Oorgat e.o.
Bestemmingsplan - Edam-Volendam
Vastgesteld op 19-01-2012 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan “Oorgat e.o.” van de gemeente Edam-Volendam;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0385.bpOorgatEO-vg01met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
het verlenen van diensten of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;
1.6 aan-huis-verbonden beroep
de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet begrepen de uitoefening van horeca en detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de aldan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage
het in de regels of in een aanduiding aangegeven percentage van een bouwvlak, of indien geen bebouwingsgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met gebouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen;
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw, of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één of meer personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.13 beeldbepalend bouwwerk
een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde, dat wil zeggen een cultuurhistorische waardestelling met een score van 8 tot en met 13 punten, en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het als bijlage 3 toegevoegde cultuurhistorisch rapport ´Inventarisatie´, als gemeentelijk monument bescherming geniet in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed';
1.14 bestaand
- 1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- 2. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 boerderij
Veelal van oorsprong voor agrarisch doel (inclusief wonen) opgericht gebouw op een grotendeels vierkante plattegrond, bestaande uit één bouwlaag met een piramidevormig dak;
1.19 botenhuis
een gebouw al dan niet geheel of gedeeltelijk gebouwd over het water en bereikbaar van het te bevaren water, dat dient voor overdekt onderbrengen van één of meer boten.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwhistorisch onderzoek
een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van een gebouw of ensemble met een nadruk op de fysieke samenstelling, conform de ´Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek´ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.29 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
het bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.30 contra-expertise
een deskundige advies met daarin een afweging van de cultuurhistorische waarde ten opzichte van de bouwtechnische staat van het object, zoals aangegeven in het bouwhistorisch onderzoek;
1.31 cultureel erfgoed
alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren;
1.32 cultuurhistorisch rapport
onderzoek waarin de algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectonische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikhistorie zijn geïnventariseerd en vastgelegd en waarvan op basis van het puntensysteem op de onderdelen 7 tot en met 20 van het cultuurhistorisch rapport een score haalbaar is van 0 tot en met 20 punten;
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied;
1.34 cultuurhistorische waardestelling
een toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied vastgelegd in een cultuurhistorisch rapport, met als mogelijke uitkomst na beoordeling:a. een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarden: een uitkomst c.q. score van 14 tot en met 20 punten;b. een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarden: een uitkomst c.q. score van 8 tot en met 13 punten;c. een bouwwerk met een lage cultuurhistorische en/of archtiectonische waarden zonder specifieke status: een uitkomst c.q. score van 0 tot en met 7 punten.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voorzover de bestemming deze die inrichting niet verbiedt;
1.38 evenementen
periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel ofgedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.41 horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.42 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.43 karakteristiek waardevol bouwwerk
een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarden, dat wil zeggen een cultuurhistorische waardestelling met een score van 14 tot en met 20 punten, en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het als bijlage 3 toegevoegde cultuurhistorisch rapport `Inventarisatie´, als gemeentelijk monument bescherming geniet in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed'
1.44 maaiveld
de hoogte van het bouwperceel ter plaatse, dan wel; de hoogte van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse na het verlenen van een omgevingsvergunning;
1.45 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.46 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.47 ondergronds bouwen
bouwen onder het maaiveld met minimaal 0,35 m;
1.48 ondersteunende horeca
een horeca-activiteit in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming 'Horeca' heeft, en waar men in het verlengde van de hoofdactiviteit als nevenactiviteit (kleine) eet- en/of (alcoholische) drinkwaren kan consumeren en men daarvoor moet betalen;
1.49 overkapping
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een op de grond staand bouwwerk met een dak;
1.50 provinciaal monument
een onroerende zaak die van belang is voor de provincie Noord-Holland wegens haar cultuurhistorische waarde als bedoeld in de Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2005;
1.51 puntensysteem en maximale score cultuurhistorisch rapport
Nr | Omschrijving | Toelichting | Maximale score | |
7 | Functie | Van belang vanwege cultuurhistorische aspecten vanwege het (voormalige) gebruik. | 1 punt | |
8 | Bouwjaar | Hierbij is gekozen als ‘peildatum’ objecten vóór of na 1960 (ouder dan 50 jaar of niet. | 2 punten | |
9 | Stijl/gaafheid | Van belang vanwege de architectonische gaafheid van het exterieur | 1 punt | |
10 | Stijl/gaafheid | Van belang vanwege een bepaalde stijl of bouwtrant. | 1 punt | |
11 | Stijl/gaafheid | Van belang vanwege bijzondere esthetische kwaliteiten (zoals gevelindeling, bijzondere detaillering, materiaal en/of kleurgebruik etc.) | 4 punten | |
12 | Stijl/gaafheid | Van belang vanwege een unieke (bouw)techniek of (bouw)type. | 1 punt | |
13 | Stijl/gaafheid | Van belang vanwege een bekende architect en/of de plaatselijke, regionale en/of landelijke architectuurgeschiedenis. | 1 punt | |
14 | Stijl/gaafheid | Van belang vanwege de oorspronkelijkheid of de bijzonderheid van (een onderdeel van) het exterieur. | 1 punt | |
15 | Historisch belang | Van belang vanwege het feit dat het object samen met andere delen of objecten (gebouwen, hekwerken, entree, tuin) een karakteristiek historisch complex of historisch stedenbouwkundig structuur vormt. | 1 punt | |
16 | Historisch belang | Van belang vanwege het feit dat het object als onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk gebied, lint of landelijk gebied daarin beeldbepalend is. | 1 punt | |
17 | Historisch belang | Van belang vanwege de bijzondere betekenis van het object voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk (oriëntatiepunt) | 1 punt | |
18 | Historisch belang | Van belang vanwege het feit dat het object deel uitmaakt van een gebied met een grote continuïteit, waardoor het historische patroon van verkaveling, wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven. | 1 punt | |
19 | Historisch belang | Van belang vanwege de historische herinneringen verbonden aan het object in de ruimste zin van het woord (feiten, gebeurtenissen, eigenaren/bewoners, beroepen etc.) | 2 punten | |
20 | Historisch belang | Van belang vanwege een plaatselijke, regionale of landelijke historische ontwikkeling (op sociaal, cultureel, technisch, bestuurlijk, economisch gebied etc.) | 2 punten | |
Waardestelling gehele object | 20 punten |
1.52 rijksmonument
onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.53 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 stolp
een specifieke verschijningsvorm van een beeldbepalend bouwwerk, tenzij in gevolge het voor de onroerende zaak opgestelde cultuurhistorische rapport sprake is van een karakteristiek waardevol bouwwerk;
1.55 veranda
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak steunend op palen en al dan niet bevestigd aan ten hoogste één gesloten wand;
1.56 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;
1.57 waardevol cultuurhistorisch element
objecten en bouwwerken, niet zijnde gebouwen, met cultuurhistorische waarde, zoals omschreven in de als bijlage 3 toegevoegde cultuurhistorisch rapport ´Inventarisatie´, en die als gemeentelijk monument bescherming genieten in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed';
1.58 woning
een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
- a. Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.
2.7 de bouwhoogte van een antenne-installatie:
- 1. ingeval van een vrijstaande antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de antenne-installatie;
- 2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde antenne-installatie: het hoogste punt van de antenne-installatie;
2.8 de bouwhoogte van balkon- en dakterrashekken:
tussen het hoogste punt van het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van het dak.
2.9 de bouwhoogte van schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen:
tussen het hoogste punt van de schoorsteen, antenne of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen en de plaats van het dak waar dit bouwwerk is aangebracht.
2.10 het peil:
- 1. voor het hoofdgebouw binnen een bouwvlak: de hoogte van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
- 2. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan het hoofdgebouw: de hoogte van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
- 3. overige bouwwerken die vrijstaand zijn gebouwd: de gemiddelde hoogte van het terrein zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 de vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580
- b. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven tot en met categorie B uit de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten -functiemenging, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
- 2. een sloop- en transportbedrijf van puin en ander sloopmateriaal en een handelsbedrijf in sloopmateriaal, zand, grind en grond, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sloop-, transport- en handelsbedrijf';
- 3. een aannemings- en molenmakersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemings- en molenmakersbedrijf';
- 4. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 5. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. ter plaatse van de aanduiding ‘provinciaal monument’, mede voor een provinciaal monument;met daaraan ondergeschikt,
- d. wegen en paden;
- e. nutsvoorzieningen;met de daarbij behorende,
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. laad- en losvoorzieningen;
- i. erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeerssituatie;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2,5 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- g. het vestigen van detailhandel is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a.:
- a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 3.1 onder a. genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 onder a. toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
met inachtneming van de volgende bepalingen:- 1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- 2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- 3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- 4. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming 'wonen' en 'tuin';
- b. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan onder voorwaarde dat de financiële uitvoerbaarheid van het project verzekerd is;
- c. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:
- 1. het bestaande gebruik is beëindigd c.q. wordt beëindigd met het oog op de hier bedoelde nieuwe ontwikkeling;
- 2. de stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen in bijlage 2 van deze regels dienen opgevolgd te worden voor de inrichting van het terrein;
- 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dat de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- 4. vooraf een watertoets is uitgevoerd en een positief advies van het waterschap is ontvangen;
- 5. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de uitvoeringsaspecten bodem, hinder van bedrijven, overige milieuregelgeving, archeologie, flora- en faunaregelgeving, Natuurbeschermingswet en externe veiligheid;
- 6. het wijzigingsplan aantoont dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de ontwikkeling, die met het wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen, groenstroken en beplanting;
- b. water;
- c. een kleinschalige kinderboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'provinciaal monument', mede voor een provinciaal monument;
- e. de instandhouding van vestingwerken;met daaraan ondergeschikt,
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende,
- j. bouwwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca;
- 2. één inpandige bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 3. garages en bergplaatsen ten behoeve van de onder 1 en 2 vermelde doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- b. bijbehorende bouwwerken;met daaraan ondergeschikt,
- c. wegen paden;
- d. nutsvoorzieningen;met de daarbij behorende,
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, geldt dat de huisvesting van meer dan één huishouden is uitgesloten.
Artikel 6 Recreatie - Volkstuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen met de daarbij behorende:
- a. gebouwen;
- b. hobbykasten;
- c. broeibakken;
- d. opbergkisten;
- e. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
- a. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Bebouwing mag niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van nachtverblijf.
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda, uitsluitend voor een veranda;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'provinciaal monument', mede voor een provinciaal monument;
met de daarbij behorende,
- d. erven en terreinen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming,bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m, met uitzondering van:
- a. erf- of terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
- b. erf- of terreinafscheidingen binnen 2 m vanaf de waterkant, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
- c. de veranda ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda', waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- d. balkon- en dakterrashekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,2 m;
- e. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder a voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. de verkeersveiligheid er niet door wordt verminderd, en
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet worden beperkt, en
- c. het straatbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Opslag anders dan ten behoeve van normaal tuinonderhoud is niet toegestaan.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. reclame-uitingen;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘provinciaal monument’, mede voor een provinciaal monument;
met de daarbij behorende,
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte van:
- 1. speelvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 4 m;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen en waterpartijen;
- b. verkeer te water;
- c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. oevers;
- e. een sluis, ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
- f. een botenhuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - botenhuis';
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘provinciaal monument’, mede voor een provinciaal monument;
met daaraan ondergeschikt,
- h. wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende,
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, steigers, keermuren voor waterbeheersing en duikers.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van het botenhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - botenhuis' en het bij de sluis behorende sluiswachtershuisje;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting mag niet meer bedragen dan 2 m;
- c. de goot- en bouwhoogte van het botenhuis mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - botenhuis’ aangegeven goot- en bouwhoogte;
- d. het sluiswachtershuisje dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘sluis’ aangegeven goot- en bouwhoogte.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. uitsluitend een bijbehorend bouwwerk ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-bijbehorend bouwwerk’;
- d. uitsluitend woningtype A t/m D ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-woningtype a t/m d’;
- e. uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
- f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’, mede voor een rijksmonument;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘provinciaal monument’, mede voor een provinciaal monument;
met daaraan ondergeschikt,
- h. wegen en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende,
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder c voor het bouwen van twee woningen in één stolp indien daarmee bijgedragen wordt aan het behouden van deze karakteristiek en/of beeldbepalende waardevolle stolp.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Voor de in lid 10.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:
- a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-bijbehorend bouwwerk’, mag het bouwwerk niet als woning worden gebruikt;
- b. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven is niet toegestaan;
- c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20m²;
- 2. horeca- en detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
- 3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
- 4. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.5 voor:
- a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de vloeroppervlak van een aan-huis-verbonden bedrijf in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20m²;
- 2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
- 3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- 4. horeca- en detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
- 5. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
- 6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
- 7. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
- 8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
- 9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
- b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximale vloeroppervlak van 35m², met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- 3. horeca- en detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
- 4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
- 5. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
- 6. het gebruik dient vanuit milieuhygienisch oogpunt inpasbaar te zijn;
- 7. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
- 8. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen door middel van het verwijderen van de aanduiding 'garage', zodat de bouw van een woning mogelijk is;
- b. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan onder voorwaarde dat de financiële uitvoerbaarheid van dit project verzekerd is;
- c. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:
- 1. ten hoogste één woning binnen het bouwvlak is toegestaan;
- 2. de goothoogte mag ten hoogste 3,5m bedragen;
- 3. de bouwhoogte mag ten hoogste 7,5m bedragen;
- 4. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dat de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- 5. vooraf een watertoets is uitgevoerd en een positief advies van het waterschap is ontvangen;
- 6. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de uitvoeringsaspecten bodem, hinder van bedrijven, overige milieuregelgeving, archeologie, flora- en faunaregelgeving, Natuurbeschermingswet en externe veiligheid;
- 7. het wijzigingsplan aantoont dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de ontwikkeling, die met het wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt, tenzij daar op een andere wijze in wordt voorzien.
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologisch waardevol gebied.
11.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. uitbreiding en verbouw van een hoofdgebouw overeenkomstig de medebestemming, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m² wordt vergroot en niet dieper dan 35 cm beneden maaiveld;
- b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk overeenkomstig de medebestemming met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en niet dieper dan 35 cm beneden maaiveld;
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ komt te vervallen, mits uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 12 Waarde - Edams-volendams Erfgoed
12.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en) mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed.
- b. De voor 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' aangewezen gronden kennen de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder 1 en 2 genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk': karakteristiek waardevol bouwwerk, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het in Bijlage 3 opgenomen cultuurhistorisch rapport ´Inventarisatie´, wordt beschermd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp': stolp, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het in Bijlage3 opgenomen cultuurhistorisch rapport ´Inventarisatie´, wordt beschermd;
12.2 Bouwregels
- a. Op de voor 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' aangewezen gronden, voor zover het daarbij gaat om beschermde gemeentelijke monumenten, mag uitsluitend worden gebouwd indien:
- 1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
- 2. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige en architectonische beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details en;
- 3. de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met:
- de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 3opgenomen cultuurhistorisch rapport ´Inventarisatie´;
- de van toepassing zijnde algemene uitgangspunten zoals opgenomen in artikel 4 van de Erfgoedverordening.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' het bouwwerk geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd in de vorm van een boerderij, bepaald door de grootte van het oorspronkelijke vloeroppervlak, de afmetingen van het authentieke vierkant en de aangegeven goot- en bouwhoogte.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits gebouwd wordt krachtens de onderliggende bestemming, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder a, voor:
- a. het gedeeltelijk vernieuwen van een karakteristiek waardevol bouwwerk, mits:
- 1. de werkzaamheden binnen de cultuurhistorische waardestelling blijven dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden leveren en;
- 2. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige en architectonische beeld en;
- 3. de gemeentelijke monumentencommissie en/of Noordhollandse welstandscommissie positief adviseert;
- 4. Voor zover het voor een goede besluitvorming van belang is, kan het college de aanvrager verzoeken een restauratieplan van het object te overleggen.
- b. het restauratieplan, bedoeld in lid a, onder 4 bestaat uit:
- 1. een beschrijving van de technische staat van het monument, waarbij de gebreken van het monument nauwkeurig staan vermeld;
- 2. overzichts- en detailfoto´s die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;
- 3. tekeningen van de bestaande toestand van het gemeentelijk monument en tekeningen waarop de voorgenome herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;
- 4. Een op de onder 1 bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan;
- 5. Een begroting die niet ouder is dan twee jaar en is gespecificeerd in hoeveelheden uren, materialen, stelposten en onderaannemers, en;
- 6. In voorkomende gevallen rapporten inzake bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, decoratieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- a. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien:
- 1. de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden niet leiden tot een verandering en/of aantasting van het gemeentelijk monument;
- 2. de gemeentelijke monumentencommissie en/of Noordhollandse welstandscommissie positief adviseert.
- b. Voor zover het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden, wel leiden tot een verandering en/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien:
- a. voor zover het bouwwerken betreft die als karakteristiek waardevol bouwwerk zijn aangeduid, ingevolge lid 12.3 onder a is afgeweken van de bouwregels;
- b. voor zover het bouwwerken betreft die als stolp zijn aangeduid, medewerking conform lid 12.2 onder b mogelijk is;
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de gebieden of bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk’, 'specifieke bouwaanduiding - stolp', ‘specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorische element’, ‘cultuurhistorisch attentiegebied’, de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een contra-expertise is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waardestelling (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven;
- b. op terreinen en hun opstallen alsnog de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk’, 'specifieke bouwaanduiding - stolp', ‘specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element’, ‘cultuurhistorische attentiegebied’, te leggen, indien de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport.
- c. De bestemming ´Waarde - Edams-Volendams erfgoed´ naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport of contra-expertise.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover dit is toegestaan volgens de in paragraaf 13.1 genoemde bestemmingen;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
14.1 Algemeen
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Algemeen
- a. In afwijking van het bepaalde in de planregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen zijn plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandeling-kasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen toegestaan tot ten hoogste 2 m ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering;
- b. In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak is het toegestaan de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde te overschrijden door:
- 1. plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,70 m wordt overschreden;
- 3. kozijnen, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25m wordt overschreden.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- c. het storten van puin en afvalstoffen;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, escortbedrijf en sekswinkel;
16.2 Uitzondering
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt niet gerekend:
- a. het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor ondersteunende horeca, daar waar dit in hoofdstuk 2 expliciet is geregeld en mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
- 1. de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden;
- 2. de openingstijden van de horeca-activiteiten voor zover die gerelateerd zijn aan een detailhandelfunctie, zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- 3. de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit. Er is dus geen aparte ingang voor het horecagedeelte;
- 4. de ondersteunende horecavoorziening dient tijdens openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn. Verhuur aan derden tijdens en buiten openingstijden voor regulier gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan;
- 5. loketverkoop aan de straat van dranken en/of etenswaren of verkoop daarvan in de inrichting in open verbinding met de straat is niet toegestaan.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
17.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bepalingen in het plan voor:
- a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken in aansluiting op bestaande bouwwerken;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge lid a en b, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwen
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
19.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen afwijken van dat overgangsrecht.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplanOorgat e.o.’.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Zoals voor het gehele grondgebied binnen de gemeente grenzen geldt ook voor het Oorgat de wens om voor het gebied een actueel bestemmingsplan vast te leggen. Het voordeel is dat de actuele situatie goed wordt ingepast. Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen die worden gesteld in de landelijke wetgeving. Verder heeft dit plan een conserverend karakter op een enkele ontwikkeling na. De ontwikkeling van het perceel Oorgat 6 kan in de toekomst mogelijk worden gemaakt door middel van een zogenaamd 'wijzigingsplan'.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied bevat het gebied dat van oorsprong bebouwd is langs het water ‘het Oorgat’ ten oosten van Edam. Dit water loopt vanaf het Markermeer via de sluizen door tot aan de oude vestingwal van de stadskern Edam. Dit gebied wordt aan de oostkant begrenst door de Zeevangszeedijk en westelijk wordt de grens van het bij ministerieel besluit aangewezen beschermde Stadsgezicht Edam aangehouden. Deze grens ligt ter hoogte van Oorgat 100 en op de kruin van de weg van de Noordervesting. Het perceel Oorgat 21, 23 en 23a valt tevens in zijn geheel buiten het plangebied. De noordgrens van het gebied vormt globaal de grens tussen de percelen van de bebouwing inclusief de sloot en de aanliggende agrarische gronden en vlak bij de Zeevangszeedijk door het fort Edam, dat niet binnen onderhavig plangebied valt.1 De volkstuinen behoren wel tot het plangebied. De zuidelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de kruin van de weg 'Keetzijde'.
Afbeelding 1: luchtfoto Oorgat (Bron: Google Maps)
- 1. Het fort Edam maakt onderdeel uit van de ´Stelling van Amsterdam´ en is als zodanig, aangewezen als Nationaal Landschap. Deze verdedigingsring is 135 km lang, bestaande uit dijken met dammen, sluizen, terreinen die onder water konden worden gezet en 42 forten. Door de samenhang van deze stelling maakt dit geen onderdeel uit van dit plangebied.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Uitbreidingsplan-in-onderdelen (Edam I):
- Vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 24 februari 1948
- Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) d.d. 11 mei 1949
Uitbreidingsplan (hoofdzaken):
- Vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 oktober 1956
- Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) d.d. 9 januari 1962
Bestemmingsplan Edam II, eerste herziening
- Vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 juni 1968
- Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) d.d. 12 november 1968
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding met bijbehorende planregels en bijlagen, alsmede een toelichting op het plan. Deze toelichting bestaat uit 8 hoofdstukken. Na een korte inleiding waarin de aanleiding van het plan is beschreven en waarin is aangegeven op welk gebied dit bestemmingsplan van toepassing is (hoofdstuk 1), is in hoofdstuk 2 de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven.
Hoofdstuk 3 behandelt de voor het plan relevante beleidsuitspraken van rijk, provincie en regio en vanzelfsprekend het eigen gemeentelijke beleid. Vervolgens is in hoofdstuk 4 een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten opgenomen met daarbij een omschrijving van de voor het plan aanwezige specifieke factoren. Daarbij is ook het van toepassing zijnde beleid vermeld.In hoofdstuk 5 zijn de bestemmingen beschreven zoals ze in de regels zijn opgenomen.
