KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Artikel 6 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 Bestemmingsplanprocedure
1.6 Leeswijzer Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Bestaande En Nieuwe Situatie
2.1 Korte Historische Schets
2.2 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht
2.3 De Huidige Bos En Vaartschool
2.4 Aanloop Naar Een Unilocatie
2.5 Beschrijving Uitbreidingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Parkeren En Verkeersveiligheid
4.3 Bodem
4.4 Waterparagraaf
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Milieueffectrapportage (Mer)
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Natuurwaarden
4.10 Vliegverkeer
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Juridische Planopzet
5.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels
5.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
5.5 Hoofdstuk 3: Algemene Regels
5.6 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels
5.7 Hoofdopzet Verbeelding
5.8 Hoofdopzet Waarderingskaart
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Handhaving
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Uitbreiding Bos En Vaartschool Te Haarlem Juli 2013
Bijlage 2 Verkeerskundig, Parkeer En Milieuonderzoek Juni 2013
Bijlage 3 Boomeffectanalyse Uitbreiding Bos En Vaartschool Januari 2009
Bijlage 4 Aanvullende Boomeffectanalyse Uitbreiding Bos En Vaartschool 2010
Bijlage 5 Verkennend Archeologisch Booronderzoek 2012)
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek 2009
Bijlage 7 Onderzoek Verkeerveiligheid Mei 2010
Bijlage 8 Leerlingenprognoses
Bijlage 9 Mail Wateradvies Rijnland
Bijlage 10 Advies Rijksdienst Voor Het Cultureel Erfgoed (Met Datum) Maart 2013
Bijlage 11 Advies Brandweer Mei 2013
Bijlage 12 Bezonningsstudie Bos En Vaartschool
Bijlage 13 Waarderingskaart Bos En Vaartschaal

Bos en Vaartschool

Bestemmingsplan - Haarlem

Vastgesteld op 05-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 aanlegvergunning:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.4 achtergevelrooilijn:

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak en de bebouwingsgrens aan de zijde van het bebouwingsvlak die dwars op de weg ligt.

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

1.6 archeologisch deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.7 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.8 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.9 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.10 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.11 basisschool:

een school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs (Wet op het primair onderwijs).

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.13 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.14 beschermd stads- of dorpsgezicht:

beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0392.BP4080010-0002 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen die bij het basisonderwijs horen en die nodig zijn om het basisonderwijs optimaal te laten functioneren, zoals schoolpleinen en toegangen.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 buitenschoolse opvang:

voorziening die bestemd is voor schoolgaande kinderen van vier tot en met twaalf jaar van de Bos en Vaartschool en die alleen geopend is voor, tussen en na schooltijd.

1.29 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.30 dakhelling:

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.31 dakkapel:

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 kap:

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.35 nieuwbouw:

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.36 orde 1 bouwwerken:

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.37 orde 2 bouwwerken:

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.38 orde 3 bouwwerken:

orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.

1.39 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.40 plan:

het bestemmingsplan Bos en Vaartschool van de gemeente Haarlem.

1.41 plat dak:

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.42 sloopvergunning:

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.43 straatmeubilair:

andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speelvoorzieningen, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen (vergunningvrij op grond van Besluit omgevingsrecht bijlage II).

1.44 uitbreiding

de nieuwbouw van de school aan de zijde van de Wagenweg.

1.45 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.46 verenigingsleven:

activiteiten van clubs, clubleven zoals sportclubs die buiten schooltijd gebruik maken van de gymzaal en het (toekomstige) speellokaal van de school.

1.47 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.48 voorwaardelijke verplichting:

een verplichting die afhankelijk is van het zich al dan niet voordoen van een of meerdere toekomstige gebeurtenissen.

1.49 wet:

de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  1. b. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte;

  1. c. dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. d. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

  1. e. verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer;

  1. f. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. g. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, met een maximum van 1 m;
  3. c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en schoolpleinen;
  2. b. toegang naar achtergelegen gronden;
  3. c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' zoals speelvoorzieningen, erfafscheidingen, niet-overdekte fietsenstallingen;
  4. d. nutsvoorzieningen, paden, erven en water;
  5. e. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', waarbij het aantal te realiseren parkeerplaatsen binnen de Groen - en de Maatschappelijke bestemming niet meer mag bedragen dan 14.

3.2 Bouwregels

De hoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van speelvoorzieningen, die mogen een hoogte hebben van maximaal 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregel: voorwaardelijke verplichtingen

De uitbreiding mag pas in gebruik worden genomen indien aan de volgende verplichtingen is voldaan:

  1. a. de tweede ingang/toegang van de school aan de zijde van het Florapark/Wagenweg moet zijn gerealiseerd;
  2. b. de fietsenstalling (niet overdekte fietsenrekken; minimaal volgens CROW leidraad fietsparkeren) moet zijn gerealiseerd ten zuiden/zuidwesten van de uitbreiding.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. basisschool met bijbehorende voorzieningen, buitenschoolse opvang, verenigingsleven;
  2. b. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', zoals niet-overdekte fietsenstallingen, trappen en bordessen, speelvoorzieningen, en erfafscheidingen;
  3. c. groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, paden, erven en water;
  4. d. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', waarbij het aantal te realiseren parkeerplaatsen binnen de Groen- en de Maatschappelijke bestemming samen niet meer mag bedragen dan 14.
  5. e. overdekte (personeels)fietsenstallingen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  6. f. een brandtrap ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - brandtrap;
  7. g. één berging op het schoolplein (zijde Florapark).

4.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

4.3 Specifieke gebruiksregels: voorwaardelijke verplichtingen

De uitbreiding mag pas in gebruik worden genomen indien aan de volgende verplichtingen is voldaan:

  1. a. maximaal 517 leerlingen op de wettelijke teldatum van 1 oktober;
  2. b. op het schoolplein zuid (zijde Floraplein) mogen tijdens de schoolpauzes tussen 10.00 uur en 13.15 uur maximaal 100 leerlingen gelijktijdig aanwezig zijn;
  3. c. de fietsenstalling (niet overdekte fietsenrekken; minimaal volgens CROW leidraad fietsparkeren) moet zijn gerealiseerd ten zuiden en westen van de uitbreiding;
  4. d. buitenschoolse opvang: maximaal één groep voorschoolse opvang van maximaal 25 leerlingen van de Bos en Vaartschool; naschoolse opvang: maximaal drie groepen van maximaal 25 kinderen per groep van de Bos en Vaartschool;
  5. e. de buitenschoolse opvang mag geen gebruik maken van het schoolplein zuid (zijde Floraplein);
  6. f. geen verhuur van de schoolpleinen (zijde Floraplein en zijde Florapark) ten behoeve van verenigingsleven.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde- archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels

  1. 1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming gelden de volgende regels:
    1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 3 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch te overleggen.
  2. 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. b. het doen van opgravingen;
    3. c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  1. 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

5.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning

  1. 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. b. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. g. diepploegen;
    8. h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  1. 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. b. dan wel de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de categorie 'Waarde - archeologie' genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
    5. e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  1. 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. b. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 6 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

6.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken en andere bouwwerken de volgende regels:

Bouwvlak

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van één berging op het schoolplein (zijde Florapark) met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een goothoogte van maximaal 2,2 meter. Boven de goothoogte is een kap toegestaan (tot een maximaal bouwhoogte van 3,5 meter).

Goothoogte / bouwhoogte / ondergronds bouwwerk

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte'dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte - maximale bouwhoogte' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
  5. f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 2' dient de bestaande kelder gehandhaafd te blijven.

Kap / nokrichting /vorm / gevelindeling / muren / toegangspoort

  1. g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 2' dient de bestaande nokrichting, kap of dakvorm en dakhelling gehandhaafd te blijven inclusief ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen;
  2. h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven met uitzondering van de aansluiting op de uitbreiding aan de zijde van de Wagenweg;
  3. i. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde 2' (bij de muren en de toegangspoort) dient de bestaande bouwhoogte, materiaalgebruik, indeling en wijze van afdekking gehandhaafd te blijven;
  4. j. voor de schooluitbreiding aan de zijde van de Wagenweg geldt dat boven goothoogte uitsluitend mag worden gebouwd met een dakhelling die gelijk is aan de dakhelling van de kap van het direct aangrenzende hoofdgebouw met de 'specifieke bouwaanduidingen orde 2'.

Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking

  1. k. collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking zijn toegestaan op de uitbreiding en op gebouwen die als nieuwbouw zijn gewaardeerd, mits:
    1. 1. geplaatst op een dak;
    2. 2. op een schuin dak de collectoren of de panelen:
      • aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
      • in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
      • dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak;
    3. 3. op een plat dak de afstand tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collector of het paneel;
    4. 4. de collector of het paneel één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaatsing van de berging op het schoolplein en aan de plaatsing van collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Verboden hervatten gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………

De voorzitter, De griffier,

…………… ……………..

Hoofdstuk 1 Inleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied binnen de gemeente Haarlem

1.1 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bos en Vaartschool bestaat uit drie onderdelen: een verbeelding (plankaart), een set planregels en een toelichting.

De verbeelding geeft de plangrens weer, de exacte plaats van de bestemmingen en eventuele aanduidingen. De verbeelding moet in samenhang met de planregels gelezen worden.

De planregels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte en over de bebouwingsmogelijkheden. Deze regels geven aan of, en zo ja hoe, ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan.

De toelichting tenslotte, is de onderbouwing van de regels en de verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wordt ingegaan op (de achtergronden van) de gewenste ontwikkeling. Tevens wordt ingegaan op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de haalbaarheid van het plan en de relevante milieuaspecten.

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Bos en Vaartschool ligt aan het Florapark 14 in de Koninginnebuurt ten zuiden van de binnenstad van Haarlem. Op onderstaande afbeelding is de locatie globaal aangegeven.

Het plangebied omvat volgens de kadastrale informatie een perceel van 4.938 m2. De begrenzing van het plangebied is als volgt:

  • aan de westzijde door de Wagenweg;
  • aan de noordzijde door het Florapark;
  • aan de oostzijde door de tuinen bij de panden Florapark 12 en 13;
  • aan de zuidzijde door de tuinen bij de panden Hazepaterslaan 1, 3, 5 en de tuinen en/of panden van Floraplein 3, 4, 5.

Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is de planbegrenzing gedetailleerd vastgelegd.

1.3 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan

Uitbreiding Bos en Vaartschool

De aanleiding en het hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Bos en Vaartschool is het mogelijk maken van de uitbreiding van het schoolgebouw aan het Florapark 14. Daarbij wordt de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik van de school met dit bestemmingsplan vastgelegd. De Bos en Vaartschool bestaat op dit moment uit twee locaties: de locatie Bos aan het Florapark 14 bestaande uit 10 permanente leslokalen en bijbehorende ruimten en 3 noodlokalen en de locatie Vaart bestaande uit 7 leslokalen aan de Cruquiusstraat 2. Uitgangspunt is dat de twee locaties worden samengevoegd op één unilocatie aan het Florapark 14 op de hoek met de Wagenweg. Hiervoor is een uitbreiding van het bestaande schoolgebouw aan het Florapark met 9 leslokalen en bijbehorende ruimten noodzakelijk. De huidige drie noodlokalen worden met de komst van de nieuwbouw gesloopt. In totaal heeft de school na de uitbreiding 19 leslokalen met bijbehorende ruimten. Deze uitbreiding was reeds opgenomen in het bestemmingsplan "Koninginnebuurt eerste partiële herziening", dat op 20 januari 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad. Dat bestemmingsplan is door Raad van State echter op 24 oktober 2012 vernietigd. Voor het vernietigde bestemmingsplan moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Om de uitbreiding van de school aan het Florapark tot een unilocatie te bespoedigen is besloten deze ontwikkeling met een apart (postzegel)bestemmingsplan mogelijk te maken.

Beschermd stadsgezicht

Een tweede doel van dit bestemmingsplan is het planologisch-juridisch regelen van het beschermd stadsgezicht. Sinds 5 december 1990 zijn de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Het plangebied van bestemmingsplan Bos en Vaartschool ligt binnen de grenzen van deze aanwijzing. Dit bestemmingsplan voorziet in het vereiste beschermende karakter conform artikel 36 Monumentenwet 1988.

In het volgende hoofdstuk en in de paragraaf over cultuurhistorie in hoofdstuk 4 wordt dit onderwerp verder uitgewerkt en toegelicht.

Actueel planologisch-juridisch kader

Een laatste en bijkomend doel is het opstellen van een actueel planologisch-juridisch kader, waarmee kan worden voldaan aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor bestemmingsplannen ten aanzien van actualiteit en digitale raadpleegbaarheid via internet.

1.4 Geldende Planologische Regelingen

Binnen het plangebied Bos en Vaartschool geldt het volgende planologisch kader (aangevuld met de zogenaamde 'aanvullende bebouwingsvoorschriften' uit 1974):

Nr. Naam van het plan Vastgesteld Goedgekeurd
B3 Verordening artikel 43 Woningwet 1901, Sectie I, 2e blad 9 januari 1935 3 april 1935

Tabel 1.1 Vigerende planologische regeling op moment van opstellen van het bestemmingsplan.

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Bos en Vaartschool zal het in tabel 1 genoemde kader, voor het deel dat ligt binnen het plangebied, zijn rechtskracht verliezen.

1.5 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure

Het bestemmingsplan Bos en Vaartschool doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, de wettelijke procedure.

Op grond van artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 17 januari 2013 een kennisgeving gepubliceerd in het mededelingenblad van de gemeente. In deze kennisgeving is aangegeven dat de gemeente een nieuw bestemmingsplan gaat opstellen voor dit gebied. Tevens zijn de verschillende betrokken (semi)overheden geïnformeerd over dit nieuwe bestemmingsplan (artikel 3.1.1 Bro) en in de gelegenheid gesteld te reageren op het concept- ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt opgesteld in nauwe samenwerking met de school. Direct omwonenden aan de Hazepaterslaan, het Florapark en het Floraplein zijn, evenals de wijkraad Koninginnebuurt, medio januari 2013 per brief geïnformeerd over de start van het bestemmingsplan. De ouders van leerlingen van de school worden via de school op de hoogte gehouden.

Het college van burgemeester en wethouders heeft na bespreking van het plan in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor tervisielegging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Op 14 maart 2013 is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in de stadskrant en de Staatscourant en zes weken zowel digitaal als in papieren vorm ter inzage gelegd. In die periode kon iedereen zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen indienen tegen het plan bij de gemeenteraad. Ook is de mogelijk geboden om zienswijzen digitaal in te dienen. Op 16 april 2013 heeft de gemeente een inloopbijeenkomst georganiseerd over het ontwerpbestemmingsplan. De bijeenkomst is bezocht door met name de direct omwonenden. Er zijn zienswijzen ingediend.

Na verwerking van de zienswijzen en de aanpassingen in het bestemmingsplan wordt het plan ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze raadsbehandeling stond gepland voor begin juli 2013, maar is in verband met een zorgvuldige verwerking van de zienswijzen over het reces van de raad getild. De raadsbehandeling staat nu gepland voor begin september 2013. Indieners van zienswijzen worden uitgenodigd voor de vergadering van de commissie Ontwikkeling (gepland eind augustus 2013) voorafgaande aan de raadsbehandeling en worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen monding toe te lichten.

Bij de behandeling van het bestemmingsplan in de gemeenteraad kan de raad ook nog wijzigingen of aanpassingen doorvoeren in het bestemmingsplan.
Vervolgens wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom gepubliceerd en zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.6 Leeswijzer Plantoelichting

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de bestaande en de nieuwe situatie. Allereerst wordt een korte historische schets van het plangebied gegeven. Daarbij komt ook de ligging in het beschermd stadsgezicht aan de orde en wordt de bestaande situatie beschreven. In dit hoofdstuk wordt vervolgens ingegaan op de gewenste ontwikkeling en de wijze waarop deze ontwikkeling wordt ingepast in het gebied.

In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante vastgestelde beleidsdocumenten de revue.

Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de conclusies van de verschillende onderzoeken. Dit hoofdstuk is aangevuld met de resultaten van aanvullende onderzoeken die zijn uitgevoerd naar aanleiding van onder meer de ingediende zienswijzen. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen voor de omgeving en/of voor de inrichting van het perceel van de school.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting wordt gegeven op de wijze waarop de planregels gelezen en gebruikt moeten worden, op de opbouw van de verbeelding en de regeling voor bebouwing.

In hoofdstuk 6 komen de financiële haalbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod.

Hoofdstuk 2 Bestaande En Nieuwe Situatie

In dit hoofdstuk wordt een korte historische schets gegeven van het gebied waarin het plangebied is gelegen. De aanwijzing van het gebied tot beschermd stadsgezicht wordt beschreven evenals een beschrijving van de huidige situatie rond de school. In dit hoofdstuk komt tevens de gewenste uitbreiding van de school tot een unilocatie aan bod.

2.1 Korte Historische Schets

Het plangebied ligt aan het Florapark 14 in de Koninginnebuurt. Aanvankelijk was dit gebied in gebruik als wei- en grasland. In het begin van de 17e eeuw werden deze landerijen ingericht voor de grote houten ramen van de lakenwevers. Gaandeweg kwamen er steeds meer bollenkwekerijen; een ontwikkeling die tot aan de tweede helft van de 19e eeuw voortduurde. De prestedelijke structuur is bepaald door de noord-zuidverbindingen van de Wagenweg en de in de periode rond 1656 gegraven Leidsevaart. Zij lopen min of meer parallel met de onderliggende strandwal, waarop de binnenstad en de Haarlemmerhout zijn gelegen. Aan de zuidrand van de ommuurde stad verschijnt in de 17e eeuw al snel bebouwing aan de toegangswegen waaronder de Wagenweg (deel uitmakend van de aloude Heerenweg). De prestedelijke ontwikkelingen van dit deel van Haarlem zijn door een aantal ontwikkelingen vanuit de ommuurde stad beïnvloed, onder meer door het toenemende ruimtegebrek binnen de muren. Naast bedrijvigheid kwamen er de buitenplaatsen – de lustplaatsen – voor de gegoede stedelingen. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begon de Koninginnebuurt zich te ontwikkelen vanuit het zuiden van de bestaande stad en groeide hiermee uit tot een van de vroegste stadsuitbreidingen van Haarlem. Daarop aansluitend werden rond 1900 hier de villaparken en gegoede middenstandsbouw aangelegd.

In hoofdstuk 4.8 wordt uitgebreid ingegaan op de cultuurhistorie van het plangebied.

2.2 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht

Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet). Het gehele plangebied valt binnen het beschermd stadsgezicht. Voor het beschermd stadsgezicht is destijds overwogen:

"dat de ontstaansgeschiedenis van Haarlem en de Haarlemmerhout op de strandwal aan het Spaarne in het stratenpatroon herkenbaar bewaard is gebleven, dat de ruimtelijke ontwikkeling grotendeels binnen de structuur en schaal van de begin 17e eeuwse stad heeft plaatsgevonden, dat het bebouwingsbeeld in grote delen van de oude stad nog zeer samenhangend en waardevol is en dat het gebied mitsdien een beeld oplevert dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid en zijn ruimtelijke structurele samenhang".

In de bij het aanwijzigingsbesluit behorende stukken wordt niet specifiek ingegaan op het schoolgebouw, maar wordt geconstateerd dat de oorspronkelijke conceptie van het Florapark bewaard is gebleven:“ met losstaande villa's, gebouwd in eclectische trant in het laatste kwart van de negentiende eeuw, gesitueerd rond een open grasveld waarop enkele oude boomgroepen staan. Buiten de verbreding van de wegen is de parkaanleg gaaf bewaard gebleven. De aangesloten bebouwing langs de Wagenweg die de westzijde van het park afsluit, bestaat uit tamelijk waardevolle, laat negentiende-eeuwse bebouwing.”

2.3 De Huidige Bos En Vaartschool

De Bos en Vaartschool is in 1993 ontstaan uit een fusie tussen de openbare basisschool Haarlemmerhout (nu locatie Bos) en de bijzondere basisschool Cruquius (nu locatie Vaart). De huidige school is nog steeds verdeeld over de twee locaties. De fusie was het gevolg van de Wet Toerusting en Bereikbaarheid. Deze wet had tot doel schaalvergroting in het onderwijs te bewerkstelligen.

Sinds 1993 valt de school onder het bestuur van een beheerscommissie, daarna de bestuurscommissie Openbaar Primair Onderwijs Haarlem. Deze bestuurscommissie is verzelfstandigd in Stichting Spaarnesant. De Bos en Vaartschool valt onder deze stichting.

Op de wettelijke teldatum van 1 oktober 2012 telde de school 518 leerlingen, verdeeld over 20 groepen die weer zijn verdeeld over de twee locaties. De verdeling van deze 20 groepen over de beschikbare leslokalen en bijbehorende ruimten is de verantwoordelijkheid van de school.

De verschillende leerjaren zijn over de beide locaties verdeeld. Per schooljaar kan het leerlingenaantal per locatie verschillen.

De locatie “Bos” van de Bos en Vaartschool aan het Florapark bestaat uit een schoolgebouw met gymzaal uit 1939 en een nieuwbouwvleugel uit 1984. De noodlokalen stammen uit 1981. Het schoolplein rondom de school richt zich op twee zijden: het ene schoolplein grenst aan het Floraplein en het andere plein ligt aan de zijde van het Florapark.
Een deel van de kinderen (max. 20 kinderen) sport na schooltijd op maandag, dinsdag en donderdag in de gymzaal op locatie Bos aan het Florapark.
De naschoolse opvang zit in de bestaande situatie met name op de Vaartlocatie. In de avonduren wordt de gymzaal verhuurd voor sportactiviteiten.

2.4 Aanloop Naar Een Unilocatie

2.4.1 Besluitvorming unilocatie aan Florapark

Al in 2004 heeft de gemeenteraad de uitgangspunten van het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) vastgesteld en om onderwijskundige en financiële redenen ingestemd met de realisering van één unilocatie voor de Bos en Vaartschool aan het Florapark.

Onderwijskundige en organisatorische onderbouwing

  • Onderwijskundig: werken vanuit één onderwijskundige visie; makkelijker uitwisselen van kennis en ervaring; bevorderen van een natuurlijk samenwerkingsproces tussen de groepen; gezamenlijk kunnen vieren van o.a. afsluitingen en feestdagen; de gevoelswaarde van veiligheid en het bij elkaar horen gedurende de hele schooltijd.
  • Organisatorische aspecten: gemakkelijkere afstemming binnen het onderwijsteam; geen verlies aan onderwijstijd door verplaatsing tussen de gebouwen; praktischer voor ouders/verzorgers (geen verkeersbewegingen meer tussen de schoolgebouwen).

Financiële onderbouwing

  • Effectief gebruik van ruimten en ondersteunende diensten.
  • Verlaging van de exploitatiekosten: per school en niet per locatie ontvangt de school een vast bedrag van het ministerie voor de exploitatie. Exploitatie en beheer van twee gebouwen komen niet overeen met de inkomsten.
  • Grootschalig onderhoud behoort tot de zorgplicht van de gemeente. Twee gebouwen in onderhoud betekent grofweg meer te onderhouden oppervlak. Hier staan geen extra inkomsten tegenover, omdat de gemeente middels het gemeentefonds wordt gefinancierd op basis van het aantal leerlingen dat het basisonderwijs bezoekt.

2.4.2 Alternatievenonderzoek

De gemeente Haarlem studeert al jaren op de realisatie van de unilocatie en de ruimtelijke consequenties van het plan. Er is in de afgelopen jaren intensief contact geweest over de uitbreidingsplannen met een groot aantal betrokkenen en belanghebbenden, waaronder de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK), de school, de direct omwonenden, de wijkraad etcetera.

In 2010 is op verzoek van omwonenden nogmaals naar de uitbreiding van de school gekeken en is onderzocht of er wellicht andere mogelijkheden zijn voor de huisvesting van de school. De resultaten van dat alternatievenonderzoek zijn samen met overige relevante informatie verwerkt in de brief “planontwikkeling Bos en Vaartschool”. Deze brief is behandeld in de vergadering van de commissie Ontwikkeling d.d. 13 januari 2011.

Uitkomsten van het alternatievenonderzoek:

a. Een nieuwe unilocatie in de Koninginnebuurt
Er is onderzoek gedaan naar mogelijke alternatieve locaties in de Koninginnebuurt. Echter een gebouw of perceel van voldoende omvang is in het voedingsgebied van de school niet beschikbaar. Onder een voedingsgebied wordt verstaan “die verzameling herkomstgebieden (wijken) van waaruit minimaal 70% van de leerlingen afkomstig is”. Elke school heeft een eigen berekend voedingsgebied op basis van de waargenomen herkomst van de leerlingen.
De school verder van het voedingsgebied huisvesten is niet wenselijk voor de buurt en zal nadelige gevolgen hebben voor de voedingsgebieden van de daar gelegen scholen.

b. Locatie “Vaart” als unilocatie

De locatie Vaart (gebouw met zeven leslokalen) is ook onderzocht als vestigingsplaats voor de unilocatie. Deze locatie is te klein om de hele school in te huisvesten.

c. Handhaven locatie “Bos” én locatie “Vaart”

Naast de reeds aangegeven onderwijskundige argumenten is deze variant in financieel opzicht onrendabel voor zowel de gemeente als het schoolbestuur (zie ook 2.4.1).

d. Alternatief ontwerp van omwonenden op de locatie “Bos”
Omwonenden hebben in 2010 een alternatief schetsplan ontwikkeld, waarbij de nieuwbouw aan de zijde van het Florapark, dus aan de noordzijde, zou moeten komen. Het programma van dit bewonersalternatief is echter niet groot genoeg om de hele school te huisvesten aan het Florapark. In dit plan werd de Vaartlocatie dan ook niet afgestoten. Zoals onder c. reeds is aangegeven past dit niet in de onderwijskundige en financiële uitgangspunten. Daarbij moest in het plan van de omwonenden een deel van het oorspronkelijke schoolgebouw van Friedhoff, namelijk de gymzaal, worden afgebroken om ruimte te maken voor de nieuwbouw. Aan de Wagenwegzijde moest volgens dit ontwerp een nieuwe vrijstaande gymzaal komen.

Dit ontwerp van omwonenden, met de schooluitbreiding richting het Florapark, is voorgelegd aan de (voormalig) rijksadviseur Cultureel erfgoed, de heer W. Eggenkamp. De heer Eggenkamp was tot medio 2012 als onafhankelijk adviseur nauw betrokken bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij wijst een uitbreiding in de richting van het Florapark af. Het bestaande gebouw moest bij voorkeur in stand blijven en de nieuwbouw moest zoveel mogelijk aansluiten op het bestaande gebouw, zo mogelijk op de kopse kanten.

Het ontwerp van de omwonenden draagt niet bij aan de doelstelling van het SHO, dan wel het realiseren van een unilocatie. Tevens voldoet het ontwerp niet aan de onderwijskundige en financiële uitgangspunten die bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs dat wordt verzorgd. Daarbij wordt het bijzondere gebouw (orde-2 pand), met de daarbij behorende cultuurhistorische waarden, door de beoogde sloop van de gymzaal ernstig aangetast.

Conclusie alternatievenonderzoek

Uit het alternatievenonderzoek is gebleken dat de onderzochte alternatieven om uiteen lopende redenen niet mogelijk dan wel niet wenselijk zijn. De alternatieven stuitten onder meer op bezwaren van onderwijskundige, monumentale en financiële aard, leiden tot versnipperde bouwvolumes of bieden te weinig ruimte voor het programma.

2.5 Beschrijving Uitbreidingsplan

2.5.1 Het ontwerp van de uitbreiding

Het uitbreidingsplan voor de Bos en Vaartschool bestaat uit de aanbouw van een nieuwe vleugel aan de zijde van de Wagenweg. Het huidige schoolgebouw inclusief de uitbouw uit de jaren '80 blijven staan, het gebouwen met noodlokalen wordt gesloopt.

De nieuwe vleugel zal in een vergelijkbare stijl en met een vergelijkbare hoogte worden gebouwd als de bestaande bebouwing. De nieuwbouw bestaat uit twee te onderscheiden bouwblokken met een kap en daartussen een ruimte voor de gangen en trappen. De plaatsing en richting van de nieuwbouw is gebaseerd op een voortzetting van het concept van het huidige school gebouw: een streng assenstelsel met geschakelde volumes. De karakteristiek van een gebouwvolume in het groen is daarbij bewaard gebleven.

Hieronder is een impressie met het uitbreidingsplan aan de rechterkant. Het betreft een blok met twee aparte kappen en een plat afgedekt tussenstuk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0002.png"

Afbeelding 2.1 Artist impression van het uitbreidingsplan. Ontwerp van HoekstraArchitecten uit Haarlem.

Het ontwerpproces

Het uiteindelijke ontwerp van de uitbreiding, welke in dit bestemmingsplan is opgenomen, is het resultaat van een langdurig proces waarbij naast stedenbouwkundige en monumentale aspecten ook het zoveel mogelijk behouden van de aanwezige bomen is meegenomen. Uiteindelijk is door de afdeling Ruimtelijk Beleid in samenspraak met de stadsbouwmeester een akkoord gegeven op de hoofdopzet in volume en plaatsing. De opvolgende ontwerpen zijn verschillende keren aan de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) voorgelegd. De ARK heeft een positief preadvies gegeven op het ontwerp, de stedenbouwkundige inpassing en opzet en de volumes.

2.5.2 Aanpassing openbare ruimte

Het bestemmingsplangebied betreft alleen de bestaande school, de uitbreiding en het bijbehorend terrein. Het Florapark en Floraplein grenzen aan het plangebied. Voor het Florapark, het Floraplein en voor een deel van de Wagenweg is een herinrichting van de openbare ruimte in voorbereiding. Deze herinrichtingsplannen hebben reeds het participatie- en inspraaktraject doorlopen en wachten voor wat betreft de vaststelling en uitvoering op het nieuwe bestemmingsplan dat voor dit deel van de Koninginnebuurt opgesteld wordt (raadsvaststelling volgens planning december 2013) en op het definitief doorgaan van de uitbreiding van de school.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0003.png"

Afbeelding 2.2 definitief ontwerp herinrichting Floraplein d.d. 020811

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

In het herinrichtingsplan voor de openbare ruimte is rekening gehouden met de uitbreiding van de Bos en Vaartschool. Een aantal ingrepen hebben een directe relatie met de komst van de uitbreiding, zoals de aanleg van een extra zebrapad en de verbreding van de stoep ter hoogte van de tweede ingang. Met de komst van deze tweede ingang vindt een spreiding plaats van de leerlingen en hun begeleiders. Hierdoor neemt de druk op de ingang Floraplein af ten opzichte van de situatie zonder de uitbreiding.
Kinderen, al dan niet met begeleiders die via de Wagenweg, Koninginnebuurt en de wijk Bos en Vaart ten westen van de school per fiets of lopend komen (op basis van de informatie van de school is dit het merendeel van de leerlingen) zullen gebruik gaan maken van de nieuwe toegang aan het Florapark/Wagenweg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden de beleidskaders belicht voor zover deze betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van de gemeente met betrekking tot onderwijs. Ook de vastgestelde Nota Ruimtelijke kwaliteit komt in dit hoofdstuk aan bod. Relevant vastgesteld beleid met betrekking tot archeologie, openbare ruimte, groen en milieu komt eveneens in dit hoofdstuk aan de orde.

Vanwege de aard van het project en de locatie, de ligging in het stedelijke gebied van Haarlem en de beperkte omvang van het plangebied is het niet nodig nader in te gaan op het landelijke en provinciale ruimtelijke beleid.

3.1 Gemeentelijk Beleid

3.1.1 Structuurplan Haarlem 2020

Het Structuurplan Haarlem 2020 is in 2005 vastgesteld door de gemeenteraad. In het Structuurplan is opgenomen dat de wijk- en buurtgerichte voorzieningen in het bestemmingsplangebied worden gehandhaafd. Het deel van Koninginnebuurt rond de Wagenweg is in het Structuurplan aangewezen als een te versterken zone met sociaal-maatschappelijke functies. De versterking van de sociaal maatschappelijke zone hangt samen met de functie die de Wagenweg in het Structuurplan als woon-werk-as heeft gekregen. Dit soort wegen bezitten een centrale rol voor de buurt of het stadsdeel en zijn belangrijke doorgaande routes voor de omgeving.

Relatie met bestemmingsplan Bos en Vaartschool

De uitbreiding van de Bos en Vaartschool betreft een uitbreiding van de maatschappelijke functie in dit gebied en past daarmee binnen de ambities van het Structuurplan Haarlem 2020.

3.1.2 Haarlem Maatschappelijk op de Kaart

De beleidsnota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart uit 2010 geeft inzicht in de ontwikkeling van het aanbod en de spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Tevens geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport.

In het kader van duurzaamheid is meervoudig ruimtegebruik uitgangspunt. Zo is er niet alleen maar sprake van een bouwopgave met uitbreidingsbehoefte. Kansen liggen er om de voorzieningenstructuur anders te organiseren waarbij de inzet van multifunctionele accommodaties een belangrijke rol speelt.

Relatie met het bestemmingplan Bos en Vaartschool

In deze beleidsnota wordt niet specifiek ingegaan op de uitbreiding van de Bos en Vaartschool, maar wordt verwezen naar het Strategisch Huisvestingsplan waarin de kaders worden gesteld.

3.1.3 Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Op grond van onderwijswetgeving heeft de gemeente de zorgplicht voor de onderwijshuisvesting binnen haar gemeente. De zorgplicht houdt dat de gemeente verantwoordelijk is voor het bekostigen van onderwijshuisvesting. Om de zorgplicht uit te kunnen voeren is de gemeenteraad verplicht tot het vaststellen van een verordening voor het bekostigen van deze voorzieningen. De gemeenteraad heeft in februari 2009 de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2009 vastgesteld. Om de zorgplicht goed uit te voeren is het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) ontwikkeld. De uitvoering van het SHO past binnen het gestelde van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Met het vaststellen van het SHO wordt aan de schoolbesturen voor de middellange termijn zekerheid geboden voor de noodzakelijke uitbreidingen, realisering van unilocaties of verplaatsingen van de scholen die onder hun bestuur vallen.

Het SHO speelt in op ontwikkelingen binnen de onderwijshuisvesting en stelt prioriteiten vast. Een actualisatie vindt plaats op grond van actuele leerlingenaantallen, prognoses over deze aantallen voor de komende jaren en de actuele ontwikkelingen in de reeds geplande investeringen/ aanpassingen.

Leerlingenprognoses maken deel uit van het SHO. Het SHO 2012 is vastgesteld op basis van de leerlingenprognoses uit 2010 tot en met 2030. Deze prognose, waarin de gewijzigde economische situatie is verdisconteerd, gaat uit van een lichte daling van het leerlingenaantal basisonderwijs na 2013, dit ten opzichte van de prognose uit 2009.

Omdat prognoses twee jaar mogen worden gebruikt zijn nieuwe prognoses opgesteld. De prognoses van 2012 laten ten opzichte van de prognoses van 2010 inmiddels voor geheel Haarlem een stijging van het aantal basisschoolleerlingen zien. Ook de leerlingenprognoses voor de Bos en Vaartschool laten tot 2016 een stijgend aantal leerlingen zien.

De leerlingenprognose 2012 is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

De ontwikkelingen op het gebied van de onderwijshuisvesting die zijn vastgelegd in het SHO, moeten voor wat betreft functie, bouwmassa en dergelijke passen binnen het daar geldende bestemmingsplan. Indien de voorgestane onderwijsontwikkeling niet past binnen het vigerende bestemmingsplan moet dit bestemmingsplan worden herzien of moet de functie met een uitgebreide planologische procedure mogelijk gemaakt worden.

De uitbreidingsplannen voor de school die in dit bestemmingsplan zijn verwerkt zijn gebaseerd op de leerlingenprognose van 2010, dus op het gematigde scenario.

Het formele tekort aan leslokalen, dat nu overigens ook al speelt bij de twee locaties, wordt door de school intern opgelost.

3.1.4 Nota ruimtelijke kwaliteit

Algemeen

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (NRK) uit 2012 is een integrale stadsbrede visie gegeven op de ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met deze visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit ligt het plangebied binnen de “villagebieden” . Er geldt een beschermende regie. Openbare en semi-openbare gebouwen, zoals scholen, mogen zich volgens de NRK onderscheiden wat betreft situering, volumeopbouw en gevelindeling, maar moeten zich rekenschap geven van hun bijzondere positie door hoogwaardig materiaalgebruik en detaillering. Bouwinitiatieven in dit gebied worden getoetst aan de criteria Ruimtelijke kwaliteit. Het ontwerp van de school voldoet aan deze criteria.

Adviescommissie ruimtelijke kwaliteit (Ark)

De opvolgende ontwerpen voor de uitbreiding zijn zoals eerder al is aangegeven vanaf de eerste schetsontwerpen verschillende keren besproken in de Ark. Opmerkingen van de Ark zijn verwerkt. De stedenbouwkundige randvoorwaarden van het ontwerp zijn verwerkt in de verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan.

3.1.5 Groenbeleid en groentoets


Bomenverordening

In het verleden werden in Haarlem monumentale bomen soms in bestemmingsplannen opgenomen met een aanduiding op de verbeelding (plankaart). Met een aanlegvergunningenstelsel werden deze monumentale bomen in de openbare ruimte in meer of mindere mate beschermd. Met de komst van de Bomenverordening (vastgesteld februari 2008) worden monumentale bomen niet meer opgenomen in bestemmingsplannen. Bescherming van deze bomen vindt plaats via de bepalingen uit de Bomenverordening. Er is een lijst opgesteld met monumentale en waardevolle bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen vergunning voor kap wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. Op de lijst staan de bomen die voorkomen in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstanden.

In deze verordening staat verder dat bij ontwikkelingen de gevolgen van die bouwactiviteiten voor de aanwezige bomen onderzocht moeten worden. Deze zogenaamde “groentoets” is een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0004.jpg"

afbeelding 3.1 Monumentale bomen in bestemmingsplangebied (bron GBKH en monumentale bomenlijst).

In het plangebied staan 4 monumentale bomen (Fagus sylvatica (nr 1), Carpinus betulus (nr. 2) Acer platanoides (nr. 3) en Aesculus carnea nr. 4)

In de directe omgeving van de uitbreiding staan geen bomen die voorkomen op de monumentale bomenlijst.

In de periode 2008-2010 is een boomeffectanalyse uitgevoerd. Door een aanpassing in het ontwerp is in 2010 opnieuw een (aanvullende) boomeffectanalyse uitgevoerd. Bij acht bomen die in de directe omgeving van de voorgenomen uitbreiding staan is onderzocht (onder meer door wortelonderzoek) en in beeld gebracht wat de gevolgen van de uitbreiding van de school op de betreffende boom zijn. Tevens zijn in het rapport adviezen opgenomen om schade aan te handhaven bomen zoveel mogelijk te voorkomen.

Bij een van de laatste aanpassingen in het ontwerp van de uitbreiding (d.d. juni 2012) is de afstand van de nieuwbouw tot een Zilveresdoorn vergroot, waardoor de invloed van de uitbreiding op de vitaliteit van de boom verder wordt beperkt.

Een van de bomen (de beuk: nr. 10 het rapport) staat op de plek waar de nieuwbouw is geprojecteerd en kan niet worden gehandhaafd. De bomen nr. 11 en nr.12 (venijnbomen) zijn niet te behouden en zullen worden gekapt.

De boomeffectanalyse (2009) en de aanvullende boomeffectanalyse uitbreiding Bos en Vaartschool (augustus 2010) zijn opgenomen in de bijlagebundel.

3.1.6 Archeologiebeleid

Algemeen

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als op de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat 'huis (of huizen) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos' betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Met de goedkeuring van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft de gemeente er vanaf 1 september 2007 een aantal nieuwe verplichtingen bij gekregen met betrekking tot de zorg voor het archeologische erfgoed. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed is gedecentraliseerd dienen de gemeenten hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen, waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt.

Beleidsnota Archeologie en Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)

De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief zijn vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie met bijbehorende Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) (vastgesteld door de gemeenteraad 2009).

Op deze Beleidskaart zijn de archeologische verwachtingen, die voor het Haarlems grondgebied gelden, met verschillende kleuren vastgelegd. De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Voor elk kleur is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogeheten regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  1. a. een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  2. b. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  3. c. een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen het beschermd stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0005.png"

Afbeelding 3.1 uitsnede van de Archeologische beleidskaart Haarlem (2009)

De verschillende kleuren geven aan welk regime waar van toepassing is. Het plangebied valt binnen het oranje gekleurde gebied.

De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels zijn de relevante begrippen gedefinieerd en is aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere omgevingsvergunning of aanlegvergunning zijn verbonden.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Op grond van vondsten en de geologische ondergrond (strandwal) wordt verwacht dat zich in het plangebied sporen van bewoning kunnen bevinden die dateren vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. In het plangebied is een tiental archeologische waarnemingen geregistreerd, waarbij prehistorische vuurstenen werktuigen zijn gevonden en aardewerk uit de Romeinse tijd en de periode 1500-1850. Het plangebied behoort volgens de Archeologische beleidskaart (ABH) tot categorie 3 (oranje).

Gezien de aard van deze archeologische waarden is hier een regime van toepassing, dat voorwaarden verbindt aan een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw, aanleg en/of sloop bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

Ten behoeve van de uitbreiding van de school is archeologisch onderzoek verricht op de plek waar de uitbreiding is voorzien. Er ligt een rapport van een verkennend archeologisch booronderzoek. Het bevoegd gezag heeft nog geen selectiebesluit inzake de archeologische verwachting van het terrein genomen. Dit aspect wordt meegenomen in het verdere vergunningentraject. Het onderzoeksrapport is opgenomen in de bijlagenbundel.

3.1.7 Geluid en beleidsregels Hogere Waarden

Algemeen

De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen en scholen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wanneer het geluidsniveau ter plaatse van de geluidsgevoelige functie niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, kan het college van B&W via een wettelijk geregelde procedure ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen zolang het geluidsniveau niet hoger is dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB (procedure hogere waarden). Daarbij is van belang dat het vaststellen van een hogere grenswaarde alleen mogelijk als in de nieuwbouw wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Volgens het Bouwbesluit dient een minimum geluidniveau in woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen altijd gegarandeerd te zijn.

De maximale ontheffingswaarde voor “nieuwe situaties” in stedelijk gebied bedraagt 63 dB. Nieuwe situaties zijn situaties waar door het gewijzigde bestemmingsplan geluidgevoelige bestemmingen mogelijk zijn.


Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder

Het beleid met betrekking tot het toepassen van hogere waarden is in Haarlem verankerd in de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder (2009). Hierin is vastgelegd dat eerst gekeken moet worden of er geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn aan de bron (bijvoorbeeld aan de weg) dan wel in het overgangsgebied voordat hogere waarden kunnen worden vastgesteld.

Wegverkeer en het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Het plangebied ligt aan de Wagenweg en wordt aangemerkt als stedelijk gebied. Er geldt op de Wagenweg een maximale rijsnelheid van 50 km/u.

Ten behoeve van de voorgenomen uitbreiding van de school is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwbouw ten gevolge van wegverkeer. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt, maar dat het geluid de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschrijdt. Uit het geluidonderzoek blijkt dat er ter plaatse van de uitbreiding een geluidniveau heerst van 59 dB.

De procedure hogere waarden

Op basis van de beleidsregels Hogere Waarden is onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting op de nieuwbouw als gevolg van de Wagenweg te verminderen. De Wagenweg (de bron) is in 2006 voorzien van nieuw asfalt. Gelet op de vele afslagen en het busverkeer is niet gekozen voor het gebruik van zogenaamd stil asfalt. Maatregelen in het "overgangsgebied", in de vorm van een geluidscherm zijn evenmin wenselijk, gelet op onder meer de aantasting van het beschermd stadsgezicht.

De procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde wordt apart, maar wel gelijktijdig met de procedure voor de vaststelling van een bestemmingsplan gevoerd. Deze koppeling volgt uit de Wet geluidhinder.

In hoofdstuk 4 (Milieu- en omgevingsaspecten) wordt nader ingegaan op het onderwerp geluid en de uitgevoerde geluidonderzoeken.

3.1.8 Beleid met betrekking tot milieuzonering


Nota Milieuzonering bedrijven (2008)

In Haarlem wordt bij de toepassing van milieuzonering gebruik gemaakt van de Nota milieuzonering bedrijven uit 2008 en de VNG brochure “ Bedrijven en Milieuzonering”.

Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een zoneringslijst). De kaart van Haarlem is opgedeeld in gebieden die zich van elkaar onderscheiden door de (mate van) aanwezige functies.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer. (De tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau.)

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Vergrote binnenstad C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied C of D
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatie-
gebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebieds- gebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. De juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie “stedelijke centra” worden de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die en verbinding vormen met het centrum met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. Voor deze bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 meter. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt veelal openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

In het kader van dit bestemmingsplan niet relevant.

Zoneringslijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is in de Nota Milieuzonering weergegeven in een categorie indeling, daarbij geldt hoe lager de categorieletter des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C en D (en in uitzonderlijke gevallen E) dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

In de gebiedstypering in de Nota Milieuzonering komt de locatie van de school aan het Florapark voor onder corridor (Wagenweg) en laagbouw in lage dichtheid. In de genoemde gebiedstypen zijn functies uit respectievelijk de categorieën C en B maximaal mogelijk. Scholen vallen onder categorie B en zijn daarmee passend. Ook de vereningen (ballet, sport) die in de avonduren gebruik maken van de school passen binnen deze categorie.

Bij scholen is het belangrijkste milieuaspect het geluid, zowel van op het schoolplein spelende kinderen als ten gevolge van het verkeer van de school naar de omgeving en van de omgeving naar de school.

Om te beoordelen of er na de uitbreiding van de Bos en Vaartschool sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter hoogte van de omliggende woningen en daarmee van een goede ruimtelijke ordening zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, onder meer naar geluid en verkeer. De resultaten zijn verwerkt in de betreffende paragrafen van hoofdstuk 4. De onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen.

Omdat er op deze locatie uitsluitend een basisschool, buitenschoolse opvang en vereninginsleven is toegestaan is de zoneringslijst (die nog wel in de ontwerpfase was toegevoegd) geschrapt. In de begripsomschrijving (art. 1 van de regels) is per functie een omschrijving toegevoegd.

3.1.9 Beleid met betrekking tot duurzaamheid en energie

Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit.

Haarlem Klimaatneutraal

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame energie.

Relatie met het bestemmingsplan

De ambitie is binnen het project vertaald door een compacte bouwvorm met als gevolg een gunstige verhouding tussen vloeroppervlak en gebouwschil. Het energie en klimaatconcept bestaat uit een gebouwschil met een hoge isolatiewaarde en tochtvrije toevoer van ventilatie en verwarmingslucht en CO2 gestuurde afzuiging met warmteterugwinning. Diverse maatregelen dragen bij aan een beperkte energievraag. Op de naar het zuiden georiënteerde dakvlakken zijn zonnepanelen voorzien met een totaal vermogen van 14.000 Wp, goed voor ca 75% van het verwachte verbruik.

De energieprestatiecoëfficiënt is 20% gunstiger dan de actuele eis.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Algemeen

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten die relevant zijn voor de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Daarbij komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit. Het gaat hier om die zaken die mogelijk kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied.

Dit bestemmingsplan regelt de zaken die betrekking hebben op de gewenste uitbreiding van de Bos en Vaartschool, dus de nieuwe situatie. De onderzoeken op het gebied van verkeerstromen, parkeren, verkeersgeluidhinder en luchtkwaliteit zijn uitgevoerd door het gespecialiseerde bureau Goudappel Coffeng. Het akoestisch onderzoek naar geluidniveaus van de school en naar stemgeluid van kinderen op het schoolplein is uitgevoerd door ingenieursbureau Tauw. In het akoestisch onderzoek van Tauw wordt onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de optredende geluidsniveaus van de school aan de standaard voorschriften in het Activiteitenbesluit en de beoordeling van het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Bij onderzoeken wordt de bestaande situatie als uitgangspunt ofwel als nulsituatie genomen. In de bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn de uitgevoerde onderzoeksrapporten opgenomen. Gelet op de omvang van de rapporten zijn deze in de papieren versie van het bestemmingsplan in een aparte bijlagenbundel opgenomen.

4.1 Geluid

In dit bestemmingsplangebied spelen verschillende geluidsaspecten:

  1. a. Wegverkeerslawaai van de Wagenweg en andere omliggende wegen ter hoogte van de geplande nieuwbouw van de school.
  2. b. Wijzigingen in de verkeersstromen ten opzichte van de huidige situatie.
  3. c. Mogelijke wijzigingen in de geluidniveaus als gevolg van de school (activiteiten die vallen onder het Activiteitenbesluit).
  4. d. Mogelijke toename van het stemgeluidniveau door een toename van het aantal kinderen op bij de unilocatie.

ad a. Wegverkeerslawaai en Hogere Waarden

In hoofdstuk 3.1.7 (geluid en beleidsregels Hogere Waarden) is ingegaan op de beleidsregels Hogere Waarden. Ten behoeve van de uitbreiding van de school is geluidonderzoek verricht naar wegverkeerslawaai. De geluidbelasting als gevolg van de Wagenweg bedraagt ter hoogte van de nieuwbouw 59 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde (63 dB) wordt niet overschreden. De nieuwbouw moet voldoen aan de maximale binnenwaarde conform het Bouwbesluit 2012.

Gelijktijdig met de procedure van het ontwerpbestemmingsplan wordt de procedure hogere waarden gevoerd.

ad b. Wijzigingen in de verkeersstromen ten opzichte van de huidige situatie

Er is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de uitbreiding van de school voor de verkeersstromen in het gebied. Door de uitbreiding van de school neemt het aantal verkeersbewegingen toe met 134 ritten op een gemiddelde werkdag. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het extra verkeer en de verkeerseffecten van en naar de school geen waarneembare toename van de geluidbelasting tot gevolg heeft langs de wegen in de omgeving van de school. Deze verkeerseffecten van de uitbreiding zijn verwaarloosbaar. Nader onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen is dan ook niet noodzakelijk.

ad c. geluidniveaus als gevolg van de school (vallend onder het Activiteitenbesluit).

Uit de berekeningen van het geluidsniveaus exclusief het stemgeluid blijkt dat de optredende geluidsniveaus in de gewenste nieuwe situatie van de school voldoen aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Dit geldt zowel voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus. De maatgevende geluidsbronnen zijn het rijden en manoeuvreren van voertuigen op het eigen terrein binnen de omheining en de in- en uitlaatkanalen van de klimaatbehandelingsinstallatie op het dak van het schoolgebouw. De voertuigen betreffen de personenauto's van personeel en in de avondperiode huurders van de gymzaal en middelzware vrachtwagens van diensten (logopediebus en pakketdienst).

ad d. Stemgeluid van het schoolplein op omliggende woningen

Sinds begin 2010 wordt menselijk stemgeluid op schoolpleinen bij het primair onderwijs en bij kinderopvang op grond van artikel 2.18 lid 1onder h. en i. van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing gelaten bij de toetsing aan de geluidnormen van dat besluit. Met deze aanpassing in het Activiteitenbesluit wordt voorkomen dat basisschoolkinderen niet buiten zouden kunnen spelen, omdat anders de geluidnormen wellicht overschreden zouden worden.

Het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein is evenwel een van de belangrijkste geluidbronnen van een basisschool. Omwonenden van basisscholen hebben de afgelopen jaren uitbreidingen van die basisscholen aangevochten bij de Raad van State. Uit de jurisprudentie die hier uit is ontstaan volgt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel dient te worden bepaald of met de uitbreiding van een school een acceptabel woon- en leefmilieu voor de omwonenden gehandhaafd blijft.

Het onderzoeksproces

Allereerst wordt de bestaande situatie beschreven, dus zonder de uitbreiding van de school. Ingezoomd wordt op het gebruik van de schoolpleinen gedurende dag (tijdstippen en aantallen kinderen). Vervolgens wordt het proces beschreven hoe gekomen is tot de uiteindelijke gebruik en inrichting van de schoolpleinen.

De nulsituatie
Om te kunnen bepalen of er met de uitbreiding van de school sprake is van veranderingen qua geluidbelasting in positieve of negatieve zin voor de omwonenden, is de bestaande situatie – dus de nulsituatie - allereerst bepaald. Deze bestaande situatie wordt aangemerkt als een acceptabel woon- en leefklimaat voor de omwonenden.

Beschrijving huidige situatie zonder uitbreiding (peildatum: schooljaar 2012-2013)

In de bestaande situatie komen in de ochtend alle kinderen (circa 350) van de locatie 'Bos” (deels met hun ouders/verzorgers) via het schoolplein aan de zijde van het Floraplein op school. Na 1 oktober (=peildatum) tot aan de zomervakantie stromen er nog circa 45 kleuters in, waarmee het aantal op circa 395 komt.

De kinderen spelen gedurende de dag een aantal periodes buiten. De groepen 3, 4 en 7 zijn niet meegenomen in deze beschrijving omdat deze groepen nog zijn gehuisvest op de Vaartlocatie.

Schoolplein zuidzijde (Floraplein)

De hogere groepen (5, 6 en 8) spelen op het schoolplein aan de zuidzijde van de school tijdens het ochtendspeelkwartier tussen circa 10.10 uur en 10.55 uur opvolgend buiten in groepen van respectievelijk 60, 60 en 85 kinderen. Tijdens de overblijfperiode verblijven er tussen 12.00 uur en 13.00 uur op dit schoolplein maximaal resp. 120 en 85 kinderen (allebei een half uur). Deze hogere groepen hebben in de middagperiode geen pauzes op dit schoolplein.

Schoolplein noordzijde (Florapark)

De groepen 1 en 2 spelen in de ochtend van 09.30 tot 11.30 uur verdeeld over twee groepen van 75 kinderen op het plein aan de Floraparkzijde.

De overblijfperiode tussen 12.00 uur en 13.00 uur voor de kleuters is aan de noordzijde van de school verdeeld over twee groepen van steeds maximaal 75 kleuters (niet alle kleuters blijven over). In de middag spelen de kleutergroepen tussen 13.15 en 14.45 buiten op het schoolplein aan de Floraparkzijde. Lopende het jaar (na 1 oktober- juli) komen hier circa 45 kleuters bij die verdeeld worden over de groepen.

Beschrijving situatie met uitbreiding

In de nieuwe situatie komt er een extra ingang aan de zijde van de Wagenweg/Florapark. In de ochtend komen de kinderen daardoor verspreid over de noord- en zuidingang op het schoolterrein.

De school heeft voor de nieuwe situatie (met de uitbreiding) een opzet/indeling gemaakt van de verschillende groepen over de twee schoolpleinen. Die opzet/indeling en aantallen zijn door het ingenieursbureau gebruikt bij de eerste berekening van de geluidniveaus. Geconcludeerd is dat de beoogde indeling en gebruik van de schoolpleinen zou leiden tot een aanzienlijke verhoging van de geluidniveaus ter plaatse van sommige woningen grenzend aan het schoolplein zuidzijde.

De geconstateerde geluidniveaus hebben in nauw overleg met de school geleid tot een aangepaste indeling/ gebruik van de schoolpleinen. In aanvullend onderzoek zijn verschillende varianten doorgerekend. Geconstateerd is onder meer dat door het werken met drie in plaats van twee overblijfperiodes, waarbij er per overblijfperiode niet meer dan 100 kinderen op het zuidplein aanwezig zullen zijn, de geluidniveaus acceptabel blijven. Uit het onderzoek blijkt dat met de toepassing van de omschreven maatregelen het acceptabele woon- en leefmilieu voor omwonenden wordt gegarandeerd en dat het bestemmingsplan voor dit aspect derhalve getuigt van een goede ruimtelijke ordening.

In de vaststellingsfase zijn de maatregelen uit het onderzoek als voorwaardelijke verplichtingen toegevoegd aan de regels. Deze voorwaardelijke verplichtingen gaan pas gelden op het moment dat de uitbreiding van de school in gebruik genomen wordt. Met deze voorwaardelijke verplichtingen worden de uitkomsten van de onderzoeken daadwerkelijk geborgd in het bestemmingsplan.

De voorwaardelijk verplichtingen hebben onder meer betrekking op het maximaal toegestane aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober en het gebruik en de duur van het gebruik van het schoolplein aan de zijde van het Floraplein.Ook is de tweede toegang aan de zijde van de Wagenweg/Florapark en de geplande fietsenstalling met een voorwaardelijke verplichting in de regels vastgelegd. Het maximaal aantal leerlingen is gebaseerd op de leerlingprognoses.

In het Akoestisch onderzoek uitbreiding Bos en Vaartschool te Haarlem zijn de bestaande situatie en de situatie na realisering van de uitbreiding nader uitgewerkt.

4.2 Parkeren En Verkeersveiligheid

Parkeren voor onderwijspersoneel

Op grond van de Haarlemse bouwverordening geldt bij basisonderwijs een parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per leslokaal. Met de uitbreiding van de school komt het aantal leslokalen op totaal 19. Die 19 lokalen waren het uitgangspunt waarop de eerdere parkeerbehoefte in de ontwerpplanfase was berekend. Het is de beleidsvrijheid van de school om zo gewenst meer groepen te vormen. Na 2015 wordt op basis van de leerlingenprognoses een teruggang verwacht van het leerlingenaantal. Tot die tijd zal de school 21 groepen hebben. De parkeernorm voor 21 groepen is 10,5 parkeerplaatsen. Voor buitenschoolse opvang zijn afgerond 3 parkeerplekken nodig. Naar aanleiding van het advies van de RCE wordt het aantal parkeerplaatsen gemaximaliseerd op 14 parkeerplaatsen op eigen terrein.

Parkeren voor halen en brengen

In de plannen is niet voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein voor ouders/verzorgers die hun kinderen komen halen c.q. brengen. In de huidige situatie is dit ook niet het geval. Uit het parkeeronderzoek blijkt dat er na de uitbreiding een parkeervraag ten behoeve van halen en brengen is van 108 parkeerplaatsen.Hierbij is de instroom van de kleuters meegenomen. Gezien de aanwezige capaciteit van 139 plaatsen is parkeren in de openbare ruimte mogelijk. Procentueel levert de parkeervraag een parkeerdruk op van 78%. Dit percentage voldoet aan de wens van een maximale parkeerdruk van 85%. In het gebied rond de school geldt een parkeervignettensysteem. De vergunningplicht geldt pas vanaf 09.00 uur (tot 21.00 uur). In de ochtend mag hier dus gewoon worden geparkeerd door brengende begeleiders. In de middag wachten begeleiders buiten totdat de kinderen naar buiten komen. Dit wordt aangemerkt als laden en lossen en is niet verboden.

Verkeersveiligheid

In mei 2010 is door Oranjewoud onderzoek uitgevoerd naar de verkeersveiligheid rond de Bos en Vaartschool aan het Florapark. Het onderzoek heeft geresulteerd in een aantal verbetervoorstellen. Om overlast voor omwonenden aan de zijde van het Floraplein te beperken is in het onderzoek onder meer voorgesteld om ook aan de zijde van de Wagenweg een of meer ingangen te maken naar het schoolplein. Hiervoor zijn aanpassingen in de inrichting aan deze zijde van de school noodzakelijk. Dit verbetervoorstel is verwerkt in het ontwerp voor de uitbreiding van de school. De extra ingang is met een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels. Een aantal verbetervoorstellen is verwerkt in herinrichtingsplan voor het Florapark (zie daarvoor hoofdstuk 2.5.2).

Het onderzoek van Oranjewoud is opgenomen in de bijlagen.

4.3 Bodem

Algemeen

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek wordt bepaald of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Relatie met het bestemmingsplangebied

Er is op het perceel Florapark 14 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Uitkomsten van het verkennend onderzoek:

Grond : de boven- en ondergrond bestaande uit zand met sporen van puin is licht verontreinigd met kwik en lood.

Water: het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Conclusie

  • Opgemerkt wordt dat de aangetoonde lichte verontreinigingen overeenkomen met de achtergrondwaarden van de bodemkwaliteitskaart van Haarlem.
  • De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde functie.

Het bodemonderzoek maakt onderdeel uit van de aanvraag om omgevingsvergunning en wordt meegenomen in de verdere vergunningprocedure. Het bodemonderzoek is opgenomen in de bijlagenbundel.

4.4 Waterparagraaf

Watertoets

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument.

De resultaten van de watertoets worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. In het onderhavig plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

De beoogde nieuwe bebouwing wordt gesitueerd op een locatie die in de bestaande situatie reeds verhard is.

Rijnland heeft ten tijde van het ontwerp van het in oktober 2012 vernietigde bestemmingsplan Koninginnebuurt, eerste partiële herziening op 25 juni 2009 een positief wateradvies gegeven (kenmerk 09.19562). Het positieve wateradvies had betrekking op het hele plangebied, dus ook op de uitbreiding van de school.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Bos en Vaartschool is nogmaals toegestuurd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Op 30 januari 2013 heeft Rijnland per mail aangegeven bij haar positieve advies op dit plan te blijven. De mail van Rijnland is opgenomen in de bijlagenbundel.

4.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. Binnen de EU zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen moeten voldoen. Die grenswaarden en de regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Indien een bestemmingsplan gewijzigd wordt, dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (art. 5.16 lid 1 en 2). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Scholen zijn gevoelige bestemmingen voor de luchtkwaliteit. Hoewel het
'Besluit gevoelige bestemmingen – luchtkwaliteit' alleen van toepassing is op situaties langs provinciale en rijkswege, is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening wenselijk om de luchtkwaliteitsituatie in dit project te onderzoeken. Daarnaast is de luchtkwaliteitsituatie langs wegen in de omgeving van belang. Toenames in het aantal verkeersbewegingen als gevolg van ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de luchtkwaliteit langs wegen.

Gezondheid

Om de effecten van de luchtkwaliteit op de gezondheid inzichtelijk te maken is door de GGD de gezondheidseffectscreening (GES) score ontwikkeld. De milieugezondheidskwaliteiten kunnen variëren van 'zeer goed' (score 0) tot 'zeer slecht' (score 8).

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Het bestemmingsplan Bos en Vaartschool maakt de uitbreiding van de school mogelijk. Nu is er sprake van twee locaties. Er zijn verkeersbewegingen naar de twee locaties toe en tevens verkeersbewegingen tussen de locaties. Ouders hebben soms kinderen op beide locaties zitten. Omdat de school niet gelegen is aan een Rijks- of provinciale weg is AMvB- Gevoelige bestemmingen niet van toepassing.

Er is onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit door de uitbreiding van de school.

Uit het onderzoek volgt dat in geen van de beschouwde situaties een overschrijding van de normen voor stikstofoxide en fijn stof is geconstateerd. Het extra verkeer als gevolg van de uitbreiding van de school is niet van invloed op de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Het plan draagt in niet betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Gebleken is dat wordt voldaan aan de voorwaarden A (geen normoverschrijding) en C (niet in betekenende mate) van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het plan.

Op basis van de GES-score is de milieugezondheidskwaliteit matig (stikstofdioxide) en vrij matig (fijn stof). Deze waarden zijn normaal voor een stad als Haarlem.

Het luchtonderzoek maakt deel uit van het Verkeerskundig, parkeer en milieuonderzoek (bijlage 2 bijlagenbundel).

4.6 Externe Veiligheid

Algemeen

Bij de beoordeling van de externe veiligheid in een gebied spelen de begrippen Groeps Risico (GR) en Persoonsgebonden Risico (PR) een belangrijke rol. Het Groepsrisico (GR) is de kans op gelijktijdig overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen, zoals chloor, ammoniak of LPG. Het Plaatsgebonden Risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een individu die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Externe veiligheid moet bij planontwikkeling worden onderzocht in geval er sprake is van de aanwezigheid van bepaalde typen bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (de zogenaamde Bevi-bedrijven), grote gasleidingen en/of dat er routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de nabijheid van het gebied liggen.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Binnen en in de naaste omgeving van het plangebied komen geen Bevi-bedrijven voor. Er liggen in of in de nabijheid van het plangebied geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken. Ook ligt er geen transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in dan wel in de nabijheid van het plangebied.
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitbreiding van de Bos en Vaartschool.

4.7 Milieueffectrapportage (Mer)

Algemeen

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Nieuw element daarin is de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag (gemeenteraad Haarlem) waarbij bepaald wordt of bij de voorgenomen ontwikkeling belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Het doel van de beoordeling is te bepalen of vanwege deze mogelijke belangrijke negatieve gevolgen een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure dan wel een volledige m.e.r.-procedure conform de Wet milieubeheer moet worden doorlopen.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

De voorgenomen uitbreiding van de school valt strikt genomen onder categorie 11.2 van de D-lijst behorende bij het Besluit m.e.r. aangezien het hier gaat om de “aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject”. De uitbreiding van de school blijft echter ruim onder de in de D-lijst opgenomen ondergrens van 100 hectare. Ook is er in de directe omgeving van het plangebied geen sprake van een beschermd natuurgebied.

Conclusie

Alle relevante milieuaspecten zijn in het kader van dit bestemmingsplan uitvoering onderzocht en hieruit zijn geen belangrijke nadelige milieueffecten naar voren gekomen die een belemmering kunnen opleveren voor de gewenste uitbreiding van de school. Een m.e.r.-procedure is derhalve niet noodzakelijk.

4.8 Cultuurhistorie

Prestedelijke ontwikkeling

De Wagenweg waaraan het terrein van de Bos en Vaartschool is gelegen volgt nog altijd het tracé van de landweg, de Herenweg, die over de zandrug van de strandwal van Den Haag naar Alkmaar liep. Ten zuiden van Haarlem waren daar ter weerszijden van die landweg land- en tuinbouwgronden en de Haarlemmerhout. Ter hoogte van het latere Florapark was een terrein dat Hazepatersveld werd genoemd, een terrein dat oorspronkelijk behoorde bij de goederen van de Commanderij van Sint Jan en in 1625 overging aan de stad Haarlem. De naam is ontleend aan de weduwe Haesje Pater die een hoeve had aan de Herenweg en wiens vader dit veld in pacht had van de stad en als weiland gebruikte. Op het meest noordelijke deel van het veld – waar de Wagenweg bij de Dreef komt - werd in 1636 het Zuiderkerkhof aangelegd dat in 1832 werd gesloten.

Stedelijke ontwikkeling

In 1873 maakten J.D. Zocher en L.P. Zocher hun plan voor een villawijk op het Hazepatersveld. In hun oorspronkelijk, gerealiseerd ontwerp is een combinatie te zien van geschakelde en vrijstaande villabouw, sterk geënt op de Engelse landschapsstijl. De geschakelde villa's zien we gebouwd in een symmetrische groepering aan het Floraplein – de zuidoosthoek van het plangebied grenst aan deze bebouwing – en aan de Dreef, de nummers 24 t/m 30. Tussen die geschakelde bouw ontstonden rond de open ruimte van het Florapark als het ware drie kransen van vrijstaande en dubbele villa's, alle gebouwd in de jaren 1880-1893. De architectuur hiervan is meestal in neorenaissance stijl met elementen ontleend aan de chaletbouw. Het ensemble werd Florapark genoemd naar de godin Flora vanwege de vele bloemkwekerijen die in de nabijheid lagen.

De villa aan het Florapark 14 was tot 1922 in gebruik als woonhuis, maar werd in dat jaar getransformeerd tot schoolgebouw voor het lager onderwijs. In 1939 moet die oorspronkelijke villa plaatsmaken voor de nieuwbouw van de school naar ontwerp naar de toenmalig stadsarchitect van Haarlem, ir. G. Friedhoff. Diens ontwerp van de school laat een rondom een toren geschakeld gebouw van drie vleugels zien in de traditioneel-zakelijke stijl van de Delftse School. Dit ontwerp is grotendeels in tact gebleven. De genuanceerde, rode gevelsteen contrasteert op mooie wijze met de groene omgeving. De kap is bedekt met blauwe pannen. Ook aan de binnenzijde is de steen terug te vinden in de lambriseringen. Het ontwerp is sterk verwant aan gebouwen die Friedhoff in dezelfde jaren in Haarlem realiseerde, de Beatrixschool aan het Blinkertpad en de aula van de Noorderbegraafplaats. De situering van de nieuwbouw van de school is opvallend minder prominent dan de villa die er eerst stond. Door de ontwikkeling van het groen er om heen is het schoolgebouw nog minder opvallend geworden. Dat geldt ook voor de uitbreiding die de school in 1984 aan de oostzijde kreeg.

De huidige situatie laat een schoolgebouw uit 1939 zien met een geschakelde plattegrond van drie vleugels met pannen gedekte zadeldaken en een centrale iets hogere toren met koepeltje. Vanwege de hoge architectonische kwaliteit van dit schoolgebouw in deze context is de oorspronkelijke school op de waarderingskaart gewaardeerd als "Orde 2". Het schoolgebouw is niet aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument, maar behoud is wenselijk. Dat geldt ook voor de hoge muren, karakteristieke toegangspoort en terreinafscheidingen aan de zijde van het Floraplein en deels grenzend aan de achtertuin van Hazepaterlaan 5. Deze staan opgenomen in de bouwvergunning uit 1939.
De uitbreiding uit 1984 heeft niet de "Orde 2" waardering gekregen. De aangrenzende percelen van het Florapark, Floraplein en Hazepaterslaan zijn allen Rijksmonument.

Het geheel bevindt zich, zoals al eerder is aangegeven, in het in 1990 vastgestelde, omvangrijke beschermd stadgezicht van de binnenstad van Haarlem met de Haarlemmerhout waarvan de westelijke begrenzing ook de bebouwing aan de Wagenweg meeneemt. In de redengevende beschrijving hiervan wordt niet specifiek ingegaan op het bestaande schoolgebouw maar wordt geconstateerd dat de oorspronkelijke conceptie van het Florapark bewaard is gebleven: “met losstaande villa's, gebouwd in eclectische trant in het laatste kwart van de negentiende eeuw, gesitueerd rond een open grasveld waarop enkele oude boomgroepen staan. Buiten de verbreding van de wegen is de parkaanleg gaaf bewaard gebleven. De aangesloten bebouwing langs de Wagenweg die de westzijde van het park afsluit, bestaat uit tamelijk waardevolle, laat negentiende-eeuwse bebouwing”.

