Koninginnebuurt, partiële herziening 2014
Bestemmingsplan - gemeente Haarlem
Vastgesteld op 21-05-2015 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden-beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.6 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.10 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.11 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.12 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.13 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.14 basisonderwijs
een school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs (Wet op het primair onderwijs).
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.17 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers met maximaal 4 slaapplaatsen.
1.18 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.21 begeleid wonen:
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.22 beschermd stads- of dorpsgezicht:
beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van deMonumentenwet 1988.
1.23 bestaande:
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling en oppervlakte zoals die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens mag bestaan.
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.29 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.31 bouwhoogte:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.32 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.33 bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak (VVO) van minimaal 1000 meter, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.34 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.36 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.38 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.39 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.40 dakopbouw:
een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.
1.41 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
1.43 ensemble:
twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.
1.44 evenement categorie 1:
evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties. Bij categorie 1 evenementen horen ook straat/buurtfeesten, georganiseerde picknicks, kinderfeesten etc.
1.45 evenement categorie 2:
evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek met kleinschalig karakter, orkest, taptoe, etc.
1.46 evenement categorie 3:
evenementen zoals popconcerten, live optredens, houseparty, Dj's, Rap, Dance-event en muziekprogramma's van radio en Tv-omroepen, etc.
1.47 gastouderopvang:
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.48 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.49 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.50 horeca 1:
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.51 horeca 2:
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.52 horeca 3:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.53 hotel:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
1.54 huishouden:
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en/of huwelijksbinding.
1.55 kamerverhuurbedrijf:
het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.56 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.57 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.58 kap
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.
1.59 kiosk:
klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.
1.60 kookstudio
een natuurlijk of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van culinaire diensten en/of het daarvoor beschikbaar stellen van materialen, ruimten, met alle daarbij behorende werkzaamheden en diensten.
1.61 kunstobject:
objecten die de artistieke expressie van (beeldend) kunstenaars uitbeelden.
1.62 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.63 natuurwaarden:
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
1.64 nieuwbouw:
nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.
1.65 oeverlijn
de scheidingslijn tussen water en land.
1.66 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.67 ondergeschikte horeca
aan de hoofdfunctie ondergeschikte en ondersteunende horeca-activiteiten.
1.68 orde 1 bouwwerken:
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.
1.69 orde 2 bouwwerken:
orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
1.70 orde 3 bouwwerken:
orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
1.71 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van die bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.
1.72 plan:
het bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiele herziening 2014 met identificatienummer NL.IMRO 0392.BP4120011-va01 van de gemeente Haarlem.
1.73 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.74 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.75 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.76 seriebouw:
twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.
1.77 sloopvergunning:
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.78 standplaats:
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
- a. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
- b. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.
1.79 straatmeubilair:
andere bouwwerken die zijn bedoeld als openbare voorziening, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, urinoirs, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, prullenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, abri's en bouwwerken van beperkte omvang ten dienste van verkeer, waterhuishouding en voorzieningen van openbaar nut.
1.80 trend:
binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen of dakterrassen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden is).
1.81 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.82 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.83 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.84 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.85 wet:
1.86 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
1.87 woonschepenligplaats:
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
1.88 woonschip:
een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
1.89 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van zakelijk diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.
1.90 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Artikel 4 Centrum 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, wonen (al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang, bed&breakfast); recreatie, sport, atelier, bioscoop, theater, dienstverlening, kantoor, water, groen, verkeer;
- b. een kinderdagverblijf op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kinderdagverblijf";
- c. een bedrijf t/m categorie B van de zoneringslijst, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
- d. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- e. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
- f. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, souterrains, tuinen, erven en terreinen, wegen en paden.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 22 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
Artikel 7 Gemengd - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
- b. zakelijke dienstverlening, kantoor (eventueel met loketfunctie) , praktijkruimte, atelierruimte;
- c. een bedrijf t/m categorie B van de zoneringslijst, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
- d. een dansschool uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dansschool";
- e. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
- f. religie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "religie";
- g. een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
- h. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 4' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².
Artikel 8 Gemengd - 5
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. functies uit een van de hoofdgroepen: zakelijke dienstverlening, kantoor (eventueel met loketfunctie);
- b. zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- c. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, souterrains, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 5' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Artikel 9 Gemengd - 6
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
9.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 6' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
9.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. evenementen categorie 1;
- d. evenement categorie 3 (in het Florapark);
- e. een monumentale/waardevolle boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
- f. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, reclame-uitingen, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, nutsvoorzieningen, warmte-koudetransport.
10.2 Bouwregels
- a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen;
- b. de oppervlakte per 'ander bouwwerk' mag niet meer dan 10 m² bedragen;
- c. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7,0 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de onder d in lid 1 genoemde functie gelden de volgende regels:
- a. maximum aantal dagen per jaar voor evenement categorie 3 = 1 dag;
- b. bij de bepaling van het aantal dagen dat een evenement duurt, worden de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen niet meegerekend.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijf t/m categorie 2 met bijbehorende vergaderruimte en congresfaciliteiten;
- b. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, parkeervoorzieningen;
- c. bijbehorende voorzieningen, waronder terrassen.
11.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Horeca' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend een basisonderwijs met bijbehorende voorzieningen, waaronder buitenschoolse opvang, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- b. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
12.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor verslaafdenopvang.
Artikel 13 Tuin - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. verhardingen, uitsluitend ten behoeve van bereikbaarheid van de achter de hoofdbebouwing gelegen parkeervoorzieningen en terreinen.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is parkeren toegestaan met bijbehorende verhardingen;
- d. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- e. bijbehorende voorzieningen zoals: erkers, fietsenberging, water, speeltoestellen, erfafscheidingen.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
- b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van oorspronkelijke hekwerken en tuinmuren bij hoofdbebouwing met een specifieke bouwaanduiding orde-1 of orde -2. Voor die hekwerken en tuinmuren geldt dat de bestaande hoogte, materiaalgebruik en wijze van afdekking gehandhaafd moet blijven;
- c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
- d. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet dan 3 m bedragen;
- e. de gronden mogen voor niet meer dan 10% bebouwd worden.
fietsenberging
- f. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
- 1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
- 2. de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 m;
- 3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 m bedragen;
- 4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 m bedragen ten opzichte van het maaiveld;
- 5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
- 6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder b en toestaan dat toestaan dat een erfafscheiding hoger dan 1 meter wordt gebouwd.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven.
Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt indien aangetoond kan worden dat er geparkeerd werd in de Tuin-1 bestemming ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 14 Tuin - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
- c. ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' is parkeren toegestaan;
- d. een garage ter plaatse van de aanduiding "garage" met een maximale goothoogte van 3 m;
- e. een monumentale/waardevolle boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
- f. bijbehorende voorzieningen, zoals waterlopen en waterpartijen,erfafscheidingen.
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
14.3 Afwijken van de bouwregels
kap op bijgebouw
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 sub b en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen wordt overschreden ten behoeve van een kap met een maximale hoogte van 2 m.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor bijgebouwen als zelfstandige woning.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 15 Tuin - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw';
- c. ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' is parkeren toegestaan;
- d. bijbehorende voorzieningen, zoals waterlopen en waterpartijen, erfafscheidingen.
15.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
15.3 Afwijken van de bouwregels
kap op bijgebouw
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub c en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen wordt overschreden ten behoeve van een kap met een maximale hoogte van 2 m.
bouwhoogte aan- of uitbouw
- 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw wordt verhoogd naar 4 m.
- 3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1lid1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. straten en wegen
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' ;
- e. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- f. andere bouwwerken;
- g. evenementen categorie 1;
- h. evenement categorie 3 (wegen rond Florapark);
- i. een monumentale/waardevolle boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
- j. bij de bestemming behorende nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, kunstobjecten, reclameuitingen, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
16.3 Afwijken van de bouwregels
Voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2. en toestaan dat een private Wmo-voorziening in de vorm van een stallingsruimte voor een scootmobiel in openbaar gebied wordt geplaatst, mits:
- a. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
- b. de hoogte van de voorziening mag maximaal 1,4 m bedragen;
- c. de oppervlakte van de voorziening mag maximaal 4 m² bedragen;
- d. op het trottoir een breedte van minimaal 1,5 m overblijft ten behoeve van weggebruikers.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de onder h in lid 1 genoemde functies gelden de volgende regels:
- a. maximum aantal dagen per jaar voor evenement categorie 3 = 1 dag;
- b. bij de bepaling van het aantal dagen dat een evenement duurt, worden de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen niet meegerekend.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. verkeer te water;
- d. waterstaatkundige voorzieningen, zoals taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken en aanmeervoorzieningen;
- e. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen en kunstobjecten.
17.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
bouwhoogte
- a. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 5 m² bedragen;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen;
17.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 22 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen en hotel- en horecaschepen.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
- b. bibliotheek met informatiecentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
- c. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen,souterrain, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
18.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
18.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².
- c. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 19 Leiding - Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse drinkwaterleiding met een een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
- b. bij de dubbelbestemming behorende 'andere bouwwerken'.
19.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - water' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte van 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
19.4 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- 3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde- Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
- 1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 1b dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 0 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 3 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 5 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 6 gelden geen bijzondere regels betreffende 'Waarde – Archeologie'.
- 2. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. het doen van opgravingen;
- c. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- 3. Het bepaalde in lid 2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
20.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
20.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- 2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- a. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- b. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
20.5 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
- 1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- g. diepploegen;
- h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- j. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- a. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de categorie 'Waarde - archeologie' genoemd in lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
- b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend;
- d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 21 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
21.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor gebouwen de volgende regels:
bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling
- a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. binnen het bouwvlak dient aangesloten te worden op de aangrenzende belendende gebouwen;
- c. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
- d. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
- e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'orde 1 en orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven;
goothoogte / bouwhoogte / bebouwingspercentage/ oppervlakte/ ondergronds bouwwerk
- f. voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande goothoogte en/of bestaande bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
- g. voor aan- en uitbouwen die niet van een bouwvlak zijn voorzien dient ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 de bestaande oppervlakte, bestaande goothoogte en/of bestaande bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte- maximum goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd,
- k. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte - maximum bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogten te worden gebouwd;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
- m. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;
kap / nokrichting/ vorm
- n. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding 'orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting, kap of dakvorm gehandhaafd te blijven met uitzondering van ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen;
kap / dakopbouw (orde 3 en nieuwbouw)
- o. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding -orde 3' en bij nieuwbouw mag:
- 1. boven de (maximum) goothoogte worden afgedekt met een kap waarvan:
- de maximale hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de goothoogte;
- de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden; bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen;
- 1. boven de (maximum) goothoogte worden afgedekt met een kap waarvan:
- 1. de maximale goothoogte worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
- de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
a. gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
b. de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt met uitzondering van tegenover elkaar liggende blinde gevels;
- p. in afwijking van het bepaalde in sublid o onder 2 mag de achterzijde recht worden opgetrokken indien:
- de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal op een afstand van 20 m liggen;
- niet wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 15 m van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels.
dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- q. dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlakworden opgericht, mits:
- 1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
- 2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
- 3. de dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 meter en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
- 4. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
- 5. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 meter bedraagt.
- 6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.
dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- r. dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
- 1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
- 2. de onderzijde van de dakkapel:
- minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
- in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;
- 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
- 4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 m bedraagt;
- 5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.
dakterras
- s. een dakterras is toegestaan, mits:
- 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
- 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst;
- 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
- 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.8 m en niet dieper dan 2.5 m;
- 5. de afstand tussen de achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 20 m bedraagt;
- 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
- 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m. Hiervoor mag de maximale bouw- of goothoogte worden overschreden;
- 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking
- t. collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteits- opwekking zijn toegestaan , mits:
- 1. geplaatst op een dak.
- 2. op een schuin dak de collectoren of de panelen:
- aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
- in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
- dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
- 3. op een plat dak de afstand tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collector of het paneel;
- 4. de collector of het paneel één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.
21.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvormvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
21.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
gevelindeling
- a. het bepaalde in lid 2 sub e en toestaan dat de gevelindeling gewijzigd wordt, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft;
kap en dakvorm
- a. het bepaalde in lid 2 sub n en een afwijkende kap- of dakvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het daklandschap betreft;
- b. het bepaalde in lid 2 sub o en een topgevel met een afwijkende goothoogte toestaan;
dakkapellen
- a. het bepaalde in lid 2 sub q onder 1 en toestaan dat een dakkapel breder is dan 2,5 m;
- b. het bepaalde in lid 2 sub q onder 2 en toestaan dat een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst;
- c. het bepaalde in lid 2 sub q onder 3 en toestaan dat een dakkapel in of binnen 0,5 m van de nok wordt geplaatst;
dakterras
- a. het bepaalde in lid 2 sub s onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;
dakterras op hoofdbebouwing
- a. het bepaalde in lid 2 sub sub f, h, i, j en k en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
- de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
- de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
- de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
samenvoegen (parcellering)
- a. het bepaalde in lid 2 sub c en toestaan dat gebouwen worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
- niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd;
- de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen samen maximaal 11 m is;
- de individuele voorgevels van de gebouwen intact blijven;
- de samenvoeging omkeerbaar is;
- door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt.
voorgevelrooilijn
- a. het bepaalde in lid 2 sub d op de nieuwbouwlocatie Westerhoutpark - hoek Wagenweg ten behoeve van:
- verspringingen in de gevel tot maximaal 1 meter;
- de bouw van erkers, veranda's of serres tot maximaal 2,5 m diep.
- 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de privacy en bezonning;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
23.1 Vrijwaringszone - zichtlijn
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - zichtlijn' zijn mede bestemd voor de bescherming van de zichtlijn als landschapsbepalend element.
23.2 Omgevingsvergunning-aanlegvergunning
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- a. het aanleggen of het aanbrengen van opgaande beplanting met groeihoogte in volwassen staat van meer 9 meter, binnen de op de verbeelding aangeduide 'vrijwaringszone-zichtlijn'.
Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- 1. betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Parkeren, laden en lossen
Bij een gebouw moet overeenkomstig de gemeentelijke Beleidsregels parkeernormen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor:
- b. het parkeren van auto's;
- c. het laden of lossen van goederen.
24.2 Afwijken algemene gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 24.1 overeenkomstig de gemeentelijke Beleidsregels parkeernormen.
24.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel2.1lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- a. prostitutie en seksinrichtingen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers en buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
- d. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 1 voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie ter plaatse;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. de cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
26.3 Afwijken overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
26.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting.
De regels bevatten juridische voorschriften over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan.
De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels.
De toelichting is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en in hoeverre er sprake is van ontwikkelingen in het gebied. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor de leefomgeving van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur en de milieuaspecten.
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied van bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" ligt ten zuiden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van ca. 22 ha. Het plangebied omvat een deel van de Koninginnebuurt en een klein deel van de wijk Welgelegen.
Afbeelding 1.1: Ligging van het bestemmingsplangebied in Haarlem
Meer concreet omvat het plangebied:
- de bebouwing aan het Tuinlaantje;
- de bebouwing aan de Raamsingel;
- de bebouwing aan de westzijde van het Houtplein.