Tot slot worden in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven, in hoofdstuk 7 de inspraak en overlegreacties en bevat hoofdstuk 8 de nota van zienswijzen en de nota van wijzigingen.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Ligging In Groter Verband
Het Oorgat ligt in de gemeente Edam-Volendam, dat ligt in het noordoosten van de regio Waterland. De gemeente Edam-Volendam bestaat uit de twee kernen die aan elkaar gegroeid zijn.In deze gemeente heeft de kern van Edam en Volendam elk hun eigen karakteristiek en hun cultuurhistorische waarden en zijn beiden belangrijke toeristische trekpleisters.
2.2 Ontstaansgeschiedenis
De prille ontstaansgeschiedenis van Edam is niet geheel zeker. In het drassige Waterland is Edam waarschijnlijk ontstaan als nederzetting rond een gebouwde dam in de natuurlijke waterloop de IJe: de IJe-dam. Deze dam is waarschijnlijk aangelegd voor de bescherming van het achterland tegen overstromingen. Door zeespiegelstijgingen en daarmee gepaard waterstandverhogingen ontstond in de 13e eeuw de Zuiderzee. Om deze reden is het gebied rond Edam in de loop van de 13e eeuw omdijkt.
Edam kreeg in 1357 stadsrechten. Bij deze stadsrechten werd toestemming gegeven een open verbinding te graven met de zee. Met deze doorgang werd een nieuwe kunstmatige toegang tot het binnenwater gerealiseerd. Dit bracht de stad in een nieuwe zeer bijzondere positie: het werd de enige tolvrije haven met onversperde toegang van heel Holland. Er ontwikkelde zich een gunstige havensituatie waardoor steeds meer agrariërs zich ook gingen richten op de scheepsbouw.
De structuur van de oude nederzetting Edam is tot nog toe in noord-zuidrichting langs de IJe gelegd. Dit veranderde met het graven van een nieuwe haven in oost-westrichting. Edam kwam te liggen aan een open verbinding tussen de Purmer en de Zuiderzee. De stad ontwikkelde zich aan de oostzijde rond de havens en de werven. De Voor-IJe kreeg hierdoor steeds minder betekenis en werd overbodig. De bestaande dam werd geheel gedicht en volgestort.
2.3 Beschrijving Plangebied
De hoofdstructuur van het Oorgat wordt voornamelijk bepaald door de waterstructuur en de oostelijke ontsluitingsweg van Edam. Het plangebied bestaat uit het bebouwingslint langs de weg Oorgat en Zeevangszeedijk, alsmede het buurtje met bungalows rond de Coen de Koninglaan.
Het oorspronkelijke lint kenmerkt zich door de open kavels die uitzicht bieden op het open agrarische buitengebied. De afgelopen jaren is het lint aan het Oorgat verdicht met woningbouw, waardoor het een wat meer besloten karakter heeft gekregen. De woonfunctie overheerst, maar op een enkele locatie is bedrijvigheid aanwezig.
Vervallen gebouwen zijn in de loop van de tijd vernieuwd en openliggende kavels zijn ingevuld. Door de verspringende rooilijn en verschillende typen bebouwing laten de bebouwingsstroken een gevarieerd beeld zien. In contrast met het stadscentrum van Edam is aan de kant van het Oorgat grenzend aan de Nieuwehaven seriematige woningbouw gerealiseerd.Achter de woningen Oorgat 20 en 22 zijn volkstuinen gelegen. Tussen de woningen Oorgat 8 en 12 is een toegangsweg naar het buiten het plangebied gelegen Fort bij Edam, onderdeel van het Nationaal Landschap de 'Stelling van Amsterdam'. De oevers van de sloot ten noorden van het Oorgat zijn groen en dienen ook behouden te blijven. Zij fungeren als overgang naar het open landschap.De Coen de Koninglaan is een geheel apart en is een zeer groene buurt aan de buitenzijde van de vestingwerken. Deze buurt is opgezet rond een doodlopende weg. De structuur is hier geheel afwijkend van de omliggende buurten. De bebouwing bestaat slechts uit bungalows. Kenmerkend voor deze buurt is ook de beplanting en dan met name in de tuinen. De beplanting is geheel afwijkend voor het omliggende landschapstype van polders en veen. Bomen en planten van de zandgronden zoals dennen, sparren, coniferen en zelfs cactussoorten bepalen het beeld.
Afbeelding 2: impressiefoto’s Coen de Koninglaan
Afbeelding 3: impressiefoto’s Oorgat
2.4 Functionele Analyse Oorgat
Van oudsher waren langs het Oorgat veel bedrijven gevestigd, afgewisseld met woningen in uitsluitend zgn. ‘eerste lijnsbebouwing’. De afgelopen jaren zijn veel bedrijven beëindigd en is er (deels seriematige) woningbouw voor in de plaats gekomen, waardoor een woonlint is ontstaan.
Aan de Zeevangszeedijk zijn enkele open plekken die een doorkijk bieden op het omringende gebied en ook het Fort Edam. Door deze doorkijken2 behoudt dit gebied een relatie met het achterliggende landschap. Gelet hierop is het belangrijk om dit, daar waar mogelijk, intact te laten. Vanaf grofweg de toegang naar het Fort bij Edam tot aan de vestingwal van 'Oud-Edam' is er sprake van herkenbare lintbebouwing.
Tussen de woningen in bedoelde lintbebouwing van het Oorgat ligt nog een open kavel die uitzicht biedt op de Nieuwehaven. Vanwege het aldaar aanwezige lint is er voor gekozen voor deze kavel een mogelijkheid op te nemen om hier nog een (extra) woning te kunnen realiseren.
De bedrijvigheid die nu nog binnen het plangebied aan het Oorgat is gevestigd ligt voornamelijk aan de meest oostelijke zijde van het lint. Hier is een aannemings- en molenmakersbedrijf en een sloop-, transport- en handelsbedrijf gevestigd.
- 2. Het gaat hierbij onder meer om de doorzichten tussen de percelen Zeevangszeedijk 11 en 12 alsmede tussen de percelen Zeevangszeedijk 14 en Oorgat 2.
2.5 Doelstelling
De primaire doelstelling van dit bestemmingsplan is het behoud van de huidige stedenbouwkundige structuur van het Oorgat in samenhang met het behouden en versterken van de cultuurhistorische waarde daarvan. Dit betekent dat sprake is van een overwegend consoliderend bestemmingsplan, waarin vooral de bestaande bouwmogelijkheden worden gerespecteerd c.q. de bestaande bebouwing positief is bestemd en waarbij weinig of geen nieuwe bouwmogelijkheden zijn opgenomen. Meer concreet houdt dit in:
- 1. Verspringende rooilijnen vastleggen;
- 2. Vastleggen van maximale goot- en bouwhoogten om de diversiteit in woningtypen te behouden;
- 3. Tuinen langs de Coen de Koninglaan behouden;
- 4. Het consolideren van de lintbebouwing aan het Oorgat, met de mogelijkheid op één locatie tot verdichting over te gaan;
- 5. Uitgaan van eerstelijns bebouwing (= de hoofdregel), tenzij er goede stedenbouwkundige of landschappelijke argumenten zijn om hiervan af te wijken (= de verbijzondering);
- 6. Doorkijken aan de Zeevangszeedijk naar het open landschap erachter behouden;
- 7. Behoud van de groene oevers langs het Oorgat, de dijk en overige groenvoorzieningen.
In de planregels is hieraan vervolgens uitvoering gegeven door zowel de rooilijnen vast te leggen door middel van bouwvlakken voor de hoofdbebouwing, als mede het vastleggen van de maximale goot- en bouwhoogten. Daarnaast hebben de tuinen langs de Coen de Koninglaan de bestemming 'Tuin' gekregen zonder bouwmogelijkheden.De beoogde consolidatie van de lintbebouwing wordt in de planregels verder bewerkstelligd door de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' op te nemen met de bijbehorende bouwregels.De hoofdbebouwing heeft een bouwvlak gekregen en buiten het bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' mogen alleen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd. Hiervoor is een maximale oppervlakte opgenomen. Voor de grotere, diepere erven die direct grenzen aan het gebied van het Nationaal Landschap 'Laag Holland' is achter de bestemming 'Wonen' de bestemming 'Tuin' opgenomen (zonder bouwmogelijkheden). Hiermee wordt bereikt dat het niet mogelijk is dat de grote(re) percelen verder dichtslippen of worden volgebouwd en de doorkijken naar het achtergelegen gebied worden behouden.
De bestemming ‘Groen’ is neergelegd op de gronden van de oevers en de overige structurele groenvoorzieningen.
Zeevangszeedijk 14
Op 22 november 2007 is een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van een nieuwbouw woning met bijbehorend bouwwerk voor het perceel gelegen aan de Zeevangszeedijk 14 te Edam. Ten behoeve van de verwezenlijking van dit project is een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gevoerd. In dit kader is het project voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en heeft Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de benodigde verklaring van geen bezwaar voor het verlenen van de vrijstelling afgegeven. Op 15 november 2010 is het vrijstellings- c.q. bouwvergunningsbesluit door het college van burgemeester en wethouders afgegeven. Vervolgens konden belanghebbenden gedurende een termijn van 6 weken bezwaar indienen tegen dit plan. Op het vrijstellings- en het bouwvergunningsbesluit zijn zes bezwaarschriften ontvangen van omwonenden. Naar aanleiding van de bezwaren heeft de bezwaarschriftencommissie geadviseerd om bij de welstandscommissie een nadere onderbouwing op te vragen ten aanzien van het reeds afgegeven positieve welstandsadvies. Vervolgens heeft het college deze nadere onderbouwing, waaruit blijkt dat de welstandsnota op een juiste wijze is geïnterpreteerd en is toegepast, onderschreven en overgenomen. Op basis daarvan zijn de ontvankelijke bezwaren deels gegrond verklaard, met dien verstande dat het bestreden besluit in stand wordt gelaten, onder verbetering van de motivering betreffende welstand.
Procedures waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan met een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 WRO - zoals onderhavige procedure - worden meegenomen in de bestemmingsplan herziening. In dit geval is dat de bestemmingsplanherziening voor het Oorgat e.o.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
De gemeente Edam-Volendam is onderdeel van de regio Waterland. In de Nota Ruimte is die regio voor een groot deel aangemerkt als Nationaal Landschap3. Droogmakerij de Purmer en het stedelijke gebied van Purmerend en Edam-Volendam zijn aangemerkt als bundelinggebied. In een bundelinggebied ligt het accent op verstedelijking en in samenhang hiermee dient ook ruimte te worden gepland voor andere thema's, zoals water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie. Door het specifieke karakter van de 'Stelling van Amsterdam'4 zijn er in de Nota Ruimte geen nadere eisen opgenomen, naast de verplichtingen en verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de status van werelderfgoed. De kernkwaliteit voor de stelling is als volgt geformuleerd; ‘een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen’. Het gaat vervolgens om een groene en relatief 'stille' ring rond Amsterdam en een relatief grote openheid.
Voor alle Nationale Landschappen, waar onder de 'Stelling van Amsterdam', geldt dat:
- grootschalige functies/ontwikkelingen in principe niet zijn toegestaan;
- het opstellen van een beeldkwaliteitplan verplicht is buiten de 'rode contouren' (binnekort Bestaand Bebouwd Gebied genoemd oftewel 'BBG');
- het uitgangspunt rood voor groen wordt toegepast.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte)
Op 1 juli 2009 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De Nota Ruimte wordt in het kader van het overgangsrecht aangemerkt als een structuurvisie en verliest daarmee zijn externe werking. Echter, de concrete beleidsbeslissingen in de PKB (planologische kernbeslissing) behouden in het kader van het overgangsrecht hun werking.
Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen, is op rijksniveau het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (de AMvB Ruimte) opgesteld. De 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte worden beleidsneutraal vastgelegd in de eerste tranche AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte kan bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of projectbesluiten.
Omdat een deel van de beleidskaders nog in ontwikkeling is en nieuw ruimtelijk rijksbeleid in voorbereiding is, heeft het kabinet besloten dat de AMvB in beginsel gefaseerd wordt opgesteld en in werking zal treden.
De eerste fase bevat, zoals aangekondigd in de Realisatieparagraaf, de in de PKB Nota Ruimte opgenomen beleidskaders ten aanzien van onder meer: bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, het kustfundament, grote rivieren, militaire terreinen en de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
De ontwerp-AMvB is naar de Eerste en Tweede kamer gezonden en via de Staatscourant en de website van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon een ieder zijn visie op het ontwerp kenbaar maken. Daarna zal het ontwerpbesluit voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. De planning was dat de AMvB op 1 juli 2010 in werking zou treden. Dit is echter in verband met vervroegde verkiezingen door de Tweede Kamer controversieel verklaard, waardoor de inwerkingtreding is uitgesteld.
De AMvB Ruimte zal tevens onderdelen bevatten die nader dienen te worden geregeld in provinciale verordeningen. Het meer recente Rijksbeleid wordt opgenomen in een volgende fase van de AMvB Ruimte, die over een jaar naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gezonden. Hierin wordt mogelijk plaats ingeruimd voor de kaders voor het IJsselmeergebied, de Structuurvisie Randstad 2040 en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEVIII).
In de AMvB Ruimte is bescheven dat de provinciale verordening regels stelt ten aanzien van de inhoud van en toelichting bij bestemmingsplannen, die voorzien in nieuwe bedrijventerreinen, zeehaventerreinen en locaties voor kantoren.
3.1.3 Wetgeving luchtkwaliteit
De ‘Wet luchtkwaliteit’ is sinds 15 november 2007 opgenomen in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en voornamelijk de bijbehorende Bijlage 2). De kern van de ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking zijn getreden.
Het gaat om de regelingen:
- ‘Wet luchtkwaliteit’ (titel 5.2 van de Wet milieubeheer);
- Wijzigingswet Wet milieubeheer (o.a. van belang voor het overgangsrecht voor luchtkwaliteit);
- Besluit ‘Gevoelige bestemmingen’ (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit ‘Niet in betekenende mate’ (NIBM);
- Ministeriële regeling ‘Niet in betekenende mate’ (NIBM);
- Ministeriële regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
- Ministeriële regeling ‘Projectsaldering luchtkwaliteit 2007’.
Met de intrede van de ‘Wet luchtkwaliteit’ is ook het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) geïntroduceerd. Dit begrip maakt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk in overschrijdingssituaties. Elk project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit kan worden uitgevoerd.Binnen gestelde omvanggrenzen is geen toetsing aan de grenswaarden van de luchtkwaliteit noodzakelijk. Wel blijven de begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen van belang (zie paragraaf 4.7).
3.1.4 Rijksmonumenten en modernisering monumentenbeleid
In de gemeente Edam-Volendam zijn door de rijksoverheid 178 rijksmonumenten aangewezen; 3 in Volendam en 175 in Edam. Binnen het plangebied bevinden zich twee rijksmonumenten, te weten Oorgat 1 en Oorgat 84.
Deze monumenten hebben de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ op de verbeelding gekregen. Het betreft hier een signaleringsfunctie. In de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen, omdat de monumenten reeds beschermd worden via de Monumentenwet 1988. De modernisering van het monumentenbeleid wordt nader behandeld en toegelicht in hoofdstuk 5 bij de bespreking vanhet ´Planologisch Erfgoedregime´.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Overgangsdocument-Structuurvisie
De Wet ruimtelijke ordening (Wro), die sinds 1 juli 2008 van kracht is geworden, kent niet meer het begrip ‘streekplan’. In plaats daarvoor is nu de ‘structuurvisie’ gekomen. Door de inwerkingtreding van de Wro zouden de streekplannen formeel hun status verliezen. Om de periode tot het in werking treden van de nieuwe structuurvisie te overbruggen is per 3 juni 2008 een overgangsdocument vastgesteld door GS. Bij het overgangsdocument hoort een oplegnotitie.
Door middel van het overgangsdocument hebben de streekplannen de status van structuurvisie gekregen. Tot aan de vaststelling van de nieuwe structuurvisie gelden dus de twee streekplannen van Noord-Holland als structuurvisie (zie hierna paragraaf 3.2.2).
3.2.2 Structuurvisie Noord/Holland 2040 "Kwaliteit door veelzijdigheid" en provinciale verordening
Op 1 juni 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. De nieuwe wet voorziet in een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Voor het streekplan komt de provinciale structuurvisie in de plaats. Hierin legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De Structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de Structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staat de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals een provinciale ruimtelijke verordening.
Het ontwerp van de Structuurvisie Noord-Holland heeft samen met de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 van 22 oktober t/m 2 december 2009 ter inzage gelegen. De Structuurvisie van de provincie Noord-Holland en de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 zijn op 22 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld, maar nog niet in werking getreden. In totaal zijn circa 100 moties / amendementen ingediend, waarvan er ongeveer 50 zijn aangenomen. De provincie gaat nu aan de slag om al deze aangenomen moties en amendementen te verwerken in de stukken. Als dat klaar is, wordt de vastgestelde Structuurvisie en provinciale ruimtelijke verordening op de internetsite van de provincie gezet.
Op de totaalkaart van de Structuurvisie is het plangebied onderdeel van:
- de 'Stelling van Amsterdam';
- bestaand bebouwd gebied (BBG) en onderdeel van een metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen.
Voor de 'Stelling van Amsterdam' zijn de beleidsuitgangspunten:
- behoud door ontwikkeling;
- Nationaal Landschap.
Voor BBG en het metropolitaan stedelijke gebied en regionale kernen zijn de beleidsuitgangspunten:
- innovatief ruimtegebruik;
- intensiveren en herstructureren;
- mengen wonen en werken;
- kwaliteitsverbetering;
- kennisintensieve creatieve milieus.
De in de Structuurvisie en in de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 opgenomen bepalingen leveren geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan.
3.2.3 Streekplan en streekplanuitwerking 'Waterlands Wonen'
Het provinciaal ruimtelijke beleid dat van toepassing is voor het bestemmingsplangebied is vastgelegd in het Streekplan Noord-Holland Zuid. Dit streekplan is in april 2003 door Provinciale Staten vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied is hierin aangemerkt als bestaand stads- en dorpsgebied en ligt binnen de zgn. ‘rode contour’ (binnenkort Bestaand Bebouwd Gebied genoemd oftewel 'BBG'). Conform de opgave van het streekplan is met dit bestemmingsplan de ligging van die ‘rode contour’ meer definitief bepaald en ligt die ten noorden van het Oorgat e.o. op de plangrens van onderhavig bestemmingsplan.
Belangrijke ruimtelijke opgaven voor de bestaande kernen tot 2020 zijn: ‘intensiveren, combineren en transformeren’ (ICT-opgaven) binnen bestaande kernen, ruimte voor vestiging van bedrijven en woningen voor de Waterlandse behoefte en het handhaven van landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied.Zowel uit oogpunt van cultuurhistorie als landschap geldt dat het gedeelte van het plangebied, dat grenst aan het gebied van het Nationaal Landschap de 'Stelling van Amsterdam', als zeer waardevol wordt gezien. De begrenzing van dit Nationaal Landschap heeft zijn beslag gekregen door middel van een partiele streekplanherziening Noord-Holland Zuid.
Belangrijkste kenmerken voor het behoud van de ‘Stelling van Amsterdam’ zijn de voortzetting van de openheid van het landschap. Met dit plan wordt daar rekening mee gehouden. In de bestemmingen zijn regelingen opgenomen waarmee de doorzichten vanaf het Oorgat en de Zeevangszeedijk naar het achter gelegen gebied van de Stelling zoveel mogelijk behouden blijven.Voorts grenst het plangebied aan het Nationaal Landschap ‘Laag Holland’ en valt er voor een deel ook in.Daarnaast hanteert de provincie de streekplanuitwerking ‘Waterlands Wonen’ (2006) als beleid. Hierin is opgenomen dat de bouwopgave voor de regio Waterland in de periode 2000-2020 minimaal 6.000 woningen bedraagt.
Afbeelding 4: uitsnede Streekplan
Een deel van het programma (50%) komt tot stand door ‘inbreiding’ (Intensiveren, Combineren en Transformeren).De streekplanuitwerking biedt ook bepaalde mogelijkheden voor woningbouw in de hiervoor genoemde bufferzone. Een voorbeeld in het streekplan daarvan zijn de ‘bufferwoningen’, waarbij wel bijzondere eisen worden gesteld aan landschappelijk inpassing. Ook moeten de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden van het gebied in stand worden gehouden.
3.2.4 Nationale Landschappen
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan Oorgat is te typeren als een uitloper van het verstedelijkte gebied van Edam en bestaat hoofdzakelijk uit lintbebouwing.Inmiddels is het plangebied zodanig aangepast dat het direct aansluit bij of grenst aan het gebied dat eerder op grond van de Monumentenwet is aangewezen als beschermd Stadsgezicht Edam, zodat het daarvan als zondanig geen onderdeel meer uitmaakt.Op grond van de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009, vastgesteld bij besluit van 15 december 2008, maakt het plangebied op grond van artikel 1 van die verordening en de daarbij behorende kaart 1 onderdeel uit van het 'stedelijk gebied'.Het plangebied grenst gedeeltelijk aan een tweetal zgn. nationale landschappen en maakt daarvan gedeeltelijk ook onderdeel vanuit.Voor zover het gaat om het gebied van het Nationaal Landschap 'Laag Holland' maakt het meest oostelijke deel van het Oorgat daarvan onderdeel uit.
De 'Stelling van Amsterdam', waarvan het fort Edam onderdeel uitmaakt, is in de Nota Ruimte eveneens aangemerkt als een apart Nationaal Landschap. Daarbij is er sprake van een overlap met onder meer het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. De 'Stelling van Amsterdam' bestaat uit 3 hoofdonderdelen, te weten:
- de hoofdverdedigingslijn;
- de forten
- de inundatievelden.
Met name de hoofdverdedigingslijn maakt onderdeel uit van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.Voor beide nationale landschappen zijn er geen extra wettelijke voorwaarden. Wel geldt binnen de grenzen van beide nationale landschappen een extra kwaliteitsbeleid. Dit beleid houdt in dat er extra aandacht moet zijn voor de kwaliteit 'openheid'. Nieuwe, kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen blijven mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of juist versterkt. Bij woningbouw dient daarbij nog een onderscheid te worden gemaakt tussen vervangende nieuwbouw (mag zondermeer) en woningbouw op ICT-locaties (behoud of verbetering kernkwaliteit moet worden aangetoond).
