veertiende eeuw uitgroeien tot een belangrijk handelscentrum. In de vijftiende eeuw raakte het dorp in verval. De meer welvarende mensen trokken naar de steden, waardoor het dorp ontvolkte. Daarnaast maakte de veeteelt en akkerbouw moeilijke tijden door. De abdij van Egmond ging ten onder en uiteindelijk verdween alle resterende welvaart.
Rond 1860 trad voor Limmen economisch herstel in. Met name dankzij de ontsluiting van Noord-Kennemerland door de aanleg van een spoorlijn en wegen maakte de opkomst van de Limmer bollenteelt mogelijk. In de periode 1902-1927 groeide Limmen uit tot bollencentrum van Noord-Kennemerland. Daarna nam de werkgelegenheid verder toe en werd deze tegelijkertijd diverser. Met name de bouwbedrijven en de lichte metaalindustrie zorgden voor arbeidsplaatsen.
Figuur 2.2) Topografische kaart Castricum in 1879 met indicatie plangebied.
Op basis van de historische kaart kan worden afgeleid dat de locatie binnen het plangebied in een voormalig agrarisch gebied is gelegen. Alleen ter plaatse van de Dusseldorperweg heeft sinds halverwege de 19e eeuw bebouwing gestaan.
2.3.4 Archeologie
Het gemeentelijk archeologiebeleid is opgenomen in het beleidsdocument 'Beleidsnota Archeologie gemeente Castricum 2011'. De beleidsnota is definitief vastgesteld op 6 oktober 2011. De gemeente kiest hierin voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van heldere voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijk bodemarchief, zodanig dat de archeologische zorgplicht in overeenstemming is met andere publieke taken en ambities (landbouw, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw, monumenten, etc.) maar ook met private belangen. Behalve een effectieve en doelmatige invulling van de rol van het bevoegd gezag, onderschrijft de gemeente Castricum het rijks- en provinciale streven naar behoud van archeologische waarden in de bodem (behoud in situ). Voor het gehele grondgebied van gemeente Castricum (inclusief zeegebied) is op basis van bureauonderzoek een analyse gemaakt van het gemeentelijke bodemarchief, die vervolgens is vertaald in zeven beleidscategorieën op de maatregelenkaart. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt wanneer rekening moet worden gehouden met archeologie bij ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en welke onderzoekseisen en ontheffingen daarbij gelden. Deze worden door middel van dubbelbestemmingen vastgelegd in de bestemmingsplannen.
Het plangebied wordt op basis van de 'landelijke Archeologische Monumentenkaart' getypeerd als terrein met archeologische verwachtingswaarde. Voor dit gedeelte geldt verwachtingszone 4: Overstoven strandwallen/strandvlakte met veen. De aard van het bodemarchief is een mogelijk ongestoorde strandwaloppervlak op meerdere niveaus met een laag kennisniveau.
Voor verwachtingszone 4 geldt een onderzoekseis indien het plangebied groter is dan 500 m2 en de bodemingreep dieper gaat dan 0,4 meter onder maaiveld.
Figuur 2.3) Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart Castricum (Bron: Vestigia)
2.4 Toekomstige Situatie
2.4.1 Masterplan Inbreidingen
In het Masterplan Inbreidingen van 26 november 2009 wordt ingegaan op de locaties in de gemeente die in aanmerking komen voor inbreiding. In de nota zijn 33 locaties aangewezen die in aanmerking komen voor woningbouw, al dan niet na sloop van bestaande bebouwing.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de 33 aangewezen locaties. De locatie is weliswaar benoemd maar hoeft niet direct worden ingevuld omdat in de behoefte, geprognosticeerd in de Lokale Woonvisie, al door bestaande projecten (in veel gevallen met gemeentelijke betrokkenheid) kan worden voorzien.
Het Masterplan Inbreidingen gaat uit van de bouw van 40 woningen inclusief herontwikkeling van de locatie van het voormalige gemeentehuis van Limmen aan de Zonnedauw. Het onderhavige plan, waarin al 41 woningen zijn opgenomen, gaat uit van een herontwikkeling zonder de locatie van het voormalige gemeentehuis.
