Bestemmingsplan Gommerwijk West - West Fase 1A
Bestemmingsplan - Gemeente Enkhuizen
Vastgesteld op 08-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 : Begrippen
1. plan:
het bestemmingsplanGommerwijk West - West fase 1a van de gemeente Enkhuizen;
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0388.BPGommerwijkww1a-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;
3. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
4. aanbouw / uitbouw:
een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
7. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
8. bebouwingspercentage:
een in de regels dan wel in een bouwvlak aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
9. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
10. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
11. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12. bijgebouw:
een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
13. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
14. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
15. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;
16. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
17. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
18. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
19. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
20. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
21. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
22. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
23. erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
24. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
25. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed;
26. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
27. huishouden:
het in een woning met elkaar samenwonen van een aantal personen in een zekere continue samenstelling en waarbij tevens tussen deze verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (bijvoorbeeld gezin of samenlevingsverband);
28. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
29. kap:
een dak met een zekere helling;
30. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
31. kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
32. landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
33. logiesverstrekking:
het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de hoofdfunctie;
34. milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
35. peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water:
- het slootpeil, zoals gehanteerd door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
36. sociale veiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die niet sociaal controleerbaar, onoverzichtelijk en onherkenbaar is;
37. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
38. steiger:
een zelfstandige constructie aan de oever over het water, die dient tot bijvoorbeeld ligplaats voor vaartuigen of terras;
39. straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
40. talud:
een vanaf het maaiveld naar de waterkant aflopende helling in een bepaalde verhouding aan de waterkant, zoals weergegeven in figuur 6 van de toelichting;
41. verkeersveiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand brengen van een verkeersveilige situatie, door het garanderen van vrije uitzicht-hoeken bij kruisingen van wegen en bij uitritten;
42. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
43. voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen bouwgrens, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens;
44. weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
45. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;
46. woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
47. woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 : Wijze Van Meten
1. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
3. de breedte van een steiger:
de afstand tussen de uiteinden van de steiger, gemeten parallel aan de waterkant;
4. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
5. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
6. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
7. de lengte van een steiger:
vanaf de waterkant tot aan het einde van de steiger, gemeten haaks van de waterkant;
8. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 : Groen
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. sloten, bermen en beplanting;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';
met daaraan ondergeschikt:
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. wegen en straten;
met de daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen e.d..
3.2. Bouwregels
3.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede waterhuishouding;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische waarden;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat de ecologische waarden worden verstoord.
Artikel 4 : Verkeer - Verblijf
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
en in beperkte mate voor:
- g. tuinen en erven;
- h. sloten en bermen;
met de daarbijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
4.2. Bouwregels
4.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4. Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.2 sub c, in die zin dat de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot ten hoogste 2,00 m;
- b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m.
Artikel 5 : Water
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterpartijen;
- b. oevers en kaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. steigers en aanleggelegenheden;
- e. een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone';
met de daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder oeverbeschoeiingen, bruggen, duikers en/of dammen.
5.2. Bouwregels
5.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede waterhuishouding;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische waarden;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat de ecologische waarden worden verstoord.
Artikel 6 : Wonen - 1
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
waarbij het behoud en herstel van landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, woonstraten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen en erven;
- h. bouwwerken geen gebouw zijnde.
6.2. Bouwregels
6.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de waterhuishouding.
6.4. Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen hoofdgebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend voor het bouwen vóór de voorgevel;
- b. het bepaalde in lid 6.2.2 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
- c. het bepaalde in lid 6.2.3 sub a in die zin dat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd.
6.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning of logiesverstrekking;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m² tot een maximum van 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- d. het gebruik van gronden voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1,5.
6.6. Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5. sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
- a. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
- b. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt gewijzigd;
- c. uitsluitend niet-uitstekende, niet-verlichte reclame-uitingen met een hoogte van ten hoogste 1 m en een oppervlakte van ten hoogste 0,50 m² worden aangebracht;
- d. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- e. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- f. het parkeren op eigen erf plaatsvindt, danwel dat de parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
- g. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
- h. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond-oppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, tot een maximum van 50 m²
- i. er geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
6.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.8. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het bestaande bouwvlak wordt verwijderd en ten hoogste 3 bouwvlakken worden gelegd, met dien verstande dat:
- a. ten hoogste 3 vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
- b. de afstand van een woonhuis tot het water ten minste 5,00 m zal bedragen;
- c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 250 m² bedragen;
- d. de bouwhoogte van een woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen;
- e. de woonhuizen op de weg de Haling zullen worden georiënteerd;
- f. de woonhuizen in een goede onderlinge stedenbouwkundige verhouding tot elkaar en tot hun omgeving worden gerealiseerd;
- g. de woonhuizen op een kwalitatief goede wijze in de omgeving, passend in het landschap en het straat- en bebouwingsbeeld, worden gerealiseerd, waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en de openheid van het landschap;
- h. voor het overige de regels van Artikel 6 van toepassing zijn.
Artikel 7 : Wonen - 2
7.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
waarbij het behoud en herstel van landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, woonstraten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen en erven;
- h. bouwwerken geen gebouw zijnde.
7.2. Bouwregels
7.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de waterhuishouding.
7.4. Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen hoofdgebouwen ten hoogste 10% van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bestemmingsvlak zal bedragen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend voor het bouwen vóór de voorgevel;
- b. het bepaalde in lid 7.2.2 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
- c. het bepaalde in lid 7.2.3 sub a in die zin dat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
- d. het bepaalde in lid 7.2.3 sub b in die zin dat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 2,00 m tot of in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
- e. het bepaalde in lid 7.2.3 sub i in die zin dat de dakhelling van een aangebouwde bijgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een aangebouwde bijgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak.
7.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning of logiesverstrekking;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50 m² tot een maximum van 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- d. het gebruik van gronden voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1,5.
7.6. Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.5. sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
- a. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
- b. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt gewijzigd;
- c. uitsluitend niet-uitstekende, niet-verlichte reclame-uitingen van ten hoogste 0,5 m² worden aangebracht;
- d. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- e. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- f. het parkeren op eigen erf plaatsvindt, danwel dat de parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
- g. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
- h. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m² tot een maximum van 30% van de totale gezamenlijke begane grond-oppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- i. er geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
7.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.8. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat
- a. de aanduiding "vrijstaand" wordt gewijzigd in de aanduiding "twee-aaneen" of de aanduiding "aaneengebouwd", mits geen afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeerssituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de waterhuishouding;
- b. de aanduiding "twee-aaneen" wordt gewijzigd in de aanduiding "vrijstaand" of de aanduiding "aaneengebouwd", mits geen afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeerssituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de waterhuishouding;
- c. de aanduiding "aaneengebouwd" wordt gewijzigd in de aanduiding "vrijstaand" of de aanduiding "twee-aaneen", mits geen afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeerssituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de waterhuishouding.
Artikel 8 : Waarde - Archeologie
8.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
8.2. Bouwregels
- a. Voor bouwwerken, die dieper gaan dan 0,30 m beneden het oorspronkelijke maaiveld (zonder ophoging) en met een oppervlakte groter dan 30 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- b. Indien uit het in lid 8.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. Indien aan de vergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld in sublid b, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
8.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 : Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing
Artikel 10 : Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 11 : Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
- c. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de hoogte ten hoogste 1,10 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
Artikel 12 : Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een ter zake deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 : Overgangsrecht
13.1. Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2. Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 : Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Gommerwijk West - West fase 1a
van de gemeente Enkhuizen.
Behorend bij het besluit van 8 mei 2012.
===
Bijlage 1 Lijst Van Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 1 Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bijlage 1 Geluidsberekening
Bijlage 2 Inspectie Asbestsanering
Bijlage 2 Inspectie asbestsanering
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Aanvullend Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch aanvullend proefsleuvenonderzoek