Het toetsingskader voor de ruimtelijke en landschappelijke vormgeving van de 'Stelling van Amsterdam' wordt nader uitgewerkt in het provinciaal beeldkwaliteitsplan 'Stelling van Amsterdam'. De belangrijkste beleidsregels zijn vervolgens vertaald in het Ruimtelijk Beleidskader 'Stelling van Amsterdam' (september 2008). In het Ruimtelijk Beleidskader wordt aangegeven dat het beleid voor het Nationaal Landschap 'Stelling van Amsterdam', zoals vastgelegd in de Partiële streekplanherziening Noord-Holland Zuid, als algemeen kader dient. Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten rond de 'Stelling van Amsterdam' dienen te worden versterkt. Als planologisch sturingsbeleid worden het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Beleidskader ingezet die vervolgens weer bouwstenen zijn geweest voor de Structuurvisie van de provincie Noord-Holland.
Drie zoneringen worden binnen het Nationaal Landschap 'Stelling van Amsterdam' onderscheiden, te weten de stellingzone, de kernzone en de monumentenzone. Het gehele Nationaal Landschap is stellingzone. Hier gelden de kernkwaliteiten en beleidslijnen, zoals vastgesteld in de partiële streekplanherziening. Rondom de hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten geldt een zwaarder regime om het landschap open te houden. Dit is de kernzone. Tenslotte liggen de objecten (zoals het fort) van de stelling in de monumentenzone. Hier geldt het regime van de Monumentenwet en Monumentenverordening.
Nieuwe ontwikkelingen in de kernzone kunnen alleen plaatsvinden, als zij bijdragen aan de kwaliteit van het monumentale landschap. Meer concreet betekent dit, dat ontwikkelingen zijn toegestaan, die:
- 1. de ruimtelijke samenhang van alle stellingonderdelen versterken c.q. niet in gevaar brengen;
- 2. niet leiden tot een significant hoger geluidsniveau in de open ruimte;
- 3. niet leiden tot een significante aantasting van het groen en open landschap.
De beleidslijnen die voor de kernzone gelden, zijn:
- geen bebouwing toestaan in gebieden die nu nog open zijn. Een uitzondering hierop is incidentele bebouwing om de ruimtelijke kwaliteit van de 'Stelling van Amsterdam' te verbeteren. De bebouwing dient te worden ingepast in het landschap door bijvoorbeeld houtbouw en met respect voor zichtlijnen.
- verdichting van bestaande bebouwingslinten is toegestaan, mits passend in het landschap en de bestaande bebouwingsintensiteit van het lint.
- een groene of blauwe zone rond de forten waarborgen op die plaatsen waar die nu nog aanwezig is.
Onderhavig bestemmingsplan is bijna uitsluitend een consoliderend bestemmingsplan en kent geen grootschalige ontwikkelingen, zodat dit plan in dit opzicht in overeenstemming is met zowel het rijks- als provinciale ruimtelijke beleid.
3.2.5 Cultuurhistorische Waardekaart
De provincie Noord-Holland heeft met het project ‘Cultuurhistorische Waardekaart Noord-Holland’ de aanwezige cultuurhistorische waarden van Noord-Holland in kaart gebracht en voorzien van een aantal basisgegevens.Deze waardekaart verdeelt de cultuurhistorische waarden in drie vakgebieden:
- archeologische waarden: bodemsporen en vondsten uit vroegere tijden, van de prehistorie tot het recente verleden;
- historisch-geografische waarden: de ontwikkeling van ruimtegebruik;
- cultuurhistorische-(steden)bouwkundige waarden: zowel individuele gebouwen als stedenbouwkundige structuren.
De waardering van de geïnventariseerde cultuurhistorische kenmerken heeft plaatsgevonden op drie niveaus: ‘zeer hoge waarde’, ‘hoge waarde’ en ‘van waarde’. Een overzicht van de cultuurhistorische waarden in het plangebied is opgenomen in paragraaf .
3.2.6 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De Structuurvisie van de provincie Noord-Holland en de provinciale ruimtelijke verordening Noord-2009 zijn op 22 juni 2010 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie geeft aan welke kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang zijn. Provinciale Staten willen dat deze kwaliteiten op een zorgvuldige wijze worden meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen waar nut en noodzaak van zijn onderbouwd. Het betreft ontwikkelingen, zoals woningbouw, bedrijfsontwikkeling, natuur- en recreatieprojecten, infrastructuur etc. Of veranderingen wel of niet plaatsvinden is eigenlijk geen discussiepunt, het gaat om de wijze waarop, de mate waarin en de vormgeving ervan. De provincie gebruikt deze leidraad bij de ontwikkeling van eigen ruimtelijke plannen en bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van gemeentelijke plannen.
De Provincie Noord-Holland wordt gekenmerkt door een rijk bodemarchief, waarvan de bewaarcondities over het algemeen gunstig zijn. Dat maakt dat bijna de gehele provincie een potentiële archeologische verwachting heeft. In het licht van de structuurvisie, waarbij de provincie haar eigen belang formuleert, is een aantal gebieden in Noord-Holland aan te wijzen die een bovenregionale archeologische waarde vertegenwoordigen. Deze gebieden bevatten waardevolle archeologische vindplaatsen en vertegenwoordigen in het algemeen een of enkele periodes en daarmee de kenmerkende bewoningsgeschiedenis van het gebied. Samen vormen deze gebieden een staalkaart van de vroege bewoningsgeschiedenis van Noord-Holland. Deze geschiedenis is ook vandaag de dag vaak nog af te lezen in het huidige landschap. Waterland is één van de tien gebieden die van provinciaal belang zijn.
Gemeenten zijn wettelijk verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende rekening te houden met de te verwachte archeologische waarden en de bekende archeologische waarden (conform artikel 38a van de Monumentenwet). Onderhavig bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Voor zover sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is in de planregels met onderhavig aspect rekening gehouden. In dit verband wordt kortheidshalve verwezen naar artikel 11 van bedoelde planregels.
3.2.7 Provinciale monumenten
Binnen het plangebied bevinden zich op dit moment 2 provinciale monumenten:
- een gedeelte van de Zeevangszeedijk, voor zover het de kadastrale percelen, sectie G, met de nummers 732 t/m 735 omvat;
- de zeesluis, waarbij het gaat om de kadastrale percelen, sectie B, met de nummers 363, 364, 1036, 1037, 1045, 1072 en 1073.
Deze monumenten hebben een gebiedsaanduiding ‘provinciaal monument’ uit de categorie overig van de SVBP 2008 op de verbeelding gekregen. Ook hier betreft het een signaleringsfunctie. In de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen, omdat de monumenten reeds beschermd worden via de Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2005.
3.2.8 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met karakter)
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijke gebied te bewaren vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringen van woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame, vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.
Met betrekking tot het plangebied worden het Oorgat en de Zeevangszeedijk gerekend onderdeel uit te maken van de zogenaamde 'Kernen', die direct grenzen aan dan wel onderdeel uitmaken van het Nationaal Landschap 'Laag Holland' en van de 'Stelling van Amsterdam'. Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter en houdt in die zin rekening met het geformuleerde beleid van deze visie. In de regiovisie zijn overigens verder geen nieuwe initiatieven beschreven, die een nadere uitwerking vragen in onderhavig bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Edam-Volendam (2009)
Bij besluit van 26 februari 2009 heeft de gemeenteraad een Structuurvisie vastgesteld.Deze Structuurvisie geeft een beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020 met een doorkijk naar de lange termijn (2040).De geformuleerde speerpunten van beleid zijn:
- voldoende woningbouw ter voldoening aan de vraag van de eigen ingezetenen;
- de ontwikkeling van een aantal zgn. inbreilocaties;
- een woningbouwprogramma met uitgangspunten voor benoemde doelgroepen;
- de aanleg van een 3e ontsluitingsweg;
- een bescheiden groei in het aanbod van eigen bedrijventerrein;
- een uitvoeringsprogramma met een aantal afzonderlijke ontwikkelingen;
- een kader voor kostenverhaal.
Tevens geeft deze Structuurvisie input voor de actualiseringoperatie van de bestemmingsplannen.Op de bijbehorende plankaart van de Structuurvisie zijn de locaties aangegeven die in aanmerking komen voor nieuwbouw van woningen door middel van herstructurering: vervanging verouderde woonblokken, transformatie bedrijfslocaties naar wonen.
Het gebied ten noorden van het Oorgat is aangegeven als agrarisch gebied met landschap- en natuurwaarden.
3.3.2 ISV notitie 2005-2009
Deze notitie betreft het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing van de gemeente Edam-Volendam voor de periode 2005-2009, zoals door de gemeenteraad op 23 juni 2005 is vastgesteld.
De prioriteitenstelling van de voornoemde notitie luidt als volgt:
- nadruk op WWZ-beleid (Wonen, Welzijn en Zorg/Seniorenbeleid), waarbij een goed gemeleerd aanbod moet zijn van nultrede- woningen, extramurale zorg en gemaksdiensten en aanbod van woningen voor specifieke doelgroepen (senioren/gehandicapten/starters);
- woningbouw op diverse herstructurering- of inbreilocaties, waarbij zorgvuldig en optimaal ruimtegebruik voorop staat (ICT);
- waar mogelijk sanering/verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven in stedelijk gebied naar bedrijventerrein en verbetering van bodemkwaliteit en waterhuishouding;
- versterking recreatie en toeristische attractiviteit.
3.3.3 Welstandsnota
Op grond van de herziening van de Woningwet per 1 januari 2003 heeft de gemeenteraad 16 maart 2004 een welstandsnota vastgesteld. Een dergelijke nota is een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. Het biedt een stelsel van beleidsregels waarin concrete criteria zijn opgenomen waaraan bouwwerken moeten voldoen waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd.
In de nota worden verschillende criteria voor verschillende gebieden gehanteerd, afhankelijk van de bestaande ruimtelijke structuur en kwaliteit. Het plangebied van dit bestemmingsplan is in de nota ondergebracht in het welstandsgebied het ‘Singelgebied’. Voor dit gebied geldt het welstandsniveau 'Regulier'. De welstandsnota geeft criteria voor de inpassing binnen de omgeving, de massa en opbouw van bouwwerken en de detaillering materiaal en kleur. Voor het ‘Singelgebied’ is de Noord-Hollandse welstandsfederatie de adviserende instantie. De relatie van de welstandscriteria en het bestemmingsplan is van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken, voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening.
Datgene wat op grond van een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, kan niet door de welstandscriteria worden ‘tegen gehouden’.De architectonische vormgeving valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief in de welstandsnota geregeld.Voor zover er bebouwingsmogelijkheden zijn opgenomen in het bestemmingsplan en die vergunningplichtig zijn, is een toets aan het welstandsbeleid noodzakelijk.
3.3.4 Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam 2010
Met ingang van 8 februari 2011 heeft het concept 'Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010' voor een ieder gedurende 6 weken ter inzage gelegen.
De Erfgoedverordening regelt de status van gemeentelijke monumenten via het bestemmingsplan. Naast een vergunning-procedure ingevolge de Wabo voor rijksmonumenten wordt het bestemmingsplan als instrument gebruikt om het gemeentelijk cultureel erfgoed te beschermen.
Dit cultuurgoed krijgt via een dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed' (WR-EV) een vaste positie binnen het bestemmingsplan.
Hierdoor worden de ruimtelijke kwaliteiten op het gebied van cultuurhistorie, architectuur- historie en landschap integraal bewaakt. Het nieuwe aan dit planologische erfgoedregime is, dat het systeem ontwikkelingsgericht is vanwege duidelijke richtlijnen voor toekomstig gebruik en dat er een koppeling wordt gemaakt met de Erfgoedverordening.
Mede hierdoor wordt er als het ware een koppeling gelegd tussen de Wet ruimtelijke ordening, Monumentwet c.q. de daarvan afgeleide regeling en de Woningwet en Wabo, zodat een dekkend, meer integraal regime ontstaat. Daarnaast wordt het vergunningsvrij bouwen binnen het cultureel erfgoed beperkt, doordat in de begripsbepalingen van genoemde Erfgoedverordening en bestemmingsplan de reikwijdte van het begrip 'gemeentelijke monument' is uitgebreid.
Het voordeel van een dergelijk systeem is, dat door de koppeling van het bestemmingsplan aan de Erfgoedverordening een integrale bescherming mogelijk is in plaats van de traditionele fragmentarische en objectgerichte aanpak (in plaats van een gebiedsgerichte benadering).
In de Erfgoedverordening zijn gradaties in beschermingsniveau opgenomen. Zo worden de verschillende beschermingsgradaties onderscheiden:
- karakteristiek waardevol bouwwerk;
- beeldbepalend bouwwerk;
- stolp;
- waardevol cultuurhistorisch element;
- cultuurhistorisch attentiegebied.
Het gemeentelijke Monumentenbeleid van Edam-Volendam wordt daarmee beheerst door:
- de Monumentennota met een gemeentelijke Cultuurwaarden kaart;
- de eerder genoemde Erfgoedverordening;
- De uitwerking in het bestemmingsplan, zoals dat schematisch is weergegeven onder paragraaf 5.4.2 van deze toelichting.
3.3.5 Detailhandelstructuurvisie
De Detailhandelstructuurvisie voor de gemeente is in 2007 vastgesteld en geeft inzicht in de opbouw van de detailhandel, zowel kwantitatief als kwalitatief en qua branchering.Voor de kern van Edam is de conclusie dat het winkelgebied sfeervol is, maar het aanbod relatief kleinschalig en grote trekkers ontbreken. Als oplossingsrichtingen worden genoemd het realiseren van een ‘trekker’ in het centrum in de vorm van een moderne supermarkt5 en een toename in het aanbod van meer luxe artikelen, mede bestemd voor de toerist.
- 5. Op basis van de huidige inzichten bestaat bij verschillende betrokkenen het beeld dat de realisering van een moderne supermarkt in het centrum van Edam niet haalbaar en vanwege allerlei neveneffecten onwenselijk is.
3.3.6 Visiedocument Centrumgebied Edam (concept)
Vanuit ondermeer het ‘toerisme’ en de ‘detailhandel’ zijn toekomstvisies opgesteld, gericht op het beter benutten van de economische potenties. Maar het historische centrum is ook erg kwetsbaar en er spelen meerdere belangen. Onderwerpen als ‘parkeren’ en ‘verkeer’ zijn daarbij mede bepalend.
Voor het beschermde stadsgezicht is daarom behoefte aan een integraal beleidsplan, zoals is bedoeld in het Inspectierapport ‘Instandhouding rijksmonumenten Gemeente Edam-Volendam’.De verschillende deelbelangen komen in deze visie samen, daarbij rekeninghoudend met de aspecten ‘cultuurhistorische waarden’, ‘verkeer en parkeren’, ‘detailhandel’ en ‘toerisme’.De verdere uitwerking zal in ieder geval plaatsvinden in een nieuw op te stellen bestemmingsplan voor het ‘Stadsgezicht Edam’.
In dit visiedocument wordt geadviseerd om het gebied rond de Oosterkade (de zogenaamde zoutkade) te herstellen en te herstructureren, zodat dit qua uitstraling beter past bij het cultuurhistorisch karakter van het centrumgebied van Edam.
3.3.7 Nota bestemmingsregeling Horeca-activiteiten 2011
De ´Nota bestemmingsregeling Horeca-activiteiten 2011´ is besproken op het raadsplein van 26 mei 2011 en daarna als beleidsdocument vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsregels hoe de komende jaren in planologisch-juridische zin met de verschillende horeca-activiteiten dient te worden omgegaan. In dat verband wordt ondermeer een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de specifieke, primaire horeca en anderzijds de zgn. ´ondersteunende horeca-activiteiten´ bij onder meer detailhandel en andere bestemmingen.
De categorie indeling voor de verschillende horeca-inrichtingen binnen de gemeente vindt zijn grondslag in een ´standaard´ Staat van Horeca-activiteiten behorende bij deze beleidsnota.
Hoofdstuk 4 Planologische Aspecten
4.1 Bedrijvigheid En Milieuzonering
Zoals vermeld gaat het bij het Oorgat om een aannemings- en molenmakersbedrijf en een sloop-, transport- en handelsbedrijf. Beide bedrijven zijn toegestaan door middel van het opnemen van een specifieke aanduiding.
4.2 Bodem
Langs het Oorgat vond van oudsher veel bedrijvigheid plaats. Hierdoor is er op redelijk veel plekken kans op vervuiling. Dit blijkt ook uit de weergave van mogelijke locaties, zoals aangegeven op de hier onderstaande afbeelding 5 van het bodemloket.nl.
Afbeelding 5: bodemkaart Oorgat
De bodem van de Nieuwehaven is verontreinigd. De waterbodem wordt op dit moment gesaneerd en is naar verwachting in de loop van 2010 afgerond. Er zijn geen risico’s voor de gezondheid van de omwonenden. De sliblaag van de haven is matig tot ernstig verontreinigd. De gevonden verontreiniging is typisch voor de locatie van een oude gasfabriek.Het blijkt uit onderzoek dat het water niet ernstig verontreinigd is.
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
De Nieuwehaven hoort, samen met het fort Edam dat buiten het plangebied valt, tot de hoofdverdedigingslijn van de ‘Stelling van Amsterdam’. Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter, behoudens enkele, opgenomen bouwmogelijkheden na. Zoals hiervoor al is gemeld valt het plangebied binnen de zgn. rode contour (binnenkort BBG) van het streekplan (zie ook afbeelding hierna). Het doel van het plan is dan ook om zoveel mogelijk de huidige structuur en opzet te behouden. Hierdoor kunnen de huidige doorkijken naar en daarmee de beleving van de ‘Stelling van Amsterdam’ behouden blijven.
Door de in dit plan opgenomen regelingen en nader aangeduide bebouwingsmogelijkheden is er voldoende rechtszekerheid dat de ‘Stelling van Amsterdam’ door dit plan niet nadelig wordt beïnvloed.
In de afbeeldingen 6 t/m 8 (zie hieronder) zijn respectievelijk de cultuurhistorische, archeologische en historisch geografische waarden van het Oorgat weergegeven. Deze afbeeldingen zijn verkregen via de Cultuurhistorische Waardekaart van de Provincie Noord-Holland, zoals weergegeven op de website van de provincie.
Afbeelding 6: cultuurhistorie Oorgat
Afbeelding 7: archeologie Oorgat
Ook volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn onderdelen van het plangebied aan te merken als archeologisch monument met hoge archeologische waarden (AMK monumentnummer 14649). Het gaat hierbij om de historische kern van Edam, zoals is vastgesteld op basis van kaartmateriaal uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Ter bescherming van deze toegekende archeologische waarde is een zgn. ‘dubbelbestemming’ conform de SVBP 2008 noodzakelijk. Zowel via een aanduiding als in de planregels zal dit tot uitdrukking behoren te worden gebracht.Centraal uitgangspunt daarbij is dat bouwinitiatieven eerst mogelijk zijn, nadat op basis van voldoende onderzoek is aangetoond dat mogelijke archeologische waarden niet worden teniet gedaan en/of voldoende zeker worden gesteld.
Afbeelding 8: historische geografie Oorgat
Op de bovenstaande afbeeldingen is ook duidelijk te zien dat de dijken die aan beide zijden van de sluis de bescherming tegen de voormalige Zuiderzee vormen ook cultuurhistorisch en archeologisch van betekenis zijn. Ze zijn een essentieel onderdeel van de oudste vorm van een dijkverdedigingssysteem waarbij men voor de dijk voorland liet liggen om de slag van het water te breken. De dijken vormen ook een beeldbepalend element in het Noord-Hollandse polderlandschap door de continuïteit en de hoogte van de dijken in samenhang met de openheid van het omgevende landschap.
4.4 Ecologie
Het plangebied valt buiten de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS). Wel grenst het plangebied in het noorden aan de polder 'de Zeevang'. Een gedeelte van de polder - kortste afstand ca 260 meter van het plangebied- is aangewezen als speciale beschermingszone ten aanzien van de vogel- en habitat richtlijn. Vogelrichtlijn- en habitat richtlijngebieden verdienen bijzondere bescherming. Artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn stelt de verplichting passende maatregelen te treffen om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van de soorten niet verslechtert. Bestaande activiteiten in een aangewezen gebied kunnen worden voortgezet voor zover er geen sprake is van een significante verstoring van de in geding zijnde vogelkundige waarden nu en in de toekomst.
Bestaande bebouwing met bijbehorende erven, tuinen, kampeerterreinen en verhardingen maken geen deel uit van de beschermingszone, omdat deze geen wezenlijk deel uitmaken van de leefgebieden van de voorkomende vogelsoorten.
Samengevat kan gesteld worden dat het bestaande gebruik (primair wonen, erven en tuinen) van het plangebied geen wezenlijk deel uitmaken van de leefgebieden noch - mede gezien de tussenliggende afstand en het conserverende karakter van het plan - niet leidt tot een significante verstoring van de vogelkundige waarden in het vogelrichtlijngebied nu en in de toekomst.
Het agrarisch gebied (weilanden) gelegen tussen de noordelijke grens van het plangebied en het Vogelrichtlijngebied is aangewezen als ‘cultuur natuur’. Dit geldt voor een 'agrarisch gebied met daarin enkele natuurwaarden en kleine natuurreservaten, landgoederen en recreatiegebieden'. De aanwijzing heeft mede als doel om de zichtlijnen in noordelijk en westelijke richting van het fort Edam te vrijwaren van bebouwing.
Gezien de afstand naar het Vogelrichtlijngebied, het overgangsgebied 'tuin en sloot' tussen het plangebied en het 'cultuur natuur' gebied en het conserverende karakter van het bestemmingsplan zal het (bestaande en) beoogde gebruik van de gronden en/of activiteiten in het plangebied geen significante verstoring of verslechtering veroorzaken van de leefgebieden.
4.5 Externe Veiligheid
Artikel 5 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) stelt dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het gestelde in het Besluit in acht neemt.