Figuur 2.4) Uitsnede Masterplan Inbreidingen.
2.4.2 Kaderstellend besluit
Op 6 september 2012 heeft de gemeenteraad van Castricum een kaderstellend besluit genomen. Aanleiding voor dit besluit was het ingediende principeverzoek van Driessen Vastgoed BV. Het kaderstellende besluit vormt het ruimtelijk kader voor verdere uitwerking van de herontwikkeling. Het besluit doet onder andere uitspraken over het aantal woningen, de woningcategorieën, de rooilijnen en het parkeren.
Belangrijkste punten uit het besluit zijn:
- de bouw van maximaal 13 grondgebonden rijwoningen, minimaal 26 en maximaal 28 appartementen, waarvan 10 in de sociale sector en 2 vrije kavels of halfvrijstaande woningen;
- in het plangebied worden 76 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan er minimaal 49 openbaar zijn;
- de goot- en bouwhoogte van het appartementencomplex bedraagt respectievelijk maximaal 9 en maximaal 12 meter;
- de goot- en bouwhoogte van de rijwoningen en vrije kavels of halfvrijstaande woningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en maximaal 11 meter.
2.4.3 Het plan
Het stedenbouwkundige plan voor de meest recente uitbreiding van Limmen (Kerkweg - Noord) biedt aanknopingpunten voor de herontwikkeling van de percelen aan de Dopheide/Bloemenhof.
Primair uitgangspunt voor de ontwikkeling is een kwalitatief hoogwaardige invulling van een restlocatie als afronding van het plan Kerkweg Noord. Gezien de ligging van de locatie aan een groene ruimte in de wijk, kan een deel van de locatie worden ingevuld met een appartementencomplex. Het appartementencomplex vormt daarbij de beëindiging c.q. oostelijke wand van de groene ruimte (gelijk de situatie aan de Zonnedauw).
Programma
Het bouwplan bestaat uit de bouw van 13 grondgebonden rijwoningen en 28 appartementen waarbij de mogelijkheid bestaat vier appartementen samen te voegen tot twee appartementen aan de Dopheide/Bloemenhof en 2 vrije kavels (vrijstaand of twee-onder-één-kap) aan de Dusseldorperweg.
Figuur 2.5) Stedenbouwkundig ontwerp (Bron: Driessen Vastgoed BV)
De woningen zijn verdeeld in de volgende categorieën.
Woningtype | Aantal | Prijs | Oppervlak | |
Categorie 2 | Appartement | 10 | €185.000,- | 70 m2 |
Categorie 3 | Appartement | 6 | €225.000,- | 84 m2 |
Categorie 3 | Appartement | 6 | €245.000,- | 92 m2 |
Categorie 3 | Appartement | 6 | €265.000,- | 98 m2 |
Categorie 3 | Rijwoning (midden woning) | 9 | €245.000,- | - |
Categorie 3 | Rijwoning (hoek) | 4 | €265.000,- | - |
Categorie 4 | Vrije kavel (zonder woning) | 2 | €225.000,- | - |
In het plan is een mogelijkheid opgenomen om 4 appartementen samen te voegen tot 2 appartementen. Het aantal appartementen bedraagt dus minimaal 26 en maximaal 28. Voorwaarde is hierbij dat het aantal woningen in categorie 2 gelijk blijft.
Appartementencomplex
Het appartementencomplex is gelegen aan de noordzijde van het plangebied op de kruising van de Dopheide en de Bloemenhof. Het gebouw heeft drie bouwlagen met een kap. De maximale goot- en bouwhoogte van het gebouw bedraagt respectievelijk 9 en 12 meter. De woningen behoren zowel tot het goedkope als tot het middeldure segment (categorie 2 en 3).
