KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel

Tunnelpad Oosthuizen

Bestemmingsplan - Gemeente Edam-Volendam

Vastgesteld op 01-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Het plan

het bestemmingsplan 'Tunnelpad Oosthuizen' met identificatienummer NL.IMRO.0385.BPTunnelpad-vg01 van de Gemeente Edam-Volendam.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is.

1.6 Aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 Aanlegplaats

een ruimte die door een vaartuig voor niet meer dan 48 uur, uitsluitend ten behoeve van het aanmeren, in beslag wordt genomen.

1.8 Achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.11 Bed & breakfast

het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.

1.12 Bestaand

  1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  2. bij gebruik: ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.

1.13 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bijgebouw

een bij een woning of woonschip behorend gebouw, dat geen woonruimte bevat en dat zich visueel onderscheidt van een woning of een woonschip.

1.16 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Buitenbak

een onoverdekte, al dan niet omheinde ruimte, kennelijk aangelegd en ingericht ten behoeve van de beoefening van de paardensport.

1.22 Cultuurhistorische waarden

de waarden van een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden.

1.23 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een discotheek, feestzaal en partyboerderij.

1.26 Kamperen

  1. het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van een recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis;
  2. het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.27 Landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende cultuurhistorische en visuele waarden.

1.28 Peil

hoofdgebouw:
  1. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw;
  2. indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzageleggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
bijgebouw en overig bouwwerk:
  1. de hoogte zoals geldt voor het (hoofd)gebouw of indien sprake is van een hoogteverschil in het terrein, bijvoorbeeld een talud, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein, in relatie met de hoogte van de bebouwing op het naburige erf.

1.29 Perceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.30 Recreatie- of pleziervaartuig

elke vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd voor recreatiedoeleinden.

1.31 Seksinrichting

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte, hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een seksclub, een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 Straatmeubilair

de op of bij een weg behorende bouwwerken en constructies, te weten abri’s, telefooncellen, gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, urinoirs, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeersborden en -zuilen, brievenbussen, bushalteaanduidingen, verkeerslichten, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten e.d.

1.33 Vrije beroepsuitoefening in woningen

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.34 Woning

een (gedeelte van een) woning dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren.

2.2 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Vloeroppervlakte van een woning

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede worden verstaan keukens en slaapvertrekken. Niet meegerekend worden gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, alsmede ingebouwde bergingen en vlieringen, die gebruikt worden als berging.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. kunstwerken
  3. bermen en beplanting;
  4. voet- en fietspaden;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water;
  7. verhardingen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een gasdrukmeet- en regelstation;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'calamiteitenroute', uitsluitend voor de aanleg en instandhouding van een calamiteitenroute;
  10. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. Op gronden met de aanduiding ‘calamiteitenroute’ mag niet worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  2. het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen;
  3. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
met daarbij behorend:
  1. erkers aan de voor- en zijkant van woongebouwen;
  2. bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming, bouwwerken worden gebouwd, waarbij is bepaald dat:
  1. erkers mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
    1. de diepte mag niet meer bedragen dan 1 m;
    2. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
  2. bijgebouwen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' met inachtneming van de volgende regels:
    1. de goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw niet meer mogen bedragen dan 3 m;
    2. de bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van:
    1. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m;
  4. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet in het water geplaatst worden.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. groen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. ruiterpaden;
  4. parkeerplaatsen;
  5. bermen;
  6. kaden;
  7. straatmeubilair;
  8. bruggen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing wordt bepaald, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 8 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in een woning;
met de daarbij behorende:
  1. bijgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. erven.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
  1. artikel 6.2.1 sub b: voor het splitsen van woningen in niet meer dan twee wooneenheden, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de overige bouwregels als omschreven in artikel 6.2.1 blijven onverkort van toepassing;
    2. de inhoud van de woning niet minder mag bedragen dan 150 m³;
    3. met betrekking tot de bijgebouwen is het bepaalde in artikel 6.2.2 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de zinsnede 'per woning' in artikel 6.2.2 sub b, artikel 6.2.2 sub c en artikel 6.2.2 sub d 'per twee woningen' gelezen dient te worden;
    4. aangetoond dient te worden dat in de vergroting van het aantal benodigde parkeerplaatsen zal worden voorzien op de bij de woning behorende gronden, dan wel op gronden in de directe nabijheid van de woning ten behoeve waarvan de ontheffing wordt toegepast;
  2. artikel 6.2.1 sub d voor een dakhelling van niet meer en niet minder dan respectievelijk 80° en 20°;
  3. artikel 6.2.1 sub d voor het plat afdekken van woningen of delen ervan;
  4. artikel 6.2.2 sub b, artikel 6.2.2 sub c en artikel 6.2.2 sub d, voor het bebouwen van een grotere oppervlakte met bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 150 m², onverminderd het bepaalde in artikel 6.3 sub d onder 2;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 1/3 van het achtererfgebied, onverminderd het bepaalde in artikel 6.3 sub d onder 1;
    3. mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het open landschap en de doorzichten naar het open landschap;
    4. artikel 6.2.2 sub e, artikel 6.2.2 sub f en artikel 6.2.2 sub g zijn van overeenkomstige toepassing;
  5. artikel 6.2.2 sub f voor een dakhelling van niet meer en niet minder dan respectievelijk 80° en 20°;
  6. artikel 6.2.4 tot een hoogte van niet meer dan 6 m, met uitzondering van erfafscheidingen, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.

6.4 Specifieke gebruiksregels

3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Parkeren

  1. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze in stand moeten worden gelaten. Hiervoor wordt getoetst aan het ten tijde van de vergunningaanvraag geldende gemeentelijk parkeerbeleid.
  2. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

8.2 Bestaande situatie

Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemmingen, geldt dat:
  1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

  1. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen of onbebouwde gronden als seksinrichting.
  2. Voorts wordt onder strijdig gebruik verstaan de gronden ten behoeve van bebossing te gebruiken of te laten gebruiken.
  3. Het is verboden te kamperen op de in dit plan begrepen gronden, tenzij anders in de regels is aangegeven.
  4. Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf aan huis' en 'beroep aan huis' mag onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 het gehele voor beroep of bedrijf aan huis aangeduide deel van een bijgebouw ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis worden gebruik.
  5. Ingeval van gronden bij een woning kleiner of gelijk aan 60 m² mag de gezamenlijke oppervlakte van het verhard oppervlakte niet meer bedragen dan 75%.
  6. Ingeval van gronden bij een woning groter dan 60 m² mag in aanvulling op het bepaalde in lid e van dit artikel het verhard oppervlak van het meerdere niet meer bedragen dan 50%.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in het plan bepaalde voor:
  1. de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregelen meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  2. het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 m, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
  3. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van woningen met niet meer dan 60 cm;
  4. de plaatsing van zendmasten ten dienste van de mobiele communicatie met een maximale hoogte van 50 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.

10.2 Voorwaarden

De afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 10.2 mogen uitsluitend worden toegepast indien de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid I: bestemmings- en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan bepaalde voor:
  1. de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregelen meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  2. het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 m, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
  3. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van woningen met niet meer dan 60 cm.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die wettelijke regelingen zoals die luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Tunnelpad Oosthuizen'.