Aan de hand van de in het Register gevaarlijke stoffen (RRGS) en de op de Risicokaart Noord-Holland ingevoerde gegevens blijkt dat de onderhavige planlocatie zich niet bevindt binnen het plaatsgebonden risicogebied of invloedsgebied van een in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) aangewezen bedrijfsmatige activiteit.
Op basis van de 'Inventarisatie van EV-risico’s bij het vervoer van gevaarlijke stoffen' (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, maart 2003) en het rapport 'Veiligheidsadvies vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, gemeente Edam-Volendam' d.d. juli 2007, van de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland kan gesteld worden dat de planlocatie zich niet bevindt binnen het plaatsgebonden risicogebied of invloedsgebied van een transportroute.
Volgens informatie verstrekt door de Gasunie en NUON zijn er geen hoge druk gasleidingen binnen het plangebied noch bevindt het plangebied zich binnen het invloedsgebied van een hoge druk gasleiding.
Het huidige en het beoogde gebruik van de planlocatie heeft geen gevolgen voor de externe veiligheid. Concluderend kan worden gesteld dat het Besluit externe veiligheid inrichtingen zich niet verzet tegen de beoogde herziening van het bestemmingsplan.
4.6 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan de geluidsbelasting veroorzaakt door het verkeer op een weg waarlangs een 'zone vanwege de weg' van toepassing is, onderzocht dient te worden.Artikel 74, lid 1 Wgh stelt dat een weg, bestaande uit één of twee rijstroken in stedelijk gebied een zone heeft van 200 meter en in buitenstedelijk gebied van 250 meter. Op grond van artikel 82 Wgh wordt binnen deze zone de voorkeursgrenswaarde van de geluidsbelasting op de gevel van een woning en andere geluidgevoelige bestemmingen op 48 dB gesteld.
Arikel 74, lid 2 bepaalt dat deze zone niet van toepassing is op wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en op wegen waar een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
Binnen het plangebied is een maximum snelheid van 30 km per uur van toepassing op alle wegen met uitzondering van een gedeelte van de Zeevangszeedijk vanaf nummer 8 - in noord oostelijke richting - tot de plangrens waar een maximumsnelheid van 60 km per uur van toepassing is.
Het plangebied bevindt zich echter in zijn geheel binnen de zone van wegen gelegen buiten het plangebied. Het betreft de Kooiweg en de Keetzijde. De Kooiweg met een maximum snelheid van 60 km per uur heeft een zone van 250 meter. De Keetzijde is vanaf het westen in oostelijke richting tot de hoogte van (ca) Oorgat 5 l een 30 km/uur weg zonder zone. Vanaf dit punt tot net voorbij de afslag naar het Galgenveld geldt een 50 km/uur regime met een zone van 200 meter. Na de afslag is een snelheid van 60 km/uur van toepassing en is de weg als buitenstedelijk te beschouwen met een zone van 250 meter.
In opdracht van de gemeente is in 2006 het 'Milieumodel horend bij het verkeersmodel' opgesteld door Goudappel en Coffeng.Het model heeft eveneens betrekking op het jaar 2020. Voor de geluidbelasting vanwege de wegen met een zone in en om het plangebied kan op basis van de contourenkaart behorend bij het 'Milieumodel' worden gesteld, dat nergens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om een aantal woningen te realiseren op een tweetal locaties binnen het plangebied. Op grond van de Wgh bestaat hiervoor geen belemmering, omdat het geluid afkomstig van de wegen met een zone de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt. Echter, in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing dient ook het geluid afkomstig van wegen met een maximum snelheid van 30 km per uur in ogenschouw te worden genomen.
Op basis van het eerder genoemde akoestische onderzoek kan worden gesteld, dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van meerdere woningen wordt overschreden. Bij een aantal woningen is de geluidbelasting hoger dan 53 dB. Dit betreft voornamelijk woningen in het westelijke deel van het plangebied. De oorzaak hiervan is de klinkerbestrating in combinatie met de kleine afstand van de woningen naar de weg.
In het Bouwbesluit is in artikel 3.2 vastgelegd dat het maximale geluidniveau afkomstig van het verkeer binnen in een woning 33 dB mag bedragen. Standaard kan ervan worden uitgegaan dat de geluiddemping van een buitenwand van een nieuwbouwwoning 20 dB bedraagt, waardoor de maximale geluidbelasting op de gevel 53 dB kan bedragen. Artikel 3.2 van het Bouwbesluit is eveneens van toepassing op bouwwerkzaamheden bij bestaande woningen waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is.
Om een goed akoestisch binnenmilieu te garanderen bij nieuw te bouwen woningen of bij het uitbreiden van bestaande woningen in het westelijke deel van het plangebied, dient het eerder genoemde akoestische onderzoek te worden geraadpleegd. Bij een overschrijding van de 53 dB gevelbelasting en/of twijfel dient een aanvullend akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt dat aan de in het Bouwbesluit vastgelegde binnenwaarde wordt voldaan.
4.7 Luchtkwaliteit
Artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer stelt dat Bestuursorganen de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in ogenschouw nemen bij ondermeer besluiten op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) kan worden gesteld dat nergens in de Gemeente Edam-Volendam de grenswaarden van achtergrondconcentraties van de stoffen opgenomen in de Bijlage van de Wet milieubeheer worden overschreden. Ook kan op basis van de projecties naar de toekomst zoals uitgevoerd door TNO/RIVM worden gesteld dat de achtergrondconcentratie in de jaren 2010 en 2020 voldoet aan de grenswaarden.
In opdracht van de Gemeente Edam-Volendam is door Goudappel Coffing, Adviseur verkeer en vervoer, onderzoeken uitgevoerd naar de gevolgen van het verkeer voor de luchtkwaliteit op en langs de wegen binnen de gehele gemeente. Ondermeer aan de hand van het rapport 'Actualisatie luchtkwaliteitonderzoek Zuidpolder', d.d. 9 mei 2007, kenmerk EVDO06/Abm/0132, kan worden gesteld dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van het verkeer nergens binnen de gemeente een overschrijding van een grenswaarde veroorzaakt. Dit geldt ook voor de jaren 2010 en 2020.
Op basis van de Wet milieubeheer is het Besluit- en de Regeling Niet In Betekende Mate genomen (Nibm). Dit Besluit en Regeling stellen dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het realiseren van maximaal 1500 woningen wordt beschouwd als zijnde 'Niet In Betekende Mate'. Als gevolg hiervan hoeft geen (apart) onderzoek te worden uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het plan noch de beoogd te realiseren woningen binnen het plangebied.
Samenvattend kan worden gesteld dat zowel de huidige als de toekomstige luchtkwaliteit ter plaatse ruimschoots voldoet aan de grenswaarden zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer. Voorts is op basis van het Besluit en de Regeling niet in betekende mate geen (apart) onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit vereist voor de binnen het plangebied beoogde c.q. toe te stane bouwwerken.
4.8 Water
4.8.1 Nationaal Waterplan
In de waterparagraaf van het bestemmingsplan werken de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (2000) en die van het nationale en provinciale waterbeleid, voor zover voor het plangebied relevant, door. De Kaderrichtlijn heeft als doelstelling landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater te beschermen om:
- van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
- de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
- het aquatische milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
- de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is momenteel het kader voor het nationale waterbeleid. Het NWP heeft betrekking op het gehele watersysteem, zowel oppervlaktewater, grondwater als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke en het beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Als bijlage bij het NWP zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het NWP en dienen in samenhang ermee te worden gelezen.
Het NWP is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota´s waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Bij de ontwikkeling van locaties binnen stedelijk gebied wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet het stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Voor het Oorgat gaat het om een bestaande situatie en is sprake van een consoliderend bestemmingsplan.
4.8.2 Waterbeheersplan 4 (2010-2015)
In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstrommingen, droge voeten en schoon water. De agenda van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wordt in deze periode sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft direct invloed op de kerntaken. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig:
- 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren.
- 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden.
- 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren.
- 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.
Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid de volgende uitgangspunten:
- het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen;
- dijkversterking blijft altijd mogelijk;
- alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast;
- watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier;
- problemen worden opgelost waar ze ontstaan;
- met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan;
- niet alles kan overal;
- samenwerking staat centraal;
- water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening;
- het waterbeheer is toekomstgericht.
4.8.3 Watertoets
De watertoets waarborgt de inbreng van het aspect ‘water’ in de ruimtelijke ordening. Met dit procesinstrument worden ruimtelijke plannen en besluiten op hun waterhuishoudkundige aspecten aan het geldende ruimtelijke beleid getoetst. De grootste winst ligt bij vroegtijdige, wederzijdse betrokkenheid en informatievoorziening.Bij brief van 25 september 2008 heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in het kader van een vooroverleg als voorbereiding op dit plan een reactie gestuurd.Met de opmerkingen uit deze reactie is bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening gehouden.De relevante waterkeringen zijn door middel van een ‘dubbelbestemming’ aangeduid en opgenomen in de planregeling.
4.8.4 Plangebied
De mogelijke ontwikkelingen in onderhavig plangebied zijn zeer beperkt van aard, zodat overigens geen nadelige invloeden te verwachten zijn voor de waterhuishouding.
4.8.5 Project Dijkversterking
Een gedeelte van de Zeevangszeedijk zal worden opgenomen in het inpassingplan ten behoeve van de dijkversterking traject Hoorn-Edam. Voor zover het gaat om de reguliere bestemmingen en de bouw en gebruiksregels is naar verwachting het voorliggende bestemmingsplan maatgevend. Het planologische regime, dat de noodzakelijke ingrepen in ondermeer de waterstaatkundig werken (aanleg, aanpassen en/of verbreden van dijken) en/of aanvullende maatregelen (constructieve oplossing en/of dijkverhoging) mogelijk moeten maken, wordt nader geregeld in een inpassingplan.De exacte afbakening en reikwijdte tussen enerzijds het bedoelde inpassingplan en anderzijds dit bestemmingsplan is op dit moment nog niet bekend.In de vervolg procedure zal nader rekening worden gehouden met de gevolgen van het inpassingplan ten behoeve van het project 'Dijkversterking'.
4.8.6 Keur
Wanneer het voornemen bestaat om in, bij of nabij een waterloop een bouwwerk op te richten (zoals bijvoorbeeld een beschoeiing, steiger of vlonder) is voor een dergelijk bouwwerk veelal een omgevingsvergunning nodig. Een dergelijke vergunning kan in de regel alleen worden verleend, voor zover die onder meer in overeenstemming is met de regels van het bestemmingsplan.
Naast het bestemmingsplan als toetsingskader voor een dergelijke vergunning gelden er vaak ook nog (algemene) regels op basis van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 voor de hiervoor genoemde bouwwerken. In het geval niet aan die algemene regels wordt voldaan is naast bedoelde omgevingsvergunning ook nog een (aparte) vergunning vereist op basis van deze keur.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen.Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven en wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde systematiek.
5.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard. Het plan geeft actuele regels voor bebouwing en gebruik waarbij de bestaande situatie met de daarbij behorende rechten uitgangspunt is. Voor zover uitvoering van het bestemmingsplan een gemeentelijke taak is, ligt deze vooral op het vlak van beheer en handhaving van de regelingen.
Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels zijn een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. De inhoud en de methodiek zijn volgens 'De Standaard vergelijkbare bestemmingplannen' (SVBP 2008) en de landelijke standaard voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.
5.2 Opzet Planregels
De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
Hfd 1: Inleidende regels, waarin onder meer de begripsbepalingen, dat wil zeggen wat in dit hoofdstuk onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Daarnaast zijn de meetvoorschriften opgenomen, waarin de wijze van meten bij de toepassing van de bepalingen van dit bestemmingsplan is aangegeven.
Hfd 2: Bestemmingsregels, waarin nader de bestemmingen worden verklaard, die op de digitale verbeelding aan de gronden zijn toegekend, met in begrip waarvan de gronden mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm.
Hfd 3: Algemene regels, zoals de algemene gebruiks-, afwijkings-, en wijzigingsregels.
Hfd 4: Overgangs- en slotregels.
Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft staan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.
Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.
De bestemmingen die in het plangebied zijn opgenomen, worden hieronder nader beschouwd.
5.3 De Bestemmingen
Bedrijf (artikel 3)
Deze bestemming is toegewezen aan de bestaande bedrijven en nutsvoorzieningen. Bebouwing is toegestaan binnen de bouwvlakken volgens de op de verbeelding opgenomen bouwregels. Buiten het bouwvlak is 50 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan, daarnaast is ruimte voor verharding, ontsluiting, opslag, parkeren, manoeuvreren, laden en lossen e.d. In deze regeling is gebruik gemaakt van de zoneringmethodiek ‘gebieden met functiemenging’ conform de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009), om de potentiële milieubelasting van bedrijven naar hun omgeving binnen aanvaardbare normen te houden.
Bedrijven in de categorie A en B zijn toegestaan, zoals die voorkomen in de bijlage ‘Staat vanbedrijfsactiviteiten - functiemenging’. Dit zijn de zgn. lichte(re) bedrijven, die voor wat betreft mogelijke geluidproductie, verkeersaantrekkende werking, gevaar, stof e.d. in de nabijheid van woningen kunnen worden geplaatst. Het aannemings- en molenmakersbedrijf op het perceel Oorgat 3 en het sloop-, transport- en handelsbedrijf op het perceel Oorgat 6 komen niet voor in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten -functiemenging'. Deze bedrijven zijn toegestaan door middel van het opnemen van een specifieke functieaanduiding.
Voor bedrijfsfuncties, die niet in de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging’ worden genoemd, maar die qua milieubelasting goed vergelijkbaar zijn met categorie B bedrijven, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van bovengenoemde planregel. Door middel van een specifiek milieurapport zal in een dergelijk geval (vooraf en zeker bij twijfel) moeten worden aangetoond, dat het bewuste bedrijf 6 voldoet aan maximaal categorie B. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de planregels voor bedrijven uit ten hoogste één categorie hoger, mits het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën.
Groen (artikel 4)
Binnen deze bestemming zijn de grotere groenelementen opgenomen, zoals de oevers langs het Oorgat en de dijktaluds. Ook is in artikel 13 de dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’ opgenomen. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn ten behoeve van de flexibiliteit ook wandelpaden, ondergeschikte parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en water mogelijk. Door middel van een specifieke aanduiding is het gedeelte van het dijklichaam, dat als provinciaal monument te boek staat, nader aangeduid.
Maatschappelijk (artikel 5)
De culturele en maatschappelijke functies binnen het plangebied zijn aangewezen als ‘Maatschappelijk’. Binnen het bouwvlak mag worden gebouwd conform de regels zoals die staan opgenomen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak is 50 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan, daarnaast is ruimte voor parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, alsmede voor erven en open terreinen.
Recreatie - Volkstuin (artikel 6)
Deze bestemming geldt voor het volkstuinencomplex gelegen achter de woningen aan het Oorgat. De regelingen ten aanzien van de bebouwing zijn vrij ruim gehanteerd en komen overeen met de regelingen zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan ‘Nieuw-Volendam’.
Tuin (artikel 7)
De bestemming ‘Tuin’ is in ieder geval op gronden aan de voorzijde van de woningen gelegd. Op deze gronden aan de voorzijde van de woning mogen geen gebouwen worden gebouwd, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals vlaggenmasten.
Binnen het plangebied zijn de meeste woningen dicht aan de weg gesitueerd, om welke reden er voor is gekozen geen bouwmogelijkheid voor een erker op te nemen.7 In de beoogde situatie waarin wel voldoende afstand bestaat tot de weg, is doorgaans sprake van een stedenbouwkundige eenheid waardoor een erker aldaar niet gewenst is.8 Uit oogpunt van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit wordt ‘de voorkant’ in het algemeen als meer kwetsbaar aangemerkt, zodat de planregels voor het bouwen aan de ‘achterkant’ overwegend ruimer geformuleerd zijn. Dit past in de ‘voor- en achterkantbenadering’ van het ‘vergunningvrij bouwen’.In de regel is er voor gekozen om de tuinen naast de woningen als 'Tuin' te bestemmen, teneinde de meer open structuur te behouden.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 8)
De wegen in het plangebied hebben de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ gekregen. Op deze gronden mogen abri’s, bushaltes, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De wegen hebben zowel een verblijfsfunctie als een verkeersfunctie.
Water (artikel 9)
De in het plangebied voorkomende watergangen en waterpartijen zijn als ‘Water’ aangewezen. De sluis als waterstaatkundig werk heeft een specifieke functieaanduiding gekregen. Door middel van een specifieke aanduiding en een planregel is de sluis, dat als provinciaal monument te boek staat, tevens nader aangeduid.
Wonen (artikel 10)
Dit artikel regelt de voornamelijk bestaande woningen en de daarbij behorende erven. De gedetailleerde woonbestemming heeft een bouwvlak, waarin het hoofdgebouw is toegestaan. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ondergebracht onder het begrip ‘bijbehorende bouwwerken’9 en mogen worden gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak. De gezamenlijke oppervlakte hiervan, buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van het achtererfgebied (zij- en achtertuin) tot een maximum van 50 m².
Aan-huis-verbonden beroepen worden bij recht toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 20 m², mits voldaan wordt aan een beperkt aantal voorwaarden. Eventueel kan ten behoeve van specifieke situaties worden afgeweken van de planregels voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 35 m².
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Vrije beroepen vallen zonder discussie dan ook onder de definitie ´aan-huis-verbonden beroep´ van dit bestemmingsplan.
Onder de definitie van ´aan-huis-verbonden beroep´ is expliciet aangegeven dat de uitoefening van horeca- en detailhandelactiviteiten of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten niet onder deze definitie vallen. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt vervolgens wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten verstaan. Dit zijn ondermeer de schoonheidsspecialisten, de kapsalons, de nagelstudio´s, manicure, pedicure en sportmasseur en hiermee gelijk te stellen activiteiten.
Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend mogelijk via de afwijkingsregels, tot een maximale oppervlakte van 20m², met inachtneming van ondermeer de volgende criteria:
- het ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. De bedrijfsfunctie mag de woonfunctie niet overheersen. Daarom geldt een maximum van 20m² ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf. De woonfunctie dient als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd te blijven.
- er mag geen enige vorm van horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
- De persoon die de activiteit uitoefent dient tevens een bewoner van het huis te zijn. Er mogen daarnaast geen personen worden ingehuurd voor ondersteunende werkzaamheden.
- Het geen nadelige invloed heeft op het verkeer. De noodzakelijke aanvullende parkeervoorzieningen voor de activiteit en als gevolg van de activiteit (bezoekers/laden en lossen) dienen op eigen terrein te worden gesitueerd. De activiteit mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed hebben op de verkeerssituatie ter plaatse. Er mag geen directe overlast ontstaan door een toename van verkeersbewegingen en parkerende bezoekers of leveranciers.
- Geen publiekgericht karakter en onbelemmerde en onbeperkte toegang van publiek. Bij het werken met klanten die op afspraak komen, ontbreekt dit ´publieke´, dat wil zeggen onbelemmerd toegankelijke karakter. Hierbij wordt onder beperkt cliëntenbezoek uitgegaan van maximaal 2 cliënten tegelijk.
- Reclame-uitingen aan de woning zijn niet toegestaan.
Het bestemmingsplan, het welstands- en het monumentenbeleid vormen met elkaar het gemeentelijke beleidskader om monumenten, beeldbepalende panden te beschermen. In het bestemmingsplan krijgen de zgn. rijksmonumenten een specifieke bouwaanduiding ‘Rijksmonument’. Binnen het plangebied bevinden zich twee rijksmonumenten, te weten: Oorgat 1 en Oorgat 84. Ook hier betreft het een signaleringsfunctie. In de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen. De betreffende panden zijn reeds beschermd via de Monumentenwet 1988.
Waarde - Archeologie (artikel 11)
Op zowel de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als de Cultuurhistorische Waardekaart (CHW) van de provincie Noord-Holland maakt (een groot deel van) het plangebied deel uit van een archeologisch monument van hoge archeologische waarden (AMK: monumentnummer 14649). Het gaat hierbij om de historische kern van Edam, zoals vastgesteld op basis van kaartmateriaal uit de eerste helft van de 19deeeuw.Ter bescherming van deze toegekende archeologische waarde is een zgn. dubbelbestemming conform de SVBP 2008 noodzakelijk. Zowel op de verbeelding als in de planregels is dit tot uitdrukking gebracht.Centraal uitgangspunt daarbij is dat bouwinitiatieven eerst mogelijk zijn, nadat op basis van voldoende onderzoek is aangetoond dat mogelijke archeologische waarden niet worden teniet gedaan en/of voldoende zeker worden gesteld.
Waarde - Edams-Volendams erfgoed (artikel 12)
De Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010 is de wettelijke basis voor het zgn. Edams-Volendams erfgoed. In bedoelde Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010 wordt een koppeling gemaakt met het bestemmingsplan. De panden of objecten met de aanduiding ´karakteristiek waardevol bouwwerk´, ´beeldbepalend bouwwerk´, ´stolp´, ´waardevol cultuurhistorisch element´ of ´cultuurhistorisch attentiegebied´, worden in deze erfgoedverordening nader gedefinieerd en ingedeeld. Voorts dienen zij als gemeentelijk monument te worden aangemerkt, voor zover zij op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan zijn aangemerkt als objecten om onder de beschermende werking van de planregels te worden gebracht.
Ter uitvoering van die systematiek is het bestemmingsplan dus het instrument dat wordt gebruikt om de (gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende panden daadwerkelijk te beschermen.
Door het opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' wordt deze bescherming via de planregels nader ingevuld wat qua bouw- en gebruiksmogelijkheden is toegestaan. Voor de bouwwerken die op de verbeelding onder deze dubbelbestemming zijn gebracht is een cultuurhistorisch rapport opgesteld, waarin deze bescherming nader is gerechtvaardigd gemotiveerd. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' is in lijn met de eerder aangehaalde erfgoedverordening een aantal verschillende beschermingsgradaties opgenomen, te weten:
- karakteristiek waardevol bouwwerk;
- beeldbepalend bouwwerk;
- stolp;
- waardevol cultuurhistorisch element;
- cultuurhistorisch attentiegebied.