Het overige deel van het plangebied wordt in grote lijnen begrensd door:
- in het oosten: de Dreef en een deel van de de Fonteinlaan (tot en met Dreefzicht);
- in het zuiden: de Koningin Wilhelminalaan;
- in het westen: de Wagenweg; inclusief een gedeelte van de bebouwing die aan de westzijde van deze straat is gelegen.
De begrenzing van dit plangebied met een lange smalle uitloper langs het Houtplein en de Raamsingel/ het Tuinlaantje is een gevolg van de lange voorgeschiedenis van de bestemmingsplannen voor de Koninginnebuurt en de totstandkoming van het beschermd stadsgezicht in het bijzonder.
Aanvankelijk gold alleen voor de Koninginnebuurt Oost, Houtplein en Raamsingel de status 'beschermd stadsgezicht'. Omdat voor dat gebied in een eerder opgesteld bestemmingsplan een onvoldoende beschermende regeling was opgenomen, is voor dat deel van het beschermd stadsgezicht door een uitspraak van Raad van State geen bestemmingsplan van kracht geworden. Dat gebied moest daarom via een apart bestemmingsplan geregeld worden. Koninginnebuurt West heeft inmiddels (sinds 2011) ook de status van 'beschermd stadsgezicht'. Als gevolg van de bovenstaande voorgeschiedenis gold voor dat gedeelte van de wijk wel een apart bestemmingsplan.
De verschillende momenten waarop de status 'beschermd stadsgezicht' aan de delen van de Koninginnebuurt is toegekend, heeft dus nog steeds zijn weerslag in de begrenzing van deze bestemmingsplannen.
De locatie Bos van de Openbare basisschool Bos en Vaart aan het Florapark heeft een eigen bestemmingsplan, dat op 5 september 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dat gebiedje is daarom niet in het plangebied van het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" opgenomen.
Voor de ontwikkellocatie aan de Tempelierstraat-Raamsingel ter plaatse van de voormalige Aldi en het naastgelegen parkeerterrein geldt dat deze ontwikkeling in een eigen bestemmingsplan geregeld zal worden. Het initiatief is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan nog onvoldoende concreet en onvoldoende uitgewerkt om al mee te kunnen nemen. De actualisering van het bestemmingsplan Koninginnebuurt partiële herziening 2014 kan niet wachten op de verdere uitwerking van het plan voor de ontwikkellocatie. Deze locatie maakt geen onderdeel meer uit van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1.2 Begrenzing van het plangebied
1.3 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
Redenen om voor het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" een nieuw bestemmingsplan te maken:
- 1. Het eerder voor dit gebied opgestelde bestemmingsplan is door de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State in oktober 2012 vernietigd. Daardoor zijn verouderde bestemmingsplannen van kracht en voor een deel van het plangebied geldt zelfs geen enkel bestemmingsplan. Dit biedt onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen.
- 2. Ook moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bestemmingsplannen van ouder dan 10 jaar worden geactualiseerd. Daarom dient er een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
- 3. Het overgrote deel van het plangebied is per 5 december 1990 aangewezen tot "beschermd stadgezicht Haarlem". Een zeer klein deel van het plangebied ligt in het per 5 oktober 2011 aangewezen "beschermd stadsgezicht Haarlem-Zuidwest". Dit betreft het perceel aan de Tempelierstraat 37. De beschermende werking van deze aanwijzingen tot beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 is in het nieuwe bestemmingsplan ingepast om daarmee het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied te beschermen. Daartoe is bij het bestemmingsplan een waarderingskaart opgesteld die is opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting. In de planregels is een beschermende regeling vastgelegd voor het beschermd stadsgezicht.
1.4 Doel Van Het Bestemmingsplan
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande en vergunde situatie adequaat wordt geregeld. Het plan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. Dit krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen, die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur, de vergunde situatie en de voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden. Voor de locaties waar (kleinschalige) ontwikkelingen verwacht worden, spelen de regels daar op passende wijze op in.
Tweede doel van het bestemmingsplan is de bescherming van het beschermde stadsgezicht.
Het derde doel van het bestemmingsplan is eenduidig aan te geven waar (in beperkte mate) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing.
Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, maar dat bovenal duidelijk is aangegeven, dat consolideren geen stilstand betekent.
1.5 Geldende Planologische Regelingen
Binnen het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" gelden de onderstaande bestemmingsplannen, aangevuld met de zogenaamde 'aanvullende bebouwingsvoorschriften' uit 1974.
Nr. | Naam van het bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd | |||||
405-3 | Hazepaterslaan – Meester Lottelaan | 11-08-1971 | 19-09-1972 | |||||
405-4 | Hoek Wagenweg – Dreef | 01-02-1984 | 09-10-1984 | |||||
405-5 | Voormalig Diaconessenhuis e.o. | 01-02-1984 | 14-08-1984 | |||||
407 | Uitbreidingsplan Heemstede | 28-08-1912 | 26-02-1913 | |||||
401bp001 | Koninginnebuurt | 15-11-2000 | 12-06-2001 | |||||
0081 | Facetbestemmingsplan Archeologie | 25-06-2009 | n.v.t. | |||||
B3 | Verordening art. 43 Woningwet 1901, Sectie I, 2e blad | per 01-07-2013 vervallen |
Tabel 1 Vigerende bestemmingsplannen op moment van opstellen bestemmingsplan.
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" zullen de in tabel 1 genoemde plannen, voor de delen die liggen binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen.
Van de geldende bestemmingsplannen afwijkende bouwmogelijkheden, zoals die op basis van afgeronde vrijstellings- of ontheffingsprocedures, projectbesluiten en omgevingsvergunningen mogelijk zijn gemaakt, zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
1.6 Bestemmingsplanprocedure
Het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" doorloopt de wettelijke procedure.
Op 28 november 2013 is overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een kennisgeving gepubliceerd in de Stadskrant en op de website dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor dit gebied.
Het concept-ontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemaakte opmerkingen en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg, hebben geleid tot aanpassing van het concept-ontwerp bestemmingsplan.
Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor tervisielegging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie is het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd konden door eenieder zowel mondeling als schriftelijk (ook digitaal) zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente heeft in deze periode op 9 april 2014 een inloopbijeenkomst georganiseerd in het gebouw van de stichting De Baan aan het Nauwe Geldelozepad, waarbij het bestemmingsplan is toegelicht. Er zijn zienswijzen ingediend. Deze zijn opgenomen in het zienswijzen- en wijzigingsoverzicht. Aanpassingen naar aanleiding van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
Vervolgens besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de eventueel door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom gepubliceerd en zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
1.7 Leeswijzer Plantoelichting
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door ook in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard.
In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig artikel 3.1.6 Bro.
In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied beschreven waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting wordt gegeven op de planregels, zoneringslijst, verbeelding, waarderingskaart en de regeling voor bebouwing.
In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en worden de uitkomsten van overleg toegelicht. De resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn opgenomen in bijlage 4.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en functionele structuur. Projecten die al in uitvoering zijn, worden in dit hoofdstuk meegenomen bij de beschrijving van de huidige situatie.
2.1 Korte Historische Schets
Aanvankelijk was het gebied dat de Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen beslaat in gebruik als wei- en grasland, maar in het begin van de 17e eeuw werden de landerijen ingericht voor de grote houten ramen van de lakenwevers. Deze waren net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen aan weerszijden van het Molenpad (het huidige noordelijke deel van de Koninginneweg) en ten westen van het Raamlaantje (de latere Van Eedenstraat). De zuidgrens ging toen niet verder dan het Wijde Geldeloozepad. De gronden waren tot aan de Olieslagerslaan in gebruik als tuinbouwgebied en weiland. Gaandeweg kwamen er steeds meer bollenkwekerijen; een ontwikkeling die tot aan de tweede helft van de 19e eeuw voortduurde.
De prestedelijke structuur is bepaald door de noord-zuidverbindingen van de Wagenweg en de in de 1656-1657 gegraven Leidsevaart. Zij lopen min of meer parallel met de onderliggende strandwal, waarop de binnenstad en de Haarlemmerhout zijn gelegen. Aan de zuidrand van de ommuurde stad verscheen in de 17e eeuw al snel bebouwing aan de toegangswegen. Dit geldt vooral voor het Pleyn (het voorplein van de Grote Houtpoort; het latere Houtplein), de Wagenweg (deel uitmakend van de aloude Heerenweg), het Wijde Geldeloze Pad, het Molenpad en langs de singel.
De prestedelijke ontwikkeling van Haarlem Zuid-West is vanuit de ommuurde stad beïnvloed. Door het toenemende gebrek aan ruimte binnen de stadsmuren gingen bedrijven en bijbehorende voorzieningen zich in Haarlem Zuid-West vestigen. Ook zijn destijds de buitenplaatsen ontstaan van de gegoede stedelingen die hier de zogeheten lustplaatsen creëerden.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begonnen de Koninginnebuurt en Welgelegen zich te ontwikkelen vanuit het zuiden van de bestaande stad. Dit werd één van de vroegste stadsuitbreidingen van Haarlem. Daarop aansluitend werden (buiten het huidige bestemmingsplangebied) rond 1900 in het Wilhelminapark en Bosch en Vaart villaparken en gegoede middenstandsbouw aangelegd.
Van de oorspronkelijke bestemming als tuinbouwgebied en als terrein voor de ramen van de lakenindustrie is niets bewaard gebleven. De huidige karakteristiek wordt vooral bepaald door het stedenbouwkundige patroon van het uitbreidingsplan van Wolbers uit 1895. De bebouwing uit de eerste decennia van de 20e eeuw kenmerken het huidige straatbeeld. Typerend hiervoor zijn het gebogen stratenpatroon, de ruime villa's en middenstandswoningen en het vele groen. De Koninginnebuurt en Welgelegen zijn uitgegroeid tot een voorbeeld van fraaie stadsuitbreiding uit de periode na circa 1900 met hoogwaardige architectuur en een hoogwaardig stedenbouwkundig patroon dat grotendeels goed bewaard is gebleven.
Op de historische kaart (afbeelding 3) is de eerste stadsuitbreiding van Haarlem aan de zuidzijde terug te zien. Het Houtplein en de Dreef lopen aan de zuidzijde van de stad in een rechte lijn omlaag in zuidelijke richting. Naast de Dreef zijn de contouren van het Frederikspark te zien. Er is al enige bebouwing aanwezig langs de Raamsingel, Houtplein, Dreef en langs de Wagenweg. De contouren van de Wagenweg zijn op de afbeelding goed te herkennen.
Afbeelding 3: historische plattegrond
2.2 Beschermd Stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 zijn de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Een zeer klein gedeelte van het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is geregeld in het aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht van 5 oktober 2011. Dit betreft de locatie aan de Tempeliersstraat 37. Het gehele plangebied van bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" behoort daarmee tot het beschermde stadsgezicht. Het betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex artikel 36 van de Monumentenwet). Voor het beschermd stadsgezicht is bij het besluit uit 1990 overwogen:
"dat de ontstaansgeschiedenis van Haarlem en de Haarlemmerhout op de strandwal aan het Spaarne in het stratenpatroon herkenbaar bewaard is gebleven, dat de ruimtelijke ontwikkeling grotendeels binnen de structuur en schaal van de begin 17e eeuwse stad heeft plaatsgevonden, dat het bebouwingsbeeld in grote delen van de oude stad nog zeer samenhangend en waardevol is en dat het gebied mitsdien een beeld oplevert dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid en zijn ruimtelijke structurele samenhang".
De toelichting op de aanwijzingsbesluiten van 1990 en 2011 geven de volgende nadere typering van de te beschermen waarden in het gebied tussen stad en Haarlemmerhout, waar het bestemmingsplangebied binnen gesitueerd is:
- Het overgangsgebied tussen de stad en de Haarlemmerhout bestaat uit een dichtbebouwd gebied direct grenzend aan de stad, de open villaparken Frederikspark en Florapark ten zuiden daarvan en een weer wat intensiever bebouwd gebied langs de rand van de Hout.
- Een zeer markant en bijzonder ruimtelijk element is het Houtplein, als overgangselement tussen de besloten stadsstraten en de brede Dreef.
- Het Florapark is in zijn oorspronkelijke vorm bewaard gebleven. De losstaande villa's van gevarieerde architectuur, gebouwd in het laatste kwart van de 19e eeuw, zijn gesitueerd rond een open grasveld, waarop enkele oude bomengroepen staan. De parkaanleg is gaaf bewaard gebleven.
- De aaneengesloten bebouwing langs de Wagenweg die de westzijde van het Florapark begrensd, bestaat uit tamelijk waardevolle, laat 19e eeuwse panden.
- In de vrij gesloten bebouwing tussen de zuidzijde van het Florapark en de Haarlemmerhout is het Floraplein met zijn eenvormige classicistische woonbebouwing een bijzonder element. De nieuwbouw ten zuiden daarvan vormt door de zeer grote schaal een inbreuk op het karakter van de Hout en omgeving.
In paragraaf 4.8 wordt meer in detail ingegaan op de specifieke waarden van het beschermd stadsgezicht.
2.3 Ruimtelijke Structuur
De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt gekenmerkt door de variatie in bouwvormen en bouwrichtingen. Dit vindt zijn oorzaak in de fasegewijze ontstaansgeschiedenis. Om de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied te handhaven is het bestemmingsplan in hoofdzaak consoliderend van aard. Dit houdt in stedenbouwkundige zin in dat de stedenbouwkundige structuur – bijvoorbeeld qua rooilijnen en maximale huidige (goot)hoogtes – het uitgangspunt vormt bij het juridisch vastleggen van de bouwmogelijkheden. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is een uitgebreide beschrijving van het gebied opgenomen, waarbij het plangebied valt onder te typologie 'villagebieden'.
2.3.1 Infrastructuur
In de ruimtelijke geleding van het gebied is een aantal elementen van belang. Het plangebied kent oude structuurbepalende noord-zuidassen zoals de Wagenweg en de Dreef. Door het plangebied lopen verder belangrijke wijkontsluitingswegen zoals de Raamsingel, het Houtplein, de Tempeliersstraat, de Dreef, de Wagenweg en het Florapark.
Een belangrijke laan is de Dreef, vanuit de stad uitlopend in de Hout en visueel een zeer herkenbare schakel tussen beide gebieden. Door de aanleg van de Fonteinlaan als brede verkeersroute is de samenhang en eenheid van de Hout verzwakt en is de oorspronkelijke betekenis van de Dreef als brede allee van de stad naar de Hout minder manifest geworden.
Andere waardevolle ruimtelijke structuren zijn het Houtplein, de Wagenweg, Florapark en Floraplein. Het Houtplein vormt een driehoekige ruimte als overgang van de dichtbebouwde stadsstraten naar de zeer markante brede Dreef, waar de bebouwingsstructuur opener en de straatprofielen ruimer worden. De Wagenweg vormt een belangrijke historische as met een van oudsher gemengd gebruik.
2.3.2 Bebouwingsstructuur
Het plangebied kenmerkt zich door een aantal structuurbepalende bebouwingsgrenzen. De Raamsingel, het Houtplein en de Wagenweg hebben structuurbepalende bebouwingsgrenzen, met in hoofdzaak gesloten bebouwing met een kenmerkende parcellering. Het bebouwingsbeeld is hier homogeen. De gevelopbouw is rustig en bestaat uit drie of meer traveeën met verticaal geplaatste ramen. De bebouwingsgrenzen van de Dreef en het Florapark vallen op door hun open bebouwingsstructuur. Het uit dezelfde bouwperiode stammende Floraplein vormt als strak aangelegd plein een uitzondering hierop. De grote woningen in dit deel van het plangebied in combinatie met het vele groen (privé en openbaar) zijn kenmerkend voor de villawijken.
2.3.3 Groenstructuur
De Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen hebben een open en groen karakter. Het plangebied is stedenbouwkundig zo opgezet dat een groot aantal straten relatief ruim bemeten is, met voldoende ruimte voor tuinen en voor bomen langs veel wegen. De meest karakteristieke openbare groene elementen zijn het Florapark en het Floraplein.
2.3.4 Waterstructuur
De Raamsingel aan de zuidzijde van het centrum is de belangrijkste openwaterverbinding in het plangebied. Deze singel is een stadsgracht en verbindt de Leidsevaart met het Spaarne. De singel behoort tot het boezemstelsel van het hoogheemraadschap Rijnland. Verder zijn er geen grootschalige waterstructuren in het plangebied aanwezig.
2.4 Functionele Structuur
2.4.1 Wonen
De fraaie bebouwing en de gunstige ligging van het plangebied ten opzichte van de Haarlemmerhout, het centrum van de stad en de duinen maken de Koninginnebuurt en het gedeelte van de wijk Welgelegen dat tot bestemmingsplangebied behoort, tot een geliefd woongebied. De woningvoorraad in de Koninginnebuurt en Welgelegen is grotendeels gebouwd vóór 1920. Het plangebied bestaat voornamelijk uit grotere koopwoningen. Deze woningen vallen door hun situering en omvang in de hogere prijsklassen.
In de loop der jaren is er op bepaalde plekken een verschuiving ontstaan van vrijwel monofunctionele woongebied naar een uitgesproken woon-werkomgeving. De villa-achtige woningen en de aaneengesloten gebouwde herenhuizen langs de doorgaande routes zijn gedeeltelijk in gebruik genomen als kantoor en praktijkruimten, al dan niet met de woonfunctie gecombineerd. Deze ontwikkeling heeft echter geen afbreuk gedaan aan de kwaliteit van de architectuur in de omgeving en de goede woonbeleving.
De afgelopen jaren is er echter ook een omgekeerde ontwikkeling aan de gang, waarbij economische functies ingeruild worden voor de woonfunctie. In dit bestemmingsplan wordt op een aantal plekken via een gemengde bestemming ruimte geboden voor beide functies. Zo is daar waar het geschikt wordt geacht, een zekere uitwisselbaarheid van deze functies mogelijk gemaakt.
2.4.2 Kantoren
De Koninginnebuurt is een gewilde vestigingsplaats voor de zakelijke dienstverlening (kantoorfunctie). Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat veel kantoorgebruikers een voorkeur voor Haarlem-Zuid als vestigingsplaats uitspreken. De toegankelijkheid van het gebied voor gemotoriseerd verkeer vanuit het oosten (Paviljoenslaan-Buitenrustbruggen) en de goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer (regionaal busknooppunt Tempeliersstraat) spelen een belangrijke rol als locatiefactoren ten gunste van de kantoorfunctie. De vele representatieve gebouwen in de buurt, die geschikt zijn voor kantoorvilla's, dragen bij aan die vestigingsvoorkeur. Langs de Dreef zijn ook enkele monofunctionele kantoorgebouwen te vinden.
2.4.3 Bedrijven
Het aantal bedrijven in dit plangebied is beperkt tot Smederij Felix aan de Wagenweg 35, autobedrijf Floragarage aan het Floraplein 25 a/b en Dansschool Schröder aan de Raamsingel 16. Deze bedrijven voldoen aan de geldende milieuwetgeving en zijn positief bestemd. Verder zijn er in het plangebied enkele ambachtelijke bedrijven, zoals de vioolbouwer Van Tongeren aan de Wagenweg. Ook zijn er locaties waar nu geen bedrijf zit, maar waar in het verleden wel een vergunning is verleend voor bedrijfsmatige activiteiten. De bestaande/vergunde situaties zijn met een aparte bedrijfsaanduiding in de hoofdbestemmingen op de verbeelding opgenomen.
2.4.4 Overige commerciële voorzieningen
De meeste overige commerciële voorzieningen in het plangebied zijn gelegen aan de Wagenweg en het Houtplein. Dit betreft onder andere horeca en detailhandel. Binnen het plangebied is detailhandel geconcentreerd langs de Tempeliersstraat, Wagenweg en het Houtplein.
De Wagenweg laat zich typeren als een straat met verschillende restaurants en relatief veel specialistische detailhandel in de non-food sfeer. Maar ook andere aanverwante voorzieningen, zoals zakelijke en persoonlijke dienstverlening, zijn hier gevestigd.
Het aanbod op het Houtplein laat zich typeren als een cluster met uiteenlopende centrumvoorzieningen die aansluiten op het aanbod in de binnenstad van Haarlem. Alle bestaande functies zijn in ruime zin positief bestemd, inclusief de horecazaken, een invulling zoals dat bij een centrumgebied passend is.
Het monumentale pand Dreefzicht heeft een horeca-functie. Binnen deze functie is ook zalenverhuur mogelijk ten behoeve van congressen en dergelijke. De relatie met de Hout maakt het tot een aantrekkelijke locatie hiervoor.
Op meerdere adressen binnen het plangebied zijn kleinere bedrijven gevestigd (denk aan: kleine kantoren, (zakelijke) dienstverlenende en ideële organisaties) die wat betreft omvang het karakter hebben van (part-time) beroep-aan-huis. Die kleine bedrijfsvormen zijn inherent aan wonen en behoeven geen specifieke regeling.
2.4.5 Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied zijn enkele maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Dit betreft de locatie van de Dreefschool aan de Dreef 20 en de voormalige woonzorgvoorzieningen van Vitae Vesper op de hoek van de Wagenweg en het Westerhoutpark.
De locatie Bos van de Openbare basisschool Bos en Vaart heeft zoals reeds eerder is aangegeven een eigen bestemmingsplan, dat op 5 september 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Verspreid door de buurt zijn er verder enkele praktijken aan huis (zoals fysiotherapeuten en schoonheidssalons) en er zijn enkele kinderopvangvestigingen. Deze laatste zijn met een aparte aanduiding op de verbeelding opgenomen.
2.4.6 Parken
De Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen hebben een open en groen karakter. De meest karakteristieke openbare groene elementen zijn het Florapark en het Floraplein. Hier kan gerecreëerd en gewandeld worden. Bevrijdingspop wordt een maal per jaar gehouden in onder meer het Florapark en het Frederikspark.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke beleid belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van Rijk en de provincie. Het rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot water en het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf water. Het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van archeologie wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf archeologie.
3.1 Rijksbeleid: Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
In de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De nationale ruimtelijke belangen omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking, de ontwikkeling van de mainports, het kustfundament, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties met betrekking tot defensiedoeleinden en energieproductie en -voorziening.
Voor onderhavig bestemmingsplan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke “massa” en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen zijn van groot belang.
In dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding.
3.2 Provinciaal Beleid: Structuurvisie Noord-holland 2040
In de provinciale structuurvisie zijn de uitgangspunten van de Nota Ruimte verder uitgewerkt. De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie. In het kader van het hoofdbelang duurzaam ruimtegebruik worden gemeenten gestimuleerd het bestaand stedelijke gebied beter te benutten door de aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Het BBG vervangt hiermee de rode contouren uit het oude Streekplan. Door te verdichten, stationslocaties en knooppunten optimaal te benutten, ondergronds te bouwen, en door woningbouwprogramma zoveel mogelijk te realiseren binnen het BBG, wordt intensivering en bundeling van stedelijkheid bevorderd. Hierdoor is ook een winst te behalen in het fiets- en OV-gebruik.
Het plangebied behoort tot het BBG. Er is geen sprake van grootschalige ontwikkelingen binnen het plangebied. Zodoende gelden er geen aanvullende eisen uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Dit bestemmingsplan is in lijn met het provinciale beleid zoals vervat in de structuurvisie en met provinciale belangen zoals verwoord in de verordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurplan Haarlem 2020
De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende jaren aan. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen. Voor bedrijven moet Haarlem nog interessanter worden als vestigingsplaats. De strategische ligging vlakbij Schiphol, Amsterdam en IJmond, de goede bereikbaarheid over de weg en per openbaar vervoer, en de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking spelen daarbij een cruciale rol.
Voor het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is het belangrijkste doel het hoogwaardige woonmilieu te handhaven, inclusief de bijbehorende wijk- en buurtgerichte voorzieningen. Het gebied rond de Wagenweg is aangewezen tot een te versterken zone met sociaal maatschappelijke functies. Dit hangt samen met de functie als woon-werk-as, die de Wagenweg in het Structuurplan toebedeeld heeft gekregen. Deze as speelt een centrale rol voor de buurt en is een belangrijke doorgaande route. In het algemeen hebben deze assen reeds een gemengde karakter, wat betekent dat de begane grond van de panden langs deze assen vaak een economische invulling hebben.
Er vinden geen grootschalige ontwikkelingen plaats in het plangebied. Het bestemmingsplan is in lijn met de algemene doelstellingen van het structuurplan.
3.3.2 (Voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte
De (voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) is in juli 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Het is een aanvulling op de Structuurvisie uit 2005. Waar de Structuurvisie zich vooral richt op de toekomst van bebouwing in Haarlem, richt de SOR zich op de onbebouwde openbare ruimte.
Haarlem wil een stad zijn waar de kwaliteit van wonen en leven hoog is. Belangrijk onderdeel daarvan is de ‘huiskamer van de stad’: de openbare ruimte. Deze is van iedereen en er mag een goede kwaliteit van worden verwacht. Om daarvoor te zorgen zijn onderhoud en investeringen in de openbare ruimte nodig en keuzes bij het toestaan van ontwikkelingen en activiteiten. Het beschikbare oppervlak aan openbare ruimte zal niet of nauwelijks veranderen; de manier waarop we haar gebruiken en inrichten kan wel worden beïnvloed. Het gebruik van de openbare ruimte is de afgelopen jaren toegenomen en groeit gestaag. De toenemende druk uit zich door vraag naar onder andere meer parkeergelegenheid, meer oppervlaktewater en meer groen- en verblijfsgebied. De ruimteclaims en ambitie voor de openbare ruimte nemen toe, terwijl de opgave voor de toekomst van de openbare ruimte afneemt. Het past niet langer, keuzes moeten gemaakt worden. Dit vraagt om een (integraal) afwegingskader voor alle claims op en opgaven voor de openbare ruimte. De Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) biedt dit integrale afwegingskader. De doelen zijn: een meer vitale stad met een metropolitane economie en ruimte voor duurzame mobiliteit. Deze drie thema’s zijn leidend bij de uiteindelijke toewijzing van functies aan de openbare ruimte.
Er zijn in het plangebied geen grootschalige ontwikkelingen in de openbare ruimte aan de orde. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het beleid uit de (voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte.
3.3.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit
In de nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie liggen. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbesten- digheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.
De Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen hebben de status van beschermd stadsgezicht. Daarom geldt in het plangebied de beschermende regie. De beschermende regie is gericht op het behouden en versterken van de zichtbare relatie tussen geschiedenis, (inrichting van de) openbare ruimte, architectuur en functie. Die herkenbaarheid maakt de stedelijke ruimte tot een prettige plek om te bezoeken en om in te wonen. De regie is behoudend en gedetailleerd. De bij het beschermd stadsgezicht behorende toelichting vormt de basis van de criteria. Het gebied maakt deel uit van de gebiedstypering 'Villagebieden'. De villagebieden worden gekenmerkt door de volgende elementen: ontworpen patroon van (gebogen) straten, pleinen, plantsoenen en water. Groen speelt de hoofdrol in het straatbeeld. Het vele groen in de openbare ruimte (straatbomen) gaat over in privétuinen, vaak met groene erfafscheidingen. Bebouwing bestaat uit vrijstaande villa's of ensembles van herenhuizen, met duurzaam, maar divers materiaalgebruik en zorgvuldige detaillering.
De bijzondere regie is toegekend aan de lange lijnen en de bijzondere plekken en pleinen in de stad. Deze bijzondere regie geldt in het plangebied onder meer voor de Wagenweg. Voor de openbare ruimte van de lange lijnen betekent de bijzondere regie dat ontwikkelingen van een klein stukje van de lijn altijd in het grotere geheel worden bekeken. De Wagenweg heeft als typering 'Historische route'. Dit betreft het netwerk van historische lange lijnen en van oude topografische routes en oude toegangswegen tot de stad. Vaak zijn dit de routes die door de stadsbewoners (ook nu nog) het meest intensief worden gebruikt. De bijzondere plekken en pleinen vormen stedelijke ruimtes die plek kunnen geven aan ontmoeting, aan sport en spel, en aan verblijf.
Bijzondere gebouwen met specifieke functies (scholen, kerken etc) mogen zich onderscheiden wat betreft situering, volumeopbouw en gevelindeling, maar moeten zich rekenschap geven van hun bijzondere positie door hoogwaardig materiaalgebruik en detaillering.
Elke nieuwe ontwikkeling zal op de betreffende regie en gebiedstypologie beoordeeld worden. Hiervoor zijn beoordelingscriteria opgesteld. Er zijn in het plangebied geen ontwikkelingen aan de orde die bij voorbaat getoetst moeten worden aan de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het beleid uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Nota Dak
De gemeenteraad heeft op 28 juni 2012 de Nota Dak vastgesteld. Deze nota is een bijlage van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Dak is vastgelegd hoe het Haarlemse daklandschap op een duurzame manier kan bijdragen aan enerzijds het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan een intensiever ruimtegebruik.
Er zijn in het plangebied geen ontwikkelingen aan de orde die bij voorbaat getoetst moeten worden aan de Nota Dak. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het beleid uit deze nota.
Evaluatie Nota Ruimtelijke Kwaliteit
In 2015 wordt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit geëvalueerd en geactualiseerd. Onderdeel van deze evaluatie is het herstel van geconstateerde ommissies in Deel 2 Beoordelingskaders Ruimtelijke Kwaliteit.
3.3.4 Woonvisie Haarlem 2012-2020
Haarlem kiest in de "Woonvisie Haarlem 2012-2016, met een doorkijk naar 2020" (vastgesteld in 2012) voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.
De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.
In de woonvisie wordt de mogelijkheid van wonen-werken aangegeven, net als meervoudig ruimtegebruik. Meervoudig ruimtegebruik en menging van de woonfunctie met werkfuncties zijn zaken die reeds in de Koninginnebuurt en in de wijk Welgelegen plaatsvinden en waarvoor in het bestemmingsplan ruimte wordt geboden. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het woonbeleid.
3.3.5 Detailhandel
Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. De aantrekkingskracht op dagjesmensen en toeristen is groot. Haarlem onderscheidt zich door de combinatie van speciaalzaken in een historische aangename omgeving met horecagelegenheden. Het beleid van de gemeente heeft tot doel deze positie te verstevigen en hieraan bekendheid te geven binnen en buiten de regio. Daarnaast wil de gemeente het fijnmazige netwerk van winkels handhaven zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen.
Uit de Structuurvisie detailhandel 2012-2022 voor Zuid-Kennemerland blijkt dat de opgave voor Haarlem is om met behoud van de omgevingskwaliteit, vernieuwing mogelijk te maken. Inpassing van grotere formules (winkelconcepten) is essentieel als voorwaarde om voldoende trekkracht te behouden.
In het plangebied is vooral het winkelgebied Wagenweg / Houtplein interessant. Het gaat hier om een strook winkels langs de Wagenweg en Houtplein met een buurtoverschrijdende aantrekkingskracht door de aanwezigheid van een aantal gespecialiseerde winkels. Bovendien vormt de Wagenweg samen met het Houtplein een belangrijke entree naar de binnenstad. De sector dagelijkse goederen is in de afgelopen jaren praktisch verdwenen uit de Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen. Er zijn echter nog wel supermarkten te vinden net buiten het plangebied, bijvoorbeeld aan de Grote Houtstraat.
3.3.6 Hotelbeleid
Haarlem hoort tot de toeristische top van middelgrote Nederlandse steden. Om aan die top te blijven wil de gemeente meer in de stijgende vraag naar overnachtingsmogelijkheden voor de zakelijke en toeristische bezoekers voorzien. In de nota Hotelbeleid (2012) is dit verder uitgewerkt.
In het gemeentelijk hotelbeleid wordt ruimte geboden voor nieuwe hotelinitiatieven. Daarbij wordt uitgegaan van marktwerking. De gemeente
is faciliterend richting marktinitiatieven, maar deze moeten wel getoetst worden op ruimtelijke inpasbaarheid. In het hotelbeleid worden bijzondere logiesvormen zoals bed & breakfast, gestimuleerd. De bed & breakfast functie wordt in nieuwe bestemmingsplannen binnen de woonfunctie mogelijk gemaakt.
Bij de toetsing van hotelinitiatieven volgt de gemeente (voor zover relevant voor het plangebied) de volgende leidraad:
Locaties Binnenstad, aangevuld met stadsstraten.
- Deze wordt begrensd door: Leidsevaart, Bolwerken, Spaarne en de Singels en daarnaast de stadsstraten Leidsevaart, Zijlweg, van Eedenstraat, Houtplein, Spaarnwouderstraat, Rijksstraatweg, Spaarndamseweg, Harmenjansweg, Fonteinlaan, Wagenweg, de Dreef, aangrenzend de gebieden Haarlemmerhout (kleinschaligheid in stadsvilla’s rondom Haarlemmerhout), Kleverlaanzone (kleinschaligheid), Noordersportpark/Schoterbos.
- Niet in straten waar alleen gewoond wordt, uitzondering Bed en Breakfast en kleinschalige hotels (pensions) maar dan geen concentraties, waardoor aan kleinschaligheid wordt ingeboet. Mag geen overlast voor buurt veroorzaken.
- Niet in hoofdwinkelstraten, maar slapen boven winkels is optie.
- Bereikbaarheid met openbaar vervoer óf goede parkeergelegenheid in de buurt. Buiten het centrum moet er parkeergelegenheid op eigen terrein zijn.
- Passend bij andere functies in dezelfde straat of omgeving (horeca, uitgaan, dienstverlening).
Voor dit plangebied is het hotelbeleid relevant aangezien er vanuit de markt een voornemen is om aan de Fonteinlaan 5 een hotel te realiseren. In de vergadering van de commissie Ontwikkeling (200214) is aangegeven dat op basis van een concrete aanvraag om omgevingsvergunning het hotelplan beoordeeld zal worden. Deze ontwikkeling kan bij een positieve beoordeling vervolgens met een aparte ruimtelijke procedure mogelijk worden gemaakt.
In hoofdstuk 5 is deze ontwikkeling nader toegelicht.
3.3.7 Evenementenbeleid
Evenementen behoren tot de jaarlijkse hoogtepunten en zijn van grote economische, culturele en maatschappelijke waarde voor de stad. Evenementen trekken veel bezoekers, krijgen een hoge waardering en zetten Haarlem verder op de kaart als toeristische bestemming. In 2011 is het Evenementenbeleid 2011-2012 vastgesteld. Het college van B&W heeft op 11 juni 2013 (STZ/ Reg.nr. 2013/142558) besloten dit beleid voor de periode 2013-2016 voort te zetten, met dien verstande dat nadere evenementenlocaties zijn aangewezen. Bij de nota van juni 2013 is een overzicht gevoegd met alle evenementen en de locaties in 2012 met daarbij de categorie en het aantal dagen dat het evenement duurt (NB de dagen zijn excl. op- en afbouw).
Evenementen die een planologische relevantie hebben kunnen slechts plaatsvinden als het bestemmingsplan dit toestaat of als er een omgevingsvergunning is afgegeven om te mogen afwijken van het bestemmingsplan. In verband hiermee is het noodzakelijk evenementenlocaties nader te benoemen.
Evenementen in Haarlem zijn in het Evenementenbeleid ingedeeld in drie categorieën, oplopend in schaal en overlast. Evenementen moeten voldoen aan een maximaal geluidniveau; dit niveau wordt opgenomen in de evenementenvergunning. In de voorwaarden van deze vergunning is verder onder meer de bereikbaarheid voor hulpdiensten geregeld.
Algemene plaatselijke verordening
In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Haarlem is bepaald dat voor evenementen een evenementenvergunning nodig is. Evenementen die op grond van de APV zijn toegestaan zijn onder meer een braderie of herdenkingsbijeenkomst. Demonstraties (betogingen), voetbalwedstrijden en reguliere markten vallen niet onder het begrip evenement.
Categorieën en locaties evenementen
Gelet op de jurisprudentie van de Raad van State is het noodzakelijk dat het gemeentebestuur evenementenlocaties nader aanwijst. Per locatie moet in beeld gebracht zijn het aantal evenementen, het soort evenement (categorie), het bezoekersaantal en de duur van het evenement.
Soort evenementen
Evenementen zijn ingedeeld in drie categorieën:
Categorie 1: Evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties. Bij categorie 1 evenementen horen ook straat/buurtfeesten, georganiseerde picknicks, kinderfeesten etc.
Categorie 2: Evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek met kleinschalig karakter, orkest, taptoe, etc.
Categorie 3: Evenementen zoals popconcerten, live optredens, houseparty, Dj's, Rap, Dance-event en muziekprogramma's van radio en Tv-omroepen, etc.
Evenementenlocaties
De belangrijkste evenementengebieden/locaties in Haarlem zijn:
1. Binnenstad (gebied tussen de singels en Spoor) en Bolwerken:
Grote Markt e.o., Botermarkt, Nieuw Kerksplein, Stationsplein, Warmoesstraat/Spekstraat/Oude Groenmarkt, Raamvest/Raamgracht/Grote Houtstraat, Omgeving Raaks/Hortusplein, Boereplein, Kenaupark, Spaarne, Binnenwateren
2. Haarlemmer Hout en omgeving: Vlooienveld, Frederikspark, Florapark
3. Veerplas
4. Overige locaties
Relatie met het plangebied
Het Florapark ligt in evenementenlocatie 2. Het Vlooienveld en het Frederikspark behoren ook tot deze evenementenlocatie, maar liggen in andere bestemmingsplangebieden.
Jaarlijks vindt in dit gebied Bevrijdingspop plaats, verspreid over het gebied Vlooienveld, het Frederikspark en het Florapark. Het evenement trekt 125.000 bezoekers.
Op grond van het Evenementenbeleid mogen er op de evenementenlocatie 2 jaarlijks twee evenementen van categorie 3 plaatsvinden, te weten Bevrijdingspop en het Houtfestival. Omdat het Florapark geen deel uitmaakt van het Houtfestival is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat er 1 evenement van categorie 3 is toegestaan.
Categorie 2 evenementen komen in het plangebied niet voor.
Categorie 1 evenementen zijn op grond van het beleid binnen dit plangebied onbeperkt toegelaten.
3.3.8 Verkeer en parkeren
Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) (2003) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer. In het HVVP wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid.
In dit bestemmingsplan is aan de ontsluitingswegen de bestemming Verkeer toegekend. Binnen deze ruime bestemming zijn diverse verkeersgerelateerde functies mogelijk, zoals wegen, fietspaden, trottoirs, bermen, afwatersloten etc. Het beleid uit het HVVP heeft geen directe relatie met de verdere invulling van het bestemmingsplan.
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen dient in beginsel op eigen terrein te worden voldaan. Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.
Parkeren
Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de Parkeervisie vast waarin de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte.
Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De parkeernormen worden bepaald aan de hand van de functie en de locatie en liggen vast in de Beleidsregels parkeernormen. Het uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen zoals genoemd in het gemeentelijke beleid. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen.
Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel betrekking hebben op het toevoegen van bouwactiviteiten als op het wijzigen van een functie. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Reeds bestaande, vergunde situaties zijn hiervan uitgezonderd.
Het bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak consoliderend plan en voldoet aan de Beleidsregels parkeernormen.
3.3.9 Water
Waterbeleid, waterwetgeving en waterregelgeving
Sinds 22 december 2009 is de nieuwe Waterwet van kracht. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.
In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer voor Nederland.
Waterbeheerplan Rijnland
In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn [1] veiligheid tegen overstromingen, [2] voldoende water en [3] gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen.
Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.
Rijnland's beleid Riolering en afvalwaterzuivering
Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Hierbij geldt de volgende toelichting.
Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouwontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij voorop staat: het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Als er eenmaal wel afvalwater is, dan is het streven: het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.
Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
Het GRP is 19 december 2013 vastgesteld. Het betreft een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:
- het doelmatig inzamelen van het afvalwater en het hemelwater.
- het transporteren van het rioolwater naar een geschikt lozingspunt.
- Het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast.
- Het beperken van vervuiling door overstorten middels aanleg van randvoorzieningen (o.a. BBB's) en afkoppelen.
Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt als richtlijn dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van opervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.
Er zijn geen grootschalige waterprojecten gepland in het plangebied. De bestemming Water is toegekend aan de Raamsingel en een stukje Leidsevaart. Verder is er geen grootschalig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig.
3.3.10 Groen
De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde, als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door:
- versterken hoofdgroenstructuur en hoofdbomenstructuur;
- vergroten gebruiksintensiteit van het bestaande groen;
- verbeteren toegankelijkheid voor langzaam verkeer;
- recreatieve routes voor langzaam verkeer.
Het openbaar groen in het plangebied heeft de bestemming Groen gekregen, dat is het geval langs de Raamsingel, bij het Florapark en Floraplein, in de omgeving van het Diaconessenplein en de Meesterlottelaan en tot slot langs de Koningin Wilhelminalaan. Aan deze bestemming zijn ter bescherming van de groene waarden beperkende regels verbonden. Hetzelfde geldt voor het privé-groen, dat een bestemming Tuin heeft gekregen. Daar is slechts onder specifieke voorwaarden bebouwing toegestaan, ter behoud van het groene karakter van het plangebied.
In de (voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR, zie paragraaf 3.3.2) is een aanvulling op het structuurplan gedaan. De SOR richt zich op de onbebouwde openbare ruimte. Het groen is daar een belangrijk onderdeel van.
Haarlem beschikt verder over een ecologisch beleidsplan (2013). Doelstelling van dit plan is om de bestaande belangrijke natuur- en groengebieden te beschermen en de natuurwaarden in deze gebieden waar mogelijk te verhogen. In de stad is een natuurlijke zonering aanwezig van armsoortig naar soortenrijk van centrum en verdichte buurten via woonwijken en bedrijventerreinen en parken en villawijken naar de stadsrand. Op plekken waar de leefomstandigheden voor wilde planten en dieren goed zijn, zullen ze zich spontaan via verspreiding door de lucht vestigen. In een stenige omgeving
zoals het centrum zijn de omstandigheden voor de meeste planten en dieren slecht. Voor enkele soorten zoals sommige vleermuizen en de gierzwaluw zijn ze wel geschikt. Op die plaatsen zijn er weinig mogelijkheden voor natuurontwikkeling. Waar meer ruimte is en minder verstoring (geluid, betreding, etc.) heeft natuur een betere kans. De aan het plangebied grenzende Haarlemmerhout is aangewezen als een ecologische hotspot; een groot aaneengesloten groengebied met belangrijke ecologische waarden. Het onderhavige bestemmingsplan is niet in strijd met het ecologisch beleidsplan.
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand.
Afbeelding: hoofdbomenstructuur
Alle gemeentelijke monumentale bomen zijn geïnventariseerd en op de Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009) geplaatst. De bomen zijn beeldbepalend en/of hebben een cultuurhistorische waarde (herdenkingsbomen, markeringsbomen, kruis/kapelbomen, bijzondere snoeivormen) en/of natuurwaarde en de minimale levensverwachting is 10 jaar. Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor het kappen worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of bijzondere situatie (zie artikel 5.1 van de Bomenverordening Haarlem).
Afbeelding: Monumentale bomen in de openbare ruimte van het bestemmingsplangebied.
De Monumentale bomen zijn onder te verdeeld in vier categorieen en als zodanig op kaarten terug te vinden door middel van gekleurde stippen. Er wordt in 2014 geen onderscheid meer gemaakt in hoe met de verschillende categorieën wordt omgegaan, dus de kleuren zijn van ondergeschikt belang.
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen waarin is besloten dat monumentale bomen opgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Het college van B&W heeft in die motie de opdracht gekregen deze nader uit te werken. De uitwerking is op 18 september 2014 in de raadscommissie Ontwikkeling behandeld. In meerderheid is gekozen voor de variant die inhoudt dat monumentale bomen met kroonprojectie op zowel de verbeelding als in de regels worden vastgelegd. Tevens is op 18 september 2014 door de raadscommissie besloten dat monumentale bomen met hun kroonprojectie opgenomen worden in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen, die nog als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd moeten worden en waartegen nog zienswijzen ingediend kunnen worden.
Onderhavig bestemmingsplan had toen al in ontwerp ter inzage gelegen. Daarom zijn de monumentale/waardevolle bomen in de vaststellingsfase alleen met een informatieve aanduiding op de verbeelding van dit plan opgenomen. De monumentale bomen in dit plangebied zijn afdoende beschermd via de Bomenverordening.
3.3.11 Archeologie
Rijksbeleid
De drie belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:
- het behoud van archeologische waarden in de bodem;
- de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
- de zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Provinciaal beleid
Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota en de Cultuurhistorische Regio-profielen. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.
Beleid gemeente Haarlem
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren.
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in een Beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).
De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
- een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
- een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- een omgevingsvergunning het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.
De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de exacte begrenzingen terug te vinden. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen: bouwvergunning) of voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) zijn verbonden. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met het archeologische beleid.