Figuur 2.6) Impressie appartementencomplex (Bron: Driessen Vastgoed BV)
Grondgebonden woningen
De dertien grondgebonden rijwoningen worden uitgevoerd in twee blokken van respectievelijk zes-onder-één-kap parallel aan de Dopheide en zeven-onder-één-kap haaks op de Dopheide. De gebouwen bestaan uit twee lagen met een kap. De maximale goot- en bouwhoogte van de rijwoningen bedragen respectievelijk 6 en 11 meter. De woningen behoren tot het middeldure segment (categorie 3).
Figuur 2.7) Impressie rijwoningen (Bron: Driessen Vastgoed)
De invulling van de twee vrije kavels staat nog open. De bouw van zowel vrijstaande woningen als één twee-onder-één-kap woningen is hier mogelijk. De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen bedraagt respectievelijk 6 en 11 meter.
Woningoriëntatie
De zes-onder-één-kap woningen aan de Dopheide staan in dezelfde gevellijn als de bestaande, meer zuidelijk gelegen, twee-onder-één-kap woningen. De zeven-onder-één-kap woningen staan haaks op de Dopheide met de zijgevel van de westelijk gelegen hoekwoning in de gevellijn. Het appartementencomplex staat in dezelfde gevellijn als de rijwoningen aan de Dopheide. Ondergeschikte bouwdelen zoals balkons en uitbouwen overschrijden incidenteel de gevellijn. Deze verkavelingsopzet past goed binnen het ritme van de bestaande woonwijk Kerkweg-Noord waarin het project is gelegen.
De te bouwen woningen aan de Dusseldorperweg worden ingepast in het historische lint. De woningen moeten zich daarbij voegen in het karakteristieke beeld langs de Dusseldorperweg.
Openbare ruimte
In het plangebied worden enkele stroken met openbaar groen gerealiseerd. Het betreft hier een strook aan de westzijde van het plangebied (aan de Dopheide) en een strook centraal in het plangebied tussen de zeven-onder-één-kap woningen en het appartementencomplex. De strook aan de Dopheide zal worden ingericht met een voetpad langs de erfafscheiding en een groenstrook met bomen tussen het voetpad en de rijweg. De strook tussen de rijwoningen en het appartementencomplex zal tevens worden voorzien van een voetpad ter ontsluiting van de rijwoningen en een groenstrook met bomen. Om te voorkomen dat de groenstrook als parkeerplaats of anderszins wordt gebruikt, wordt een afscheiding tussen het groen voor de rijwoningen en het parkeren achter het appartementencomplex aangelegd. Als oplossing is een hekwerk met hedera getekend. Hiermee is de fysieke afscheiding gerealiseerd en ontstaat een harde grens. Parkeren en groen zijn hiermee van elkaar gescheiden (ook qua beeld).
Parkeren
Parkeren zal grotendeels plaatsvinden op twee parkeervoorzieningen. Deze parkeervoorzieningen liggen ten oosten van het appartementencomplex en ten oosten van de zes-onder-één-kap woningen. De twee vrije kavels aan de Dusseldorperweg voorzien in twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein.
Er worden in totaal 76 parkeerplaatsen gerealiseerd waarvan 43 parkeerplaatsen achter het appartementencomplex, 4 langs de Dopheide en 29 parkeerplaatsen achter de rijwoningen. Van de 43 parkeerplaatsen achter het appartementencomplex worden er 27 toegewezen aan c.q. meeverkocht met de appartementen (maximaal één per appartement). De overige 16 parkeerplaatsen op dit parkeerterrein zijn openbaar. De parkeerplaatsen achter de rijwoningen en aan de Dopheide zijn volledig openbaar.
Ontsluiting
De entrees van het appartementencomplex bevinden zich aan de oostzijde van het gebouw. Ook het parkeerterrein ligt ten oosten van het gebouw. De ontsluiting zal dan ook plaatsvinden via een nieuw aan te leggen inritconstructie aan de Bloemenhof. De Bloemenhof is per auto alleen bereikbaar via de Dusseldorperweg. Fietsers en voetgangers kunnen de Bloemenhof ook via de Zwanebloem bereiken.