In de planregels wordt verwezen naar de rapporten, die de gekozen bescherming nader motiveren en toelichten. Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn Oorgat 2, Oorgat 38 en Zeevangszeedijk 9/9a aangeduid als 'karakteristiek waardevol bouwwerk' en is Oorgat 12 aangeduid als 'stolp'.
- 6. Waarbij in het geval, dat een dergelijk bedrijf niet vergelijkbare, maar veel meer overlast veroorzaakt, sprake is van strijdigheid met de gebruiksvoorschriften.
- 7. Dit houdt in dat binnen de bestemming wonen daarentegen wel een erker is toegestaan.
- 8. Dit is ondermeer het geval bij de woningtypen A t/m D binnen het plangebied.
- 9. In lijn met de terminologie van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
5.4 Planologisch Erfgoedregime
5.4.1 Modernisering monumentenzorg
In november 2009 is de rijksoverheid met de modernisering van de monumentenzorg van start gegaan. Deze beleidsontwikkeling is door de nieuwe regering verder opgepakt en het kabinetstandpunt hieromtrent is verwoord in de kamerbrief van 15 juni 2011 'Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte'.
Als gevolg van dit voornemen zal er de komende jaren in de monumentenzorg veel veranderen. In beginsel gaat het daarbij om drie grote veranderingen:
- cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening;
- krachtiger en eenvoudiger regels;
- herbestemmen van monumenten die hun functieverliezen.
De aanleiding voor deze modernisering is dat het huidige instrumentarium (Monumentenwet) stamt uit het begin van de vorige eeuw en inmiddels ontoereikend is. Ook het denken over de omgang met monumenten is de afgelopen decennia sterk veranderd. Kenmerken daarbij zijn van 'object-gericht' naar meer 'gebiedsgericht' en van 'behoud' naar 'behoud door ontwikkeling'.
Bij de implementatie en uitvoering van dit rijksbeleid is een voorname rol weg gelegd voor de gemeenten.
De gemeenten zullen deze rol oppakken en zich daarbij moeten bedienen van het instrumentarium, dat daarvoor beschikbaar is. Naast de reguliere verordende bevoegdheid brengt deze beleidsontwikkelingen met zich mee, dat gemeenten andere instrumenten inzetten om enerzijds de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening mee te wegen en anderzijds te kunnen komen tot een gebiedsgerichte aanpak.
Vanwege onder meer deze aspecten wordt er landelijk steeds meer voor gekozen om het bestemmingsplan als ruimtelijk ordeningsinstrument bij uitstek te gebruiken om deze modernisering van de monumentenzorg mede vorm te geven.
5.4.2 Gemeentelijke monumentenbeleid nader beschouwd
Het gemeentelijke monumentenbeleid van de gemeente Edam-Volendam is nog volop in beweging en ontwikkeling.
In de gemeente Edam-Volendam zijn door de rijksoverheid 178 rijksmonumenten aangewezen; 3 in Volendam en 175 in Edam. Binnen het plangebied bevinden zich twee rijksmonumenten, te weten Oorgat 1 en Oorgat 84.
Bovendien is een groot deel van Edam aangewezen als een zgn. 'beschermd Stads- en Dorpsgezicht' als bedoeld in artikel van de 35 van de Monumentenwet.
Mede vanuit deze traditie is het denken over het cultureel erfgoed binnen de gemeente de laatste jaren gewijzigd. Dit vanuit het besef dat men in dit gebied over -in cultuurhistorisch opzicht- zeer waardevolle objecten beschikt (bouwwerken en gebouwen), al dan niet in combinatie met openbare, publieke buitenruimen (zoals bruggen, straatjes, pleintjes, stegen, trapopgangen, watergangen of combinaties daarvan), die afzonderlijk of juist in hun onderlinge samenhang beschermingswaardig zijn.
Als gevolg hiervan heeft het gemeentelijk beleid zich de laatste paar jaar verder ontwikkeld tot een meer omvattend instrumentarium, waarmee wordt beoogd:
- een verdergaande bescherming te bieden aan de verschillende cultuurhistorische objecten binnen het plangebied;
- aansluiting te vinden bij de opgave die voortvloeit uit het rijksbeleid ter zake van de modernisering van de monumentenzorg.
Meer schematisch is het gemeentelijk beleid en daaraan gekoppelde instrumentarium als volgt opgezet.
5.4.3 Planologisch Erfgoedregime en het plangebied
Met het begrip 'Planologisch Erfgoedregime' wordt geduid op het instrumentarium, zoals dat is neergelegd in de Erfgoedverordening en de uitwerking daarvan in het onderhavig bestemmingsplan. Zoals hiervoor al is toegelicht heeft die uitwerking zijn beslag gekregen in artikel 12 door middel van het opnemen van een dubbelbestemming. In de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan is dit nader tot uiting gebracht door eveneens, specifieke bouwaanduidingen met bijbehorende toevoegingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Oorgat e.o. is consoliderend van aard en voorziet nauwelijks in uit te voeren werken of werkzaamheden. De economische uitvoerbaarheid van de mogelijke ontwikkeling tussen Oorgat 5 en 5A is gegarandeerd, omdat de gemeente deze gronden in eigendom heeft.
Voorts is een ontwikkeling denkbaar rond de percelen Oorgat 21, 23 en 23A.Met betrekking tot deze locatie is de ontwikkeling momenteel nog niet verder dan het formuleren van de stedenbouwkundige uitgangspunten c.q. een verkavelingopzet door een marktpartij, die nog niet aan de gemeente ter beoordeling is voorgelegd.
Daarom is het nog niet duidelijk hoe planologisch met dit perceel wordt omgegaan en welke stedenbouwkundige randvoorwaarden daarbij hebben te gelden. Dit laatste betekent dat bij de vaststelling van onderhavig plan deze locatie buiten het plangebied wordt gelaten en derhalve het vigerende planologische regime van toepassing blijft.
Het perceel Oorgat 6 is in het bestemmingsplan conserverend bestemd. Op de locatie is sprake van een wijzigingsbevoegdheid die de realisatie van vier wooneenheden mogelijk maakt. Indien daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, hebben belanghebbende de gelegenheid zienswijzen in te dienen. Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden.10 Ten aanzien van de bouwmogelijkheden die zijn vervat in een wijzigingsbevoegdheid dient de toets ten aanzien van het exploitatieplan eerst verricht te worden bij de vaststelling van het wijzigingsplan. Ditzelfde geldt voor de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel Oorgat 50.
Zodoende is het vaststellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan overbodig. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
- 10. De initiatiefnemer zal derhalve hebben zorg te dragen voor een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin wordt ingegaan op alle relevante aspecten, zoals ondermeer, archeologie, bodem, cultuurhistorie, geluid/verkeerslawaai, ecologie/flora/fauna, landschappelijke inpassing, lucht, parkeren, verkeer, waterberging e.d.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Als gevolg van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient overleg plaats te vinden met (overheids)instanties die mogelijk een belang hebben in of bij het plangebied. De gemeente heeft deze instanties het voorontwerp-bestemmingsplan verstrekt met het verzoek inhoudelijk te reageren op hetgeen hierin staat vermeld. In totaal hebben 10 instanties gereageerd.
Daarnaast heeft het voorontwerp-bestemmingsplan vanaf 7 april 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging konden inspraakreacties worden ingediend. 13 april 2010 is een inloopavond gehouden over het plan. Tijdens deze avond is een nadere toelichting gegeven op het voorontwerp-bestemmingsplan.
Er zijn 14 inspraakreacties ontvangen. Alle reacties zijn in hoofdstuk 7 samengevat en van commentaar voorzien.
Met ingang van 8 februari 2011 heeft het ontwerp-bestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder zowel schriftelijk als mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan naar voren brengen. In totaal zijn er 12 zienswijzen naar voren gebracht. Alle zienswijzen zijn in hoofdstuk 8 in de ´Nota van zienswijzen´ samengevat en beoordeeld.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Lijst Geadresseerden Bro-overleg
Gemeente Purmerend
Postbus 15
1440 AA Purmerend
Gemeente Zeevang
Postbus 1
1474 ZG Oosthuizen
Gemeente Waterland
Postbus 1000
1140 BA Monnickendam
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Postbus 3007
2001 DA Haarlem
Laag Holland
Postbus 3007
2001 DA Haarlem
Provincie Noord-Holland
Sector Project en Programma
Postbus 3007
2001 DA Haarlem
VROM - inspectie
Regio Noord-West
Postbus 1006
2002 BA Haarlem
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Postbus 130
1135 ZK Edam
Staatsbosbeheer Noord-Holland
Postbus 1300
3970 BH Driebergen
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Postbus 1600
3800 BP Amersfoort
Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland
Postbus 150
1500 ED Zaandam
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland
Postbus 2113
1990 AC Velserbroek
KPN Telecom
Postbus 30000
2500 GA Den Haag
Gastransport Services
District West
Postbus 444
2470 AK Waddinxveen
Liander
Postbus 50
6920 AB Duiven
NV Continuon Netbeheer
Postbus 5086
6802 EB Arnhem
Brandweer Edam-Volendam
W. van de Knoopdreef 1
1132 KN Volendam
Vereniging Oud Edam
Graaf Willemstraat 8
1135 WP Edam
Gemeentelijke Welstands- en Monumentencommissie
Postbus 180
1130 AD Volendam
Noordhollandse Welstandscommissie
Emmastraat 111
1814 DP Alkmaar
7.2 Overzicht Ingekomen Opmerkingen
- 1. Brandweer Edam-Volendam, W. van de Knoopdreef 1, 1132 KN Volendam, ingekomen op 24 maart 2010;
- 2. Gemeentelijke Welstands- en Monumentencommissie, ingekomen op 17 mei 2010
- 3. Vereniging Oud Edam, Graaf Willemstraat 8, 1135Edam, ingekomen op 18 mei 2010.
- 4. Provincie Noord-Holland, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem ingekomen op 26 mei 2010.
- 5. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Postbus 130, 1135 ZK Edam, ingekomen op 19 mei 2010.
- 6. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen, ingekomen op 21 april 2010.
- 7. Gemeente Waterland, Postbus 1000, 1140 BA Monnickendam, ingekomen op 7 mei 2010.
- 8. Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland, Prins Bernhardplein 12, 1508 XB Zaandam, ingekomen op 29 april 2010.
- 9. Gemeente Purmerend, Postbus 15, 1440 AA Purmerend, ingekomen op 17 mei 2010.
- 10. VROM/Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2002 BA Haarlem, ingekomen op 22 juni 2010.
7.3 Beoordeling Ingekomen Opmerkingen
1. Brandweer Edam-Volendam
Opmerking
Korte samenvatting
- 1. Bij herstructurering/renovatie, uitbreiding in een bestaande wijk of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid.
- 2. Bij het plaatsen van wegmeubilair, bedoeld om de toegankelijkheid te verminderen c.q. het wegverkeer te vertragen, is goedkeuring nodig van de Brandweer.
Beoordeling
- 1. Deze constatering is juist, het bestemmingsplan is echter niet het instrument om dit nader te regelen.
- 2. Bij het treffen van verkeersmaatregelen waarbij de bereikbaarheid van woningen in het geding is, wordt de Brandweer geconsulteerd.
2. Gemeentelijke Welstands- en Monumentencommissie
Opmerking
Korte samenvatting
- 1. In het voorontwerp ontbreekt het rijke verleden van het Oorgat. Dit dient onderzocht en beschreven te worden. De commissie adviseert een historisch onderzoek te verrichten.
- 2. Laat de grens van het bestemmingsplan en het beschermde stadsgezicht samenvallen.
- 3. Laat de Stelling van Amsterdam in dit bestemmingsplan ook een stevig ruimtelijk en planologisch regime krijgen met duidelijke richtlijnen.
- 4. Het bestemmingsplan geeft actuele regels voor bebouwing en gebruik, waarbij de bestaande situatie met de daarbij behorende rechten uitgangspunt is geweest. Wat wordt er verstaan onder ‘bijbehorende rechten’ De monumentencommissie zou een meer sturende rol van de gemeente wensen.
- 5. Geef de prioriteiten in de plannen en de samenhang van de plannen goed aan.
- 6. Het over het algemeen handhaven van de voorgevelrooilijn is de kern van verder behoud van het historisch aspect.
- 7. De bebouwing, die wordt toegestaan aan Zeevangszeedijk 14 (in maat en schaal niet passend bij het fort) blokkeert de vroegere doorkijk. De commissie adviseert de maat en schaal van de omgeving aan te houden, de goothoogte te beperken tot 3,5m en een substantiële doorkijk voor te schrijven.
- 8. Streef naar een gemengde buurt, bescherm de nog aanwezige bedrijven.
- 9. Bescherm eenduidig via de gemeentelijke monumentenlijst en monumentenverordening. Geef Oorgat 2 en Oorgat 38 en Zeevangszeedijk 9/9a aan als gemeentelijk monument in voorbereiding.
- 10. De commissie adviseert bestaande bebouwing als uitgangspunt te nemen voor te ontwikkelen locaties. Vul de witte plekken in het bestemmingsplan in.
Beoordeling
- 1. Onderhavig bestemmingsplan geeft een planregeling voor overwegend de bestaande situatie en heeft een consoliderend karakter. In de toelichting is in de paragraaf Cultuurhistorie voldoende rekening gehouden met de ontstaansgeschiedenis. Voorts zal in de planregels een regeling worden opgenomen ter bescherming van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden.
- 2. Door aanpassing van de plangrens is aan deze inspraakreactie tegemoet gekomen.
- 3. Kortheidshalve verwijzen wij voor de beantwoording van dit onderdeel van de inspraakreactie naar paragraaf 3.2.4 van de toelichting.
- 4. Uitgangspunt is dat de bestaande bouwmogelijkheden uit het vigerende beleid worden gerespecteerd. Dit betekent dat bij het opstellen van de planregels deze mogelijkheden uitgangspunt zijn geweest, tenzij daartegen uit ruimtelijk oogpunt overwegende bezwaren hebben bestaan.
- 5. In de toelichting is een correcte uiteenzetting gegeven van de verschillende beleidkaders die relevant zijn voor dit bestemmingsplan en hoe die zich met elkaar verhouden.
- 6. Door middel van het vastleggen van het bouwvlak is aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet gekomen.
- 7. Voor het commentaar op dit onderdeel van de inspraakreactie wordt verwezen naar de verleende bouwvergunning.
- 8. Door de systematiek van het bestemmingsplan is met dit onderdeel van de inspraakreactie rekening gehouden.
- 9. Door het opstellen van een erfgoedverordening wordt aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet gekomen. Alle drie de panden hebben in het bestemmingsplan de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk' gekregen. In de erfgoedverordening zijn deze panden vervolgens aangemerkt als gemeentelijk monument.
- 10. Met de invulling voor het perceel Oorgat 6 is voor deze kavel aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet gekomen. Voor wat betreft het perceel Oorgat 21, 23 en 23a wordt opgemerkt dat dit perceel niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan valt.
3. Vereniging Oud Edam
Opmerking
Korte Samenvatting
- 1. In de toelichting wordt weinig vermeld over de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden (beschermd stadsgezicht Edam, Kernzone Stelling van Amsterdam en Nationaal Landschap) en de verhouding tot het aangrenzende gebied.
- 2. Vooruitlopend op het beleid vermeld in de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg van het Ministerie van OCW vindt de vereniging Oud Edam het noodzakelijk een cultuurhistorische effect rapportage (CHER) op te stellen, die verder gaat dan alleen archeologie.
- 3. De cultuurhistorische waarden dienen voldoende in het bestemmingsplan te worden geborgd.
- 4. Naast het archeologisch onderzoek dient het bouwhistorisch onderzoek een plek te krijgen in het bestemmingsplan.
- 5. De grens van het bestemmingsplan dient gelijk te vallen met de grens van het beschermde stadsgezicht.
- 6. De twee witte vlekken dienen te worden meegenomen in het bestemmingsplan, met als uitgangspunt de genoemde doelstelling. Behoud van de stedenbouwkundige structuur.
- 7. De vereniging pleit er voor om verdere verschaling van de oorspronkelijke structuur tegen te gaan en in het bestemmingsplan de historische rooilijnen aan te houden of te herstellen.
- 8. Om de openheid tussen de bebouwing vanaf het Oorgat naar het fort en het agrarisch gebied zoveel mogelijk te waarborgen, pleit de vereniging er voor om de bebouwing in de buurt van het fort in massa en hoogte zoveel mogelijk te beperken.
- 9. Doordat van de oorspronkelijke bedrijvigheid, die eeuwen kenmerkend was voor dit gebied, weinig meer over is, zou het wenselijk zijn dat er nog enkele gemengde functies blijven behouden.
- 10. Bij de karakteristieke panden wordt alleen bescherming geboden tegen gehele sloop en niet tegen het gedeeltelijke verlies van monumentenwaarden of verminking daarvan. De vereniging pleit er voor om eenduidig gemeentelijke monumenten aan te wijzen en de voorwaarden op te nemen in een gemeentelijke monumentenverordening.
- 11. De bouwplannen op het perceel Zeevangszeedijk 14 passen niet in de doelstellingen van het bestemmingsplan en zijn in strijd met de kernwaarden van de Stelling van Amsterdam. Door de massa, breedte en hoogte van de nieuwe woning zullen de naastgelegen monumenten en karakteristieke panden worden overvleugeld. Daarnaast kan de verdichting op het perceel zo massaal worden dat de doorzichten naar het fort kunnen worden belemmerd. Het is wenselijk dat hier weer een stolp komt.
- 12. De status van de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het perceel Oorgat 6 zijn niet duidelijk. Ten aanzien van de randvoorwaarden merkt de vereniging op dat het van belang is dat de historische voorgevelrooilijnen worden aangehouden, met name dat van bebouwingsvlak B. Verder is de ruimte tussen de twee gereserveerde bebouwingsvlakken beperkt, meer ruimte als doorkijk naar het fort is wenselijk.
- 13. De vereniging wil de karakteristieke stolpboerderij met een dubbel vierkant aan het Oorgat 38 behouden en ziet hier graag een aanduiding 'karakteristiek' terug.
- 14. Voor het perceel Oorgat 21, 23 en 23a dient de bestemming, de voorgevelrooilijn, nok- en goothoogten, maat en schaal te worden vastgelegd. Het vigerende bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht is hier van toepassing. Op dit perceel dienen de in dat bestemmingsplan gestelde voorwaarden gehandhaafd te blijven. De bouwmassa en de hoogten mogen niet groter worden gezien de hoge monumentale waarde van dit beschermde gebied. Om toch nog enige bedrijvigheid op het Oorgat te behouden, kan wellicht overwogen worden om de huidige loods als bedrijfsverzamelgebouw te bestemmen.
Beoordeling
- 1. Voorop gesteld kan worden dat door aanpassing van de plangrens rekening is gehouden met dit onderdeel van de inspraakreactie. Voor wat betreft de Nationale Landschappen wordt verwezen naar paragraaf 3.2.4 van de toelichting.
- 2. In de nieuwe verordening 'Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010' is dit aspect opgenomen.
- 3. In de planregels is met dit aspect voldoende rekening gehouden.
- 4. Onderhavig bestemmingsplan geeft een planologisch regime voor de bestaande bebouwing. Voor zover de bestaande bebouwing een cultuurhistorische of monumentale waarde heeft is daarin voorzien door de betreffende planregels. Om die reden wordt een nader bouwhistorisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
- 5. Door aanpassing van de plangrens is aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet gekomen.
- 6. Door invulling te geven aan het perceel Oorgat 6 is aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet gekomen. Voor wat betreft het perceel Oorgat 23, wordt opgemerkt dat dit perceel niet binnen dit bestemmingsplan valt.
- 7. Door middel van het vastleggen van het bouwvlak is aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet gekomen.
- 8. Vanwege het behoud van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse is het uitgangspunt dat bestaande goot- en bouwhoogtes positief worden bestemd. Met betrekking tot de goot-en bouwhoogte worden minimum afmetingen gehanteerd van 3,5m en 7,5m in verband met de huidige eisen van het Bouwbesluit.
- 9. Bestaande bedrijvigheid, voor zover passend in de omgeving, is positief bestemd. Ter voorkoming van overlast situaties dient met het inpassen van nieuwe bedrijvigheid terughoudend te worden omgegaan. Voorts is kleinschalige bedrijvigheid aan huis toegestaan.
- 10. Zie voor de beantwoording onderdeel 2 van deze inspraakreactie.
- 11. Voor het commentaar op dit onderdeel van de inspraakreactie wordt verwezen naar de verleende bouwvergunning.
- 12. In de huidige situatie is op dit perceel een sloop-, transport- en handelsbedrijf gevestigd met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen. Door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is in de toekomst de ontwikkeling van vier wooneenheden mogelijk, mits de bedrijfsactiviteiten ter plaatse worden beëindigd. Bij deze herontwikkeling zijn twee kleinere bouwvlakken voorzien met daarop vier wooneenheden. Als gevolg hiervan zal de bebouwde oppervlakte afnemen en ontstaat er een nieuw doorzicht. Dit betekent dat, mede gelet op de functiewijziging, sprake zal zijn van een aanzienlijke ruimtelijke verbetering.
- 13. Aan dit onderdeel van de inspraakreactie is tegemoet gekomen.
- 14. Het perceel Oorgat 21, 23 en 23a valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
4. Provincie Noord-Holland
Opmerking
Korte samenvatting
- 1. Op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid kan de provincie niet instemmen met de bouwmogelijkheden op het perceel Zeevangszeedijk 14. Deze bouwmogelijkheden zijn te massaal en niet passend bij de bouwvormen en bouwmassa’s elders in het lint van de Zeevangszeedijk. Als gevolg hiervan kan de monumentale landschappelijke waarde van de Stelling van Amsterdam worden aangetast.