3.3.12 Duurzaamheid
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Deze richtlijnen is alleen bij nieuwbouwplannen van toepassing en wordt dus los van dit bestemmingsplan bij nieuwbouwinitiatieven verplicht gesteld. De richtlijn is daarom ook niet doorvertaald naar regels in dit bestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Ook dit beleid staat los van de regeling in het bestemmingsplan. Dit beleidskader is dan ook niet doorvertaald naar regels in dit bestemmingsplan.
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad het beleidskader Haarlem Klimaatneutraal vastgesteld. Dat houdt in dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Dit beleidskader heeft geen directe relatie met de invulling van de bestemmingen en de bijbehorende planregels.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Er komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen of bestaande legale bedrijvigheid, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Voor buurten of straten waar nu een te hoge milieuhinder is, heeft het de voorkeur - als zich hier een gelegenheid voor voordoet - dit te verlagen.
Pas als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
4.1 Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming (of indien mogelijk vergroting) van de leefkwaliteit. In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid wordt gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de (woon)omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Milieuzonering is over het algemeen alleen van toepassing op nieuwe activiteiten en functies.
Het grondgebied van Haarlem is op grond van het gemeentelijke milieuzoneringsbeleid uit 2002 en 2008 ingedeeld in verschillende milieuzones. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden, waaronder aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d. Bij het vaststellen van de Nota Milieuzonering in 2008 is vastgelegd dat wordt aangesloten bij de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”.
Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" valt volgens het milieuzoneringsbeleid grotendeels in de gebiedstypering wonen met een maximaal toegestane milieuhindercategorie B (wonen met overwegend laagbouw in een lage dichtheid). Er zijn in het plangebied twee bestaande categorie B-bedrijven. Dit zijn: autobedrijf Floragarage aan het Floraplein 25 A/B en Dansschool Schreuder aan de Raamsingel 16. Deze zijn positief bestemd.
Langs de corridors ofwel doorgaande verkeersroutes zoals de Wagenweg is sprake van een menging van wonen en werken. Hierbij past op grond van het milieuzoneringsbeleid een maximaal toegestane milieuhindercategorie C.
Ter bescherming van het hoogwaardige woonmilieu van het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om geen nieuwe categorie C bedrijven mogelijk te maken. In het plangebied is slechts één bestaand categorie C bedrijf gelegen. Dit betreft Smederij Felix aan de Wagenweg 35. Dit bedrijf is positief bestemd met een maatbestemming in de regels. Locaties waarvoor vergunning is verleend voor het vestigen van een bedrijf zijn met een aparte aanduiding op de verbeelding opgenomen.
Milieuzonering wordt gebruikt in nieuwe situaties in verband met een goede ruimtelijke ordening. Functies zijn toegestaan voor zover passend binnen de bestemmingsomschrijving. Dit betekent dat de functies, genoemd in de zoneringslijst, niet per definitie passen binnen elke bestemming waarin wordt verwezen naar deze zoneringslijst.
Conclusie milieuzonering
Uit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen knelpunten in dit plangebied. Er zijn daarom geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.2 Geluid
In het uitvoeringsbesluit van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn geluidnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. De laatste twee zijn voor dit plangebied niet aan de orde. Wanneer er een nieuwe geluidgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidgevoelige functie aanwezig is (dan wel is toegestaan op basis van een verleende vergunning) en deze locatie binnen de geluidszone van een 50 km/u weg valt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Onder meer woningen, scholen en ziekenhuizen worden als geluidsgevoelige bestemming aangemerkt. Om een indruk te geven van de situatie voor wegverkeerslawaai zijn in het plangebied een aantal indicatieve berekeningen uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting langs de doorgaande wegen ligt tussen 58 en 65 dB. In deze bestaande situatie zijn geen maatregelen noodzakelijk.
Er zijn in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Daarom is akoestisch onderzoek of een toetsing aan de Wet geluidhinder niet vereist.
Conclusie geluid
Er zijn ten aanzien van het aspect geluid geen planologische knelpunten in dit plangebied en daarmee dus evenmin voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.3 Bodem
In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
De bestaande bodemsituatie is door middel van een bureauonderzoek in beeld gebracht. De uitkomsten hiervan zijn ter informatie opgenomen in bijlage 3 van de toelichting.
Conclusie bodem
Op grond van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de momenteel bekende bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het huidige gebruik, noch voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.4 Water
Watertoets
Doel van de watertoets is dat waterhuishoudkundige doelstellingen vroegtijdig in het bestemmingsplanproces in beschouwing worden genomen. Het betrekken van de waterbeheerder bij de planvoorbereiding hoort daar bij. Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. In samenwerking met het Hoogheemraadschap Rijnland is het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) opgesteld. Het waterplan dient als beleidskader bij het opstellen van o.a. bestemmingsplannen. Centrale doelstelling van het waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem.
In het kader van de watertoets is onderstaande tekst in overleg met het Hoogheemraadschap opgesteld. Rijnland heeft per e-mail d.d. 14 november 2013 geadviseerd over en beoordeeld op het relevante waterbeleid, de wetgeving en de regelgeving zoals opgenomen in hoofdstuk 3. De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in onderhavige waterparagraaf.
Compensatieregeling
Een uitwerking van de watertoets voor de gemeente Haarlem is de compensatieregeling.
Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht.
Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.
Indien compensatie in het gebied niet gewenst is of niet doelmatig, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan elders in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.
Oppervlaktewater
Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Raamsingel aan de noordzijde van het plangebied. De Raamsingel behoort tot het boezemstelsel van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Naast een bergende functie heeft het water in de buurt ook een esthetische en een ecologische functie. Aan de inrichting van de oevers worden geen specifieke eisen gesteld, maar in algemene zin kan gesteld worden dat zachte, begroeide en natuurvriendelijk ingerichte oevers de voorkeur hebben.
Overeenkomstig het Rijnlands Keur moet aan weerszijden van de watergangen een obstakelvrije strook grond aanwezig zijn met een breedte van 5 meter ten behoeve van het uitvoeren van het onderhoud aan en ter bescherming van het profiel van de watergangen, alsmede voor de inspectie.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem.
Waterketen
Het bestemmingsplangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Het bestemmingsplangebied leent zich door het consoliderende karakter niet voor een grootschalige vervanging van het gemengde stelsel door een verbeterd gescheiden stelsel. Dit betekent dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en benut moeten worden. Bij het afkoppelen van verharding zullen tevens maatregelen ter voorkoming van uitloging door bouwmaterialen (voornamelijk zink en lood) genomen moeten worden. De gemeente neemt afkoppelkansen mee in de uitwerking van het basisrioleringsplan voor het gebied.
Het afkoppelen van hemelwater kan niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De meest geëigende plaats om een scheiding tussen afvalwater en hemelwater te regelen is de gemeentelijke bouwverordening. Op dit moment staat de bouwverordening lozing van hemelwater, anders dan op de openbare riolering, toe voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. Indien aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, geldt onder andere de bepaling dat leidingen voor de afvoer van hemelwater zodanig moeten lozen dat geen verontreiniging kan optreden van water, bodem of lucht. De bouwverordening is bindend bij het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunning, net als een bestemmingsplan en het Bouwbesluit.
Waterkwantiteit
Het boezemstelsel heeft op de eerste plaats een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. In een situatie van wateroverschot wordt in het boezemstelsel water afgevoerd via het Spaarne en bij Spaarndam uitgemalen op het Noordzeekanaal. In een situatie van watertekort wordt water via de Ringvaart vanuit de Hollandsche IJssel aangevoerd. Vanwege het zoutgehalte wordt geen water ingelaten vanuit het Noordzeekanaal. In Rijnlands boezem wordt het waterpeil 0,60 meter -NAP gehandhaafd.
Waterkwaliteit
De kwaliteit van het boezemwater in Haarlem wordt bepaald door lozingen in het achterland (bollenteelt) en door lozingen in Haarlem zelf. Het water is zeer voedselrijk; de stikstof en fosforconcentraties overschrijden op alle meetlocaties in de boezem ruim de norm. In de ecologische beoordeling scoort het Haarlemse boezemwater voor wat betreft de belevingswaarde matig tot slecht. Dit vanwege de afwezigheid van oever- of watervegetatie. Deze locaties zijn vaak voorzien van een harde beschoeiing. Tevens heeft het beheer een grote invloed op de ontwikkeling van water- en oevervegetatie. De ecologische kwaliteit van de oevers is bij alle onderzochte locaties zeer slecht tot slecht. De oevers zijn beschoeid of bestaan uit kademuren, waardoor oevervegetatie weinig kans heeft zich te ontwikkelen. De vegetatie die aanwezig is, is vaak eentonig met geen tot nauwlijks kritische soorten. De ecologische kwaliteit van het water bij de locaties in Haarlem is slecht tot matig. De meeste boezemwateren hebben voldoende doorzicht, maar de relatief grote waterdiepte aan de oeverlijn is dan de beperkende factor voor de ontwikkeling van waterplanten.
De waterbodems van de Haarlemse boezemwateren zijn over het algemeen matig tot zwaar verontreinigd. De kwaliteit valt voor het grootste deel in verontreinigingsklasse 3 en 4. De klassebepalende parameter betreft in de meeste gevallen de gehalten zware metalen, met name zink. De belangrijkste emissies die debet zijn aan de verontreinigingen in de waterbodems zijn de riooloverstorten, directe lozingen, oeverbeschoeiing, uitloging bouwmetalen, afspoeling van verhard oppervlak en inlaatwater.
Watervergunning
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is integraal waterbeheerder in haar beheersgebied. Daarbij wordt rekening gehouden met zowel de (interne) relaties tussen kwantiteits- en kwaliteitsaspecten van het oppervlakte- en grondwater (inclusief ecologische kwaliteit en natte natuurwaarden) en de externe relaties tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, milieu, natuur en landschap, landbouw en recreatie. Voor aanpassing van de waterhuishouding moet bij de waterbeheerder een watervergunning worden aangevraagd op grond van de Keur.
De Keur van Rijnland bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van het watersysteem en waterkeringen. In de Keur is opgenomen dat een aantal activiteiten met betrekking tot de aanleg c.q. inrichting van oppervlaktewateren en kunstwerken in beginsel verboden is. Onder welke voorwaarden deze activiteiten wel mogen plaatsvinden is beschreven in de Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem. Nadere informatie hierover is beschikbaar via de website van Rijnland (www.rijnland.net).
Afkoppeling verhard oppervlak
Enkele malen per jaar treden bij piekbelasting (extreme regenbuien) riooloverstorten in werking. Aangezien dit de waterkwaliteit niet ten goede komt, stimuleert het Hoogheemraadschap van Rijnland het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit is in lijn met de gezamenlijke doelstelling van het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om het water eerst vast te houden, dan te bergen en vervolgens af te voeren. Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak hanteert Rijnland de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakten' van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten hanteren Rijnland en de gemeente Haarlem de uitgangspunten van nationale pakketten duurzame stdenbouw en duurzaam bouwen. Van belang is bijvoorbeeld het uitgangspunt dat bij de bouw de toepassing van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen dient te worden zodat minder verontreinigde stoffen in het watersysteem terecht komen.
Reactie hoogheemraadschap op concept ontwerp bestemmingsplan
Per e-mail d.d. 14 november 2013 heeft het hoogheemraadschap aangegeven slechts twee beperkte opmerkingen te hebben op het concept ontwerp bestemmingsplan. Eén betrof de breedte van de beschermingszone van watergangen, die 5 meter moet zijn. Dit is aangepast. De andere betrof de bestemmingsomschrijving van de bestemming Tuin-1 waarin water ook opgenomen zou moeten zijn. Dat is eveneens aangepast.
Conclusie water
Er zijn geen waterknelpunten in dit plangebied en dus ook geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.5 Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en de regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.
Indien een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt, dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van artikel 5.16 lid 1 en 2 van de genoemde wet). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies, die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Indien met inbegrip van de door het plan mogelijk gemaakte functies wordt voldaan aan de grenswaarden vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is in hoofdzaak consoliderend. Er vinden geen voor de luchtkwaliteit relevante wijzigingen van toegestane functies plaats.
Om de bestaande en te verwachten luchtkwaliteit te beoordelen is de zogeheten NSL-Monitoringstool geraadpleegd (www.nsl-monitoring.nl). Met deze Monitoringstool stelt de Rijksoverheid jaarlijks de luchtkwaliteit langs (onder meer) relevante wegen in Nederland vast. Deze gegevens vormen ook de basis voor de verplichte rapportage van de luchtkwaliteit aan de EU. De berekeningen en prognoses voldoen aan alle voorschriften voor de berekening van de luchtkwaliteit (Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007). Zij worden jaarlijks geactualiseerd, met controle door de wegbeheerder (in dit geval Haarlem en de Provincie Noord-Holland). In de onderliggende verkeersmodelgegevens zijn alle bekende lopende en toekomstige projecten en ontwikkelingen in en rond Haarlem en regio verwerkt.
De relevante wegen ten aanzien van luchtkwaliteit in en rond het plangebied zijn (delen van) de Wagenweg, Iordensstraat, Raamsingel, Tempeliersstraat, Houtplein en Dreef.
Conclusie luchtkwaliteit
Uit de Monitoringtool blijkt dat de luchtkwaliteit in het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" ruim voldoet aan de grenswaarden in alle relevante beoordelingsjaren. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer en zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over de veiligheid die verband houdt met risico's als gevolg van ongelukken met gevaarlijke stoffen. Bekende voorbeelden van gevaarlijke stoffen zijn chloor, ammoniak en LPG. Het gaat om gevaarlijke stoffen die gebruikt worden bij bedrijven of inrichtingen enerzijds en om gevaarlijke stoffen die vervoerd worden anderzijds. Dat vervoer kan plaatsvinden via weg, spoor, water of pijpleidingen.
De meest effectieve manier om de externe veiligheidsrisico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van de risicobron en risico-ontvanger. Concreet betekent dit hoe groter de afstand, hoe minder risico.
Binnen en in de naaste omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er is in de nabijheid van het plangebied geen sprake van een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. De zogenaamde plaatsgebonden risicocontour 10-6 kan daarmee niet over het plangebied van dit bestemmingsplan vallen. Toetsing van de wettelijke grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is wegens het ontbreken van risicobronnen niet nodig.
Conclusie externe veiligheid
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.7 Ecologie
Beleid en wetgeving
De natuurwaarden worden in Nederland beschermd via twee sporen: via gebiedsbescherming en via soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet, de soortenbescherming via de Flora- en faunawet.
In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" maakt geen deel uit van deze beschermingsgebieden en ligt er ook niet in de buurt. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.
De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw of planologische ontwikkelingen dient iedereen hiermee rekening te houden. Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten in de afzonderlijke lijsten 1 tot en met 4. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk.
Praktische richtlijnen
In het bestemmingsplangebied moet bij het uitvoeren van werken en van beheer en verbouwen van opstallen rekening worden gehouden met het mogelijk voorkomen van gierzwaluwen en vleermuizen. Als er sprake is van één van deze activiteiten moet ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. Dit geldt jaarrond, ook als de dieren tijdelijk verdwenen zijn kan er sprake zijn van een vaste verblijfplaats of nest.
Binnen het plangebied zijn kademuren aanwezig waarop strikt beschermde muurvarens kunnen voorkomen. Ook voor deze soorten geldt dat een ontheffing noodzakelijk is, als er beheer- of verbouwingswerken worden uitgevoerd.
De egel en andere algemeen voorkomende kleine zoogdieren en de bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad komen voor in binnentuincomplexen. Deze soorten zijn wel wettelijk beschermd, maar niet ontheffingsplichtig. Voor deze soorten gelden zwaardere beschermingsverplichtingen dan de algemene zorgplicht. Zij mogen niet worden gedood of verstoord in hun winterslaap en hun voortplantingsplekken mogen niet worden vernietigd, voor zover die in redelijkheid bekend (kunnen) zijn en voor zover het in redelijkheid uitvoerbaar is om schade te voorkomen. Men is wel verplicht bij de vernietiging van een leefgebied de dieren door iemand met een daartoe strekkende vergunning te laten verplaatsen naar een ander geschikt leefgebied, voor zover het in redelijkheid mogelijk is de bedreigde exemplaren te vangen. Dit geldt eveneens voor planten als muurvarentje en eikvaren die door renovaties van oude muren sterk in aantal achteruit zijn gegaan.
Voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of zwaluwen en eventueel vleermuizen en andere wettelijk beschermde soorten inderdaad aanwezig zijn. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.
Conclusie ecologie
Voor het plangebied geldt een consoliderend karakter waarbij de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Een quick scan onderzoek naar ecologie is daarom niet noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat de ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving geen belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.8 Cultuurhistorie
Beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet het "beschermd stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in onder meer Haarlem Zuid en Haarlem Zuidwest. Daarmee is het gehele plangebied aangewezen tot beschermd stadsgezicht. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex artikel 36 van de Monumentenwet).
In de aanwijzingsbesluiten zijn de volgende te beschermen waarden nader getypeerd voor dit plangebied en de directe omgeving:
- de Koninginnebuurt met de deels historische straten;
- de karakteristieke openbare ruimte met gebogen straten en pleinen;
- de voor de periode karakteristieke, traditionalistische en functionalistische architectuur van de villabebouwing, geschakelde middenstandshuizen en scholen;
- het Houtplein, als overgangselement tussen de besloten stadsstraten en de brede Dreef;
- het Florapark met zijn losstaande villa's van gevarieerde architectuur;
- de samenhang met de Haarlemmerhout;
- het openbare en particuliere groen als wezenlijk onderdeel van deze wijk;
- het afwisselend scala van architectuur dat hier werd gerealiseerd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw als resultaat van vroege stadsuitbreiding voor een belangrijk deel aangestuurd door particulier initiatief.
Waarderingskaart
De aanwijzingsbesluiten van het beschermd stadsgezicht hebben voor dit bestemmingsplan geleid tot een waarderingskaart, die is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. Op die waarderingskaart zijn alle gebouwen in het plangebied gewaardeerd, uitgaande van de cultuurhistorische waarden. Gewerkt wordt met drie ordes van bebouwing, met een aparte classificatie voor nieuwbouw en met zogenaamde ensembles & seriebouw. Zie verder de uitleg over de waarderingskaart in hoofdstuk 6 (juridische aspecten).
Monumenten
In dit bestemmingsplangebied bevinden zich rijks- en gemeentelijke monumenten. De adressen staan in tabel 4.1. Op de verbeelding zijn deze gemeentelijke - en rijksmonumenten voorzien van een specifieke bouwaanduiding (sba-01). Op de waarderingskaart staan ze aangeduid als de zogenaamde “orde 1”-panden. Deze "orde 1"-aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Bestaande maten (omvang en (goot)hoogte bebouwing) moeten worden gehandhaafd. De redengevende omschrijvingen van rijksmonumenten zijn te raadplegen in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed.
Tabel 4.1 Rijks- en gemeentelijke monumenten in het bestemmingsplangebied
Adressen | ||||
Raamsingel 2, 4, 6, 42, 44, 46, 48, 50, 52 | ||||
Wagenweg 14, 42, 44, 46, 54, 56, 58, 62, 66 | ||||
Dreef 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20, 24, 26, 28, 30, 32, 34, 36 | ||||
Fonteinlaan 1, 11 | ||||
Florapark 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,11,12,13 | ||||
Hazepaterslaan 1, 3, 5 | ||||
Floraplein 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25a, 25b, 25f, 26, 27, 28 | ||||
Koningin Wilhelminalaan 10, 14, 16 | ||||
Westerhoutpark 3, 5, 7, 10, 16, 32 | ||||
Houtplein 21, 2b, 2c, 24, 26 | ||||
Lorentzplein 1, 1a, 2 |
4.9 Archeologie
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als op de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) bouwden de mensen boerderijen en legden ze akkers aan. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat "huizen op een open plek in een op zandgrond gelegen bos" betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Archeologische verwachting plangebied
Rijks- en provinciale kaarten archeologie
Het grootste deel van het plangebied staat op de landelijke Archeologische Monumenten Kaart (AMK) als een terrein van archeologische waarde. Het meest noordelijke deel, de raamsingels staat op deze kaart als terrein van hoge archeologische waarde. Er zijn geen wettelijk beschermde terreinen in het plangebied aanwezig. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied voor het grootste deel een hoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden hoog wordt geacht. De overige delen hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Er zijn geen vondstmeldingen of onderzoeksmeldingen in dit gebied.
Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)
Het plangebied behoort volgens de ABH tot categorie 3 en 5.
Het plangebied behoort voor het grootste deel volgens de ABH tot categorie 3. Op grond van vondsten en de geologische ondergrond (strandwal) wordt verwacht dat zich hier sporen van bewoning zullen bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. In het plangebied is een tiental archeologische waarnemingen geregistreerd, waarbij prehistorische vuurstenen werktuigen zijn gevonden en aardewerk uit de Romeinse tijd en de periode 1500-1850. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime, zoals omschreven in de archeologieparagraaf in hoofdstuk 3. Er zijn specifieke voorwaarden van toepassing bij omgevingsvergunningen voor bouwen, slopen of het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Deze gelden bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 30 cm onder het maaiveld.
Een klein deel, een strook langs de Leidse Vaart nabij het Tuinlaantje, behoort tot categorie 5. In gebieden van de vijfde categorie zijn sporen te verwachten daterend vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Vooral uit de periode van de 17e-19e eeuw zijn in deze gebieden vondsten gedaan. Deze gebieden zijn relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt en hebben daarom een lage archeologische verwachting. Hiervoor geldt een regime van > 10.000 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
Legenda:
Oranje : categorie 3
Grijs : categorie 5
Blauw : water
Groene lijn : globale begrenzing plangebied
4.10 Vliegverkeer
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de 'Schipholwet'), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:
- industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag;
- viskwekerijen met extramurale bassins;
- opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
- natuurreservaten en vogelreservaten;
- moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
Voor een groot deel van het bestemmingsplangebied gelden hoogtebeperkingen. Van oost naar west loopt een hoogtebeperking tussen de 130 en 145 meter. Deze hoogtematen worden gerelateerd aan de referentiehoogte van de luchthaven:-4.00 N.A.P. Dat betekent dat een hoogtebeperking van 145 meter, een hoogtemaat oplevert van +141 N.A.P.
Daarnaast gelden, eveneens voor een groot deel van het plangebied, beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
Voor het bestemmingsplan heeft de hoogtebeperking gezien de gehanteerde maximale bouwhoogten geen gevolgen en is ook geen sprake van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
Ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan was een wijziging van het LIB in voorbereiding.
4.11 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
Er liggen geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het plangebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. In het gebied loopt een drinkwaterleiding. Deze is met een dubbelbestemming opgenomen in de regels en verbeelding.
4.12 Mer-beoordeling
In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige, dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten.
Hoofdstuk 5 Visie Op Het Plangebied
5.1 Ruimtelijke Aspecten
5.1.1 Beschermd stadsgezicht
Het plangebied van bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is aangewezen als "beschermd stadsgezicht". Dit betekent dat het bijzondere ruimtelijke karakter van het plangebied op grond van de Monumentenwet dient te worden beschermd in het bestemmingsplan. Ook betekent het dat het beschermen van de bestaande kwaliteiten het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt is. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door:
- a. de historische ruimtelijke hoofdstructuur en de samenhang van de openbare ruimte en de waardering van de kwaliteit van de daaraan gelegen bebouwing;
- b. de schaal en verscheidenheid van de bebouwing;
- c. de verscheidenheid en vervlechting van functies en activiteiten.
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te "bevriezen". De stad moet kunnen leven. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij nieuwe ontwikkelingen de historisch stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te behouden.
In het kader van dit bestemmingsplan is een waarderingskaart van het plangebied opgesteld (zie paragraaf 6.3 en Waarderingskaart). De waarderingskaart is een combinatie van de waardering van afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, dakoverstekken e.d. Daar waar de historische waarden van het beschermd stadsgezicht desondanks in het geding zouden kunnen komen, wordt gedetailleerd bestemd.
Enerzijds biedt dit bestemmingsplan bescherming voor de kwaliteit van de woonomgeving in die gebouwen en woongedeelten waar de functie nog strikt wonen is. Daarnaast biedt het bestemmingsplan ruimte voor een meer flexibele invulling in gebouwen die gelegen zijn aan de grotere toegangswegen, waar het bestaande karakter reeds gemengd is, zoals de Wagenweg.
Deze visie op het beschermd stadsgezicht heeft geleid tot een bestemmingsplanregeling die het stadsgezicht op een passend wijze beschermt. De hoofdopzet van deze regeling bestaat uit de volgende elementen:
- een dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' waarin gedetailleerde, strakke bouwregels zijn opgenomen die de bestaande situatie vastleggen met slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden;
- strakke bouwvlakken op de verbeelding, waarbinnen de hoofdbebouwing
moet zijn gesitueerd; - om de karakteristieke structuur van de open binnenterreinen en tussen
panden gelegen tuinen te behouden is voorzien in tuinbestemmingen met
beperkte bebouwingsmogelijkheden; - de orde-aanduidingen op de verbeelding en in de planregels. De basis van de orde-aanduidingen is terug te vinden op de waarderingskaart;
- gelet op de gedetailleerde, strakke bestemmingsregels zijn specifieke
afwijkingsmogelijkheden opgenomen, die passen bij de aard van het gebied en die tegemoet komen aan het karakter van de levende stad.
5.1.2 Stedenbouwkundig instrumentarium / uitgangspunten
Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft zoals gezegd concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, overstekken e.d. Voor dit bestemmingsplan is de mate van bescherming gekoppeld aan de indeling in orden. Zo is voor orde 3 panden een marge van een minimale en een maximale goothoogte aangegeven, terwijl voor orde 1 en 2 panden de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te worden, evenals bijvoorbeeld de kap- of dakvorm. Om aan te geven welke onderdelen van een orde 2 pand cultuurhistorisch waardevol worden geacht is er voor de orde 2 panden een redengevende omschrijving opgesteld (zie bijlage 1 van de toelichting).
Ten behoeve van het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied worden de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd.
Voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is de lijn op de verbeelding waar de voortuin of waar de weg de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. De voorgevelrooilijn is dus een belangrijke vormgever van de historische kenmerken van het plangebied. Uitgangspunt is dat voor bebouwing in het beschermd stadsgezicht de voorgevel in de voorgevelrooilijn dient te worden gebouwd, zoals deze op de verbeelding is vastgelegd, of daar reeds is gebouwd. Alleen in specifieke situaties, zoals bij de voorgenomen nieuwbouw ter plaatse van voormalig Vitae Vesper, kan hier met een omgevingsvergunning van worden afgeweken ten behoeve van de bouw van serres, erkers en veranda's.
Bescherming typologieën
Het plangebied is voornamelijk samengesteld uit twee typologieën bebouwing: individuele villa's en geschakelde ensemblebouw. Voor de villa's geldt dat er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten bestaat. Elke villa in de Koninginnebuurt en in de buurt Welgelegen kent immers een individuele goothoogte, dakvorm en nokrichting. Voor de geschakelde bouw geldt juist dat de eenheid in een ensemble bewaard moet blijven. Bescherming van de verschillende typologieën vindt via verschillende manieren plaats, bijvoorbeeld door het vastleggen van bouwvlak, parcellering en het handhaven van bestaande goot- of bouwhoogtes.
Bouwvlak
Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten. In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen. Zo blijven vrijstaande villa's in het groen zo vrij mogelijk staan en zullen de geschakelde woningen juist als stedenbouwkundige wand blijven fungeren.
Parcellering
De typologie van de villa's in de Koninginnebuurt en Welgelegen kenmerkt zich door individuele historische panden. Het meer noordelijk gedeelte van de Koninginnebuurt kenmerkt zich door kleinschalige historische panden. Beide typologieën zijn waardevol voor de karakteristiek van de twee buurten. Samenvoegen van panden gaat ten koste van de fijnmazige structuur. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan samenvoeging van gebouwen worden toegestaan. Vanuit het beleidsterrein wonen zijn er voorwaarden verbonden aan de samenvoeging van woonpanden. Vanwege de schaarste aan woonruimte binnen de gemeente Haarlem wordt hier terughoudend mee omgegaan. De regels voor het samenvoegen van woonpanden zijn vastgelegd in de Huisvestingsverordening.
Hoogtes In het gebied staan vrijstaande villa’s en kleine series herenhuizen, maar ook lange wanden met middenstandswoningen. Voor de geschakelde bouw geldt dat de eenheid in een ensemble bewaard moet blijven. De bestaande variatie in goothoogte (bij villa's) en eenheid in goothoogte (bij geschakelde bouw) is in het bestemmingsplan gewaarborgd door vast te leggen dat bij deze panden de bestaande goot- of bouwhoogte moet worden gehandhaafd .
Monumenten kennen wettelijk al een beschermde status. Orde 2 panden (zie ook Bijlage 1 ) krijgen bescherming met onder meer een te handhaven goot- en/of bouwhoogte. Bij orde 3 en jonge panden wordt over het algemeen een minimale én een maximale bouwhoogte gehanteerd.
Voortuinen
In het noordelijk deel van de Koninginnebuurt en Welgelegen zijn de straten door het ontbreken van voortuinen en openbaar groen vrij steenachtig van karakter. Hierdoor is de nabijheid van de binnenstad merkbaar. Langs de meer in het zuiden van het plangebied gelegen straten liggen wel voortuinen, vaak met groene erfafscheidingen. Privé- en openbaar groen gaan veelal naadloos in elkaar over. Met name deze laatste karakteristieke groene voortuinen worden beschermd in het plan door ze te bestemmen als tuin-1, waar slechts minimaal gebouwd mag worden (alleen erfafscheidingen en slechts in bijzondere gevallen fietsenbergingen).
Daklandschap De kappen van de individuele panden vormen tezamen het daklandschap. De Koninginnebuurt en Welgelegen kennen een veelzijdig daklandschap. De panden verschillen onderling sterk qua kapvorm, kleur en materiaalgebruik. Het traditionele zadeldak met de nok haaks op de straat komt daarbij het meeste voor. Het is belangrijk dat de hoofdkarakteristieken gehandhaafd blijven. Uitgangspunt is dan ook dat een hoofdgebouw voorzien dient te zijn van een kap en dat de bestaande nokrichting en dakvorm behouden blijven. Dit is voor panden met de ordeaanduiding 'orde 1' en 'orde 2' ook in de regels vastgelegd.
Waar daken in de loop der tijd verdwenen zijn wordt gestimuleerd dit weer te herstellen. Dit is een reden om de hoogte van bouwwerken in het bestemmingsplan te bepalen aan de hand van de goothoogte, zodat de mogelijkheid open blijft het bouwwerk nog te voorzien van een echte kap. Voorwaarde hierbij is voor panden met de ordeaanduiding 'orde 3' of 'nieuwbouw' dat de maximale nokhoogte van 4 meter en een dakhelling gekoppeld zijn aan een minimale en maximale hellingshoek. Dakkapellen mogen worden opgericht, maar hieraan worden stringente eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvlak. Onder bepaalde voorwaarden worden op (gedeeltelijk) platte daken ook dakterassen en daktuinen toegestaan.
De ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten zijn meegenomen bij het opstellen van de regels in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6.2 e.v. wordt uiteengezet hoe de juridisch bindende delen van het bestemmingsplan, de regels en de verbeelding zijn vormgegeven.
5.1.3 Uitbreiding / aanpassing van de woning
Bij bestaande woningen neemt in de regel de wens tot veranderingen in en aan de woning toe naarmate de woning ouder is. Aanvragen hebben meestal betrekking op het uitbreiden van of verrichten van herstelwerkzaamheden aan de woonruimte, het luxer maken van de woning, dan wel een grotere berging/garageruimte realiseren in de achter- of zijtuin. Nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met een verandering van levensfase (bijvoorbeeld kinderen krijgen of de deur uit, hoger inkomen, pensionering). Ook maatschappelijke veranderingen, zoals de wens om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, kunnen een reden zijn voor aanpassing.
In dit plan is hierin voorzien door regels op te nemen voor standaard uitbreidingen waarvan verwacht wordt dat deze geen onevenredige invloed hebben op het straatbeeld, de privacy en de bezonning van de directe omgeving, het daklandschap en de uitstraling van het beschermd stadsgezicht in het algemeen. Te denken valt hierbij aan aan- en uitbouwen, dakkapellen, bijgebouwen en andere ondergeschikte uitbreidingen. Voor niet standaard ingrepen die een grotere impact kunnen hebben op een van deze punten, zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Met een relatief korte procedure wordt door de gemeente beoordeeld of deze ingrepen acceptabel zijn. Voorbeelden hiervan zijn: dakopbouwen, dakterrassen op hoofdbebouwing, bijzondere (afwijkende) dakkapellen etc.
Beroepsmatige activiteiten aan huis
Werken aan huis kan een bijdrage leveren aan het plaatselijk (met name dienstverlenend) voorzieningenniveau. Het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis kan een stimulans geven aan de economische ontwikkeling. Het starten van een bedrijf is op deze wijze heel laagdrempelig. Veel ondernemers zijn op deze manier begonnen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden van het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis uiteraard beperkt. Overlast voor het wonen moet voorkomen worden, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Ook mag het werken de woonfunctie niet verdringen. Kortom: de gemeente staat in principe positief tegenover deze ontwikkeling zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen.
Het gebruiken en inrichten van woningen en bijgebouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis is mogelijk mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo zijn alleen dienstverlenende beroepen mogelijk en mag er geen overlast voor de woonomgeving ontstaan. Bovendien geldt als uitgangspunt dat de woonfunctie gehandhaafd dient te blijven. De omvang van de beroepsmatige activiteiten is daarom in de regels gelimiteerd: 35 procent van het brutovloeroppervlak van een woning tot een maximum van 50 m2, mag voor beroepsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
Aan huis verbonden, dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Bed & breakfast is toegestaan voor zover het maximaal 4 bedden verdeeld over maximaal 2 kamers betreft.
5.2 Functionele Aspecten
5.2.1 Gemengde bestemming, maatschappelijk, horeca en wonen
De bestaande detailhandel-, zakelijke dienstverlening- en/of kantoorfuncties zijn met de bestemming 'Gemengd-2' of met de bestemming 'Centrum-2' in het plan geregeld. Bedrijven zijn toegestaan in de Gemengd-1 bestemming en eveneens daar waar de aanduiding "bedrijf" is opgenomen.
Voor wat betreft de begane grondverdieping geeft dat enige flexibiliteit en biedt dit ruimte voor functieverandering in die gebouwen. Wonen kan binnen de bestemming Wonen, maar ook binnen de bestemming Gemengd 1, 2, 4 en 6. Binnen de bestemming Maatschappelijk is uitsluitend een basisschool (de Dreefschool) toegestaan met bijbehorende voorzieningen, waaronder buitenschoolse opvang. Binnen Gemengd 6 zijn kantoren toegestaan op de begane grond en wonen op alle bouwlagen. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van voormalig Vitae Vesper.
Met functieaanduidingen worden binnen deze bestemmingen onder meer de bestaande/vergunde horecabedrijven/restaurants en de bestaande/vergunde kinderdagverblijven opgenomen.
In het bestemmingsplangebied heeft alleen La Place (Dreefzicht) de hoofdbestemming 'Horeca' gekregen als hoofdbestemming. Binnen deze bestemming is ook zalenverhuur en congresfaciliteiten toegestaan conform het huidige gebruik.
Bedrijven
Uitbreiding van een bedrijf is beperkt of zelfs geheel uitgesloten als er sprake is van een uit milieuhygiënisch en ruimtelijk oogpunt niet-optimale situatie. Vergroting van eventuele milieuhygiënische problemen is in elk geval ongewenst. Het bestaande bedrijf dat onder de hogere categorie valt dan in het bestemmingsplan wordt toegelaten is smederij Felix aan de Wagenweg. De hogere milieucategorie op deze locatie is in de regels opgenomen. Op die manier kunnen - bijvoorbeeld na vertrek van het zittende bedrijf – alleen een identieke bedrijfssoort òf een bedrijf met een lagere milieucategorie zich op die plaats vestigen.
5.2.2 Inrichting openbare ruimte
Binnen de op de verbeelding opgenomen bestemmingen bestaat ruimte om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Ter bescherming van de parken en groenvoorzieningen is ervoor gekozen terughoudend te zijn qua bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming verkeer is ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals een veiligere inrichting van de openbare ruimte), goede inrichting van de openbare ruimte voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-km/u-zones), stallingmogelijkheden voor fietsen en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen.
Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan, zoals vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Herinrichting Floraplein/Florapark
Voor het Florapark, het Floraplein en voor een deel van de Wagenweg is een herinrichting van de openbare ruimte in voorbereiding. Dit herinrichtingsplan heeft reeds het participatie- en inspraaktraject doorlopen en wacht voor wat betreft de vaststelling en uitvoering onder meer op dit nieuwe bestemmingsplan. Met het ontwerp van dit herinrichtingsplan is aansluiting gezocht bij het oorspronkelijke ontwerp van Zocher (zie afbeelding hieronder). De aanpassing in de wegenstructuur is opgenomen op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. Verkeersmaatregelen, zoals de aanleg van een zebrapad en de aanpassingen aan de busbaan zijn geen zaken die via een bestemmingsplan worden geregeld. Binnen de verkeersbestemming zijn deze voorzieningen toegestaan.
Afbeelding: definitief ontwerp herinrichting Floraplein d.d. 02-08-'11
(met het noorden aan de bovenkant van de tekening)
Afbeelding: het ontwerp van het Florapark van Zocher, 1873
(met het noorden aan de linkeronderkant van de tekening)
5.3 Ontwikkelingen
Voor de voorgenomen herontwikkeling op de locatie voormalig Vitae Vesper is een plan ontwikkeld. Met het ontwikkelplan en de vertaling daarvan in dit bestemmingsplan wordt onder meer tegemoet gekomen aan de wens om de stedenbouwkundige historische structuren op deze locatie te herstellen en aansluiting te vinden bij de belendende panden. Omdat wonen op deze locatie al mogelijk was op basis van het oude bestemmingsplan is nader (geluid)onderzoek niet noodzakelijk. Gelet op de functiemenging aan de Wagenweg worden daar naast wonen, tevens kantoren toegestaan. Parkeren moet worden opgelost op eigen terrein. Er is daarvoor voldoende ruimte. De uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning wordt onder meer getoetst aan de beschermde criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Mogelijke toekomstigeontwikkelingen
De gemeente ziet graag dat er met het pand Fonteinlaan 5 iets gaat gebeuren, aangezien delen van het pand regelmatig leeg staat (of tijdelijk worden verhuurd). Het pand biedt mogelijkheden in het kader van de transformatie van leegstaande kantoren. Het pand heeft veel ruimte aan de achterzijde, waar circa 50 auto's kunnen parkeren. De Fonteinlaan is in het hotelbeleid aangewezen als zoeklocatie. De Fonteinlaan 5 kan hiervoor geschikt zijn. Op basis van een concrete aanvraag om omgevingsvergunning wordt bezien of medewerking kan worden verleend aan een passende hotelontwikkeling. Wat betreft de uitstraling van het pand zal gestuurd worden op de criteria voor ruimtelijke kwaliteit zoals ze omschreven staan in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Aandachtspunt bij de ontwikkeling is verder onder meer een adequate verkeersoplossing rondom het pand, wat betreft auto-, bus-, en expeditieverkeer. De locatie biedt daarvoor voldoende ruimte.
In het gebied zijn enkele ontwikkelingen voorzien, die echter onvoldoende zijn uitgekristalliseerd om in dit bestemmingsplan met een directe bouwtitel op te kunnen nemen.
Ook is op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan een idee geopperd om ter plaatse van het Houtplein/hoek Lorenzplein een teruggelegen verdieping op de bestaande bebouwing te realiseren. Voor deze ontwikkelingen zal - indien hieraan medewerking zou worden gegegeven - op een later tijdstip een aparte ruimtelijke procedure gevolgd worden.
Tot slot is er op de locatie naast Wagenweg 40 nog een opening in de gevelwand. Stedenbouwkundig is het wenselijk dat deze wand wordt gesloten (eventueel met een onderdoorgang in verband met de bereikbaarheid van het achtergelegen gebied). Mochten hiervoor plannen komen dan kan deze ontwikkeling met een aparte procedure mogelijk gemaakt kunnen worden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende regels (hoofdzakelijk bestemmingsregels) die van toepassing zijn op de aanwezige bestemmingen.
6.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en digitaal raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
Met uitzondering van de ontwikkeling op de locatie Vitae Vesper is het bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014 te karakteriseren als een overwegend conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat de bestaande/vergunde bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn overgenomen.
6.2 Juridische Planopzet
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is zoals gezegd één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl.
In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
6.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.
6.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
6.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Binnen het plangebied wordt rekening gehouden met de bescherming van een zichtlijn Fonteinlaan (La Place/Dreefzicht) richting Paviljoenslaan.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
De artikelen 24.1 en 24.2 leggen een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de Beleidsregels parkeernormen van de gemeente Haarlem. De parkeernormen liggen niet vast in het bestemmingsplan, maar in de gemeentelijke beleidsregels. Het voordeel daarvan is dat het bestemmingsplan niet gewijzigd hoeft te worden wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de Beleidsregels parkeernormen volstaat daarvoor. In de gemeentelijke beleidsregels is aangegeven wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen staan omschreven in het parkeerbeleid. Indien er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de Beleidsregels parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
In de algemene gebruiksregels zijn verder gebruiken opgenomen, die niet zijn toegestaan. De regeling is zo geformuleerd, dat ze geldt voor alle bestemmingen. Het gaat dan om het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksinrichtingen of voor bepaalde vormen van opslag. Dit artikel geldt niet voor opslag van materialen, die noodzakelijk zijn voor de realisering van de bestemming of die voortvloeit uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de grootschalige basiskaart Haarlem (GBKH), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, in het kader van nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschrijdend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering of een andere functie van bouwwerken.
Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt getoetst wordt aan de criteria genoemd in 6.2.2.4.
6.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Artikel 26 Overgangsregels
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen. Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Gebruik dat strijdig was met het vorige bestemmingsplan blijft strijdig. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal. Het overgangsrecht volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening in de artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.3 met de verplichting deze op te nemen in het bestemmingsplan.
Artikel 27 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bijlage 1 bij de regels Zoneringslijst
De Zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de zoneringslijst. Bedrijven met een hogere milieuhindercategorie zijn slechts toegestaan waar dat nader is opgenomen in de regels.
6.3 Hoofdopzet Waarderingskaart
Bij dit bestemmingsplan is naast de verbeelding ook een waarderingskaart toegevoegd. Op de waarderingskaart zijn alle gebouwen die vallen onder het beschermd stadsgezicht gewaardeerd. Het doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het beschermd stadsgezicht vast te leggen in een indeling in drie verschillende orden, welke zijn gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels en de verbeelding. Deze waardering is uitgevoerd om te komen tot op maat gesneden bestemmingsplanregels die recht doen aan de bestaande cultuurhistorische waarden in een bepaald gebied gelegen binnen het beschermde stadsgezicht. De onderverdeling van de verschillende gebouwde objecten in respectievelijk orde 1, orde 2, orde 3 en bouwwerken jonger dan 50 jaar is tot stand gekomen op basis van onder meer visuele inspecties en archiefonderzoek.
Bij dat onderzoek is gekeken naar drie hoofdthema's:
- 1. De stedenbouwkundige waarde: dit blijkt uit situering, markering stadsbeeld, mate van representatie van de vormgeschiedenis van de stad e.d.
- 2. De architectonische, bouwhistorische en of kunsthistorische waarde: dit blijkt uit kwaliteit gevelcompositie, kwaliteit ruimtelijk concept, bouwgeschiedenis e.d.
- 3. De cultuurhistorische waarde: dit blijkt uit cultuur- of sociaal-economische waarde, verschijningsvorm, plaats in de geschiedenis van het bouwen, betekenis voor de geschiedenis van de techniek e.d.
Daarbij beperkte de beoordeling zich in de regel tot het exterieur. Regelmatig is ook gebruik gemaakt van andere bronnen zoals archiefstukken.
Objectwaardering (waardering van afzonderlijke gebouwen)
Orde 1 (rood) betreft gebouwen (ook bruggen en standbeelden) die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk monumentenverordening. In de Monumentenwet 1988 is onder meer bepaald dat het verboden is om monumenten af te breken of te wijzigen. De aangewezen beschermde monumenten zijn daarom conserverend opgenomen in het bestemmingsplan. Aangewezen gemeentelijke en rijksmonumenten worden op de waarderingskaart voorzien van de aanduiding 'Orde 1'. Dit heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordering. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van de betreffende gebouwen en directe omgeving in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.
Orde 2 (oranje) betreft gebouwen (ook bruggen) die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. Bijlage 1 van de Toelichting bevat een omschrijving van de specifieke waarden per orde 2 pand.
Orde 3 (geel) omvat bouwwerken die ouder zijn dan vijftig jaar en die vanwege hun wisselende architectonische kwaliteit, wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand maar geen archtectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Ook bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun meerwaarde hebben verloren behoren tot deze categorie. Behoud van de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand is voor orde 3 gebouwen het uitgangspunt.
Bij de nieuwbouw (grijs) aanduiding gaat het om gebouwen die de afgelopen vijftig jaren zijn gebouwd. Deze zijn niet gewaardeerd.
Ensembles en seriebouw worden aangegeven op de kaart. Dit betreft gebouwen die in één bouwstroom zijn neergezet. Er is sprake van een ensemble als in de vormgeving van de verschillende gebouwen de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat. Seriebouw bestaat uit een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd. Voor ensembles en seriebouw geldt als uitgangspunt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen niet mag worden verstoord. Daarom dient een eventuele bouwkundige ingreep aan de kap/gevel van een onderdeel van een ensemble of seriebouw zodanig te gebeuren dat het betreffende ensemble of seriebouw niet in onevenredige mate wordt verstoord.
6.4 Hoofdopzet Verbeelding
6.4.1 Inventarisatie plangebied
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande/vergunde situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.
De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen ten behoeve van de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:
- bouwblokonderzoek/bouwarchief/Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG);
- onderzoek naar verleende vergunningen;
- daarnaast zijn er meerdere locatiebezoeken gebracht aan het plangebied door de kerngroep(leden) om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
- waar nodig is er een analyse gemaakt van de luchtfoto's uit onder meer de periode 2013 en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn.
Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.
6.4.2 Opbouw verbeelding
De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:
- de bestemmingen;
- de dubbelbestemmingen;
- bouwvlakken;
- diverse aanduidingen.
Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.
De bestemmingen
Op de verbeelding zijn in verschillende kleuren de bestemmingen weergegeven. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. In de regels is per bestemming aangegeven wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die betreffende bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: wonen, groen en verkeer. In dit bestemmingsplan worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is, zoals centrum of gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.
De dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan veelal een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een patroon. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' gericht op de bescherming van het stadsgezicht en de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Een andere dubbelbestemming is die voor diverse typen grotere leidingen, zoals in dit bestemmingsplan de 'Leiding - water', die wordt opgenomen ter bescherming van de betreffende (hoofdtransport)leidingen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.
Bouwvlakken
Bouwvlakken zijn een essentieel onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen veelal ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt echter, ook binnen het beschermd stadsgezicht, soms een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waardoor er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.
In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. In dit bestemmingsplan zijn de bebouwingsgrenzen van de bestaande, vergunde situatie overgenomen.
Uit- en aanbouwen die geen onderdeel uitmaakte van de oorspronkele bebouwing zijn in de Haarlemse bestemmingssystematiek buiten het bouwvlak gelaten. De planregels sluiten daar op aan. Dit hangt samen met het streven naar meer openheid en groen rondom panden. Uit- en aanbouwen in twee bouwlagen worden vanwege hun omvang en functie wel binnen het bouwvlak opgenomen.
Bijgebouwen zijn in de Haarlemse bestemmingssystematiek toegestaan via een regeling in de planregels.
Aanduidingen
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming nader of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) opgenomen:
- 1. functieaanduidingen;
- 2. bouwaanduidingen
- 3. maatvoeringsaanduidingen;
1.Functieaanduidingen
Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van het gebruik. Het is daarbij doorgaans niet wenselijk of mogelijk om de betreffende functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de horeca-aanduidingen, waarmee wordt aangegeven tot en met welke categorie horeca is toegestaan.
2. Bouwaanduidingen
Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van de bouwmogelijkheden. Het is daarbij doorgaans niet wenselijk of mogelijk om de betreffende bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.
In bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiele herziening 2014 worden zaken met betrekking tot verschijningsvorm in de regels beschreven. De enige bouwaanduidingen die op de plankaart voorkomen betreffen de volgende specifieke bouwaanduidingen:
- Onderdoorgang
- Specifieke bouwaanduiding - orde 1 [sba-01]
- Specifieke bouwaanduiding - orde 2 [sba-02]
- Specifieke bouwaanduiding - orde 3 [sba-03]
De aanduidingen sba-01, sba-02 en sba-03 worden overgenomen uit de waarderingskaart. Afhankelijk van welke ordewaardering is toegekend zijn er specifieke bouwregels en maatvoeringsaanduidingen aan een bouwwerk toegekend. Een voorbeeld daarvan is onder meer de bepaling dat bij een orde -1 of orde -2 de bestaande goothoogte of bouwhoogte behouden moet blijven.
3. Maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:
- a. maximum goothoogte
- b. minimum goothoogte -maximum goothoogte
- c. maximum bouwhoogte
- d. minimum bouwhoogte -maximum bouwhoogte
- e. maximum bebouwingspercentage
Maximum goothoogte
De aanduiding maximum goothoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een op de verbeelding aangegeven hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt binnen beschermd stadsgezicht alleen gebruikt voor orde 3 bouwwerken en bouwwerken jonger dan 50 jaar of bij achterbebouwing.
Minimum goothoogte-maximum goothoogte
De aanduiding minimum-maximum goothoogte wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimum goothoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximale goothoogte geeft de feitelijke situatie weer of is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.
Maximum bouwhoogte
De aanduiding maximum bouwhoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een bepaalde hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt binnen beschermd stadsgezicht alleen gebruikt voor orde 3 bouwwerken, bouwwerken jonger dan 50 jaar of bij achterbebouwing.
Minimum bouwhoogte -maximum bouwhoogte
De aanduiding minimum-maximum bouwhoogte wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimum bouwhoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximum bouwhoogte geeft de feitelijke situatie weer of is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.
Maximum bebouwingspercentage
De maximale oppervlakte van het bouwvlak dat bebouwd mag worden uitgedrukt in percentage.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Behoudens de locatie Vitae Vesper voorziet het bestemmingsplan niet in grote stedenbouwkundige of functionele veranderingen in het plangebied. De ontwikkeling en invulling van de locatie Vitae Vesper vindt - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente daarvoor stelt - plaats voor risico van de marktpartij. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.
Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen, conform de bepalingen uit het bestemmingsplan. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Wettelijk vooroverleg
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de instanties van wie de belangen in het geding kunnen zijn.
- Provincie Noord-Holland
- Hoogheemraadschap Rijnland
- PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland
- VAC Haarlem - Adviescommissie voor de Woningbouw en Woonomgeving
- Wijkraad Koninginnebuurt
- Wijkraad Welgelegen
Tevens is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden naar degenen die in beroep zijn gegaan tegen het eerder vernietigde bestemmingsplan.
In bijlage 4 van de toelichting is een samenvatting van de binnengekomen reacties op het concept- ontwerpbestemmingsplanplan gegeven en is het antwoord daarop van de gemeente opgenomen.
7.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014, is op donderdag 13 maart 2014 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad de Haarlemmer, op de site met de officiële bekendmakingen van de gemeente (Overheid.nl) en in de Staatscourant. Het ontwerpplan heeft vervolgens 6 weken ter inzage gelegen. Tot en met donderdag 24 april 2014 konden zienswijzen worden ingediend. De ingekomen zienswijzen zijn verwerkt in het zienswijzen- en wijzigingsoverzicht. Dit overzicht behoort bij het raadsbesluit: vaststelling bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014.
7.3 Handhaving
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij bestemmingsplanregels.
Bijlage 1 Zoneringslijst
Milieuzonering
(Nota Milieuzonering, Gemeente Haarlem, afdeling milieu, 2008)
Inleiding
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon, werk en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.
Toepassing milieuzonering
Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). De kaart van Haarlem is opgedeeld in gebieden die zich van elkaar onderscheiden door de (mate van) aanwezige functies en is gebaseerd op de situatie in 2001.
Gebiedstypering
Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer. (De tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning dient plaats te vinden op bestemmingsplanniveau.)
Typologie | Omschrijving | Maximaal toegestane bedrijfscategorie | |||
A | Wonen | ||||
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid | Dichtheid < 40 w/ha | B | |||
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid | Dichtheid = 40 w/ha | B | |||
Flatwijk | = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen | B | |||
Stedelijke centra | Historisch centrum en moderne | C | |||
B | Werken | ||||
Corridors/ Gemengd gebied | Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. | C | |||
Bedrijvigheid | Bedrijven geconcentreerd in een gebied | C of D | |||
C | Natuur en recreatie | ||||
Stadsnatuur | Alle stedelijke parken en plantsoenen | n.v.t. | |||
Dagrecreatie | Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag | Recreatiegebonden | |||
Buitengebied/ natuurontwikkeling | Landelijke gebied met en zonder woningen | B (gebiedsgebonden) |
Ad A Wonen
Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie “stedelijke centra” wordt de vergrote binnenstad gerekend.
Ad B Werken
Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die en verbinding vormen met het centrum met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. Voor deze bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 m. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt veelal openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.
Ad C Natuur en recreatie
Onder stadsnatuur” worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het “buiten-/ natuurontwikkelingsgebied” geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.
Bedrijvenlijst
De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling, daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C en D (en in uitzonderlijke gevallen E) dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie) door de afdeling milieu. Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.
Steeds meer bedrijven vallen onder Algemene Maatregel van Bestuur en zijn niet meer vergunningplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.
OMSCHRIJVING | CATE- GORIE | |||||
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||
Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |||||
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |||||
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week | B | |||||
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
- Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | |||||
- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | |||||
Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |||||
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||
Vervaardiging van textielwaren | B | |||||
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |||||
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
Vervaardiging kleding van leer | B | |||||
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||||||
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | |||||
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |||||
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
Uitgeverijen (kantoren) | A | |||||
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |||||
Grafische afwerking | A | |||||
Binderijen | B | |||||
Grafische reproduktie en zetten | B | |||||
Overige grafische aktiviteiten | B | |||||
Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |||||
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||||||
Farmaceutische produktenfabrieken: | ||||||
- verbandmiddelenfabrieken | B | |||||
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||||||
Glasbewerkingsbedrijven | B | |||||
Aardewerkfabrieken: | ||||||
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | |||||
Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
- indien p.o. < 2.000 m² | B | |||||
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |||||
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | ||||||
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | |||||
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | |||||
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | |||||
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | |||||
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
Kantoormachines- en computerfabrieken | B | |||||
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | |||||
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | |||||
Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |||||
Muziekinstrumentenfabrieken | B | |||||
Sociale werkvoorziening | B | |||||
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
- < 10 MVA | B | |||||
Gasdistributiebedrijven: | ||||||
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | |||||
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | |||||
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
- blokverwarming | B | |||||
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||||||
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
- < 1 MW | B | |||||
BOUWNIJVERHEID | ||||||
Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | |||||
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | |||||
Autobeklederijen | A | |||||
Autowasserijen | B | |||||
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | |||||
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |||||
Grth in vuurwerk en munitie: | ||||||
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B | |||||
Grth in hout en bouwmaterialen: | ||||||
- indien b.o. < 2000 m2 | B | |||||
zand en grind: | ||||||
- indien b.o. < 200 m² | B | |||||
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
- indien b.o. <2.000 m² | B | |||||
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||||||
Detailhandel voor zover n.e.g. | A | |||||
Supermarkten, warenhuizen | B | |||||
Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | |||||
Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | |||||
Apotheken en drogisterijen | A | |||||
Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | A | |||||
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |||||
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||||||
Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | A | |||||
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | |||||
Café's, bars | A | |||||
Discotheken, muziekcafé's | B | |||||
Kantines | A | |||||
Cateringbedrijven | B | |||||
VERVOER OVER LAND | ||||||
Taxibedrijven | B | |||||
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |||||
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||||||
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | |||||
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||||||
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |||||
Reisorganisaties | A | |||||
Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |||||
POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
Telecommunicatiebedrijven | A | |||||
zendinstallaties: | ||||||
- FM en TV | B | |||||
- GSM en UMTS-steunzenders | B | |||||
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||||||
Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | |||||
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||||||
Verhuur van en handel in onroerend goed | A | |||||
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
Personenautoverhuurbedrijven | B | |||||
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | |||||
Switchhouses | B | |||||
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | |||||
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |||||
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||||||
Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | |||||
ONDERWIJS | ||||||
Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |||||
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |||||
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||||||
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |||||
Consultatiebureaus | A | |||||
Verpleeghuizen | B | |||||
Kinderopvang | B | |||||
rioolgemalen | B | |||||
DIVERSE ORGANISATIES | ||||||
Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |||||
Kerkgebouwen e.d. | B | |||||
Buurt- en clubhuizen | B | |||||
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||||||
Muziek- en balletscholen | B | |||||
Dansscholen | B | |||||
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |||||
Sporthallen | B | |||||
Bowlingcentra | B | |||||
Schietinrichtingen: | ||||||
- binnenbanen: boogbanen | A | |||||
Sportscholen, gymnastiekzalen | B | |||||
Amusementshallen | B | |||||
OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
Wasverzendinrichtingen | B | |||||
Wasserettes, wassalons | A | |||||
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |||||
Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | |||||
Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |||||
Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A | |||||
Bijlage 1 Redengevende Omschrijving Orde 2 Panden
Bijlage 1 Redengevende omschrijving orde 2 panden
Bijlage 2 Waarderingskaart
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is gelegen in de deelgebieden 1 en 2.
Haarlemse bodemkwaliteitskaart
Bodemkwaliteit van bestemmingsplangebied Koninginnebuurt
De algemene bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de functies in het bestemmingsplangebied. Plaatselijk zijn door historische activiteiten verontreinigingen ontstaan die een belemmering kunnen zijn voor de beoogde functies.
Voor grondverzet in de deelgebieden 1 en 2A moet op basis van het Grondstromenbeleid van de gemeente Haarlem rekening gehouden worden met een partijkeuring. Grond afkomstig uit de toplaag van de deelgebieden 4A en 4B en uit de diepere bodemlaag van de deelgebieden 3, 4A en 4B kan zonder partijkeuring toegepast worden in de deelgebieden 1 en 2A. De grond afkomstig uit de deelgebieden 2B en 5 heeft een partijkeuring nodig voordat toepassing plaatsvindt.
Specifieke gegevens van de bodemkwaliteit van het plangebied
In het plangebied zijn op diverse locaties als gevolg van bedrijfsactiviteiten bodemverontreinigingen aangetoond. Van de volgende locaties is bekend dat een ernstige verontreiniging in de bodem aanwezig is. Per locatie is de soort verontreiniging weergegeven en wat de status is:
- Lorentzplein; verontreiniging strekt zich uit tot langs de Raamsingel en Wijde Geldeloze pad; verontreiniging in grondwater met vluchtige chloorkoolwaterstoffen. Verontreiniging is ernstig en urgent. Een saneringsonderzoek is de eerstvolgende stap.
- Houtplein 20; verontreiniging in grondwater met vluchtige chloorkoolwaterstoffen. Oorzaak is niet duidelijk. Een nader onderzoek zal hierover en over de omvang van de verontreiniging duidelijkheid moeten geven. Vooralsnog lijkt geen verband te bestaan met de verontreiniging van Lorentzplein.
- Wagenweg 72; verontreiniging met olie in grond en grondwater, een nader onderzoek moet uitgevoerd worden naar de omvang van de verontreiniging.
- Floraplein 25 A/B; verontreiniging met olie in grond en grondwater. Een nader onderzoek moet worden uitgevoerd.
Bijlage 4 Resultaten Vooroverleg Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 4 Resultaten vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening