Zomerzone Noord
Bestemmingsplan - Haarlem
Vastgesteld op 20-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden-beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met een maximum van 35 procent van het bruto vloeroppervlak (bvo) en met een maximum van 50 vierkante meter.
1.2 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.6 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.10 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.11 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.12 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.13 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.15 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.16 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.17 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.18 bergbezinkbassin:
vuilreducerende randvoorzieningen in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0392.BP3080002 met de bijbehorende regels.
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.23 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwhoogte:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.28 bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak (VVO) van minimaal 1000 meter, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.34 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.35 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.36 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.37 dakopbouw:
een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.
1.38 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.40 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.
1.41 gastouderopvang
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met een maximum van 35 procent van het bruto vloeroppervlak (bvo) en met een maximum van 50 vierkante meter.
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44 horeca 1:
een horecabedrijf met als hoofdactiviteit het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren, zoals onder andere een koffie-/theehuis, ijssalon, croissanterie, lunchroom, dagcafé, dagrestaurant en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.
1.45 horeca 2:
een horecabedrijf met als hoofdactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van dranken zoals een restaurant, café, cafetaria, snackbar, of gelijkwaardige horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.
1.46 horeca 3:
een horecabedrijf met als hoofdactiviteit het verstrekken van dranken, zoals een discotheek, bar-dancing of gelijkwaardige horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.
1.47 horeca 4:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
1.48 horeca 5:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en gelijkwaardige horecabedrijven.
1.49 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.50 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.51 kap
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.
1.52 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.53 kiosk:
klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.
1.54 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.55 lessenaarsdak
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, die onder een zekere helling is aangebracht.
1.56 natuurwaarden:
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
1.57 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.58 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.
1.59 plan:
het bestemmingsplan 'Zomerzone Noord' van de gemeente Haarlem.
1.60 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.61 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.62 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.63 standplaats:
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
- a. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
- b. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.
1.64 straatmeubilair:
andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speelvoorzieningen, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen van
1.65 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.66 verkooppunt van motorbrandstoffen:
een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
1.67 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.68 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.69 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.70 wet:
1.71 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.72 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.73 woonwagenstandplaats:
een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.74 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
- a. afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- b. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
- c. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- d. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
- e. de goothoogte bij dakkapellenen gedeeltelijke geveloptrekkingen:
indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of gedeeltelijke geveloptrekkingen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de hoogte vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel of geveloptrekking als goothoogte aangemerkt;
- f. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
vanaf het peiltot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer;
- g. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- h. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- i. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
- j. breedte dakvlak bij dakdoorbreking:
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur en landschappelijke waarden van de gronden;
- c. recreatief medegebruik;
- d. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Agrarisch met natuur- en landschapswaarden' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- c. wonen, anders dan wonen in een bedrijfswoning;
- d. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- e. kampeerterrein.
3.4 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunningvereist:
- a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- e. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
- f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie categorie A en B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst.
- b. bij de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool' het naast bedrijfsmatige activiteiten tevens uitoefenen van een sportschool;
- c. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- d. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
4.2 Bouwregels
4.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
4.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2.1 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- c. wonen, anders dan wonen in een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 2.4.e bijlage 1 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;
- d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 5 Centrum - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Centrum -1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
5.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2.1 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd.
dakkapellen
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub h en toestaan dat:
- a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
- b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.
kap en dakvorm
- 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i en toestaan dat:
- a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
- b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok;
- c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak.
dakterrassen
- 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en j en toestaan dat:
- a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
- b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- 5. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kinderboerderij;
- b. aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten van categorie 1 ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 40% van het bruto vloeroppervlak;
- c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
7.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd.
dakkapellen
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub h en toestaan dat:
- a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
- b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.
kap en dakvorm
- 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i en toestaan dat:
- a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
- b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok
- c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak.
dakopbouw
- 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de contour zoals bepaald in lid 2 sub k en toestaan dat:
- a. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- b. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- c. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.
dakterrassen
- 5. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en n en toestaan dat:
- a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
- b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- 6. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. verslavingszorg;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
8.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
8.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd.
dakkapellen
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub h en toestaan dat:
- a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
- b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.
kap en dakvorm
- 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i en toestaan dat:
- a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
- b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok;
- c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak.
dakopbouw
- 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de contour zoals bepaald in lid 2 sub j en k en toestaan dat:
- a. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- b. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- c. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.
dakterrassen
- 5. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en n en toestaan dat:
- a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
- b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;
- 6. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
9.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
9.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd. kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b.
dakkapellen
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub h en toestaan dat:
- a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
- b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.
kap en dakvorm
- 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i en toestaan dat:
- a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
- b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok;
- c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak. .
dakopbouw
- 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de contour zoals bepaald in lid 2 sub j en k en toestaan dat:
- a. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- b. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- c. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.
dakterrassen
- 5. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en n en toestaan dat:
- a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
- b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;
- 6. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 10 Gemengd - 5
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. dienstverlening;
- c. bedrijven die in de bij deze regel behorende zoneringslijstvallen onder categorie A en B, voor zover passend binnen de bestemming;
- d. maatschappelijk zoals genoemd in artikel 12 lid 1 sub a;
- e. wonen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' vanaf de eerste verdieping;
- f. horeca tot en met categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- g. parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- h. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, ondergrondse of halfverdiepte parkeervoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen van, voorzieningen voor de waterhuishouding.
10.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 5' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder g en f en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
- d. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten,voorzieningen van, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
11.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Groen' mogen bouwwerken worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
- b. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7,0 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheek, buitenschoolse opvang, buurtcentrum, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, levensbeschouwelijke voorzieningen, openbare dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, verenigingsleven, welzijnsinstelling.
- b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 40% van het bruto vloeroppervlak;
- c. horeca tot en met categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- d. kinderdagverblijf ter plaatse van de 'specifieke vorm van maatschappelijk kinderdagverblijf';
- e. zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding zorgwoning';
- f. speelvoorzieningen na schooltijden ter plaatse van de aanduiding speelvoorzieningen';
- g. begraafplaats ter plaats van de aanduiding 'begraafplaats';
- h. parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- i. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
12.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
12.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven bouwhoogten voor bouwwerken ten behoeve van duurzame energie.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. verslavingszorg;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid en andere maatschappelijke voorzieningen toestaan, mits vermeld in de zoneringslijst onder categorie a of b en die naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen aan de maatschappelijke voorzieningen genoemd in het eerste lid onder a.
Artikel 13 Recreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie, speelvoorzieningen;
- b. volkstuin ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
- c. gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Recreatie' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
13.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en ten behoeve van één volkstuin een gebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 m met een maximum oppervlakte van 4 m2.
- 2. Het bevoegd gezag gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- c. gebouwen als zelfstandige woning;
- d. stacaravans.
13.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie' zonder een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- e. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en / of kappen van bos of andere houtgewassen;
- f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- 2. Het verbod als bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. verenigingsleven;
- c. aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden horeca en maatschappelijke activiteiten ten dienste van deze voorzieningen. Deze ondergeschikte functie mogen gezamenlijk tot maximaal 40% van het bvo innemen;
- d. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport; antenne-installaties.
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Sport' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
14.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 15 Tuin - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing;
- b. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- c. waterlopen en waterpartijen.
15.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
- b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
- c. de hoogte van andere bouwwerken' mag niet dan 3 m bedragen;
- d. de gronden mogen voor niet meer dan 20% bebouwd worden tot een maximum van 15 m2.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder b en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 16 Tuin - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing;
- b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- c. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- d. ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
- e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de hoofdbestemming;
- f. bijbehorende waterlopen en waterpartijen.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
16.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.3 sub a onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. prostitutie en seksinrichtingen;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 17 Tuin - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- c. parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de hoofdbestemming;
- e. bijbehorende waterlopen en waterpartijen.
17.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
17.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub a onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. prostitutie en seksinrichtingen;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
- b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- c. in- en uitrit parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage';
- d. fly-over uitsluitend ter plaats van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fly-over';
- e. tunnel ter plaats van de aanduiding 'tunnel';
- f. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- g. openbaar vervoerstation ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation';
- h. kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kiosk';
- i. standplaatsen;
- j. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
18.3 Afwijken van de bouwregels
voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 2 en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
- a. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
- b. de hoogte van de voorziening mag maximaal 1,3 m bedragen;
- c. de oppervlakte van de voorziening mag maximaal 4 m² bedragen;
- d. op het trottoir een breedte van minimaal 1,5 m overblijft ten behoeve van weggebruikers.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
- 1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. verkeer te water;
- d. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- e. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
- f. aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers, ligplaatsen, passantenligplaatsen;
- g. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten.
19.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
bouwhoogte
- a. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 5 m² bedragen;
- b. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 9m bedragen;
- c. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 1,5 m bedragen;
- d. de bouwhoogte van bijbehorende voorzieningen mag niet meer dan 3 m bedragen;
- e. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen;
steiger
- f. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
- g. de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
- 1. 2,5 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
- 2. 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
- b. als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
- c. als ligplaats voor woonschepen;
- d. prostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of gastouderopvang;
- b. garageboxen of inpandige parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- c. parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- d. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, ondergrondse of halfverdiepte parkeervoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
20.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
20.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd.
dakkapellen
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub j en toestaan dat:
- a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
- b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
- c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.
kap en dakvorm
- 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub k en toestaan dat:
- a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
- b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok
- c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak.
dakopbouw
- 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de contour zoals bepaald in lid 2 sub l en toestaan dat:
- a. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- b. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
- c. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.
dakterrassen
- 5. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en p en toestaan dat:
- a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
- b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;
- 6. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- c. bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen- woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen;
- b. tuinen en erven;
- c. bergingen en sanitaire ruimten;
- d. bijbehorende voorzieningen, zoals erfafscheidingen.
21.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen - woonwagenstandplaatsen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
21.3 Nadere eisen
- 1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van woonwagens, bijgebouwen en 'andere bouwwerken'.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van deze nadere eisen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
- b. het gebruik als opslag-, laad-, en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
- c. wonen, anders dan wonen in een een woonwagen;
- d. prostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 22 Leiding - Gas
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse gastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar en een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
- b. bij de dubbelbestemming behorende 'andere bouwwerken'.
22.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - gas' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
22.4 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunningvereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- 3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 23 Leiding - Hoogspanning
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150 kV en een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
- b. bij de dubbelbestemming behorende 'andere bouwwerken'.
23.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - hoogspanning ' mogen uitsluitend 'andere' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
23.4 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- 3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 24 Leiding - Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse watertransportleiding met een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
- b. bij de dubbelbestemming behorende 'andere bouwwerken'.
24.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
24.4 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunningvereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- 3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 25 Waarde - Archeologie
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
25.2 Bouwregels
- 1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 1A zijn geen bouwwerken toegestaan, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze bouwwerken noodzakelijk zijn;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 2 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 4 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, een archeologisch rapport te overleggen.
- 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. het doen van opgravingen;
- c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
25.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
25.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waardente verwachten zijn;
- b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
25.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunningvereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- b. dan wel de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de categorie 'Waarde - archeologie' genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
- e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waardenaanwezig zijn;
- b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologischevan de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologischdeskundige.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksverboden in dit plan indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsbepalingen voor de bouw van voorzieningen van, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
- e. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers en buitentrappen tot een maximum van 2 m;
- f. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 2, sub a tot en met f voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. bestaande monumentale waarden.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
28.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen met in achtneming van de volgende regels:
- a. naar Cultuur en ontspanning (Speeltuin), Groen, Tuin-1, Tuin - 2, Tuin - 3, Verkeer en Wonen overeenkomstig bijlage 2van de regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' dient minimaal één parkeerplaats per woning gerealiseerd te worden.
- c. het bouwplan moet voldoen aan de parkeernormen uit de Haarlemse Bouwverordening.
28.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2', wijzigen met in achtneming van de volgende regels:
- a. naar 'Maatschappelijk' zoals in artikel 12 lid 1 sub a van deze regels;
- b. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
- c. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer dan 25% bedragen;
- d. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
- e. het bouwplan moet voldoen aan de parkeernormen uit de Haarlemse Bouwverordening.
28.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 3
Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3', wijzigen met in achtneming van de volgende regels:
- a. naar 'Gemengd - 5' zoals in artikel 10 lid 1;
- b. de bouwhoogte mag niet meer 45 m bedragen;
- c. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
- d. het bouwplan moet voldoen aan de parkeernormen uit de Haarlemse Bouwverordening.
28.4 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen bij de wijzigingsbevoegdheden aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
29.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
29.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
29.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
29.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
29.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Zomerzone Noord.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Afbeelding 1: Ligging van het bestemmingsplangebied
1.1 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied Zomerzone Noord ligt ten oosten van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van 151 ha. Het wordt aan de zuidzijde begrensd door de Leonard Springerlaan en de Zomervaart, aan de westzijde door de Herensingel, aan de noordzijde door Amsterdamsevaart. Aan de oostzijde loopt de grens globaal achter de bebouwing aan het Liewegje en de oostelijke bebouwingsgrens van Zuiderpolder.
Afbeelding 2: grenzen bestemmingsplangebied Zomerzone Noord
1.2 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
Voor het plangebied Zomerzone Noord zijn enkele redenen om een nieuw bestemmingsplan te maken:
- 1. Er zijn verouderde bestemmingsplannen van kracht en voor een deel van het plangebied geldt zelfs geen enkel bestemmingsplan.
- 2. Binnen het plangebied is een aantal bouwprojecten in voorbereiding.
- 3. Planologisch wordt ruimte gereserveerd voor ontwikkelingen ter plaatse van DSK.
- 4. In het gebied is in het verleden een aantal malen een vrijstelling verleend op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze zijn in het bestemmingsplan meegenomen.
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Zomerzone Noord bestaat uit een verbeelding (=plankaart), regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. De regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en plankaart. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige ontwikkeling van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuhygiënische aspecten.
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Zomerzone Noord is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur, de voortzetting van het huidige gebruik en de bestaande bouwmogelijkheden vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De plankaart en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden.
Tweede doel van het bestemmingsplan is aan te geven waar ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan behoeft te worden aangepast.
Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, maar dat bovenal duidelijk is aangegeven, dat consolideren geen stilstand betekent. Daar waar dit mogelijk en verantwoord is, wordt een bestemmings- of bouwverruiming toegepast.
1.4 Geldende Planologische Regelingen
Binnen het plangebied Zomerzone Noord gelden de volgende bestemmingsplannen (aangevuld met de zogenaamde 'aanvullende bebouwingsvoorschriften' uit 1974):
Tabel 1: vigerende bestemmingsplannen
Nr. | Naam van het plan | Vastgesteld | Goedgekeurd | ||
305 | Oude Amsterdamse Buurt | 2-5-1973 | 30-7-1974 | ||
305-A | Oude Amsterdamse Buurt Vaststelling partiële herziening 1 | 18-5-1983 | 22-11-1983 | ||
306bp001 | Triangel Nieuwe Amsterdamse buurt | 19-8-1998 | 5-11-1998 | ||
307-1 | Uitbreidingsplan Afronding Haarlem Zuid-Oost gedeelte E | 29-11-1950 | 19-9-1951 | ||
307-2 | Uitbreidingsplan Afronding Haarlem Zuid-Oost gedeelte D | 20-12-1950 | 14-11-1951 | ||
307-3 | Uitbreidingsplan Afronding Haarlem Zuid-Oost gedeelte E | 14-5-1952 | 17-12-1952 | ||
307-4 | Uitbreidingsplan Geertruida Carelsenstraat | 2-12-1964 | 13-7-1965 | ||
307-5 | Uitbreidingsplan Zomerkade-hoek Prins Bernhardlaan | 28-10-1964 | 8-5-1965 | ||
307-6 | Uitbreidingsplan Zuid-Oost | 25-4-1934 | 10-4-1935 | ||
308-1 | Uitbreidingsplan Parkwijk | 21-11-1956 | 25-9-1957 | ||
309-4 | Zuiderpolder | 20-3-1985 | 15-2-1986 | ||
309bp001 | Uitwerkingsplan Zuiderpolder-Noord | 21-10-1997 | 28-1-1998 | ||
309bp002 | Planherziening Zuiderpolder-Noord | 11-3-1998 | 12-6-1998 | ||
309-13 | Uitwerkingsplan Woongebied Zuiderpolder | 14-3-1995 | 1-84-1995 | ||
311-2 | Uitbreidingsplan Dubbele Buurt | 27-6-1934 | 3-10-1934 | ||
313-1 | Uitbreidingsplan Zuid-Oost | 12-6-1935 | 25-9-1935 |
Voor een deel van het plangebied geldt geen enkel bestemmingsplan. Binnen deze laatste gebieden zijn de 'stedenbouwkundige voorschriften' van de Haarlemse Bouwverordening van kracht.
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Zomerzone Noord zullen de in het schema genoemde plannen hun rechtskracht verliezen, voor zover ze in het plangebied liggen. Uitsluitend het deel dat binnen het plangebied ligt, wordt vervangen door het bestemmingsplan Zomerzone Noord. Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een vrijstelling op basis van art. 19 WRO procedures of projectbesluiten mogelijk gemaakt. Deze zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
1.5 Bestemmingsplanprocedure
Het bestemmingsplan Zomerzone Noord doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het conceptontwerp- bestemmingsplan is door het college van burgemeester en wethouders vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Tevens is in het kader van participatie overleg gevoerd met de betrokken wijkraad in het plangebied . De gemaakte opmerkingen van de wijkraad en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg, kunnen leiden tot aanpassing van het conceptontwerpbestemmingsplan.
Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging conform art 3.8 Wro. Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente organiseert in deze periode een informatiebijeenkomst over het nieuwe bestemmingsplan.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.
Hoofdstuk 2 gaat in op de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de huidige structuur. In hoofdstuk 3 worden de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten beschreven. Het betreft zowel gebiedsgerichte als thematische beleidsdocumenten. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig art. 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.
In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe de inventarisatie van de bestaande situatie, de beleidsdocumenten, en onderzoeken zoals beschreven in de hoofdstukken 2, 3 en 4 vertaald zijn naar concrete ruimtelijk- functionele uitgangspunten.
Hoofdstuk 6 geeft aan welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen.
In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de inspraak en participatie en wordt tevens de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven. De resultaten van de inspraak en het vooroverleg (art. 3.1.1 Bro) zijn opgenomen in de bijlagen. Dit deel van hoofdstuk 7 wordt geschreven na afronding van inspraak en vooroverleg en is daarom pas in het ontwerpbestemmingsplan aanwezig.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Historische Schets
Prestedelijke ontwikkeling
Dit gebied tussen de Zomervaart en de Amsterdamse Trekvaart maakte deel uit van het grotere veengebied tussen het Spaarne en het Haarlemmer Meer. Hoewel dit gebied al ver voor onze jaartelling bewoning en gebruik kende, vindt de eigenlijke ontginning van het veen plaats in de 9de en 10de eeuw. Met een stelsel van waterlopen wordt het overtallige water dan afgevoerd naar bestaande waterlopen en rivieren. In dit geval zijn dat het Spaarne en de Liede. De belangrijkste waterloop was de verbinding tussen die twee: de Zomervaart en in het verlengde daarvan de Fuikvaart.
De oorspronkelijke verkaveling met een regelmatig patroon van sloten is nog enigszins herkenbaar in de buurt van het Liewegje, de niet verstedelijkte oostrand van dit gebied.
De ontginning van het veen had echter tot gevolg dat de bodem sterk ging inklinken en dat het noodzakelijk werd om het waterpeil kunstmatig op peil te houden met molens en lage dijken. Dit veenontginningsgebied werd – zoals ook de aangrenzende gebieden – een veenpolder. Vanaf het midden van de 15deeeuw ontstaat er dan een stelsel van polders tussen het Spaarne en het Haarlemmer Meer. Met het graven van de Amsterdamse Trekvaart in 1631-1632 krijgt dit gebied dan steeds meer zijn huidige contouren: ten noorden van de Trekvaart de Veerpolder en ten zuiden daarvan de Zuiderpolder.
Het gebruik is voornamelijk als landbouwgrond. Alleen in het meest westelijk deel van de Zuiderpolder direct grenzend aan de stadsommuring is er al in een vroeg stadium sprake van een ontwikkeling die bepaald werd door de nabijheid van de stad. Daar zijn enkele siertuinen te vinden, scheepswerven, een vuilstortplaats, een 'neeringhrijcke cleerbleeckerije' en het volksschuitenveerhuis met de bijbehorende stallen voor de trekpaarden. Verder kende de Zuiderpolder een tiental boerderijen en enkele molens. Ter plaatse van het huidige Nagtzaamplein stond de molen 'De Bul' en ter hoogte van de Staringstraat stond de molen 'De Koe'. Dan was er ook nog 'De Stadsmolen', later 'Het Kalff' genoemd, in de bocht van de Zomervaart, waar nu het Oosterkerkcentrum is.
Een naam van betekenis was verder het 'Huijs Rustenburgh', een boerenhuis annex herberg ter hoogte van de huidige H.J. Schimmelstraat, gebouwd in 1572-1573 vlak na het beleg van Haarlem op de plek waar de Spanjaarden een belangrijke verdedigingsschans hadden. Jarenlang werd de Zomervaart ook Rustenburgenvaart genoemd.
De belangrijkste bebouwingsconcentratie bevond zich in de zuidwesthoek van de Zuiderpolder, vlakbij de Schalkwijker Poort. Met onder andere een herberg, die tot voor kort nog een opvolger kende met café De Gedienstige Boer aan de Schalkwijkerstraat, en een groepering van woningen, bekend als het Bullehofje, ter plaatse van de huidige Haarlemmermeerstraat. De sterk vooruitspringende rooilijn van de bestaande bebouwing aan de Herensingel verraadt nog altijd die oudere aanleg.
De polder bleef lange tijd een agrarisch gebied. Hoe dunbevolkt de Zuiderpolder was blijkt uit de volkstelling van 1829. Het Haarlemse deel van de polder herbergde toen veertien (boeren)woningen en 96 inwoners. Onder invloed van de toenemende industrialisatie in de 2e helft van de negentiende eeuw, neemt het inwonertal van Haarlem sterk toe. Er ontstaat behoefte aan goedkope arbeiderswoningen. De overheid liet het in eerste instantie aan het particuliere initiatief over om plannen te ontwikkelen. Vanaf 1880 begonnen particulieren terreinen op te kopen ten oosten van de Amsterdamse Poort om woningen te bouwen. Dit was het begin van wat later de Oude Amsterdamsebuurt zou gaan heten. En het was tevens het begin van de bebouwing van het gebied dat de gemeente Haarlem als Zomerzone-Noord betitelt. Het oostelijk gedeelte, vanaf wat nu de van Zeggelenbuurt heet, ligt op grondgebied dat tot 1927 en 1963 de gemeente Haarlemmerliede toebehoorde.
Stedelijke Ontwikkeling
Het plangebied bestaat uit verschillende buurten uit verschillende bouwperioden. Ten westen van de Prins Bernhardlaan ligt de Amsterdamse Buurt waarbinnen onderscheid gemaakt wordt tussen de Oude Amsterdamsebuurt, Potgieterbuurt en van Zeggelenbuurt. Dicht bij de Amsterdamse Poort verrezen vanaf 1883 de eerste woningen (Hofje van Severijnse). Ook aan de Herensingel, Teylerstraat, Haarlemmerliedestraat, Vooruitgangstraat en Zuiderpolderstraat vond woningbouw plaats. De eerste huizen verschilden nauwelijks van die in de oude stadswijken als de Burgwalbuurt. Ze waren klein en gebrekkig.
In de loop der tijd verplaatsten de bouwactiviteiten zich in oostelijke richting. Tot de eerste wereldoorlog kwam de woningbouw vooral op particulier initiatief tot stand. Mede door de Woningwet komen daarna veel meer woningen voor rekening van woningbouwverenigingen. Vooral in de eerste jaren na 1920 gaat de woningbouw met sprongen vooruit. In 1927 was het gebied van de huidige Oude Amsterdamsebuurt en Potgieterbuurt op enkele restpercelen na volgebouwd. De uitbouw vindt verder plaats via de van Zeggelenbuurt in de eerste helft van de jaren '30 van de 20e eeuw. Behalve de ruimere stedenbouwkundige en minder stenige opzet kreeg ook de woningbouw gaandeweg een royaler gezicht. Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog kwam de uitbouw in 1939 voorlopig tot stilstand.
Met de eerste huizenblokken arriveerden de eerste winkeliers. Zij vestigden zich verspreid door de buurt, meestal in hoekpanden. Aanvankelijk kende de Amsterdamse Buurt geen echte winkelstraat. Pas halverwege de jaren '20 van de vorige eeuw en met name na de tweede wereldoorlog begon de Amsterdamstraat tot winkelgebied uit te groeien. Buiten de winkels kwamen er in de Amsterdamse Buurt ook andere voorzieningen zoals café's, scholen en kerken.
Een bombardement in april 1943 bracht aanzienlijke schade met zich mee. Het verhelpen van de oorlogsschade verkreeg prioriteit in de naoorlogse periode. Begin jaren '50 van de vorige eeuw kwam de uitbouw van de van Zeggelenbuurt weer op gang. De woningbouwprojecten werden steeds grootschaliger. Vooral woningbouwverenigingen en beleggingsmaatschappijen brachten de woningbouw weer op gang. Waar voor de oorlog in overwegende mate eengezinswoningen werden gebouwd, werden nu de portiekflats beeldbepalend. Als typische woonbuurt herbergt de van Zeggelenbuurt nauwelijks concentraties van bedrijvigheid. Een uitzondering vormt het stripje bedrijfsunits aan het Geertruida Carelsenpad uit 1961. De voorzieningen concentreerden zich rond het van Zeggelenplein, aan de oostkant van de buurt. Ten zuiden daarvan werd plaats ingeruimd voor het sportveld van DSK. Midden jaren '60 verscheen op de hoek Prins Bernhardlaan/Amsterdamsevaart nog een kantoortoren. Bouwactiviteiten vonden daarna nog plaats aan de oostkant van de Zomerkade. Vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw is onder invloed van de stadsvernieuwing veel oude bebouwing vervangen of gerenoveerd in de Amsterdamse Buurt. De buurt kreeg een nog sterkere woonfunctie waarbij veel bedrijven die niet pasten in het woonmilieu uit de buurt verdwenen. De bebouwing op de kop van de Amsterdamse Buurt bij de Amsterdamse Poort onderging in 1985-1987 een vernieuwing waar woningen, winkels en bedrijven in geïntegreerd werden. Vanaf 1995 heeft structurele aanpak plaatsgevonden van funderingsproblemen in de Oude Amsterdamsebuurt en Potgieterbuurt. Dat heeft geleid tot een aantal compleet vernieuwde straten.
Eind jaren '50 en begin jaren '60 krijgt Parkwijk gestalte. De wijk werd opgezet als zelfstandige eenheid. Dit komt naar voren in het vrij complete voorzieningenniveau. Typerend is de scherpe scheiding tussen woon- en niet-woonfuncties. Het woningbestand bestaat voor tweederde uit etagewoningen en voor éénderde uit eengezinswoningen. Latere ontwikkelingen zijn de torenflats aan de Leonard Springerlaan en het inmiddels al weer vervangen Reinaldahuis langs de Prins Bernhardlaan.
De Zuiderpolder, gebouwd tussen 1986 en 1992, is Haarlems laatste substantiële stadsuitbreiding. Het eindresultaat is een zeer gedifferentieerde bebouwing. Bijna 60% is eengezinswoningen en 34% flatwoningen met daarbinnen weer allerlei differentiaties waarbij ook ruimte was voor zelfbouw experimenten. De Zuiderpolder heeft vrijwel uitsluitend een woonfunctie. Alleen in het middengebied bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen. De komst in 1997 van het station Haarlem-Spaarnwoude, effende het pad voor de ontwikkeling van kantoren aan de noordkant van de Zuiderpolder. De vestiging van een nieuw voetbalstadion in het gebied ten oosten van dit station is van de baan.
Van heel recent zijn de nieuwe woningbouwontwikkelingen op het voormalig terrein van de technische school tussen de Berlagelaan en Amsterdamsevaart, ook bekend onder de naam Haarlemse school, en aan de Prins Bernhardlaan langs het DSK-terrein.
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
Bepalend voor de structuur van het oudste deel van de Oude Amsterdamsebuurt, zijn de Herensingel, Amsterdamsevaart en Amsterdamstraat. De smalle straten in deze buurt vormen met elkaar een rechthoekig, roostervormig patroon waarbij de straten evenwijdig aangelegd werden aan Herensingel en Amsterdamsevaart. Die eerste aanzet zou bepalend zijn voor het latere stedenbouwkundig plan van Dumont.
Wanneer de uitbreidingsplannen van Dumont na 1927 daadwerkelijk gestalte krijgen, worden de eerder gerealiseerde delen van de Amsterdamse buurt daarin opgenomen. Dumont voegt daar de zuidelijke strook bebouwing tegen de Zomervaart aan toe en realiseert verder het gebied oostelijk van de Nagtzaamstraat. De waaiervormige aanleg daarvan sluit eerst nog aan op het al bestaande patroon, maar tegelijkertijd vormt met name de Hofdijkstraat met in het verlengde daarvan de Dr. Schaepmanstraat de introductie van een nieuw element dat de daaraan grenzende straten en huizenblokken een meer besloten karakter geeft. De Oude Amsterdamsbuurt en Potgieterbuurt bestaan vooral uit grondgebonden woningen die gegroepeerd staan in gesloten bouwblokken, wat een veel voorkomende bebouwingsvorm is in de oude buurten. Het karakter van de beide wijken is steenachtig door het bijna overal ontbreken van voortuinen en schaarse boombeplanting. Op sommige plekken zijn de woonstraten verbijzonderd tot hofje of plein.
Belangrijke stadsvernieuwingsprojecten in de 20ste eeuw hebben het steden- bouwkundig grid van Dumont vrijwel ongemoeid gelaten. Gaandeweg de jaren '30 verandert het stedenbouwkundig patroon in de van Zeggelenbuurt steeds meer. Straten worden breder en qua loop gevarieerder. Met pleintjes, rechte straten, maar ook halfronde en kronkelende straten. Oostelijk van de van Zeggelenstraat komen straten haaks te staan op het stratenpatroon dat er tot dan toe lag.
De Prins Bernhardlaan vormt de fysieke scheiding tussen de vooroorlogse buurten en de naoorlogse buurten. Deze weg vormt de hoofdontsluiting van Parkwijk. Met deze stadsuitbreiding kwam de eerste buurt aan de oostzijde van de stad tot stand na de Tweede Wereldoorlog. Goed herkenbaar in Parkwijk zijn de opvattingen van het Nieuwe Bouwen: het realiseren van licht, lucht en ruimte in de woonwijk. Typerend is de strokenbouw met portiekflats. Op kleine schaal had deze manier van bouwen in de van Zeggelenbuurt al z'n intrede gedaan. Het is een typische jaren '60 wijk geworden, ruim van opzet en veel (kijk)groen. Ook het winkelcentrum is een typisch product van zijn tijd. Winkels in een omloop, met flats erboven.
In tegenstelling tot de vooroorlogse buurten, lijkt de noordrand van Parkwijk met zijn bebouwing en stedenbouwkundige invulling het contact met de Amsterdamsevaart te mijden. Deels is dat in Parkwijk bepaald door de historisch gegroeide situatie hier van de Joodse begraafplaats. Een andere reden is het tracé van de voormalige spoorlijn naar Hoofddorp en Aalsmeer met aan de Amsterdamsevaart nog het markante voormalige stationsgebouw. De isolatie van de Amsterdamsevaart krijgt een vervolg bij de aangrenzende wijk Zuiderpolder.
In tegenstelling tot Parkwijk volgt het stedenbouwkundig grid van Zuiderpolder wél enigszins de onderliggende structuur van het landschap, zoals we dat grotendeels onbebouwd nog in de omgeving van het Liewegje zien. Bij het ontwerp van de Zuiderpolder viel de keus op een L-vormig model. Hierbij speelde o.a. de handhaving van bestaande landschappelijke elementen, de aansluiting op de voorzieningen van Parkwijk, de realiseerbaarheid van een station Haarlem-Oost met toch een voldoende programma een belangrijke rol. Er ontstond een koppeling met de omliggende weilanden, doordat een uitloper daarvan tot in het centrum van de buurt doordringt. De woontoren van architect Lucien Kroll vormt het architectonisch accent dat de Zuiderpolder aan de zuidrand afsluit. De kantoor- en bedrijfsbebouwing bij het nieuwe station Spaarnwoude heeft weinig relatie met de rest van Zuiderpolder.
Openbare inrichting
In de maten van de openbare inrichting is ook duidelijk een onderscheid te maken tussen vooroorlogs en naoorlogs, waarbij het naoorlogse deel ruimtelijker is in opzet. De wegprofielen zijn in het naoorlogs deel in het algemeen breder en ook is er meer ruimte gemaakt voor openbaar groen ten opzichte van het westelijk deel van het plangebied.
Verkeer
De hoofdontsluitingsroutes liggen langs de noordrand en door het midden van het plangebied, via de Prins Bernhardlaan en de Amsterdamsevaart. De Prins Bernhardlaan en Amsterdamsevaart (ten westen van Prins Bernhardlaan) zijn gebiedsontsluitingswegen type A resp. B 50 km/uur. De Amsterdamsevaart (ten oosten van Prins Bernhardlaan) is een gebiedsontsluitingsweg 70 km/uur.
In het gebied zelf liggen alleen buurtontsluitingswegen. De enige verbinding met het buitengebied is een fietspad naar het Liewegje.
Water
Langs de noordkant van het plangebied loopt de Amsterdamsevaart. Deze loopt langs de weg van Haarlem naar Amsterdam. De Amsterdamsevaart doorkruist de Liede en verbindt deze (deels d.m.v. een lange duiker) met de Herensingel en het Spaarne. De Zomervaart loopt langs de zuidkant van het plangebied en verbindt het Spaarne met de waterpartij in het Reinaldapark. Via de Fuikvaart wordt ook deze watergang met de Liede verbonden. In de wijk Zuiderpolder is water als structurerend maar onbevaarbaar element geïntroduceerd. Door en langs de wijk lopen meerdere watergangen.
Groen
De vooroorlogse buurten hebben relatief weinig stedelijk groen. De belangrijkste groene zones liggen langs de Zomervaart. Parkwijk heeft een ruimtelijk karakter met veel groen, met veel plantsoenen, privé-tuinen en met bomen, struiken en gras beplante openbare ruimtes. Zuiderpolder grenst aan de oost- en zuidzijde aan een het polderlandschap. De hoofdbomenstructuur in het plangebied bestaat uit de Amsterdamsevaart, de Prins Bernhardlaan, het Meerspoorpad en de bomen langs de Zomervaart.
2.3 Ruimtelijk Functionele Structuur
De functionele karakter van het plangebied Zomerzone-Noord wordt met name gedomineerd door wonen. Het plangebied telt daarnaast twee hoofdwinkelconcentraties: de Amsterdamstraat (winkelstraat) en het Beatrixplein (planmatig ontworpen wijkwinkelcentrum) en verspreid in het plangebied zijn een groot aantal maatschappelijke voorzieningen gevestigd, waarvan voor een groot deel basisscholen.
In het naoorlogse Parkwijk en Zuiderpolder is een heldere fysieke functiescheiding tussen de woon- en niet-woonfuncties te zien, terwijl in het vooroorlogse plandeel van het gebied de bedrijvigheid en andere niet-woonfuncties veel meer is vermengd met de woonfunctie. Tot slot is rondom de Robertus Nurksweg/Camera Obscuraweg nog een monofunctionele cluster van kantoorgebouwen te vinden.
Bevolking en wonen
De volgende statistische gegegevens (Onderzoek en Statisitiek, 1 januari 2010) hebben betrekking op de vijf buurten. Zomerzone-Noord telt 14.126 inwoners verdeeld over 6.761 woningen. Hiermee is het gemiddelde woonbezetting van 2,1 personen per woning gelijk aan het gemiddelde voor heel Haarlem.
Tabel 3: leeftijdsopbouw in het plangebied en gemeente Haarlem per 1 januari 2010
leeftijd | Zomerzone-Noord abs. % | Haarlem abs. % | |
0-19 | 2.948 20,9 | 32.502 21,7 | |
20-44 | 5.028 35,6 | 54.357 36,3 | |
45-64 | 3.819 27,0 | 39.868 26,7 | |
65+ | 2.331 16,5 | 22.849 15,3 | |
totaal | 14.126 100 | 149.576 100 |
De leeftijdsopbouw in Zomerzone-Noord komt redelijk overeen met de leeftijdsopbouw voor heel Haarlem. Per te onderscheiden deelbuurt zijn er meer verschillen te constateren. In de vooroorlogse buurten wonen relatief veel 20-44 jarigen, terwijl met name in de Zuiderpolder het zwaartepunt ligt bij de 45-64 jarigen. In Parkwijk wonen relatief veel 65-plussers, waar de aanwezigheid van het Reinaldahuis niet vreemd aan is.
Tabel 4: woningvoorraad naar eigendom in het plangebied en Haarlem totaal
eigendomssituatie | Zomerzone-Noord abs. % | Haarlem abs. % | |
koop | 2.608 29,2 | 36.560 51,9 | |
sociale huur | 3.012 44,6 | 22.745 32,3 | |
particuliere huur | 1.141 16,9 | 11.204 15,9 | |
totaal | 6.761 100 | 70.506 100 |
In het plangebied zijn ten opzichte van het gemiddelde in Haarlem veel woningen in corporatiebezit. Met name in Parkwijk is het aandeel sociale huurwoning heel hoog (bijna 70%). In de Zuiderpolder is het aanbod sociale huur juist laag. Buiten de Zuiderpolder telt ook de Potgieterbuurt veel koopwoningen. Zakelijke dienstverlening en kantoren
Verspreid over het plangebied zijn een aantal bedrijven gevestigd die een dienstverlenings- of kantoorfunctie hebben. De kantoorfunctie is voornamelijk gevestigd in kantoorgebouwen langs de Amsterdamsevaart, met een cluster aan de Camera Obscuraweg en Robertus Nurksweg. Kleinschalige zakelijke dienstverlening is vaak op woonadressen gevestigd. Deze hebben het karakter van (parttime) beroep-aan-huis.
Bedrijven
In het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd, veelal garagebedrijven. De meeste bedrijven zijn gevestigd aan of in de buurt van de Amsterdamse- vaart, maar ook in de Potgieter- en Van Zeggelenbuurt zijn er her en der bedrijfsvestigingen te vinden. De vermenging met de woonfunctie is hier groter dan in het oostelijk deel van het plangebied. Aan de Hasebroekstraat (binnenterrein) is qua oppervlakte een groot eenlaags garagebedrijf te vinden en ten oosten van het Beatrixplein staat een bedrijfsverzamelgebouw.
Winkel- en horecavoorzieningen
In het plangebied zijn drie winkelconcentraties te vinden: de Amsterdamstraat, het Prinses Beatrixplein (Zuiderpark) en in mindere mate het Van Zeggelenplein. In alle drie de gevallen wordt er boven de winkels gewoond. Daarnaast bevinden zich aan het begin van de Amsterdamsevaart nog een aantal speciaalzaken waaronder een café. Verspreid zijn er nog een aantal solitaire winkelvestigingen.
Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied bevinden zich een vijftal scholen voor basisonderwijs. Het gebied telt drie kerken. Daarnaast is er het wijkcentrum het Broederhuis aan het Nagtzaamplein met ook een centrum voor Jeugd en Gezin en het gebouw de Zuidparker op de grens van Parkwijk en Zuiderpolder. Op het gebied van zorgvoorzieningen treffen we het Reinaldahuis waarin ook een eerstelijnsgezondheidscentrum is opgenomen en de woonzorgcomplexen Roomolen en het Polderhuis. Veel van de maatschappelijke gebouwen zijn in gebruik ten behoeve van meerdere maatschappelijke functies. Het gaat dan om bijvoorbeeld buurtcentra, kinderdagverblijven en bibliotheek. Verspreid over het plangebied zijn er nog enige huis- en tandartsenpraktijken, al dan niet verbonden aan de woonfunctie.
Recreatie en sport
In de Van Zeggelenbuurt heeft de voetbalvereniging DSK onlangs een nieuw onderkomen gekregen. Aan de Jac van Looijstraat bevindt zich ook een speeltuin. Verspreid door de wijk liggen enkele aan scholen verbonden gymzalen. Verder bevindt zich in de Oude Amsterdamse Buurt nog een kinderboerderij. Naast de Joodse Begraafplaats is een volkstuinvereniging gevestigd. In de openbare ruimte is goed voorzien in ruimte voor speelvoorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Structuurplan 2020 (2005)
Het Structuurplan legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die te maken hebben met ruimte en de verdeling van ruimte in Haarlem. Daarbij is de samenwerking in de Noordvleugel van de Randstad als stedelijk netwerk het vertrekpunt. Het Structuurplan vormt de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie Haarlem uit 1999 en laat de mogelijkheden zien voor uitvoering van de stedelijke opgaven. De speerpunten van beleid zijn:
- profilering op een duurzaam goed woonklimaat;
- versterking van de zakelijke dienstverlening;
- versterking van de culturele en toeristische wervingskracht.
Het Structuurplan geeft inzicht in de verandergebieden, de dynamische knooppunten en de gebieden die consolideren. In het plangebied is handhaven van het woonmilieu het hoofdkenmerk, inclusief de bijbehorende wijk- en buurtgerichte voorzieningen. Relevant voor het plangebied Zomerzone Noord is verder met name het volgende geformuleerde beleid.
Clustering sociaal-maatschappelijke voorzieningen
De sociaal-maatschappelijke voorzieningen dienen meer geclusterd te worden, bij voorkeur bij bestaande winkel- en zorgconcentraties. Dit ter bevordering van meer multifunctioneel en optimaal ruimtegebruik. Kansrijke locaties zijn plekken waar nu al veel mensen komen, zoals winkelcentra en OV knooppunten, en die goed bereikbaar zijn of worden gemaakt. Een herkenbare route voor langzaam verkeer door of langs dergelijke locaties is essentieel. De zone Amsterdamstraat-Nagtzaamplein en het gebied rond van Zeggelenplein/ Beatrixplein zijn in het Structuurplan als zodanig aangewezen.
Dit gebeurt nu ook in het kader van de ontwikkelingen rond DSK, waar de voetbalvereniging DSK een nieuw onderkomen heeft gekregen gecombineerd met woningbouw. Daarnaast is er hier ruimte gereserveerd voor een nieuwe basisschool en een speeltuinvereniging (lees meer hierover in hoofdstuk 5).
Woonzorgzones Er zijn ontwikkelingen gaande die er toe leiden dat het zelfstandig wonen voor zorgbehoevenden versterkt dient te worden. Daarbij zullen welzijn en zorg anders georganiseerd gaan worden: minder in grote instellingen, meer in de wijken met zorg aan huis. Kansrijk zijn gebieden nabij verpleeghuizen en verzorgingshuizen in de nabijheid van andere voorzieningen. In het plangebied kan de zone rond het Reinaldahuis aan de Prins Bernhardlaan zich tot een dergelijke zone ontwikkelen.
Functiemenging Functiemenging met kleinschalige voorzieningen en passende bedrijvigheid levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en dynamiek van de stad en creëert mogelijkheden voor werken aan huis. Om die reden is het belangrijk om werkfuncties in wijken te behouden, en waar mogelijk te versterken. In het Structuurplan wordt het westelijk deel van het plangebied aangewezen als een gebied waar functiemenging versterkt kan worden. In dit gebied is door stadsvernieuwing veel werkgelegenheid uit de buurt getrokken.
Woonwerk-assen De randen langs de meeste wegen met een doorgaande functie en een aantal wegen met een centrale rol voor een buurt of stadsdeel zijn geschikt voor ontwikkeling tot woonwerk-assen. Vaak is hier al een gemengd karakter. De Prins Bernhardlaan en Amsterdamsevaart zijn in het Structuurplan als zodanig benoemd. Op bestemmingsplan niveau zal dit in algemene zin moeten leiden tot flexibele bestemmingen van de begane grondlaag.
Multifunctioneel knooppunt HOV Het gebied rond de Robertus Nurksweg/Camera Obscuraweg bij station Haarlem-Spaarnwoude is aangewezen als multifunctioneel knooppunt. De knooppunten hebben mogelijkheden voor een verdichting met economische en/of maatschappelijke voorzieningen in combinatie met woningbouw.
Wijkgerichte verbeteringen Voor een aantal wijken is extra belangstelling voor investeren in het woon- en leefklimaat. Ten behoeve van deze wijkverbetering vinden enkele herstructrurerings- en nieuwbouwprojecten plaats en zijn op verschillende plekken in de wijk meer groen- en speelvoorzieningen en voorzieningen voor jongeren gewenst.
Nieuwe/te verbeteren waterverbindingen
In het Structuurplan is de waterverbinding langs het Meerspoorpad en de Amsterdamsevaart aangewezen als nieuwe/te verbeteren waterverbindingen. In het kader van klimaatverandering is ruimte voor waterberging steeds belangrijker.
3.2 Gebiedsvisie Oostradiaal (2011)
Het noordelijke deel van het bestemmingsplan valt binnen het studiegebied van de begin 2011 vastgestelde gebiedsvisie Oostradiaal. De gebiedsvisie vormt onderlegger voor ontwikkelingen en opwaarderingen op (middel)lange termijn in gebieden die deel uitmaken van de Oostradiaal. Belangrijke dragers van deze visie zijn de ontwikkeling van de Amsterdamsevaart, het OV-knooppunt Spaarnwoude en de verlenging van de Prins Bernhardlaan (zie voor uitwerking hoofdstuk 5.1. Visie op het plangebied).
3.3 Plan Van Aanpak Zomerzone (2003)
In het Ontwikkelingsplan Haarlem zijn een aantal zones aangewezen die in aanmerking komen voor herstructurering. Een daarvan is de Zomerzone: het gebied tussen het Spaarne, de Amsterdamsevaart, de Ringvaart en de Schipholweg. Dit bestemmingsplan valt in het noordelijk deel van deze zone. Dit gebied krijgt van de gemeente extra aandacht met als doel het verminderen van de sociaal-economische kwetsbaarheid en het verbeteren van het woonklimaat. Met de aanpak van de Zomerzone wordt geprobeerd de sociale, economische en fysieke pijler te integreren.
Relevante doelen en projecten die in het plangebied vallen zijn:
- versterken van de economische positie en aanzicht van de Amsterdamstraat;
- herstructurering Van Zeggelenbuurt en Prinses Beatrixplein in samenhang met nieuwbouw aan de Prins Bernhardlaan;
- verbeteren van de openbare ruimte in Zuiderpolder.
3.4 Groenstructuurplan (1991)
Voor een duurzame stedelijke ontwikkeling is het in stand houden en versterken van de bestaande stedelijke hoofd groenstructuur het uitgangspunt. Onderdeel daarvan vormt de gewenste hoofdbomenstructuur. Tweede uitgangspunt is het vergroten van de gebruiksintensiteit van het bestaande groen, d.m.v. het verbeteren van de inrichting van groengebieden en het vergroten van de bereikbaarheid.
De Amsterdamsevaart en Prins Bernhardlaan maken onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur. In het vooroorlogse deel van het plangebied is een tekort aan groen. Het openbaar groen komt vooral voor in de vorm van straatbomen en groene plekken. Verbetering zal vooral gezocht moeten worden in her in te richten pleinvormige ruimtes met een meer tuinachtige groene invulling. In dit gebied is geen concrete locatie aanwijsbaar voor uitbreiding met buurtparken.
De naoorlogse wijken Parkwijk en Zuiderpolder zijn groener van opzet. Het openbaar groen is geconcentreerd in enkele hoofdelementen, waar niet zozeer de kwantiteit maar meer de gebruikswaarde punt van aandacht is.
3.5 Integraal Waterplan (2004)
Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan Haarlem is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (toename neerslag) en verstedelijking (toename verhard oppervlak), is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden en verbinden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding. Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om wateroverlast als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij wordt meer dan 500 m² onverhard oppervlak omgezet naar verhard oppervlak, dient 15% van dit verhard oppervlak als oppervlaktewater te worden aangebracht. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater.
De bestaande water- en groenvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Om het vergroten van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaer mogelijk te maken is water toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen Verkeer en Groen.
3.6 Haarlems Verkeer- En Vervoersplan (2003)
In het Haarlems Verkeer- en Vervoersplan (HVVP) wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) en geen nieuwe wegen in de wijken.
De fiets moet voor verplaatsingen binnen Haarlem een groter aandeel krijgen en dat moet ertoe leiden dat de auto voor korte afstanden niet behoeft te worden gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten: verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan fiets boven autoverkeer en uitbreiding van het fietsennetwerk.
Er is in het plangebied een groot aantal fietsroutes aanwezig. Het HVVP geeft twee missende schakels aan in het bestaande fietsnetwerk. Het gaat om twee aansluitingen met de Waarderpolder vanaf de Prins Bernhardlaan en de Camera Obscuraweg. Eventuele aanpassingen t.b.v. deze aansluitingen zijn mogelijk in het bestemmingsplan.
Het plangebied wordt door verschillende buslijnen ontsloten. Over de Amsterdamsevaart en de Prins Bernhardlaan lopen hoofdbuslijnen. Het station Haarlem Spaarnwoude biedt Haarlem-Oost een betere aansluiting op het regionale spoornet.
De gebiedsontsluitingswegen van Zomerzone-Noord zijn: Amsterdamsevaart, Prins Bernhardlaan, Gedempte Herensingel en Camera Obscuraweg. Het autoverkeer wordt via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de buurten naar de randen van het gebied geleid. Dit houdt in dat het verkeer zo snel mogelijk uit de 30 km-gebieden richting de 50 km/uur wegen wordt geleid. Doorgaand verkeer zal zoveel mogelijk langs de rand van de stad worden afgewikkeld. Dit betekent voor Haarlem-Oost dat het autoverkeer nog meer via de Lange Herenvest, Amsterdamsevaart en Prins Bernhardlaan wordt afgewikkeld. Dit vergroot de leefbaarheid binnen de afzonderlijke buurten.
Uitgangspunt voor de voetganger zijn goede oversteek-voorzieningen van drukkere wegen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten. Kinderen, mindervalide en oudere verkeersdeelnemers verdienen bijzondere aandacht. Deze aandacht richt zich op schoolroutes, de schoolomgeving, de woonomgeving en op geluidssignalering en looproutemarkering..
3.7 Woonvisie 2006-2012
Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2006-2012 voor 'meer, beter, dynamisch en betaalbaar'. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan bovengenoemde speerpunten. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.
Haarlem wil de woningvoorraad onder andere uitbreiden door het mogelijk maken en stimuleren van meervoudig ruimtegebruik en menging van de woonfunctie met werkfuncties. Het eventueel omzetten van een werkfunctie naar een woonfunctie is ook denkbaar, maar dit mag niet ten koste gaan van de spreiding van de werkfuncties.
Een betere woningvoorraad heeft met name betrekking op herstructurering, duurzaam bouwen en het bevorderen van sociaal-economisch gemengde buurten. Het creëren van een gedifferentieerd woningaanbod, het vernieuwen van de woningvoorraad, het vergroten van de toegankelijkheid en het verbeteren van de leefomgeving (met name de inrichting van de openbare ruimte) zijn hierbij belangrijke aandachtspunten.
De gemeente gaat voor nieuwbouwlocaties uit van een strategische invulling, met het oog op een gunstige doorstroming. Daarnaast wil Haarlem inspelen op de behoefte van bewoners die weliswaar zorg nodig hebben, maar desondanks zelfstandig willen blijven wonen (dus niet in een instelling). Deze bevolkingsgroepen kunnen vervolgens gebruik maken van zogenaamde zorgsteunpunten in de buurt. Deze woningbehoefte van ouderen en gehandicapten vertaalt zich in het realiseren van gelijkvloerse woningen (met name appartementen) en kleinschalige beschermde woonvormen zoals begeleid wonen en groepswonen. In Zomerzone Noord is rond het Reinaldahuis de wens en mogelijkheid voor het creëren van een woonzorgzone.
3.8 Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (2007)
In dit plan staat welke investeringen voor nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen nodig is. Doel is goede voorzieningen op de juiste locaties te krijgen. Inbegrepen doelen hierbij zijn verbreden van de functies van de gebouwen en functionele flexibilisering van de gebouwen. Het stimuleren van brede scholen maakt hier onderdeel van uit. In het Strategisch Huisvestingsplan wordt rekening gehouden met de realisatie in Parkwijk bij het Beatrixplein en bij het DSK-terrein van (brede) schoolvoorzieningen. De dislocatie van de Zuiderpolderschool aan de Jan Sluyterslaan zal mogelijk gesloten worden.
3.9 Haarlem Maatschappelijk Op De Kaart (2010)
De in 2010 vastgestelde nota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart geeft een beschrijving van de gewenste maatschappelijke voorzieningenstructuur in Haarlem tot 2020. De nota geeft diverse locaties aan waar kansen liggen om de sociaal-maatschappelijke voorzieningen naar een hoger plan te tillen. Samenhang, multifunctionaliteit en clustering zijn daarbij uitgangspunten.
Voor het plangebied is van belang dat zich de volgende locaties aandienen met de mogelijkheid van clustering van voorzieningen: - Parkwijk Centrum, in de nabijheid van het winkelcentrum Beatrixplein met een brede schoolontwikkeling en ruimte voor een steunpunt welzijn en kinderopvang; - bij het DSK terrein aan het van Zeggelenplein, met een nieuwe brede school; - Nagtzaamplein e.o. met diverse voorzieningen op maatschappelijk gebied; - de zone Beatrixplein-Reinaldahuis leent zich voor de ontwikkeling tot woonzorgzone.
3.10 Welstandsnota (2004)
De Welstandsnota voorziet in de criteria die burgemeester en wethouders hanteren bij het beoordelen van een bouwaanvraag op welstandsvereisten.
Volgens de Welstandsnota geldt het zuidoostelijke deel van de Amsterdamsebuurt, omsloten door de Hofdijkstraat/ Schaepmanstraat, Hieronymus van Alphenstraat, van Zeggelenstraat/J. van Looijstraat, Genestetstraat en de Zomerkade, als waardevol stadsgezicht. Voor dit gebied geldt een bijzondere welstandstoets met extra aandacht voor specifieke bebouwingskenmerken ter bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten. Daarnaast is de Amsterdamsevaart aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle weg waarvoor een zwaardere welstandstoets geldt. De overige bebouwing in het plangebied is aangewezen als regulier welstandsgebied , gericht op op handhaven of versterken van een basiskwaliteit.
3.11 Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad (2002-2012)
De gemeente streeft naar handhaving van een netwerk van winkels waarbij iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand (500 meter) van de woning zijn dagelijkse boodschappen kan doen. Het beleid is om supermarkten zo veel mogelijk in de nabijheid van een winkelcentrum te realiseren, zodat beide elkaar versterken.
In bestemmingsplannen krijgen winkelconcentraties met een goede toekomstverwachting voor de verkoop van dagelijkse goederen een detailhandelsbestemming. De gemeente beoogt daarmee de verkoop van dagelijkse goederen zo veel mogelijk te bevorderen. Andere centra of winkelstrips kunnen een gemengde publieksaantrekkende bestemming krijgen.
Vanuit de Visie winkelstructuur Haarlem Oost (december 2006) worden de onderstaande speerpunten genoemd:
- Vanwege de trends in de detailhandel en in het moderne consumentengedrag en rekeninghoudend met het distributieve draagvlak in Haarlem-Oost wordt richting toekomst ingezet op twee krachtige wijkwinkelcentra met perspectief: de Amsterdamstraat en het Zuiderpark (Beatrixplein).
- Voor een evenwichtige en duurzame detailhandelsstructuur is het wenselijk dat de Amsterdamstraat en het Zuiderpark zoveel mogelijk complementair zijn. Bij de Amsterdamstraat zijn de trefwoorden: compleet, sfeer en kwaliteit en bij het Zuiderpark: boodschappen, efficiënt en lage prijzen.
- Het perspectief van het van Zeggelenplein als winkelgebied is somber. In de toekomst kan het van Zeggelenplein een functie vervullen voor (startende) winkels die afhankelijk zijn van een laag huurniveau, commerciële diensten (o.a. kapper), horeca (o.a. café, snackbar), sociaal-maatschappelijke functies (o.a fysiotherapie) en wonen.
- Door de inzet op twee sterke (wijk)winkelcentra (Amsterdamstraat en Zuiderpark) met perspectief, zijn nieuwe ontwikkelingen met een vergelijkbaar karakter elders in Haarlem-Oost niet wenselijk. Dit leidt tot een versnippering van het aanbod en clusters met onvoldoende massa. Voor de ontwikkeling van een nieuw buurt-/wijkwinkelcentrum zijn in Haarlem-Oost onvoldoende distributieve mogelijkheden aanwezig. Een in 2010 uitgevoerde geactualiseerde marktanalyse bevestigt deze conclusie.
3.12 Uitvoeringsstrategie Kantoren En Bedrijven Noordvleugel
Belangrijk doel van deze uitvoeringsstrategie is overeenstemming te bereiken over de programmering van kantoorlokaties en bedrijventerreinen in de deelregio's van de Noordvleugel van de Randstad. Een uitgangspunt daarbij is dat het aanbod aan kantoorlokaties en bedrijventerreinen in principe vraaggericht dient te zijn. Voor het uitbreiden van bestaande ondernemingen en het aantrekken van nieuwe bedrijven zal ruimte moeten worden geboden. De stad zal moeten inspelen op de vraag naar verschillende type locaties die onder het bedrijfsleven bestaat. Als hoogwaardig bedrijventerrein fungeert de Waarderpolder grenzend ten noorden van het plangebied.
Binnen het plangebied zijn de laatste jaren verschillende kantoorgebouwen gerealiseerd ten zuiden van station Haarlem Spaarnwoude. Door de overcapaciteit aan kantoorruimte op dit moment in de Metropool Amsterdam, is de behoefte aan uitbreiding van kantoorruimte sterk teruggelopen. Binnen het plangebied zijn kantoren mogelijk binnen de bestemmingsomschrijving Gemengd (GD).
3.13 Speelruimte
Speelvoorzieningen maken een belangrijk deel uit van het woon- en leefmilieu. Ten aanzien van de speelruimten in de stad is een Speelruimteplan 1999-2009 gemaakt waarin kwaliteit en kwantiteit van de speelplekken wordt gewogen. In de vooroorlogse delen van het plangebied wordt een tekort aan speelvoorzieningen geconstateerd.
Voor toekomstige uitbreidingsbehoeften van speelfaciliteiten binnen het plangebied is ruimte geboden binnen de gronden die bestemd zijn als 'Groen' en 'Verkeer'.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzoneringen
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde (bedrijfsmatige) activiteiten in (woon)gebieden wordt gelet op onder andere de ligging ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachten hinder en het na te streven karakter van de buurt of wijk.
Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied. In geval van wegbestemming zal een financiële regeling moeten worden getroffen en/of zal er een verplaatsing moeten worden geregeld. Daarvan is in dit bestemmingsplan geen sprake.
Categorisering van bedrijven in het plangebied
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Zomerzone Noord is te beschouwen als laagbouw in hoge dichtheid en een flatwijk. Bedrijven met milieucategorie A en B zijn hier altijd toegestaan. Bedrijven met een hogere categorie zullen nader beoordeeld moeten worden. Langs de Amsterdamsevaart en Prins Bernhardlaan wordt een corridor onderscheiden met een maximale milieucategorie C.
Aan de hand van een lijst met bedrijven vallend onder de Wet Milieubeheer (bijlage 1), die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. In het te bestemmen gebied is alleen een sportcomplex met kantine gevestigd met een hogere dan de gewenste milieucategorie. Het sportcomplex voldoet aan de Wet Milieubeheer en wordt positief bestemd.
4.2 Bodem
Algemeen geldt dat bij bestemmingswijzigingen of verbouwingen een bodemonderzoek uitgevoerd zal moeten worden. Ingeval een bodemonderzoek bekend (bijlage 2) is moet getoetst worden of dit onderzoek voldoende is voor een bouwvergunnning of een bestemmingswijziging.
Indien binnen het bestemmingsplangebied sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal het meestal een bodemverontreiniging betreffen die ontstaan is door de plaatselijke bedrijfsactiviteiten of door aanwezigheid van olietanks. Indien er geen saneringsurgentie (spoedeisendheid) aanwezig is, zullen dergelijke gevallen gesaneerd moeten worden voordat ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden.
Binnen het bestemmingsplangebied zijn plekken bekend met een ernstige bodemverontreiniging. Dit zijn:
Amsterdamse Vaart 28-32, deze locatie is vroeger in gebruik geweest als een chemische wasserij. Deze chemische wasserij heeft een ernstige verontreiniging in het grondwater tot een diepte van 15 meter minus maaiveld met vluchtige chlooralifaten veroorzaakt. Deze verontreiniging strekt zich uit in noordelijk richting buiten het bestemmingsplangebied. Er is een overlap met de verontreiniging van gelijksoortige aard op het NS emplacement. Deze verontreiniging van het NS emplacement bevindt zich aan de noordzijde van het bestemmingsplangebied. Op dit terrein is een ernstige verontreiniging in het grondwater tot een diepte van 17 meter minus maaiveld met vluchtige chlooralifaten met verspreidingsrisico aanwezig. Deze verontreiniging wordt gemonitord door de eigenaar. Eventuele ontwikkelingen in het bestemmingsplangebied, waarbij grondwater onttrokken wordt moeten in relatie tot deze verontreiniging beoordeeld worden door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb).
Put van Peet stortplaats, deze locatie bevindt zich aan de oostzijde van het bestemmingsplangebied. Dit is een voormalige stortplaats van met name huishoudelijk afval. Ter plaatse van deze voormalige stortplaats is uit onderzoek gebleken dat in het grondwater sterke verontreinigingen voorkomen met benzeen. Uit de monitoring tot nu toe wordt geconcludeerd dat er geen verspreiding vanuit de voormalige stortplaats plaatsvindt.
Vosmaerstraat 68, een voormalige garagebedrijf met benzine pomp. Ruim veertig jaar geleden is de bedrijfsactiviteit beëindigd. In 1999 is ter plaatse een verkennend bodemonderzoek verricht. Gebleken is dat ter plaatse van het vulpunt op het eigen terrein een sterke verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater aanwezig is. Een nader onderzoek moet worden uitgevoerd teneinde vast te stellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. De eigenaar van het terrein is hiervoor zelf verantwoordelijk.
Van Zeggelenplein 112 is een voormalige chemische wasserij. In een oriënterend onderzoek is vastgesteld dat sterke verontreinigingen met vluchtige chlooralifaten aanwezig is. Een nader onderzoek naar de omvang van de verontreiniging zal in opdracht van de eigenaar moeten worden uitgevoerd.
Voor het overige zijn binnen het bestemmingsplangebied geen bedrijfsactiviteiten bekend die tot een ernstige bodemverontreiniging hebben geleid.
Voor de ondergrondse brandstoftanks binnen het bestemmingsplangebied geldt dat deze zijn gesaneerd. Dit geldt eveneens voor eventuele verontreinigingen in de bodem als gevolg van het gebruik ondergrondse tanks.
4.3 Water
In de toelichting van een bestemmingsplan moet worden beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In paragraaf 7.2 van de toelichting zijn de uitkomsten van het overleg in het kader van de watertoets beschreven. In bijlage 1 is het Europees, Rijks- en Provinciaal waterbeleid uiteengezet.
Oppervlaktewater
In de toekomst zal de rol van water belangrijker worden. Door verhoging zeespiegel, toename hoeveelheid neerslag, inklinking bodem, toename bebouwd oppervlak zal Nederland natter worden. Om dit water op te vangen is een toename van oppervlaktewater noodzakelijk. In bestaande buurten is het niet eenvoudig om tot een vergroting van het percentage oppervlaktewater te komen.
In het plangebied bevindt zich de Herensingel, Zomervaart en Amsterdamsevaart. In en om de wijk Zuiderpolder lopen verscheidene watergangen. Het betreft zowel boezemwater als polderwater. De kwaliteit van het oppervlaktewater is slecht tot matig.
De Amsterdamsevaart is met een lange duiker verbonden met de Herensingel. De duiker ligt onder het NS terrein, vanaf de Amsterdamse Poort tot het begin van de Amsterdamsevaart. In de toekomst zal de Amsterdamsevaart hier worden uitgegraven en in open verbinding komen met het Spaarne. De watergang die de buurten Parkwijk en Zuiderpolder (Meerspoorpad) van elkaar scheidt, wordt verbreed.
Waterkeringen
De Amsterdamsevaartweg vormt een waterkering langs de Amsterdamsevaart. Ter bescherming van de binnen het plangebied gelegen waterkeringen zal er voor het uitvoeren van werkzaamheden advies moeten worden gevraagd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken in Haarlem drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote, positieve invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem. Een deel van de Oude Amsterdamsebuurt/Potgieterbuurt en het zuidelijk deel van Zuiderpolder hebben te maken met grondwateroverlast. In het plangebied is deels al drainage aangelegd en in veel straten ontbreekt deze nog. De werking van de oude drainage is echter onvoldoende. Op het moment dat ook andere infrastructurele werkzaamheden zullen plaatsvinden, wordt nieuwe drainage aangelegd of de oude drainage vervangen.
Afvalwater
Het plangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Waar nodig wordt de riolering vervangen op het moment dat ook andere infrastructurele werkzaamheden zullen plaatsvinden.
Compensatie toename verhard oppervlak
Bij een toename van verhard oppervlak van 500 m2 of meer moet er 15% van de toename gecompenseerd worden met oppervlakte water. In het bestemmingsplan wordt nieuwbouw mogelijk gemaakt rond het DSK gebied. In het vastgestelde stedenbouwkundig kader voor dit gebied neemt de verharding toe met 1110 m2. De gemeente Haarlem hanteert een zogenaamde 'berging courant' waaruit geput kan worden indien watercompensatie niet binnen het project gerealiseerd kan worden. Voor DSK wordt 166,5 m2 compensatie gereserveerd. Bij de realisering van DSK 2 en 3 kunnen toegepaste maatregelen nog in mindering worden gebracht op de reservering.
Voor het sloop/nieuwbouwproject van Ymere ter hoogte van de kruising Prins Bernhardlaan met de Berlagelaan is een watertoets uitgevoerd. De conclusie luidt dat in de toekomstige situatie sprake is van een toename van verhard oppervlak van ca. 1.000 m2. Daarom geldt een compensatieplicht van 150 m2. In verband met het feit dat er geen mogelijkheden zijn om aan te sluiten op open oppervlaktewater in de omgeving, zijn alternatieve compensatievormen het meest kansrijk. Hierbij kan worden gedacht aan sedumdaken of compensatie elders. Geconcludeerd kan worden dat ten gevolge van de herontwikkeling van het plangebied met aanvullende watercompensatie verder geen grote waterhuishoudkundige veranderingen optreden. Het definitieve wateradvies wordt gegeven als de omgevingsvergunningsaanvraag is ingediend.
4.4 Luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan Zomerzone Noord heeft voornamelijk een consoliderend karakter. De Wet milieubeheer, geeft aan dat de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor ruimtelijke ontwikkeling als projecten 'niet in betekende mate' gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Mogelijke ontwikkelingen blijven ruimschoots binnen de in de Wet aangegeven grenswaarden.
In het kader van het bestemmingsplan Waarderpolder is de luchtkwaliteit voor 2010, 2015 en 2020 gemeten van de Amsterdamsevaart, het nabij het plangebied gelegen Kegge/Stastokviaduct en de Prins Bernhardlaan, de belangrijkste wegen in het plangebied. Uit de metingen is gebleken dat voor geen van de doorgerekende jaren sprake is van benadering, laat staan overschrijding van de dan geldende grenswaarden. Noch vanwege de luchtkwaliteit, noch vanwege de te verwachten concentratieniveau's zijn er derhalve belemmeringen voor het bestemmingsplan Zomerzone Noord.
4.5 Geluid
Het plangebied is binnen de geluidzones van diverse stedelijke wegen gesitueerd. Daarnaast ligt het gebied binnen de invloedsfeer van de spoorweg Haarlem-Amsterdam. De bebouwing langs de Amsterdamsevaart ligt binnen de geluidzone van het industrieterrein Waarderpolder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn berekeningen uitgevoerd naar de geluidbelasting in het plangebied.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wet geluidhinder geldt voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag het gemeentebestuur een hogere waarde vaststellen. Hierbij zijn specifieke beleidsregels van toepassing. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties in stedelijk gebied bedraagt 63 dB, voor bestaande situaties 68 dB. Voordat ontheffing wordt verleend moet het gemeentebestuur eerst nagaan of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen.
Bij de berekening is uitgegaan van de verkeersgegevens voor 2020 uit het model van de Haarlemse Verkeer- en milieukaart. In onderstaande tabel is per weg(vak) de maximaal berekende geluidbelasting op de rooilijn van de bestaande woningen binnen het bestemmingsplan aangegeven. De geluidbelasting bedraagt maximaal 62 dB en de maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Wegvak | Rekenafstand [m] | Geluidbelasting Lden [dB] | |
Amsterdamsevaart (8-30)) | 20 | 62 | |
Amsterdamsevaart (152-156) | 23 | 60 | |
Nagtzaamstraat (47-65) | 7 | 56 | |
Pr. Bernhardlaan (2) | 32 | 59 | |
Pr. Bernhardlaan (10-140) | 18 | 61 | |
Pr. Bernhardlaan 152-170 | 31 | 60 | |
Teding van Berkhoutstraat | 7 | 58 | |
Van Zeggelenplein | 13 | 60 | |
Zomervaart (148) | 9 | 55 | |
Zomervaart (222-276) | 12 | 56 | |
L. Springerlaan 401-411 | 13 | 55 | |
Vrijheidsweg (122-134) | 9 | 57 | |
Vrijheidsweg (88-98) | 9 | 55 | |
Amnesty Internationalweg | 7,5 | 58 | |
Lange Herenvest (Herensingel 185-211) | 27 | 58 | |
Schalkwijkerstraat (1-9) | 11 | 62 |
Ten behoeve van de herontwikkeling op de locaties Herensingel 73 (bijlage 6),DSK-terrein en Berlagelaan (bijlage 7) is akoestisch onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat voor deze drie projecten het wegverkeerslawaai een overschrijding van de voorkeurswaarde veroorzaakt. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting wordt nergens overschreden. Burgemeester en wethouders hebben hiervoor hogere waarden vastgesteld.
Railverkeerslawaai
Voor spoorweglawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag het gemeentebestuur een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties bedraagt 68 dB, voor bestaande situaties 71 dB.
Bij de berekening is uitgegaan van de meest recente versie van ASWIN, versie 2008, en de gegevens van 2007. De woningen met de hoogste geluidbelasting zijn aangegeven in onderstaande tabel. De geluidbelasting bedraagt maximaal 60 dB en de maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Adres | Rekenafstand [m] | Geluidbelasting [dB] | |
Amsterdamsevaart 274 | 84 | 59 | |
Amsterdamsevaart 278 | 69 | 60 | |
Ko van Dijkstraat 39 | 120 | 57 |
De woningen Amsterdamsevaart 270, 274 en 278 staan op de zogenaamde raillijst. Dit betekent dat zij nader onderzocht worden om na te gaan of er eventueel gevelmaatregelen nodig zijn om te voldoen aan de eisen voor het binnenniveau.
Industrielawaai
Voor industrielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag het gemeentebestuur een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties bedraagt 55 dB, voor aanwezige woningen 60 dB.
De geluidbelasting ten gevolge van het industrieterrein bedraagt maximaal 51 dB en is lager dan de maximale ontheffingswaarde.
De geluidzone voor de Waarderpolder is vastgesteld door de provincie (1987). Onderstaande kaart maakt deel uit van dit vaststellingsbesluit van de provincie.
Zonering industrieterrein Waarderpolder
4.6 Natuurwaarden
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen natuurgebieden vormen. De Natura 2000-gebieden in Nederland komen overeen met de gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Eventuele ontwikkelingen liggen op zodanige afstand dat er geen relatie met Natura 2000-gebieden of de EHS is.
Soortenbescherming
Bij elke nieuwe ontwikkeling in een gebied moet in principe altijd worden getoetst of er sprake is van significante negatieve effecten op de aanwezige dier- en plantensoorten. In de Flora- en faunawet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Voor soorten die een wettelijke beschermde status genieten, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
In het bestemmingsplangebied komt in ieder geval de gierzwaluw voor als beschermde soort, die extra aandacht verdient. Bij verbouwen of afbraak van daken met broedplekken van de gierzwaluw danwel andere ruimtelijke ingrepen, moet ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.
Naar aanleiding van een quick scan onderzoek flora en fauna ten behoeve van het bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat er in het plangebied beschermde vleermuizen voor zouden kunnen komen. Dit betreft dan de dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Deze soorten wonen in gebouwen. Voor hen geldt dezelfde verplichting als voor de gierzwaluw. Er zijn geen beschermde muurplanten of andere wettelijk beschermde planten in het bestemmingsplangebied waargenomen.
4.7 Mer
In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van MER-plichtige dan wel MER-beoordelingsplichtige activiteiten.
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Gemeenten dienen bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden.
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in de Beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem. De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
- een reguliere bouwvergunning;
- een aanlegvergunning;
Archeologische verwachting plangebied
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze grote boerderijen. Vele eeuwen later, in de karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), onstond op deze plek de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door stuifafzettingen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. De Haarlemse bodem is letterlijk een opeenstapeling van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis in de vorm van archeologische landschappen, opgebouwd uit diverse bodemlagen.
Afbeelding 3: Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).
Groen: categorie 1a Rood: categorie 2 Geel: categorie 4
Het plangebied behoort volgens de ABH grotendeels tot categorie 4, een gebied met middellage archeologische verwachting. Voor terreinen die onder deze categorie vallen geldt dat archeologische waarden in een relatief lage dichtheid te verwachten zijn. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime waarbij voorwaarden worden verbonden aan een bouw-, aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 2500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
Kleinere gebieden hebben een hoge verwachtingswaarde. Het betreffen restanten van de oudste strandwal van Nederland. Er zijn enkele archeologische waarnemingen geregistreerd. Hierbij zijn vondsten uit de 11e en 12e eeuw gedaan als ook vondsten van latere datum, uit de 14e tot en met 19e eeuw. De archeologische sporen leveren een belangrijke bijdrage aan de bewoningsgeschiedenis van het gehele grondgebied van de huidige gemeente Haarlem. Deze gebieden vallen onder categorie 1 en 2 en staan ook aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. Behoud hiervan is uitgangspunt.
Voor categorie 2 geldt een regime waarbij voorwaarden zijn verbonden aan een bouw-, aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 50 m2 en meer en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
Voor categorie 1 geldt een bouwverbod tenzij ontheffing wordt verleend, bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte van 0 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere bouwvergunning of aanlegvergunning kunnen worden verbonden.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied bevinden zich een aantal elementen waaraan bijzondere cultuur-historische waarde wordt toegekend. Zo wordt de Amsterdamsevaart aangemerkt als cultuurhistorische waardevolle weg. Cultuurhistorisch waardevol is natuurlijk ook het tracé van de voormalige spoorlijn Haarlem-Hoofddorp met het stationsgebouw en bijbehorende baanvakwachterswoning aan de Amsterdamsevaart. De Oosterkerk en omliggende bebouwing is van hoge bouwkundige waarde. Het is een gaaf bewaard voorbeeld van een uitgevoerd samenhangend stedebouwkundig en architectonisch ontwerp en als zodanig representatief binnen de geschiedenis van de Nederlandse volkshuisvesting uit de periode 1920-1940.
Vooralsnog zijn er drie objecten als Gemeentelijk Monument aangewezen: de Pastoor van Arskerk aan het Prinses Beatrixplein, de Oosterkerk aan de Zomerkade en de Joodse begraafplaats aan de Amsterdamsevaart. Er bevinden zich geen provinciale- of rijksmonumenten in het plangebied. De bescherming van monumenten zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van de monumenten. Wel zal bij het bestemmen van de betreffende panden en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde. Bestaande maten (omvang en (goot)hoogte bebouwing) worden zoveel mogelijk vastgelegd.
Het ten oosten van het station Haarlem-Spaarnwoude gelegen gebied ligt in de Stelling van Amsterdam. Grote delen van de Stelling zijn in de loop der tijd aangepast of bebouwd. Het behoud van het ruimtelijk karakter van de Stelling is een zwaarwegende factor bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen. In het bestemmingplan zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien voor dit gebied.
4.9 Vliegverkeer
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de 'Schipholwet'), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. Voor het plangebied gelden hoogtebeperkingen, van oost naar west oplopend van 45 tot 100 meter.
In het plangebied bevinden zich geen vogelaantrekkende bestemmingen of vogelaantrekkende gebruiken. Evenmin komen in het plangebied bouwwerken of gebouwen voor, of worden deze mogelijk gemaakt, die de maximale bouwhoogte benaderen. Het plangebied valt buiten de in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen zone waarbinnen geen geluidsgevoelige functies (zoals woningen) zijn toegestaan.
4.10 Duurzaamheid En Energie
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). Toepassen van maatregelen zijn afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past in niet in een hoog stedelijk gebied.
In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Op 15 november 2005 heeft de gemeenteraad het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit is gebaseerd op een voortschrijdende normstelling en zal worden aangescherpt.
De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:
- Het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw.
- Door het instrument Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR-gebouwen) toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.
De gemeente kan het initiatief nemen om samen de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).
Haarlem Klimaatneutraal
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld zonne-energie i.c.m. warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energie maatregelen buiten het gebied.
Ontwikkelingen
Zodra er sprake is van ontwikkeling binnen het plangebied, dienen minimaal de vaste maatregelen en de kostenneutrale variabele maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen te worden uitgevoerd. Dit betreft dus zowel utiliteitsbouw, grond- weg- en waterbouw, woningbouw als renovaties aan bestaande woningen. Met name voor de thema's energie en water zijn keuzes uit variabele maatregelen denkbaar. Daarbij moet gedacht worden aan gunstige oriëntatie op het zuiden voor het toepassen van zonneboilers en (in de toekomst) zonnecellen, compact bouwen en afkoppelen van regenwaterafvoer.
Bij voorkeur wordt nu reeds rekening gehouden met een mogelijke verandering van bestemming in de toekomst. Dit staat ook bekend als flexibel bouwen.
Bij de planontwikkeling van DSK 2 en 3 zal het aspect duurzaamheid een belangrijke rol spelen en zijn randvoorwaarden opgenomen in het stedenbouwkundig programma van eisen.
4.11 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door het gebruik, de opslag en het vervoer over weg, water, spoor en door buisleidingen, van gevaarlijke stoffen zoals bijvoorbeeld vuurwerk, LPG, fossiele brandstoffen en oplosmiddelen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied. Er zijn veiligheidsafstanden nodig tussen bedrijven en of (spoor) wegen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en/of vervoerd, de risicobronnen, en kwetsbare objecten (bv. woningen, scholen). Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wil burgers in hun woon- en leefomgeving een wettelijk minimum beschermingsniveau bieden tegen gevaarlijke stoffen.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat er in of in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven (inrichtingen) aanwezig zijn die onder artikel 2 van het Bevi vallen.
Over het nabijgelegen spoor vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen meer plaats. Door het wegvallen van dit vervoer van ammoniak is deze bron van risico verdwenen. Wel zal er in de toekomst nog steeds in beperkte mate vervoer van gevaarlijke stoffen mogen plaats vinden. Dit hangt af van de verdere invulling van het basisnet Spoor in de loop van 2010. De hiermee nog gepaard gaande risico's zullen echter naar verwachting zeer beperkt zijn.
Midden door het plangebied vindt met ontheffing over de Prins Bernhardlaan en aansluitend de Schipholweg en Amsterdamsevaart (oostwaarts) vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft LPG transport ter bevoorrading van de verkooppunten aan de A200 en A205. Voor het overige is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen. In het plangebied ligt een hogedruk gastransportleiding. Deze loopt langs de Prins Bernhardlaan en een deel van de Amsterdamsevaart.
Geconcludeerd kan worden dat er in de bestaande situatie geen risico's zijn in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
In het bestemmingsplan wordt door woningcorporatie Ymere de herontwikkeling mogelijk gemaakt van het perceel aan de Prins Bernhardlaan en de Berlagelaan. Ymere is voornemens om circa 110 nieuwe appartementen te realiseren binnen het plangebied. Op basis van het Besluit Externe veiligheid Buisleiding (Bevb) dient een herberekening van het groepsrisico plaats te vinden.
In het plangebied is een regionale gasleiding gelegen. Op deze leiding zijn de gegevens uit de onderstaande tabel van toepassing.
Leiding | diameter | druk (bar) | afstand PR 10-6 - contour (m) | afstand invloedsgebied | belemmeringenstrook (M) | ||||
aardgas- transport (W-532-01) | 12 inch | 40 | 0 | 140 | 5 |
Plaatsgebonden risico
De Pr 10-6 ligt op de buisleiding waardoor er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour zijn gelegen. Uit de berekening blijkt dat de Pr contour ook bij de voorgenomen ontwikkeling op de buisleiding ligt waardoor het Pr geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkeling.
Verantwoording van het groepsrisico
Ten behoeve van deze ontwikkeling is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. De Brandweer Kennemerland heeft op 13 maart 2012 een aanvullend advies uitgebracht. Het advies is in bijlage 5 van de toelichting opgenomen.
Personendichtheid
De nieuwbouw bevolkingsdichtheid is gebaseerd op 110 appartementen waar gemiddeld 2,4 personen per huishouden aanwezig zijn (tabel 16.2 handreiking verantwoording groepsrisico).
Zelfredzaamheid
Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid met betrekking tot deze ontwikkeling kan worden opgemerkt dat er binnen het invloedsgebied geen groepen voorkomen die als verminderd zelfredzaam kunnen worden aangemerkt. Er zijn meerdere vluchtroutes van de risicobron af gericht.
De infrastructuur in de omgeving is op een juiste manier ingericht, wat ontvluchting mogelijk maakt bij calamiteiten.
Bestrijdbaarheid
Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Binnen het plangebied zijn voldoende opstelplaatsen (groenstroken en parkeerplaatsen) voor hulpdiensten aanwezig. Nabij de aardgasleiding zijn voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig om escalatie te voorkomen.
Toetsing aan de oriënterende waarde
De ontwikkeling heeft effect op het groepsrisico. De overschrijdingsfactor van de buisleiding W-532-01 van N.V. Nederlandse Gasunie, neemt door toedoen van de voorgenomen ontwikkeling toe van 0.328 tot 0.457. Hiermee blijft het groepsrisico onder de oriëntatie waarde (van 1.0).
Maatregelen ter beperking van het GR door de exploitant.
De leidingbeheerder dient conform de voorbereide procedures vanuit zijn commandocentrum op afstand de toevoer van aardgas af te sluiten.
Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR. Het plangebied ligt deels binnen het invloedsgebied voor het GR van een aardgastransport- leiding. Het GR is verantwoord en wordt aanvaardbaar geacht.
4.12 Kabels En Leidingen
Naast de uit het oogpunt van externe veiligheid relevante invloedsgebieden, zoals behandeld in paragraaf 4.11, kan ook de ligging van overige kabels of leidingen zoals rioolpersleidingen of drinkwatertransportleidingen relevant zijn voor het bestemmingsplan. Binnen het plangebied ligt een watertransportleiding van PWN. Deze leiding wordt op de verbeelding weergegeven met een dubbelbestemming Leiding - water.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Dit bestemmingsplan is in belangrijke mate consoliderend van aard, waarbij behoud en versterking van de huidige situatie uitgangspunt is. Dit betekent dat in principe bestaande bestemmingen en bouwregels in het bestemmingsplan worden overgenomen. Wel worden een aantal herontwikkelingen mogelijk gemaakt gericht op kwaliteitsverbetering. Een grotere ontwikkeling binnen het plangebied betreft de uitvoering van fase 2 van DSK. Daarnaast wordt de herontwikkeling van het complex woningen gelegen op de hoek van de Berlagelaan en Prins Bernhardlaan mogelijk gemaakt. Tenslotte is de herontwikkeling van Herensingel 73 in het bestemmingplan opgenomen. Voor overige ontwikkelingen dienen afzonderlijke juridische procedures gevoerd te worden.
5.1 Visie Op Het Plangebied
Gebiedsvisie Oostradiaal
Het terugbrengen van water in de Amsterdamsevaart over de hele lengte van het plangebied vormt de basis van de visie. Door het verleggen van de hoofdentree van de Amsterdamsevaart naar de Oudeweg, in combinatie met het versmallen van het profiel en het opheffen van de parallelweg, ontstaat ruimte voor een nieuw programma waar water en groen een belangrijk onderdeel van uitmaken. Het maakt ook de versterking van de woonfunctie ter hoogte van het terrein van Nedtrain mogelijk.
Losse groengebieden langs de Amsterdamsevaart kunnen verbonden worden tot een stadspark van formaat (Vaartpark). De aangrenzende woonbuurten Amsterdamse Buurt, Parkwijk en Zuiderpolder krijgen aansluiting op dit park. Hierin worden cultuurhistorisch waardevolle elementen als de Joodse begraafplaats, het oude stationsgebouw en het voormalige tracé van de Haarlemmermeerspoorlijn, ingepast.
Aan de oostkant van het OV-knooppunt Spaarnwoude ontstaat de nieuwe entree tot de stad. Rondom dit station zijn mogelijkheden voor intensivering door meervoudig ruimtegebruik en multifunctioneel gebruik met een gemengd stedelijk programma. Meerdere modellen zijn hier denkbaar maar dienen nog nadere uitwerking te krijgen.
In de gebiedsvisie Oostradiaal en de Regionale Bereikbaarheidsvisie is de wenselijkheid van een verbinding onder het spoor tussen de Prins Bernhardlaan en de Waarderpolder opgenomen. In het coalitieakkoord en later in raadsmoties is het voornemen tot realisering expliciet uitgesproken. De voorgestelde verbinding valt voor een deel binnen dit bestemmingsplangebied. De verlenging van de Prins Bernhardlaan in noordelijke richting is een bepalende factor in hoeverre de Amsterdamsevaart voor het autoverkeer kan worden afgewaardeerd en het woon- en verblijfklimaat wordt verbeterd. Momenteel vindt een integrale verkeersstudie plaats die in de loop van 2012 duidelijkheid moet scheppen over de (financiële) haalbaarheid van een dergelijke verbinding. Het is daarom nog te vroeg om een dergelijke verbinding juridisch-planologisch vast te leggen in het bestemmingsplan Zomerzone Noord. In het bestemmingsplan wordt ruimte geboden om een dergelijke verbinding en andere ontwikkelingen die voortvloeien uit de Oostradiaal - binnen de wettelijke kaders – maximaal te faciliteren.
Stedenbouwkundig
Zoals eerder beschreven in hoofdstuk 2.2 heeft het plangebied een zeer gevarieerde stedenbouwkundige opbouw. Tussen en langs belangrijke structurerende elementen als de Amsterdamsevaart, Prins Bernhardlaan en Zomervaart liggen planmatige uitbreidingen uit diverse bouwperioden. Elk van de te onderscheiden stedenbouwkundige typologieën heeft zijn beperkingen maar zeker ook kwaliteiten waardoor er in het algemeen geen behoefte is aan het grootschalig wijzigen van de ruimtelijke vormgeving. Op enkele plaatsen in het plangebied is sprake van behoefte aan verbetering van de vormgeving of gebruik van de ruimte. Verbetering kan plaatsvinden middels kleinschalige ingrepen, herstructurering of herinrichting.
De belangrijke stedenbouwkundige aandachtspunten in dit gebied zijn:
- de barrièrewerking die uitgaat van de Prins Bernhardlaan
- de beperkte ruimtelijk relatie tussen Parkwijk en de Zuiderpolder
- het vergroenen van de groenarme buurten
- de vormgeving van de Amsterdamsevaart als vernieuwde stadsentree zoals beschreven in de Gebiedsvisie Oostradiaal
Het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt voor het plangebied is behoud van de bestaande structuur. Het gebied heeft voornamelijk een woonfunctie en deze blijft ook behouden. De bestaande gronden en bestemmingen worden grotendeels conform het huidige gebruik bestemd. Dit neemt niet weg dat zich desondanks ontwikkelingen voor kunnen doen, passend binnen de beschreven beleidskaders. Op verscheidene plekken, waar dat stedenbouwkundig niet bezwaarlijk is of sprake is van een historische gegroeide situatie, worden extra bebouwingsmogelijkheden mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het naar achter schuiven van de achterrooilijn of het mogelijk maken van een dakopbouw. Op andere locaties, zoals in de buurt van het Drilsmaplein, is juist gekozen om vast te houden aan lage goothoogtes om de oorspronkelijke karakteristiek van de buurt te behouden en de straten van voldoende licht en lucht te blijven voorzien. Daarnaast krijgen de randen van het stedelijke gebied zoals bij de Zuiderpolder specifieke aandacht. Om hier eventuele verrommeling te voorkomen is hier waar achtertuinen aansluiten op het openbare (buiten)gebied veelal gekozen voor een tuinbestemming waarin bebouwing en hoge schuttingen worden uitgesloten.
Functioneel
In de buurten rondom de binnenstad wordt functiemenging beoogd. Deze functiemenging komt vooral tot uiting in de direct aan de binnenstad grenzende Oude Amsterdamsebuurt. Wonen is echter veruit de meest voorkomende functie binnen het plangebied. Op een aantal plaatsen zoals Amsterdamstraat-Nagtzaamplein, rond het Beatrixplein en het van Zeggelenplein, vindt men een concentratie voorzieningen, al dan niet in combinatie met wonen op verdiepingen.
Uitgangspunt is dat het plangebied voornamelijk een woonbuurt blijft. Beroepsuitoefening aan huis moet echter wel mogelijk blijven. Bij (ver)nieuwbouw dient eveneens rekening gehouden te worden met bijzondere woonvormen, zoals kleinschalig groepswonen en woonzorgaccommodaties. Met name op locaties die gunstig liggen ten opzichte van voorzieningen, dient voorrang gegeven te worden aan woningen voor ouderen.
Met het oog op de gewenste functiemenging blijft er ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Een concentratie van bedrijvigheid is te vinden aan de Amsterdamsevaart bij de kop van de Amsterdamstraat. Voor het overige liggen er verspreid door het plangebied diverse bedrijven die ook als zodanig bestemd worden. Dat moeten wel bedrijven zijn die binnen categorie A en B van de zoneringslijst (bijlage 1 bij voorschriften) vallen.
Detailhandelsvoorzieningen zijn geconcentreerd langs de Amsterdamstraat en aan het Beatrixplein. Ook voor dagelijkse goederen kan men hier terecht. Nieuwe winkelvestigingen dienen in deze winkelconcentraties gevestigd te worden. Met het oog op de geringe levensvatbaarheid voor detailhandel en gewenste flexibiliteit is de voormalige winkelstrip aan het van Zeggelenplein ruimer bestemd.
De kleinschalige zakelijke dienstverlening is vaak aan woonadressen gebonden of komt daarmee in combinatie voor. Grootschalige kantoorgebouwen liggen langs de Amsterdamsevaart en bij station Haarlem Spaarnwoude.
Door het gehele gebied heen zijn diverse maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Meer dan aan uitbreiding van het huidige voorzieningenniveau, bestaat er behoefte aan clustering van maatschappelijke voorzieningen. Tevens dient er ingezet te worden op multifunctionele accommodaties. Een voorbeeld is de brede school die ook bv. een kinderdagverblijf, voor- en naschoolse opvang en welzijn accommodeert. Een en ander wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt door een gespecificeerde omschrijving van de functie maatschappelijke doeleinden.
5.2 Visie Op Het Groen
Het structuurbepalende groen bevindt zich met name aan de randen van het plangebied. Dit geldt voor de hoofdbomenstructuur langs zowel Amsterdamsevaart, Prins Bernhardlaan, Zomervaart als Lange Herenvest. Onderdeel van de hoofdgroenstructuur vormt de monumentale Joodse begraafplaats aan de Amsterdamsevaart. Dit geldt ook voor het groen en water langs de Zomerkade. Het oostelijk weidegebied leent zich voor de ontwikkeling van natuurwaarden en/of ecologische waarden met mogelijkheden voor agrarisch, recreatief en educatief medegebruik.
In het vooroorlogse deel van het plangebied komt het openbaar groen vooral voor in de vorm van straatbomen en groene plekken of pleinen. Er is duidelijk sprake van een tekort. De bestaande groenstructuur dient ten minste behouden en beschermd te worden. Uitbreiding van het groen zou gezocht kunnen worden in het meer groen inrichten van de nu pleinvormige ruimtes en het bevorderen van geveltuintjes. In dit gebied is geen concrete locatie aanwijsbaar voor uitbreiding met buurtparken.
De naoorlogse wijken Parkwijk en Zuiderpolder zijn veel groener van opzet. De vele met bomen en struiken beplante grasvelden geven Parkwijk tezamen met de privétuinen een groen aanzien. De zuidkant van Parkwijk wordt begrensd door het Reinaldapark, hetgeen de groene uitstraling nog eens versterkt. In de Zuiderpolder wordt de stedenbouwkundige opzet in ruime mate ondersteund door groen en water in lanen en assen. Binnen diverse groenelementen zijn mogelijkheden voor spelen en speelveldjes. Van hoge waarde is de ligging van de Zuiderpolder aan het buiten het plangebied gelegen gebied Liewegje. Niet zozeer de kwantiteit maar meer de gebruikswaarde vormen punt van aandacht. Het gemeentelijk uitgangspunt is om de bestaande groenvoorzieningen te handhaven en te onderhouden.
5.3 Ontwikkelingen
DSK
Binnen het plangebied speelt de ontwikkeling rond DSK 2 en 3. Het gefaseerd herinrichten van het gebied rondom voetbalvereniging DSK is een uitwerking van het Structuurplan Haarlem. Het structuurplan geeft op haar plaats weer uitvoering aan het plan 'Woningbouw rond DSK' uit de jaren '90. De gemeente heeft dit plan opgesteld opdat de samenhang tussen de voorzieningen en de aansluiting op Parkwijk verbeterd zou worden. De herinrichting biedt de buurt uitbreiding van het aantal woningen, een nieuwe speeltuin en de gecombineerde nieuwbouw van twee scholen.
DSK (fase I) is reeds gerealiseerd en bestond uit de verplaatsing van het voetbalveld inclusief clubhuis en de realisatie van een woningbouwcomplex als wand langs de Prins Bernhardlaan. Het stedenbouwkundige programma van eisen voor DSK 2 en 3 is 20 januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
In het kader van DSK 2 is er op het Van Zeggelenplein een brede school, in combinatie met woningen gepland. De verschillende functies worden ondergebracht in een gesloten blok van drie bouwlagen. Door de bebouwing wordt het Van Zeggelenplein in tweëen gedeeld en zal opnieuw worden ingericht waarbij het westelijk deel, aansluitend op de nieuwe school, tevens gaat functioneren als schoolplein. Uitvoering van dit plan is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
DSK 3 beslaat de huidige locatie van de Martin Luther King school. Direct ten westen van het sportveld zijn de (te verplaatsen) speeltuin, een speeltuingebouw en een speelveld gepland, opdat er zo een groot centraal open middengebied ontstaat. Ter plaatse van de huidige school en speeltuin komen 22 grondgebonden woningen die het bestaande bouwblok sluiten. In afwachting van nadere besluitvorming is DSK 3 opgenomen als wijzigingsbevoegdheid.
Parkeren
Het parkeren dient bij DSK 2 volledig op eigen terrein opgelost te worden in een geheel verdiepte parkeervoorziening onder het gebouw. De woningen aan de Anna Kaulbachstraat bij DSK 3, hebben een carport voor minimaal 1 auto aan de achterzijde van de woning. Het overige parkeren wordt opgelost in de openbare ruimte.
Groen
Het bestaande parkje aan de oostzijde van het van Zeggelenplein wordt opgenomen in het nieuw te vormen plein. In DSK 3 wordt de speeltuin opgenomen in een open groen middengebied. Een belangrijk groen element binnen de speeltuin is de bestaande rij met lindebomen.
Milieu
Voordat de wijzigingsbevoegdheid voor de lokatie DSK 3 zal worden geëffectueerd zullen de vereiste milieu-onderzoeken worden uitgevoerd. Op voorhand wordt ingeschat, dat op dit gebied geen onoverkomelijke belemmeringen uit de onderzoeken naar voren zullen komen.
Jan Sluyterslaan en omgeving
Woningstichting Pré Wonen heeft plannen voor de herontwikkeling van de woonblokken gelegen tussen Jan Sluyterslaan, Leonard Springerlaan en Piet Mondriaanstraat. Het betreft in de bestaande situatie zo'n 225 woningen. Met uitzondering van de 1e fase, zijn de planvorming en stedenbouwkundige consequenties nog onvoldoende onderbouwd en uitgewerkt om in dit bestemmingsplan al meegenomen te kunnen worden. De eerste fase van de ontwikkeling gaat uit van sloop-nieuwbouw van de woningen in de zuid-oostelijke hoek van het plangebied. De bebouwing blijft hierbij nagenoeg op de zelfde plek staan. Deze eerste fase wordt dan ook gefaciliteerd in het bestemmingsplan. Om de ontwikkelingen in de volgende fasen mogelijk te maken zal een dan te bepalen aanvullende ruimtelijke procedure gevolgd worden. Ook als deze ontwikkeling op korte termijn, d.w.z. binnen 3 jaar na vaststelling van het bestemmingplan, zal plaatsvinden.
Berlagelaan
In de zuid-oost hoek van de kruising Prins Bernhardlaan met de Berlagelaan ontwikkelt woningbouwvereniging Ymere een sloop-nieuwbouwproject ter vervanging van de huidige complex met (senioren)woningen uit 1963. Stedenbouwkundig wordt hierbij gekozen voor een andere opzet, waarbij de bebouwing meer de Prins Bernhardlaan en de Berlagelaan begeleidt. Achter de bebouwing ontstaat een collectief groen binnengebied. In het bestemmingsplan wordt de herontwikkeling mogelijk gemaakt.
Herensingel/Volhardingstraat
Op de hoek Herensingel en Volhardingstraat is er een ontwikkeling voor een Ribw-vestiging en appartementen. De Ribw-vestiging volgt een aparte procedure (projectbesluit), die in het bestemmingsplan wordt meegenomen. Ruimtelijk wordt een extra bouwlaag voor kleine appartementen mogelijk gemaakt in deelplan B. Deelplan C omvat een nader vorm te geven herontwikkeling van het bestaande kantoorpand. Ook worden nog ondersteunende functies van het naastgelegen woon-zorgcomplex gefaciliteerd. Voor de nieuwe woningen is een separaat collegebesluit Hogere Waarden Geluid vereist.
Amsterdamsevaart 20-26
De eigenaar heeft plannen voor aanpak van deze lokatie. De plannen zijn echter nog te weinig uitgewerkt om opgenomen te kunnen worden in het bestemmingsplan. Tevens ontbreken de ruimtelijke onderbouwing en een anterieure overeenkomst. Te zijner tijd zal een dan te bepalen ruimtelijke procedure gevolgd moeten worden. Ook als de herontwikkeling op korte termijn, d.w.z. binnen 3 jaar na vaststelling van het bestemmingplan, zal plaatsvinden.
Drilsmaplein en omgeving
Elan wonen heeft renovatieplannen voor de Amsterdamse Buurt. De plannen bevinden zich in een beginfase. Een onderdeel van renovatieplannen is een verruiming van de bouwregels in de Busken Huetstraat. Deze voorgestelde verruiming past binnen de stedenbouwkundige studies en wordt in dit bestemmingsplan opgenomen.
Daarnaast heeft Elan plannen voor de bebouwing rond het Drilsmaplein. Hier leeft de wens om de bouwhoogte en de bebouwingstypologie te wijzigen. Deze plannen dienen eerst verder te worden uitgewerkt en worden daarom nog niet gefaciliteerd in dit bestemmingsplan. De planvorming hiervoor gaat ondertussen door. Om de eventuele ontwikkelingen mogelijk te maken zal een dan te bepalen aanvullende ruimtelijke procedure gevolgd worden. Ook als deze ontwikkeling op korte termijn, d.w.z. binnen 3 jaar na vaststelling van het bestemmingplan, plaatsvindt.
Steve Bikostraat
Op het perceel ten noorden van Steve Bikostraat 194 is in het geldende bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan Woongebied Zuiderpolder' de bestemming woondoeleinden / maatschappelijke doeleinden opgenomen. Er is voor gekozen om voor deze locatie enkel wonen toe te staan. De goothoogte van 3 meter uit het vorige bestemmingsplan is vervangen door een maximale bouwhoogte van 9 meter om aansluiting te krijgen bij de omliggende bebouwing. Voor deze locatie is de gedachte dat hier circa 4 (patio)woningen gebouwd kunnen worden, mogelijk in collectief particulier opdrachtgeverschap.
Prinses Beatrixplein
In het geldende bestemmingsplan "uitbreidingsplan Parkwijk" is voor het terrein aan de zuidkant van het Beatrixplein de bestemming bijzonder gebouw met bijbehorend terrein opgenomen. Conform het huidige gebruik is er voor gekozen om de bestemming bijzonder gebouw te laten vallen en de bestemming Groen op te nemen. Met het oog op mogelijk nieuwe ontwikkelingen in de maatschappelijke infrastructuur, is er voor gekozen een wijzigingsbevoegdheid op te nemen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden.
Station Haarlem-Spaarnwoude
Bij station Haarlem-Spaarnwoude aan de zuidkant van de bocht in de Camera Obscuraweg is in de geldende "planherziening Zuiderpolder-Noord" de bestemming Kantoren/Hotel opgenomen. Conform het huidige gebruik is de bestemming Groen opgenomen, maar is tevens met het oog op ontwikkelingen die voortvloeien uit de Gebiedsvisie Oostradiaal, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kantoren.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden van de regels, wijzigings- bevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
6.2 Juridische Planopzet
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving.
De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna SVBP) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. De regels van het bestemmingsplan vallen conform het SVBP in 4 hoofdstukken uiteen, te weten:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen zijn op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.
6.2.2 Bestemmingsregels
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt.
6.2.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 26)
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaren verschillen en wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 27)
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene afwijkingsregels voor het bevoegd gezag. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%. Ook is in dit artikel de zogenaamde toverformule opgenomen. Gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan is op grond van artikel 2.1lid 1onder c Wabo strafbaar. In de diverse bestemmingen is opgenomen wat voor die bestemming in elk geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt. De toverformule houdt een afwijkingsmogelijkheid in voor het bevoegd gezag voor specifiek benoemde gebruiksverboden in het plan. Strikte toepassing zou anders leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Algemene wijzigingsregels (artikel 28)
Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1
Deze wijzigingsbevoegdheden isopgenomen om de realisatie van DSK 3 mogelijk te maken overeenkomstig bijlage 2 van de regels.
Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 2
Er is binnen deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ter hoogte van de hoek Prinses Beatrixdreef en het Prinses Beatrixplein. Deze ontwikkeling werd binnen het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan Parkwijk' al mogelijk gemaakt en blijft op deze manier behouden. Deze gronden mogen gewijzigd worden naar de hoofdfuncties die genoemd zijn in sub a van het eerste lid van de bestemming 'Maatschappelijk' zoals genoemd in artikel 12.
Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3
Er is binnen deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op de gronden direct ten zuiden gelegen van de fly-over aan de Camera Obscuraweg. Er kan gewijzgigd worden naar een kantoorbestemming. Deze ontwikkeling werd binnen het bestemmingsplan 'Planherziening Zuiderpolder-Noord' al mogelijk gemaakt en blijft op deze manier behouden.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 29)
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Dus de bestaande afwijking qua gebruik mag niet vergroot worden en het bouwwerk mag alleen maar goed onderhouden worden en niet volledig worden herbouwd. Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Hoewel Haarlem een actief handhavingsbeleid kent, is het onmogelijk alle eventuele strijdigheden tijdig te ontdekken. Om die strijdigheden uit te sluiten van het legaliserende effect van de overgangsbepalingen, wordt deze categorie nadrukkelijk uitgesloten van overgangsrecht. Ten behoeve van de bestuurlijke zorgvuldigheid en om in te kunnen spelen op praktische situaties, kennen de overgangsbepalingen ook een mogelijkheid om van het overgangsrecht af te wijken.
Slotregel (artikel 30)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
6.2.5 Bijlagen bij de regels
Bijlage 1 Zoneringslijst
In bijlage 1 van de planregels is vastgelegd welke soorten bedrijven toegestaan zijn, indien volgens de gebruiksregels onder een bepaalde bestemming het vestigen van bedrijven is toegelaten. Vanuit milieuoverwegingen (lawaai, stank, etcetera) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen ( een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle bedrijven toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogenaamde zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toesting aan de zoneringslijst verloopt. Hierbij moet worden opgemerkt dat naast deze planologische toetsing ook altijd een toetsing in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) plaatsvindt wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
Bijlage 2
In bijlage 2 is een kaart opgenomen ten behoeve van het project DSK 3, op de verbeelding aangegeven als wro-zone wijzgingsgebied 1. De kaart geeft aan op welke wijze het gebied gewijzigd mag worden.
6.3 Hoofdopzet Verbeelding
6.3.1 Bebouwingsgrenzen
Uitgaande van de bestaande bebouwing en bestaand gebruik zijn op de verbeelding bebouwingsgrenzen opgenomen. De bebouwingsgrenzen geven het gebied aan waarbinnen mag worden gebouwd. In de meeste gevallen laten de bebouwingsgrenzen op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit,kwaliteitseisen voor de bebouwing, de bereikbaarheid en de woonomgeving.
Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het vigerend beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.
De bebouwingsgrens aan de openbare weg wordt de rooilijn genoemd.
De bestemmingen worden gescheiden door de bestemmingsgrens.
6.3.2 Aanduidingen
In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP) opgenomen:
- 1. gebiedsaanduidingen
- 2. functieaanduidingen
- 3. bouwaanduidingen
- 4. maatvoeringsaanduidingen
- 5. figuren
1. gebiedsaanduidingen
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden, hetzij ter verruiming daarvan. In dit plan komen alleen Wro-zones -wijzigingsgebieden.
2. functieaanduidingen
Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Zo wordt bijvoorbeeld aan de Geertruida Carelsenstraat binnen de bestemming Gemengd - 2 met een functieaanduiding wonen uitgesloten.
3. bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding gaat. De bouwaanduidingen die op de verbeelding voorkomen zijn de aanduidingen onderdoorgangende specifieke bouwaanduidingen 'dakverhoging, 'lessenaarsdak' en 'opbouw'.
4. Maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
De hoogtes zijn geïnventariseerd middels een bouwblokonderzoek. De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.
Afhankelijk van het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met één van de volgende aanduidingen:
- a. maximale goothoogte
- b. maximale bouwhoogte
- c. maximum bebouwingspercentage
- d. maximale goot- en bouwhoogte
- e. maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage
- f. minimale - maximale bouwhoogte.
Maximale goothoogte
Gebouwen met een plat dak krijgen de aanduiding maximale goothoogte. Boven de goothoogte mag worden afgedekt met een kap.
Maximale bouwhoogte
De aanduiding maximale bouwhoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een bepaalde hoogte mogen worden bebouwd.
5. Figuren
Er zijn in de praktijk aanduidingen die voor een goede planologisch regeling van belang kunnen zijn, maar die niet zijn onder te brengen onder de hierboven beschreven categorieën van aanduidingen. Het betreft voor dit plan de figuren: hartlijn leiding - gas, -hoogspanning en -water. Aan weerszijde van de hartlijn is een veiligheidsstrook van 5 m opgenomen.
6.4 Handhavingsparagraaf
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid.
Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Behoudens de ontwikkellocaties voorziet het bestemmingsplan niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. De ontwikkeling en invulling van die gebieden vindt - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente in dit plan stelt - plaats voor risico van de marktpartij. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.
DSK 2 en DSK 3
Voor deze locaties is door de raad een grondexploitatie geopend. De gemeente is eigenaar van de gronden die binnen dit exploitatiegebied vallen en verhaalt de kosten volledig via de gronduitgiften.
Berlagelaan
Met Ymere is een anterieure overeenkomst gesloten zodat het kostenverhaal anderszins verzekerd.
7.2 Uitkomst Watertoets
Het ontwerpbestemmingsplan heeft het Hoogheemraadschap geen aanleiding gegeven te reageren.
7.3 Uitkomsten Overleg
Op 18 mei 2011 is het conceptontwerpbestemmingsplan Zomerzone gestuurd aan de volgende partijen.
- VROM-inspectie Noord-West
- LNV Vestiging West (Utrecht)
- Rijkswaterstaat dir. Noord-Holland (Haarlem)
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
- EZ regio Noord-West (Den Haag)
- Provincie Noord-Holland (Haarlem)
- Hoogheemraadschap Rijnland (Leiden)
- Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude
- Gemeente Haarlemmermeer
- Luchtverkeersleiding Nederland (Schiphol)
- Connexxion (Haarlem)
- Brandweer Kennemerland
- Gasunie
- Horeca Nederland (Haarlem)
- Kamer van Koophandel (Amsterdam)
- KPN, afd, projectering Bouw (Haarlem)
- LTO-Noord
- MKB (Haarlem)
- Milieufederatie Noord-Holland (Zaandam)
- Alliander (NUON)
- NV Nederlandse Spoorwegen (Utrecht)
- ProRail (Amsterdam)
- PWN Noord-Holland (Velserbroek)
- Recreatie Noord-Holland (Haarlem)
- Wijkraad Parkwijk-Zuiderpolder
- Wijkraad Nieuwe Amsterdamse buurt
- Wijkraad Oude Amsterdamse buurt
De volgende instanties hebben gereageerd:
- Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude
- Gasunie
- VROM-inspectie Noord-West
- Pre Wonen
- Elan Wonen
- Ymere
- Wijkraad Parkwijk-Zuiderpolder
- Wijkraad Nieuwe Amsterdamse buurt
- Wijkraad Oude Amsterdamse buurt
- Adviescommissie voor de woningbouw
- Brandweer Kennemerland
In bijlage 4 van de toelichting is de verwerking van de gemeente opgenomen.
Bijlage 1 Zoneringslijst
Bijlage 2 Wro-zone Wijzigingsgebied 1
Bijlage 2 Wro-zone wijzigingsgebied 1
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Zzn
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze kaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de kwaliteitszones 2, 3 en 5. In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van de betreffende bodemkwaliteitszone weergegeven.
In de bodemkwaliteitszone 2 is de bovengrond (0 – 50 cm<maaiveld) gemiddeld matig verontreinigd met lood en zink. Verder is de grond gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, minerale olie en PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas). Er kunnen uitschieters voorkomen van sterke verontreinigingen met lood en zink. Koper en PAK kunnen plaatselijk als matige verontreiniging voorkomen.
De ondergrond (50 cm – 200 cm<maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, lood, zink, PAK en minerale olie. In de ondergrond kunnen uitschieters voorkomen van sterke verontreinigingen met koper, zink en lood.
In de bodemkwaliteitszone 3 is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met koper, lood, zink, minerale olie en PAK (teerachtige stoffen in bv. koolas). Er kunnen plaatselijk uitschieters voorkomen van sterke verontreinigingen met lood en zink. PAK kan plaatselijk als matige verontreiniging voorkomen.
De ondergrond is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, lood, zink, PAK en minerale olie. Ook in de ondergrond kunnen uitschieters tot matige verontreinigingen met koper, zink en lood voorkomen.
In de bodemkwaliteitszone 5 is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met minerale olie en PAK (teerachtige stoffen in bijvoorbeeld koolas). Er kunnen plaatselijk ook lichte verontreinigingen met kwik, koper, lood en zink voorkomen.
De ondergrond is gemiddeld licht verontreinigd met minerale olie en PAK. In de ondergrond kunnen bovendien plaatselijk lichte verontreinigingen met koper, lood en zink voorkomen.
Bijlage 3 Rijks- En Provinciaal Beleid
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid van het rijk, vastgelegd in de Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” (2005), richt zich vervolgens op vier algemene doelen:
- 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie;
- 2. het bevorderen van krachtige steden en vitaal platteland;
- 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- 4. het borgen van de veiligheid.
Ten aanzien van de steden stimuleert het rijk revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. Door het intensiveren en transformeren van stedelijk gebied en de combinaties van functies kan het gebruik van bestaand stedelijk gebied worden geoptimaliseerd.
De Nota Mobiliteit (2006), een verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte, geeft de volgende beleidsdoelen aan:
- het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
- het verbeteren van de interne en onderlingen bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
- een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
- het inzetten van proces- en technologie-innovatie ter realisering van beleidsdoelen.
In de provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010) zijn de uitgangspunten van de Nota Ruimte verder uitgewerkt. De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Het Noord-Hollandse landschap is namelijk gevarieerd, open, heeft hoge cultuurhistorische waarden en is over het algemeen goed bereikbaar vanuit de stad. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De identiteit van de landschappen in Noord-Holland zijn daarom in 2040 versterkt met behoud door ontwikkeling en door transformatie. De afwisseling tussen stad en open landschap is duidelijk herkenbaar.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen, namelijk: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid. De Beleidsnota Landschap & Cultuurhistorie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vormen belangrijke (juridische) onderleggers van de Structuurvisie, waarin enerzijds het toetsingskader voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van Noord-Holland (Ruimtelijke Kwaliteit) en anderzijds de juridische beleidsuitwerking is neergelegd.
Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus en bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.
In het kader van het hoofdbelang Duurzaam ruimtegebruik worden gemeenten gestimuleerd het bestaand stedelijke gebied beter te benutten door de aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Het BBG vervangt hiermee de rode contouren uit het oude Streekplan. Door te verdichten, stationslocaties en knooppunten optimaal te benutten, ondergronds te bouwen, en door woningbouwprogramma zoveel mogelijk te realiseren binnen het BBG, wordt intensivering en bundeling van stedelijkheid bevorderd. Hierdoor is ook een winst te behalen in het fiets- en OV-gebruik.
In het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2007-2013 (2008) (PVVP) zet de provincie zich in op het faciliteren van mobiliteit om een goede bereikbaarheid te kunnen waarborgen. Een goede bereikbaarheid is cruciaal voor de provincie, zowel voor de economie, maar ook voor de leefkwaliteit voor de burgers. Dit betekent blijvende inzet om de wegcapaciteit te vergroten daar waar nodig, maar ook inzetten op het gebruik van de alternatieven en optimalisatie van de verplaatsing in de 'keten'. De provincie wil daarom een betere balans brengen in het gebruik van de verschillende vervoersmogelijkheden onder andere door gebruik te maken van het prijsinstrument. Uitgangspunt is gebiedsbenadering, verkeersveiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid. Ruimtelijke ordening is hierbij een belangrijk principe: door een goede afstemming tussen ruimtelijke ordening en verkeer & vervoer kan een gunstiger woon-werkbalans bewerkstelligd worden, is milieuwinst te behalen door het terugdringen van de reisafstanden en kunnen vervoerswijzen zoals de fiets en het openbaar vervoer op een efficiënte wijze ingezet worden.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 (2009) stelt de provincie zich tot doel om eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit te bereiken. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen & -regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen gesteld:
- 1. het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant;
- 2. het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.
De focus wordt gelegd op acht milieuthema's, namelijk: afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht, klimaat en energie.
Rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot water
Doelstelling van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) is dat het grond- en oppervlaktewater in 2015 van goede kwaliteit zal zijn. Hierbij is de uitdaging om op een duurzame, milieuvriendelijke en energiezuinige manier de kwaliteit van het water zo hoog mogelijk te maken en te houden, en de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) is in 2003 door de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen ondertekend en geactualiseerd in 2008. Met de ondertekening van het NBW hebben alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren onderstreept.
Het akkoord sluit aan op de doelstelling van de KRW, en heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt als gevolg hiervan namelijk steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
Inmiddels is vanaf 22 december 2009 de nieuwe Waterwet ingegaan. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater, en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld, dat inmiddels de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1988) vervangen heeft.
In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer. Ook is in dit plan een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
Daarnaast is voor ieder Nederlands deel van de grensoverschrijdende stroomgebieden van de Eems, Maas, Rijn en Schelde een stroomgebiedbeheerplan opgesteld. In ieder beheerplan is voor de periode tussen 2009-2015 aangegeven welke doelen er gelden voor de grond- en oppervlaktewateren, hoe de kwaliteit behouden kan blijven en waar nodig verder verbeterd gaat worden. Deze plannen maken onderdeel uit van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang hiermee te worden gezien.
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is op 16 november 2009 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is het beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling.
In het Provinciaal Waterplan zijn strategische waterdoelen geformuleerd. De strategische waterdoelen zijn overigens in het Waterplan verder uitgewerkt, waarin de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen naar onderwerp worden toegelicht.:
- De provincie waarborgt samen met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening).
- De provincie zorgt samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem en de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie wordt versterkt .
- De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven voor schoon en voldoende water. Dat wordt georganiseerd door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem.
- De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt integrale gebiedsontwikkeling gehanteerd.
Bijlage 4 Verwerking Reacties 3.1.1. Bro
De reactie kan een samenvatting zijn van de werkelijke reactie.
Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude
Reactie | Antwoord |
Geen opmerkingen |
Gasunie
Reactie | Antwoord |
De gasunie stuurt een kaart op met over de 40 bar aardgastransport- leiding, die door de Prins Bernhardlaan loopt. | De hogedruk transportleiding wordt opgenomen op de verbeelding. |
VROM-inspectie Noord-West
Reactie | Antwoord |
De hogedruk transportleiding past beter in par. 4.12 en de ligging van de leiding dient te worden opgenomen op de verbeelding. | De leiding is op de verbeelding opgenomen. |
Pre Wonen
Reactie | Antwoord |
Het voornemen om het complex Jan Sluyterlaan consoliderend te bestemmen achten wij niet wenselijk. Dat doet geen recht aan de toekomst- p lannen die Pré Wonen heeft met dit complex. Wij verzoeken om de noodzakelijke wijziging op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan. | Pre heeft op 7 juni het verkavelingsplan gepresenteerd. Tijdens de presentatie is aangegeven dat Pre snel wil starten met de eerste fase van het project. De plannen zijn op dit moment niet voldoende uitgewerkt om volledig op te nemen in het ontwerpbestemmings- plan. De eerste fase wordt gefaciliteerd. |
Elan Wonen
Reactie | Antwoord |
Fase 1c sloop/nieuwbouw (inclusief het plantsoen) zien wij graag in het bestemmingsplan gewijzigd in uitwerkingsgebied. Naar verwachting is hier eind van het jaar meer over bekend. Bij de woningen fase 1b, 3a, 3b en 4 willen wij opteren voor een hogere goothoogte. Ook willen wij opteren voor een uitbouwmogelijkheid op de begane grond en op de verdieping (4 meter). | De plannen dienen verder te worden uitgewerkt. Een onderdeel van renovatieplannen is een verruiming van de bouwregels in de Busken Huetstraat. Deze voorgestelde verruiming past binnen de stedenbouwkundige studies en wordt in het bestemmingsplan opgenomen. |
Ymere
Reactie | Antwoord |
Een perceel met bouwvoornemen is consoliderend in het bestemmings- plan opgenomen. Ymere wil in het najaar van 2011 een omgevings- vergunning indienen. Op grond van artikel 3.3 Wabo kan het bouwplan worden aangehouden wat voor een onbekende vertraging zal leiden. De gemeente erkent de ongelukkige samenloop van het tijdspad van het obp en het bouwvoornemen. Ymere heeft de voorkeur voor een separate zelfstandige Wabo- procedure. Een door de gemeente voorgesteld alternatief is om de beoogde ontwikkeling mee te nemen. Ymere wil zich hier voor inzetten. Op grond van artikel 3.3 Wabo wil Ymere de toezegging dat de aanhoudingsplicht kan worden doorbroken. | In overleg met Ymere is de gewenste ontwikkeling in het ontwerp- bestemmingsplan meegenomen. Er zijn verder geen toezeggingen gedaan. |
Wijkraden Parkwijk-Zuiderpolder, Nieuwe Amsterdamse buurt en Oude Amsterdamse buurt
Reactie | Antwoord |
P. 9 PZ merkt op het aardkundig monument moet worden meegenomen. PZ merkt op dat de tekst niet klopt met de verbeelding voor wat betref de stadionlocatie. PZ merkt op dat de voormalige stadionlocatie thuishoort in het bp Liewegje en niet in de ZZN. Al drie jaar geleden hebben zij aangegeven dat deze locatie daar in thuishoorde. | Staat vermeld onder hoofdstuk 4.8 Archeologie en cultuurhistorie tekst is aangepast. Bp Liewegje is al door gemeenteraad vastgesteld. |
p.12 De wijkraden willen geen infoavond met een kaart aan de muur. Zij verzoeken om meer interactie door middel van een presentatie over de verhouding tussen bestemmingsplan, gebiedsvisie en structuurvisie. Verder verzoeken zij om een discussie aan de hand van thema's. Daarna is er tijd voor opmerkingen voor het bestemmings- plan. | Wordt te zijner tijd meegenomen. |
p.15 'de nog niet verstedelijkte oostrand' wekt de suggestie dat er nog gebouwd gaat worden. Graag aanpassen. p.15 er wordt afgevoerd naar de Liede en niet naar de Haarlemmermeer | Is aangepast. Is aangepast. |
p.19 PZ onder Verkeer: 70 vervangen door 50. PZ onder Water: vraag om de waterdoorgangen bevaarbaar te maken. PZ onder Groen: het groenstructuurplan is niet aangenomen, er zit een groenparagraaf in de structuurvisie in openbare ruimte. NAB merkt op dat zij meer groen in de buurt willen. PZ/NAB/OAB Onder openbare inrichting: de wijken zijn te veel apart, er moet worden nagedacht om van de wijken meer een geheel te maken. De Prins Bernhardlaan wordt gezien als een barriere. PZ de ontsluiting van Parkwijk is een gemiste kans. | Tekst aangepast. Bevaarbaarheid water wordt niet geregeld in bestemmingsplan. De huidige stedenbouwkundige structuur wordt beschreven. Beleid wordt beschreven in hoofdstuk 3. Bestemmingsplan legt voornamelijk bestaande situatie vast. De beperkte relatie tussen Parkwijk en Zuiderpolder wordt al gememoreerd. |
p.20 PZ vraagt of er gegeven zijn over de toenemende vergrijzing in Haarlem Oost. De wens is om te verjongen en meer voorzieningen voor ouderen te treffen. | Het bestemmingsplan geeft de feitelijke situatie weer. |
p. 21 PZ onder maatschappelijke voorziening: het politiebureau zit er niet meer. NAB onder recreatie en sport: is benieuwd hoe de invulling van het DSK plein er uit komt te zien. | Aangepast. Er ligt een stedenbouwkundig plan ten grondslag aan wijzigingsbevoegdheid 2. |
p. 23 de wijkraden merken op dat zij het verwarrend vinden wat de concrete werking is van een structuurvisie. PZ vraagt zich af of zij invloed kunnen hebben op het overlegorgaan 'De noordvleugel van de Randstad'. | De noordvleugel van de Randstad bevindt zich op een ander abstactieniveau dan het bestemmingsplan. |
p.24 onder nieuwe/te verbeteren waterverbindingen: is de informatie onduidelijk. | Bestemmingsplan werpt geen belemmering op om verbinding te verbeteren. |
p.25 PZ tramtrace vervangen door meerspoortrace. PZ Onder plan van aanpak Zomerzone is het onduidelijk of het nu gesplitst is in Noord en Zuid zoals de bestemmingsplannen of niet. | Aangepast. Zinsnede aangepast. |
p.26 NAB Van Zeggelenplein moet een parkje blijven en voor de kiosken wil de NAB dat het één mooi gebouw wordt ipv twee kiosken. | Er ligt een stedenbouwkundig plan ten grondslag aan wijzigingsbevoegdheid 2. |
p.27 PZ de wandel- looproutes worden niet genoemd bij het Haarlems Verkeer- en Vervoersplan. | Kleine tekstaanpassing. |
p.29 PZ onder detailhandelnota: zou het perspectief van het Van Zeggelenplein niet somber zijn, als er wordt verbeterd. | Niet relevant in de gegeven tekst weergave. |
p.30 PZ de kantorennota en speelruimteplan zijn sterk verouderd. | Deze paragraaf is aangepast. |
p.34 PZ wil graag meer informatie over de bodemonderzoeken in het gebied. | Hebben we in bp geen invloed op. |
p.36 NAB is al bekend of het water gecompenseerd wordt in het Reinaldapark. | Is nog niet bekend. Watercompensatie kan ook op andere manieren plaatsvinden, een voorbeeld daarvan is het gebruik groene daken. |
p.39 PZ wil graag dat het stadiongebied en de verdere Groene Zoom wordt opgenomen in de EHS. | Hebben we in bp geen invloed op. |
p.43 PZ onder duurzaamheid: ondergrondse percontainers zijn nog duurzamer. | Deze paragraaf is een weergave van Haarlems beleid. |
p.46 PZ Vopak is een bedrijf in het Westelijk havengebied dat voor gevaarlijke situaties in Haarlem kan zorgen. Datzelfde geldt voor de vliegtuigen van Schiphol. | Bedrijf valt volgens art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet binnen omgeving plangebied; idem vliegtuigen |
p.49 PZ de aanduiding van DSK is niet consistent. | Aangepast. |
NAB merkt op de het bedrijf Peperstraat 1a en ab een bedrijf over het hoofd is gezien. Verder wijzen zij erop dat de kinderboederij volledig door vrijwilligers wordt gerund. | Wordt op kaart aangepast. |
A. de Haas (Wijkraad Oude Amsterdamse buurt)
Reactie | Antwoord |
De drie garagebedrijven in de Poortstraat horen niet in de Oude Amsterdamse Buurt thuis. | De wens van de wijkraad OAB is om de garagebedrijven weg te bestemmen. Dit is niet mogelijk, tenzij de bedrijven gecompenseerd worden. Daar is op dit moment geen sprake van. |
Adviescommissie voor de woningbouw
Reactie | Antwoord |
De cohesie van de ruimtelijke structuur bevorderen, het plan bestaat nu uit drie aparte delen. Verdichting in Parkwijk is aan te bevelen en differentiatie in woningaanbod bevorderen. Het duurzaam bouwen bevorderen. Zoveel mogelijk gemengd wonen bevordert het leefgenot. Voor de Prins Bernardlaan veilige verbindingen maken. Een fietsverbinding naar de Waarderpolder realiseren. | Bovenstaande wensen passen in een ontwikkelstrategie. Niet in dit bestemmingplan dat op enkele ontwikkelingen na een juridisch kader biedt waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. |
Extra aandacht voor speelruimte voor pubers en senioren (zeker in de woonzorgzones). Hierbij valt te denken aan de prachtige Beatrixdreef. | Zie voorgaande antwoord. Voor toekomstige uitbreidingsbehoeften van speelfaciliteiten is ruimte geboden binnen de gronden die bestemd zijn als “groen” en “verkeer”. |
Amsterdamstraat laten eindigen bij de Amsterdamse Poort. | Dit is een forse stedenbouwkundige /verkeerskundige ingreep en wordt niet in het bp geregeld. |
Winkelcentrum Beatrixplein moet meer uitstraling krijgen. Station Spaarnwoude verdient een betere toegankelijkheid en sociale controle (gebiedsvisie Oostradiaal). | Dit wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. |
Brandweer Kennemerland
Reactie | Antwoord |
Er zijn externe veiligheidsrisco's, te weten: de aardgastransportleiding en wegtransport van gevaarlijke stoffen. De beide risicobronnen leiden niet tot een plaatsgebondenrisicocontour. Het groepsrisco mag verwaarloosbaar verondersteld worden. Conform het beleid van de provincie Noord-Holland is zodoende een beperkte verantwoording van het groepsrisco benodigd. Ik adviseer u om de volgende maatregelen te realiseren teneinde de risico's te beperken: 1 situering en (nood)uitgangen, minimaal één nooduitgang dient van de bron af gericht te zijn; 2. noodplannen; 3. risicobewustzijn. | De voorgestelde maatregelen zullen nader worden onderzocht. |