Dorpskernen 2016
Bestemmingsplan - Gemeente Edam-Volendam
Vastgesteld op 13-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan “Dorpskernen 2016“ met identificatienummer NL.IMRO.0385.BP01243-VG02 van de gemeente Edam-Volendam;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is.
1.6 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 aanlegplaats:
een ruimte die door een vaartuig voor niet meer dan 48 uur, uitsluitend ten behoeve van het aanmeren, in beslag wordt genomen;
1.8 aardkundige waarden:
onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied;
1.9 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.10 afmeerplaats/-locatie
een locatie voor het aanleggen van vaartuigen in een bevaarbaar water grenzend aan een openbaar gebied (wegen, groen, e.d.), ten dienste van een overstapgelegenheid (bijvoorbeeld in verband met een kanoroute) en/of een kortstondig verblijf (bijvoorbeeld in verband met de toervaart)
1.11 agrarisch bouwvlak:
een bouwvlak alwaar uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van één agrarisch bedrijf;
1.12 agrarisch bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling voor een agrarisch bedrijf is bestemd, met uitzondering van agrarische bedrijfswoningen en kassen;
1.13 agrarische bedrijfswoning:
een woning liggend op of verbonden met het erf van een agrarisch bedrijf, kennelijk slechts bestemd voor de huisvesting van één of meer personen werkzaam bij het betrokken agrarisch bedrijf wiens/wier huisvesting daar, gelet op de bestemming en bedrijfsvoering van het bedrijf, noodzakelijk is;
1.14 agrarische bedrijven:
bedrijven gericht op uitsluitend veehouderij- en weidebedrijven bestaande uit melkof zoogvee-, schapen- en geiten(melk)houderijen, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;
1.15 agrarisch deeltijdbedrijf:
een bedrijf waar de agrarische bedrijfsactiviteiten geen volledige en constante bezetting van één arbeidskracht vereisen en daarnaast een ondergeschikt (hoofd)inkomen opleveren;
1.16 agrarisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat overwegend deelbewerking verricht ten behoeve van de agrarische productie;
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.19 bebouwingspercentage:
het percentage van het bouwvlak, of indien geen bouwvlak is aangegeven, het percentage van het bestemmingsvlak, dat mag worden bebouwd met gebouwen;
1.20 bed&breakfast
het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is;
1.21 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling een voor bedrijven bruikbare ruimte omvat;
1.22 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw, of op een terrein, kennelijk bestemd voor één of meer personen, wiens/wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.23 bestaand:
- 1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- 2. bij gebruik: ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.26 bijgebouw:
een bij een woning of woonschip behorend gebouw, dat geen woonruimte bevat en dat zich visueel onderscheidt van een woning of een woonschip;
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 bruto vloeroppervlak (bvo)
de gezamenlijke vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.33 buitenbak:
een onoverdekte, al dan niet omheinde ruimte, kennelijk aangelegd en ingericht ten behoeve van de beoefening van de paardensport;
1.34 cultuurhistorische waarden:
de waarden van een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.35 dagrecreatie:
recreatief buitenverblijf, uitgezonderd recreatief nachtverblijf, dat in hoofdzaak gericht is op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, schaatsen, paardrijden, surfen en zwemmen;
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een discotheek, feestzaal en partyboerderij.
1.40 kaakberg
gebouw met pyramidaal dak op palen met vierkante plattegrond.
1.41 kampeermiddelen:
tent, tentwagen, kampeerauto of (toer)caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel werkzaam op de kampeerplaats waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.42 kamperen:
- 1. het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van een recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis;
- 2. het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.43 kamperen bij de boer:
het "kleinschalig" kamperen nabij agrarische (bij)gebouwen waarbij de kampeermiddelen middels beplanting aan het oog zijn onttrokken;
1.44 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken of trekken, vermeerderen of opkweken van vruchten, bloemen, groenten of planten. Hieronder worden tevens verstaan boog- en gaaskassen;
1.45 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende cultuurhistorische en visuele waarden;
1.46 ligplaats:
een ruimte welke door een woonschip, woonark of recreatie- of pleziervaartuig – al dan niet met tussentijdse onderbrekingen – permanent wordt ingenomen;
1.47 logeren bij de boer:
gebruik van (leeggekomen) agrarische opstallen voor de verhuur van logies en ontbijt;
1.48 logiesaccommodatie:
een bedrijf dat uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van logies per nacht en voor langere tijd;
1.49 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.50 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.51 ondergeschikt gebruik:
gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;
1.52 ondergeschikte horeca
horeca dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie;
1.53 onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken – voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.54 paardenfokkerij/-houderij
bedrijven gericht op het fokken en houden van paarden voor hetzij de inzet voor eigen fokkerij, hetzij voor verkoop, niet zijnde het houden van manege- of pensionpaarden;
1.55 peil:
hoofdgebouw:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw;
- 2. indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzageleggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
bijgebouw en overig bouwwerk:
de hoogte zoals geldt voor het (hoofd)gebouw of indien sprake is van een hoogteverschil in het terrein, bijvoorbeeld een talud, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein, in relatie met de hoogte van de bebouwing op het naburige erf;
1.56 perceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.57 raam- en straatprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie worden bewogen, uitgenodigd, dan wel aangelokt;
1.58 recreatie- of pleziervaartuig:
elke vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd voor recreatiedoeleinden;
1.59 recreatiewoning
een gebouw, niet zijnde een caravan of andere constructie op wielen zijnde , uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon gezin of andere groep van personen;
1.60 reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan vast staat dat het bedrijf, in ieder geval op afzienbare termijn, een substantieel aandeel levert in iemands inkomstenvorming waarbij veebezetting, grondareaal en tijdsbesteding worden meegewogen;
1.61 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke besloten ruimte, hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van pornografische aard plaatsvinden;
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een seksclub, een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.62 sekswinkel:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
1.63 sportvoorzieningen
het geheel van voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.;
1.64 stacaravan:
een caravan, die als gebouw valt aan te merken, maar waarvoor ingevolge het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
1.65 stolpwoning:
van oorsprong voor agrarische doeleinden (inclusief wonen) opgericht gebouw op een vierkante plattegrond, bestaande uit één bouwlaag met pyramidaal dak, dat rust op een constructie van poeren en dwarsbalken.
1.66 straatmeubilair:
de op of bij een weg behorende bouwwerken en constructies, te weten abri’s, telefooncellen, gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, urinoirs, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeersborden en -zuilen, brievenbussen, bushalteaanduidingen, verkeerslichten, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten e.d.;
1.67 tuinbouwbedrijven:
bedrijven gericht op uitsluitend het kweken van (sier)gewassen;
1.68 veredelingsbedrijven:
pelsdierhouderijen, varkensfokkerijen en varkensmesterijen, kalverfokkerijen en kalvermesterijen, pluimveehouderijen, champignonkwekerijen, witloftrekkerijen en bedrijven gericht op soortgelijke daarmede gelijk te stellen teelten, voor zover al deze bedrijven geheel of hoofdzakelijk niet afhankelijk zijn van de opbrengst van de bij het bedrijf behorende gronden;
1.69 volwaardig agrarisch bedrijf:
van een volwaardig agrarisch bedrijf is sprake wanneer het aan tenminste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid en een aanvaardbaar inkomen biedt of binnen afzienbare tijd zal bieden;
1.70 vrije beroepsuitoefening in woningen:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.71 woning:
een (gedeelte van een) woning dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.72 woonschip:
- 1. elke vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
- 2. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 in aanbouw;
- 3. een casco, dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 kan worden opgebouwd;
- 4. elke vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
- 5. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 tot en met 4.
1.73 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren;
2.2 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 vloeroppervlakte van woningen:
de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede worden verstaan keukens en slaapvertrekken. Niet meegerekend worden gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, alsmede ingebouwde bergingen en vlieringen, die gebruikt worden als berging.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Intensieve Veehouderij
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van intensieve veehouderijen;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, waaronder één bedrijfswoning;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- e. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- c. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
- d. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik voor zover niet afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
- e. de aanleg en het gebruik van buitenbakken voor paardensportbeoefening;
- f. het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna’s;
- g. het dempen van sloten.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen:
- a. de in lid 3.1 genoemde bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden' (artikel 5), om in te kunnen spelen op een wijziging in een agrarische activiteit die als passend wordt beschouwd in het veenweidegebied, na bedrijfsbeëindiging. Op de gronden welke door toepassing van de wijziging de bestemming “Agrarisch met waarden” hebben gekregen, is het bepaalde in artikel 5 van overeenkomstige toepassing;
- b. de wijziging mag uitsluitend worden toegepast indien de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf wordt gewijzigd of beëindigt en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 4 Agrarisch - Paardenfokkerij
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Paardenfokkerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. het fokken van paarden voor hetzij de inzet voor eigen fokkerij, hetzij voor verkoop;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, waaronder een bedrijfswoning;
- c. bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- d. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
- c. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veredelingsactiviteiten;
- d. het houden van manege- of pensionpaarden;
- e. het gebruik als manege;
- f. het gebruik ten behoeve van het logeren bij de boer.
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- 1. aan panden die na het jaar 1940 zijn gebouwd;
- 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
- 3. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
- 4. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
- c. De onder a bedoelde vergunning kan worden verleend indien met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van volwaardige en reële veehouderijen en weidebedrijven;
- b. extensief recreatief medegebruik;
- c. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – deeltijd agrarisch” mag een deeltijd agrarisch bedrijf uitgeoefend worden, met dien verstande dat niet meer dan 200 m² van de bestaande bedrijfsgebouwen is bestemd voor afwijkend deeltijd agrarisch gebruik voor het houden van vee;
- e. ter plaatse van de aanduiding “agrarisch loonbedrijf” een agrarisch loonbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf aan huis” een bedrijf aan huis;
- g. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – pluimvee” is een bedrijf dat handelt in pluimvee en eieren toegestaan, waarbij niet meer dan 1.500 leghennen tegelijk worden gehouden;
- h. bedrijfswoningen met uitzondering van ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - deeltijd';
- i. in afwijking van het bepaalde onder h is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding “paardenfokkerij” is een paardenfokkerij/ -houderij toegestaan;
- k. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- l. bouwwerken waaronder agrarische bedrijfswoningen;
- m. bedrijfsgebouwen, uitgezonderd kassen, en gebouwen, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
- a. lid 5.2.2 onder a. sub 1. voor de splitsing van een bestaande agrarische bedrijfswoning in twee agrarische bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. het bepaalde in lid 5.2.2 onder a. en lid 5.2.2 onder b. is van overeenkomstige toepassing op de tweede agrarische bedrijfswoning;
- 2. de tweede agrarische bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- 3. de aard van het bedrijf dient zodanig te zijn dat in verband met continue toezicht (dag en nacht) persoonlijk toezicht en verzorging door meer dan één persoon nodig is;
- b. lid 5.2.2 onder a. sub 1 voor de bouw van een tweede agrarisch bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. het bepaalde in lid 5.2.2 onder a en lid 5.2.2 onder b is van overeenkomstige toepassing op de tweede agrarische bedrijfswoning;
- 2. de tweede agrarische bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- 3. de aard van het bedrijf dient zodanig te zijn dat in verband met continue toezicht (dag en nacht) persoonlijk toezicht en verzorging door meer dan één persoon nodig is;
- c. lid 5.2.3 onder a. sub 4 en lid 5.2.3 onder b.2 voor een hoogte van ruwvoedersilo’s van niet meer dan 25 m;
- d. lid 5.2.2 onder c. ten behoeve van de omvang van een mestsilo tot een maximum van 1.500 m³, mits:
- 1. die omvang geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard met zich meebrengt;
- 2. de bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond, uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het agrarische bedrijf;
- 3. kan worden aangetoond, dat de vergroting dient ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
- 4. een en ander uit landschappelijk oogpunt goed inpasbaar is;
- e. lid 5.2.3 onder b, voor een bouwhoogte van niet meer dan 3 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap;
- f. lid 5.2.2 onder c en 5.2.3 onder b, in die zin dat ruwvoedersilo's, mestsilo's en mestbassins buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden,mits:
- 1. de noodzaak van situering buiten het bouwvlak voor de agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
- 2. de bouwhoogte van de ruwvoedersilo ten hoogste 15 meter bedraagt;
- 3. de bouwhoogte van de mestsilo ten hoogste 5 meter bedraagt;
- 4. de oppervlakte ten hoogste 150 m2 bedraagt;
- 5. de waarde als bedoeld in artikel 23 en artikel 24 niet onevenredig wordt aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- c. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
- d. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd producten van het betrokken agrarisch bedrijf;
- e. het gebruik van meer dan 500 m² aan, dan wel meer dan 50% van de bedrijfsomvang van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veredelingsactiviteiten;
- f. de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport;
- g. het gebruik ten behoeve van het aanbrengen of aanleggen van kaden, aanlegplaatsen of steigers, ten behoeve van recreatie- en pleziervaartuigen, met dien verstande dat kleine vaartuigen met een lengte van minder dan 5 m, die zijn afgemeerd grenzend aan een erf waarop een woning is gerealiseerd, wel zijn toegestaan;
- h. het gebruik ten behoeve van logeren bij de boer;
- i. het gebruik als kampeerterrein.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- 1. aan panden die na het jaar 1940 zijn gebouwd;
- 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
- 3. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
- 4. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
- c. De onder a bedoelde vergunning kan worden verleend indien met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsfuncties die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage B, “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, mits het geen bedrijven betreft welke omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1 Besluit omgevingsrecht;