Beoordeling
- 1. Voor dit perceel is in het kader van de artikel 19, lid 1 Wro-vrijstellingsprocedure reeds een verklaring van geen bezwaar afgegeven door de provincie Noord-Holland. Dit betekent dat onder andere alle relevante en noodzakelijke onderzoeken voor dit project zijn ingesteld en geen belemmeringen hebben opgeleverd voor het afgeven van de gevraagde vrijstelling. Het bouwplan, zoals dat voor het perceel Zeevangszeedijk 14 is ingediend, is met het oog op deze afgegeven 'verklaring van geen bezwaar' van de provincie dan ook als zodanig bestemd in het onderhavige bestemmingsplan. De ingediende inspraakreactie van de provincie, in het kader van dit bestemmingsplan, was dan ook onverwacht. Naar aanleiding van de inspraakreactie heeft de gemeente de provincie gevraagd om nader onderzoek te doen. De provincie heeft nagezocht op welke gronden de genoemde verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Daarnaast is ter plekke concreet bekeken welke effecten de bouw van de woning zou hebben op zichtlijnen vanuit het fort, rekening houdend met de bestaande bebouwing en de aanwezige begroeiing. Hierop heeft de provincie in het vervolgoverleg aangegeven dat de bebouwing van Zeevangszeedijk 14 niet zal leiden tot een verdere aantasting van de zichtlijnen van het fort Edam. Naar aanleiding hiervan heeft de provincie geconcludeerd dat de ingezonden inspraakreactie als niet geschreven kan worden beschouwd.
5. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Opmerking
Korte samenvatting
- 1. In paragraaf 4.8 'water' wordt gerefereerd naar de 4e Nota Waterhuishouding. Als opvolger van deze Nota is inmiddels het Nationaal Waterplan vastgesteld.
- 2. Het hoogheemraadschap ziet in de toelichting ook graag een passage opgenomen van het Waterbeheersplan 4 2010-2015.
- 3. Ook bij kleine wijzigingen aan/bij/langs waterlopen is de Keur van toepassing. Verwijs hiernaar in het bestemmingsplan.
- 4. Aan de noordoostzijde bij Zeevangszeedijk 8 t/m 14 (langs de rand van het bestemmingsplan) ligt een waterloop die niet als zodanig is bestemd.
- 5. De waterkeringen zijn als 'dubbelbestemming'verwerkt in de verbeelding. In de verbeelding staat het 'waterstaat-waterkering'echter niet volledig aangegeven. Het hoogheemraadschap ziet graag de grenzen opgenomen in de verbeelding.
Beoordeling
- 1. Met dit onderdeel van de inspraakreactie is rekening gehouden. De toelichting is op dit punt aangepast.
- 2. Aan dit onderdeel van de inspraakreactie is tegemoet gekomen.
- 3. Aan dit onderdeel van de inspraakreactie is tegemoet gekomen door in de toelichting hierop te attenderen (zie paragraaf 4.8.6).
- 4. De verbeelding is op dit punt aangepast.
- 5. De verbeelding is op dit punt aangepast.
6. N.V. Nederlandse Gasunie
Opmerking
- 1. Het bestemmingsplan is getoetst aan het toekomstige externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor aardgastransportleidingen. Op grond van deze toetsing kan worden geconcludeerd dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Beoordeling
- 1. Wij hebben deze opmerking ter kennisname aangenomen.
7. Gemeente Waterland
Opmerking
- 1. Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
Beoordeling
- 1. Wij hebben deze opmerking ter kennisname aangenomen.
8. Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Opmerking
- 1. Bij het voorontwerp-bestemmingsplan Oorgat e.o. is geen sprake van relevante risico’s ten aanzien van externe veiligheid. Hierdoor wordt geen gebruik gemaakt van het adviesrecht.
Beoordeling
- 1. Wij hebben deze opmerking ter kennisname aangenomen.
9. Gemeente Purmerend
Opmerking
- 1. De gemeente Purmerend geeft in overweging de ISW beleidsvisies ‘Levend landschap met kwaliteit door contrast’ en ‘Vitaal met Karakter’ op te nemen in de plantoelichting.
Beoordeling
- 1. In de toelichting is onder paragraaf 3.2.8 met deze inspraakreactie rekening gehouden.
10. VROM-Inspectie
Opmerking
- 1. In de toelichting ontbreekt een passage over het geluidsonderzoek en de eventuele gevolgen daarvan voor de inhoud van het bestemmingsplan. Verzocht wordt de toelichting op dit punt aan te vullen.
Beoordeling
- 1. Aan deze inspraakreactie is tegemoet gekomen.
7.4 Resultaat Inspraakreactie
Inspraakreactie 1
Korte samenvatting
- 1. Verzocht wordt aan het perceel Oorgat 38 een situering van het bouwvlak in het midden van de kavel ook mogelijk te maken.
Commentaar gemeente
- 1. Naar aanleiding van de beschrijving zoals opgesteld door Adviesbureau MSP inzake Oorgat 38 is dit verzoek afgewezen. Het bouwvlak is in de verbeelding in overeenstemming gebracht met de werkelijke situatie en heeft tevens een aanduiding ‘karakteristiek waardevol bouwwerk’ gekregen.
Inspraakreactie 2
Korte samenvatting
- 1. Er wordt ernstig bezwaar gemaakt tegen het verplaatsen van de woonschepen aan de Oosterkade.
Commentaar gemeente
- 1. Door de aanpassing van de plangrens zijn de woonschepen buiten het plangebied komen te liggen.
Inspraakreactie 3
Korte samenvatting
- 1. Inspreker maakt bezwaar tegen het verplaatsen van de twee woonschepen aan de Oosterkade.
Commentaar gemeente
- 1. Door de aanpassing van de plangrens zijn de woonschepen buiten het plangebied komen te liggen.
Inspraakreactie 4
- 1. Inspreker wil graag de volkstuinen ontsluiten via de parkeerplaats in verband met de parkeerproblematiek aan het Oorgat.
Commentaar gemeente
- 1. Het bestemmingsplan voorziet niet in het realiseren van dergelijke voorzieningen, omdat sprake is van een consoliderend bestemmingsplan. Bovendien heeft de gemeente op dit moment niet het voornemen tot het realiseren van een dergelijke ontsluiting.
Inspraakreactie 5
Korte samenvatting
- 1. Achter het woonhuis Oorgat 100 is een tuinhuis gerealiseerd met een artikel 19 WRO-procedure. Dit tuinhuis staat niet op de verbeelding.
Commentaar gemeente
- 1. In de planregels is bij de bestemming Wonen onder ‘Bouwregels voor bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak’ met dit bouwwerk rekening gehouden, zodat een aparte verbeelding niet noodzakelijk is.
Inspraakreactie 6
Korte samenvatting
- 1. Bij het woonhuis Zeevangszeedijk 11 ontbreekt de serre, balkon en uitbouw op de verbeelding.
- 2. In het voorontwerp-bestemmingsplan van 1992 lag naast de woning een bestemming erf. Dit is nu gewijzigd in tuin. Inspreker vraagt dit aan te passen.
- 3. Inspreker wil voor Zeevangszeedijk 11 dezelfde maatvoering, qua goot- en bouwhoogte,als Zeevangszeedijk 10.
Commentaar gemeente
- 1. In de planregels is bij de bestemming Wonen respectievelijk onder ‘Bouwregels voor bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak’ en ‘Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde’ rekening gehouden met de uitbouw aan de achtergevel en het balkon.Voor wat betreft de serre aan de zijgevel is het bouwvlak in de verbeelding aangepast, zodat met dit onderdeel van de inspraakreactie rekening is gehouden.
- 2. Overeenkomstig het verzoek is de verbeelding aangepast, zodat met dit onderdeel van de inspraakreactie rekening is gehouden.
- 3. Vanwege het behoud van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse is het uitgangspunt dat bestaande goot- en bouwhoogtes positief worden bestemd. Met betrekking tot de goot-en bouwhoogte worden minimum afmetingen gehanteerd van 3,5m en 7,5m in verband met de huidige eisen van het Bouwbesluit.
Inspraakreactie 7
Korte samenvatting
- 1. Het voorontwerp vertoont een overlap met het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit is onwenselijk.
- 2. Voor het perceel Oorgat 23 moeten ook randvoorwaarden worden opgesteld.
- 3. De doorzichten bij het perceel Oorgat 6 zijn te beperkt.
- 4. Inspreker ziet naast het perceel Oorgat 5 graag een bouwmogelijkheid voor een dubbele woning.
- 5. De sloot tussen Oorgat 36 en Oorgat 40 dient te worden doorgetrokken conform de oorspronkelijke waterloop. In afwijking van de verbeelding loopt de sloot in werkelijkheid door tot de perceelsgrens van Oorgat 38.
- 6. In het plan ontbreekt een volwaardig ingerichte weg, met de volgens de wet bijbehorende snelheidsremmers voor de 30-km zone. De belofte om bomen terug te plaatsen is ook niet terug te vinden in het bestemmingsplan.
- 7. Een geformuleerd beleid voor de aansluiting bij het wereld erfgoed ‘De Stelling van Amsterdam’en bestemmingsplan Oorgat ontbreekt.
- 8. De stolp op perceel Oorgat 38 dient ook als karakteristiek te worden aangeduid.
- 9. Inspreker maakt ernstig bezwaar tegen de in het bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogte en bouwvolumes voor het perceel Zeevangszeedijk 14. De stichting gaat voor de herbouw van een stolp.
Commentaar gemeente
- 1. Door aanpassing van de plangrens is aan deze inspraakreactie tegemoet gekomen.
- 2. Door de aanpassing van de plangrens is het perceel Oorgat 23 buiten het plangebied komen te liggen.
- 3. In de huidige situatie is op dit perceel een sloop-, transport- en handelsbedrijf gevestigd met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen. Door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is in de toekomst de ontwikkeling van vier wooneenheden mogelijk, mits de bedrijfsactiviteiten ter plaatse worden beëindigd. Bij deze herontwikkeling zijn twee kleinere bouwvlakken voorzien met daarop vier wooneenheden. Als gevolg hiervan zal de bebouwde oppervlakte afnemen en ontstaat er een nieuw doorzicht. Dit betekent dat, mede gelet op de functiewijziging, sprake zal zijn van een aanzienlijke ruimtelijke verbetering.
- 4. Gelet op de stedenbouwkundige opzet van de naastgelegen woningen en de kavelbreedte, is een bouwmogelijkheid voor een dubbele woning niet opportuun.
- 5. Aan dit onderdeel van de inspraakreactie is tegemoet gekomen.
- 6. In een bestemmingsplan wordt alleen de functie van een weg (voor verkeer) vastgelegd en niet de inrichting daarvan of de verkeersmaatregelen die nodig zijn.
- 7. In de toelichting is met dit onderdeel van de inspraakreactie rekening gehouden.
- 8. Aan dit onderdeel van de inspraakreactie is tegemoet gekomen.
- 9. Voor het commentaar op dit onderdeel van de inspraakreactie wordt verwezen naar de verleende bouwvergunning.
Inspraakreactie 8
Korte samenvatting
- 1. Voor gronden gelegen binnen de Nationale Landschappen dienen in het bestemmingsplan regels te worden opgenomen ten behoeve van het behoud of versterking van de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschap. Welke regels zijn in het voorontwerp-bestemmingsplan opgenomen ten behoeve van het behoud of de versterking van de kernkwaliteiten van de Stelling van Amsterdam?
- 2. Inspreker vraagt of het bouwvolume op het perceel Zeevangszeedijk 14 beperkt kan worden tot een naast het Fort passende omvang, bij voorkeur een stolp met bijgebouwen.
- 3. In het verleden was rond de forten, in het schootsveld, hout het meest gebruikte bouwmateriaal. Is het niet aan te bevelen dat binnen dit schootsveld wederom hout wordt gebruikt als bouwmateriaal?
- 4. Doelstelling is de doorkijk naar het fort te behouden. Waarom is er dan tussen Zeevangszeedijk 11 en 12 een bouwvlak voor bijbehorende bouwwerken opgenomen? Het ontwerp-bestemmingsplan van 1992 voldeed in dat opzicht beter.
Commentaar gemeente
- 1. Voor het antwoord op dit onderdeel van deze inspraakreactie wordt verwezen naar het gestelde in paragraaf 2.5 'Doelstelling' van de toelichting.
- 2. Voor het commentaar op dit onderdeel van de inspraakreactie wordt verwezen naar de verleende bouwvergunning.
- 3. Het bestemmingsplan stelt geen regels ten aanzien van materiaalgebruik e.d. en is daarvoor ook niet het toegewezen instrument.
- 4. Aan dit onderdeel van de inspraakreacties is tegemoet gekomen. De verbeelding is op dit onderdeel in overeenstemming gebracht met het ontwerp-bestemmingsplan van 1992.
Inspraakreactie 9
Korte samenvatting
- 1. Het bouwvlak van Oorgat 20 is niet conform de werkelijke situatie.
- 2. Belangrijke doelstellingen zijn het consolideren van de lintbebouwing en doorzichten behouden naar het achterliggende landschap. Er ontbreekt echter beleid om de gewenste doelstellingen te verwezenlijken.
- 3. De maten van het hoofdgebouw voor Oorgat 20 zijn niet van deze tijd en zijn een beperking voor het toekomstige woongenot.
- 4. Een van de doelstellingen is het uitgaan van eerstelijns bebouwing. In dit opzicht zou het beter zijn voor Oorgat 20 het bouwvlak te verbreden. De bestemming tuin is hier minder relevant, omdat het hier niet om een doorzicht gaat, maar zicht op de garage.
Commentaar gemeente
- 1. In lijn met de brief van de gemeente d.d. 28 december 2009 zijn de geformuleerde stedenbouwkundige uitgangspunten vertaald in de verbeelding en planregels. Dit is een verruiming ten opzichte van de werkelijke situatie, zodat hiermee aan dit onderdeel van de inspraakreactie tegemoet is gekomen.
- 2. Het beleid tot consolideren van de lintbebouwing met doorzichten is geformuleerd in het bestemmingsplan.
- 3. Vanwege het behoud van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse is het uitgangspunt dat bestaande goot- en bouwhoogtes positief worden bestemd. Met betrekking tot de goot-en bouwhoogte worden minimum afmetingen gehanteerd van 3,5 m en 7,5 m in verband met de huidige eisen van het Bouwbesluit. Voor wat betreft de mogelijkheid voor de bouw van een kapberg is uitgegaan van een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5,1 m en 7,9 m ten opzichte van het straatpeil.
- 4. In dit geval is sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de verscheidenheid in de reeds aanwezige bebouwing uitgangspunt is. In het onderhavige geval is sprake van een niveau verschil tussen de aan de weg gelegen bebouwing en de bebouwing daarachter, zodat nog sprake is van een enige openheid. Een rotatie van 90 graden van het bouwvlak zal leiden tot een aantasting van deze openheid.
Inspraakreactie 10
Korte samenvatting
- 1. Op het perceel Oorgat 38 is een woonbestemming niet mogelijk in verband met de aanwezigheid van een mestopslag op het perceel en het aangrenzende perceel.
- 2. Nieuwbouw (tbv derden, niet agrarisch) op het perceel Oorgat 38 is tevens in strijd met het Besluit Landbouw Milieubeheer.
- 3. In het voorontwerp is er een scheiding aangebracht tussen het perceel Oorgat 38 en het achterliggende terrein. Beide percelen zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden vanwege de aanwezige mestopslag. Planologisch valt het perceel in twee bestemmingsplannen. Dit is niet correct.
- 4. De huidige ontsluiting van het achterliggende terrein bij het perceel Oorgat 38 heeft de bestemming tuin gekregen. Dit is te voorbarig. Totdat er een alternatieve vergelijkbare en verharde ontsluiting is gerealiseerd, dient de huidige ontsluiting gehandhaafd te blijven.
- 5. Vanwege de cultuurhistorische waarde en het beeldbepalende karakter van de stolphoeve (Oorgat 38) dient hier een aanduiding ‘karakteristiek’ te worden neergelegd. De raad heeft in juni 2009 reeds ingestemd met deze extra bescherming.
- 6. In de verbeelding is de strook grond aangrenzend aan de percelen Oorgat 36 en 38 bestemd voor wonen. Dit is niet correct. Het gedeelte achter nummer 36 is sloot en het gedeelte achter nummer 38 behoort tot het achterliggende agrarische erf. De bestaande mestopslag is gelegen in deze strook.
Commentaar gemeente
- 1. Voor de komende planperiode is het niet aannemelijk dat op het perceel Oorgat 38 een volwaardig agrarisch bedrijf zal worden uitgeoefend. In verband hiermee is een woonbestemming voor dit perceel de meest geëigende bestemming. Bij de verwezenlijking van de woonbestemming zullen de gebruikelijke afstanden in acht genomen moeten worden, waarbij gelet op de eigendomssituatie een verplaatsing van de mestopslag denkbaar is.
- 2. Zie het commentaar onder 1.
- 3. In beginsel kan een bestemming van een perceel in meerdere bestemmingsplannen zijn opgenomen. Wanneer rekening wordt gehouden met het gestelde onder 1 en de gehanteerde scheiding in het plangebied tussen ‘landelijk gebied’ en ‘stedelijk gebied’ is de huidige plangrens tot stand gekomen.
- 4. Gelet op de verleende onherroepelijke aanlegvergunning voor een nieuwe ontsluiting van de achterliggende agrarische percelen, is de realisatie van deze nieuwe ontsluiting in planologische zin voldoende gewaarborgd.
- 5. Aan dit onderdeel van de inspraakreactie is tegemoet gekomen.
- 6. Het verzoek om de verbeelding in overeenstemming te brengen met de werkelijke situatie, voor wat betreft de waterloop achter Oorgat 36, is gehonoreerd. Voor wat betreft de mestopslag wordt verwezen naar het gestelde onder 1.
Inspraakreactie 11
- 1. Unesco richtlijnen Fort en Stelling Amsterdam zijn niet meegenomen.
- 2. Het perceel Zeevangszeedijk 14 heeft een te groot bouwvolume en een te gesloten straatfront. Bovendien wordt geen rekening gehouden met het oorspronkelijke stolpmodel, terwijl Oorgat 2 wel wordt benoemd tot ‘potentieel gemeentelijk model’
- 3. De verkeersproblematiek van Oorgat/Zeevangszeedijk blijft onbesproken.
Commentaar gemeente
- 1. In de toelichting is beschreven wat de betekenis is van deze richtlijnen en hoe deze doorwerken.
- 2. De voormalige stolp op het perceel Zeevangszeedijk 14 is inmiddels gesloopt, zodat een aanwijzing als potentieel gemeentelijk monument niet meer mogelijk is. Voor het overige verwijzen wij naar onze motivering in de verleende bouwvergunning.
- 3. In een bestemmingsplan wordt alleen de functie van een weg (voor verkeer) vastgelegd en niet de inrichting daarvan of de verkeersmaatregelen die nodig zijn.
Inspraakreactie 12
Korte samenvatting
- 1. Op het perceel tussen Oorgat 66 en 68 ligt een bestemming Wonen met een aanduiding ‘garage’. Inspreker wil hier graag een bouwvlak voor de bouw van een woning.
Commentaar gemeente
- 1. In dit geval is sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie het vertrekpunt is geweest. Op onderhavig perceel bevindt zich een bijbehorend bouwwerk i.c. een garage met de afmetingen van 3 m x 5 m. Bovendien is deze kavel nog het enige doorzicht op het achtergelegen gebied. Om die reden is planologische medewerking aan het realiseren van een woning niet wenselijk.
Inspraakreactie 13
- 1. De sloot achter Oorgat 46a/46b is dicht geslipt als gevolg van illegale mestopslag in het water. Inspreker wil dat de sloot weer wordt doorgetrokken.
Commentaar gemeente
- 1. In een bestemmingsplan wordt alleen de functie van het water vastgelegd en niet de inrichting en het onderhoud daarvan. Uw inspraakreactie is in handen gesteld van de sectie beheer en onderhoud.
Inspraakreactie 14
- 1. Is de gele bestrating langs de zuidzijde van het Oorgat een stoep of bedoeld als parkeerruimte? Dit in verband met verkeersveiligheid en veiligheid van de voetgangers.
- 2. Op het parkeerterrein tegenover Oorgat 5a wordt regelmatig gerecreëerd met campers, ook 's nachts, met als gevolg (parkeer) overlast en afval. Kan hier worden gehandhaafd?
Commentaar gemeente
- 1. Dit onderdeel van de inspraakreactie betreft een verkeersaspect en is in handen gesteld van de sectie Verkeer. In een bestemmingsplan wordt alleen de functie van een weg (voor verkeer) vastgelegd en niet de inrichting daarvan of de verkeersmaatregelen die nodig zijn.
- 2. Dit onderdeel van de inspraakreactie is in handen gesteld van de afdeling Bestuursondersteuning met het verzoek tot handhaving.
7.5 Ambtshalve Aanpassingen
Naast een aantal tekstuele aanpassingen, naar aanleiding van alle wijzigingen is in het ontwerp, ten opzichte van het voorontwerp een aantal ambtelijke wijzigingen aangebracht. Hieronder wordt in het kort aangegeven welke ambtelijke wijzigingen zijn aangebracht.
- 1. Paragraaf 3.2.6 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is toegevoegd aan de toelichting;
- 2. De Staat van bedrijfsactiviteiten is gewijzigd in een Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging. De Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging is tevens op maat gemaakt voor het betreffende plangebied;
- 3. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn tevens ondergeschikte parkeervoorzieningen toegestaan.
- 4. De volgende begrippen zijn toegevoegd aan artikel 1:
- Beeldbepalend bouwwerk;
- Boerderij;
- Cultureel erfgoed;
- Cultuurhistorisch attentiegebied;
- Cultuurhistorische waarde;
- Cultuurhistorische waardestelling;
- Cultuurhistorisch rapport;
- Karakteristiek waardevol bouwwerk;
- Puntensysteem en maximale score cultuurhistorisch rapport;
- Stolp;
- Veranda;
- Waardevol cultuurhistorisch element.
- 5. In de verbeelding is ter plaatse van de kinderboerderij de aanduiding 'Kinderboerderij’ neergelegd;
- 6. De planregels ten aanzien van provinciale monumenten zijn verwijderd. Deze monumenten zijn beschermd via de Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2005;
- 7. Bij Zeevangszeedijk 14 zijn de gronden buiten het bouwvlak gewijzigd in de bestemming ‘Tuin’, het bijgebouw heeft de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk’ gekregen en de veranda aan de voorgevel is buiten het bouwvlak op gronden met de bestemming ‘Tuin’ komen te liggen. Ter plaatse van de veranda is vervolgens een aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - veranda’ neergelegd. In artikel 1 is het begrip ‘Veranda’ nader gedefinieerd;
- 8. Ten behoeve van ondergeschikte bouwonderdelen zijn in Hoofdstuk 3 algemene bouwregels opgenomen;
- 9. In de verbeelding is de gebiedsaanduiding ‘Geluidzone - weg’ verwijderd;
- 10. De gronden tussen Oorgat 66 en 68 zijn gewijzigd in de bestemming ‘Tuin’;
- 11. Ten behoeve van de garage op het perceel Oorgat 50 is de bestaande maatvoering opgenomen. Via een wijzigingsbevoegdheid is ter plaatse de bouw van een woning mogelijk, met een afwijkende maatvoering;
- 12. Achter Oorgat 14 tot en met Zeevangszeedijk 8 is langs de watergang de bestemming ‘Wonen’ gewijzigd ‘Tuin’;
- 13. Voor Zeevangszeedijk 10 is de bouwhoogte van 7 m gewijzigd in 7,5 m;
Hoofdstuk 8 Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
8.1 Nota Van Zienswijzen
Het ontwerp-bestemmingsplan Oorgat e.o. heeft vanaf 8 februari 2011 gedurende een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijke of mondelinge zienswijzen naar voren te brengen.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn 12 (schriftelijke) zienswijzen van zowel burgers als instanties ingekomen.
Zienswijze 1
Korte samenvatting
- 1. Reclamant geeft aan dat onder paragraaf 3.2.4 van de toelichting de conclusie wordt getrokken dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met zowel het rijks- als provinciale ruimtelijke beleid ten aanzien van nationale landschappen, omdat het bestemmingsplan bijna uitsluitend een consoliderend bestemmingsplan is. Reclamant deelt de mening dat het inderdaad een 'bijna' uitsluitend consoliderend bestemmingsplan is, maar zijn van mening dat de voorgestelde bestemmingsmogelijkheid voor het perceel Zeevangszeedijk 14 wel onder de categorie grootschalige ontwikkelingen valt. Tegen deze bestemmingsmogelijkheden op dit perceel heeft reclamant een aanzienlijk bezwaar.
- 2. Reclamant blijft het wenselijk vinden een bouwhistorisch onderzoek in te bedden in het bestemmingsplan.
- 3. Reclamant vindt het ongelukkig dat bewust de percelen Oorgat 21 en 23 buiten de plangrens zijn gehouden. Volgens de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor het gehele grondgebied een of meer bestemmingsplannen vast te stellen. (art. 3.1 lid 1) Derhalve dient deze locatie te worden meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
- 4. Reclamant krijgt de indruk dat de monumentale waarden die niet in het cultuurhistorisch rapport zijn vermeld, dan ook niet onder de bescherming vallen. Reclamant vindt de cultuurhistorische rapportages dan ook te summier. Zo zijn de panden Oorgat 2 en 38 niet van binnen bezocht en krijgen de interieurs geen waardering toebedeeld. Tegen de achtergevel van de woning op het perceel Zeevangszeedijk 9/9a heeft de kunstenaar Aart Roos een scraffito aangebracht. Kunsthistorisch is dit een belangrijk object en maakt dit deel uit van de cultuurhistorie van de woning. Dit kunstwerk staat niet in de rapportage. Verder blijkt uit de praktijk vaak dat bijzondere cultuurhistorische elementen en structuren soms verborgen zitten achter niet monumentale afwerkingen. Reclamant zou graag zien dat alle ook niet nader genoemde of zichtbare monumentale onderdelen van een gemeentelijk monument beschermd zijn.
- 5. Een bouwwerk met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' mag volgens de regeling geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd in de vorm van een boerderij, bepaald door de grootte van het oorspronkelijke vloeroppervlak e.d. Reclamant ziet graag dat in plaats van de mogelijke herbouw er een herbouwplicht voor stolpen komt, en in dat kader dient het woord 'mag' vervangen te worden door 'moet'.
- 6. Wanneer is afgeweken van de bouwregels betreffende een 'karakteristiek waardevol bouwwerk' en de eigenaar onevenredig (financieel) benadeeld wordt bij het in stand houden van het karakteristiek waardevol bouwwerk, en dit door financiële tegemoetkomingen niet kan worden weggenomen, is het toch mogelijk het monument te mogen slopen. Reclamant begrijpt echter dat de gemeente nog niet beschikt over een redelijke financiële regeling waaruit eventuele gemeentelijke monumenteneigenaren tegemoet kan worden gekomen. Dit artikel verontrust reclamant, omdat door een pure ondoorzichtige economische afweging en los van welke cultuurhistorische waarden dan ook een gemeentelijk monument kan worden gesloopt, temeer omdat er nu nog geen redelijke subsidiemogelijkheden zijn. Volgens reclamant zet dit artikel juist de doelstelling om karakteristieke waardevolle bouwwerken te beschermen, op losse schroeven.
- 7. Het perceel Zeevangszeedijk 14 ligt in een cultuurhistorisch hooggewaardeerde omgeving. Het inbedden van de cultuurhistorie in een gebiedsdeel met zoveel monumentale waarden en deel uitmakend van een Unesco-monument 'De Stelling van Amsterdam', is een van de belangrijkste items die leidend dient te zijn. Landelijk gezien is er een tendens cultuurhistorie te borgen in bestemmingsplannen. De locatie Zeevangszeedijk 14 ligt in de kernzone van het Wereld Erfgoed Unesco monument. In deze kernzone kunnen alleen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, als ze bijdragen aan de kwaliteit van het monumentale landschap. Reclamant is van mening dat in dit bestemmingsplan geheel voorbij wordt gegaan aan de beleidscriteria voor het bouwen binnen de kernzone. Reclamant maakt bezwaar tegen de buitensporige omvangrijke invulling van het perceel Zeevangszeedijk 14 binnen het bestemmingsplan.
- 8. De status van het perceel Oorgat 6 met zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn voor reclamant niet duidelijk. Ten aanzien van deze stedenbouwkundige randvoorwaarden vindt reclamant het van belang dat de historische voorgevelrooilijn worden aangehouden, met name dat van bebouwingsvlak B. Verder vindt reclamant de ruimte tussen de twee gereserveerde bebouwingsvlakken te beperkt, meer ruimte als doorkijk naar het fort is wenselijk.
- 9. Reclamant verwijst nogmaals naar een aantal aspecten in beleidslijnen die gelden voor de kernzone van de Stelling van Amsterdam. Deze beleidslijnen moeten worden meegenomen in het bestemmingsplan. Het gaat om de volgende aspecten:
- a. Geen bebouwing toestaan in gebieden die nu nog open zijn. Een uitzondering hierop is incidentele bebouwing om de ruimtelijke kwaliteit van de 'Stelling van Amsterdam' te verbeteren. De bebouwing dient te worden ingepast in het landschap door bijvoorbeeld houtbouw en met respect voor zichtlijnen.
- b. Verdichting van bestaande bebouwingslinten is toegestaan, mits passend in het landschap en de - bestaande bebouwingsintensiteit van het lint.
- c. Een groene of blauwe zone rond de forten waarborgen op die plaatsen waar die nu nog aanwezig is.
Beoordeling
- 1. Voor de reactie op dit onderdeel van de zienswijze wordt kortheidshalve verwezen naar de motivering die ten grondslag heeft gelegen aan de verleende bouwvergunning en het besluit van het college d.d. 27 september 2011 inzake de beslissing op de bezwaren. Reclamant is hier schriftelijk inhoudelijk over geïnformeerd.
- 2. Aan dit onderdeel van de zienswijze is tegemoet gekomen. In artikel 5 van de Erfgoedverordening is opgenomen dat het college ten behoeve van een goede besluitvorming een aanvrager kan verzoeken een bouwhistorisch onderzoek van het object te overleggen.
- 3. Bij het vaststellen van de plangrens van dit bestemmingsplan hebben wij ons geconformeerd aan de grenzen van het bij ministerieel besluit aangewezen beschermde Stadsgezicht Edam. Vanwege de onlosmakelijkheid van de mogelijke nieuwe ontwikkeling van dit perceel is besloten dit perceel in zijn geheel buiten het plangebied te houden. Dit perceel zal worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor het Stadsgezicht Edam.
- 4. De hier benoemde aspecten maken deel uit van het gemeentelijk monumentenbeleid. Met het bestemmingsplan beogen wij de verschijningsvorm en het exterieur van een pand te beschermen. Bescherming van een waardevol interieur zal in de toekomst een plaats krijgen in de erfgoedverordening. De muurschildering is als onderdeel van het exterieur alsnog opgenomen in het cultuurhistorisch rapport.
- 5. Met de huidige planregels wordt feitelijk voorzien in een herbouwplicht zoals bedoeld.
- 6. Door de regeling op dit punt aan te passen is aan dit onderdeel van de zienswijze tegemoet gekomen. Een karakteristiek waardevol bouwwerk kan alleen gesloopt worden als uit een contra-expertise blijkt dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarde (meer) aanwezig is. Door middel van een wijzigingsplan op grond van artikel 12.6 van het bestemmingsplan, kan de aanduiding van karakteristiek waardevol bouwwerken dan komen te vervallen.
- 7. Zie voor de beantwoording onderdeel 1 van deze zienswijze.
- 8. De in het bestemmingsplan gekozen voorgevelrooilijn sluit voldoende aan bij het gemeentelijk beleid. Ter vergroting van het woongenot en veiligheid is er in de nieuwe situatie voor gekozen iets meer afstand te houden van de weg. Bij een eventuele gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zal de doorkijk ter plaatse verbeteren.
- 9. Met onderhavig bestemmingsplan wordt wel degelijk rekening gehouden met bedoelde aspecten en beleidslijnen die gelden voor de kernzone van de Stelling van Amsterdam.
Zienswijze 2
Korte samenvatting
- 1. Reclamant is het niet eens met de situering van het bouwvlak op het perceel Oorgat 38 en het aanwijzen van de hoeve als gemeentelijk monument. Voor een haalbare ontwikkeling is verplaatsing van het bouwvlak noodzakelijk. Door het bevriezen van de huidige situering kan er geen investering in de hoeve meer worden gedaan.
- 2. Het aanwijzen van de hoeve als gemeentelijk monument heeft nog meer gevolgen. In overleg is aangegeven dat de hoeve niet mag worden gesloopt. Uit de planregeling valt echter af te lezen dat sloop en nieuwbouw, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Een eigenaar of vruchtgebruiker van een monument heeft een onderhouds- en instandhoudingsplicht. Zonder financiële bijdrage van de gemeente is dit onmogelijk om het pand op peil te houden. Het pand heeft momenteel een grote onderhoudsachterstand vanwege de doelstelling om op deze gronden iets nieuws te ontwikkelen. In samenwerking met bureau TBE architecten en ingenieurs heeft een inspectie van de hoeve plaatsgevonden. Uit deze inspectie is gebleken dat de hoeve momenteel in een zodanig slechte staat van onderhoud verkeert dat renovatie en/of restauratie niet meer mogelijk is, omdat er geen enkel onderdeel van de hoeve meer aanwezig is welke niet is aangetast door de tand des tijd. Reclamant geeft aan dat de enige manier waarop de hoeve hersteld kan worden is door volledige sloop en nieuwbouw.
- 3. Sloop en nieuwbouw van de hoeve is alleen aan de orde mits het toekomstig gebruik voldoende financiële middelen genereert om grond-, bouw- en ontwikkelingskosten hiervan te dekken. Reclamant kan met enige zekerheid stellen dat de functie wonen, in combinatie met het handhaven van waardestelling, deze kosten niet kunnen dekken. Derhalve is sloop en nieuwbouw niet mogelijk.
- 4. Reclamant geeft aan dat zowel in 2005 als in 2007 schriftelijk is aangegeven dat de gemeente medewerking zal verlenen aan de sloop en nieuwbouw in combinatie met het verplaatsen van de hoeve. Met de nieuw aan te wijzen monumentale status, en de extra eisen, is het niet langer mogelijk om de hoeve te ontwikkelen tot woning. Met het toekennen van de monumentenstatus aan deze hoeve is er geen haalbaar plan realiseerbaar. Reclamant verzoekt de monumentenstatus te heroverwegen en in gezamenlijk overleg tot een gepast ontwikkelingsplan voor deze locatie te komen.
Beoordeling
- 1. Voor de status van gemeentelijk monument wordt verwezen naar het cultuurhistorisch rapport. Uit het rapport blijkt dat de huidige situering van de bouwmassa mede bepalend is geweest voor de waardestelling. Verplaatsing van het bouwvlak zal de waarde aantasten.
- 2. Een karakteristiek waardevol bouwwerk kan alleen gesloopt worden als uit een contra-expertise blijkt dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarde (meer) aanwezig is. Door middel van een wijzigingsplan op grond van artikel 12.6 van het bestemmingsplan, kan de aanduiding van karakteristiek waardevol bouwwerken dan komen te vervallen. Er zijn geen rapporten overgelegd waar dit uit blijkt.
- 3. Onder de gegeven omstandigheden en de beschikbare informatie is een bestemming Wonen het uitgangspunt. Uit niets is gebleken dat deze bestemming niet haalbaar is.
- 4. Bij de opzet van dit bestemmingsplan is het gemeentelijke monumenten beleid mede heroverwogen. In verband hiermee is voor dit perceel een cultuurhistorisch rapport opgesteld. Uit dit rapport is naar voren gekomen dat de hoeve 18 punten heeft gescoord ten opzichte van de maximale score van 20 en hierdoor is aangemerkt als een karakteristiek waardevol bouwwerk. Voorts stellen wij vast dat van de eerder toegezegde medewerking geen gebruik is gemaakt en inmiddels een aanzienlijke periode is verstreken. In verband hiermee en alle in het geding zijnde belangen is er voor gekozen, het belang dat is gediend bij het behoud van de cultuurhistorische waarde, te laten prevaleren.
Zienswijze 3
Korte samenvatting
- 1. Voor de woning op het perceel Zeevangszeedijk 14 is een maximale goothoogte van 7,5 m in het bestemmingsplan opgenomen. Reclamant geeft aan dat de goothoogte van de vergunde woning 7,6 m bedraagt.
- 2. De bouwhoogte van de veranda met het hek is niet geheel in het bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan laat 3 m toe, terwijl de veranda met het hek een stuk hoger zijn. Reclamant merkt op dat het hek, gelet op de hoogte en de lengte, niet als een ondergeschikt onderdeel kan worden aangemerkt.
Beoordeling
- 1. De verbeelding is op dit punt aangepast, zodat tegemoet is gekomen aan dit onderdeel van de zienswijze.
- 2. In het bestemmingsplan is aangegeven dat ter plaatse een veranda is toegestaan tot een hoogte van 3 m. De veranda voldoet hieraan. Vervolgens is ter plaatse een balkonhek toegestaan tot een hoogte van maximaal 1 m. Gelet op het feit dat het balkonhek een hoogte heeft van 1,2 m, gemeten vanaf de bovenkant van het dak van de veranda, hebben wij het bestemmingsplan op dit punt aangepast.
Zienswijze 4
Korte samenvatting
- 1. Reclamant pleit voor behoud van enige bedrijvigheid langs het Oorgat en dus voor de bestemming bedrijf op de huidige locaties. De bedrijfslocatie Oorgat 6 zal binnen niet al te lange tijd getransformeerd worden in een woonbestemming. Voor het perceel Oorgat 21, 23 en 23a, zou reclamant het toejuichen als bij de actualisering van het bestemmingsplan 'Stadsgezicht Edam' dit perceel de bestemming bedrijf behoudt.
- 2. Reclamant is voorstander van het beleid dat de woonfunctie altijd mag worden gecombineerd met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het is echter wel van belang om een evenwicht te vinden in het stimuleren van bedrijvigheid aan huis en het voorkomen van hinderlijke situaties. Het maximale oppervlak aan toegestane bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan is echter iets lager dan in vergelijkbare gemeenten in de regio. Reclamant pleit voor gelijke mogelijkheden voor ondernemers in de regio en verzoekt het oppervlak te verhogen van maximaal 20 m² tot maximaal 35 m².
- 3. Reclamant vindt het een goede zaak dat duidelijkheid wordt gegeven inzake het soort activiteiten dat aan huis mag plaatsvinden. Over het begrip dienstverlening kan verwarring ontstaan. Conform de begrippen onder artikel 1.6 en 1.34 zouden ook kapperszaken kunnen behoren tot de categorie dienstverlening. Met name over dit soort bedrijfsmatige activiteiten vindt nogal eens discussie plaats. Er moet zo veel mogelijk voorkomen worden dat de woongebieden concurrentie vormen voor de 'gangbare' bedrijfslocaties. Reclamant is van mening dat kapsalons tot de sector dienstverlenende detailhandel gerekend dient te worden, net zoals bijvoorbeeld opticiens. De mogelijkheid voor de vestiging van dit soort bedrijven in woonhuizen dient uitgesloten te worden.
Beoordeling
- 1. De suggestie ten aanzien van het perceel Oorgat 21, 23 en 23a wordt ter kennisgeving aangenomen.
- 2. Juist om te voorkomen dat er hinderlijke situaties ontstaan hanteren wij een maximum oppervlak van 20m² voor een beroep of bedrijf aan huis. Pas na een nadere afweging kan worden bepaald of er medewerking zal worden verleend aan een verdere verruiming van deze maximale oppervlakte tot 35m², voor wat betreft een aan-huis-verbonden beroep.
- 3. De regeling voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf is aangepast. De definities van aan-huis-verbonden beroep en bedrijf zijn gewijzigd en de regeling is aangescherpt door het toevoegen van een aantal criteria. Daarnaast is de definitie 'consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten' toegevoegd. Deze bedrijfsvorm wordt gelijk gesteld aan een aan-huis-verbonden bedrijf. Via de afwijkingregels is een aan-huis-verbonden bedrijf toegestaan tot een maximale oppervlakte van 20m², mits wordt voldaan aan een aantal criteria. Wij zijn van mening dat een kapsalon niet te onderscheiden is van een schoonheidsspecialist, nagelstudio of sportmasseur e.d., zodat de mogelijkheid voor de vestiging van dit soort bedrijven in woningen niet is uit te sluiten. Bij de afwijkingsmogelijkheid voor de vestiging van een aan-huis-verbonden bedrijf geldt verder wel als voorwaarde dat er geen personeel in dienst mag zijn en sprake mag zijn van een beperkt cliëntenbezoek aan huis. In de toelichting is vervolgens aangegeven dat onder 'beperkt' cliëntenbezoek wordt uitgegaan van maximaal 2 cliënten tegelijk.
Zienswijze 5
Korte samenvatting
- 1. Reclamant wil duidelijkheid over de bouwmogelijkheden ter plaatse van het perceel tussen Oorgat 66 en 68 zoals die in het voorontwerp-bestemmingsplan en vervolgens in het ontwerp-bestemmingsplan zijn aangegeven.
- 2. Reclamant is van mening dat de bestemming van het perceel tussen Oorgat 66 en 68 ten onrechte is gewijzigd. Reclamant verzoekt het zonder overleg en zonder inspraak wijzigen van de bestemming Wonen naar Tuin terug te draaien.
Beoordeling
- 1. Op basis van het bestemmingsplan is een bijbehorend bouwwerk toegestaan binnen het opgenomen bouwvlak met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 4,75 m.
- 2. Vanwege het feit dat deze kavel nog het enige doorzicht bied op het achtergelegen gebied is ter plaatse een bestemming tuin gewenst.
Zienswijze 6
Korte samenvatting
- 1. Reclamant is van mening dat ten onrechte minder gewicht aan hun belangen wordt toegekend dan aan het belang van de eigenaar van Zeevangszeedijk 14. Eerder heeft reclamant een afwijzing gekregen op het door hun ingediende principeverzoek voor uitbreiding van hun woning. Door het vergroten van de bebouwingsmogelijkheden aan de Zeevangszeedijk 14, zou in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel worden gehandeld.
- 2. Reclamant geeft aan dat het college in het verleden steeds het beleid heeft gevoerd dat de oorspronkelijke stolp op het perceel Zeevangszeedijk 14 behouden moet worden en dat bebouwing in de toekomst zowel qua omvang als qua vormgeving zou moeten passen binnen het gebied. Door het verlenen van vrijstelling en bouwvergunning heeft het college naar oordeel van reclamant in strijd met eigen beleid gehandeld. Door de opgenomen bebouwingsmogelijkheden voor het perceel Zeevangszeedijk 14 wordt het (uit)zicht op en naar het Fort aangetast.
- 3. Reclamant wil een aanpassing van het bestemmingsplan, zodat de bouwmogelijkheden uit het eerder ingediende principeverzoek tot de mogelijkheid behoren.
- 4. In het bestemmingsplan is voor het perceel Zeevangszeedijk 11 uitgegaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 7,5 m. Reclamant verwijst naar het bestemmingsplan Buitengebied uit 1995 waar de maten betreft goot- en bouwhoogte op 4 m en 9 m zijn bepaald. Dit niet vigerende bestemmingsplan wordt al jaren gebruikt als onderlegger voor bouw en verbouw van woningen. Reclamant vraagt de maten voor de woning op het perceel Zeevangszeedijk 11 aan te passen naar de maten van het bestemmingsplan van 1995.
Beoordeling
- 1. Vanzelfsprekend worden belangen van burgers op gelijke wijze afgewogen. Echter waar het gaat om de situatie Zeevangszeedijk 14 is geen sprake van een vergelijkbare situatie. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel vaalt derhalve. Het bouwvolume van Zeevangszeedijk 14 was in het verleden ook al groter dan Zeevangszeedijk 11.
- 2. Voorts is sprake van een onherroepelijke verleende sloopvergunning, die inmiddels is geëffectueerd. Het vorenstaande betekent dat van enige waarde van de voormalige boerderij inmiddels geen sprake meer is. Voor het overige verwijzen wij kortheidshalve naar de motivering die ten grondslag heeft gelegen aan de verleende bouwvergunning en het besluit van benw d.d. 27 september 2011 inzake de beslissing op de bezwaren. Reclamant is hier schriftelijk inhoudelijk over geïnformeerd.