De entrees van de rijwoningen liggen ten westen en ten noorden van de rijwoningen. Er worden voetpaden aangelegd om de woningen te ontsluiten. Achter de rijwoningen wordt een parkeerterrein aangelegd. Het parkeerterrein zal door middel van een nieuwe inritconstructie worden ontsloten via de Dopheide. Er wordt een voetpad aangelegd tussen het parkeerterrein achter de rijwoningen en het parkeerterrein achter het appartementencomplex.
De vrije kavels aan de Dusseldorperweg worden ontsloten via de Dusseldorperweg.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt in het kort en voorzover relevant het beleidskader toegelicht waarbinnen onderhavig bestemmingsplan moet passen.
3.2 Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
3.2.2 Provinciaal beleid
3.2.3 Regionaal beleid
3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.3 Milieu
3.3.1 Milieueffectrapportage
Op 15 oktober 2009 heeft het Europese Hof van Justitie besloten dat het nederlandse m.e.r.-besluit niet voldoet aan de Europese Richtlijn. De drempelwaarden die in het m.e.r.-besluit zijn opgenomen zijn te hard, terwijl voor projecten die kleiner zijn niet is aangetoond dat er geen milieueffect optreedt. Hierdoor is het nodig voor alle projecten een korte weergave van de milieueffecten te geven, zonder dat deze projecten direct m.e.r.-beoordelingsplichtig of m.e.r.-plichtig zijn.
In het Besluit m.e.r. is in onderdeel C en D van de bijlage aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van de projecten, de plaats van de projecten en de kenmerken van de potentiële effecten.
De ontwikkeling die via dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt heeft een relatief kleinschalig karakter. Gelet op de kenmerken van deze ontwikkelingen, de plaats en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
3.3.2 Milieuzonering
3.3.3 Bodem
3.3.4 Geluid
3.3.5 Luchtkwaliteit
3.3.6 Externe veiligheid
3.4 Water
3.4.1 Beleid
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de 'watertoets': de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
3.4.2 Situatie waterhuishouding plangebied
In het plangebied is relatief veel verharding en geen oppervlaktewater aanwezig. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van 7648 m2. In de huidige situatie is 5350 m2 verhard en 2298 m2 onverhard. Het verharde oppervlak wordt afgevoerd door middel van regenpijpen en kolken. In de nieuwe situatie is 5015 m2 verhard en 2633 m2 onverhard. Er is dus een afname aan verhard oppervlak. De verhardingsafname is, op basis van het voorlopig ontwerp, 335 m2. Watercompenserende maatregelen zijn niet nodig.
Figuur 3.6) Verhard (rood) en onverhard (groen) oppervlak in de huidige situatie (links) en toekomstige situatie (rechts).
Het rioleringssysteem van de kern van Limmen maakt onderdeel uit van het rioleringsgebied van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Heiloo. Het stelsel van Limmen is met uitzondering van Kerkweg-Noord (gescheiden stelsel) als gemengd stelsel uitgevoerd en voorzien van een bergbezinkbassin. Het afvalwater stroomt onder vrij verval af naar het gemaal Visweg-Oost.
Het plangebied ligt voor het grootste gedeelte in de wijk Kerkweg-Noord alleen de vrije kavels liggen aan de Dusseldorperweg. De woningen gelegen in de wijk Kerkweg-Noord worden aangesloten op het gescheiden rioolstelsel. De woningen aan de Dusseldorperweg worden aangesloten op het gemengde rioolstelsel.
In het plangebied ligt een waterduiker. De duiker kruist het plangebied tussen de huisnummers 133 en 135 aan de Dusseldorperweg en geleid water uit het vrijafwaterende strandwalgebied. Ter plaatse van de duiker zijn de gronden grotendeels bestemd als verkeer en groen. Daar waar de gronden zijn bestemd zijn geen gebouwen gepland en zijn bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet toegestaan. Het is dus niet nodig om de duiker te verplaatsen voor deze ontwikkeling.