- b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 2 uit de bij deze regels behorende bijlage B “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, mits het geen bedrijven betreft welke omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1 Besluit omgevingsrecht;
- c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1” uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 uit de bij deze regels behorende bijlage B “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, mits het geen bedrijven betreft welke omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1 Besluit omgevingsrecht;
- d. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3” uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 3 uit de bij deze regels behorende bijlage B “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, mits het geen bedrijven betreft welke omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1 Besluit omgevingsrecht;
- e. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2” uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 uit de bij deze regels behorende bijlage B “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, mits het geen bedrijven betreft welke omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1 Besluit omgevingsrecht;
- f. binnen de bestemming Bedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” een nutsvoorziening;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met LPG” een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG,;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “waterzuiveringsinstallatie” een waterzuiveringsinstallatie;
- i. uistluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – hondenkennel annex hondenfokkerij” een hondenkennel annex hondenfokkerij,
- j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “visserij” een visserij;
- k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “baggerspeciedepot’’ een baggerspeciedepot;
- l. uitsluitend ter plaatse van de “specifieke vorm van bedrijf – gemeentewerf” een gemeentewerf’;
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "gemaal" een gemaal;
- n. water
met daarbij behorende
- o. bouwwerken, waaronder bedrijfswoningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;
- p. bedrijfsgebouwen;
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- r. open terreinen, waaronder opslag-, los-, laad- en parkeerplaatsen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken vanbepaalde in:
- a. lid 6.2.2 onder b. sub 2 voor het plat afdekken van de bedrijfswoning, in welk geval de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximumbouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte als maximale bouwhoogte geldt;
- b. lid 6.2.3 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van 10 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte stoffen of materialen, van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
- c. de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.1 onder a. voor de vestiging van bedrijfstypen, die niet in de bijlage B, “Staat van Bedrijfsactiviteiten”, zijn genoemd, maar die wat betreft hinderlijkheid vergelijkbaar zijn met de wel genoemde bedrijfstypen;
- b. lid 6.4 onder c. voor het aanleggen en gebruiken van buitenbakken ten behoeve van paardensport, mits:
- 1. de afstand tot een niet op hetzelfde perceel gelegen woning niet minder bedraagt dan 20 m;
- 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
- 3. de aanleg en het gebruik van buitenbakken geschieden achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens;
- 4. de oppervlakte van de buitenbak niet meer dan 800 m² bedraagt.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' voor zover gelegen in directe aansluiting op de openbare weg, wijzigen in de bestemming 'Wonen' (artikel 21), met dien verstande dat er niet meer dan 2 woningen mogen worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen voor het verwezenlijken van de wijzigingsbevoegdheid. Deze voorwaarden kunnen omvatten:
- a. amovering van de in onbruik geraakte bouwwerken, zoals gebouwen en/of delen daarvan;
- b. het verwijderen van verhardingsoppervlakten;
- c. de aanleg van water dan wel plas/drasgronden ten dienste van de landschappelijke inpassing en/of de waterberging;
- d. de aanleg van groenelementen/houtwallen in het kader van een landschappelijke dan wel ecologische aanvulling.
Op de gronden welke door toepassing van dit lid de bestemming 'Wonen' hebben gekregen, is het bepaalde in artikel 21 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch Hulpbedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarische hulpbedrijven, mits het geen bedrijven betreft welke omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1 Besluit omgevingsrecht;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, waaronder bedrijfswoningen;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. open terreinen, waaronder opslag-, los-, laad- en parkeerplaatsen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 7.2.3 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 10 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte stoffen of materialen, van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
- c. de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 7.4 onder c. voor de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport, mits:
- a. de afstand tot niet op hetzelfde perceel gelegen woningen niet minder bedraagt dan 20 m;
- b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m;
- c. de aanleg en het gebruik van buitenbakken geschieden achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens;
- d. de oppervlakte van de buitenbak niet meer bedraagt dan 800 m².
7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- 1. aan panden die na het jaar 1940 zijn gebouwd;
- 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
- 3. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
- 4. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
- c. De onder a bedoelde vergunning kan worden verleend indien met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. praktijkruimte;
- c. dienstverlening;
- d. detailhandel;
- e. een woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘woning uitgesloten’ is aangegeven dat een woning niet is toegestaan;
met daarbij behorende:
- f. tuinen en erven;
- g. water;
- h. verkeersontsluitingen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. bij de onder a t/m j genoemde functies behorende bouwwerken en open terrein, waaronder straten, opslag-, laad- en losplaatsen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
- a. lid 8.2.2 onder a sub 2 voor het plat afdekken van gebouwen mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het lintdorp;
- b. lid 8.2.2 onder b sub 2 voor het plat afdekken van bedrijfswoningen mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het lintdorp.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kunstwerken
- c. bermen en beplanting;
- d. voet- en fietspaden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
- g. verhardingen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een gasdrukmeet- en regelstation;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen;
- c. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1” een horecabedrijf uit de categorie 1;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 3” een horecabedrijf uit de categorie 1 tot en met 3;
en als zodanig toegelicht in bijlage A.
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, waaronder bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. tuinen en erven;
- f. open terrein, waaronder opslag-, los-, laad- en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
- a. lid 10.2.2 sub b. onder 2 voor het plat afdekken van de bedrijfswoning mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het lintdorp;
- b. lid 10.2.3 tot een hoogte van 10 m, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap en de karakteristiek van het lintdorp.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte stoffen of materialen, van welke soort dan ook, ander dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. overheids-, medische-, onderwijs-, sociaal-culturele-, levensbeschouwelijke- en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van kinderdagverblijven en kinderopvang;
- b. aan de maatschappelijke voorziening gerelateerde en ondergeschikte horeca;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” een begraafplaats";
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – logiesaccommodatie” logiesaccommodaties;
- e. zorgwoningen voor zover gelegen aan de Burgemeester J. Schoonstraat;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - rijksmonument” een rijksmonument;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" een gasdrukmeet- en regelstation.
met daarbij behorende:
- h. bouwwerken, waaronder (inpandige) bedrijfs- of dienstwoningen, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is aangegeven dat een bedrijfswoning niet is toegestaan;
- i. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. open terreinen waaronder opslag-, los-, laad- en parkeerplaatsen;
- k. groenvoorzieningen;
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- 1. aan panden die na het jaar 1940 zijn gebouwd;
- 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
- 3. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
- 4. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
- c. De onder a bedoelde vergunning kan worden verleend indien met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud of het herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden en agrarisch medegebruik;
- b. ter plaatse van de aanduiding “water” water;
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het gebruik ten behoeve van het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- d. het gebruik ten behoeve van het aanbrengen of aanleggen van kaden of aanlegplaatsen;
- e. het gebruik ten behoeve van het bebossen van gronden;
- f. het gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen;
- g. het scheuren van grasland;
- h. het beproeven van (model)vlieg-, vaar- en voertuigen;
- i. het gebruik als volkstuinen;
- j. het verrichten van onderzoeks -en exploitatieboringen voor de winning van delfstoffen en ander bodemmateriaal;
- k. het gebruik als sport-, wedstrijd- of speelterrein.
- l. het gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden, behoudens het gebruik als grasland en de uitoefening van de griend-, riet- en biezencultuur indien en voor zover zodanig gebruik respectievelijk uitoefening reeds plaats vond op het moment van het van kracht worden van dit plan.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 12.1 genoemde bestemming 'Natuur' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', ten behoeve van het aanleggen van recreatieve routes en bijbehorende voorzieningen. Op de gronden welke door toepassing van de wijziging de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van het aanleggen van recreatieve routes en bijbehorende voorzieningen hebben gekregen is het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruitersport;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'water' voor watergerelateerde dagrecreatie met daarbij behorende aanlegsteigers en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, waaronder ten hoogste één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'water', waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- d. één ondergeschikte horecagelegenheid, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'water', waar geen horecagelegenheid is toegestaan;
- e. één verkooppunt voor paardensportartikelen, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'water', waar geen verkooppunt is toegestaan;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. open terreinen en water;
- h. parkeerplaatsen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
- a. lid 13.2.2 sub b onder 3 en lid 13.2.2 sub c onder 2 voor het plat afdekken van gebouwen mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het lintdorp;
- b. lid 13.2.3 sub b tot een bouwhoogte van 10 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap en de karakteristiek van het lintdorp.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik vooropslag of storting in enigerlei vorm van stoffen en materialen van welke soort dan ook anders dan noodzakelijk voor de uitoefening van het manegebedrijf;
- b. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vaardigheden of herstellen van goederen anders dan ten behoeve van de ruitersport;
- c. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik anders dan ten behoeve van de ruitersport.
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen en logiesaccommodatie;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” een kampeerterrein;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – appartementengebouw” een appartementengebouw;
- d. aan de verblijfsrecreatie gerelateerde en ondergeschikte horeca;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, waaronder bedrijfswoningen, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ staat aangegeven dat een bedrijfswoning niet is toegestaan;
- f. centrale voorzieningen, waaronder sanitair- en recreatieruimte;
- g. een kampeergebouw, kampeermiddelen en stacaravans;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. open terreinen waaronder parkeerplaatsen, speelplaatsen en- toestellen.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 14.3.2 onder b. en c. tot 80% van de daar genoemde maten, mits ten gevolge van het gewijzigde aantal standplaatsen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap en de karakteristiek van het lintdorp.
Artikel 15 Recreatie - Volkstuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
met de daarbij behorende:
- b. gemeenschappelijke voorzieningen;
- c. hobbykasjes;
- d. bergkisten;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. open terreinen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming, bouwwerken worden gebouwd, waarbij is bepaald dat:
- a. per tuin niet meer dan één hobbykas mag worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m2;
- 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- b. per tuin niet meer dan één bergkist mag worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2 m2;
- 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
- c. voor zover gelegen achter Oosteinde 54, een gebouw ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen mag worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het houden van (klein) vee zoals schapen, geiten en varkens;
- b. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken gerede, dan wel onklare machines;
- c. het gebruik of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen.
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. wegen en paden;
- d. open terreinen waaronder parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
met daarbij behorend:
- b. erkers aan de voor- en zijkant van woongebouwen;
- c. bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming, bouwwerken worden gebouwd, waarbij is bepaald dat:
- a. erkers mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de diepte mag niet meer bedragen dan 1 m;
- 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
- b. bijgebouwen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
- 2. de bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt of van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30° en niet meer dan 60°;
- 3. de nokrichting van de bijgebouwen of, indien er geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken, dient haaks op of evenwijdig aan de voorgevel van de woning geprojecteerd te worden;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van:
- 1. erf- of terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m mag bedragen;
- 2. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 17.2 sub c tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap, geen bezwaar bestaat uit het oogpunt van verkeersveiligheid.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 17.1 voor het aanleggen van buitenbakken ten behoeve van de paardensport mits:
- a. de afstand tot de niet op hetzelfde perceel gelegen woningen niet minder bedraagt dan 20 m;
- b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m;
- c. de aanleg en het gebruik geschieden achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens;
- d. de oppervlakte van de buitenbak niet meer dan 800 m2 bedraagt.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “garage” garages;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” een gasdrukmeet-en regelstation;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” een onderdoorgang;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting” een inrit;
met daarbij behorende:
- g. rijwegen;
- h. voet- en fietspaden;
- i. ruiterpaden;
- j. parkeerplaatsen;
- k. bermen;
- l. kaden;
- m. straatmeubilair;
- n. bruggen;
- o. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.
18.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing wordt bepaald, dat:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 8 m;
- b. de bouwhoogte van garages niet meer mag bedragen dan 3 m;
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegtracé;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” een onderdoorgang;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkeer’’ wegen en paden;
- d. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing wordt bepaald, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 9 m.
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” woonschepenligplaatsen;
- c. voor de waterhuishouding en het verkeer in en over het water noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “sluis” een sluis;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “brug” een brug;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “railverkeer’’ railverkeer;
- g. nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in 20.2.1 sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het scheepvaartverkeer, tot een bouwhoogte van 10 m.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel” detailhandel;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - transportbedrijf” een transportbedrijf;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kantoor” een kantoor;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijf aan huis” een aan huis verbonden bedrijf;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “beroep aan huis” een aan huis verbonden beroep;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” erven;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bed & breakfast’’ een bed & breakfast.
met de daarbij behorende:
- i. bijgebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. erven.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
- a. lid 21.2.1 onder b: voor het splitsen van woningen in niet meer dan twee wooneenheden, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de overige bouwregels als omschreven in lid 21.2.1 blijven onverkort van toepassing;
- 2. de inhoud van de woning niet minder mag bedragen dan 150 m3;
- 3. met betrekking tot de bijgebouwen is het bepaalde in lid 21.2.2 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de zinsnede "per woning" in lid 21.2.2 onder b, c en d "per twee woningen" gelezen dient te worden;
- 4. aangetoond dient te worden dat in de vergroting van het aantal benodigde parkeerplaatsen zal worden voorzien op de bij de woning behorende gronden, dan wel op gronden in de directe nabijheid van de woning ten behoeve waarvan de ontheffing wordt toegepast;
- b. lid 21.2.1 onder d voor een dakhelling van niet meer en niet minder dan respectievelijk 80° en 20°;
- c. lid 21.2.1 onder d voor het plat afdekken van woningen of delen ervan;
- d. lid 21.2.2 onder b, c en d, voor het bebouwen van een grotere oppervlakte met bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 150 m2, onverminderd het bepaalde in lid 21.3 onder d2;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 1/3 van het achtererfgebied, onverminderd het bepaalde in lid 21.3 onder d1;
- 3. mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het open landschap en de doorzichten naar het open landschap;
- 4. sub e, f en g van lid 21.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing;
- 5. mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het open landschap en de doorzichten naar het open landschap;
- e. lid 21.2.2 onder f voor een dakhelling van niet meer en niet minder dan respectievelijk 80° en 20°;
- f. lid 21.2.4 tot een hoogte van niet meer dan 6 m, met uitzondering van erfafscheidingen, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in
- a. lid 21.4.1 onder d voor het bieden van recreatief nachtverblijf, mits:
- 1. het aantal logieseenheden niet meer bedraagt dan 2;
- 2. aan niet meer dan 5 personen tegelijkertijd verblijf wordt geboden;
- 3. uitsluitend bestaande gebouwen voor logieseenheden gebruikt worden.
- b. lid 21.4.1 onder f voor het aanleggen van buitenbakken mits:
- 1. de afstand tot de niet op hetzelfde perceel gelegen woningen niet minder bedraagt dan 20 m;
- 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m;
- 3. de aanleg en het gebruik geschieden achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens;
- 4. de oppervlakte van de buitenbak niet meer dan 800 m² bedraagt.
21.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- 1. aan panden die na het jaar 1940 zijn gebouwd;
- 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
- 3. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
- 4. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
- c. De onder a bedoelde vergunning kan worden verleend indien met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud van de aanwezige archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Op de in lid 22.1 bedoelde gronden geldt dat geen bouwwerken mogen worden gebouwd voor zover het bouwwerken betreft:
- a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - 1“;
- b. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - 2“ met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,35 m;
- c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - 3“ met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,40 m;
- d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - 4“ met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 m.
- e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - 5“ met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 22.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, die niet voldoen aan de in lid 22.2 genoemde bouwregels, op voorwaarde dat;
- a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
- b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, het bevoegd gezag advies inwint bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
- c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Landschap
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en/of het herstel van de aldaar voorkomende dan wel de daaraan eigen landschappelijke waarden.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
23.4 Omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Landschap - Stelling Van Amsterdam
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap en werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' (een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en relatief grote openheid).
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het UNESCO-werelderfgoed Stelling van Amsterdam.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. de waterkering;
- b. de waterbeheersing;
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing wordt bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in lid 25.2, uitsluitend nadat aan de waterbeheerder schriftelijk advies is gevraagd, voor de bouw van een afmeerlocatie in de vorm van aanlegsteigers en of overstapplaatsen ten behoeve van het gebruik van recreatieve routes.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene Bouwregels
27.1 Parkeren
- a. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze in stand moeten worden gelaten. Hiervoor wordt getoetst aan het ten tijde van de vergunningaanvraag geldende gemeentelijk parkeerbeleid.
- b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
27.2 Bestaande situatie
Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemmingen, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
- a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen of onbebouwde gronden als seksinrichting.
- b. Voorts wordt onder strijdig gebruik verstaan de gronden ten behoeve van bebossing te gebruiken of te laten gebruiken.
- c. Het is verboden te kamperen op de in dit plan begrepen gronden, tenzij anders in de regels is aangegeven.
- d. Ter plaatse van de aanduidingen “bedrijf aan huis” en “beroep aan huis” mag onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 het gehele voor beroep of bedrijf aan huis aangeduide deel van een bijgebouw ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis worden gebruikt.
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
29.1 vrijwaringszone - dijk
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” mag niet eerder worden gebouwd dan nadat de aanvrager/vergunninghouder ontheffing heeft verkregen van de dijkbeheerder en advies is ingewonnen bij de dijkbeheerder.
29.2 vrijwaringszone - landschappelijke waarden
29.3 milieuzone - geurzone
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mag niet eerder worden gebouwd dan nadat er bedrijfsbeëindiging heeft plaatsgevonden op het perceel Warder 79.
29.4 wetgevingszone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone -wijzigingsgebied' binnen de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het realiseren van een nieuwe woning een bouwvlak te vestigen, zoals verbeeld in bijlage C behorende bij deze regels, met inachtneming van het volgende dat:
- a. de wijzing alleen gronden mag betreffen welke het eigendom zijn van de gemeente, dan wel gronden waarvan de eigenaar of een ander zakelijk gerechtigde om een wijzing heeft verzocht;
- b. het agrarisch bedrijf op het perceel Warder 79 is beëindigd;
- c. de maximum oppervlakte van het bouwvlak 70 m2 bedraagt;
- d. de maximum breedte 10 m aan de naar de weg gekeerde zijde bedraagt;
- e. de maximum goothoogte 4,5 m bedraagt;
- f. de maximum bouwhoogte 9 m bedraagt;
- g. het bepaalde in artikel 21 van overeenkomstige toepassing is.
29.5 veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwvestiging of uitbreiding van de bestaande vloeroppervlakte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
29.6 veiligheidszone - barim
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - barim' zijn geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
30.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in het plan bepaalde voor:
- a. de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregelen meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
- 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
- 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
- b. het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 m, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
- c. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte en voorgevelbreedte van de woonhuizen met niet meer dan 60 cm;
- d. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van de woningen met niet meer dan 60 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied';
- e. het in agrarische bedrijfsgebouwen opslaan van goederen en materialen, waarvan de aanwezigheid voor de agrarische bedrijfsvoering niet noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de opslag van goederen en materialen mag geenszins leiden tot noodzakelijke uitbreiding van de agrarische bedrijfsbebouwing;
- 2. de opslag van goederen en materialen mag niet leiden tot een vergroting van de verkeersaantrekking;
- 3. het agrarische karakter van de betrokken gronden en/of de omgeving daarvan niet onevenredig mag worden aangetast;
- 4. de gebouwen waarin wordt opgeslagen mogen geen uiterlijke wijziging ondergaan;
- 5. de opslag van goederen en materialen mag in ieder geval niet gepaard gaan met of het leiden tot het bedrijfsmatig herstellen of vervaardigen van goederen en materialen en/of het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van de betrokken goederen en materialen ter plaatse;
- f. de plaatsing van zendmasten ten dienste van de mobiele communicatie met een maximale hoogte van 50 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
30.2 Voorwaarden
De afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 30.1 mogen uitsluitend worden toegepast indien de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.
30.3 Stolp
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven inhoudsmaat en bouwhoogte van woningen, indien er een architectonisch verantwoorde stolpwoning:wordt gerealiseerd met een maximum van respectievelijk 1.500 m3 inhoud en 15 meter bouwhoogte, met dien verstande dat:
- a. bij de afwijking de stolpwoning:maximaal 20% van de oppervlakte van het perceel bedraagt;
- b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter bedraagt;
- c. de breedte van het perceel minimaal 8 meter breder is dan de breedte van de stolp;
- d. bij de afwijking tevens een beeldkwaliteitplan wordt vastgesteld.
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
31.1 Wijzigingsbevoegdheid I: bestemmings- en bouwgrens
31.2 Wijzigingsbevoegdheid II: agrarisch met waarden-wonen
31.3 Wijzigingsbevoegdheid III: demping
Artikel 32 Overige Regels
32.1 Andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die wettelijke regelingen zoals die luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
32.2 Relatie
Waar op de verbeelding de figuur 'relatie' is weergegeven, dienen de op deze manier met elkaar verbonden bouwvlakken als één bouwvlak te worden beschouwd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsregels
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Dorpskernen 2016'.