Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem
Bestemmingsplan - gemeente Haarlem
Vastgesteld op 30-05-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan.
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
Het Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem is van toepassing op heel Haarlem.
1.3 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
Om het cultuurhistorisch erfgoed nog beter te beschermen is een aanvulling nodig van de huidige regels in de bestemmingsplannen. Het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten voorziet hier in. Daarnaast heeft Haarlem een aantal overkoepelende bestemmingsplannen die aanpassingen doen in andere bestemmingsplannen die betrekking hebben op een specifiek gebied, bijvoorbeeld een wijk. Voor de overzichtelijkheid is het wenselijk het aantal overkoepelende bestemmingsplan beperkt te houden. Het Parapluplan voegt een aantal van deze bestemmingsplannen samen. Het een en ander is nader beschreven in Hoofdstuk 2.
1.4 Doel Van Het Bestemmingsplan
Hoofddoel van het parapluplan is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie juist wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik zijn daarbij het uitgangspunt. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter moeten worden behouden. Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied.
1.5 Geldende Planologische Regelingen
Het parapluplan is van toepassing op heel Haarlem. Dit houdt in dat het plan van invloed is op alle geldende bestemmingsplannen. Bij het van kracht worden van het parapluplan zullen de voorschriften van de andere bestemmingsplannen gewijzigd dan wel aangevuld worden. Zie verder paragraaf 2.2.2.1.
1.6 Bestemmingsplanprocedure
Het parapluplan doorloopt de wettelijke procedure. Het college van burgemeester en wethouders geeft het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtshalve aanpassingen, besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan, met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen, wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
1.7 Leeswijzer Plantoelichting
Dit hoofdstuk van de toelichting is de inleiding van het bestemmingsplan. Vervolgens gaat hoofdstuk 2 in op de bestaande situatie en de wijzigingen die het bestemmingsplan aanbrengt. Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid. Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten en licht de planregels, milieuzoneringslijst, verbeelding en de regeling voor bebouwing toe. Hoofdstuk 6 beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid. Bij de toelichting hoort ook een aantal bijlagen. Daarmee sluit de toelichting af.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende onderwerpen en locaties die zijn meegenomen in het parapluplan. Bij iedere wijziging wordt aangegeven waarom de bepalingen van de betreffende bestemmingsplannen zijn aangepast. Daar waar afbeeldingen zijn opgenomen betreffen dit de oude situaties. Voor de nieuwe situatie zie de plankaarten die bij het parapluplan horen (www.ruimtelijkeplannen.nl).
2.2 Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten
2.2.1 Locaties en onderwerpen
2.2.2 Reparatie- en andere plannen
2.3 Reparatieplan A: Locaties
1. Locaties in het centrum
Het bestemmingsplan Oude Stad is van toepassing op het centrum van Haarlem. Horeca-activiteiten vinden hier verspreid plaats. De percelen waar horeca is toegestaan zijn voorzien van een aanduiding. Voor de goede orde, horeca is in beginsel alleen op de begane grond toegestaan.
Het vorige bestemmingsplan voor het centrum gaf door middel van een aanduiding op de verbeelding aan waar horeca-inrichtingen zich mochten vestigen. Bij het maken van de verbeelding voor het huidige bestemmingsplan Oude Stad is voor een aantal locaties de horeca-aanduiding niet overgenomen. Voor het reparatieplan is een inventarisatie uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er percelen zijn waar nog steeds een horeca-inrichting rechtmatig is gevestigd, ondanks dat de horeca-aanduiding op de verbeelding per vergissing ontbreekt. Daarnaast zijn er nieuwe horeca-inrichtingen in het centrum bijgekomen.
Voor deze percelen is op de verbeelding van het reparatieplan alsnog de aanduiding 'horeca' opgenomen. Bij de regels van het reparatieplan hoort een bijlage. In deze bijlage staan de adressen waar de functie horeca ook is toegestaan op de verdieping. Het betreft hier ook een reparatie van het bestemmingsplan Oude Stad.
In onderstaande tabel staat een overzicht van de percelen die de aanduiding horeca hebben gekregen:
Adres | Aanpassing op de plankaart |
Barrevoetestraat 23 | Aanduiding Horeca 3 |
Botermarkt 27 | Aanduiding Horeca 2 |
Frankestraat 19 | Aanduiding Horeca 2 |
Frankestraat 25 | Aanduiding Horeca 2 |
Gravinnesteeg 11 | Aanduiding Horeca 2 |
Grote Markt 13 | Aanduiding Horeca 3 (incl. verdieping) |
Koningstraat 20 | Aanduiding horeca 4 (incl. verdieping) |
Keizerstraat 1a | Aanduiding Horeca 2 |
Kleine Houtstraat 18 | Aanduiding Horeca 1 |
Kleine Houtstraat 22 | Aanduiding Horeca 1 |
Kruisstraat 31 | Aanduiding Horeca 1 |
Schagchelstraat 29 | Aanduiding Horeca 1 |
Spaarne 94 | Aanduiding Horeca 2 |
Spekstraat 3 | Aanduiding Horeca 2 |
Zijlstraat 31 | Aanduiding Horeca 2 |
Zijlstraat 49 | Aanduiding Horeca 2 |
Zijlstraat 54 | Aanduiding Horeca 1 |
Zijlstraat 56-58 | Aanduiding Horeca 2 (incl. verdieping) |
Zijlstraat 78 | Aanduiding Horeca 1 |
2. Goot- en bouwhoogte
Een aantal panden in het beschermd stadsgezicht Haarlem Noord mag in afwijking van de feitelijke situatie een hogere goot- en bouwhoogte hebben. Het bestemmingsplan Kleverpark Frans Hals is van toepassing. Voor het behouden van de kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht is het belangrijk het huidige straat- en bebouwingsbeeld te handhaven. Dit houdt in dat de toegestane goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan niet wenselijk is. Op 19 juli 2018 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen om meerdere panden tijdelijk te beschermen tegen aanvragen om een omgevingsvergunning die op gespannen voet staan met de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied (zie kaartuitsnede hierboven). In onderstaande tabel staat een overzicht van de percelen waar de toegestane goot- en bouwhoogte in het reparatieplan wordt gewijzigd naar de feitelijke situatie:
Adres | goot-/bouwhoogte huidig bestemmingsplan | goot-/bouwhoogte reparatieplan |
Berckheydestraat 17 | 10/12 meter | 7/10 meter |
Berckheydestraat 19 | 10/12 meter | 7/10 meter |
Berckheydestraat 25 | 10/12 meter | 7/10 meter |
Berckheydestraat 27 | 10/12 meter | 7/10 meter |
Berckheydestraat 29 | 10/12 meter | 7/10 meter |
Berckheydestraat 31 | 10 meter (bouwhoogte) | 7/10 meter |
Berckheydestraat 33 | 10 meter (bouwhoogte) | 7/10 meter |
Kennemerstraat 24 | 10/12 meter | 8/12 meter |
Kennemerstraat 32 t/m 42 (even nummers) | 10/12 meter | 8/11 meter |
Saenredamstraat 34 t/m 82 (even nummers) | 10/12 meter | 7/10 meter |
Schoterweg 59 t/m 63 (oneven nummers) | 9/13 meter | 7/9 meter |
Schoterweg 63a | 9/13 meter | bouwhoogte 10 meter |
Soutmanstraat 1a | 8/10 meter | bouwhoogte 9 meter |
Berckheydestraat 21,23 | 10/12 meter | goot/bouwhoogte voorste deel 7/10 meter. bouwhoogte achterste deel 7 meter. |
3. Woonschepen
Er zijn diverse locaties in Haarlem waar woonschepen liggen. De maatvoering van een aantal woonschepen is niet geregeld in bestemmingsplannen, maar in de Verordening Woonschepen. Op 1 januari 2018 is de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking getreden. Deze wet wijzigt de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wijziging houdt in dat bouwregels voor woonschepen voortaan alleen in een bestemmingsplan mag worden geregeld. Het reparatieplan regelt de maatvoering voor de ligplaatsen die niet zijn vastgelegd in andere bestemmingsplannen. In onderstaande tabel staat een overzicht van de betreffende ligplaatsen en de toegestane maatvoering. Deze maatvoering is overgenomen uit de Verordening Woonschepen.
Adres | lengte (m) | breedte (m) | hoogte (m) |
Houtmarkt 16 | 18,5 | 7 | 4 |
Houtmarkt 22 | 18,5 | 4,5 | 4 |
Houtmarkt 26 | 18,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 10 | 16,5 | 4,5 | 4 |
Schalkwijkerstraat 12 | 16,5 | 4,5 | 4 |
Schalkwijkerstraat 14 | 16,5 | 4,5 | 4 |
Schalkwijkerstraat 16 | 16,5 | 4,5 | 4 |
Schalkwijkerstraat 22 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 24 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 26 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 28 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 30 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 32 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 34 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 36 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 40 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 42 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 44 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 46 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 48 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 52 | 16,5 | 7 | 4 |
Schalkwijkerstraat 54 | 16,5 | 7 | 4 |
Waarderhaven 1 t/m 55 | 16,5 | 4,5 | 4 |
Waarderhaven 59 | 16,5 | 4,5 | 4 |
Waarderhaven 60 | 16,5 | 4,5 | 4 |
4. Diverse onderwerpen
In deze paragraaf komen verschillende locaties aan bod met uiteenlopende reparaties. De afbeeldingen tonen de oude situatie.
Spiegelstraat 29
Het pand aan de Spiegelstraat 29 heeft de bestemming Gemengd-1. Dit perceel heeft ook de specifieke functieaanduiding 'seksinrichting toegestaan'. Gezien de omliggende woningen en positionering nabij de doorgaande routes verdient een seksinrichting op deze locatie niet de voorkeur. Ook heeft de huidige eigenaar aangegeven een dergelijke inrichting niet te gaan vestigen in het pand. Hij heeft dan ook verzocht tot verwijdering van de aanduiding. De functieaanduiding is op de verbeelding van het reparatieplan niet opgenomen.
Antoniestraat 28
Aan de Antoniestraat 28 is de Veronicaschool gevestigd. Het perceel heeft de bestemming Maatschappelijk en de functieaanduiding 'onderwijs'. Vanwege de functieaanduiding was het mogelijk een buitenschoolse opvang (BSO) op het bouwvlak van het perceel te vestigen (oftewel in de school). De Raad van State heeft in zijn uitspraak met kenmerk 201307077/1/R1 de mogelijkheid om een BSO in de school te realiseren vernietigd. Er is simpelweg geen ruimte beschikbaar in de school voor deze activiteit. Het voorschrift en de verbeelding van het reparatieplan zijn hierop aangepast. Het realiseren van een BSO in het hoofdgebouw past niet binnen de voorschriften van het reparatieplan. Het gebruiken van het schoolplein voor de BSO is wel toegestaan.
Liewegje 15
De woning op het perceel Liewegje 15 heeft de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)'. Hier is echter geen sprake van een bedrijfswoning. In het reparatieplan is de aanduiding verwijderd.
J.P. Coenlaan 3
De eigenaar van de woning aan de J.P. Coenlaan 3 heeft een strookje openbaar groen aangekocht. In het reparatieplan heeft het aangekochte strookje grond de bestemming Tuin-2 gekregen.
Hoek Floresstraat/Timorstraat 2A
De gronden met de bestemming Tuin-3 heeft in het reparatieplan de bestemming Gemengde Doeleinden-2 gekregen. Het perceel is namelijk nagenoeg geheel bebouwd, zodat er geen sprake meer is van een tuin. Voor de aanwezige bebouwing is een vergunning verleend.