Toekomst

Omdat er vanwege de gewenste unilocatie een uitbreiding van de school noodzakelijk is aan het Florapark, is er een ontwerp ontwikkeld dat de stedenbouwkundige randvoorwaarden aangeeft en de cultuurhistorische waarden respecteert. Dit ontwerp sluit aan op de lay-out en vormgeving van het oorspronkelijke schoolgebouw en houdt rekening met de weelderige groenelementen. Daarmee is het kader geschetst voor een nieuwe ontwikkeling waarbij de huidige karakteristieken behouden blijven.

4.8.1 Waarderingskaart

Ten behoeve van dit bestemmingsplan Bos en Vaartschool is een waarderingskaart opgesteld.

Hierin is de hoofdbebouwing van de school uit 1939 uitgaande van de cultuurhistorische waarden gewaardeerd met de 'Orde 2' status. Ook de hoge muren, karakteristieke toegangspoort en terreinafscheidingen hebben de Orde-2 status gekregen en dienen te worden behouden.

Gebouwen en bouwwerken (ook bruggen) die zijn gewaardeerd met de 'Orde 2' status zijn ouder dan vijftig jaar en leveren op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt.
De nieuwbouw uit 1984 valt buiten de 'Orde 2' status. Overigens wordt momenteel in de werkgroep Erfgoed en Ruimte onder meer onderzocht welke nieuwbouw in Haarlem tevens beschermenswaardig is. Dit onderzoek loopt nog.

De hoofdbebouwing van de school uit 1939 en de bijbehorende hoge muren, karakteristieke toegangspoort en terreinafscheidingen vallen niet onder de noemer rijks- of gemeentelijk monument ('Orde 1' status). De 'Orde 2' status op de waarderingskaart is gekoppeld aan de verbeelding (met daarop de aanduiding sba-o2) en daarmee aan de planregels. De bestaande (oorspronkelijke) goot- en bouwhoogte dienen te worden gehandhaafd, evenals de nokrichting, torentjes, dakkapellen, gevelindeling etc. Voor de muren en toegangspoort met deze aanduiding geldt eveneens dat de bestaande hoogte, materiaalgebruik, indeling en wijze van afdekking gehandhaafd moeten blijven.

Ten behoeve van de realisatie van de uitbreiding is een doorbraak in de westgevel aan de zijde van de Wagenweg noodzakelijk. Deze aansluiting is in het ontwerp zorgvuldig vormgegeven.

Redengevende omschrijving Florapark 14

Schoolgebouw uit 1939 naar een ontwerp van architect G. Friedhoff in traditioneel-zakelijke stijl. Geschakelde plattegrond van drie vleugels met een pannengedekt zadeldak en een centraal geplaatste toren met helvormig koperen dak met koepeltje. Twee vleugels van twee bouwlagen en een vleugel met één hoge bouwlaag. Eindgevels met vlechtingen en grotendeels oorspronkelijke kozijnen.

De oostelijke nieuwbouwvleugel uit 1984 valt buiten de 'orde 2' status.

Tuinmuren en poort in metselwerk op de zuidelijke helft van het terrein op de grens met de panden aan het Floraplein en de Hazepaterslaan, gebouwd met de school in 1939, en deels vroeger. Aan de zijde van het Floraplein is de ruim 3 meter hoge tuinmuur – tussen Floraplein 3 en 4 - voorzien van een poort met segmentboogvormige bovendorpel en twee symmetrisch geplaatste oculi met rollagen, siermetselwerk en smeedwerk. Deze hoge tuinmuur loopt deels parallel aan de zijgevel van Floraplein 4 en sluit aan op de oudere tuinmuur, die in een knik doorloopt achter Floraplein 4, bestaande uit een ca. anderhalve meter hoge muur met hoger opgaande penanten met hekwerk daartussen, met één latere tuindeur. Aansluitend op en deels tegen de zijgevel van Floraplein 3 een eveneens ruim 3 meter hoge tuinmuur afgedekt met een ezelsrug, waarop haaks de ruim 2 meter hoge tuinmuur aansluit die het achterterrein van Hazepaterslaan 5, zowel aan de zijkant als aan de achterzijde begrenst. Ook deze tuinmuur wordt afgedekt met een ezelsrug.

Zoals hierboven reeds is aangegeven is behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen/muren voor de gevelwand het uitgangspunt.

4.9 Natuurwaarden

Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000-gebied. Het plangebied maakt geen deel uit van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur.

De uitbreiding van de school is voorgelegd aan de Haarlemse stadsecoloog. Hij komt tot de volgende conclusie.
De uitbreiding komt op een plek die momenteel vrijwel geheel is verhard en in gebruik is als schoolplein. Ten behoeve van de nieuwbouw wordt een doorbraak gemaakt in de bestaande bebouwing. De bestaande gebouwen blijven (op de doorbraak en de noodlokalen na) in stand. De nieuwe aanbouw vindt plaats tegen de west- en zuidgevel van de bestaande school. De aansluiting betreft een erg klein percentage van de buitengevel van het bestaande gebouw. De gevel waar tegenaan wordt gebouwd is een spouwgevel zonder ventilatieopeningen. Ook zijn er geen open stootvoegen. Daarbij is de spouw (meer dan 20 jaar geleden) voorzien van na-isolatie met minerale vlokken. De spouw is dus in principe geheel gevuld met deze isolatie. De spouw kan hierdoor niet gebruikt worden als nestelplaats voor vleermuizen.

Behalve tegen de gemetselde gevelvlakken sluit de nieuwbouw ook aan tegen de kap op de 2e verdieping. Een paar vierkante meter pannendak en circa 2 meter goot zullen worden gesloopt ten behoeve van de aansluiting. Onder het kleine stukje af te dekken pannendak zou in principe een vleermuis of gierzwaluw kunnen nestelen, maar dat wordt niet waarschijnlijk geacht. Bovendien staat de grote zilveresdoorn op het plein erg dicht bij het dak, wat de vrije aanvliegroute beperkt. De stadsecoloog concludeert dat natuurwaarden geen belemmering vormen voor de uitbreiding van de school. Uit een mondelinge terugkoppeling van de stadsecoloog is gebleken dat in juni 2013 bij een bezoek van hem ter plaatse, zoals al op basis van het dossieronderzoek was geconcludeerd, geen gebruik is waargenomen van het betreffend deel van het dak door zwaluwen of vleermuizen.

4.10 Vliegverkeer

Algemeen

Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de 'Schipholwet'), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast gelden regels omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten en regels omtrent vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.

Relatie met het plangebied
Het bestemmingsplangebied ligt binnen het beperkingengebied. Er gelden hoogtebeperkingen, te weten tussen de 120 en 145 meter. De voorgenomen nieuwbouw blijft ruim binnen de maximale hoogtes die gelden in dit beperkingengebied.

De Wet luchtvaart levert geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkeling van de Bos en Vaartschool.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

De juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaan uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de planregels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Juridische Planopzet

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers, instellingen en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (hierna SVBP) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen conform het SVBP in 4 hoofdstukken uiteen.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

5.3 Hoofdstuk 1: Inleidende Regels


Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.


Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen zijn op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.

5.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

5.4.1 Bestemmingen

Artikel 3 Groen

Een strook grond aan de zijde van de Wagenweg heeft de bestemming "Groen" gekregen. Binnen deze bestemming zijn onder meer groenvoorzieningen, erfafscheidingen, fietsenstallingen, paden, schoolpleinen en speelvoorzieningen toegestaan. Parkeren is met een aanduiding toegestaan in een gebied aan de zijde van het Florapark.

Artikel 4 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming worden de basisschool met bijbehorende voorzieningen, waaronder de gymzaal, de voor- en naschoolse opvang en het avondgebruik mogelijk gemaakt. In deze bestemming "Maatschappelijk" worden naast de bestaande bebouwing en de schoolpleinen, tevens de uitbreiding van de school en een berging geregeld. Daarbij zijn bijbehorende bouwwerken mogelijk gemaakt, zoals speelvoorzieningen, erfafscheidingen en fietsenstallingen.

Binnen deze maatschappelijke bestemming zijn tevens groen, water, paden en verharding toegestaan.

De speelpleinen behoren bij de school en zijn niet openbaar toegankelijk. Parkeren is op een deel van het terrein aan de Floraparkzijde met een aanduiding mogelijk gemaakt.

Het avondgebruik betreft, buiten incidentele activiteiten die direct betrekking hebben op de school zelf (bijvoorbeeld ouderavonden), het avondgebruik van de gymzaal. Nadat de uitbreiding is gerealiseerd kan ook de nieuwe aula ingezet gaan worden voor avondgebruik. De schoolpleinen worden in de avonduren niet verhuurd aan derden.

5.4.2 Dubbelbestemmingen

Artikel 5 Waarde - Archeologie

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

In het bestemmingsplan wordt, zoals in hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan is uitgewerkt, rekening gehouden met de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). Het bestemmingsplangebied ligt binnen categorie 3 van de ABH. Hier kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de prehistorie worden verwacht. In de periode na het Late Neolithicum zijn deze hoger gelegen gebieden in een vrij nat landschap geschikt geweest voor bewoning. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier het regime dat voorwaarden verbindt aan een omgevingsvergunning als er sprake is van bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld.

Artikel 6 Waarde – beschermd stadsgezicht

Deze dubbelbestemming valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem. Een van de doelen van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermd stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan vastgelegd in de bebouwingsregeling van het schoolgebouw uit 1938 met de 'Orde 2' status.

5.5 Hoofdstuk 3: Algemene Regels


Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling moet in bestemmingsplannen worden opgenomen in de regels en houdt in dat dezelfde oppervlakte van gronden, die als maatstaf heeft gediend voor het bepalen van de toelaatbare oppervlakte van (bijvoorbeeld) bouwwerk A, niet nog eens mag dienen als maatstaf voor het bepalen van de toelaatbare oppervlakte van bouwwerk B, voor zover daardoor de oppervlakte van bouwwerk A niet meer aan de betreffende planbepaling voldoet.

5.6 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels


Artikel 8 Overgangsregels

Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.

Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en/of bebouwing die in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig waren ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mogen worden voortgezet. Ook bouwwerken die op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, vallen onder het overgangsrecht. Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld om illegale bouwwerken te legaliseren. In dit plangebied komen deze niet voor.

Artikel 9 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

5.7 Hoofdopzet Verbeelding

In dit bestemmingsplan wordt onder meer de gewenste uitbreiding van de school mogelijk gemaakt. De bestaande bebouwing wordt positief bestemd, op de noodlokalen na. De oorspronkelijke bebouwing van de school is inclusief de oorspronkelijke muren/toegangspoort op de waarderingskaart aangeduid als "orde 2" pand. Bij dit gebouw dient de bestaande bouwhoogte, kapvorm, dakkapellen en nokrichting etc. behouden te blijven.

Op de volgende wijze is onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen ten behoeve van de totstandkoming van dit bestemmingsplan:

  • bouwblokonderzoek;
  • locatiebezoek om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
  • raadplegen gemeentelijke bouwarchief met o.m. bouwvergunningen.

Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding zijn vastgelegd en in de regels zijn geregeld.

Bestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn twee hoofdbestemmingen opgenomen, te weten de Maatschappelijke bestemming en de Groenbestemming. Verder zijn er twee dubbelbestemmingen opgenomen om de Waarde-Archeologie en de Waarde-Beschermd stadsgezicht vast te leggen.


Aanduidingen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP) opgenomen:

  1. 1. Functieaanduidingen.
  2. 2. Bouwaanduidingen.
  3. 3. Maatvoeringsaanduidingen.

1. Functieaanduidingen

Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. In dit bestemmingsplan is met de aanduiding "p" binnen de daar geldende bestemmingen een parkeerterrein mogelijk gemaakt aan de noordzijde van het terrein grenzend aan het Florapark/Wagenweg.

2. Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding gaat.

In bestemmingsplan Bos en Vaartschool worden zaken met betrekking tot verschijningsvorm in de regels beschreven. De bouwaanduidingen die op de verbeelding voorkomen betreffen de volgende specifieke bouwaanduidingen:

  • Specifieke bouwaanduiding - brandtrap [sba-bt].
  • Specifieke bouwaanduiding - orde 2 [sba-02].

De bouwaanduiding brandtrap is opgenomen om de brandtrap, die op het schoolplein staat ten dienste van het pand Floraplein 3, vast te leggen. Voor deze brandtrap is eind jaren '80 vergunning verleend.

De aanduiding 'orde 2' is overgenomen uit de waarderingskaart. Het bestaande schoolgebouw en de hoge muren/toeganspoort zijn gewaardeerd als 'orde 2'. Hier gelden andere regels dan voor de nieuwbouw.

3. Maatvoeringsaanduidingen

Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

De hoogtes zijn geïnventariseerd volgens de originele bouwtekeningen. De opgenomen maten zijn in hele meters naar boven afgerond.

Afhankelijk van het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met één van de volgende aanduidingen:

  1. a. Maximale bouwhoogte.
  2. b. Maximale goot- en bouwhoogte.
  3. c. Bouwhoogte (orde 2).
  4. d. Goothoogte (orde 2).

Bebouwingsgrenzen

Uitgaande van de bestaande bebouwing en bestaand gebruik in combinatie met de nieuwbouw zijn op de verbeelding bebouwingsgrenzen opgenomen. De bebouwingsgrenzen geven het gebied aan waarbinnen de hoofdbebouwing mag worden gebouwd. In de regels is een kleine berging met een maximale oppervlakte en hoogte toegestaan op het schoolplein aan de zijde van het Florapark/Wagenweg. De bestaande berging moet verdwijnen in verband met de komst van de uitbreiding. Omdat nog niet precies bekend is waar de nieuwe berging zal komen is deze niet met bebouwingsgrenzen vastgelegd.
De bebouwingsgrenzen staan het huidige volume plus de nieuwbouw toe, maar geven geen ruimte voor andere ontwikkelingen. Behalve bebouwingsgrenzen bevinden zich op de verbeelding tevens maatvoeringsvlakken. Op deze manier kunnen binnen één bestemming op een pand meerdere verschillende goot- en/of bouwhoogten worden bepaald. In de vaststellingsfase is de afwijkingsregel van 10% geschrapt. In plaats van de 10% afwijkingsmogelijkheid is het bouwvlak waar de uitbreiding is voorzien rondom met circa 30 centimeter vergroot. Zo wordt voorkomen dat door bijvoorbeeld nieuwe eisen uit bijvoorbeeld het Bouwbesluit het bouwvlak op een enkele plek net overschreden gaat worden waarvoor dan weer een aparte procedure gevolgd moet worden.

Maximale bouwhoogte

De aanduiding maximale bouwhoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een bepaalde hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt in dit bestemmingsplan gebruikt voor onder meer de uitbreiding uit 1984 en onderdelen van de nieuwe uitbreiding.

Maximale goot- en bouwhoogte

De aanduiding maximale goot- en bouwhoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een op de verbeelding aangegeven hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Het is gebruikt in de bouwvlakken voor de uitbreiding waarbij het noodzakelijk is voor het concept dat de afdekkende kap op de volumes eenzelfde hellingshoek heeft als het aangrenzende hoofdgebouw van de school (het orde 2 gebouw).

Bouwhoogte

Op de verbeelding is de bouwhoogte van de toren van de bestaande school aangegeven met de aanduiding 'bouwhoogte'. Dit wil zeggen dat de bestaande bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven. De bouwhoogte wordt afgerond op de verbeelding aangegeven.

Goothoogte

Op de verbeelding is de goothoogte van de volumes met kappen van de bestaande school aangegeven met de aanduiding 'goothoogte'. Dit wil zeggen dat de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te blijven evenals de daarboven gelegen kapvormen, nokrichting, dakkapellen etc.

5.8 Hoofdopzet Waarderingskaart

Gezien de aanwijzing van het gebied tot Beschermd Stadsgezicht en het feit dat het oorspronkelijke schoolgebouw met muren en toegangspoort de orde-2 status hebben is voor het plangebied een aparte waarderingskaart opgesteld. Doel van deze kaart is de beschermende werking van het beschermd stads- en dorpsgezicht in het bestemmingsplan juridisch en planologisch te regelen.

Op de waarderingskaart die hoort bij het bestemmingsplan Bos en Vaartschool komen twee verschillende kleuren voor.

Orde-2 (oranje) betreft gebouwen en andere bouwwerken zoals muren die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen en andere bouwwerken is uitgangspunt. In hoofdstuk 4.8 cultuurhistorie is een omschrijving van de specifieke waarde van het orde-2 gebouw en de muren/toegangspoort opgenomen (redengevende omschrijving).

Bij de nieuwbouw (grijs) aanduiding gaat het om gebouwen die de afgelopen vijftig jaren zijn gebouwd. Deze zijn niet gewaardeerd.

De waarderingskaart is door middel van een indeling in verschillende orden (via de verbeelding) gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels. Zo is bijvoorbeeld voor het 'orde 2' gebouw de bestaande goothoogte vastgelegd op de verbeelding in combinatie met een te handhaven kaprichting, dakvorm etc.

Daarnaast heeft de waarderingskaart tevens een informatieve waarde naar bewoners en gebruikers van het plangebied. De waarderingskaart geeft immers inzicht in verschillende aspecten van het beschermd stadsgezicht op perceelniveau.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid, Overleg En Inspraak

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Het realiseren van de unilocatie is opgenomen in het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO). In juni 2012 is het SHO opnieuw door de Raad vastgesteld. De investeringen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het SHO (gebaseerd op normbedragen) zijn opgenomen in het gemeentelijke investeringsplan. De kosten die zijn opgenomen in het gemeentelijk investeringsplan zijn toereikend om onder meer de uitbreiding van de school te financieren.

Het realiseren van de unilocatie is voordeliger dan het instandhouden van twee locaties. Twee locaties instand houden betekent meer vierkante meters onderhoud en voor het schoolbestuur meer expoloitatiekosten. Schoolbesturen ontvangen van het ministerie een 'vaste voet' en een 'bedrag per leerling'. Het ministerie kent geen extra bedragen toe voor het instandhouden van een dislocatie. De vaste kosten van de dislocatie moeten worden gefinancierd uit de 'vaste voet' welke eenmalig wordt toegekend.

Met het realiseren van een unilocatie wordt de Vaartlocatie afgestoten. Deze locatie zou kunnen worden verkocht. Met de opbrengst van de verkoop is nog geen rekening gehouden.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Uitkomsten vooroverleg

Het vernietigde bestemmingsplan Koninginnebuurt, eerste partiële herziening, heeft het wettelijk vooroverleg doorlopen. Door een aantal externe partners is toentertijd wel gereageerd op het plan, maar niet specifiek op de uitbreiding van de school. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn de externe partners in de gelegenheid gesteld te reageren op het conceptbestemmingsplan Bos en Vaartschool. Het plan is verstuurd aan de volgende instantie:

  • Provincie Noord Holland
  • Rijkswaterstaat dienst Noord-Holland
  • Ministerie van defensie
  • Ministerie van economische zaken en landbouw
  • Rijksdienst v.h. cultureel erfgoed
  • Hoogheemraadschap van Rijnland

De volgende instanties hebben gereageerd:

  • Rijkswaterstaat heeft kennis genomen van het plan en ziet geen aanleiding voor een zienswijze of reactie op het plan.
  • De Provincie heeft kennis genomen van het plan en ziet geen aanleiding voor een zienswijze of reactie op het plan.
  • Hoogheemraadschap van Rijnland heeft aangegeven het eerder afgegeven positief wateradvies te handhaven.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

  • Rijksdienst v.h. cultureel erfgoed heeft gelet op hun ingeperkte adviesrol bij het opstellen van bestemmingsplannen niet gereageerd in het kader van artikel 3.1.1 Bro. Naar aanleiding van een overleg met de RCE heeft deze op verzoek van de gemeente een reactie gegeven over de gewenste uitbreiding van de school. Deze is alsnog in de bijlagen opgenomen.

6.2.2 Participatie

Het in oktober 2012 vernietigde bestemmingsplan “Koninginnebuurt, eerste partiële herziening” heeft naast de wettelijke bestemmingsplanprocedure, een uitgebreid participatie- en inspraaktraject doorlopen. In die procedure zijn door/namens verschillende omwonenden van de school zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend en is beroep ingesteld tegen de vaststelling door de gemeenteraad. De standpunten van omwonenden met betrekking tot de uitbreiding van de school zijn bekend en waar mogelijk meegenomen in dit bestemmingsplan. Ten behoeve van dit bestemmingsplan Bos en Vaartschool is een aantal zaken, met name waar het gaat om geluid, lucht en verkeer, nogmaals nader onderzocht dan wel zijn eerdere onderzoeken geactualiseerd.

De uitkomsten van die onderzoeken zijn verwerkt in hoofdstuk 4. De onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen.

Gelet op het voortraject is afgezien van een nieuwe participatieronde in de conceptfase. Omwonenden zijn, evenals de wijkraad Koninginnebuurt, per brief geïnformeerd over de start van dit bestemmingsplan Bos en Vaartschool. Ook is de start van het bestemmingsplan op 17 januari 2013 aangekondigd in de stadskrant.

6.3 Handhaving

Voor het plangebied zal handhaving van de kaders van het bestemmingsplan in eerste instantie plaatsvinden via de te verstrekken omgevingsvergunningen. Het gemeentelijk toezicht tijdens de bouw is gewaarborgd aangezien in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol (erkend door VROM) wordt gewerkt. Projecten worden volgens het protocol geclassificeerd, waardoor de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepaald wordt. De rapportage van deze controles wordt digitaal opgeslagen.

Bij dit nieuwbouwproject ligt strijdig gebruik van de opstallen niet voor de hand.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Uitbreiding Bos En Vaartschool Te Haarlem Juli 2013

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek uitbreiding Bos en Vaartschool te Haarlem juli 2013

Bijlage 2 Verkeerskundig, Parkeer En Milieuonderzoek Juni 2013

Bijlage 2 Verkeerskundig, parkeer en milieuonderzoek juni 2013

Bijlage 3 Boomeffectanalyse Uitbreiding Bos En Vaartschool Januari 2009

Bijlage 3 Boomeffectanalyse uitbreiding Bos en Vaartschool januari 2009

Bijlage 4 Aanvullende Boomeffectanalyse Uitbreiding Bos En Vaartschool 2010

Bijlage 4 Aanvullende boomeffectanalyse uitbreiding Bos en Vaartschool 2010

Bijlage 5 Verkennend Archeologisch Booronderzoek 2012)

Bijlage 5 Verkennend archeologisch booronderzoek 2012)

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek 2009

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek 2009

Bijlage 7 Onderzoek Verkeerveiligheid Mei 2010

Bijlage 7 Onderzoek verkeerveiligheid mei 2010

Bijlage 8 Leerlingenprognoses

Bijlage 8 Leerlingenprognoses

Bijlage 9 Mail Wateradvies Rijnland

Bijlage 9 Mail wateradvies Rijnland

Bijlage 10 Advies Rijksdienst Voor Het Cultureel Erfgoed (Met Datum) Maart 2013

Bijlage 10 advies Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (met datum) maart 2013

Bijlage 11 Advies Brandweer Mei 2013

Bijlage 11 Advies Brandweer mei 2013

Bijlage 12 Bezonningsstudie Bos En Vaartschool

Bijlage 12 Bezonningsstudie Bos en Vaartschool

Bijlage 13 Waarderingskaart Bos En Vaartschaal

Bijlage 13 Waarderingskaart Bos en Vaartschaal