- 3. Binnen dit nieuwe bestemmingsplan is een hoofdgebouw van + 850 m³ mogelijk. De huidige woning is ongeveer 626 m³. Er is dus binnen het nieuwe bestemmingsplan nog een vergroting van het volume van het hoofdgebouw mogelijk van bijna 40%. Een verdere verruiming is niet gewenst. Het gelijktrekken van de goothoogte met de naastgelegen woning vinden wij stedenbouwkundig evenmin wenselijk. De huidige variatie van goothoogten is karakteristiek voor het gebied. Het benadrukt de individualiteit van de panden. De maximale goot- en bouwhoogte in het nieuwe bestemmingsplan bieden voldoende ruimte om de woning uit te breiden. De grotere beukmaat is daarbij eveneens niet gewenst. Behoud van kleinschaligheid en variatie met grotere volumes, binnen de rij woningen waar de woning onderdeel van uit maakt, wordt met dit bestemmingsplan nagestreefd.
- 4. Het bestemmingsplan Oorgat e.o. is een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de verscheidenheid in de reeds aanwezige bebouwing uitgangspunt is. Hierbij is de huidige maatvoering positief bestemd. Met betrekking tot de goot- en bouwhoogte worden minimum afmetingen gehanteerd van 3,5 m en 7,5 m in verband met de huidige eisen van het Bouwbesluit. Gelet op de aanwijzing van het gebied als nationaal landschap zijn de uitgangspunten ten aanzien de maatvoering uit het bestemmingsplan Buitengebied uit 1995 te algemeen en derhalve losgelaten.
Zienswijze 7
Korte samenvatting
- 1. Reclamant is van mening dat de doorkijk tussen Zeevangszeedijk14 en Oorgat 2 aanmerkelijk smaller wordt als de vergunde woning op het perceel Zeevangszeedijk 14 wordt gerealiseerd. Dit is in strijd met de gemeentelijke doelstellingen en met de provinciale doelstellingen voor de kernzone van de Stelling van Amsterdam.
- 2. Het hele plangebied ligt binnen de kernzone van het Werelderfgoed tevens Nationaal Landschap 'De Stelling van Amsterdam'. Als het vastgestelde beleid voor het Nationaal Landschap serieus zou worden genomen, is het onmogelijk bouwvergunning voor een plan als voor Zeevangszeedijk 14 te verstrekken.
- 3. Reclamant verwijst voor het commentaar op het onderdeel bouw Zeevangszeedijk 14 naar het pleidooi, zoals dat bij de bezwaarcommissie is gehouden.
- 4. In het ruimtelijk beleidskader van de provincie Noord-Holland wordt de voorkeur gegeven aan het gebruik van hout binnen de schootskringen van het fort. Conform het bestemmingsplan Stadsgezicht Edam zou dit bestemmingsplan ook voorschriften over materiaalgebruik kunnen bevatten.
- 5. Reclamant maakt bezwaar tegen de afmetingen van het bijbehorende bouwwerk op het perceel Zeevangszeedijk 14 gelet op de schaduwwerking van een dergelijk grootschalig bouwwerk. Met een zo groot kavel, zo veel schaduw bij het naastgelegen perceel veroorzaken, is onnodig en is onverantwoordelijke ruimtelijke ordening.
- 6. Reclamant wil voor de ontwikkeling van het perceel Oorgat 6 gaarne een suggestie doen, die in overeenstemming is met de doelstellingen van het bestemmingsplan. Als de doorkijk wordt gecombineerd met de ruimte rond de rode beuk is de doorkijk ruimer. De doorkijk komt dan tevens in het verlengde van het pad over de sluis te liggen.
Beoordeling
- 1. Voor de reactie op dit onderdeel van de zienswijze wordt kortheidshalve verwezen naar de motivering die ten grondslag heeft gelegen aan de verleende bouwvergunning en het besluit van benw d.d. 27 september 2011 inzake de beslissing op de bezwaren. Reclamant is hier schriftelijk inhoudelijk over geïnformeerd.
- 2. Zie voor de beantwoording onderdeel 1 van deze zienswijze.
- 3. Zie voor de beantwoording onderdeel 1 van deze zienswijze.
- 4. In het gemeentelijke ruimtelijke beleid zoals dat thans wordt voorgestaan is het bestemmingsplan na actualisatie en/of herzien niet het instrument om materiaalgebruik te reguleren. Voor zover cultuurhistorische waarde in relatie tot gebruikte materialen moeten worden behouden, wordt dit gereguleerd met de gemeentelijke erfgoedverordening. Het materiaalgebruik voor de overige objecten en panden zal een plaats moeten krijgen in het welstandsbeleid.
- 5. Zie voor de beantwoording onderdeel 1 van deze zienswijze.
- 6. Voor dit moment is er voor gekozen de bestaande situatie weer positief te bestemmen. Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op basis van een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten, waarmee zowel de doorzichten naar achteren worden vergroot en de bestaande boom behouden blijft. Deze stedenbouwkundige uitgangspunten zijn na overleg met de initiatiefnemer opgesteld en afgestemd op de financiële haalbaarheid. Met voorliggende suggestie wordt het aantal woningen uitgebreid en daarmee de ruimtelijke ongewenste effecten op de omgeving vergroot. Een open ruimte aan de achterzijde in combinatie met een boom aan de voorzijde doet afbreuk aan het gewenste doorzicht. Wanneer de huidige stedenbouwkundige voorwaarden worden vergeleken met de aangegeven suggestie, zal deze suggestie, als gevolg van de voorgestelde bebouwing in combinatie met de verharding leiden tot een vermindering van doorzicht. Als gevolg van de situering is tevens sprake van een minder aantrekkelijke indeling, waardoor de economische uitvoerbaarheid onder druk komt te staan.
Zienswijze 8
Korte samenvatting
- 1. Reclamant geeft aan dat er nu geen overlap meer bestaat met de grens van het beschermd stadsgezicht, maar wel een gat waar mogelijk Edam I 1948 blijft gelden. Dit is niet nodig als bij Oorgat 21 dezelfde bestemming en dezelfde regeling zou gelden als bij Oorgat 6.
- 2. Reclamant juicht het nieuwe doorzicht en het opschonen van het achterterrein op het perceel Oorgat 6 toe. Mogelijk kan het plan nog geoptimaliseerd worden vanuit de gezichtshoek van de Stelling van Amsterdam.
- 3. Ondanks dat de inrichting en de verkeersmaatregelen van de weg niet in het bestemmingsplan worden geregeld, kan op zijn minst in de toelichting de gewenste richting worden opgenomen. Zoals 30-km zone met de bijbehorende maatregelen, een regelmatige bomenrij en een goed evenwicht tussen rijden en parkeren.
- 4. De Stelling van Amsterdam wordt als onderwerp regelmatig genoemd. Maar wat dit voor het gebied betekent en wat voor gevolgen het heeft komt niet helder naar voren.
- 5. De bestemmingsregel met betrekking tot Zeevangszeedijk 14 is niet passend gezien de cultuurhistorische bescherming van de plek en de omgeving.
- 6. Reclamant is verbaasd over de in tuin gewijzigde bestemming tussen Oorgat 66 en 68. Invulling met een woning lijkt voor de hand te liggen.
Beoordeling
- 1. Vanwege de onlosmakelijkheid van de mogelijke nieuwe ontwikkeling van dit perceel is besloten dit perceel in zijn geheel buiten het plangebied te houden. Dit perceel zal worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor het Stadsgezicht Edam.
- 2. Dit onderdeel van de zienswijze hebben wij ter kennisname aangenomen.
- 3. Zoals in toelichting onder paragraaf 4.6 is aangegeven geldt binnen het hele plangebied een maximum snelheid van 30 km per uur, met uitzondering van een gedeelte van de Zeevangszeedijk vanaf nummer 8.
- 4. Voor de betekenis van het Nationaal Landschap 'Stelling van Amsterdam' voor dit gebied, verwijzen wij naar het gestelde hierover in de toelichting onder paragraaf 3.2.4.
- 5. Voor de reactie op dit onderdeel van de zienswijze wordt kortheidshalve verwezen naar de motivering die ten grondslag heeft gelegen aan de verleende bouwvergunning en het besluit van benw d.d. 27 september 2011 inzake de beslissing op de bezwaren. Reclamant is hier schriftelijk inhoudelijk over geïnformeerd.
- 6. In dit geval is sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie het vertrekpunt is geweest. Op onderhavig perceel bevindt zich een bijbehorend bouwwerk i.c. een garage met de afmetingen van 3 m x 5 m. Bovendien is deze kavel nog het enige doorzicht op het achtergelegen gebied. Om die reden is planologische medewerking aan het realiseren van een woning niet wenselijk.
Zienswijze 9
Korte samenvatting
- 1. Reclamant verzoekt de maximale goot- en bouwhoogte voor het perceel Zeevangszeedijk 10 aan te passen conform de feitelijke situatie, waarvoor in januari 2010 een bouwvergunning is afgegeven.
Beoordeling
- 1. De verbeelding is op dit punt aangepast, zodat tegemoet is gekomen aan de zienswijze.
Zienswijze 10
- 1. Het bestemmingsplan is getoetst aan het toekomstige externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor aardgastransportleidingen. Op grond van deze toetsing kan worden geconcludeerd dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Beoordeling
- 1. Wij hebben deze zienswijze voor kennisgeving aangenomen.
Zienswijze 11
- 1. Reclamant stelt na alle commotie over de vroegtijdige sloop van de stolpboerderij op het perceel Zeevangszeedijk 14 en de voorgestelde nieuwbouw aldaar geen prijs op verdere gemeentelijke respectievelijk provinciale 'regelingen'. Reclamant verzoekt dan ook de woning op het perceel Oorgat 2 van de inventarisatielijst voor mogelijke monumentenstatus af te voeren.
Beoordeling
- 1. Bij de opzet van dit bestemmingsplan is het gemeentelijke monumenten beleid mede heroverwogen. In verband hiermee is voor dit perceel een cultuurhistorisch rapport opgesteld. Uit dit rapport is naar voren gekomen dat de woning op het perceel Oorgat 2, 17 punten heeft gescoord ten opzichte van de maximale score van 20 en hierdoor is aangemerkt als een karakteristiek waardevol bouwwerk. Indien uit een contra-expertise blijkt dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarde (meer) aanwezig is, kan door middel van een wijzigingsplan op grond van artikel 12.6 van het bestemmingsplan, de aanduiding van karakteristiek waardevol bouwwerken komen te vervallen. Er zijn geen rapporten overgelegd waar dit uit blijkt.
Zienswijze 12
- 1. In het ontwerp-bestemmingsplan stroken de formaten van het perceel Oorgat 30 niet met het formaat zoals aangegeven in de koopakte.
Beoordeling
- 1. Het bestemmingsplan wijzigt niets aan de formaten van een perceel, maar geeft uitsluitend bestemmingen aan de percelen. Voor het perceel Oorgat 30 geldt voor een deel de bestemming Wonen en voor een deel de bestemming Tuin.
8.2 Nota Van Wijzigingen
Van 8 februari 2011 tot en met 21 maart 2011 heeft het ontwerp-bestemmingsplan voor zienswijzen ter visie gelegen. In deze periode zijn 12 zienswijzen ingediend. Een aantal zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In paragraaf 8.1 onder 'Nota van zienswijzen' zijn de zienswijzen samengevat en beoordeeld.
Naast wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van de zienswijzen zijn ook ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. In deze nota van wijzigingen is aangegeven om welke punten het in de planregels en in de verbeelding gaat. Daarnaast is de toelichting tekstueel aangescherpt en met de volgende onderdelen aangevuld:
- 1.
Paragraaf 1.4 Leeswijzer is aangevuld met hoofdstuk 8; - 2. Paragraaf 2.5 Doelstelling is aangevuld met een nadere uiteenzetting inzake het proces ten aanzien van Zeevangszeedijk 14 in Edam;
- 3. Paragraaf 3.1.4 is gewijzigd en aangevuld met het onderdeel modernisering monumentenbeleid;
- 4. Paragraaf 3.3.4 Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam 2010 is toegevoegd;
- 5. Paragraaf 3.3.7 Nota bestemmingsregeling Horeca-activiteiten 2011 is geactualiseerd naar de huidige stand van zaken;
- 6. Paragraaf 5.3 onder Wonen (artikel 10) is de toelichting aangepast voor wat betreft de aangepaste regeling inzake aan-huis-verbonden beroep en -bedrijf;
- 7. Paragraaf 5.4 Planologisch Erfgoedregime is toegevoegd;
- 8. Paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid is aangevuld met de verwijzing naar hoofdstuk 8 zijnde de Nota van zienswijzen;
- 9. Hoofdstuk 8 Zienswijzen en ambtshalve wijzingen is toegevoegd aan de toelichting.
Wijzigingen regels
Naar aanleiding van zienswijzen
Artikel 1: de definitie bouwhistorisch onderzoek is toegevoegd aan de begrippen. 'een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van een gebouw of ensemble met een nadruk op de fysieke samenstelling, conform de 'Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed';- Artikel 3 lid 3.2.4 onder g: 1m voor balkon- en dakterrashekken is gewijzigd in 1.2m;
- Artikel 5 lid 5.2.4 onder g: 1m voor balkon- en dakterrashekken is gewijzigd in 1.2m;
- Artikel 7 lid 7.2 onder d: 1m voor balkon- en dakterrashekken is gewijzigd in 1.2m;
- Artikel 10 lid 10.2.4 onder f: 1m voor balkon- en dakterrashekken is gewijzigd in 1.2m;
- Artikel 12 lid 12.5 onder a: 'voor zover het bouwwerken betreft die als karakteristiek waardevol bouwwerk zijn aangeduid, ingevolge lid 12.3 is afgeweken van de bouwregels en handhaving van het gemeentelijk monument niet in redelijkheid kan worden gevraagd van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk en door middel van financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredig nadelige gevolgen voor de eigenaar en/of gebruiker niet opgeheven kunnen worden' is gewijzigd in 'voor zover het bouwwerken betreft die als karakteristiek waardevol bouwwerk zijn aangeduid, ingevolge lid 12.3 onder a is afgeweken van de bouwregels;'
Ambtshalve wijzigingen
Artikel 1: de definitie van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten is toegevoegd aan de begrippen. 'het bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend';- Artikel 1: de definitie van contra-expertise is toegevoegd aan de begrippen. 'een deskundige advies met daarin een afweging van de cultuurhistorische waarde ten opzichte van de bouwtechnische staat van het object, zoals aangegeven in het bouwhistorisch onderzoek';
- Artikel 1: de definitie van cultuurhistorisch attentiegebied is verwijderd uit de lijst van begrippen;
- Artikel 1 onderdeel 1.5: het begrip 'aan-huis-verbonden bedrijf' is gewijzigd. 'Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer/Wabo geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past' is gewijzigd in 'het verlenen van diensten of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten'.
- Artikel 1 onderdeel 1.6: het begrip 'aan-huis-verbonden beroep is gewijzigd. 'een beroep dat in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op het bouwperceel gestitueerde woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat is gericht op het verlenen van diensten; de beroepsuitoefening dient een ruimtelijke uitwerking en uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is' is gewijzigd in 'de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet begrepen de uitoefening van horeca en detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten';
- Artikel 1 onderdeel 1.13: de definitie van beeldbepalend bouwwerk is aangepast: 'zoals omschreven in het bijlage 3 toegevoegde cultuurhistorisch rapport 'Inventarisatie', als ....';
- Artikel 1 onderdeel 1.43: de definitie van karakteristiek waardevol bouwwerk is aangepast: 'zoals omschreven in ht als bijlage 3 toegevoegde cultuurhistorisch rapport 'Inventarisatie', als.....;
- Artikel 1 onderdeel 1.50: de definitie van provinciaal monument is aangepast: 'een onroerende zaak die van belang is voor de provincie Noord-Holland wegens haar cultuurhistorische waarde als bedoeld in de Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland'
- Artikel 1 onderdeel 1.51: onder nummer 9 en 14 is het aspect interieur verwijderd en is de maximale score van 2 punten teruggebracht naar 1 punt. Het onderdeel 'van belang vanwege een bijzonder interieur of zeldzame onderdelen daarvan' is in zijn totaliteit verwijderd. Ten behoeve van nummer 11 is de maximale score van 1 punt gewijzigd in een maximale score van 4 punten.
- Artikel 10 lid 10.1 onder a: 'woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een-aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' is gewijzigd in 'woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep';
- Artikel 10 lid 10.1 onder f: 'specifieke bouwaanduiding - monument' is gewijzigd in 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
- Artikel 10 lid 10.5 onder b en c:
'b. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan met dien verstande dat er geen horeca- en detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is toegestaan, met dien verstande dat het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer bedraagt dan 20m²'.
Is gewijzigd in:
'b. De uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven is niet toegestaan;
c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming
van de volgende bepalingen:
1. De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20m²;
2. Horeca- en detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
3. Het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
4. Reclame-uitingen zijn niet toegestaan'.
Artikel 10 lid 10.6: 'Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.5 onder c voor het gebruik van ten hoogste 50% van het grondoppervlak van het hoofdgeouw voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten, met in achtneming van de volgende bepalingen:
a. De woonfunctie blijft als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd;
b. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. Het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag niet meer bedragen dan 50m²;
d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van verkeer;
e. Als gevolg van het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied ontstaan.'
Is gewijzigd in:
'Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.5 voor:
a. De uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. De vloeroppervlak van een aan-huis-verbonden bedrijf in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20m²;
2. De woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
3. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
4. Horeca- en detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
5. Het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
6. Het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
7. Bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
8. Er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
9. Reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
b. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximale vloeroppervlak van 35m², met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. De woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
3. horeca- en detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
5. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
6. het gebruik dient vanuit milieuhygienisch oogpunt inpasbaar te zijn;
7. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
8. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.'
Artikel 12 lid 12.1 onder b: het aspect 'interieur' is verwijderd uit de omschrijving en het 'cultuurhistorisch rapport' is gewijzigd in 'cultuurhistorisch rapport 'Inventarisatie';- Artikel 12 lid 12.2 onder a.2: aan onderdeel 2 is toegevoegd 'wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige en architectonische beeld, bepaald......'
- Artikel 12 lid 12.2 onder a.3: 'de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 3 opgenomen cultuurhistorisch rapport' is gewijzigd in 'de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met:
a. De toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 3 opgenomen cultuurhistorisch rapport 'Inventarisatie';
b. De van toepassing zijnde algemene uitgangspunten zoals opgenomen in artikel 4 van de Erfgoedverordening.'
- Artikel 12 lid 12.3: 'Burgemeester en wethouders kunnen, mits gebouwd wordt krachtens de onderliggende bestemming, afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder a, voor het gedeeltelijk vernieuwen van een karakteristiek waardevol bouwwerk, mits:
a. De werkzaamheden binnen de cultuurhistorische waardestelling blijft dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden wordt geleverd en;
b. Er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, en;
c. De gemeentelijke monumentencommissie en/of Noordhollandse welstandscommissie positief adviseert.'
Is gewijzigd in:
'Het bevoegd gezag kan, mits gebouwd wordt krachtens de onderliggende bestemming, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder a, voor:
a. Het gedeeltelijk vernieuwen van een karakteristiek waardevol bouwwerk, mits:
1. De werkzaamheden binnen de cultuurhistorische waardestelling blijven dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden leveren en;
2. Er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige en architectonische beeld en;
3. De gemeentelijke monumentencommissie en/of Noordhollandse welstandscommissie positief adviseert;
4. Voor zover het voor een goede besluitvorming van belang is, kan het college de aanvrager verzoeken een restauratieplan van het object te overleggen.
b. Het restauratieplan, bedoeld in lid a, onder 4 bestaat uit:
1.een beschrijving van de technische staat van het monument, waarbij de gebreken van het monument nauwkeurig staan vermeld;
2. overzichts- en detailfoto's die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;
3. tekeningen van de bestaande toestand van het gemeentelijk monument en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven.
4. Een op de onder 1 bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan;
5. Een begroting die niet ouder is dan twee jaar en is gespecificeerd in hoeveelheden uren, materialen, stelposten en onderaannemers, en;
6. In voorkomende gevallen rapporten inzake bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, decoratieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten.'
Artikel 12: toegevoegd lid 12.4 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van en werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien:
1. de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden niet leiden tot een verandering en/of aantasting van het gemeentelijk monument;
2. de gemeentelijke monumentencommissie en/of Noordhollandse welstandscommissie positief adviseert.
b. Voor zover het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden, wel leiden tot een verandering en/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.'
Artikel 12 lid 12.6 onder a: 'indien op basis van een cultuurhistorisch rapport is aangetoond' is gewijzigd in 'indien op basis van een contra-expertise is aangetoond'.- Artikel 12 lid 12.6: toegevoegd lid c. 'De bestemming 'Waarde-Edams-Volendams erfgoed' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomende geval wordt verwijderd, voor zover de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport of contra-expertise.'
- Artikel 13 lid 13.1: toegevoegd aan de omschrijving 'één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.'
- Artikel 13 lid 13.2: verwijderd 'vooraf door de dijkbeheerder is verklaard, dat zij tegen het bouwen daarvan geen bezwaar heeft'.
- Artikel 15 lid 15.1 onder a: verwijderd 'kozijnen';
- Artikel 15 lid 15.1: toegevoegd lid c. 'kozijnen, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden.'
Wijzigingen verbeelding
Naar aanleiding van zienswijzen
- Zeevangszeedijk 10: de aangegeven maximale goothoogte van 4.2m en bouwhoogte van 7,5m is gewijzigd in respectievelijk 5,5m en 8m;
- Zeevangszeedijk 14: de aangegeven maximale goothoogte van 7,5m is gewijzigd in 7,6m.
Ambtshalve wijzigingen
- De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is gewijzigd in 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
- De begrenzing van de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' is in tegenstelling tot het ontwerp thans gerelateerd aan de percelen met objecten die ingevolge de Erfgoedverordening de status gemeentelijk monument hebben.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 2 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden
Bijlage 2 Stedenbouwkundige randvoorwaarden