Vergierdeweg 271
Het crematorium gaat verbouwen en voor een klein deel uitbreiden. De uitbreiding betreft een aanbouw aan de voorzijde van 50 m² en 4 meter hoog. De gemeente heeft reeds ingestemd met de uitbreiding. De uitbouw is opgenomen op de plankaart van het reparatieplan. Op de plankaart van het bestemmingsplan Van der Aart staat een aantal fouten. Het bouwvlak heeft per vergissing de aanduiding 'begraafplaats'. De verderop gelegen aula heeft de aanduiding 'crematorium' terwijl deze in het hoofdgebouw is gevestigd. De aula is een rijksmonument (monumentnummer: 513436), maar heeft niet de aanduiding 'orde-1'. Het betreft een traditionalistische aula, gebouwd in 1936, naar ontwerp van G. Friedhoff. De onvolkomenheden zijn hersteld op de plankaart van het reparatieplan.
Grote Houtstraat 1A & 1B, Grote Markt 16
Museum De Hallen is deels gevestigd op de verdiepingen van de Grote Houtstraat 1A & 1B (tegenwoordig geadresseerd als de Grote Markt 16). Het bestemmingsplan Oude Stad staat een museum op de verdieping abusievelijk niet toe op de Grote Houtstraat 1B. Het museum is sinds 1992 hier gevestigd. Recent is een huisnummerbesluit genomen, waarbij de verdiepingen van de Grote Houtstraat 1A en 1B zijn overgegaan in Grote Markt 16. De ingang van het museum is namelijk gelegen aan de Grote Markt 16. Met het reparatieplan wordt een museum op de Grote Markt 16 (de verdiepingen van de Grote Houtstraat 1A en 1B) toegestaan.
Weissenbruchstraat 23-41
Het bestemmingsplan Kleverpark/Frans Hals schrijft voor de Weissenbruchstraat 23-41 een goothoogte van 5 meter voor. Feitelijk is de goothoogte 6 meter. In het reparatieplan is de feitelijke goothoogte overgenomen.
Van Hogendorpstraat 25
De eigenaar van woning nr. 25 heeft een strookje groen aangekocht. Het reparatieplan zet de bestemming Groen om naar Tuin-1.
Sophiaplein 14-20
Sophiaplein 14-20 heeft in het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - De Kamp abusievelijk de Tuin 2-bestemming gekregen. Het perceel is echter grotendeels bebouwd. In het reparatieplan krijgt het perceel conform het gebruik de bestemming Gemengde Doeleinden 2.
Grote Markt 33
De gemeente is eigenaar van het perceel Grote Markt 33. Om zorg te dragen voor een verantwoorde ontwikkeling van het perceel zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Het bestemmingsvlak is in het reparatieplan in lijn gebracht met deze randvoorwaarden. De bestemming blijft Centrum-1. Het bouwvlak is vergroot om ruimte te bieden voor een passend ontwerp.
Spaarne Wachthuisje, Spaarne 11A
Het drijvende wachthuisje in het Spaarne, nabij Spaarne 11A, valt binnen het bestemmingsplan Burgwal. Voor het wachthuisje was de aanduiding 'recreatie' opgenomen, behorende bij de bestemming Water. In zijn uitspraak met kenmerk 201307077/1/R1 heeft de Raad van State deze aanduiding vernietigd. De aanduiding was namelijk niet voorzien van bouwregelgeving wat tot een ongewenste situatie kon leiden. In het reparatieplan is alsnog de aanduiding 'recreatie' opgenomen op de plankaart en in de regels voorzien van bouwvoorschriften.
Nieuweweg 5 en 6
In het bestemmingsplan Liewegje zijn de twee woningen aan de Nieuweweg 5 en 6 per vergissing aangemerkt als bedrijfswoningen. In het reparatieplan zijn de twee gebouwen weer bestemd als burgerwoningen inclusief bijbehorende tuinbestemming.
Op het perceel zelf is een aannemersbedrijf gevestigd (categorie B-bedrijf). Ook is een bronsgieterij in de omgeving (categorie C-bedrijf). Deze bedrijven leveren geen hinder op voor de woningen. De woningen zelf belemmeren de bedrijfsvoering niet. Voor de leefomgevingsaspecten (luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid wegverkeer) gelden bij een bedrijfswoning en een burgerwoning dezelfde eisen. Voor het bestemmingsplan Liewegje en de milieuvergunningen zijn reeds de nodige onderzoeken gedaan. Het feitelijke gebruik van de woningen is niet gewijzigd. Uit het oogpunt van milieuzonering en een goede ruimtelijke ordening is er geen bezwaar tegen de bestemmingswijziging.
Bestemmingsplan Bosch en Vaart
In de uitspraak met kenmerk 201305866/1/R1 heeft de Raad van State de bouwregels van bestemming Tuin-2 in het gehele plangebied van het bestemmingsplan Bosch en Vaart vernietigd.
In het reparatieplan zijn voor de Tuin 2-bestemming nieuwe bouwvoorschriften opgenomen. Bosch en Vaart maakt onderdeel uit van het beschermde stadsgezicht Haarlem Zuidwest. De bouwvoorschriften van het reparatieplan dragen bij aan het behoud van dit stadsgezicht.
Nieuwe Gracht 39
Het perceel Nieuwe Gracht 39 had in het Stadsvernieuwingsplan Oude Stad de bestemming Kantoor-Woondoeleinden. Het perceel mocht binnen het bouwvlak volledig worden bebouwd. In het huidige bestemmingsplan Oude Stad heeft het onbebouwde deel van het bouwvlak per vergissing de bestemming Tuin-2 gekregen met de nadere aanduiding 'parkeerterrein'. In het reparatieplan zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden weer hersteld.
2.4 Reparatieplan B: Locaties En Onderwerpen
Centrum
In november 2013 zijn voor de centrumgebieden Bakenes, Burgwal, Heiliglanden-De Kamp, Oude Stad, Nieuwstad, Papentorenvest en Vijfhoek Bouwhistorische Waardenkaarten gemaakt (zie bijlagen 2 t/m 8). Deze kaarten geven weer welke panden vermoedelijk waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Het is belangrijk zorgvuldig met deze panden om te gaan. Op de verbeelding zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de betreffende panden. De bestemmingen zijn gekoppeld aan regels in het reparatieplan. Hiermee bevat dit plan een beschermend regime voor het behoud van waardevolle elementen van de diverse gebouwen. In paragraaf 4.8 gaan wij nader in op hoe de kaarten tot stand zijn gekomen.
Watergangen en woonschepen
Op diverse plekken in Haarlem liggen woonschepen. Op 1 januari 2018 is de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking getreden. Deze wet wijzigt de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wijziging houdt in dat alle bouwregels voor woonschepen voortaan alleen in bestemmingsplannen mogen worden geregeld. In zowel Reparatieplan A als diverse bestemmingsplannen is de maatvoering geregeld. Naast maatvoering is een nieuwe definitie nodig van het begrip 'woonschip' in de huidige bestemmingsplannen. Reparatieplan B voorziet hierin.
Stelling van Amsterdam
het geaceerde deel is de Stelling van Amsterdam
Een deel van het grondgebied van Haarlem is onderdeel van de Stelling van Amsterdam. De kernkwaltiteiten van de Stelling zijn: een groene en relatief stille ring rond Amsterdam, een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen & inundatiekommen en een relatief grote openheid. Regelgeving over de Stelling van Amsterdam is dan ook opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
Onderdeel van de Stelling van Amsterdam zijn twee damsluizen van het inundatiewerk Haarlemmerliede. De twee sluizen zijn op 16 februari 2016 aangewezen als provinciaal monument. Een van de twee sluizen ligt deels binnen het grondgebied van Haarlem.
Meerdere Haarlemse bestemmingsplannen houden rekening met De Stelling van Amsterdam. Dit geldt niet voor de bestemmingsplannen Meerwijk, Liewegje, Hekslootgebied/Spaarndam-West, Zomerzone Noord, Schalkwijk en Schalkwijkerweg. Reparatieplan B herstelt dit door de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' op te nemen voor de betreffende plangebieden. De dubbelbestemming houdt in dat cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast. Dit geldt voor nieuwe functies en uitbreiding van bestaande bouwmogelijkheden. Bestaande functies en bebouwing en juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Dit conform de PRV.
Voorschriften bestemmingsplannen
Een aantal bestemmingsplannen bevat in de voorschriften een verkeerde verwijzing. In sommige gevallen is een inhoudelijk aanpassing van de regelgeving nodig. In deze paragraaf staat per bestemmingsplan een opsomming van de reparaties.
Bestemmingsplan Vondelkwartier, Vogelbuurt en Dietsveld
Artikel 19 van het bestemmingsplan bevat de algemene bouwregels. In lid 1 staan de bouwregels. Lid 2 bevat de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van de bouwregels. Lid 19.2 sub c bevat een bepaling over dakopbouwen. Hierbij wordt verwezen naar sublid 19.1.1. onder l. Dit moet echter sublid 19.1.1 onder j. zijn. Het reparatieplan herstelt deze verschrijving.
Bestemmingsplan Kleverpark Frans Hals
Artikel 23 van het bestemmingsplan bevat de algemene bouwregels. Sublid 23.1.1 onder q spreekt over de aanduiding 'opbouw 70-70'. Dit moet alleen zijn 'opbouw'.
sublid 23.1.1 onder r geeft een aantal mogelijkheden voor het realiseren van een opbouw. De bepaling is van toepassing op panden met de aanduiding 'opbouw 1'. Het in dezelfde bepaling opnemen van de aanduidingen 'orde 1' en 'orde 2' is niet juist.
Het reparatieplan past de betreffende voorschriften aan.
Bestemmingsplan Bomenbuurt
Een aantal percelen heeft op de verbeelding van het bestemmingsplan Bomenbuurt de aanduiding 'parkeergarage'. In de regels zijn voor deze aanduiding echter geen bepalingen opgenomen. Ook bevat de regeling om af te wijken van de bouwregels voor een dakopbouw een foutieve verwijzing. Het reparatieplan herstelt deze omissies.
Bestemmingsplan Nieuwstad
Artikel 22 van het bestemmingsplan Nieuwstad bevat de bouwregels voor gronden die binnen het beschermde stadsgezicht vallen. Lid 22.2 onder a bepaalt dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. De bepaling moet - net zoals in het bestemmingsplan Oude Stad - luiden dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Het reparatieplan herstelt deze onvolkomenheid.
Waarderpolder
Geluidszone
De bestemmingsplannen voor het oranje gebied bevatten geen regeling voor de geluidszone.
Rond het industrieterrein Waarderpolder ligt van rechtswege een geluidszone. Deze geluidzone, ook wel de '50 dB(A)-contour' genoemd, bewaakt de totale geluidbelasting van alle bedrijven op dit industrieterrein. De geluidszone is in een aantal omliggende bestemmingsplannen niet verwerkt. De geluidzone is opgenomen op de verbeelding van het reparatieplan met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Aan deze gebiedsaanduiding zijn regels gekoppeld.
Externe veiligheid
Het bestemmingsplan Waarderpolder is in 2010 vastgesteld. In de afgelopen periode heeft er een aantal wijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de Bevi-inrichtingen. Zo zijn bedrijven vertrokken dan wel de activiteiten gewijzigd. Er is dan ook aanleiding om de voorschriften en de toelichting van het bestemmingsplan Waarderpolder op onderdelen aan te passen. Het reparatieplan ziet hierop toe.
2.5 Reparatieplan C: Locaties En Onderwerpen
Wonen
Ieder artikel in een bestemmingsplan begint met een bestemmingsomschrijving. Een aantal bestemmingen in de Haarlemse bestemmingsplannen staat de functie 'Wonen' toe. Er is in de omschrijving geen directe koppeling gelegd met het begrip 'woning'. Volgens vaste jurisprudentie houdt dit in dat meerdere woonvormen zijn toegestaan. Hierdoor wordt handhavend optreden tegen ongewenste woonvormen bemoeilijkt. Haarlem heeft dit ondervangen door in de specifieke gebruiksregels op te nemen dat een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden. Niettemin levert deze bepaling discussies op bij het handhaven van de regels. In Reparatieplan C zijn de gebruiksregels aangepast. Met deze aanpassing is voor iedereen duidelijk dat de functie 'Wonen' alleen bedoeld is voor woningen en dus voor de huisvesting van een huishouden.
Op 18 april 2019 heeft de gemeenteraad de Huisvestingsverordening Haarlem vastgesteld. Op grond van deze verordening is een vergunning nodig voor het omzetten van een woning (zelfstandige woonruimte) naar onzelfstandige woonruimte. Het reparatieplan brengt de bestemmingsplannen in overeenstemming met de doelstellingen van de Huisvestingsverordening.
Door middel van een binnenplanse ontheffing is het mogelijk om medewerking te verlenen aan het omzetten van een woning naar onzelfstandige woonruimte. Een aanvraag om ontheffing wordt aan een aantal voorwaarden getoetst. Belangrijk is dat een goed woon- en leefmilieu behouden blijft.
Voor bestaande legale situaties van onzelfstandige woonruimten is bepaald dat die gewoon kunnen worden voortgezet. Deze worden niet wegbestemd (zijn niet onder het overgangsrecht gebracht). Ijkpunt om te bepalen of er sprake is van een legale situatie is de datum waarop het ontwerp van het reparatieplan ter inzage is gelegd. Pas bij uitbreiding van het aantal onzelfstandige woonruimten zal (ook) in die gevallen een binnenplanse ontheffing moeten worden aangevraagd.
Hospita kamerverhuur is volgens de huisvestingsverordening vergunningsvrij. Er is sprake van hospitaverhuur als:
- de verhuurder zelf zijn hoofdverblijf heeft in het betreffende pand;
- niet meer dan twee kamers worden verhuurd en maximaal aan twee personen tegelijk;
- de verhuurde ruimten niet meer dan 35% van het totale bruto vloeroppervlak (BVO) beslaan en;
- dat er minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (GBO) (art. 7.18 Bouwbesluit)
beschikbaar is per (onder-)huurder.
Het reparatieplan gaat ervan uit dat hospita kamerverhuur, als het voldoet aan bovenstaande voorwaarden, past binnen de woonbestemming. De wijziging is van toepassing op alle bestemmingsplannen van Haarlem. Het voornemen voor deze wijziging is gepubliceerd in de Staatscourant, het gemeenteblad en het Haarlems Nieuwsblad van 23 mei 2019.
Niet gesprongen explosieven
In opdracht van de gemeente Haarlem heeft het bureau REASeuro in 2016 historisch vooronderzoek gedaan naar niet gesprongen explosieven uit de Tweede Oorlog. Op Open Data Portaal van de gemeente Haarlem is een kaart beschikbaar gesteld met de locaties waar waarschijnlijk niet gesprongen explosieven aangetroffen kunnen worden bij werkzaamheden aan de bodem. Deze kaart is verwerkt in de verbeelding en de regels van Reparatieplan C.
Snippergroen
Gedurende het jaar verkoopt de gemeente stukjes grond die geen betekenis hebben voor de openbare ruimte. Formeel kan dit snippergroen niet als tuin worden gebruikt. De stukjes grond hebben namelijk de bestemming Groen. Reparatieplan C maakt het mogelijk dat het snippergroen onderdeel van de tuin wordt. Hierbij zijn de gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin-1 van toepassing. Bij de beoordeling van een aanvraag zal worden gekeken of er belangen in het geding zijn die zich al dan niet verzetten tegen het gebruik van de gronden als tuin. In het artikel is opgenomen dat het snippergroen maximaal 150 vierkante meter mag zijn. In eigendom overgegane gronden die groter zijn dan 150 vierkante meter, komen niet in aanmerking voor de gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin-1.
Gemeentelijke monumenten en orde 2-panden
Uit onderzoek is gebleken dat een aantal panden is aangemerkt als orde 2-pand, terwijl er sprake is van een monument. Ook zijn in sommige gevallen de contouren van het monument niet volledig overgenomen op de verbeelding. Het reparatieplan herstelt de geconstateerde onvolkomenheden. Zie Bijlage 9 voor een overzicht van de betreffende locaties.
Het reparatieplan breidt de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht uit met een bepaling. Bij verbouw dan wel sloop/nieuwbouw van een orde 2-pand zullen originele gevelelementen zoveel als mogelijk moeten worden behouden.
Bestemmingsplan Vijhoek/Heiliglanden - de Kamp
Artikel 18 van het bestemmingsplan bevat de standaardbepaling voor het beschermde stadsgezicht. In dit artikel ontbreekt echter de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning een andere gevelindeling toe te staan bij panden. Het reparatieplan voegt alsnog deze mogelijkheid toe aan het bestemmingsplan.
Egelantier, Gasthuisvest 47
Het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp bevat voor het perceel Gasthuisvest 47 een wijzigingsbevoegdheid. Het oude bestemmingsplan Heiliglanden - de Kamp bevatte ook deze wijzigingsbevoegdheid. In het huidige bestemmingsplan is het gebied waar de wijzigingsbevoegdheid betrekking op heeft niet juist overgenomen. Reparatieplan C herstelt dit.
Daarnaast staat de wijzigingsbevoegdheid (zoals opgenomen in het reparatieplan) toe dat het laden en lossen aan zowel de Kleine Houtstraat als de Gasthuisvest mag plaatsvinden. Langs de Gasthuisvest zijn reeds twee parkeerplaatsen aanwezig die gebruikt mogen worden voor laden en lossen. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk aan de westzijde van de binnentuin een vleugel aan te bouwen. Dit is conform de ruimtelijke uitgangspunten die zijn opgesteld voor de herontwikkeling van het perceel.
Plankaart voormalig bestemmingsplan
Plankaart vigerend bestemmingsplan
Gerrit van Heesstraat 10 en 12
Voor deze woningen is de trend 'Opbouw 1' van toepassing. De woningen maken echter deel uit van het ensemble G. van Heesstraat 9 t/m 12. De nummers 9 en 11 hebben de trend 'Opbouw (70-70)' en zijn reeds gerealiseerd in 2011. Bij het opstellen van de trendkaart voor het bestemmingsplan Kleverpark - Frans Hals is dit ensemble over het hoofd gezien. De woningen staan namelijk niet naast elkaar maar tegenover elkaar. In het reparatieplan krijgen de nummers 10 en 12 alsnog de trend 'Opbouw (70-70)' toegewezen.
Hendrik Roozenlaan 30
Voor de Hendrik Roozenlaan 30 is een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan. De woning is aan de achterkant uitgebreid. Het huidige bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de woning aan de zijkant uit te breiden. Uit stedenbouwkundig oogpunt is een uitbreiding aan zowel de achterzijde als de zijkant niet wenselijk. De vergunning voor de uitbreiding aan de achterzijde is verleend op voorwaarde dat de bewoners afzien van de bouwmogelijkheden aan de zijkant van de woning. De vergunde situatie is verwerkt in het reparatieplan.
Lange Herenstraat 14-16
Aan de Lange Herenstraat was een kantoor gevestigd. In 2019 is een bouwvergunning verleend voor het realiseren van zes appartementen en twee studio's op dit perceel. De nieuwe situatie is verwerkt in het reparatieplan.
Waarderpolder
Hoek Watze Hilariusweg - A. Hofmanweg
De grond die bedoeld is als bouwgrond heeft in het bestemmingsplan Waarderpolder geen bouwkavel gekregen. Het reparatieplan bevat alsnog een bouwkavel die ook is uitgebreid (op gronden met voorheen de bestemming Verkeer).
Parkeren
De bestemming Verkeer is onduidelijk over het toestaan van parkeren op de openbare weg. Het Reparatieplan past de beschrijving bij de bestemming Verkeer aan. Hierdoor is parkeren alsnog toegestaan op de openbare weg.
Waarderhaven
Een aantal tuinen bij de woonschepen heeft de bestemming Water. Dit moet de bestemming Tuin zijn. Het reparatieplan geeft aan de betreffende gronden de bestemming Tuin-1.
Ligplaatsen woonschepen
De Verordening Woonschepen zal op termijn worden gewijzigd. Voorkomen moet worden dat woonschepen een ligplaats innemen in het midden van de Waarderhaven. Op de verbeelding is een strook opgenomen met de bestemming Water, zonder nadere aanduiding. Op gronden met deze bestemming is het niet toegestaan een ligplaats in te nemen. De huidige ligplaatsen blijven ongemoeid.
Waterkering
Langs een deel van het meer Mooi Nel is in het bestemmingsplan Waarderpolder de dubbelbestemming Waterkering opgenomen. Deze waterkering is echter niet aanwezig. Het reparatieplan heeft dit hersteld door een strook op te nemen met de aanduiding 'waterkering vervallen'.
Bestemmingsplan Leidsebuurt
Tegen het bestemmingsplan Leidsebuurt is destijds beroep aangetekend. De Raad van State heeft in haar uitspraak op 18 januari 2012 enkele delen van het bestemmingsplan voor een aantal percelen vernietigd. Overwegende reden was dat een verkeerde goot- dan wel bouwhoogte werd gehanteerd voor deze percelen. Het reparatieplan herstelt dit.
In Reparatieplan C zijn niet alle percelen meegenomen waar de Raad van State een uitspraak over heeft gedaan. Deze percelen staan op de gemeentebrede lijst om aangemerkt te worden als 'orde 2-pand'. Tijdens het opstellen van dit reparatieplan was de inventarisatie nog niet afgerond. Voor de toekomstige 'orde 2-panden' zal een apart bestemmingsplan worden opgesteld.
Archeologie
Het bestemmingsplan Delftwijk-Waterbuurt en het wijzigingsplan Deltwijk/SIG bevatten geen regeling voor het beschermen van de archeologische waarden. Door middel van het reparatieplan is voor dit gebied alsnog de regeling van toepassing die Haarlem hanteert ter bescherming van archeologische waarden.
Standplaatsen
Begin dit jaar is het nieuwe standplaatsenbeleid in werking getreden. Een aantal standplaatsen is niet in het bestemmingsplan geregeld. Het reparatieplan voorziet alsnog in een regeling.
Tjaden-terrein
Artikel 4 van Reparatieplan B bevat een opsomming van de bestemmingsplannen die binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie vallen. Een van deze bestemmingsplannen is (deels) opgevolgd door bestemmingsplan Tjaden. Voor de duidelijkheid is het bestemmingsplan Tjaden aan de opsomming toegevoegd.
Gronden met de bestemming Tuin-1 zijn bedoeld voor tuinen en verhardingen. Conform het vastgestelde stedenbouwkundig plan zal parkeren binnen het plangebied deels op gronden met de bestemming Tuin plaatsvinden. Ter verduidelijking is de mogelijkheid van parkeren opgenomen in de bestemming Tuin-1.
Bestemmingsplan Wijngaardtuin
In het bestemmingsplan is in artikel 4.5.2 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Sub b van het artikel bevat de zinssnede 'indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin is verwijderd'. Dit moet zijn 'indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin niet is verwijderd'. De juiste bepaling is opgenomen in reparatieplan C.
Koningstraat 37
Het huidige bestemmingsplan Oude Stad staat wonen op de begane grond niet toe. Het pand wordt echter sinds jaar en dag bewoond. Het reparatieplan maakt het mogelijk dat ook op de begane grond mag worden gewoond.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Vanwege de ondergeschikte wijzigingen is een beschrijving van rijks-, en provinciaal beleid achterwege gelaten. De wijzigingen zijn niet in strijd met dit beleid. Op onderdelen vindt wel een beschrijving plaats van het gemeentelijk beleid.
3.1 Gemeentelijk Beleid
Vanwege de ondergeschikte wijzigingen is een beschrijving van rijks-, en provinciaal beleid achterwege gelaten. De wijzigingen zijn niet in strijd met dit beleid. Het gemeentelijk beleid is reeds behandeld dan wel benoemd in hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Hierbij moet worden aangetekend dat het parapluplan hoofdzakelijk verbeteringen in andere bestemmingsplannen doorvoert. Een uitvoerige uiteenzetting vindt dan ook alleen plaats indien noodzakelijk gezien de doorgevoerde wijzigingen.
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het parapluplan voorziet niet in de vestiging van nieuwe bedrijven, dan wel uitbreiding of wijziging van bestaande bedrijven. Milieuzonering komt in het reparatieplan dan ook niet verder aan de orde.
4.2 Bodemparagraaf
In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
Op grond van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de huidig bekende bodemkwaliteit geen belemmering voor het huidige gebruik, noch voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.3 Externe Veiligheid
Binnen en in de naaste omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er is in de nabijheid van het plangebied geen sprake van een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de onderwerpen die in Reparatieplan B zijn geregeld geldt nog het volgende.
Reparatieplan B
Het aspect externe veiligheid beslaat in de Waarderpolder drie aspecten, te weten externe veiligheid inrichtingen, het transport van gas in ondergrondse buisleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Algemeen Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door het gebruik, de opslag en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld LPG, fossiele brandstoffen en oplosmiddelen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied. Er zijn veiligheidsafstanden nodig tussen bedrijven of (spoor)wegen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of vervoerd en kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna te noemen Bevi) wil burgers in hun woon- en leefomgeving een wettelijk minimum beschermingsniveau bieden tegen gevaarlijke stoffen. De milieukwaliteitseisen betreffen het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico is het risico op een bepaalde plaats (uitgedrukt als de kans per jaar) dat een persoon op die plaats in de omgeving van een inrichting of transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval. Uitgangspunt is dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Bij het in acht nemen van het plaatsgebonden risico (PR) is het van belang dat binnen deze risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen zijn gelegen zoals scholen en woningen. Deze contouren zijn terug te vinden in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (het RRGS) en de daarbij behorende risicokaart.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van een minimaal bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in de omgeving van een inrichting of transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Bij geen van de huidige Bevi-bedrijven wordt de oriëntatie waarde overschreden. Actualisatie overzicht Bevi-bedrijven in de Waarderpolder Externe veiligheid speelt in de Waarderpolder momenteel een rol bij de volgende inrichtingen:
1. Edilon Sedra B.V. gevestigd op de Nijverheidsweg 21-23
2. MSD gevestigd op de Waarderweg 39
3. TEVA Nederland B.V. gevestigd op de Swensweg 5
4.4 Geluid
De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen. Het reparatieplan biedt geen bouwmogelijkheden waarbij het aspect geluid een rol speelt. Het parapluplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Voor de onderwerpen die in Reparatieplan B geregeld zijn geldt nog het volgende:
Reparatieplan B
De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen. Het reparatieplan biedt geen bouwmogelijkheden waarbij het aspect geluid een rol speelt. Wel is van het belang nader stil te staan bij de geluidszone rondom het industrieterrein Waardepolder. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai bedraagt Letm=50 dB(A) op grond van artikel 40 van de Wgh. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Letm=55 dB(A) op grond van artikel 55 van de Wgh. De etmaalwaarde is de hoogste waarde van: het equivalente geluidniveau in de dagperiode; het equivalente geluidniveau in de avondperiode + 5 dB(A) en het equivalente geluidniveau in de nachtperiode + 10 dB(A).
De geluidszone van het industrieterrein Waardepolder bewaakt de totale geluidbelasting van alle bedrijven op dit terrein De geluidbelasting mag op de geluidzone niet meer bedragen dan Letm=50 dB(A). Daarbij telt niet de geluidbelasting van een enkel bedrijf maar het totaal van alle bedrijven op het industrieterrein. Ook wordt onderscheid gemaakt in de dagperiode, de avondperiode en de nachtperiode. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van de vergunde geluidruimte van bedrijven. De feitelijke geluidbelasting van bedrijven ligt vaak veel lager omdat de vergunde situatie vaak niet wordt gehaald. In de vergunde situatie produceert een bedrijf bij volledige bezetting. Uit geluidmetingen die regelmatig op de geluidzone worden uitgevoerd blijkt dat de waarde van 50 dB(A) niet wordt bereikt. In de praktijk is het dus stiller dan de berekeningen doen vermoeden. De geluidzone is opgenomen op de verbeelding met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.
Het reparatieplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De geluidcontour van het gezoneerde industrieterrein Waarderpolder raakt meerdere bestemmingsplannen. Voor de bestaande woningen binnen de zone heeft dit geen ruimtelijke consequenties.
4.5 Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Het parapluplan brengt een verbetering aan in bestaande bestemmingsplannen. Er vinden geen voor de luchtkwaliteit relevante wijzigingen van toegestane functies plaats die niet al in het vorige bestemmingsplan of vrijstellingen/projectbesluiten ruimtelijk zijn vastgelegd.
4.6 Mer-beoordeling
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld. In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-plichtige beoordelingsplichtige activiteiten.
4.7 Archeologie
Inleiding
In 1992 ondertekende onder andere Nederland het Verdrag van Valletta. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:
- het behoud van archeologische waarden in de bodem;
- de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
- het vroegtijdig integreren van de zorg voor het archeologisch erfgoed in de procedures van de ruimtelijke ordening.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
De Haarlemse bodem
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Parapluplan
Het parapluplan legt de actuele stand van zaken met betrekking tot de archeologische verwachtingsgebieden vast.
4.8 Cultuurhistorie
Hieronder volgen onderdelen van de toelichtingen van de reparatieplannen met betrekking tot het thema Cultuurhistorie. Ook volgt een toelichting over de na-inventarisatie van de 'orde 2-panden' en hoe die zijn verwerkt in het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten.
Reparatieplan A
Beschermd stadsgezicht Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. "Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 het "beschermde stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid, Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dat van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet).
Reparatieplan A ziet toe op het behoud van de kwaliteiten van de beschermende stadsgezichten Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. Voor het bestemmingsplan Bosch en Vaart, dat binnen Haarlem Zuidwest valt, bevat het reparatieplan nieuwe bouwvoorschriften voor de bestemming Tuin-2. In Haarlem Noord zijn er straten waar woningen een hogere goot- en bouwhoogte mogen hebben dan feitelijk het geval is. De straten vallen binnen het bestemmingsplan Kleverpark/Frans Hals. Het reparatieplan herstelt deze fout, zodat de feitelijke goot- en bouwhoogte ook de toegestane hoogten zijn. Monumenten De gemeentelijke en rijksmonumenten zijn op de verbeelding weergegeven als orde 1. Deze aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van deze gebouwen en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.
Reparatieplan B
Beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. "Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 het "beschermde stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid, Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dat van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet). Het reparatieplan brengt geen wijzigingen aan in bestemmingsplannen die ten koste gaan van het beschermde stadsgezicht.
Waardekaarten
In november 2013 zijn voor de centrumgebieden Bakenes, Burgwal, Heiliglanden-De Kamp, Oude Stad, Nieuwstad, Papentorenvest en Vijfhoek Bouwhistorische Waardenkaarten gemaakt (zie bijlagen 1 t/m 7). Deze kaarten tonen aan welke panden vermoedelijk waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Het is belangrijk zorgvuldig met deze panden om te gaan. Op de verbeelding zijn aanduidingen opgenomen voor de betreffende panden. De aanduidingen zijn gekoppeld aan regels in het reparatieplan. Hiermee bevat dit plan een beschermend regime voor het behoud van waardevolle elementen van de diverse gebouwen. In deze paragraaf gaan wij nader in op hoe de kaarten tot stand zijn gekomen.
Haarlems Erfgoed
Er bestaan verschillende manieren om het Haarlemse gebouwde erfgoed te beschermen. De belangrijkste beschermingsregimes zijn die van de Rijks- en gemeentelijke monumentenstatus. Daarnaast bestaan via het bestemmingsplan ook mogelijkheden om erfgoedwaarden te borgen. De waarden van de beschermde stadsgezichten zijn in bestemmingsplannen verwerkt en belangrijke beeldkwaliteiten kunnen ook door middel van een aanwijzing in het bestemmingsplan (op basis van inventarisatie, waardering en duiding van die specifieke kwaliteiten) worden beschermd.
De inventarisaties ten behoeve van een monumentenstatus of beeldkwaliteit zijn echter vaak gebaseerd op visuele inspecties van het exterieur. Terwijl er regelmatig sprake is van een belangwekkende oudere kern achter bijvoorbeeld een negentiende eeuwse gevel. Deze (vaak zestiende of zeventiende eeuwse) historische bouwmassa -die het verhaal vertelt van de ruimtelijke ontwikkeling en de bouwkundige geschiedenis van de stad- is veelal verstopt en kan bij ontwikkeling, aanpassing of (gedeeltelijke) sloop van panden aan het licht komen. Op het moment dat blijkt dat hier sprake is van niet eerder onderkende of gedocumenteerde bouwhistorische waarden, dan is het noodzakelijk om op dat moment een afweging te kunnen maken of en in welke mate deze waarden worden aangetast. Deze situaties doen zich met name voor in de historische binnenstad, aangezien hier veelal sprake is van individuele, kleinere objecten in een gebied dat zich heeft ontwikkeld over een periode van meerdere eeuwen.
In het kader van de borging van bouwhistorie in het bestemmingsplan zijn voor de historische binnenstad van Haarlem kaarten gemaakt per stadsdeel, waarop de (verwachte) bouwhistorische waarden zijn aangegeven. Dit biedt de mogelijkheid om bij ontwikkeling beter rekening te houden met het gebouwde erfgoed.
Een bouwhistorische waardenkaart is door verschillende steden gemaakt. Amsterdam, Leiden, 's-Hertogenbosch, Utrecht en Nijmegen gingen Haarlem hierin voor. De ervaring die daarbij is opgedaan, is door het Convent van Gemeentelijke Bouwhistorici uitgewerkt tot een relatief eenvoudige methodiek, die voor het maken van de Haarlemse kaart is gevolgd.
Orde-panden
Naast monumenten (orde 1-pand) kent de gemeente ook een lijst met beeldbepalende panden, zogenaamde orde 2-panden. Dit betreft gebouwen (ook bruggen) die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. De bestemmingsplannen bevatten regels voor orde-panden.
Het reparatieplan laat de regels voor orde-panden ongemoeid. Het plan is juist opgesteld om panden te beschermen waar op enig moment blijkt dat zij waardevolle bouwkundige elementen bevatten.
Hoe komt een waardekaart tot stand?
Als uitgangspunt voor de bouwhistorische waardenkaart is het kadastrale minuutplan uit ca. 1830 genomen. De parcellering en bebouwing die hierop staat aangegeven blijkt uit onderzoek in andere steden veelal terug te gaan tot een middeleeuwse of vroeg moderne situatie. Daarnaast vormt de periode waarin het minuutplan is gemaakt een omslagpunt van een ambachtelijke naar een industrieel gerichte samenleving. Daarom is dit een logisch moment in de periodisering van de ontwikkeling van de stad. Door het minuutplan te projecteren over de BAG-kaart kan een indruk worden verkregen van de percelen en bebouwing die na 1830 zijn gewijzigd. Op de geprojecteerde kaarten zijn vervolgens de percelen geselecteerd, waarvan de grenzen na 1830 zijn verschoven. Dit beeld is getoetst, gecorrigeerd en aangescherpt door de bouwtekeningen te bekijken van alle panden in de Haarlemse binnenstad die aanwezig zijn in het digitale bouwarchief van de gemeente. Zodoende was het mogelijk om gedetailleerde informatie over de verschillende gebouwen te verkrijgen, waardoor in veel gevallen met zekerheid een gebouw aan een periode kon worden toegeschreven. Dit heeft een verdeling in zeven categorieën opgeleverd:
- Monumenten van voor 1830
- Monumenten van na 1830
- Gebouwen met bouwhistorische waarden van voor 1830
- Gebouwen met vermoede bouwhistorische waarden van voor 1830
- Gebouwen met bouwhistorische waarden van na 1830 tot 1950
- Gebouwen met vermoede bouwhistorische waarden van na 1830 tot 1950
- Gebouwen met bouwhistorische waarden van na 1950
Net als 1830 is het jaar 1950 als een omslagpunt genomen. Vanaf die tijd maakt het traditionele bouwen steeds meer plaats voor systeembouw.
Onderzoek
De bouwhistorische waardenkaarten die zijn gemaakt geven behalve de verwachte bouwhistorische waarden per pand ook inzicht in de stedelijke ontwikkeling. Duidelijk komen in de verschillende stadsdelen de gebieden naar voren waar na 1830 een aanzienlijke modernisering van de stad heeft plaats gevonden. Als oorzaak kan de grootschalige sloop van huizen rond 1800 worden aangemerkt, die door de bevolkingsafname vanaf het laatste kwart van de 17de eeuw onbewoond waren. De opvolgende 'herbouw' van Haarlem zou in het licht van de economische en industriële ontwikkeling van de stad in de 19de en 20ste eeuw een thema voor bouwhistorisch onderzoek kunnen zijn. Waar de bebouwing van voor 1830 dateert blijkt uit bouwhistorisch onderzoek dat het in veel gevallen gaat om 17de-eeuwse huizen. Dit is op zichzelf niet verwonderlijk. In het midden van de 17de eeuw was de bevolking ten opzichte van het begin van de 16de eeuw meer dan verdrievoudigd, terwijl het oppervlak van de stad gelijk was gebleven. Een onderzoeksvraag die in samenhang met archeologie kan worden gesteld is of de oorspronkelijke middeleeuwse perselering in de 17de eeuw enkel is opgedeeld of waar nodig is aangepast. De verscheidenheid aan indelingen, constructies, materiaalgebruik en afwerking van de huizen in Haarlem in de 17de eeuw is een belangrijke onderzoeksvraag, mede vanwege het belang voor monumentenzorg. Nog aanwezige middeleeuwse gebouwen zijn bijzonder.
Het reparatieplan
De waardekaarten zijn verwerkt in de plankaart van het reparatieplan. Ook zijn in het plan regels opgenomen ter bescherming van te verwachten bouwhistorische waarden. Zo is het niet toegestaan om zonder vergunning een gebouw met de dubbelbestemming 'waarde - bouwhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen. Bouwkundige onderdelen mogen ook niet worden verwijderd of veranderd zonder vergunning.
Reparatieplan C
Zie paragraaf 2.5 voor een nadere toelichting.
Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten
Zie paragraaf 2.2.1voor een nadere toelichting
4.9 Duurzaamheid En Energie
Omdat het voorliggende bestemmingsplan op behoudend van aard is, vindt er geen toetsing plaats aan dit milieuaspect.
4.10 Groenparagraaf
Het parapluplan brengt geen wijzigingen aan in het groenbeleid. Ook belemmert het de mogelijkheden van natuurontwikkeling in andere bestemmingsplannen niet.
4.11 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
Er bevinden zich geen kabels en leidingen in het plangebied waarvoor een specifieke regeling nodig is in het parapluplan. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
4.12 Natuurwaarden
Inleiding
Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn regelen vanuit Europa de bescherming van soorten en gebieden. Deze richtlijnen hebben als doel de bescherming van soorten en hun natuurlijke leefgebieden. In Nederland verloopt de bescherming van natuurwaarden via twee sporen: gebiedsbescherming en soortenbescherming. Dit ligt vast in de Wet natuurbescherming. Deze wet voorziet in vereenvoudige regels ter bescherming van de natuur en in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies.
Wet natuurbescherming
Algemene zorgplicht
De Wet natuurbescherming bepaalt dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerwerk, nieuwbouw en planologische ontwikkelingen moet iedereen, naar redelijkheid, mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen en er in elk geval rekening mee houden. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is een ontheffing echter niet vereist op grond van de algemene zorgplicht.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming wijst op basis van de hiervoor genoemde Europese richtlijnen zogenaamde Natura 2000-gebieden aan. Deze gebieden vormen samen één Europees netwerk van natuurgebieden. Naast de Natura 2000-gebieden zijn er nog andere vormen van gebiedsbescherming. Een aantal terreinen in Nederland is namelijk aangewezen als onderdeel van het natuurnetwerk Nederland (NNN), als bijzonder nationaal landschap, of bijzonder provinciaal natuurgebied dan wel landschap, en de nationale parken. De impact voor een concreet terrein van één van deze vormen van beschermde status kan per situatie anders zijn.
Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de gevolgen zijn van een beschermde status van een natuurterrein, indien dat in het bestemmingplan aanwezig is. Daarnaast is nagegaan, of vanuit het bestemmingsplangebied externe invloeden mogelijk zijn op de beschermde waarden van een natuurfunctie. Dit blijkt niet het geval te zijn. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en het beschermingsregime andere soorten. Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.
Het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn gaat over alle van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Deze soorten mogen niet worden gedood of gevangen, of opzettelijk worden verstoord als dit verstoring van de instandhoudingsstaat wezenlijk beïnvloedt. Ook de eieren, nesten en rustplaatsen van deze soorten genieten bescherming.
Het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn betreft de (vogel)soorten die genoemd zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn. Ook onder dit beschermingsregime is het verboden om de betreffende dieren in hun natuurlijke verspreidingsgebied te doden of te vangen of opzettelijk te storen. Ook dit regime beschermt eieren, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen en daarnaast beschermt het plantensoorten op diverse aspecten.
Het beschermingsregime andere soorten gaat over soorten als genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van bepaalde soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.
De minister stelt daarnaast van een aantal soortengroepen “rode lijsten” vast van zeldzame en van afnemende soorten. Met de soorten op deze lijsten moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden om te zorgen voor de instandhouding daarvan. Een ontheffing is echter niet noodzakelijk.
Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Er zijn daardoor geen nadelige effecten voor plant- en diersoorten. Een quick scan onderzoek naar ecologie is niet noodzakelijk. De ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.13 Parkeren
In het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018 zijn voorschriften opgenomen over parkeernormen. De voorschriften verklaren de geldende beleidsregels over de parkeernormen van toepassing. Nieuwe bestemmingsplannen verwijzen ook naar deze beleidsregels. Het Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten vervangt het plan uit 2018. In verband met de wettelijke verplichting is de regeling over parkeren opgenomen in dit bestemmingsplan.
4.14 Waterparagraaf
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl. Het parapluplan is een behoudend plan. De toekomstige situatie wijkt daardoor slechts op kleine onderdelen af van de huidige situatie. Dit betekent dat er geen veranderingen in de waterhuishouding zullen optreden door het plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is verder uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een verdere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen over de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en ook de functie van visualisering van de bestemmingen.
5.2 Juridische Planopzet
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor iedereen volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen op grond van de SVBP2012 in 4 hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Artikel Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Artikel Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen schrijft de regeling SVBP2012 dwingend voor.
5.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
5.3 Hoofdopzet Verbeelding
5.3.1 Inventarisatie plangebied
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.
De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen voor de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:
- locatiebezoeken zijn gebracht aan het plangebied om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
- waar nodig is er een analyse gemaakt van de luchtfoto's;
- waar nodig is voor dit bestemmingsplan het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.
Met de informatie van deze bronnen is een goed beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.
5.3.2 Opbouw verbeelding
De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:
- de bestemmingen;
- de dubbelbestemmingen;
- aanduidingen.
Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.
De bestemmingen
De verbeelding geeft in verschillende kleuren de bestemmingen weer. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. De regels geven per bestemming aan wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die bestemming. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.
De dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan vaak een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.
Aanduidingen
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming verder of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) opgenomen:
- bouwvlakken;
- functieaanduidingen;
- bouwaanduidingen;
- maatvoeringen;
- gebiedsaanduidingen.
1. Bouwvlakken
Bouwvlakken zijn een noodzakelijk onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen vaak ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt toch vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.
In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het geldende beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.
2.Functieaanduidingen
Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor het gebruik. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een verdere specificatie van het gebruik, een uitdrukkelijke verruiming daarvan of juist een beperking.
3. Bouwaanduidingen
Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor de bouwmogelijkheden. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.
4. Maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel voor het bouwen als voor het gebruik. De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.
5. Gebiedsaanduidingen
Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen herkenbaar door hun schuine arceringen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het parapluplan voorziet niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. Het herstelt in hoofdzaak onvolkomenheden in andere bestemmingsplannen. Daarnaast vult het de bouwregels aan voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed. De economische uitvoerbaarheid is dan ook niet in het geding. In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen als het kostenverhaal bij ontwikkelingen, zoals aangegeven in niet is verzekerd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Wettelijk vooroverleg
Het parapluplan scherpt de regelgeving aan voor het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. Ook herstelt onvolkomenheden in de andere bestemmingsplannen. Voor het plan is dan ook geen vooroverleg gevoerd met de overheidsinstanties en de wijkraden. Wel zijn de wijkraden op de hoogte gesteld van het parapluplan voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan.
6.2.2 Zienswijzen
Gedurende een periode van 6 weken is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het plan. In Bijlage 10 is een samenvatting van de ingekomen zienswijzen, samen met de beantwoording van het gemeentebestuur opgenomen.
6.3 Handhaving
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt namelijk gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid over de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, wat een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt vooral de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan ook plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Zo draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
Bijlage 1 Lijst Met Beeldbepalende Panden (Orde 2)
bijlage 1 Lijst met beeldbepalende panden (orde 2)
Bijlage 2 Waardekaart Bakenes
Bijlage 3 Waardekaart Burgwal
Bijlage 4 Waardekaart Heiliglanden De Kamp
bijlage 4 Waardekaart Heiliglanden De Kamp
Bijlage 5 Waardekaart Oude Stad
bijlage 5 Waardekaart Oude Stad
Bijlage 6 Waardekaart Nieuwstad
bijlage 6 Waardekaart Nieuwstad
Bijlage 7 Waardekaart Papentorenvest
bijlage 7 Waardekaart Papentorenvest
Bijlage 8 Waardekaart Vijfhoek
bijlage 8 Waardekaart Vijfhoek
Bijlage 9 Overzicht Ordepanden (Reparatieplan C)
bijlage 9 Overzicht ordepanden (Reparatieplan C)
Bijlage 10 Wijzigingsoverzicht
bijlage 10 Wijzigingsoverzicht
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.6 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.7 agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee.
1.8 agrarisch handels- en exportbedrijf
een bedrijf gericht op de verhandeling, het vervoer, de opslag, de afzet en de oppervlakkige verwerking van bloembollen en aanverwante agrarische tuinbouwproducten.
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.11 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.12 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.
1.13 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.14 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.17 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning of het woonschip met behoud van de woonfunctie.
1.18 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur en distributie van goederen.
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.21 begeleid wonen:
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.22 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.23 beschermd stads- of dorpsgezicht:
stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.
1.24 bestaande (situatie)
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.27 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.29 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.30 bloembinderij:
bedrijf waar bloemen worden ingebonden en ingepakt.
1.31 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.32 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.33 bouwhistorische waarde
waarde van het object/complex voor de geschiedenis van de bouwtechniek, vanwege de afleesbaarheid van de bouwgeschiedenis (historische gelaagdheid) of vanwege het materiaalgebruik.
1.34 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.35 bouwkundige onderdelen
bouwkundige onderdelen zoals dragende muren, houtskeletconstructies, vloerconstructies, trappen, spantconstructies, kelders en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen onderdelen.
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.37 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
1.39 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.40 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.41 creativiteitscentrum:
een instelling waar cursussen gegeven en/of activiteiten georganiseerd worden als dans, koken, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming.
1.42 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.43 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.44 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.45 dakopbouw:
een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.
1.46 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.47 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.48 dienstverlening:
het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening.
1.49 ensemble:
twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.
1.50 evenement:
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.
1.51 gastouderopvang:
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.52 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.53 gebruiksoppervlak (GBO):
Het totale vloeroppervlakte tussen de omsluitende wanden minus vaste obstakels van omvang. Het GBO wordt vastgesteld aan de hand van NEN2580.
1.54 glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen geschiedt.
1.55 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.
1.56 grondgebonden tuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen, hoofdzakelijk op de open grond al dan niet in combinatie met teeltondersteunend glas, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt.
1.57 historisch woonschip:
een vaartuig met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, met een historisch karakter en een historische uitstraling, dat uitsluitend of in hoofdsdzaak wordt gebruikt als woning.
1.58 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.59 horeca 1:
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.60 horeca 2:
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.61 horeca 3:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.62 horeca 4:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
1.63 horeca 5:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.64 horecaschip:
een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.
1.65 hoveniersbedrijf:
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.66 infrastructurele of openbare voorziening
een nutsvoorziening, een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer;
1.67 intensieve veehouderij:
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond ter plaatse als productiemiddel.
1.68 jachthaven:
lig- en bergplaats van pleziervaartuigen.
1.69 jachtwerf:
lig- en bergplaats voor pleziervaartuigen waar tevens de mogelijkheid is voor het bouwen en herstellen van deze vaartuigen.
1.70 kamerverhuurbedrijf:
het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.71 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.72 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.73 kap:
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.
1.74 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.75 kiosk:
klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.
1.76 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.77 lessenaarsdak:
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.
1.78 middeldure huurwoning:
huurwoning zoals genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder j. van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.79 molenbiotoop:
de vrije ruimte rondom een molen in verband met de windvang.
1.80 natuurwaarden:
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
1.81 niet-publieksgerichte dienstverlening:
het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.
1.82 nieuwbouw:
nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.
1.83 oeverlijn
de scheidingslijn tussen water en land.
1.84 omzetten
het omzetten van een zelfstandige woonruimte in (meerdere) onzelfstandige woonruimte(n), het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten, als bedoeld in art. 21, lid c van de Huisvestingswet 2014.
1.85 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.86 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.87 orde 1 bouwwerken:
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.
1.88 orde 2 bouwwerken:
orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
1.89 orde 3 bouwwerken:
orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
1.90 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.91 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.
1.92 perifere detailhandel:
detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading ( zoals auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting).
1.93 plan:
het bestemmingsplan Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP0120006-va01 van de gemeente Haarlem.
1.94 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.95 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.96 publieksgerichte dienstverlening:
het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.
1.97 recreatief medegebruik:
dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Hieronder valt het gebruik van (bestaande) paden, wegen, sloten en vaarten ten behoeve van dagrecreatie zoals wandelen, fietsen en kanoën.
1.98 rolkas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dat dient tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Een rolkas heeft een uitrolmogelijkheid buiten het bouwvlak, zoals aangegeven op de verbeelding.
1.99 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.100 seriebouw:
twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.
1.101 shortstay:
het structureel verhuren van woonruimte voor korte periodes (van minimaal één week tot maximaal zes maanden).
1.102 sloopvergunning:
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.103 sociale huurwoning:
huurwoning zoals genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder d. van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.104 sociale koopwoning:
koopwoning zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder e. van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.105 standplaats:
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
- bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
- voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.
1.106 teeltondersteunend glas:
kassen, deel uitmakend van een grondgebonden tuinbouwbedrijf of bollenteeltbedijf.
1.107 trend:
binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).
1.108 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.109 verkooppunt van motorbrandstoffen:
een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
1.110 verkoopvloeroppervlakte:
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.111 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.112 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie, warmtenet, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.113 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.114 wellness:
een activiteit gericht op het ervaren en beleven van lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid.
1.115 wet:
1.116 windmolen:
inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
1.117 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.118 woonschepenligplaats:
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
1.119 woonschip:
een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
1.120 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.121 woonwagenstandplaats:
een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.122 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met agrarische bedrijvigheid;
- bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
- de bij de bestemming behorende verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen
3.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35. In aanvulling hierop geldt voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde de volgende bepaling:
- de bouwhoogte van silo's en andere gebouwen voor mest- en andere opslag mag niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming of welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- wonen, anders dan wonen in een bedrijfswoning als bedoeld in lid 3.1 onder b;
- kampeerterrein;
- intensief veehouderijbedrijf;
- prostitutie en seksinrichtingen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van watergangen en andere wateren of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen en andere wateren;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
- Het verbod als bedoeld in sub 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken zodanig te wijzigen dat de maximale oppervlakte van de opgenomen bouwvlakken wordt vergroot tot 2 hectare onder de volgende voorwaarden:
- de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf is aangetoond;
- alvorens te beslissen omtrent wijziging waarbij het bouwperceel wordt vergroot, winnen burgemeester en wethouders advies in van een agrarisch deskundige;
- voldaan wordt aan de wettelijke vereisten inzake de bodemkwaliteit, water, geluid, lucht, externe veiligheid, ecologie (Flora- en fauna) en economische uitvoerbaarheid
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van gronden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Agrarisch' te wijzigen in een bestemming ten behoeve van natuur onder de volgende voorwaarden:
- de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
- natuurontwikkeling zal daadwerkelijk plaatsvinden of heeft reeds plaatsgevonden.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Algemeen gebruik
- het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
- grondgebonden tuinbouwbedrijf;
- recreatief medegebruik;
- met daarbij behorende groenvoorzieningen, natuurvriendelijke oevers, erven, wegen en paden, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding.
Perceel Vijfhuizen 5
- voor het perceel Vijfhuizen 5 gelden in afwijking van sub a t/m d de volgende gebruiksmogelijkheden:
- grondgebonden agrarische bedrijven, ambachtelijke bewerking en verwerking agrarische producten, grondgebonden veehouderij, intensieve veehouderij, paardenfokkerij, paardenhouderij;
- het gebruik van maximaal 100m² van het bouwperceel ten behoeve van ondergeschikte detailhandel, bestaande uit het particulier aanbieden van uitsluitend die agrarische producten, die op het betreffende bedrijf zijn geproduceerd;
- bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of bed & breakfast;
- recreatief medegebruik;
- met daarbij behorende groenvoorzieningen, natuurvriendelijke oevers, erven, wegen en paden, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
4.3 Nadere eisen
- Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats van:
- gebouwen
- bouwwerken geen gebouw zijnde hoger dan 2 m.
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de nadere eisen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het landschappelijke beeld, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
- cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 toestaan dat:
- de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot maximaal 8 m indien dit voor een goede agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- een aan- of uitbouw of bijgebouw wordt afgedekt met een kap tot een maximale bouwhoogte van 4 m;
- de dakhelling voor bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt vergroot tot 60 graden;
- de bouwhoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde' wordt verhoogd tot maximaal 5 m;
- 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden gebouwd buiten een bouwvlak.
dakkapellen
- een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
- een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan 1,5 m en/of 30% van het dakvlak bedraagt, indien de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
- bij meerdere dakkapellen in serie de totale breedte meer dan 30% van het dakvlak bedraagt .
bouwwerken geen gebouw zijnde
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid.4.2.2 en toestaan dat:
- de bouwhoogte binnen het bouwvlak wordt verhoogd tot maximaal 8 m;
- de bouwhoogte buiten het bouwvlak wordt verhoogd tot maximaal 5 m;
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 4.4 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het landschappelijke beeld, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
- cultuurhistorische waarden;
- bezonningsituatie op aangrenzende percelen;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak;
- het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- het aanleggen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen buiten het bouwvlak;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
- het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen waaronder beschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken.
- Geen omgevingsvergunning zoals genoemd is in lid 4.6 sub 1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte gebruik en beheer van de grond;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- betrekking hebben op het aanplanten van bomen en/of houtgewas tot een maximale hoogte van 5,0 meter, uitsluitend ten behoeve van kweek op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hovenier';
- betrekking hebben op het aanleggen van verharde en onverharde wegen en paden ten behoeve van recreatief medegebruik;
- betrekking hebben op het kappen, rooien en aanplanten van bomen en/of houtgewas voor zover de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften daarop van toepassing zijn.
- Een omgevingsvergunning zoals genoemd is in lid 4.6 sub 1 wordt in ieder geval verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de landschappelijke waarden van de gronden, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
- bodembeschermingsgebied;
- de waterhuishouding;
- de agrarische bedrijfsvoering in het gebied.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Algemeen gebruik
- bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, met uitzondering van: geluidzoneringsplichtige inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi-inrichtingen);
- kantoren die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan aan de doeleinden als genoemd in lid 1 onder a, met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak per bedrijf met een maximum van 3.000 m² per bedrijf voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
- bedrijfswoning uitsluitend op de verdieping, tenzij sub i. van toepassing is;
- bedrijfsgebouwen;
- bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
Met aanduiding op de verbeelding
- uitsluitend nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie C, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie C', met uitzondering van: geluidzoneringsplichtige inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi-inrichtingen);
- bij de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool' het naast bedrijfsmatige activiteiten tevens uitoefenen van een sportschool;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
5.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van een bedrijf dat:
- niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
- Op de gronden die zijn aangewezen voor 'Bedrijventerrein' zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing. De voorschriften zijn als Bijlage 1 toegevoegd.
- De gronden zijn bestemd voor bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met de categorie aangegeven op de verbeelding en zoals bedoeld in Bijlage 1 Richtafstandenlijsten van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder.
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de bouwregels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing. Indien de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' van toepassing is gelden aanvullend de bepalingen van artikel 30.2, 30.3 en 30.4.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de gebruiksregels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing.
Artikel 7 Centrum - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Centrum - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter;
- voor de percelen Grote Houtstraat 117 en Grote Houtstraat 133 is loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel niet toegestaan, maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.
7.4 afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 7.1.1 en horeca categorie 1 toestaan;
- het bepaalde in lid 7.1.2 onder b en toestaan dat de functies op de begane grond worden voortgezet op de overige verdiepingen bij adressen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 van de regels;
- het bepaalde in lid 7.1.1 om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
- effecten op (bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Centrum - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
8.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Centrum - 2' gelden de bouwvoorschriften zoals aangegeven in Artikel 35.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
- voor de percelen Gierstraat 44 en Gierstraat 64 is loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel niet toegestaan, maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 8.1.1 en horeca categorie 1 toestaan;
- het bepaalde in lid 8.1.2 onder b en toestaan dat de functies op de begane grond worden voortgezet op de overige verdiepingen bij adressen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 van de regels;
- het bepaalde in lid 8.1.1 om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- het bepaalde in lid 8.1.3 sub c ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
- effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Centrum - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
9.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Centrum - 3' gelden de bouwvoorschriften zoals aangegeven in Artikel 35.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
- prostitutie en seksinrichtingen;
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater, film, muziek- en concertzaal;
- aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca t/m categorie 3 ten dienste van deze voorzieningen;
- bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
10.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel Artikel 35.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 11 Gemengd - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
11.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 12 Gemengd - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
12.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
- Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep; gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 en:
1. functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
2. horeca categorie 1 toestaan;
3. horeca categorie 4 toestaan bij het perceel Spaarne 38.
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
3. de verkeerssituatie ter plaatse;
4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Gemengd - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 3' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
- loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel is niet toegestaan maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.
Artikel 14 Gemengd - 4
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 4' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 38 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 en functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
- effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 15 Gemengd - 5
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
15.2 Bouwregels
Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35. Aanvullend hierop gelden de volgende bouwregels:
Ondergrondse parkeergarage
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-ondergrondse parkeergarage' mag een ondergrondse parkeergarage inclusief hellingbanen en bijbehorende voorzieningen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- de maximale ondergrondse bouwdiepte van de parkeergarage mag niet meer dan 7 meter bedragen;
- de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 meter bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- openbare groenvoorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- een viskraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
- een kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
- een snackbar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - snackbar';
- bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van de functies genoemd in artikel 16.1 onder c, d en e. Voor deze functies gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 35.
Artikel 17 Horeca
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horeca categorie 4;
- bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- bijbehorende voorzieningen, zoals terrassen.
17.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Horeca' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
Artikel 18 Maatschappelijk
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Algemeen
- bibliotheek, buitenschoolse opvang, buurtcentrum, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, levensbeschouwelijke voorzieningen, (openbare) dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, welzijnsinstelling, zorgwoning;
- aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten (categorie 1 en categorie 2) ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
- aan de hoofdfunctie ondergeschikte sportactiviteiten;
- reeds bestaande dienstwoningen;
- bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
Met aanduiding op de verbeelding
- horeca categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 2';
- horeca categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
- bij de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijk 1' zijn tevens toegestaan:
- scholen, jeugdopvang, kinderdagverblijf, uitvaartcentrum, verenigingsleven, zorginstelling;
- aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca t/m categorie 3 ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 40% van het bruto vloeroppervlak;
- onderwijs (basis en voortgezet) en peuterspeelzaalwerk bij de aanduiding 'onderwijs';
- buitenschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' op de verbeelding, voor zover niet gevestigd in het hoofdgebouw;
- een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' op de verbeelding;
- een crematorium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' op de verbeelding;
- een kinderdagverblijf bij de aanduiding 'kinderdagverblijf';
- de bestaande dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning'.
18.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel Artikel 35.
18.3 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde maatschappelijke functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 19 Recreatie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een clubgebouw ten behoeve van verenigingen;
- bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen,warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
19.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Recreatie' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- stacaravans.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie' zonder een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- het aanleggen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en / of kappen van bos of andere houtgewassen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- Het verbod als bedoeld in dit lid is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
Artikel 20 Tuin - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- een verbindingstunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
- bijbehorende voorzieningen zoals erkers, carport en een berging.
20.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen voorzover deze gelegen zijn op of voor de voorgevelrooilijn. Achter de voorgevelrooilijn mogen afscheidingen een hoogte hebben van 2 meter;
- de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.
Woonschepenhaven (Waarderhaven)
Voor gronden gelegen langs de Industrieweg, ter hoogte van de woonschepenhaven, gelden de volgende bouwregels:
- bergingen mogen maximaal 32 vierkante meter zijn en een maximale bouwhoogte hebben van 3 meter.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.
Artikel 21 Tuin - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Algemeen
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- (ondergronds of half verdiept) parkeren op bebouwde gronden;
- bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
Met aanduiding op de verbeelding
- garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- een monumentale/waardevolle boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
- parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- alsmede een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
- alsmede een in- en uitrit parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage';
- alsmede een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'kinderdagverblijf';
- carport ter plaatse van de aanduiding 'carport'.
21.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
21.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- bijgebouwen als zelfstandige woning;
- onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.
Artikel 22 Tuin - 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- (ondergronds) parkeren op bebouwde gronden;
- alsmede parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.
22.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
22.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 22.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot 4 meter;
- het bepaalde in lid 22.2.1 en toestaan dat de goot van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;
- het bepaalde in lid 22.2.2 onder c en toestaan dat een dakterras met een grotere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- cultuurhistorische waarden;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.1 onder b. bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken buiten de bebouwing.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 23 Verkeer
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- straten en wegen
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- terrassen;
- een kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
- een viskraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
- een snackbar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-snackbar;
- brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
23.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
Artikel 24 Verkeer - Railverkeer
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- railverkeer;
- rangeerterreinen/emplacement en bijbehorende voorzieningen;
- bouwwerken ten behoeve van railverkeer;
- bij de bestemming behorende wegen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, reclameuitingen, geluidschermen, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
24.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
24.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen ten behoeve van geluidschermen.
Artikel 25 Water
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Algemeen
- waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- waterlopen en waterpartijen;
- verkeer te water;
- waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
- aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers, passantenligplaatsen;
- brugwachtershuisjes;
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en (ondergrondse) kabel- en leidingstroken;
Met aanduiding op de verbeelding
- een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenhaven' is tevens een woonschepenhaven met bijbehorende voorzieningen toegestaan;
- een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenhaven';
- een rondvaartbotenbedrijf met drie boten en wachtlokaal ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' op de verbeelding, waarbij aan gasten die in het bezit zijn van een kaartje en die wachten op de eerstvolgende rondvaart alcoholvrije dranken en etenswaren mogen worden verstrekt tijdens de openingstijden van het rondvaartbedrijf;
- alsmede wonen op een woonschip, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast ter plaatse van de aanduidingen 'woonschepenligplaats' en 'woonschepenhaven.
25.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
25.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- het gebruik van een woonschip voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken:
- als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
- van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
- van gronden en bouwwerken voor het parkeren van motorvoertuigen.
Artikel 26 Wonen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Algemeen
- wonen in woningen, begeleid wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
- bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen;
Met aanduiding op de verbeelding
- ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in Artikel 18;
- wonen in zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- alsmede buitenschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang';
- alsmede een kinderdagverblijf bij de aanduiding 'kinderdagverblijf';
- alsmede een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- alsmede een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'aannemersbedrijf';
- alsmede opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- ateliers ter plaatse van de aanduiding 'atelier' op de verbeelding;
- een ondergrondse parkeergarage met bijbehorende voorzieningen en toegangen alsmede voor bergingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
- alsmede een bestaande in- en uitrit parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage'.
26.2 Bouwregels
- Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
- In afwijking van het bepaalde onder a. is per bouwvlak één woning van maximaal 400 m³ toegestaan bij de percelen:
Hyacintenlaan 1-5 (oneven) |
Hyacintenlaan 51-55 (oneven) |
Marcelistvaart 1-3 (oneven) |
Marcelistvaart 7/9 |
Regentesselaan 5 |
26.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk.
Strijdig gebruik:
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
Artikel 27 Leiding - Hoogspanning
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit, inclusief een strook grond van 5 m ter weerszijden van de as van de leiding;
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
27.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' gelden de volgende regels:
- op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van hoogspanningsverbindingen worden gebouwd;
- op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
- voorafgaand aan de aanvraag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- die vallen onder de Wet informatie-uitwisseling Boven- en Ondergrondse Netten.
- De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 28 Leiding - Water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een ondergrondse drinkwaterleiding en een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
- bij de dubbelbestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde'.
28.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht, onder de voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- De werken of werkzaamheden als bedoeld in 28.4 zijn slechts toelaatbaar, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 29 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. De dubbelbestemming waarde - Archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing.
Voor zover de dubbelbestemming Waarde -archeologie geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie voorrang krijgt tenzij tevens de dubbelbestemming Waterkering van kracht is. In dat geval krijgt de dubbelbestemming Waterkering voorrang.
29.2 Bouwregels
- In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1A' zijn geen bouwwerken toegestaan, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze bouwwerken noodzakelijk zijn;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 0 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2A' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 250 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5A' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' gelden geen bijzondere regels betreffende 'Waarde - Archeologie'.
- Indien uit een waardestellend archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden worden verstoord door het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 29.2 onder 1 de volgende voorschriften worden verbonden;
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
- Het bepaalde in lid 29.2 onder 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
29.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
29.4 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder 1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, voor zover de bodemverstorende werkzaamheden ten behoeve van de aanleg daarvan een oppervlak hebben van 25 m² of meer;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het slopen van een bouwwerk in gemeentelijk of rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 29.2 die voor die gronden van toepassing zijn. Ter plaatse van de categorie 1a is altijd een aanlegvergunning nodig;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 29.4 bedoeld, is verleend;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
- de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- Ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 29.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 30 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
30.2 Bouwregels
In aanvulling en met voorrang op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:
bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
- gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
- voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven, voor zover gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied;
e1.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Het college is bevoegd een latere aanpassing aan het pand als authentiek dan wel waardevol te beschouwen. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld geldt het volgende. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden terug gebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst. |
goothoogte / bouwhoogte / bebouwingspercentage / ondergronds bouwwerk
- ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte (m)' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
- Voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande goothoogte gehandhaafd te blijven;
- ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte (m)' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
- Voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
- ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient binnen de aangegeven bouwhoogten te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'minimum-maximum goot- en bouwhoogte' dient binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
- de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;
kap / nokrichting / vorm
- ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting , kap of dakvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen.
- behoudens het bepaalde in sub l en m mag boven de goothoogte uitsluitend worden afgedekt met een kap waarvan:
- de maximum hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de (maximum) goothoogte;
- de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen;
dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlakworden opgericht, mits:
- de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
- de onderzijde van de dakkapel:
- minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
- in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;
- de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
- de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt.
- bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.
dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
- de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
- de onderzijde van de dakkapel:
- minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
- in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
- de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
- de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 m bedraagt. In geval van een dwarskap bedraagt de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 2,5 m;
- bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.
dakterras
- een dakterras is toegestaan, mits:
- gesitueerd op een aan- of uitbouw;
- het dakterras van binnen uit wordt ontsloten;
- privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
- de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15m bedraagt;
- de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
- voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
- er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking
- collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking zijn toegestaan mits:
- niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
- op een schuin dak de collectoren of de panelen:
- aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
- in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
- dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
- op een plat dak de afstand tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collector of het paneel;
- de collector of het paneel één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.
30.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
30.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
gevelindeling
- het bepaalde in lid 2 onder e. en toestaan dat de gevelindeling gewijzigd wordt, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft.
kap
- het bepaalde in lid 2 onder r. en s. en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het (historisch) daklandschap betreft.
dakopbouw
- het bepaalde in lid 2 onder s. en toestaan dat de goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
- het gebouwen betreft die niet zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduidingen 'orde 1' en 'orde 2';
- de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum ) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
- gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
- de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naast gelegen hoofdbebouwing ligt;
- de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 meter tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden of recht wordt opgetrokken binnen de contour;
dakkapellen
- van het bepaalde in lid 2 onder t. en u. en toestaan dat:
- een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet geplaatst wordt;
- een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de nok geplaatst wordt;
- de afstand tot de dakvoet meer dan 1,0 meter bedraagt;
- een dakkapel in of binnen 0,9 meter van de zijkant van het dakvlak geplaatst wordt;
- een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 meter.
dakkapellen in het voordakvlak of een naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- het bepaalde in lid 2 onder t. en toestaan dat op gebouwen die voorzien zijn van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dakkappellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak mogen worden opgericht, mits:
- de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
- de onderzijde van de dakkapel:
- minimaal 0,5 m en maximaal 1 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
- in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;
- de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
- de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt;
- bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.
- het bepaalde in lid 2 onder t., voor zover de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' niet van toepassing is, en toestaan dat:
- een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 m;
- een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt.
dakkapellen in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak/dakdoorbreking tussen twee aaneengesloten gebouwen
- het bepaalde in lid 2 onder f t/m o. en onder u. en toestaan dat een gootverhoging ten behoeve van een dakdoorbreking of dakkapel tussen twee aaneengesloten gebouwen is toegestaan, mits:
- geplaatst in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
- de bovenzijde van de dakuitbreiding niet hoger is dan de bouw/ nokhoogte van naastgelegen gebouw - 0,5 m;
- de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de diepte van het hoofdgebouw;
- wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 m gemeten vanaf de voor- en achtergevel;
- de afstand van de bovenzijde van de dakdoorbreking tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt.
dakterras
- het bepaalde in lid 2 onder f t/m o. en onder v. en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
- de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20m;
- de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
- de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst;
- indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak kan van het bovengestelde worden afgeweken;
- het bepaalde in lid 2 onder v. en een dieper dakterras toestaan, mits gesitueerd op een aanbouw in de rooilijn, voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,5 m aan de zijde van de openbare weg.
samenvoegen (parcellering)
- het bepaalde in lid 2 onder c. en toestaan dat gebouwen worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
- niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd met uitzondering van gebouwen met de bestemming centrum;
- de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 15 m is;
- de individuele voorgevels van de gebouwen intact blijven;
- de samenvoeging omkeerbaar is;
- door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt;
- de scheidingsmuur niet geheel wordt verwijderd;
- er geen sprake is van een gang, steeg of ozendrop tussen de panden.
Aanvullend gelden voor gebouwen met de 'specifieke bouwaanduiding orde 2', waarop ook de dubbelbestemming 'Waarde - bouwhistorie' van toepassing is, de volgende bepalingen:
- de historische bouwmuur dient voor ten minste de helft behouden te blijven;
- vanaf de voorgevelrooilijn een muurvlak behouden blijft met een breedte van minimaal de helft van de hoogte van de betreffende muur;
- van de muur boven de te maken doorbraak over de gehele lengte minstens 50 cm onder het constructieve plafond behouden blijft;
- elke afzonderlijke doorbraak niet breder is dan 2 meter;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouwhistorische waarden van het bouwwerk;
- het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen onder 8 tot en met 12 als door middel van bouwhistorisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen bouwhistorische waarden in het geding zijn.
onderdoorgang/overbouwing
- het bepaalde in lid 2 onder d. en een onderdoorgang/overbouwing toestaan, mits de maximum breedte niet meer bedraagt dan 3 m.
afwijkingscriteria
Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 30.4 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de bezonningssituatie;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 31 Waarde - Bouwhistorie (Dubbelbestemming)
31.1 Bestemmingsomschrijving
31.2 Bouwregels
- In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing met de dubbelbestemming 'waarde - bouwhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen, dan wel de bouwkundige onderdelen geheel of gedeeltelijke te verwijderen of te veranderen;
- de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien mede uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de bouwhistorische waarden van het bouwwerk niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord;
- alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de mogelijke verstoring van bouwhistorische waarden. Het inwinnen van advies blijft achterwege als evident is dat er geen sprake is van aantasting van bouwhistorische waarden;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen en voortvloeien uit het gebruik overeenkomstig de bestemming.
- Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.2 sublid 1 onder a kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarde verbinden:
- de verplichting tot het documenteren van het pand of de bouwkundige onderdelen die geheel of gedeeltelijk worden gesloopt, verwijderd of veranderd. Deze bouwhistorische documentatie dient te worden uitgevoerd op basis van de Richtlijn Bouwhistorisch Onderzoek (RCE2009) dan wel op basis van een specifiek programma van eisen. Het bevoegd gezag dient de bouwhistorische rapportage goed te keuren, voordat aangevangen kan worden met de uitvoering van de omgevingsvergunning.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 31.2 sublid 1 onder b, indien toepassing hiervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
32.1 Bestemmingsomschrijving
32.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op de gronden met de bestemming 'waarde- cultuurhistorie' niet mag worden gebouwd, met uitzondering van:
- het realiseren van bouwwerken overeenkomstig het van toepassing zijnde bestemmingsplan genoemd in sublid 32.1.1;
- verbouwing of vervanging van bestaande legale bouwwerken waarbij de afmetingen, voor zover afwijkend van de bouwmogelijkheden van het van toepassing zijnde bestemmingsplan genoemd in sublid 32.1.1, gehandhaafd mogen blijven.
32.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarde;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
32.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 en toestaan dat wordt gebouwd in afwijking van de bouwregels van de andere bestemming, mits de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het scheuren van grasland;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- De aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische waarden van het gebied.
Artikel 33 Waterstaat - Waterkering
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en onderhoud van deze waterkering, waarbij de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland in acht moet worden genomen.
33.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht ten dienste van de genoemde bestemming.
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- het belang van de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
- door de aanvrager daarover advies van het hoogheemraadschap van Rijnland is verkregen;
- bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 34 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 35 Algemene Bouwregels
Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:
35.1 Bouwregels
35.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- cultuurhistorische waarden.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
dakkapellen
- het bepaalde in sublid 35.1.1 onder i en toestaan dat:
- een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet of noklijn geplaatst wordt;
- een dakkapel meer dan 1 meter boven de dakvoet geplaatst wordt;
- een dakkapel in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- een dakkapel aan de voorzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
- een dakkapel aan de achterzijde een breedte heeft over het gehele dakvlak.
- de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel hoger wordt dan 1,5 m;
dakopbouw
- de contour zoals bepaald in sublid 35.1.1 onder j en toestaan dat:
- de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 35.1.1 en toestaan dat de goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, als:
- de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak.
dakterrassen
- het bepaalde in sublid 35.1.2 onder e en f en toestaan dat:
- de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
- de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
- de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
- ten aanzien van het bepaalde in sub 1 en 2 geldt aanvullend dat indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak er van deze bepalingen kan worden afgeweken.
- een dakterras aan de voorzijde is toegestaan.
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- cultuurhistorische waarden;
- de bezonning.
Artikel 36 Algemene Gebruiksregels
36.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- prostitutie en seksinrichtingen, tenzij op de verbeelding is toegestaan;
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 37 Algemene Aanduidingsregels
37.1 Geluidzone - industrie
37.2 Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven
37.3 Overige zone - herziening planregels 1 (correctie regels)
37.4 Overige zone - herziening planregels 2 (correctie regels)
37.5 Overige zone - herziening planregels 3 (correctie regels)
37.6 Overige zone - herziening planregels 4 (correctie regels)
37.7 Overige zone - herziening planregels 5 (BEVI-inrichtingen)
37.8 Overige zone - herziening planregels 6 (Wonen, snippergroen, flitsbezorging, parkeren, binnenplanse ontheffing)
37.9 Overige zone - herziening planregels 7 (Egelantier)
37.10 Overige zone - herziening planregels 8 (Waarderpolder, bestemming Verkeer)
37.11 Overige zone - herziening planregels 9 (Waterkering - vervallen)
37.12 Overige zone - herziening planregels 10 (Woonschip)
37.13 Overige zone - herziening planregels 11 (Tuin 1 Tjaden)
37.14 Overige zone - herziening planregels 12 (Wijngaardtuin)
37.15 Overige zone - herziening planregels 13 (Aanvullende bepaling Beschermd Stadsgezicht)
37.16 Overige zone - herziening planregels 14 (Gevelindeling)
Artikel 38 Algemene Afwijkingsregels
38.1 Afwijken van de regels algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
- van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
- er geen achterom aanwezig is bij de woning;
- de hoogte van de voorziening maximaal 1,3 m mag bedragen;
- de oppervlakte van de voorziening maximaal 4 m² mag bedragen.
38.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 38.1 onder a tot en met e nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- cultuurhistorische waarden.
Artikel 39 Overige Regels
39.1 Parkeren, laden en lossen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
40.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 40.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
40.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 40.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
40.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 40.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
40.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 40.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
40.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 40.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem'.
Bijlage 1 Voorschriften Bedrijventerrein Waarderpolder
bijlage 1 voorschriften Bedrijventerrein Waarderpolder
Bijlage 2 Kaart Zichtvelden
Bijlage 3 Zoneringslijst
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.
Toepassing milieuzonering
Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.
Gebiedstypering
Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).
Typologie | Omschrijving | Maximaal toegestane bedrijfscategorie | |||
A | Wonen | ||||
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid | Dichtheid < 40 w/ha | B | |||
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid | Dichtheid = 40 w/ha | B | |||
Flatwijk | = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen | B | |||
Stedelijke centra | Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra | C | |||
B | Werken | ||||
Corridors/ Gemengd gebied | Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. | C | |||
Bedrijvigheid | Bedrijven geconcentreerd in een gebied | 3 of 4 | |||
C | Natuur en recreatie | ||||
Stadsnatuur | Alle stedelijke parken en plantsoenen | n.v.t. | |||
Dagrecreatie | Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag | Recreatiegebonden | |||
Buitengebied/ natuurontwikkeling | Landelijke gebied met en zonder woningen | B (gebiedsgebonden) |
Ad A Wonen
Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.
Ad B Werken
Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.
Ad C Natuur en recreatie
Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.
Bedrijvenlijst
De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.
Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.
Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SBI- code | OMSCHRIJVING | Categorie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2223 | Grafische afwerking | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2223 | Binderijen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 | VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - < 10 MVA | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - blokverwarming | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | - < 1 MW | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1.000 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5020.4 | Autobeklederijen | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5020.5 | Autowasserijen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | - algemeen | C | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | - indien b.o. < 2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153.4 | zand en grind: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153.4 | - indien b.o. =< 200 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | - algemeen | C | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | - indien b.o. =<2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | Switchhouses | B |
Gebruikte afkortingen en tekens:
< kleiner dan
> groter dan
= gelijk aan
=< kleiner dan of gelijk aan
b.o. bedrijfsoppervlak
cat. categorie
e.d. en dergelijke
n.e.g. niet elders genoemd
p.o. productieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
Bijlage 4 Begane Grondfuncties Toegestaan Op De Verdiepingen
- Grote Houtstraat 1A en 1B (tegenwoordig geadresseerd als de Grote Markt 16 wat betreft museum De Hallen)
- Grote Markt 13
- Grote Markt 16
- Kleine Houtstraat 22
- Koningstraat 20
- Kruisstraat 31
- Zijlstraat 56-58