3.5 Ecologie
3.5.1 Wetgeving
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
3.5.2 Situatie plangebied
In opdracht van de initiatiefnemer is er op eind november 2012 onderzoek gedaan door Els & Linde B.V. naar de flora en fauna op de ontwikkelingslocatie. Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd (zie 5).
Het dichtsbijzijnde natuurgebied bevindt zich op circa 1800 meter van het plangebied, het betreft het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat.
Figuur 3.6) Natura 2000 gebied (geel).
Conform het natuurloket is het gebied belangrijk voor "vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie" (grijze duinen), "vastgelegde ontkalkte duinen met Kraaihei" (Empetrum nigrum) en "beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied". Verder is het gebied aangemeld voor wandelende duinen op de strandwal met Helm (Ammophila arenaria; z.g. witte duinen), duinen met Duindoorn (Hippophaë rhamnoides), duinen met Kruipwilg (Salix repens ssp. argentea) en vochtige duinvalleien. Voorkomende belangrijke soorten zijn de nauwe korfslak en de gevlekte witsnuitlibel.
Het plangebied ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde gebied dat aangewezen is als EHS ligt op 1200 meter afstand ten westen van het plangebied.
Figuur 3.7) Ecologische hoofdstructuur gebieden (groen).
Op basis van de afstand en de tussenliggende elementen (bebouwing en wegen) zijn negatieve effecten van dit bestemmingsplan op de EHS en het Natura 2000 gebied niet te verwachten.
Het plangebied valt binnen het Nationaal Landschap Laag Holland. Dit landschap wordt gekenmerkt door Zompige weilanden met daartussen veel water dat geheel weer afgewisseld wordt met lager dan het water gelegen droogmakerijen, uiteraard omgeven door dijken. Molens- en tegenwoordig natuurlijk moderne gemalen - pompen het water uit de polder in de ringvaarten.
De kernkwaliteiten Nationaal Landschap Laag Holland zijn:
- Zeer open landschap
- Geometrische inrichtingspatroon in droogmakerijen
- Stroken verkaveling
Aantasting door de geplande ontwikkelingen zal - gezien de locatie van de geplande ontwikkelingen - geen negatieve impact hebben op zowel het Nationaal Landschap als het Natura 2000 gebied en de Ecologische Hoofdstructuur.
Op 31 november 2012 is de ontwikkelingslocatie tijdens een veldbezoek onderzocht of er in potentie beschermde planten- en dieren aanwezig zijn binnen het plangebied. Daarvoor is gezocht naar sporen en andere aanwijzingen van dieren en op basis van de aanwezige herkenbare begroeiing en het habitat, beoordeeld of er leefgebieden aanwezig kunnen zijn voor beschermde soorten. Aanvullend is een bureaustudie uitgevoerd naar onder andere de verspreiding van potentieel aanwezige planten- en dieren.
Er zijn tijdens het ecologisch onderzoek geen beschermde plant- en diersoorten aangetroffen of te verwachten. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Beschermde vissoorten zijn daarom niet te verwachten. Een aanvullend onderzoek en een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig. Extra aandacht is vereist nadat het braakliggend terrein bouwrijp is gemaakt. Er ontstaat een geschikt winterbiotoop voor de rugstreeppad. De rugstreeppad staat op de Rode Lijst geclassificeerd als gevoelig. Hij is streng beschermd middels de Europese Habitatrichtlijn en de Conventie van Bern. De soort is in tabel 3 van de Flora- en Faunawet opgenomen. Om te voorkomen dat de rugstreeppad zich tijdens de wintermaanden in het plangebied vestigt, dient rondom het werkterrein een amfibieënscherm te worden geplaatst.
3.5.3 Conclusie
Aantasting door de geplande ontwikkelingen zal - gezien de locatie van de geplande ontwikkelingen - geen negatieve impact hebben op zowel het Nationaal Landschap als het Natura 2000 gebied en de Ecologische Hoofdstructuur.
Er zijn tijdens het ecologisch onderzoek geen beschermde plant- en diersoorten aangetroffen of te verwachten. Om te voorkomen dat de rugstreeppad zich tijdens de wintermaanden in het plangebied vestigt, dient rondom het werkterrein een amfibieënscherm te worden geplaatst.
Een ontheffing ex artikel 75 Flora- en Faunawet, is niet noodzakelijk.
3.6 Archeologie
In de 'Beleidsnota Archeologie gemeente Castricum 2011' is voor het plangebied aangegeven dat voor ontwikkelingen die een grotere oppervlakte dan 500 m2 beslaan en waarbij dieper dan 40 centimeter in de bodem wordt ingegrepen, archeologisch onderzoek verplicht is.
In opdracht van de initiatiefnemer is er in december 2012 een archeologisch bureauonderzoek verricht door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. ter plaatse van de ontwikkelingslocatie. Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd (4).
Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd.
Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting kan worden geconcludeerd dat bij bodemingrepen mogelijk archeologische waarden zullen worden verstoord. Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang:
- in de ondergrond bevindt zich mogelijk (de flank van) een strandwal die vanaf het Neolithicum bewoond kan zijn geweest;
- uit historische bronnen blijkt dat het gebied rond het plangebied in ieder geval vanaf de 8e eeuw bewoond moet zijn geweest;
- in het gebied waarin het plangebied ligt, zijn gronden vaak diep omgezet voor de bollenteelt.De kans bestaat dat dit ook in het plangebied is gebeurd;
- in het plangebied is regelmatig sprake geweest van bouwingrepen, waardoor de bodem ook geroerd is geraakt; onbekend is tot hoe diep.
3.6.1 Conclusie
Op basis van de resultaten van dit bureauonderzoek welke als bijlage is bijgevoegd bij dit bestemmingsplan (4) wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten in het plangebied. Bij de uitvoering van de werkzaamheden zal rekening moeten worden gehouden met het feit dat eerst nog een archeologisch veldonderzoek zal moeten plaats vinden. In het bestemmingsplan is dit aspect geborgd met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'.
3.7 Verkeer En Parkeren
3.7.1 Verkeer
De entrees van het appartementencomplex bevinden zich aan de oostzijde van het gebouw. Ook het parkeerterrein ligt ten oosten van het gebouw. De ontsluiting zal dan ook plaatsvinden via een nieuw aan te leggen inritconstructie aan de Bloemenhof. De Bloemenhof is per auto alleen bereikbaar via de Dusseldorperweg. Fietsers en voetgangers kunnen de Bloemenhof ook via de Zwanebloem te bereiken.
De entrees van de rijwoningen liggen ten westen en ten noorden van de rijwoningen. Er worden voetpaden aangelegd om de woningen te ontsluiten. Achter de rijwoningen wordt een parkeerterrein aangelegd. Het parkeerterrein zal door middel van een nieuwe inritconstructie worden ontsloten via de Dopheide.
De vrije kavels aan de Dusseldorperweg worden ontsloten via de Dusseldorperweg.
3.7.2 Parkeren
De parkeernorm voor dit bouwplan bedraagt 76 parkeerplaatsen. De berekening hiervan is opgenomen in onderstaande tabel. Aan de parkeernorm wordt voldaan door aanleg van 76 parkeerplaatsen.
Type woning | Parkeernorm per woning | Totaal |
13 Rijwoningen (cat. 3) | 1,9 | 25 |
10 Appartementen (cat. 2) | 1,7 | 17 |
18 Appartementen (cat.3) | 2,1 | 34 |
Totaal | 76 |
Van de 76 parkeerplaatsen liggen er 43 achter het appartementencomplex, 4 langs de Dopheide en 29 achter de rijwoningen. Van de 43 parkeerplaatsen achter het appartementencomplex worden er 27 toegewezen aan c.q. meeverkocht met de appartementen (maximaal één per appartement). De overige 16 parkeerplaatsen op dit parkeerterrein zijn openbaar. De parkeerplaatsen achter de rijwoningen en aan de Dopheide zijn volledig openbaar. Er wordt een voetpad aangelegd tussen het parkeerterrein achter de rijwoningen en het parkeerterrein achter het appartementencomplex.
De twee vrije kavels aan de Dusseldorperweg voorzien in twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein.
Aan de parkeernorm wordt voldaan.
3.8 Economische Haalbaarheid
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een ontwikkeling/ aangewezen bouwplan onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten, waardoor het kostenverhaal verzekerd is. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet noodzakelijk.
3.9 Handhaafbaarheid
Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier. De regels die voor het plangebied opgesteld worden zijn flexibel en ruim waar mogelijk en zijn star en strak gesteld waar nodig. Bij de opzet van deze beheerregels is een ruimtelijke motivering opgenomen in de toelichting (met name in paragraaf 2.4) die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen. In deze motivering wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om alsnog af te wijken van dit plan na een ruimtelijk-juridisch afwegingsproces. Zo wordt recht gedaan aan de praktijk dat een bestemmingsplan (ook dit bestemmingsplan!) een momentopname is. De mogelijkheden voor een goede handhaafbaarheid van dit bestemmingsplan zijn daarmee gewaarborgd.
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
4.2 Methodiek
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem, de opbouw van de regels en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De (analoge) verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de aanleiding, onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.
Het bestemmingsplan is qua opzet en opbouw afgestemd op het Handboek Bestemmingsplannen gemeente Castricum (2011). Zodat er uniformiteit ontstaat in de diverse bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Castricum. De verbeelding van het bestemmingsplan is gedetailleerd te noemen.
4.3 Bestemmingen
4.3.1 Inleidende regels
De Inleidende regels (artikelen 1 en 2) van de planregels bevat de inleidende regels van het bestemmingsplan. Hierin worden de in de regels van het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd. Met deze artikelen wordt de interpretatievrijheid van de regels beperkt, hetgeen de rechtszekerheid ten goede komt.
4.3.2 Bestemmingen
In Bestemmingsregels (artikelen 3 tot en met 6) zijn de voorkomende enkelbestemmingen uit het bestemmingsplan beschreven en bouwhoogtes opgenomen.
Groen
De groenvoorzieningen die een structurerende functie hebben voor de groenstructuur in het plangebied zijn als Groen bestemd. Binnen deze bestemming zijn ook parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Tuin
In het plangebied komen voortuinen voor, deze worden bestemd als tuin. Dit geldt ook voor een aantal zijtuinen bij vrijstaande of hoekwoningen en appartementen op de begane grond. Op gronden met deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erkers (behorende bij de aangrenzende woningen in de bestemming "Wonen") toegestaan. Aan de bouwmogelijkheden voor erkers zijn nadere voorwaarden gesteld met betrekking tot maximale diepte, hoogte en dergelijke.
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden in de bestemming "Tuin" in niet toegestaan.
Met deze bestemming wil de gemeente de groene inrichting bevorderen en een zekere mate van openheid waarborgen.
Verkeer - Verblijfsgebied
Een deel van de openbare ruimte in het plangebied heeft de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn paden, maar ook parkeerplaatsen mogelijk, evenals groenvoorzieningen.
Wonen
Ten behoeve van de woonfunctie is in onderhavig bestemmingsplan de bestemming Wonen opgenomen. Het betreft hier zowel vrijstaande woningen, aaneengebouwde als gestapelde woningen. Aaneengebouwde woningen en gestapelde woningbouw worden specifiek aangeduid. De uitgangspunten uit het Handboek bestemmingsplannen en anderzijds de plaatselijke stedenbouwkundige aspecten heeft geresulteerd in de op de planverbeelding ingetekende bouwvlakken en maximale goot- en bouwhoogtes. De maximale omvang van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is geregeld in de planregels van het bestemmingsplan. Vanuit het Handboek bestemmingsplannen geldt voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2 een maximale oppervlakte van 75 m2. Voor een bouwperceel dat groter is dan 1.000 m2 geldt een maximale oppervlakte van 100 m2. Voorzieningen ten behoeve van mantelzorg zijn onder voorwaarden mogelijk binnen de bestaande bebouwing
Via een algemene gebruiksregel uit artikel Algemene regels is onder voorwaarden aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toegestaan bij de woning. Via een afwijking van de gebruiksregels is een bed-and-breakfast bij een woning toegestaan.
4.3.3 Dubbelbestemmingen
In Bestemmingsregels Waarde - Archeologie zijn de voorkomende dubbelbestemmingen uit het bestemmingsplan beschreven. Het betreft dubbelbestemmingen voor archeologie. In het kader van het SVBP2008 krijgt de dubbelbestemming voor archeologie de naam Waarde-Archeologie. De dubbelbestemming kan verder gespecificeerd worden met nummers. Er is voor gekozen om aan te sluiten bij het huidige beleid van de gemeente Castricum waarbij de dubbelbestemmingen hun nummer ontlenen aan die van de betreffende categorieën.
Waarde - Archeologie 4
De dubbelbestemming legt naast de geldende regels voor de aanwezige basisbestemming extra regels op aan de bestemde gronden. Gronden met bijvoorbeeld een bestemming Wonen, en een dubbelbestemming Archeologie 4, blijven bestemd voor alle doeleinden die mogelijk zijn gemaakt met Wonen (zoals het bouwen van woningen). Daarnaast zijn echter ook de regels van de dubbelbestemming Archeologie van toepassing.
4.3.4 Algemene regels
Algemene regels (artikelen 8 tot en met 12) bevat de overige regels, zoals de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels.
4.3.5 Overgangs- en slotregels
Overgangs- en slotregels (artikel 13 en 14) bevat de overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 5 De Procedure
5.1 Inspraak
Op 15 mei 2012 is er een inloopbijeenkomst gehouden voor inwoners/omwonenden ten behoeve van de presentatie van het bouwplan op de locatie Bloemenhof. De inloopbijeenkomst is door ongeveer 60 inwoners/omwonenden bezocht en de reacties op het ontwerp waren positief. Gezien de positieve reacties is er besloten om geen inspraak te bieden op dit bestemmingsplan op grond van de inspraakverordening.
5.2 Vooroverleg
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan diverse instanties. De instanties kregen vanaf 21 februari 2013 tot en met 21 maart 2013 de tijd om te reageren. In deze periode zijn in totaal vier vooroverlegreacties ingediend. De reacties zijn opgenomen in de "Nota Overleg en Wijzigingen", welke is opgenomen in bijlage 7.
5.3 Ambtshalve Wijzigingen
Naar aanleiding van voortschrijdend inzicht en de actuele stand van zaken is het bestemmingsplan op enkele zaken aangepast.
5.4 Zienswijzen
het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 5 december 2013 tot en met 15 januari 2014 ter inage gelegen. Een ieder is in deze periode in de gelegenheid gesteld om zowel mondeling als schriftelijk een zienswijze in te dienen. Er is in deze periode één zienswijze ingediend. De beantwoording hiervan is opgenomen in de "Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen", opgenomen in bijlage 8. De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Er zijn geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Oriënterend Bodemonderzoek Bloemenhof 25
Bijlage 1 Oriënterend bodemonderzoek Bloemenhof 25
Bijlage 2 Gecombineerd Bodem- En Asbest Onderzoek
Bijlage 2 Gecombineerd bodem- en asbest onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek Dusseldorperweg 141
Bijlage 3 Bodemonderzoek Dusseldorperweg 141
Bijlage 4 Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 4 Archeologisch vooronderzoek
Bijlage 5 Quick Scan Ecologie
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Nota Overleg En Wijzigingen
Bijlage 7 Nota Overleg en Wijzigingen
Bijlage 8 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 8 Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen