Rozenprieel
Bestemmingsplan - gemeente Haarlem
Vastgesteld op 28-02-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
Afbeelding 1: Ligging van het bestemmingsplangebied in Haarlem
1.1 Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Rozenprieel bestaat uit regels, een verbeelding en een toelichting. De regels bevatten juridische voorschriften over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de mogelijkheden in het gebied voor wat betreft bebouwing en functies. De toelichting gaat in op onderwerpen zoals de stedenbouwkundige structuur, de uitvoerbaarheid van het plan en milieuaspecten.
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de westoever van het Zuider Buiten Spaarne, zuidoostelijk van de binnenstad van Haarlem. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Kampersingel, aan de oostzijde door het Zuider Buiten Spaame, aan de zuidzijde door de Rustenburgerlaan en aan de westzijde door de Kleine Houtweg.
Afbeelding 2: Het bestemmingsplangebied
1.3 Aanleiding Tot Actualisering Van Het Bestemmingsplan
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar te actualiseren. Het geldende bestemmingsplan is vastgesteld in 2004 en dient daarom te worden geactualiseerd.
1.4 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Rozenprieel is het bieden van een actueel juridisch kader dat de bestaande en toegestane situatie op een goede manier regelt. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en de voortzetting van het huidige toegestane gebruik op hoofdlijnen zijn daarbij de uitgangspunten. Actueel beleid en veranderde wet- en regelgeving bepalen mede de keuzes voor de nu geboden gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. De verbeelding en regels zijn zo opgesteld dat waar mogelijk een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden. Hier valt ook de bescherming van het beschermde stadsgezicht onder.
Het tweede doel van het bestemmingsplan is om aan te geven waar in beperkte mate ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel voor wat betreft gebruik als voor wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar dat mogelijk en wenselijk is, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan hoeft te worden aangepast.
Het derde doel is een aantal ontwikkelingen planologisch-juridisch mogelijk maken. Het gaat om het planologisch-juridisch vastleggen van de herontwikkeling van het voormalige gemeentekantoor Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne nummer 22 en het daarbij behorende terrein, de wijziging van de bestemming aan de Bakkerstraat, de Kleine Houtweg en de Rustenburgerlaan, een ontwikkeling aan de Van Marumstraat, de herontwikkeling van een binnenterrein aan het Zuider Buiten Spaarne en het toestaan van een kinderdagverblijf in het pand aan de Kleine Houtweg 13.
1.5 Geldende Planologische Regelingen
Binnen het plangebied Rozenprieel gelden de volgende bestemmingsplannen:
nr. | Naam van het plan | Vastgesteld | Onherroepelijk | ||
403bp002 | Rozenprieel | 24-03-2004 | 04-08-2004 | ||
00801 | Facetbestemmingsplan Archeologie | 02-07-2009 | 21-08-2009 |
Tabel 1: Geldende bestemmingsplannen op het moment van opstellen bestemmingsplan
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Rozenprieel verliezen de in tabel 1 genoemde plannen hun rechtskracht. Voor het Facetbestemmingsplan Archeologie is dat alleen het geval voor het deel dat binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan Rozenprieel valt.
Afwijkende bouwmogelijkheden, zoals die op basis van afgeronde vrijstellings- of ontheffingsprocedures, projectbesluiten en omgevingsvergunningen mogelijk zijn gemaakt, zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
1.6 Bestemmingsplanprocedure
Het bestemmingsplan Rozenprieel doorloopt de wettelijke procedure. Het conceptontwerp is daartoe op basis van het wettelijke vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Ook is overleg gevoerd met de betrokken wijkraad in het plangebied. De gemaakte opmerkingen van de wijkraad en de reacties naar aanleiding van het wettelijke vooroverleg, zijn betrokken bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan Rozenprieel.
Het college van burgemeester en wethouders gaf vervolgens na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerp vrij voor tervisielegging op basis van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie lag het ontwerp gedurende zes weken ter inzage. In die tijd kon iedereen zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen naar voren brengen bij de gemeenteraad.
Na verwerking van de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen neemt de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Een vastgesteld bestemmingsplan ligt vervolgens opnieuw zes weken ter inzage. Tijdens deze beroepstermijn kunnen belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad naar voren brachten of aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen door de gemeenteraad aangebrachte wijzigingen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. De Raad van State behandelt eventuele beroepen en nadat de Raad van State daarop heeft beslist wordt het bestemmingsplan geheel, gedeeltelijk of niet onherroepelijk.
1.7 Leeswijzer Plantoelichting
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis van het gebied verklaart namelijk voor een belangrijk deel de huidige verschijningsvorm.
Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Bro.
Hoofdstuk 5 beschrijft de visie op het plangebied en gaat in op de ontwikkelingen die gedurende het opstellen van het bestemmingsplan in het plangebied spelen.
Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Er wordt een toelichting gegeven op de planregels, de zoneringslijst, de verbeelding, de waarderingskaart en de regeling voor bebouwing.
Hoofdstuk 7 beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid en licht de uitkomsten van het gevoerde overleg toe.
De toelichting wordt tenslotte afgesloten met diverse bijlagen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Korte Historische Schets
Historische documenten uit de 14e eeuw vermelden de naam Rozenprieel voor het eerst. Het is op dat moment een verzameling van buiten de stadsmuur gelegen gronden, bestaande uit bossen en velden. In de 17eeeuw wordt het gebied pas echt in gebruik genomen met moestuinen en buitenplaatsen. Hoewel het gebied rond het midden van de 19e eeuw nog buiten het stedelijke gebied van Haarlem lag, had het door de relatief hoge bebouwingsdichtheid langs de Kleine Houtweg, de Bakkersloot en het Spaarne al wel een vrij stedelijk karakter. Langs deze droge en natte wegen bevonden zich toen ook diverse ambachtelijke bedrijven en niet-agrarische bedrijven, met name direct buiten de stadsmuur. De Kleine Houtweg, die het plangebied aan de westelijke zijde begrenst, liep als een (met name in het noorden) bebouwde weg door een uitgestrekt gebied met weilanden, graslanden, gronden bestemd voor bloemen- en bollenteelt en tuinderijen.
Afbeelding 3: Historische kaart uit het jaar 1822
In 1876 startte de bouw van het Rozenprieel. Deze nieuwe stadsuitbreiding was in die tijd nodig om de snel groeiende bevolking van Haarlem te kunnen huisvesten. De gemeente had hiertoe een uitbreidingsplan, of eigenlijk een stratenplan, vastgesteld voor gebieden die bebouwd konden worden. De naam Rozenprieel herinnert aan de vele rozenkwekerijen ter plekke. Het Rozenprieel is met name gebouwd voor arbeiders. Het oudste deel van het Rozenprieel ligt in het noordoosten van het plangebied: de Linschotenstraat, Barendsestraat, Van Marumstraat (oost-west lopende straten), Kamperstraat, Palmstraat, Klaverstraat, Camphuijsstraat en de Rozenprieelstraat (noord-zuid lopende straten). In diezelfde periode, (ont)stonden er langs het Zuider Buiten Spaarne en de Kampersingel diverse grote bedrijven. Op de gronden van de voormalige buitenplaats Plantlust aan het Spaarne werd een gomelastiekfabriek gebouwd. Aan weerszijden van deze fabriek verrezen in de loop van de 19e eeuw enkele stoomwasserijen en een bierbrouwerij.
De groei van Haarlem zette in het begin van de 20e eeuw verder door. De gronden tussen de bestaande weggetjes in het plangebied werden verder ingevuld met voornamelijk arbeiderswoningen. Ook kwamen vele middenstanders hier hun geluk beproeven. In het 1e kwart van de 20e eeuw werden vele woonpanden voorzien van winkelpuien of werd vanuit armoede eenvoudigweg een toonbank in de voorkamer van de nieuwe woning gezet. Aan de Kampersingel en de Kleine Houtweg werden in de eerste decennia nog diverse herenhuizen en middenstandswoningen gebouwd. De reeds bestaande bebouwing aan de noordoostelijke zijde van de Kleine Houtweg ging voor een groot deel verloren tijdens een grote brand in 1884 en werd in de decennia erna vernieuwd. Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog werden de laatste braakliggende terreinen in het gebied opgevuld of werd bestaande bebouwing vernieuwd.
Er deden zich in het gebied nagenoeg geen vroeg naoorlogse ontwikkelingen voor. Rond 1960 werd er een plan gemaakt voor een drastische sanering in het plangebied. De aanleg van een verkeersweg door het gebied was onderdeel van dit plan. Protesten van bewoners hebben de uitvoering van dit plan toch verhinderd. Alleen het kantoorgebouw Koningstein aan het Spaarne dat tussen 1964 en 1967 is gebouwd voor de toenmalige gemeentelijke dienst Openbare Werken herinnert nog aan dit plan. Pas daarna zijn delen van de oude bebouwing in het plangebied gesloopt en op basis van stadsvernieuwing vervangen door nieuwbouw. In de jaren tachtig van de 20e eeuw is het overgrote deel van de eind 19e eeuw gerealiseerde arbeiderswoningen op het voormalige weilandcomplex Rozenprieel verdwenen en vervangen door nieuwe sociale huurwoningen. Verder vond alleen bloksgewijze vernieuwing en schaalvergroting plaats, bijvoorbeeld aan het Zuider Buiten Spaarne. De ingrepen uit de jaren 1975-1989 hebben de structuur van het plangebied stedenbouwkundig gezien niet echt veranderd, behalve dan dat de woonfunctie is versterkt en de bedrijfsfunctie is afgenomen.
Aan het begin van deze eeuw is in de noordoostelijke hoek van het plangebied direct naast en achter Koningstein, een laatste nieuwbouwproject tot uitvoering gebracht. Dit omvatte een meerlaags appartementengebouw aan het Spaarne en laagbouw op het achterliggende terrein.
Zo werd in het Rozenprieel de woonfunctie steeds belangrijker.
2.2 Beschermd Stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 zijn de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd. Dit ligt vast in artikel 36 van de Monumentenwet. Het noordelijke deel van het plangebied, langs de Kampersingel en de bebouwing langs de Kleine Houtweg, valt binnen het beschermde stadsgezicht.
Voor het beschermde stadsgezicht is destijds overwogen dat de Kleine Houtweg een belangrijke ruimtelijke schakel is tussen de stad en de Haarlemmerhout. De Kleine Houtweg is een belangrijke noord-zuidroute die ter plaatse van het Rozenprieel zich kenmerkt als 'een aaneengesloten tweezijdig bebouwde stadsstraat'. De bebouwing is voornamelijk laat 19e-eeuws van karakter en wordt als waardevol bestempeld. Ook de Kampersingel ligt in het overgangsgebied tussen de stad en de Haarlemmerhout. De Kampersingel, met het 'betrekkelijk besloten karakter en gelijksoortigheid van de bebouwing ter weerszijden', vormt onderdeel van de stadssingel en herinnert in profiel aan de oorspronkelijke verdedigingsfunctie van de binnenstad.
Doel van de aanwijzing is de 'karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit' te onderkennen als zwaarwegend belang bij verdere ruimtelijke ontwikkelingen.
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.3.1 Ligging
Het Rozenprieel ligt direct ten zuidoosten van de binnenstad. De wegen en waterlopen rondom het Rozenprieel zorgen er door hun aard en gebruik voor dat het Rozenprieel in zekere zin als een eiland kan worden ervaren. Er is daardoor slechts een beperkte relatie met de aangrenzende gebieden.
2.3.2 Bebouwing
Het plangebied Rozenprieel kenmerkt zich veelal door laagbouw. Hoogbouw is wel aanwezig in het plangebied, maar slechts in geringe mate. Door de ligging en de bebouwingsdichtheid is duidelijk sprake van een stedelijk woonmilieu. Het huidige stratenplan volgt nog vrijwel geheel de al in het begin van de 19e eeuw aanwezige structuur van hoofdwegen en kleine wegen.
Aan veel puien is ook nu nog te zien dat hier vroeger winkels gevestigd waren. Dakopbouwen en dakkapellen zijn op veel plaatsen gevarieerd aangebracht. Vaak zijn overige ingrepen aan woningen ook gevarieerd uitgevoerd. Hierdoor is een heel divers straatbeeld ontstaan.
Kenmerkend voor het Rozenprieel zijn de smalle straten en de bloksgewijze aaneengesloten bebouwing. Bij de stadsvernieuwing in de jaren tachtig van de 20e eeuw is het idee van de aaneengesloten bebouwing enigszins losgelaten. De vele pleintjes stammen ook uit deze tijd.
2.3.3 Wegenstructuur
Door het gebied lopen geen doorgaande wegen. Toch is het Rozenprieel goed ontsloten. De Kampersingel, de Kleine Houtweg en de Rustenburgerlaan zijn wijkstructuurwegen die goed aansluiten op de grotere stadsontsluitingswegen. Het wegprofiel van de binnenstraten is smal en het betreft veelal éénrichtingverkeerswegen. Met name het traject Bakkerstraat en Voorhelmstraat heeft een buurt ontsluitende functie. Doorgaande straten van enige lengte zijn er weinig. Gezien de beperkte straatbreedte en het beperkte aantal parkeerplaatsen ten opzichte van het aantal woningen is er sprake van een hoge parkeerdruk. Deels wordt dit veroorzaakt door het niet optimaal benutten van een aantal binnenterreinen.
Het ontbreken van een duidelijke doorgaande stratenstructuur in het Rozenprieel zelf maakt dat feitelijk alleen de randwegen van het Rozenprieel als doorgaande fietsroutes fungeren. Langs de oostrand van het plangebied is geen doorgaande fietsroute in verband met het hoogteverschil bij de brug over het Spaarne nabij de Rustenburgerlaan. Daarentegen ligt er een goede doorgaande fietsverbinding aan de oostzijde van het Spaarne.
2.3.4 Water- en groenstructuur
Het Rozenprieel ligt aan de Kampersingel en het Spaarne. Het plangebied en het Spaarne zijn op meerdere manieren met elkaar verbonden. Zo zijn er steigers en bankjes langs het Spaarne, en zijn er drijvende groenvoorzieningen in het Spaarne gerealiseerd. In het plangebied zelf zijn verder geen watergangen en/of waterpartijen aanwezig.
In het Rozenprieel is slechts een beperkt aantal openbare groenvoorzieningen. Een aantal openbare plekken in het plangebied is (deels) groen ingericht. De afwezigheid van voortuinen versterkt het stedelijke karakter van het gebied. Door de beperkte aanwezigheid van bomen oogt het plangebied ook stenig en minder groen dan andere gebieden in Haarlem.
De nieuw aangelegde Tuin van Jonker aan de Lange Poellaan vormt een welkome versterking van het aanwezige groen in het plangebied. Jarenlang was de Tuin van Jonker een ontoegankelijk en onbestemd terrein. In nauw overleg met bewoners van het plangebied is het terrein omgezet naar een semi-openbaar parkje en doet nu dienst als ontmoetingsplek. In de Tuin van Jonker bevinden zich paden, bomen, bankjes en het beeld van Wim Jonker.
Afbeelding 4: de Tuin van Jonker in 2015
2.4 Functionele Structuur
2.4.1 Wonen
De helft van de woningen dateert van vóór 1920. Van de overige woningen is het grootste deel pas na 1970 gerealiseerd. Dat gebeurde veelal door stadsvernieuwing. Nieuwbouw verving daarbij verouderde woningen. Veel andere woningen ondergingen een grondige renovatie.
De woningvoorraad heeft een gemengd karakter. Voor bijna de helft bestaat de woningvoorraad uit eengezinswoningen. Verder zijn er veel boven- en benedenwoningen. De sociale huursector en de koopsector houden elkaar met elk een aandeel van circa 40% in evenwicht.
Een vrij groot deel van het plangebied is bebouwd. Dit leidt er mede toe dat het Rozenprieel de hoogste inwoners- en woningdichtheid van heel Haarlem kent.
Het Rozenprieel oefent veel aantrekkingskracht uit op jongvolwassenen, vaak starters op de woningmarkt. Het aandeel jongeren, jonger dan 18 jaar oud, is juist lager dan in het stadsdeel en dan in de stad als geheel.
2.4.2 Bedrijvigheid en voorzieningen
Detailhandel
Van de vroeger ruimschoots aanwezige winkels zijn er niet veel meer als zodanig in gebruik. Veel voormalige winkelpanden zijn getransformeerd tot woonruimtes of worden gebruikt voor opslag of andersoortige economische activiteiten. Buiten een kleine supermarkt in de Bakkerstraat, blijft het aanbod vooral beperkt tot slechts hier en daar een enkele winkel.
Horeca
In het plangebied zijn slechts enkele horecagelegenheden aanwezig. Deze bestaande horecagelegenheden verstrekken op het moment van opstellen van het bestemmingsplan hoofdzakelijk ('s avonds) maaltijden met als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken. Voorbeelden zijn eethuisjes of snackbars.
Bedrijven
Het plangebied bestaat uit buurten waar functioneel gezien de woonfunctie overheerst.
Langs de randen van het plangebied komt de meeste bedrijvigheid voor. Verspreid door het plangebied liggen verder diverse bedrijven. Veelal in de vorm van eenmanszaken in de zakelijke dienstverlening of in de vorm van bouw- en aannemersbedrijven.
Door de restauratie van de voormalige Haarlemse Huishoud- en Industrieschool is het rijksmonument De Greiner getransformeerd in een eigentijds atelier- en bedrijfsgebouw. In dit gebouw bevindt zich nu een verzameling kleinschalige bedrijfjes uit veelal de creatieve sector en kenniseconomie. Het huidige gebruik levert een belangrijke en gewenste sociaaleconomische stimulans op voor het gehele plangebied. Dit bestemmingsplan maakt dit gebruik ook naar de toekomst toe mogelijk.
Afbeelding 5: De Greiner
Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze sector biedt de nodige werkgelegenheid. De maatschappelijke functies betreffen onder meer woon- en zorgcentrum De Roos, (para)medische praktijken, een school en een kinderopvang. Buurthuis De Tulp vormt een belangrijke welzijnsvoorziening die in een nieuw onderkomen is gevestigd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk gaat in op beleid dat relevant is voor het bestemmingsplan Rozenprieel. Achtereenvolgens is er aandacht voor Europese richtlijnen, het rijksbeleid, het provinciale beleid, het beleid van het hoogheemraadschap en het gemeentelijke beleid. Paragraaf 4.9 beschrijft het rijks- en provinciale beleid ten aanzien van archeologie.
3.1 Europese Richtlijnen
3.1.1 Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die in 2009 is ingegaan en de lidstaten aanzet tot het waar nodig verbeteren van de ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Het doel van de KRW is om voor 2027 een goede ecologische toestand van het oppervlaktewater te bereiken. Daarbij richt de KRW zich op de zogenaamde KRW-waterlichamen.
Het is aan de Rijksoverheid om deze richtlijn te vertalen in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. Ook is deze richtlijn kaderstellend voor de taken en bevoegdheden van de waterbeheerder in het plangebied.
3.1.2 Richtlijnen milieu
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld. Paragraaf 4.15 toont aan dat een milieueffectrapportage voor dit bestemmingsplan niet nodig is.
3.1.3 Vogel- en Habitatrichtlijn
Vanuit Europa is de bescherming van soorten en gebieden geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen hebben als doel de bescherming van (vogel)soorten en hun natuurlijke habitats. Op basis van deze richtlijnen zijn er speciale beschermingszones aangewezen die samen één Europees netwerk van natuurgebieden vormen. Dit zijn de Natura 2000 gebieden. Paragraaf 4.8 gaat verder in op de aanwezige natuurwaarden in het plangebied.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Dit zijn het:
- vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De nationale ruimtelijke belangen omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking, de ontwikkeling van de mainports, het kustfundament, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties over defensiedoeleinden en energieproductie en -voorziening.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Ruimte moet zorgvuldig worden benut en overprogrammering dient te worden voorkomen. Om dat te bereiken is er in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Paragraaf 4.16 gaat hier op in.
Voor dit bestemmingsplan is vooral de bevordering van krachtige steden relevant. Behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke massa en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen zijn van groot belang. Dit bestemmingsplan draagt daar aan bij.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels aan de inhoud van bestemmingsplannen en vergelijkbare besluiten. Dit besluit is uitgewerkt in de onderliggende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening. De regels van het Barro moeten ervoor zorgen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening voor 13 door de minister genoemde nationale belangen. Het nationale belang defensie is van belang voor dit bestemmingsplan. Mogelijke beperkingen worden gevormd door de radarverstoringsgebieden van de radarstations Herwijnen en Soesterberg.
3.2.3 Bestuursakkoord Water
Het Bestuursakkoord Water (2011) vervangt het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003 en geactualiseerd in 2008) en het Bestuursakkoord Waterketen (2007). In het Bestuursakkoord Water zetten het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven in op versterking van de watersector door te investeren in kennis, innovatie en samenwerking. Het doel is een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
3.2.4 Nationaal Waterplan en Deltaprogramma
Het in december 2015 vastgestelde Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 met een vooruitblik richting 2050. In het plan zijn de afspraken uit het Bestuursakkoord Water en de Deltabeslissingen uit het Deltaprogramma opgenomen. Het NWP2 richt zich op een klimaatbestendige inrichting van het watersysteem met een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Het Deltaprogramma anticipeert op ons veranderende klimaat en heeft als doel Nederland te beschermen tegen overstromingen en te zorgen voor voldoende zoetwater. Uit het Deltaprogramma zijn vijf zogenaamde Deltabeslissingen voortgekomen, waaronder de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie, dat zich richt op een klimaatbestendige (her)ontwikkeling in bebouwd gebied. Paragraaf 4.7 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De identiteit van de landschappen in Noord-Holland is daarom in 2040 versterkt met behoud door ontwikkeling en door transformatie. De afwisseling tussen stad en open landschap is duidelijk herkenbaar.
Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren benoemt de provincie Noord-Holland provinciale belangen. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen:
- ruimtelijke kwaliteit;
- duurzaam ruimtegebruik en
- klimaatbestendigheid.
Deze zijn verankerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De structuurvisie en de PRV vormen enerzijds het toetsingskader voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van Noord-Holland (ruimtelijke kwaliteit) en anderzijds de juridische beleidsuitwerking.
Binnen het hoofdbelang duurzaam ruimtegebruik worden gemeenten gestimuleerd het bestaand stedelijke gebied beter te benutten door de aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Door te verdichten, stationslocaties en knooppunten optimaal te benutten, ondergronds te bouwen, en door woningbouwprogramma zoveel mogelijk te realiseren binnen het BBG, wordt intensivering en bundeling van stedelijkheid bevorderd. Hierdoor is ook een winst te behalen in het fiets- en OV-gebruik.
Het plangebied behoort tot het BBG. Dit bestemmingsplan sluit aan bij het provinciale beleid zoals vervat in de structuurvisie.
3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Provinciale Staten stelden op 28 september 2015 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opnieuw vast. Deze vaststelling wijzigt op een aantal punten de eerder op 3 februari 2014 vastgestelde verordening. Ook traden de besluiten van 15 december 2014 en 2 maart 2015 over het beleid Wind op land inmiddels in werking en daarnaast wijzigden Provinciale Staten de PRV door ruimtelijke spelregels voor zon in het landelijke gebied vast te stellen.
Het plangebied is in de verordening aangeduid als:
- Bestaand Bebouwd Gebied;
- gebied voor gecombineerde landbouw;
- opstelling voor zonne-energie en
- kleinschalige oplossingen voor duurzame energie.
Dit levert geen belemmeringen op voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit aan bij de provinciale belangen zoals genoemd in de PRV. Opgemerkt wordt dat paragraaf 4.7 inzicht geeft in de risico’s van en bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico’s te voorkomen of te beperken.
3.3.3 Detailhandelsbeleid Noord-Holland 2015 - 2020
Op 15 december 2014 stelden Provinciale Staten het Detailhandelsbeleid Noord-Holland 2015 - 2020 vast. Dit beleid gaat uit van drie hoofddoelstellingen:
- duurzaam ruimtegebruik;
- een vitale regionale economie en
- een aantrekkelijke woon- en leefomgeving.
Om leegstand op een locatie op te lossen of te voorkomen wordt van gemeenten verwacht om herstructurering en transformatie mogelijk te maken door daarvoor planologisch-juridische mogelijkheden te bieden.
3.3.4 Watervisie 2021
Provinciale Staten stelden de Watervisie 2021 op 16 november 2015 vast. Hierin staat wat de provincie op watergebied centraal stelt om inwoners te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast, de kwaliteit van het water te verbeteren en te zorgen voor voldoende aan- en afvoer van water. In de visie richt de provincie zich op de thema's veilig en schoon en voldoende water.
Het landelijk waterveiligheidsbeleid maakt de komende jaren de overstap naar een risicobenadering. Hierbij wordt rekening gehouden met de risico's voor het te beschermen achterland. De aanpak gaat uit van een basisbescherming door dijken of duinen en extra bescherming voor gebieden waar veel slachtoffers kunnen vallen en/of grote economische schade kan ontstaan. Provincies en gemeenten worden daarbij verantwoordelijk voor een waterrobuuste inrichting van het achterland. Schoon en voldoende water is daarnaast onmisbaar voor een gezonde, productieve en aangename leefomgeving.
Een belangrijke opgave voor de provincie is om ervoor te zorgen dat het samenhangende geheel van grond- en oppervlaktewater duurzaam kan worden gebruikt en voorraden zorgvuldig worden beheerd. De provincie geeft hiermee invulling aan de Europese Kaderrichtlijn Water die voorschrijft dat grond- en oppervlaktewateren in een goede toestand moeten zijn.
Paragraaf 4.7 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.
3.3.5 Milieubeleidsplan 2015 - 2018
De provincie heeft in het Milieubeleidsplan 2015-2018 vastgelegd waarop zij haar milieubeleid in deze periode wil richten. Provinciale Staten stelden dit plan op 15 december 2014 vast.
De basis is het nakomen van wettelijke regels en normen. De provincie stelt daarnaast voor om in te zetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. Gemeenten zijn voor een aantal aspecten verantwoordelijk voor het uitvoeren van het milieubeleid bijvoorbeeld door het nemen van besluiten over aangevraagde omgevingsvergunningen en bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu- en omgevingsaspecten die een rol spelen bij dit bestemmingsplan.
3.3.6 Cultuurnota 2013 - 2016
Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Cultuurnota 2013 - 2016 De Waarde van Cultuur. De rode draad is het behoud en de ontwikkeling van waardevolle landschappen met uniek cultureel erfgoed en het toegankelijk maken van het culturele aanbod. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid. Paragraaf 4.9 werkt het aspect archeologie verder uit.
3.4 Beleid Van Het Hoogheemraadschap Van Rijnland
3.4.1 Waterbeheerplan 5
Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam. Het hele plangebied is daar onderdeel van.
Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren vast in een waterbeheerplan.
De belangrijkste taken van Rijnland zijn:
- veiligheid tegen overstromingen;
- voldoende, schoon en gezond oppervlaktewater en
- het zuiveren van afvalwater.
Het WBP5 formuleert de ambities van Rijnland voor bovengenoemde taken in de periode 2016 -2021 en werkt deze uit in doelstellingen en maatregelen. Het WBP5 integreert daarbij de actuele hoofdlijnen voor de aanpak voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals voorgeschreven door de Europese Unie.
Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te reguleren, gebruikt Rijnland de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waar werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem aan moeten voldoen.
3.4.2 Keur van Rijnland
Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te kunnen reguleren, maakt Rijnland gebruik van de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waaraan werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem moeten voldoen. In de Keur 2015 gaat Rijnland niet langer uit van een "nee, tenzij" aanpak maar van een "ja, mits" en geeft daarmee verantwoordelijkheid en flexibiliteit aan de initiatiefnemers waar dat kan en stelt regels waar dat moet. Deze aanpak zorgt voor minder regeldruk en daarmee voor minder vergunningen en meldingen.
Ook voor het plangebied is het hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurplan Haarlem 2020
De gemeenteraad van Haarlem stelde op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende 15 jaar. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen.
Afbeelding 6: Uitsnede hoofdkaart Structuurplan Haarlem 2020
Levendigheid en leefbaarheid
Voor het Rozenprieel is het handhaven van het woonmilieu het doel, inclusief bijbehorende buurtgerichte voorzieningen. Dit is op afbeelding 6 weergegeven met een lichtbruine kleur voor het hele plangebied. Het Rozenprieel wordt gezien als een gebied waar functiemenging mogelijk is. Dit is aangeduid op de afbeelding met de arcering. Door stadsvernieuwing verdween in het plangebied veel bedrijvigheid. Functiemenging met kleinschalige voorzieningen en passende bedrijvigheid kan bijdragen aan de levendigheid. Waar dat verantwoord is, is functiemenging in het plangebied ook toegestaan met bijvoorbeeld de bestemming 'Gemengd'.
Meer buurtgroen
In verdichte gebieden zoals het plangebied wordt aanleg van meer buurtgroen beoogd als dat financieel haalbaar is. Dat betekent een inspanningsverplichting in toekomstige gebieden voor herstructureringen om te zoeken naar meer ruimte voor buurtgroen.
Aandachtswijk
Haarlem wil investeren in het woon- en leefklimaat in de buurten Rozenprieel-noord en Rozenprieel-zuid. Versterking van maatschappelijke participatie en afname van kwetsbaarheid is hier gewenst. Ook hiervoor kan functiemenging een oplossing bieden. Voorzieningen als het buurtcentrum De Tulp, de openbare speelgelegenheid aan het Voortingplantsoen en zorgcentrum De Roos zijn daarvoor van groot belang.
Conclusie
Het bestemmingsplan sluit aan op de doelen uit het structuurplan.
3.5.2 Ruimtelijke kwaliteit
Nota ruimtelijke kwaliteit
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit geeft een integrale stadsbrede visie op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. De nota bestaat uit twee delen.
In het eerste deel draagt Haarlem kernachtig uit waar haar kracht en haar ambitie liggen. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendig en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken. Het plangebied behoort tot het gebiedstype eerste uitbreidingen buiten de vestinggracht en vormt daarmee onderdeel van de consolidatie regie. De geconsolideerde stad omvat de gebieden in Haarlem waar niet zo snel iets zal veranderen aan de stedelijke structuur. Wat betreft ruimtelijke kwaliteit gaat het letterlijk om de hoofdlijnen: de hoofdstructuren die de woonbuurten (deels) begrenzen. Daar moet de ruimtelijke kwaliteit in orde zijn. De daar achterliggende gebieden worden door hun stedenbouwkundige opzet en architectuur beleefd en gewaardeerd als een eigen herkenbare woonomgeving. Het is van belang het onderscheidende karakter van elk gebied te behouden. Plannen en ontwikkelingen moeten zich voegen naar de al aanwezige stedenbouwkundige structuur. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanwezige stratenpatroon of de bestaande massa- en gevelopbouw. Voor het Spaarne en de Kinderhuissingel geldt de bijzondere regie. Deze is toegekend aan de lange lijnen en de bijzondere plekken. De bijzondere regie uit zich in verscherpte aandacht voor zichtbaarheid aan de lange lijn terwijl het bouwwerk tegelijkertijd een relatie houdt met de achterliggende buurten.
Het tweede deel van de nota is het beoordelingskader. De gouden regels zijn hierin vertaald in concrete toetsingscriteria per gebiedstype.
De Nota dak is een bijlage bij de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Dak is vastgelegd hoe het Haarlemse daklandschap kan bijdragen aan enerzijds het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan een intensiever ruimtegebruik. Ook beschrijft de nota de kansen en mogelijkheden en op welke wijze het dak kan bijdragen aan het verduurzamen van de stad.
Spaarneplan
De achterliggende gedachte van het Spaarneplan uit 1994 is om de rivier zo veel mogelijk bij het stedelijke leven te betrekken, waarbij het gebruik en de inrichting van de oevers in samenhang met het water worden bezien. Het Spaarneplan geeft voor het Rozenprieel aan dat een grote mate van openbaarheid aan de oevers gewenst is. Voldoende zitgelegenheid en zicht op het water zijn daarbij van belang. Dat betekent dat enkele voorzieningen toegevoegd zouden kunnen worden op de oever en dat ook de activiteiten op oever en water meer op elkaar betrokken worden. Daar waar dit mogelijk is, zal de ruimte om langs het Spaarne te zitten en te wandelen moeten worden verbreed.
Structuurvisie openbare ruimte
Op 2 juli 2013 stelde het college van burgemeester en wethouders van Haarlem het voorontwerp van de Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) vast. Deze structuurvisie is een uitwerking van het Structuurplan Haarlem 2020 en biedt het kader voor de ruimtelijke ontwikkeling, herstructurering en het beheer en onderhoud van het publieke domein in de stad.
De visiekaart is het eindresultaat na voorlopige afweging op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden en prioriteiten kunnen worden gesteld voor gewenste veranderingen van de openbare ruimte richting 2040.
Het Rozenprieel is aangeduid als toegangsgebied. De Kampersingel is benoemd als onderdeel van een gewenste locatie voor een groene/recreatieve verbinding in de toekomst.
Het idee is dat op termijn de auto minder het straatbeeld zal bepalen waardoor er mogelijkheden ontstaan om de openbare ruimte in te richten voor verblijf, ontmoeting en langzaam verkeer.
In het plangebied is verder een aantal openbare ruimtes aangeduid als bijzondere plek, ook wel 'ambassadeursplekken' genoemd. Het gaat dan bijvoorbeeld om het Voortingplantsoen. Het behoud van dergelijke plekken is van groot belang.
Het bestemmingsplan sluit aan op concrete doelen op korte termijn. Verder maakt dit bestemmingsplan de lange termijn doelen niet onmogelijk.
3.5.3 Wijkcontract Rozenprieel
Om de leefbaarheid en veiligheid in de buurten Rozenprieel-noord en Rozenprieel-zuid te verbeteren besloot het college van burgemeester en wethouders in 2014 om een wijkcontract met het Rozenprieel op te laten stellen als vervolg op de Wijkagenda Rozenprieel.
Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan liggen de voorbereidingen voor een nieuw wijkcontract tijdelijk stil.
3.5.4 Wonen
Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2012-2016, met doorkijk naar 2020, voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatief goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Het creëren van een goed en gedifferentieerd woonmilieu voor allerlei bewonersgroepen in Haarlem, liefst in alle buurten, is een belangrijke ambitie. In de woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonbuurten en beschermde stadsgezichten. Het plangebied wordt gezien als een gebied dat de komende jaren nog op kleine schaal verbeterslagen kan maken.
Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP) 2016-2020. Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen. Gelet op het gebrek aan grote uitbreidingslocaties in Haarlem, betekent dit dat woonruimte binnen het bestaande stedelijk gebied moet worden gerealiseerd.
De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen. Dit zal ook gelden voor het plangebied Rozenprieel. Hier is over het algemeen weinig tot geen ruimte voor grootschalige nieuwbouw of herstructureringsprojecten.
Inzet vanuit de woonvisie is de totstandkoming van kleinschalige inbreiding, zoveel mogelijk in particulier opdrachtgeverschap. Uitgangspunt is 30% sociaal bij nieuwbouw. Een speerpunt van beleid is het behoud van een betaalbare sociale huurwoningvoorraad van voldoende omvang, die aansluit op de omvang van de groep lagere inkomens en die een spreiding over de stad heeft. Daarnaast is de dynamiek op de woningmarkt van belang.
In het plangebied wordt de particuliere woningvoorraad voor een belangrijk deel opgeknapt waarbij met bovenstaande punten zoveel mogelijk rekening dient te worden gehouden.
3.5.5 Economie
Inzet is versterking van de economie van de stad Haarlem. De Economische Agenda Haarlem Samen Doen uit 2016 moet bijdragen aan een optimaal ondernemingsklimaat, het versterken van sectoren die Haarlem aantrekkelijk maken en de kansen van de nieuwe economie benutten. De sectoren die Haarlem aantrekkelijk maken zijn detailhandel en horeca, toerisme en de creatieve industrie, kunst en cultuur. Met name toerisme en de creatieve industrie spelen een rol in het plangebied.
Toerisme
Haarlem behoort tot de toeristische top van middelgrote Nederlandse steden. Om aan die top te blijven wil de gemeente meer in de stijgende vraag naar overnachtingsmogelijkheden voor de zakelijke en toeristische bezoekers voorzien. De in 2012 vastgestelde nota Hotelbeleid werkt dit beleid verder uit. Er blijkt in Haarlem ruimte te zijn voor extra hotelkamers. Primair worden initiatieven voor nieuwe hotels aan de markt overgelaten, maar het beleid is er wel op gericht marktinitiatieven te faciliteren. De ruimtelijke inpasbaarheid zal bij nieuwe initiatieven leidraad zijn.
Het is zaak om ervoor te zorgen dat er voldoende overnachtingsmogelijkheden zijn voor toeristen die in Haarlem willen verblijven. Eén van de opties om dat te realiseren, is door middel van het stimuleren van het aanbieden van bed & breakfast-accommodaties. Dit wordt ook gestimuleerd in het Rozenprieel.
Creatieve industrie
De creatieve industrie levert een belangrijke bijdrage aan het innovatie- en vestigingsklimaat van Haarlem en past goed bij het DNA van de stad. De creatieve industrie schept werkgelegenheid en omzet, maar minstens zo belangrijk is de meerwaarde voor andere bedrijven en instellingen in de stad. Creatieve producten en diensten ondersteunen bedrijven en instellingen immers ook bij marketing, communicatie, productontwikkeling en innovatie. De Greiner is een bedrijfsverzamelgebouw voor meer gevestigde (creatieve) bedrijven. Het levert een bijdrage aan de ontwikkeling en de leefbaarheid in het plangebied. Behoud van deze functies is daarom van belang.
Standplaatsen
Op 16 februari 2010 stelde het college van burgemeester en wethouders het Standplaatsenbeleid 2010 vast. Dit beleid geeft onder andere criteria voor het nemen van een besluit over een aangevraagde standplaatsvergunning. Voor Haarlem als geheel mag een maximaal aantal standplaatsen worden uitgegeven. Het grondgebied is vervolgens verfijnd naar deelgebieden waarvoor ook een maximum is vastgelegd. Het plangebied is onderdeel van het deelgebied Zuid waarvoor in totaal maximaal 10 standplaatsen zijn toegestaan.
Nieuwe standplaatsvergunningen worden alleen nog maar voor een termijn van maximaal 5 jaar verleend. Verleende standplaatsvergunningen van voor het moment waarop het standplaatsenbeleid in werking trad, blijven van kracht tot wederopzegging.
Evenementen
Evenementen behoren tot de jaarlijkse hoogtepunten en zijn van grote economische, culturele en maatschappelijke waarde voor de stad. Evenementen trekken veel bezoekers, krijgen een hoge waardering en zetten Haarlem verder op de kaart als toeristische bestemming.
Het evenementenbeleid 2013-2016 wijst evenementenlocaties aan en deelt evenementen in drie categorieën in oplopend in schaal en mogelijke overlast. Per evenementenlocatie is in het beleid aangegeven welke evenementen zijn toegestaan. De aangewezen evenementenlocaties bevinden zich niet in of in de nabijheid van het plangebied. De drie gehanteerde categorieën zijn:
- categorie 1: evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties. Bij categorie 1 evenementen horen ook straat/buurtfeesten, georganiseerde picknicks, kinderfeesten etc.
- categorie 2: evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek met kleinschalig karakter, orkest, taptoe, etc.
- categorie 3: evenementen zoals popconcerten, live optredens, houseparty, Dj's, Rap, Dance-event en muziekprogramma's van radio en Tv-omroepen, etc.
Het plangebied is in het evenementenbeleid niet aangewezen als evenementenlocatie. Evenementen van categorie 1 staat dit bestemmingsplan toe binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen'. Dit zijn veelal evenementen van een beperkte schaal en met een naar verwachting beperkte overlast. Buiten deze bestemmingen zijn in het plangebied alleen kortdurende en incidentele evenementen toegestaan op basis van de regels van dit bestemmingsplan.
Overig
Het detailhandelsbeleid is gericht op zoveel mogelijk concentratie van winkelvoorzieningen in levensvatbare clusters. Voorkomen moet worden dat versnippering van het aanbod leidt tot onvoldoende massa. Het plangebied sluit direct aan op het winkelapparaat in de Haarlemse binnenstad. Mede daarom komen binnen het plangebied maar weinig winkels voor.
Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan wordt een nieuwe detailhandelsvisie opgesteld. Ook daarin is de inzet om voorzieningen zoveel mogelijk te concentreren en indien nodig het laten transformeren van bestaande winkelvoorzieningen op niet toekomstbestendige locaties door in het bestemmingsplan ook niet-detailhandelsbestemmingen op te nemen, zodat geen structurele leegstand ontstaat.
3.5.6 Maatschappelijk
Structuurplan Haarlem 2020
Het Structuurplan Haarlem 2020 wijst gebieden aan die in potentie
geschikt of kansrijk zijn om (nieuwe) sociaal-maatschappelijke voorzieningen te vestigen of te clusteren. Het plangebied is niet als zodanig aangewezen.
Nota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart
De in 2010 vastgestelde nota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart geeft een beschrijving van de gewenste maatschappelijke voorzieningenstructuur in Haarlem tot 2020. De nota geeft diverse locaties aan waar kansen liggen om de maatschappelijke voorzieningen naar een hoger plan te tillen. Samenhang, multifunctionaliteit en clustering zijn daarbij de uitgangspunten. Het plangebied wordt in de nota gezien als potentiële locatie van een brede school.
Strategisch Huisvestingplan Onderwijs
In 2015 stelde de gemeenteraad het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs 2015 (SHO) vast. Het SHO is vastgesteld om op planmatige wijze te zorgen voor een voldoende niveau van huisvestingsvoorzieningen voor het onderwijs en een goede spreiding van die voorzieningen. De meest recente leerlingenprognoses voorspellen op kortere en langere termijn een sterke groei van het aantal leerlingen in het primair onderwijs. Deze groei kan niet binnen de bestaande capaciteit van de schoolgebouwen in de programmalijn worden opgevangen. Het op korte termijn uitbreiden van de onderwijshuisvestingscapaciteit is daarvoor noodzakelijk. Voor de Hannie Schaftschool in het plangebied geldt dat de voor het SHO gebruikte leerlingenprognose rekening houdt met een toename van het aantal leerlingen.
3.5.7 Verkeer en parkeren
Verkeer
Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) uit 2003 beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. Het plan beschrijft de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) en geen nieuwe wegen in de wijken.
Wegencategorisering
Er vindt in de stad een categorisering plaats van het wegennet om binnen de stad grote stadsleefgebieden te maken. Daarbinnen wordt geen gebiedsvreemd autoverkeer toegelaten om te komen tot een veiliger en leefbaarder stad. Verkeer dat het stadsleefgebied in of uit wil wordt via gebiedsontsluitingswegen type B het gebied in of uit geleid. Buiten de stadsleefgebieden liggen gebiedsontsluitingswegen type A voor de afwikkeling van het wijkvreemde en doorgaande verkeer. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. De invalswegen zijn aangemerkt als stroomweg of gebiedsontsluitingsweg waar een snelheid van 70 km/u of meer geldt. Alle overige wegen zijn erftoegangswegen waar men maximaal 30 km/u mag rijden.
Autoverkeer
Als gebiedsontsluitingsweg type B is de Kampersingel aangewezen.
Openbaar vervoer
Bij openbaar vervoer is er een onderscheid gemaakt tussen de regionale en de lokale functie. De kwaliteit van het openbaar vervoer moet omhoog en de exploitatie dient verbeterd te worden. Afgezien van de buslijnen over de Rustenburgerlaan en de Kampersingel is er geen openbaar vervoer in het plangebied aanwezig.
Langzaam verkeer
Het streven is om het fietsgebruik op korte afstanden te laten toenemen zodat de auto minder vaak wordt gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten:
- verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen;
- bij kruisingen voorrang geven aan de fiets boven het autoverkeer en
- uitbreiding van het fietsennet.
Uitgangspunten voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten, met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten. Binnen het Rozenprieel ligt de nadruk op langzaam verkeer.
Parkeren
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen moet in beginsel op eigen terrein worden voldaan. Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.
Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de Parkeervisie vast waarin de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte.
Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De parkeernormen worden bepaald aan de hand van de functie en de locatie en liggen vast in de Beleidsregels parkeernormen. Het uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de geldende parkeernormen. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen.
Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel betrekking hebben op het toevoegen van bouwactiviteiten als op het wijzigen van het gebruik. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Reeds bestaande situaties zijn hiervan uitgezonderd.
Het bestemmingsplan betreft een op hoofdlijnen consoliderend plan en voldoet aan de Beleidsregels parkeernormen. Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit aspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
3.5.8 Water
Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het hoogheemraadschap van Rijnland stelden eind 2004 het Integraal Waterplan (IWP) Haarlem vast. Dit plan is in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water.
Uit het IWP blijkt dat zich binnen het plangebied geen watergangen bevinden die verbeterd moeten worden. Tot in ieder geval 2050 zijn er ook geen nieuw aan te leggen watergangen in het gebied gepland.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
Het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Programma (VGRP) is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (inclusief grondwaterbeheer) en de visie op riolering (en grondwater) voor de langere termijn worden beschreven. Met het VGRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het VGRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. De nadruk in het VGRP 2014-2017 ligt op onderzoek. Hierdoor kunnen in het opvolgende VGRP (2018 en verder) onderbouwde keuzes gemaakt worden voor de noodzakelijke investeringen, om zo te kunnen blijven voldoen aan de gemeentelijke zorgplicht.
3.5.9 Groen
De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarden als van groen met stedelijke waarden. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande groene gebieden en lijnen. Uitgangspunt is verder de versterking van de beleving van groen in Haarlem. Relevant voor het plangebied is daarbij dat meervoudig ruimtegebruik met ecologische meerwaarde wordt toegepast door het realiseren van groene daken of groene gevels.
Het plangebied wordt gekenmerkt door weinig groen. Bovendien zijn er weinig huizen met voortuinen. De dichtst bijgelegen groengebieden van formaat liggen ten zuidwesten van het plangebied: Frederikspark en Haarlemmerhout.
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 uit 2010 geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. Vooral de oude structuur en ontwikkelingslijnen worden begeleid door bomen. Zo maken de bomen langs de Kampersingel, de Kleine Houtweg en de Rustenburgerlaan onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur.
Afbeelding 7: Hoofdbomenstructuur
Het Rozenprieel is aangeduid als een verdicht en versteend gebied. Hierdoor is er weinig ruimte voor het aanbrengen van duurzame boombeplanting.
De gemeente Haarlem beschikt verder over een Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009). Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor het kappen worden verleend voor deze bomen. De Bomenverordening beschermt monumentale bomen.
Dit bestemmingsplan biedt bescherming aan de groeiplaats van alle monumentale bomen in de openbare ruimte die (deels) binnen het plangebied liggen. Op die manier zijn niet alleen de monumentale bomen beschermd op basis van de Bomenverordening, maar op basis van het bestemmingsplan ook de ruimtes die de monumentale bomen nodig hebben om te kunnen groeien. Voor het kunnen vastleggen van alle groeiplaatsen is er een actuele inventarisatie uitgevoerd waarbij bepaald is welke monumentale bomen er in het plangebied zijn op het moment dat het bestemmingsplan is opgesteld. Voor het plangebied gaat het om een boom bij De Greiner.
De in de toelichting als paragraaf 4.6 opgenomen groenparagraaf gaat uitgebreid in op het aspect groen.
3.5.10 Ecologie
Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden, en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan, dat een uitwerking is van de Kadernota Duurzaamheid.
Het ecologisch beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is er minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als het beheer en de inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes.
Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en door juist beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevindt zich in het Rozenprieel.
Daarnaast omvat het beleidsplan ook het ecologisch actieplan van de gemeente Haarlem waarin voor de periode van 2013-2022 ambities worden geformuleerd ten aanzien van onder andere het afkoppelen van regenwater en het toepassen van gevelgroen. Bij nieuwe relevante ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied wordt het ecologisch beleidsplan Haarlem betrokken.
3.5.11 Archeologie
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen over archeologie in Haarlem liggen vast in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlemse grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningsplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden op basis van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
- een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
- een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.
Bij uitvoering van het gemeentelijke beleid dient ook rekening gehouden te worden met beschermingsmaatregelen vanuit het Rijk.
3.5.12 Duurzaamheid en energie
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). Het toepassen van maatregelen is afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied.
In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling en zonoriëntering).
De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Haarlem Klimaatneutraal
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie gold dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt door bijvoorbeeld een bepaalde situering en door zonne-energie in combinatie met warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit het investeren in andere energiemaatregelen buiten het gebied.
Nieuwbouw
Bij nieuwbouw binnen het plangebied dienen minimaal de vaste maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen te worden uitgevoerd. Dit betreft dus zowel utiliteitsbouw, grond- weg- en waterbouw als woningbouw. Daarbij moet gedacht worden aan gunstige oriëntatie op het zuiden voor het toepassen van zonneboilers en (in de toekomst) zonnecellen, compact bouwen en afkoppelen van regenwaterafvoer. Bij voorkeur wordt nu reeds rekening gehouden met een mogelijke verandering van bestemmingen in de toekomst. Dit staat ook bekend als flexibel bouwen.
3.5.13 Verordening woonschepen
In de Verordening woonschepen zijn regels opgenomen voor de inrichting van het openbare water, het afmeren van woonschepen en voor het waarborgen van de openbare orde en veiligheid, rond en op het openbare water. De verordening bevat een aantal bepalingen over de afmeting van woonschepen. De regels die hierover vastliggen in het bestemmingsplan zijn leidend ten opzichte van de verordening. De regeling voor woonschepen is terug te vinden in artikel 15 van de planregels.
3.5.14 Verordening Haarlemse Wateren
De regels in de Verordening Haarlemse Wateren bieden het juridische instrumentarium voor de inrichting van het openbare water, het afmeren van pleziervaartuigen en bedrijfsvaartuigen en voor het waarborgen van de openbare orde en veiligheid, rond en op het openbare water.
De verordening bevat verder geen inhoudelijke bepalingen die betrekking hebben op de ruimtelijke inrichting.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is op hoofdlijnen consoliderend van aard. De bestaande situatie is daarbij veelal het uitgangspunt. Daarom vindt er voor dit bestemmingsplan slechts aan een beperkt aantal milieuaspecten toetsing plaats. Nader onderzoek, los van wat nu is uitgevoerd, is vanwege het consoliderende karakter niet noodzakelijk.
Voor toekomstige situaties is dit hoofdstuk de eerste informatiebron om te bepalen welke milieu- of omgevingsaspecten een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Inleiding
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden wordt gekeken naar onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachten hinder en het na te streven karakter van een gebied.
Categorisering van bedrijven in het plangebied
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals in november 2002 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Rozenprieel valt volgens de milieuzonering in de gebiedstypering laagbouw in hoge dichtheid. De hoofdfunctie is voornamelijk wonen. Hierin wordt de maximaal toegestane hindercategorie B aangehouden voor gronden waar dergelijke bedrijvigheid op basis van het bestemmingsplan Rozenprieel zoals vastgesteld in 2004 al was toegestaan. Bedrijfsactiviteiten tot maximaal deze milieucategorie passen binnen een woonomgeving omdat zij niet conflicteren met de woonsituatie. Voor gronden met een bestemming 'Gemengd' waar op basis van het bestemmingsplan uit 2004 nog geen bedrijfsactiviteiten waren toegestaan, zijn nu deels bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A mogelijk gemaakt om bij te dragen aan de in het plangebied gewenste functiemenging.
Alle in het plangebied gelegen bedrijven die vallen onder de Wet milieubeheer zijn geïnventariseerd. Aan de hand daarvan is de potentiële hinder onderzocht. In het plangebied vinden uitsluitend bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën A en B uit de zoneringslijst plaats (zie bijlage 1 bij de regels). Alle bedrijven voldoen aan de voorgestane milieuzonering en zijn daarom positief bestemd.
4.3 Geluid
Normering
In de Wet geluidhinder zijn normen voor weg- rail- en industrielawaai opgenomen om geluidgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen en scholen) te beschermen tegen geluidhinder. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of de aanleg van een nieuwe geluidbron mogelijk is moet er getoetst worden aan deze normen.
Het plangebied
Het bestemmingsplan Rozenprieel is een op hoofdlijnen consoliderend bestemmingsplan Dit betekent dat er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegevoegd worden en ook geen nieuwe bronnen gerealiseerd worden in het plangebied. Dit betekent dat er geen akoestisch onderzoek nodig is. Wel is er akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
Wegverkeerslawaai
Om een indruk te geven van de situatie voor wegverkeerslawaai is een aantal indicatieve berekeningen uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting langs de diverse wegen ligt tussen 48 en 68 dB. In deze bestaande situatie zijn geen maatregelen noodzakelijk.
Voor de gemaakte berekeningen wordt verwezen naar bijlage 5 bij de toelichting.
Railverkeerslawaai en industrielawaai
Voor het bestemmingsplan Rozenprieel geldt dat er geen sprake is van railverkeerslawaai en industrielawaai.
Conclusie
Het aspect geluid levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan. Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit milieuaspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
4.4 Bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is in 2013 de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld door het college. Voor het beheersgebied van de gemeente Haarlem is verder de Nota bodembeheer vastgesteld, ook in 2013.
Beoordeling
Bodemkwaliteitszones
In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden verschillende bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. De boven- en ondergrond van het openbare gebied van het plangebied zijn onderdeel van bodemkwaliteitszone 8. Het plangebied ligt voor het overige in zone 2. Voor beide zones geldt dat zowel de boven- als de ondergrond gemiddeld licht verontreinigd is.
Grondverzet
Vrij grondverzet binnen bodemkwaliteitszone 2 respectievelijk 8 is toegestaan wanneer het gaat om grond van een onverdachte locatie. Voor het in andere bodemkwaliteitszones toepassen van deze grond is een partijkeuring nodig.
Verontreiniging
Het voormalige Rookmaaker terrein aan de Kampersingel is bekend als een geval met een ernstige bodemverontreiniging. Inmiddels is ter plaatse gesaneerd maar er is desondanks sprake van een restverontreiniging waar nazorg voor is ingesteld. In deze nazorg wordt de gestimuleerde natuurlijke afbraak van de verontreiniging gemonitord. Een ander locatie waar nazorg is ingesteld is Linschotenstraat 57A in verband met restverontreiniging. Uit monitoring van de afgelopen jaren blijkt een afname van de omvang van de restverontreiniging.
Eventuele ontwikkelingen in het bestemmingsplangebied, waarbij grondwater onttrokken wordt moeten in relatie tot deze verontreiniging beoordeeld worden door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb).
Er zijn geen ondergrondse brandstoftanks meer in het gebied aanwezig. Deze zijn gesaneerd en eventuele verontreinigingen in de bodem als gevolg van het gebruik van ondergrondse tanks zijn eveneens gesaneerd.
Conclusie
De huidige bekende bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het huidige gebruik en de toegestane functies. In het kader van de omgevingsvergunning moet een technisch bodemonderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit ter plaatse. Het bodemonderzoek is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen. Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit milieuaspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
4.5 Luchtkwaliteit
In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre de luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht, zoals beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, in acht worden genomen. Dit onderzoek is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.
Het bestemmingsplan Rozenprieel is in hoofdzaak consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen van kantoren of woningen of andersoortige ontwikkelingen van enige omvang mogelijk die niet reeds ruimtelijk zijn vastgelegd. Op grond daarvan is duidelijk dat sprake is van een "niet in betekenende mate" invloed op de luchtkwaliteit.
Daarnaast geven de jaarlijks doorgerekende prognoses aan dat de luchtkwaliteit in het plangebied in de planperiode ruim zal blijven voldoen aan de grenswaarden.
De luchtkwaliteit, vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan Rozenprieel. Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit milieuaspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
4.6 Groenparagraaf
4.6.1 Inleiding
De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. Deze paragraaf sluit aan op het gemeentelijke beleid zoals dat is opgenomen in paragraaf 3.5 en beschrijft niet alleen duidelijk welke effecten dit bestemmingsplan heeft op het aanwezige groen, maar gaat ook in op de kansen voor en de bescherming van groen. De aspecten water en natuurwaarden werkt deze paragraaf niet verder uit. Paragraaf 4.7 gaat dieper in op het aspect water en paragraaf 4.8 op het aspect natuurwaarden.
4.6.2 Beschrijving plangebied
Het plangebied bestaat uit de buurten Rozenprieel-noord en -zuid. Er is in het plangebied over het algemeen sprake van een vrij hoge bebouwingsdichtheid waardoor de ruimte voor groen beperkt is.
4.6.3 Groen in het plangebied
Ondanks de vrij hoge bebouwingsdichtheid zijn er belangrijke groenelementen in het plangebied aanwezig die bijdragen aan het karakter van het plangebied. Belangrijke groenelementen zijn:
- de Tuin van Jonker;
- het groen in de Van Marumstraat (het buurtinitiatief Achter onze tuinen) en
- het groenelement aan het Mari Andriessenplein.
Afbeelding 8: Het Mari Andriessenplein
In het plangebied zijn in het Spaarne ook drijvende groenvoorzieningen aanwezig. Dit is een voorbeeld van het toevoegen van groen in het plangebied op een creatieve wijze. Ook op particuliere grond is groen aanwezig. Vaak gaat het om achtertuinen bij woningen maar op een aantal plaatsen zorgen (gevel)tuinen aan de voorzijde van woningen voor een groene aanblik van een straat.
4.6.4 Bomen
4.6.5 Effecten op groen
Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen behoudend plan. Daardoor en door de beperkte ruimte binnen het plangebied valt het karakter van het plangebied nauwelijks te beïnvloeden.
4.6.6 Kansen en bescherming groen
De planregels van dit bestemmingsplan zorgen voor een optimale bescherming van het groen in het plangebied. Dit komt in de planregels tot uitdrukking in:
- de strikte bouwregels binnen de bestemming 'Groen' en
- de opname van de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom'.
4.6.7 Conclusie
Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen behoudend plan en heeft geen nadelige effecten voor het aspect groen in het plangebied.
4.7 Water
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.
De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in deze waterparagraaf. In het plangebied is het hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder. Het beleid ten aanzien van water van de diverse overheidslagen is weergegeven in hoofdstuk 3.
Het bestemmingsplan Rozenprieel is een in hoofdzaak consoliderend plan. De toekomstige situatie wijkt daardoor slechts op kleine onderdelen af van de huidige situatie. Dit betekent dat daar geen veranderingen in de waterhuishouding optreden.
Beschrijving watersysteem
Het open water van de Kampersingel begrenst aan de noordzijde het plangebied en aan de oostzijde het water van het Spaarne. Deze wateren behoren tot het regionale boezemstelsel met een waterpeil van 0,60 m -NAP. De harde kades geven deze wateren een stedelijk aanzicht. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Genoemde wateren hebben niet alleen een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. Ze hebben ook een recreatieve, esthetische en ecologische functie. Het Spaarne vervult daarnaast een functie voor de beroepsvaart. De Kampersingel en het Spaarne maken deel uit van verschillende beschreven kanoroutes. Aan het water gekoppelde recreatieve voorzieningen als aanlegsteigers vindt men aan het Spaarne. Hier is ook een tiental ligplaatsen voor woonschepen. Wandelpromenades, drijvende tuinen en visplekken zijn ook aanwezig in het plangebied.
Grondwater en drainage
Het gemeentelijke grondwaterbeleid richt zich op het opheffen dan wel voorkomen van grondwateroverlast op openbaar terrein. Dat gebeurt vooral door de aanleg en het beheer van drainagesystemen. De ontwateringsdiepte is over het algemeen voldoende en levert geen aanleiding tot verdergaande maatregelen.
Riolering en afkoppeling
Het plangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als het regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Waterschappen en gemeenten hebben afspraken gemaakt om de vuilemissie van gemengde stelsels te verminderen. Daarbij heeft Haarlem de afgelopen jaren vooral geïnvesteerd in de aanleg van bergbezinkbassins. In het plangebied zijn geen bergbezinkbassins aanwezig of voorzien. Daarnaast zet de gemeente meer in op het afkoppelen van hemelwater door de aanleg van gescheiden stelsels als vervanging van de gemengde stelsels. Het afkoppelen van hemelwater kan in een bestemmingsplan niet verplicht worden gesteld. Voor nieuwbouw is dit geborgd via het Bouwbesluit.
Compensatie
Een algemene regel voor de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (bijvoorbeeld wegen of gebouwen). Als verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het hoogheemraadschap van Rijnland stellen als richtlijn dat, als er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.
Dit bestemmingsplan is op hoofdlijnen consoliderend van aard. In het bestemmingsplan wordt in elk geval niet voorzien in een toename van verharding met meer dan 500 m². Er zijn daarom geen compenserende maatregelen opgenomen op het gebied van waterhuishouding.
Advies hoogheemraadschap
Het hoogheemraadschap van Rijnland gaf in het kader van het wettelijke vooroverleg aan dat zij geen opmerkingen op het plan hebben. Verder wordt verwezen naar paragraaf 7.2.1.
4.8 Natuurwaarden
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
Er is nagegaan of het plangebied binnen een speciale beschermingszone volgens de Natuurbeschermingswet valt. Ook is nagegaan of vanuit het bestemmingsplangebied invloed wordt uitgeoefend op Natura-2000 gebieden in de omgeving.
Het bestemmingsplangebied Rozenprieel maakt geen deel uit van een Natura-2000 gebied. Het plangebied ligt op ongeveer 2 kilometer afstand van de duinen van Zuid-Kennemerland en is daarvan gescheiden door stedelijke bebouwing, drukke wegen en watergangen. De bebouwing en het gebruik die het bestemmingsplan mogelijk maken hebben geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied. Een habitattoets is daarom niet noodzakelijk.
Soortenbescherming
In de Flora- en faunawet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Voor soorten die een wettelijke beschermde status genieten, moet ontheffing worden aangevraagd. Er is sprake van een op hoofdlijnen consoliderend bestemmingsplan. De instandhouding van de beschermde soorten is vanwege dit bestemmingsplan dan ook niet in het geding. Een quickscan onderzoek naar ecologie is daarom niet noodzakelijk.
Voorafgaand aan eventuele toekomstige ruimtelijke ingrepen en bij bouw- activiteiten, zal in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke mitigerende dan wel compenserende maatregelen genomen gaan worden.
Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit milieuaspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
4.9 Archeologie
Uitgangspunten
De belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:
- het behoud van archeologische waarden in de bodem;
- de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en
- de zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans.
Archeologische verwachting plangebied
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 voor Christus) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 voor Christus) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw na Christus), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Het westelijk deel van het plangebied staat op de AMK vermeld als een terrein van archeologische waarde met een klein deel langs de Kleine Houtweg en de Kampersingel als een terrein van hoge archeologische waarde. Op de IKAW heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden gemiddeld hoog wordt geacht.
In het plangebied Rozenprieel zijn twee archeologische waarnemingen gedaan waarbij een woonlaag en aardewerk uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd zijn gevonden.
Archeologische Beleidskaart Haarlem
Het grootste deel van het plangebied behoort volgens de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) tot categorie 4 (geel). Voor een dergelijk gebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde.
Afbeelding 9: Uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem
Het betreft de oostelijk gelegen strandvlakte die grenst aan de Haarlemse strandwal. Pas bij bodemverstorende activiteiten van 2.500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder maaiveld kan het zijn dat een waardestellend archeologisch rapport moet worden bijgevoegd bij de vergunningaanvraag. Daarin dient de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in voldoende mate te worden vastgesteld.
Het westelijk deel van het plangebied behoort volgens de ABH tot categorie 3 (oranje). Het betreft hier het deel van het plangebied dat op de Haarlemse strandwal is gelegen. Hier kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de Prehistorie en Middeleeuwen worden verwacht. Hiervoor geldt ook de bovengenoemde voorwaarde, maar dit regime geldt al bij bodemverstorende activiteiten van 500 m2 en meer en dieper dan 30 cm onder maaiveld.
Het uiterste noordelijke deel van het plangebied, het water van de Kampersingel en het Spaarne, grenst aan of behoort tot categorie 1b (paars). Dit zijn gebieden die van bijzonder archeologisch belang zijn voor Haarlem. Hier gelden genoemde archeologische verplichtingen bij iedere bodem verstorende activiteit die dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvindt.
Voor bodemroerende activiteiten in water dat tot categorie 6 behoort (blauw), gelden geen archeologische verplichtingen.
De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een omgevingsvergunning kunnen worden verbonden.
Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit milieuaspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
4.10 Cultuurhistorie
Inleiding
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Voor een volledige inventarisatie van cultuurhistorische waarden is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 7 bij de toelichting gevoegd. Dit onderzoek gaat ook kort in op het beschermde stadsgezicht.
Het cultuurhistorische onderzoek is tussen de ontwerpversie en de vaststellingsversie van dit bestemmingsplan aangescherpt. Lopende ontwikkelingen in het plangebied hebben ertoe geleid dat het cultuurhistorische onderzoek op onderdelen is herzien. Gevolg hiervan is dat er een aantal extra panden aangewezen is als beeldbepalende bebouwing (orde 2). Het gaat om de volgende panden:
Straat | Huisnummers (zwart en rood indien aanwezig) | |
Badhuisstraat | bebouwing achter Kleine Houtweg 47 | |
Bakkerstraat | oneven: 1-9,13-19 even:40-44, 72-78 | |
Barendsestraat | oneven: 1-21 even: 16,18 | |
Bloemhofstraat | oneven: 11 | |
Casteleijnstraat | oneven: 1-13, 17-21 even: 4-12 | |
Esschilderstraat | oneven: 15,17 | |
Kamperstraat | oneven 21-35, 41-45 even:4, 6. | |
Linschotenstraat | oneven1-7,59-63, 87-91. even: 2a, 2b,2c,6,8,16-32, 68-74 | |
Palmstraat | even: 2-8 | |
Rustenburgerlaan | oneven: 51-53, 83-95 | |
Tybautstraat | even: 2-6 | |
Weversstraat | oneven: 1-9, 13-17 even: 2-20 | |
Zompelstraat, van | oneven: 5,7 | |
Zuider Buiten Spaarne | even: 60 |
Tabel 2: toegevoegde beeldbepalende panden aan het cultuurhistorische onderzoek
De panden zoals genoemd in tabel 2 zijn opgenomen op de waarderingskaart, de redengevende omschrijving en de verbeelding.
Beschermd stadsgezicht en monumenten
De bebouwing aan de Kampersingel en de oostzijde van de Kleine Houtweg behoort tot het beschermde stadsgezicht van Haarlem dat in 1990 is vastgesteld. In het bestemmingsplangebied zijn verschillende panden die vanwege hun cultuurhistorische betekenis bescherming genieten. Het betreft panden die als rijksmonument of als gemeentelijk monument wettelijk zijn beschermd.
Het pand aan de Voorhelmstraat 25 is het enige rijksmonument in het plangebied. Daarnaast zijn er 17 gemeentelijke monumenten. Deze 18 monumenten zijn op de bij dit bestemmingsplan behorende waarderingskaart weergegeven als orde 1 panden. Deze aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, het onderhoud en het herstel van het monument.
Beeldbepalende bouwwerken en ensembles
Het plangebied telt diverse beeldbepalende bouwwerken, de zogenaamde orde 2 panden en/of ensembles. Orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn. Voorbeelden van orde 2 panden zijn de panden aan het Zuider Buiten Spaarne 30 en 84.
Het pand op nummer 30 is onderdeel van de voormalige stoom-wasch-en strijkinrichting Edelweiss uit omstreeks 1915. Het pand op nummer 84, dat bekend staat als de Merenstoren, had een industriële functie. Dit gebouw is opgericht in 1892 en is het laatste nog tastbare restant van de stoombierbrouwerij Het Spaarne.
Als waardevol ensemble kan bijvoorbeeld aangemerkt worden het Zuider Buiten Spaarne 140-146. Belangrijke historische structuren zijn de Bakkerstraat (voorheen Bakkersloot), het Zuider Buiten Spaarne en de Rustenburgerlaan.
Bescherming cultuurhistorie in het bestemmingsplan
Voor de bescherming van monumenten geldt het regime van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Daarnaast wordt de beschermende werking van het beschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan ten eerste ingepast door het op hoofdlijnen behoudende karakter van het plan. Verder is in het kader van dit bestemmingsplan op basis van de cultuurhistorische inventarisatie een waarderingskaart opgesteld. Deze kaart is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen. Doel van deze kaart is het in beeld brengen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
Het borgen van cultuurhistorische waarden betekent niet dat er niets meer mag gebeuren. Wel dient rekening gehouden te worden met het beschermenswaardige karakter van de omgeving en/of het pand. Naast de beschermende functie, geeft dit bestemmingsplan dan ook een toetsingsraamwerk ter begeleiding en sturing van nieuwe ontwikkelingen.
De gronden die vallen onder het beschermde stadsgezicht hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' gekregen.
Monumenten en beeldbepalende bebouwing buiten het beschermde stadsgezicht die op de waarderingskaart als monumenten (orde 1) of beeldbepalend (orde 2) zijn gewaardeerd, worden in het bestemmingsplan opgenomen met de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding - orde 2'. Hoofdstuk 5 gaat verder in op hoe de gemeente Haarlem wil bijdragen aan de bescherming van de cultuurhistorische waarden van deze panden.
Paragraaf 5.4.2.3 gaat nader in op dit aspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
4.11 Duurzaamheid En Energie
Omdat het voorliggende bestemmingsplan op hoofdlijnen consoliderend van aard is, vindt er geen toetsing plaats aan dit milieuaspect. In paragraaf 3.5.12 is aangegeven welke zaken voor dit aspect relevant zijn en waar ten tijde van eventuele ontwikkelingen op gelet moet worden.
4.12 Vliegverkeer
Vanaf 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. Het LIB wijst rond het luchthavengebied een beperkingengebied aan. Daarbinnen gelden regels voor beperkingen van bestemmingen en gebruik van grond. Het gaat om beperkingen voor bebouwing, hoogtebeperkingen, beperkingen voor het realiseren van vogelaantrekkende bestemmingen en gebruik en beperkingen voor windturbines en lasers.
Bebouwing
Binnen het plangebied gelden geen beperkingen voor bebouwing en het gebruik daarvan voor het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Het plangebied ligt namelijk niet in een aan- en uitvliegroute van het vliegverkeer én op een te grote afstand van de luchthaven.
Hoogte
Voor het hele plangebied gelden wel hoogtebeperkingen op basis van de artikelen 2.2.2 en 2.2.2a van het LIB. De hoogtebeperkingen zorgen ervoor dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De maximaal toegestane hoogte op grond van artikel 2.2.2 varieert van meer dan 80 meter aan de oostzijde van het plangebied tot 114 meter meer richting het westelijke deel van het plangebied. Op grond van artikel 2.2.2a geldt verder een toetshoogte waarboven zonder advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen objecten zijn toegestaan. Boven de toetshoogte is het nodig om te beoordelen of een object het functioneren van radarapparatuur en veilig luchtverkeer belemmert. Aan de oostzijde van het plangebied bedraagt de toetshoogte 70 meter en aan de westzijde 72 meter. Ook voor bomen en struiken geldt dat die de veiligheid van het luchtverkeer niet mogen verstoren. Zodra een boom of struik hoger is dan de maximaal toegestane hoogte zoals bepaald in het LIB, kan de ILT bepalen dat deze hinder veroorzaakt voor het vliegverkeer of luchtverkeersapparatuur en adviseren om maatregelen te nemen om de hinder weg te nemen.
Voor het bestemmingsplan hebben de hoogtebeperking door de gehanteerde maximale hoogten geen gevolgen.
Vogelaantrekkende bestemmingen en gebruik
Binnen het hele plangebied is het niet toegestaan om vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik toe te staan. Dit voorkomt dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:
- industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag;
- viskwekerijen met extramurale bassins;
- opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
- natuurreservaten en vogelreservaten en
- moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
Het bestemmingsplan maakt geen vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik als bedoeld in artikel 2.2.3 van het LIB mogelijk.
Windturbines en lasers
Op grond van artikel 2.2.4 van het LIB gelden er binnen een bepaalde toetszone rondom de luchthaven Schiphol extra beperkingen voor windturbines en vaste laserinstallaties. Deze regels moeten hinder voor landend en startend vliegverkeer voorkomen en een goede werking van de luchtverkeersapparatuur waarborgen. Voor nieuwe windturbines geldt een maximaal toegestane tiphoogte van 35 meter of bij plaatsing van een dakturbine op een gebouw een maximale tiphoogte van de turbine van 5 meter waarbij de hoogte van het gebouw inclusief de tiphoogte van de turbine de 35 meter niet mag overschrijden. Uiteraard blijft daarnaast gelden, dat een nieuwe windturbine niet door een toetsvlak mag steken zoals geregeld in artikel 2.2.2 tenzij een verklaring van geen bezwaar is verkregen. Ook voor nieuwe laserinstallaties met een bepaalde lichtintensiteit binnen de toetszone, is een verklaring van geen bezwaar nodig als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Dit bestemmingsplan maakt geen windturbines met een tiphoogte van meer dan 35 meter mogelijk en ook geen vaste laserinstallaties.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB.
4.13 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over risicobronnen (bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken of transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd) en risico-ontvangers (personen of objecten die risico lopen). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobronnen en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij risicovolle inrichtingen en leidingen gelden wettelijke afstanden, voor vervoer van gevaarlijke stoffen is dat voorlopig nog niet het geval.
Wat betreft de risico-ontvangers maakt de wetgeving onderscheid in kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans heeft betrekking op iemand die continu op die plaats aanwezig is. Het PR kan weergegeven worden met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt meestal begrensd door de 1% letaliteitsgrens. Dit is de afstand waarop niet meer dan 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 kan daarmee niet over de planlocatie vallen. Toetsing van grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is, omdat de planlocatie buiten het invloedsgebied valt, niet nodig.
De Brandweer Kennemerland adviseerde op het bestemmingsplan in het kader van het wettelijke vooroverleg. Hier gaat paragraaf 7.2.1 op in.
4.14 Kabels, Leidingen, Straalpaden En Andere Belemmeringen
Er bevindt zich in het plangebied één ondergrondse drinkwatertransportleiding van grote omvang. Deze waterleiding loopt onder de Kleine Houtweg, via de Badhuisstraat, de Voorhelmstraat en de Bakkerstraat. Voor deze leiding is een specifieke regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Voor het overige lopen er geen kabels en leidingen in het plangebied waarvoor een specifieke regeling nodig is in dit bestemmingsplan.
Paragraaf 5.4.2.3 gaat nog nader in op dit aspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
Uit oogpunt van defensie kunnen er daarnaast beperkingen gesteld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied. Het hele plangebied ligt binnen de radarverstoringsgebieden van de radarstations Soesterberg en Herwijnen. Ter plaatse van het plangebied is het niet toegestaan om windturbines op te richten waarvan de tippen van de wieken de maximaal toegestane hoogte van 90 meter boven NAP overschrijden. Het bestemmingsplan maakt geen windturbines van een dergelijke omvang mogelijk. Daarmee borgt dit bestemmingsplan het belang van het radarverstoringsgebied voldoende.
4.15 Milieueffectrapportage
Voor dit bestemmingsplan hoeft op grond van de Wet milieubeheer geen milieueffectrapport te worden gemaakt.
Op 1 april 2011 wijzigde het Besluit milieueffectrapportage. De wijziging houdt in dat als nieuwe activiteiten of projecten mogelijk worden gemaakt, een afweging moet plaatsvinden of een m.e.r.-beoordeling nodig is of niet. Een m.e.r.-beoordeling is nodig als niet kan worden uitgesloten dat het betreffende project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben op grond van de selectiecriteria zoals genoemd in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Die selectiecriteria hebben onder meer betrekking op de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten en de aard van de omgeving.
Mede gelet op wat elders in deze toelichting is opgemerkt over de afzonderlijke milieuaspecten, heeft het bestemmingsplan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in de zin van het Besluit milieueffectrapportage en de Europese richtlijn.
4.16 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat er standaard een aantal stappen gezet moet worden als er een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Hierdoor moet er voor de nieuwe stedelijke ontwikkeling sprake zijn van een goede onderbouwing en een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing.
De gevraagde stappen zorgen ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, en voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Een stedelijke ontwikkeling is in het Bro gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Het bestemmingsplan Rozenprieel is een op hoofdlijnen consoliderend plan waarbij er geen sprake is van nieuw ruimtebeslag en dat slechts een beperkte wijziging van het toegestane gebruik mogelijk maakt. Er is daarom geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Paragraaf 5.4.2.3 gaat nog nader in op dit aspect in verband met de herontwikkeling van het voormalige gemeentelijke kantoorpand Koningstein aan het Zuider Buiten Spaarne 22.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Rozenprieel is een op hoofdlijnen consoliderend plan. Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent echter niet dat het bestemmingsplan helemaal geen veranderingen toestaat. Het bestemmingsplan biedt namelijk op een aantal vlakken flexibiliteit, zowel voor wat betreft de toegestane bebouwing als voor de toegestane functies.
5.2 Ruimtelijke Aspecten
5.2.1 Beschermd stadsgezicht
Het plangebied is deels aangewezen als beschermd stadsgezicht. De bebouwing aan de Kampersingel en de oostzijde van de Kleine Houtweg is onderdeel van het beschermd stadsgezicht van Haarlem dat in 1990 is vastgesteld. Het bestemmingsplan beschermt het bijzondere ruimtelijke karakter van dat deel van het plangebied op grond van de Monumentenwet. Het beschermen van de bestaande kwaliteiten is het stedenbouwkundige en cultuurhistorische hoofduitgangspunt. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door:
- de historisch gegroeide ruimtelijke hoofdstructuur (en de samenhang met de openbare ruimte) en de waardering van de kwaliteit van de daaraan gelegen bebouwing;
- de schaal en verscheidenheid van de bebouwing;
- de verscheidenheid en vervlechting van functies en activiteiten.
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht betekent niet dat er niets meer kan of mag. Het plangebied moet wel kunnen leven om het dynamische karakter van de stad te behouden. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij eventuele nieuwe ontwikkelingen de historisch stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te versterken.
Bij dit bestemmingsplan hoort een waarderingskaart (zie paragraaf 6.4 en bijlage 1 bij de toelichting). Deze kaart is een combinatie van de waardering van afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen en overstekken en dergelijke.
Deze visie op het beschermde stadsgezicht heeft geleid tot een bestemmingsplanregeling die het stadsgezicht op een passende wijze beschermt. De hoofdopzet van deze regeling bestaat uit de volgende elementen:
- een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' waarin gedetailleerde, strakke bouwregels zijn opgenomen die de bestaande situatie vastleggen met slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden;
- strakke bouwvlakken op de verbeelding, waarbinnen hoofdbebouwing moet zijn gesitueerd;
- om de karakteristieke structuur van de open binnenterreinen en tussen panden gelegen tuinen te behouden is voorzien in tuinbestemmingen met beperkte bebouwingsmogelijkheden;
- de orde-aanduidingen op de verbeelding en in de planregels. De basis van de orde-aanduidingen is terug te vinden op de waarderingskaart;
- gelet op de gedetailleerde, strakke bestemmingsregels zijn specifieke afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Als aan de daaraan gestelde criteria wordt voldaan kan door een nadere afweging bepaald worden of afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is (zie paragraaf 6.2.2.4).
5.2.2 Stedenbouwkundige visie
5.3 Functionele Aspecten
5.3.1 Wonen als belangrijkste functie
Het plangebied bestaat voor het grootste gedeelte uit woningen. De woonfunctie blijft dan ook in het nieuwe plan behouden.
Er is een uitvoerige inventarisatie uitgevoerd voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Hieruit bleek dat er in het pand aan de Kleine Houtweg 17 waar de bestemming uit het bestemmingsplan Rozenprieel uit 2004 wonen op de begane grond uitsluit, toch al continu gewoond wordt van vóór het moment dat het ontwerp van het bestemmingsplan uit 2004 ter inzage lag. Gelet daarop en omdat in het daarvoor geldende ruimtelijke plan wonen al was toegestaan op de begane grond, maakt dit bestemmingsplan dat opnieuw mogelijk. Ter controle zijn hiervoor naast het gemeentelijke bouwarchief ook rondkijkfoto's uit onder andere 2005 en 2015 geraadpleegd en de Basisregistraties Adressen en Gebouwen.
In woningen is het mogelijk om onder voorwaarden een aan-huis-verbonden-beroep uit te oefenen of gastouderopvang of bed & breakfast aan te bieden. Dit kan economische ontwikkeling in het plangebied stimuleren. Het starten van een onderneming is hierdoor namelijk heel laagdrempelig.
5.3.2 Functiemenging
In het Rozenprieel is op een aantal plaatsen een menging van functies aanwezig en/of gewenst. Deze menging van functies blijft mogelijk waarbij de bestaande planologisch-juridische rechten veelal het uitgangspunt zijn. In veel van dit soort panden wordt op dit moment gewoond. In verband met de gewenste flexibiliteit blijft voor een groot aantal panden in zekere mate uitwisselbaarheid tussen diverse functies mogelijk. In een aantal situaties is functiemenging minder gewenst door bijvoorbeeld het karakter van het pand, de ligging en de bereikbaarheid. In die gevallen is het pand ook al in gebruik als woning en is het niet aannemelijk dat dat in de komende planperiode wijzigt. Bij functiemenging gaat het vaak om functies als (lichte) bedrijvigheid of vormen van dienstverlening. Voor de verdiepingen is de woonfunctie vrijwel altijd het uitgangspunt.
5.3.3 Brede bestemmingen voor een toekomstbestendig gebruik
Het aantal winkels is in de afgelopen jaren sterk afgenomen. De nu nog in het plangebied aanwezige detailhandel blijft op basis van dit bestemmingsplan mogelijk op de huidige locaties. Een aantal panden in het plangebied krijgt nu een brede bestemming die mogelijkheden biedt om aan de panden een toekomstbestendige invulling te geven.
Aan het begin van de Kleine Houtweg was in het verleden in ruimere mate detailhandel aanwezig dan nu het geval is. Deze functie is hier op een enkele uitzondering na vrijwel verdwenen. Het is ook niet te verwachten dat al deze panden weer een detailhandelsfunctie krijgen de komende jaren. Om een toekomstbestendig gebruik van deze panden mogelijk te maken wordt voor deze panden een breder gebruik mogelijk gemaakt. Voor deze panden wordt het mogelijk om naast detailhandel een kantoor, praktijk/atelier, kleinschalige specifieke vormen van bedrijvigheid of dienstverlening te realiseren op de begane grond. De verdiepingen blijven uitsluitend bestemd voor de woonfunctie. In het pand aan de Kleine Houtweg 1 is daarnaast horeca toegestaan en in het pand aan de Kleine Houtweg 13 wordt een kinderdagverblijf mogelijk gemaakt.
In een beperkt aantal panden aan de Rustenburgerlaan is op dit moment nog detailhandel aanwezig. Dit blijft voor deze panden mogelijk evenals het realiseren van andere functies die bijdragen aan een zo goed mogelijk voorzieningenaanbod in het plangebied.
De onderbouwing hiervan is verder toegelicht in paragraaf 5.4.2.1.
Verdere uitbreiding van verspreid liggende winkels wordt voorkomen in verband met de wens om detailhandel te concentreren. Dit betekent dat voor een beperkt aantal panden, dat niet meer in gebruik is als winkel en waarvoor evenmin te verwachten is dat deze panden in de nabije toekomst alsnog deze functie krijgen, de bestemming wijzigt. Deze panden behouden weliswaar een brede bestemming maar dan zonder de detailhandelsfunctie. Dit ter versterking van de bestaande structuur van de detailhandel in dit stadsdeel en Haarlem als geheel.
5.3.4 De Greiner als aanjager van nieuwe initiatieven
De voormalige monumentale Haarlemse Huishoudschool is getransformeerd tot het atelier- en bedrijfsgebouw De Greiner. Dit gebouw heeft een goed vestigingsmilieu voor creatief ondernemerschap. Door de groeiende betekenis voor de stedelijke economie is het belangrijk dergelijke initiatieven mogelijk te maken. Daarom krijgt dit gebouw de brede bestemming 'Gemengd - 6'. Een lichte ondergeschikte horecagelegenheid kan deel uitmaken van het concept.
5.3.5 Behoud van maatschappelijke functies
De bestaande maatschappelijke functies liggen verspreid door het Rozenprieel. Voor deze gebouwen is het mogelijk om in enige mate uitwisseling van (maatschappelijke) functies te realiseren. Hierbij is in een aantal gevallen wel maatwerk vereist omdat niet alle functies dezelfde ruimtelijke impact en uitstraling hebben. Zo is voor het vestigen van een nieuw kinderdagverblijf bijvoorbeeld maatwerk vereist. Maatschappelijke functies kunnen ook voorkomen in combinatie met andere functies.
5.3.6 Horeca op maat bestemmen
Het aantal legaal aanwezige horecagelegenheden binnen het plangebied is vastgelegd. Alleen in De Greiner wordt het daarnaast mogelijk gemaakt om ondergeschikte horeca tot en met categorie 2 te realiseren. Voor het realiseren van een nieuwe horecagelegenheid op een locatie waar dat nu nog niet is toegestaan dient een aparte afweging gemaakt te worden.
5.3.7 Woonschepen op maat bestemmen
Langs het Zuider Buiten Spaarne liggen tien woonschepen. Uitbreiding van het aantal ligplaatsen voor woonschepen is uit planologisch en ruimtelijk oogpunt hier niet wenselijk. Hier zijn de feitelijk vergunde en bestaande (planologisch-juridische) situatie als eerste uitgangspunt genomen.
5.4 Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen consoliderend plan. Dat wil niet zeggen dat er geen initiatieven in het plangebied zijn die planologisch-juridisch in een nieuw bestemmingsplan vastgelegd kunnen worden. Een aantal van deze ontwikkelingen neemt dit bestemmingsplan op. Deze ontwikkelingen beschrijft paragraaf 5.4.2. Over een aantal ontwikkelingen bestaat nog onvoldoende zekerheid in de zin van een uitvoerbaar plan. Deze zijn niet meegenomen in het bestemmingsplan maar wel benoemd in paragraaf 5.4.3. Deze ontwikkelingen zullen op een later moment indien mogelijk en gewenst, via een aparte procedure planologisch-juridisch mogelijk gemaakt worden.
5.4.1 Algemeen
Voor het hele plangebied geldt dat bij bestaande woningen in de regel de wens tot veranderingen in en aan de woning toeneemt naarmate de woning ouder is. Aanvragen hebben meestal betrekking op de uitbreiding van de woonruimte, het luxer maken van de woning, dan wel een grotere berging/garageruimte in de achter- of zijtuin. Nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met een verandering van levensfase. Ook maatschappelijke veranderingen, zoals de wens om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, kunnen een reden zijn voor aanpassing. Voor dit bestemmingsplan is onderzocht of uitbreiding van de woningen in het plangebied mogelijk en gewenst is. Bij deze afweging spelen diverse aspecten een rol, zoals stedenbouw, architectuur, welstand en cultuurhistorische waarden. Het bestemmingsplan bevat uitsluitend uitbreidingsmogelijkheden die naar verwachting een acceptabel effect hebben op de hiervoor genoemde aspecten. Het instrumentarium dat gebruikt is om dit doel te bereiken is beschreven in paragraaf 6.3.3.
5.4.2 Ontwikkelingen in het bestemmingsplan
5.4.3 Overige ontwikkelingen
De ontwikkelingen die deze paragraaf beschrijft maakt het bestemmingsplan niet direct mogelijk.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten om te beschikken over actuele ruimtelijke plannen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Te denken valt aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan voorziet in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar ruimtelijke plannen voor iedereen volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald zoals 'Wonen', 'Bedrijf' e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en de functie van visualisering van de bestemmingen.
6.2 Juridische Planopzet
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving.
De regels van het bestemmingsplan vallen volgens de SVBP in de volgende 4 hoofdstukken uiteen:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.
6.2.2 Bestemmingsregels
Een bestemming brengt tot uitdrukking welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, ofwel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingen worden gescheiden door bestemmingsgrenzen.
6.2.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 22)
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaren verschillen en wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Algemene bouwregels (artikel 23)
In dit artikel zijn de regels voor het bouwen van gebouwen, dakopbouwen, aan- en uitbouwen etc. gedetailleerd vastgelegd. Deze gelden naast de in een aantal bestemmingen genoemde specifieke bouwregels.
Er zijn algemene bouwregels opgenomen voor het bouwvlak en de voorgevelrooilijn. Ook zijn er regels opgenomen voor de gevelindeling voor orde 1 en orde 2 panden. Op basis van de bouwregels voor gebouwen geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' en de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' de bestaande gevelindeling van gevels, voor zover gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied, gehandhaafd dient te blijven. Deze regel geldt niet als gebouwd wordt overeenkomstig de op de verbeelding aangeduide trend. Ook geldt deze regel niet wanneer een orde 1 of orde 2 pand nog aanzienlijke onbenutte bouwmogelijkheden heeft. Vanzelfsprekend heeft het benutten van deze mogelijkheden een verandering van de gevel tot gevolg. In die gevallen is een maatvoeringsaanduiding toegekend. De redengevende omschrijving gaat in op de gevelindeling van orde 2 panden. Voor ordepanden geldt een strenger welstandsregime. Zo kan er, ondanks het mogelijk maken van het aanpassen van de gevel, toch invloed op de uiterlijke verschijningsvorm van het pand worden uitgeoefend. Gelet hierop is naar verwachting het risico op grootschalige inbreuk op de cultuurhistorische waarden gering.
Voor ordepanden geldt eveneens dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 2', de bestaande nokrichting, kap- of dakvorm gehandhaafd dient te blijven. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt als gebouwd wordt overeenkomstig de op de verbeelding aangeduide trend of bij ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen en/of dakdoorbrekingen. Net als bij de gevelindeling kan met een binnenplanse afwijking meegewerkt worden aan het realiseren van een extra bouwlaag, mits voldaan wordt aan de afwijkingscriteria zoals genoemd in lid 23.2 van de regels.
Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' geldt dat daar niet in de voorgevelrooilijn gebouwd hoeft te worden om een speelse en verspringende gevelopbouw te realiseren. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang voorzien.
Verder bevat dit artikel met name bepalingen over hoogtes, bebouwingspercentages en dakopbouwen.
Het is mogelijk om af te wijken van de algemene bouwregels als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in lid 23.2 van de regels.
Zie voor meer informatie over artikel 23 ook de uitleg in de paragrafen 6.3.2 en 6.5.
Algemene gebruiksregels (artikel 24)
De bepaling in lid 24.1 geeft algemene regels met betrekking tot ongewenst gebruik van gronden die in alle gevallen opgeld doen, tenzij dit in de specifieke gebruiksregels uitdrukkelijk alsnog wordt toegestaan. Een dergelijke situatie doet zich binnen de bestemmingsregels niet voor. Wel komen aanvullende specifieke gebruiksregels voor binnen een aantal bestemmingen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 25)
Het bestemmingsplan kent aan één locatie algemene aanduidingsregels toe. Deze aanduiding verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.
De aanduiding 'overige zone - ontwikkeling 1' maakt de herontwikkeling van het binnenterrein op de hoek van het Zuider Buiten Spaarne en de Linschotenstraat mogelijk. De voorwaarden die hiervoor gelden benoemt dit artikel.
Algemene afwijkingsregels (artikel 26)
Voor de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene afwijkingsregels voor het bevoegd gezag. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Voordat besloten kan worden om afwijking van de regels toe te staan, wordt getoetst aan de criteria zoals genoemd in dit artikel. De criteria die hiervoor gelden, zijn voor het grootste deel toegelicht in paragraaf 6.2.2.4. Daarnaast geldt dat voor het aspect brandveiligheid en rampenbestrijding voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden rekening dient te worden gehouden met de brandveiligheid en rampenbestrijding, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Overige regels (artikel 27)
De leden 27.1 en 27.2 van de regels leggen een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de Beleidsregels parkeren van de gemeente Haarlem. De parkeernormen liggen niet vast in het bestemmingsplan maar in de gemeentelijke beleidsregels. Het voordeel daarvan is dat het bestemmingsplan niet gewijzigd hoeft te worden wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de Beleidsregels parkeernormen volstaat daarvoor. In de gemeentelijke beleidsregels is aangegeven wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen staan omschreven in het parkeerbeleid. Als er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de Beleidsregels parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsregels (artikel 28)
Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.
Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing in strijd met het nieuwe bestemmingsplan, maar dat reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.
Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op de peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.
Slotregel (artikel 29)
Dit artikel geeft aan hoe dit bestemmingsplan kan worden aangehaald, namelijk als Rozenprieel.
6.2.5 Bijlage bij de regels
Bijlage 1 Zoneringslijst
De zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft, voor zover passend binnen de bestemming, op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten is toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen, voor zover passend binnen de bestemming, worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit zowel milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In de bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de milieuregelgeving wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de zoneringslijst.
6.3 Hoofdopzet Verbeelding
6.3.1 Inventarisatie plangebied
Dit bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk is. De bestaande bebouwing is daarom uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan.
De gemeente Haarlem deed op de volgende wijze onderzoek om de bestaande situatie goed in beeld te brengen:
- bouwblokonderzoek (2009);
- nadien zijn er in 2014, 2015 en 2016 meerdere locatiebezoeken gebracht aan het plangebied om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
- analyse van de luchtfoto's uit 2014, 2015, 2016 en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn;
- raadplegen van het gemeentelijke bouwarchief met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.
Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld. In het bestemmingsplan is er voor gekozen alle legale bebouwing die aanwezig was tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan positief te bestemmen.
6.3.2 Opbouw verbeelding
De verbeelding is opgebouwd uit de volgende elementen:
- bestemmingen;
- dubbelbestemmingen;
- aanduidingen.
De bestemmingen
De verbeelding geeft in verschillende kleuren de bestemmingen weer. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. In de regels is per bestemming aangegeven wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die betreffende bestemming. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.
De dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan vaak een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' gericht op de bescherming van het stadsgezicht en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Een andere dubbelbestemming is die voor diverse typen grotere leidingen, zoals in dit plan 'Leiding - Water', die worden opgenomen ter bescherming van de betreffende (hoofdtransport)leidingen.
Aanduidingen
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming nader of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen volgens de SVBP opgenomen:
- bouwvlakken;
- functieaanduidingen;
- bouwaanduidingen (zie ook paragraaf 6.4);
- maatvoeringsaanduidingen;
- figuren;
- gebiedaanduidingen.
1. bouwvlakken
Bouwvlakken zijn een noodzakelijk onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen veelal ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt echter vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, omdat daar minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.
In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het geldende beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen. De bebouwingsgrens aan de openbare weg wordt de rooilijn genoemd.
2. functieaanduidingen
Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een uitdrukkelijke verruiming daarvan of juist een beperking. Zo komt in het Rozenprieel de aanduiding horeca van een specifieke categorie een aantal malen voor.
3. bouwaanduidingen
Alle aanduidingen voor de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet, voor zover van toepassing, van de in de SVBP genoemde bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het toch nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding gaat.
In het bestemmingsplan Rozenprieel worden zaken met betrekking tot verschijningsvorm in de regels beschreven. Een bouwaanduiding die bijvoorbeeld op de verbeelding voorkomt is 'onderdoorgang'. Ook zijn er specifieke bouwaanduidingen opgenomen, te weten:
- specifieke bouwaanduiding - bijzondere dakopbouw;
- specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak;
- specifieke bouwaanduiding - opbouw;
- specifieke bouwaanduiding - opbouw 1;
- specifieke bouwaanduiding - opbouw 2;
- specifieke bouwaanduiding - opbouw 3;
- specifieke bouwaanduiding - orde 1;
- specifieke bouwaanduiding - orde 2;
- specifieke bouwaanduiding - recht optrekken achterzijde.
De 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' en de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' worden overgenomen van de waarderingskaart. Afhankelijk van welke ordewaardering is toegekend zijn er specifieke bouwregels en maatvoeringsaanduidingen aan een bouwwerk toegekend. Veel andere specifieke bouwaanduidingen worden overgenomen van de trendkaart zoals bijgevoegd als bijlage 2. De reden om deze aanduiding op de verbeelding aan te geven is veelal de verwijzing in de bouwregels naar de bestemmingen met een trend aanduiding.
4. maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben in dit bestemmingsplan betrekking op afmetingen, zowel voor het bouwen als voor het gebruik.
Mede afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met één of meer van de volgende aanduidingen:
- maatvoeringsvlak;
- maximum goothoogte (m);
- minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m);
- maximum bouwhoogte (m);
- maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), dakhelling (graden);
- bebouwingspercentage (%);
- bouwhoogte (m);
- goothoogte (m).
De hoogtes zijn geïnventariseerd door een bouwblok onderzoek. De opgenomen maten zijn gecontroleerd en indien correct overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.
Maatvoeringsvlak
Een maatvoeringsvlak geeft aan dat op dat vlak één of meerdere maatvoeringsaanduidingen van toepassing zijn. Vaak is dit gekoppeld aan een (deel van een) bouwvlak en geeft een maatvoeringsvlak de verschillende hoogtes weer. In enkele gevallen is bestaande bebouwing in tuinen hoger dan de bestemmingsregels standaard toestaan. Dan wordt een maatvoeringsvlak om de betreffende bebouwing geplaatst met daarin een aanduiding 'maximum goothoogte (m)' of 'maximum bouwhoogte (m)'.
Maximum goothoogte (m)
Deze maatvoeringsaanduiding is opgenomen voor panden buiten het beschermde stadsgezicht zonder orde-aanduiding. Ook orde-panden buiten het beschermde stadsgezicht met aanzienlijke onbenutte bouwmogelijkheden zijn voorzien van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' (of 'maximum bouwhoogte (m)'). Daarbij is de maximale goothoogte overgenomen uit het bestemmingsplan Rozenprieel uit 2004. Er mag boven de goot nog een kap of een opbouw worden gerealiseerd. In de bouwregels zijn daarvoor regels opgenomen.
Minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)
De aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' wordt in twee verschillende situaties toegepast.
Ten eerste voor cultuurhistorisch waardevolle bebouwing met een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' of 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' waarbij er nog sprake is van aanzienlijke onbenutte bouwmogelijkheden. De minimale hoogte is de bestaande hoogte in hele meters afgerond naar boven. De maximale hoogte is de hoogte die is overgenomen uit het bestemmingsplan Rozenprieel uit 2004.
Ten tweede voor gebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het beschermde stadsgezicht. De minimale hoogte garandeert een ondoorbroken bebouwingswand. De maximale hoogte is de hoogte die is overgenomen uit het bestemmingsplan Rozenprieel uit 2004.
Maximum bouwhoogte (m)
Deze maatvoeringsaanduiding is opgenomen voor panden buiten het beschermde stadsgezicht zonder orde-aanduiding. Ook orde-panden buiten het beschermde stadsgezicht met aanzienlijke onbenutte bouwmogelijkheden zijn voorzien van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'. Daarbij is de maximale bouwhoogte overgenomen uit het bestemmingsplan Rozenprieel uit 2004. Als bouwwerken al dusdanig hoog zijn ten opzichte van de omgeving dat een kap of opbouw ongewenst is, wordt een maximaal toegestane bouwhoogte opgenomen.
Maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), dakhelling (graden)
Deze maatvoeringsaanduiding geeft zowel de maximum goothoogte, de maximum bouwhoogte en de maximaal toegestane dakhelling aan in graden. Deze aanduiding is toegekend aan de gronden met het adres Korte Poellaan 17-19.
Bebouwingspercentage (%)
De maatvoeringsaanduiding 'bebouwingspercentage (%)' wordt gebruikt voor bouwvlakken die niet geheel mogen worden bebouwd. Deze maatvoeringsaanduiding geeft aan hoeveel procent van een bouwvlak maximaal bebouwd mag worden. Deze aanduiding wordt in dit bestemmingsplan alleen gebruikt binnen de bestemming 'Woongebied - Koningshof'.
Bouwhoogte (m)
De hoogbouw van het Europan-project aan het Spaarne is voorzien van de aanduiding 'bouwhoogte (m)'. Gezien de samenhang en de kwaliteit van dit project is het van belang om de bestaande hoogte van de bebouwing te handhaven.
Goothoogte (m)
De hoofdbebouwing van het Europan-project, met uitzondering van de hoogbouw aan het Spaarne, is voorzien van de aanduiding 'goothoogte (m)'. Gezien de samenhang en de kwaliteit van dit project is het van belang om de bestaande hoogte van de bebouwing te handhaven.
5. figuren
Er zijn in de praktijk aanduidingen die voor een goede planologische regeling van belang kunnen zijn, maar die niet zijn op te nemen als gebiedsaanduiding, functieaanduiding, bouwvlak, bouwaanduiding of maatvoeringaanduiding. In die gevallen wordt gebruik gemaakt van een figuur. Dit bestemmingsplan hanteert de figuren 'gevellijn' en 'hartlijn leiding - water'.
6. gebiedsaanduidingen
Een gebiedsaanduiding verwijst naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels, in dit geval artikel 25.
6.3.3 Stedenbouwkundig instrumentarium
Om de bestaande kwaliteiten vast te leggen en ruimte te bieden aan kleinschalige uitbreidingen is het volgende stedenbouwkundige instrumentarium gehanteerd. Per onderdeel worden de uitgangspunten beschreven.
Voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is de lijn waar de voortuin of de openbare weg (bij afwezigheid van een voortuin) de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. De voorgevelrooilijn is dus een belangrijke vormgever van de (historische) kenmerken van het plangebied.
Uitgangspunt: De voorgevelrooilijn volgt de voorgevel. Bij erkers in twee lagen wordt de erker in de rooilijn opgenomen anders wordt de erker in de tuinbestemming geregeld.
Achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is de bouwgrens aan de achterzijde van een bouwvlak.
Uitgangspunt: Uitbreidingsmogelijkheden zijn veelal te vinden aan de informele tuinzijde van een bouwblok. Dit is de achter- en/of zijtuin. Afhankelijk van de diepte van het bouwblok is er in dit bestemmingsplan voor gekozen de achtergevelrooilijn achter de bestaande achtergevel te leggen. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt de woning in meerdere lagen te vergroten. Belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van de bouwdiepte is de te verwachten invloed op de woonkwaliteit van de directe woonomgeving.
Bouwvlak
Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en 'bouwwerken geen gebouw zijnde' zijn toegelaten. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Uitgangspunt: Een bouwvlak wordt overwegend geplaatst om aaneengesloten hoofdbebouwing. De bouwgrens aan de straatzijde van het bouwvlak is de voorgevelrooilijn. De bouwgrens aan de achterzijde is de achtergevelrooilijn.
Bestemmingsvlakken
De diverse bestemmingen worden met een bestemmingsvlak verbeeld. Behalve dat een bestemmingsvlak de geldende functie aangeeft zijn er in de bouwregels ook bestemmingsspecifieke regels opgenomen.
Uitgangspunt: Niet alle bouwmogelijkheden zijn direct zichtbaar op de verbeelding. Bebouwingsmogelijkheden worden per bestemming geregeld door middel van bouwregels.
Hoogtes
Bouwvlakken zijn veelal voorzien van een bouwaanduiding die aangeeft hoe hoog mag worden gebouwd. Als een bouwvlak met een goothoogte is aangeduid mag boven de goothoogte nog een kap of een opbouw worden gebouwd.
Uitgangspunten: Over het algemeen worden bestaande goot/bouwhoogtes overgenomen uit het dan geldende bestemmingsplan.
Een belangrijke drager voor de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zijn de cultuurhistorisch waardevolle objecten. De in het cultuurhistorisch onderzoek benoemde objecten worden waar mogelijk extra beschermd door in de regels de bestaande goot- of bouwhoogte te fixeren.
Bebouwing op de 'Tuin - 2' bestemming is alleen voorzien van een hoogte als de hoogte afwijkt van wat er in de bouwregels is toegestaan.
Daklandschap
De kappen, dakopbouwen en platte daken van de individuele panden en bijgebouwen vormen samen het daklandschap. De karakteristiek van het daklandschap van het plangebied is grofweg te verdelen in vier typologieën met elk een eigen aanpak.
- Het historische daklandschap binnen het beschermde stadsgezicht met verschillende dakvormen op pandniveau.
Uitgangspunten: Kap en dakvorm dienen gehandhaafd te blijven tenzij een aanpassing leidt tot het herstel of verbetering van het daklandschap.
- De stadsvernieuwing met de eenvormigheid per blok/segment.
Uitgangspunten: kwaliteit behouden. Bouwenvelop volgt bebouwing.
- Bouwkundige eenheden met een trendaanduiding.
Uitgangspunten: aansluiten op de ingezette trend. Door aan te sluiten op de trend is wildgroei van verschillende ingrepen in het dak en daardoor verrommeling van het straatbeeld uitgesloten.
- Andere daken en kappen.
Uitgangspunten: panden met een individuele uitstraling mogen bouwen binnen een vaste contour. De keuze voor een opbouwtype of kap wordt vrijgelaten.
6.4 Hoofdopzet Waarderingskaart
Voor het plangebied is een waarderingskaart voor de gebouwde omgeving opgesteld. De waarderingskaart is een bijlage bij de toelichting. Op de waarderingskaart zijn alle panden binnen het plangebied gewaardeerd. Doel van deze kaart is de bebouwing vast te leggen in een indeling in verschillende ordes, die zijn gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels en op de verbeelding. Deze waardering is uitgevoerd om te komen tot op maat gesneden bestemmingsplanregels die recht doen aan de bestaande cultuurhistorische waarden in het plangebied. De onderverdeling van de verschillende gebouwde objecten in respectievelijk orde 1, orde 2, orde 3 en nieuwbouw is tot stand gekomen op basis van visuele inspecties en globaal onderzoek.
Bij dat onderzoek is gekeken naar drie hoofdthema's:
- de stedenbouwkundige waarde: dit blijkt uit situering, markering stadsbeeld, mate van representatie van de vormgeschiedenis van de stad e.d.;
- de architectonische, bouwhistorische en/of kunsthistorische waarde: dit blijkt uit kwaliteit gevelcompositie en ruimtelijk concept, bouwgeschiedenis e.d.;
- de cultuurhistorische waarde: dit blijkt uit de cultuur- of sociaaleconomische waarde, verschijningsvorm, plaats in de geschiedenis van het bouwen, betekenis voor de geschiedenis van de techniek e.d.
Daarbij beperkte de beoordeling zich in de regel tot het exterieur. Regelmatig is ook gebruik gemaakt van andere bronnen zoals archiefstukken.
De volgende elementen worden onderscheiden op de waarderingskaart:
- orde 1: rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, beschermd door de Monumentenwet 1988; de lijst met monumenten is opgenomen in bijlage 7 bij de toelichting;
- orde 2: beeldbepalende bouwwerken ouder dan 50 jaar, die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn; de lijst met de redengevende omschrijving per orde 2 bouwwerk is opgenomen in bijlage 3 bij de toelichting;
- orde 3: bouwwerken ouder dan 50 jaar zonder architectonische, bouwhistorische of stedenbouwkundige meerwaarde binnen het beschermde stadsgezicht;
- nieuwbouw: bouwwerken jonger dan 50 jaar binnen het beschermde stadsgezicht;
- ensembles: in de vormgeving van verschillende gebouwen wordt de suggestie gewekt dat het om een groter gebouw gaat;
- seriebouw: een aantal gebouwen naast elkaar dat in dezelfde architectuur is uitgevoerd.
Het niet-cultuurhistorisch waarderen van panden jonger dan 50 jaar betekent niet dat deze panden geen waarde hebben. De gemeente hanteert het uitgangspunt dat om een goed oordeel te kunnen geven over een gebouwd object het nodig is om een zekere afstand in de tijd te hebben. Door de afstand in tijd is het makkelijker een gebouwd object los te zien van de emoties rondom het ontstaansproces. Ook kan er pas na langere tijd bepaald worden hoe het pand gezien kan worden in zijn tijd; als een typische representant van zijn periode of juist als een uniek en uitzonderlijk object. Tenslotte is het vaak pas na een tijd mogelijk om goed te beoordelen hoe het object zich gedraagt in zijn omgeving en of het bijvoorbeeld mooi veroudert.
6.5 Overzicht Bouwmogelijkheden Op/in Het Dak
Het dak en/of de kap biedt ruimte aan diverse uitbreidingsmogelijkheden. In de volgende subparagrafen is een overzicht gegeven van de bouwmogelijkheden op en in het dak die zijn opgenomen in de algemene bouwregels zoals genoemd in artikel 23 en in een aantal gevallen de regels voor het beschermde stadsgezicht zoals opgenomen in artikel 20. Naast de standaardregels voor dakkapellen, kappen en dakterrassen zijn de diverse in het plan voorkomende trends beschreven en gevisualiseerd.
6.5.1 Kapvormen
Het uitgangspunt is eenheid en aansluiting op de trend als er een trend aanwezig is. Dit geldt zowel voor het volume als voor de materialisering.
In de basis bestaat een kap uit twee of meer dakvlakken die onder een hoek tussen de 30 en 70 graden samenkomen in een nok. Waar een kap grenst aan openbaar toegankelijk gebied of niet wordt 'opgesloten' tussen bebouwing dient ook daar het dakvlak of dienen ook daar de dakvlakken te worden afgeschuind.
Een variant op de kap is het veel voorkomende mansardedak. De bovenste dakvlakken hebben veelal een hellingshoek die kleiner is dan 30 graden. De algemene bouwregels voorzien in die mogelijkheid.
Een andere variant is een gedeeltelijk plat dak. Indien het platte deel van het dak minder bedraagt dan de helft van de diepte of de breedte van het gebouw wordt dit nog steeds als kap gezien.
De kapvormen van orde 1 en orde 2 gebouwen dienen gehandhaafd te blijven. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid af te wijken indien het toevoegen van een kap of het wijzigen van een kapvorm gezien wordt als een herstel of een verbetering van het historische daklandschap.
Tabel 11: bouw- en afwijkingsmogelijkheden kapvormen
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.2 Dakkapellen
In kappen en afgeschuinde dakvlakken bestaat de mogelijkheid om middels een dakkapel de (woon)ruimte in de kaplaag te vergroten. In tabel 10 zijn de diverse basisbouwmogelijkheden en ook de afwijkingsmogelijkheden gevisualiseerd.
Tabel 10: bouw- en afwijkingsmogelijkheden dakkappelen
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.3 Opbouw (70-70)
Het uitgangspunt is eenheid en aansluiting op de trend voor zover deze aanwezig is. Dit geldt voor zowel het volume als de materialisering. Een dakopbouw mag maximaal 3 meter boven de maximale goothoogte worden gebouwd, rekening houdend met de aangegeven hellingshoeken en daartussen voorzien van een platte afdekking.
Als er al opbouwen aanwezig zijn met een flauwere dakhelling aan de voorzijde dan dient hierop te worden aangesloten.
Op hoeken dienen in ieder geval de naar de openbare weg gekeerde dakvlakken te worden afgeschuind.
De achterkant mag recht worden uitgevoerd binnen de contour '70 graden voor, 3 meter hoog en 70 graden achter'. De achtergevel mag recht worden opgetrokken mits wordt voldaan aan voldoende afstand ten opzichte van omliggende bebouwing zoals weergegeven in de regels.
De uitbreiding biedt mogelijkheid tot het vergroten van de woonkwaliteit passend in het straatbeeld en schaal. Een dergelijke uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van de privacy en bezonning van de omwonenden.
Tabel 12: bouwmogelijkheden opbouw (70-70)
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.4 Opbouw 1
Het uitgangspunt is eenheid en aansluiting op de trend zowel voor wat betreft volume als materialisering. De hoogte van de dakopbouw mag maximaal 3 meter boven de goothoogte liggen. De voorzijde dient minimaal 1 meter terug te liggen aan de straatzijde(n).
De achterkant mag recht worden uitgevoerd binnen de contour '70 graden voor, 3 meter hoog en 70 graden achter'.
De achtergevel mag recht worden opgetrokken mits wordt voldaan aan voldoende afstand ten opzichte van omliggende bebouwing zoals weergegeven in de regels. Deze uitbreiding biedt de mogelijkheid tot het vergroten van de woonkwaliteit die past in het straatbeeld en schaal. Een dergelijke uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van de privacy en bezonning van de omwonenden.
Met een omgevingsvergunning kan van deze regels worden afgeweken, om toe te staan om 50% te bouwen op de voorgevelrooilijn. Er wordt aan deze afwijkingsmogelijkheid meegewerkt indien wordt aangesloten op een trend.
Tabel 13: bouw- en afwijkingsmogelijkheden opbouw 1
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.5 Opbouw 2
De panden aan de Jan Huygenstraat en de Casteleynstraat zijn beeldbepalende panden. De karakteristieke arbeiderswoningen uit omstreeks 1900 zijn redelijk gaaf gebleven. Uitbreiding van deze woningen is toegestaan, mits het karakteristieke staatbeeld gehandhaafd blijft.
Het uitgangspunt daarbij is eenheid en aansluiting op de trend zoals gerealiseerd op de Jan Huygenstraat 10, zowel voor wat betreft volume als materialisering. De hoogte van de dakopbouw mag maximaal 6 meter boven de bestaande goothoogte aan de voorzijde bedragen. De voorzijde blijft ongewijzigd, met uitzondering van verlenging van het bovenste dakvlak van de bestaande mansardekap.
De achterzijde van de eerste bouwlaag mag tot 3 meter boven de bestaande goothoogte aan de voorzijde recht worden opgetrokken. De bovenste bouwlaag dient te worden afgeschuind met een dakvlak onder een hellingshoek van 70 graden.
Tabel 14: bouwmogelijkheden opbouw 2
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.6 Opbouw 3
De panden aan de Weversstraat zijn beeldbepalende panden. De karakteristieke arbeiderswoningen uit omstreeks 1900 zijn redelijk gaaf gebleven. Uitbreiding van deze woningen is toegestaan, mits het karakteristieke straatbeeld gehandhaafd blijft.
Het uitgangspunt daarbij is eenheid en aansluiting op de trend zoals gezet op Weversstraat 16. Zowel voor wat betreft volume als materialisering. De hoogte van de dakopbouw mag maximaal 6 meter boven de bestaande goothoogte bedragen. De voorzijde blijft, met uitzondering van verlenging van het onderste dakvlak van de aanwezige mansardekap, ongewijzigd.
De achterzijde van de eerste bouwlaag mag tot 3 meter boven de bestaande goothoogte aan de voorzijde recht worden opgetrokken. De bovenste bouwlaag dient te worden afgeschuind met een dakvlak onder een hellingshoek van 70 graden.
Tabel 15: bouwmogelijkheden opbouw 3
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.7 Bijzondere dakopbouw
Kenmerkend voor het Europan-project is de afdekking van de woningen met een bolle kapvorm. De verbijzonderingen in de vorm van geveloptrekkingen aan de Kampersingel en de hoekwoningen aan de Koningsteinstraat zijn met een te handhaven bouwhoogte op de verbeelding aangegeven.
Het uitgangspunt is behoud en aansluiten op de bestaande trend.
Tabel 16: bouwmogelijkheden bijzondere dakopbouw
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.8 Recht optrekken achterzijde
De achtergevel mag recht worden opgetrokken aan de achterzijde tot maximaal 4 meter boven de maximale goothoogte. De bestaande nokhoogte mag hierbij niet worden overschreden.
De uitbreiding biedt de mogelijkheid tot het vergroten van de woonkwaliteit die passend is in het straatbeeld en voor wat betreft de schaal. Een dergelijke uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van de privacy en bezonning van de omwonenden.
Tabel 17: bouwmogelijkheden recht optrekken achterzijde
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.9 Lessenaarsdak
Eén van de zijgevels mag recht worden opgetrokken tot maximaal 3 meter boven de maximale goothoogte.
In het geval van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' gaat het om een bestaande dakvorm die op deze manier is opgenomen omdat een dergelijke kapvorm niet binnen de standaardregels past
Tabel 18: bouwmogelijkheden lessenaarsdak
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
6.5.10 Dakterrassen
Tabel 19: bouwmogelijkheden dakterrassen
Zie voor de bouwregels 23.1.1.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid En Handhaving
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen als het kostenverhaal bij bouwplannen niet is verzekerd.
Het bestemmingsplan Rozenprieel maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop- of nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.
De plankosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente Haarlem. Bij nieuwe ontwikkelingen worden eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer afgewenteld via een overeenkomst. Er doen zich geen situaties voor waarin op voorhand aangenomen moet worden dat een dergelijke afwenteling niet mogelijk is. Overigens wordt planschade tot op zekere hoogte geacht tot het maatschappelijk risico te behoren, en komt planschade niet voor vergoeding in aanmerking voor zover deze voorzienbaar is.
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid En Overleg
7.2.1 Wettelijk vooroverleg
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept van het bestemmingsplan toegezonden aan:
1. Hoogheemraadschap van Rijnland;
2. Connexxion;
3. Brandweer Kennemerland;
4. Koninklijke Horeca Nederland Afdeling Haarlem;
5. Kamer van Koophandel kantoor Amsterdam;
6. Milieufederatie Noord-Holland;
7. Alliander;
8. Liander;
9. Waternet;
10. Wijkraad Rozenprieel;
11. Elan Wonen;
12. Pré Wonen;
13. Ymere.
Dit bestemmingsplan wordt op het internet gepubliceerd. De werking van de Wet bescherming persoonsgegevens strekt zich niet uit tot gegevens over ondernemingen die behoren tot een rechtspersoon. Deze namen zijn daarom ook niet geanonimiseerd. Dit geldt ook voor personen die beroepsmatig betrokken zijn bij de procedure (namen van advocaten, gemachtigden e.d.).
Door onderstaande instanties is een overlegreactie ingediend:
1. Pré Wonen, gedagtekend op 13 januari 2015;
2. Brandweer Kennemerland, gedagtekend op 27 januari 2015;
3. Hoogheemraadschap van Rijnland, gedagtekend op 28 januari 2015;
4. Wijkraad Rozenprieel, gedagtekend op 9 maart 2015.
De ingediende overlegreacties van bovengenoemde instanties zijn in het hiernavolgende samengevat en beantwoord. Het kan zijn dat wij een deel van de reactie niet of niet helemaal beschrijven. Dan hebben wij bij de beantwoording toch rekening gehouden met dat deel. De overlegreacties zijn als bijlage 22 bij het bestemmingsplan gevoegd.
1. Pré Wonen
Samenvatting overlegreactie
Gevraagd wordt of het toegestaan is om zelfstandige woningen te realiseren in het complex aan de Asterstraat 9-11 als de nu aanwezige bijzondere doelgroep het pand verlaat. Voor het complex De Roos aan de Tybautstraat 1 wordt gevraagd waarom dit complex de bestemming 'Maatschappelijk' heeft gekregen terwijl er sprake is van een zelfstandige woonvorm. Alleen het deel tussen de woningen in heeft een maatschappelijke functie.
Antwoord overlegreactie
Het complex aan de Asterstraat 9-11 heeft de bestemming 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'wonen'. Op basis van artikel 9, eerste lid sub c van de regels is het toegestaan om zelfstandige woningen te realiseren ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen'.
Het bestemmingsplan Rozenprieel is een op hoofdlijnen consoliderend bestemmingsplan. Uitgangspunt is veelal het overnemen van de huidige bestemming. Voor het complex De Roos geldt in het bestemmingsplan dat is vastgesteld in 2004 de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden + Woondoeleinden'. Deze bestemming komt overeen met de toegekende bestemming 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'wonen'. Deze bestemming wordt geschikt geacht vanwege de flexibiliteit die de bestemming biedt. Zowel maatschappelijke functies als de functie wonen zijn toegestaan.
Wijzigingen in het bestemmingsplan
Om te verduidelijken dat de functieaanduiding 'wonen' binnen de bestemming 'Maatschappelijk' ook zelfstandige woningen toestaat is dit toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van 'Maatschappelijk' in paragraaf 6.2.2 van de toelichting.
2. Brandweer Kennemerland
Samenvatting overlegreactie
Aan het bestemmingsplan zijn geen externe veiligheidsaspecten verbonden. Er zijn in de huidige situatie of in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen gesitueerd. Het is dan ook niet noodzakelijk om maatregelen te treffen om de risico's te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten.
Antwoord overlegreactie
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Wijzigingen in het bestemmingsplan
Er komen geen wijzigingen naar aanleiding van deze reactie.
3. Hoogheemraadschap van Rijnland
Samenvatting overlegreactie
Het hoogheemraadschap heeft geen opmerkingen op het plan. Wel constateert het hoogheemraadschap dat de regels genoemd in 14.2.e en f. zijn gebaseerd binnenkort vervallen. Gewezen wordt op de nieuwe regels die het hoogheemraadschap gaat vaststellen.
Antwoord overlegreactie
De gemeente verzoekt het hoogheemraadschap uitsluitsel te geven over de inhoud van de nieuwe regels voor wat betreft 14.2.e en f. en de termijn waarop de nieuwe regels in werking treden. Ook verzoekt de gemeente het hoogheemraadschap uitsluitsel te geven over het voldoen aan een positieve watertoets.
Wijzigingen in het bestemmingsplan
Er komen geen wijzigingen naar aanleiding van deze reactie.
4. Wijkraad Rozenprieel
Samenvatting overlegreactie
Bouw- en goothoogtes
De wijkraad merkt op dat de intekening van bouw- en goothoogtes in het bestemmingsplan weinig precies is en verzoekt de systematiek van bouwhoogtes volledig te maken door naast goothoogtes ook maximaal toegestane bouwhoogtes aan te geven op de verbeelding. In het overgrote deel van de wijk zijn slechts maximale goothoogtes aangegeven, waarboven op grond van artikel 20 van de regels kappen mogelijk zijn tot maximaal 4 meter hoog. In een deel van de wijk zijn trends aangewezen die de mogelijkheden voor opbouwen verder beperken. De wijkraad meent dat kappen van 4 meter boven de goothoogte in grote delen van de buurt waar laagbouw de norm is, te hoog is.
Koningstein
De wijkraad meent dat ter plaatse van de locatie Koningstein het bestemmingsplan niet consoliderend kan zijn gelet op vergevorderde besluit- en planvorming over de herontwikkeling van deze locatie. De wijkraad verzoekt om de bereikte overeenstemming en de afspraken uit het Plan van Aanpak op te nemen in het bestemmingsplan. De wijkraad stelt voor om een uitwerkingsplicht met gestelde specifieke eisen en een bouwverbod op te nemen.
Perceel Edelweiss
De wijkraad verzoekt om het hele pand aan het Zuider Buiten Spaarne 30 als beeldbepalend bouwwerk ouder dan 50 jaar aan te duiden. De wijkraad verwijst daarbij naar de uitgevoerde oriënterende studie van bureau Entremedio en naar het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 25 februari 2014 met kenmerk 2014/21874. De wijkraad is van mening dat het college met dat besluit de historische waarde van het pand aan het Zuider Buiten Spaarne 30 bekrachtigde. De wijkraad verzoekt om een volledige intekening van goothoogtes voor het complex Edelweiss volgens de bestaande bebouwing en vraagt om de bestaande goot- en/of bouwhoogte vast te leggen zoals gebruikelijk is voor beeldbepalende bouwwerken. Ten derde verzoekt de wijkraad om de oorspronkelijke binnentuin van 'Edelweiss', achter en naast het Zuider Buiten Spaarne 24-30, als beeldbepalend bouwwerk ouder dan 50 jaar aan te duiden en de binnentuin te bestemmen als 'Tuin - 1' . De wijkraad wijst erop dat in het besluit van het college met kenmerk 2014/21874 staat dat de zijgevel grenzend aan de binnentuin wordt vrijgemaakt van de bestaande illegale bijgebouwen en vervolgens gerestaureerd, en dat de binnentuin niet bebouwd mag worden. Ook is volgens de wijkraad afgesproken dat er niet op het binnenterrein geparkeerd mag worden en dat de parkeerbehoefte buiten het Edelweiss-complex wordt opgelost. De wijkraad wil voorkomen dat tegen de zijgevel gebouwd kan worden en dat op het binnenterrein wordt geparkeerd.
Hannie Schaftschool
De wijkraad verzoekt de verschillende bestaande hoogtes van het schoolgebouw aan de Linschotenstraat 57a aan te geven op de verbeelding. De wijkraad meent dat onder andere de muren van het schoolplein grenzend aan het Zuider Buiten Spaarne en mogelijk ook aan de achterzijde van het gebouw een monumentale status hebben of een beeldbepalend bouwwwerk ouder dan 50 jaar zijn. Als dit het geval is vraagt de wijkraad om in het bestemmingsplan aan te geven dat het om een monumentaal respectievelijk beeldbepalend bouwwerk ouder dan 50 jaar gaat.
Voortingplantsoen
De wijkraad verzoekt om het Voortingplantsoen als 'Groen' te bestemmen om zodoende uit te sluiten dat hierop geparkeerd kan worden. De wijkraad wijst er onder vermelding van het gemeentelijke speelruimtebeleid op dat het Voortingplantsoen is aangewezen als speelplek en de wijkraad tegen vermindering van speelplekken in de buurt is.
Palmplein
De wijkraad meent dat het plein tussen de Klaverstraat en de Palmstraat (volgens de wijkraad bekend als het Palmplein) de bestemming 'Groen' moet krijgen om uit te sluiten dat hierop geparkeerd kan worden.
Stadslandbouw
De wijkraad verzoekt om 'stadslandbouw' binnen de bestemming 'Groen' toe te staan.
Bomen
De wijkraad verzoekt om een zogenaamde groenkaart met daarop alle bestaande groenvoorzieningen van de buurt, inclusief de drijftuinen in het Spaarne, op te nemen in het bestemmingsplan om het groenbeleid voor de wijk verder te sturen. De wijkraad stelt daarnaast voor om in de paragraaf over 'Groen' in hoofdstuk 3 van de toelichting aan te geven dat de volgende bomen in potentie monumentaal zijn:
- 1 grote plataan bij het Voortingplantsoen en de Rozenprieelstraat;
- 1 middelgrote iep bij de Rustenburgerlaan;
- 1 middelgrote populier, 1 middelgrote wilg en 1 middelgrote boom op het binnenterrein aan de Weversstraat;
- 1 middelgrote conifeer bij de Rustenburgerlaan 19;
- 1 middelgrote plataan bij de Krelagestraat;
- 4 grote acacia's in de Voorhelmstraat;
- 1 grote plataan Voorhelmstraat/Schneevoogtstraat;
- 2 grote elzen in de Voorhelmstraat;
- 8 bolacacia's in de Asterstraat;
- 1 grote wilg in de Tuin van Jonker;
- 1 grote wilg en 2 grote populieren bij de Kampersingel 44;
- 2 grote wilgen bij de Linschotenstraat 21;
- 2 grote iepen en 1 grote esdoorn naast Zuider Buiten Spaarne 24.
Tuin van Jonker
De wijkraad verzoekt om gelet op de uitgebreide voorbereiding en ontwikkeling van de Tuin van Jonker meer aandacht te besteden in tekst en beeld aan de voorgeschiedenis daarvan in de toelichting bij het bestemmingsplan.
Rafelranden en rommelstukjes grond
De wijkraad verzoekt in het bestemmingsplan op te nemen dat het een probleem is dat de in het plangebied veel aanwezige rafelranden en rommelstukjes grond, vaak vervallen en slecht onderhouden zijn en gebruikt worden als hondenpoepplaats of (grof-)afvaldump. Voor deze gebieden, zoals anonieme achterterreintjes, stegen en achterommen, verzoekt de wijkraad op te merken dat de gemeente verbeteringen van deze plekken in de wijk waar mogelijk ondersteunt en dat het de voorkeur verdient om waar mogelijk dergelijke gebieden voor ontwikkeling van particulier en/of (semi-)openbaar groen over te laten gaan in particulier bezit zoals het binnenterrein achter het Zuider Buiten Spaarne 36-56.
De wijkraad wijst erop dat er voor het hiervoor benoemde binnenterrein een initiatief bestaat om het terrein passend te bebouwen met garages en/of overkappingen met groene daken. De wijkraad verzoekt om de bestemming te wijzigen van 'Tuin - 2' met de aanduiding 'parkeerterrein' naar bijvoorbeeld 'Gemengd - 1' met een maximale bouwhoogte van 3 meter waar mogelijk en in overleg met direct omwonenden. De wijkraad meent dat de onderdoorgang tussen de panden aan het Zuider Buiten Spaarne 44 en 50 op de verbeelding moet worden opgenomen.
Woonschepen
De wijkraad stelt voor om de maatvoeringsrechten uit het geldende bestemmingsplan over te nemen in die zin dat er een vastgestelde ligplaatscontour geldt van 18,5 meter bij 4,5 of 7 meter op de juiste locatie met een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Als over de locatie onduidelijkheid bestaat dient die in overleg met bewoners en de wijkraad te worden vastgesteld. De wijkraad wijst er verder op dat een historisch woonschip dat de gestelde maatvoering overschrijdt, daarvoor ontheffing heeft op grond van de Verordening woonschepen.
De wijkraad ziet graag aan woonschepen de bestemming 'Wonen' toegekend om geen verschil te laten ontstaan tussen de gebruiksmogelijkheden van een woonschip en de gebruiksmogelijkheden ter plaatse van de woonfuncties op het land. Het gaat bijvoorbeeld om wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed&breakfast.
De wijkraad meent dat het oevergebruik onduidelijk is geregeld in het conceptontwerp en dat het gebruikelijk is om de oever ter plaatse van een woonschip aan te duiden en daarvoor regels en rechten op te stellen ongeacht de eigendomsverhoudingen.
Op de verbeelding is onterecht een aanduidingsvlak ingetekend tegenover het pand aan het Zuider Buiten Spaarne nummer 56. Dit is geen (woonschepen) ligplaats en is ook niet als zodanig bestemd in het geldende bestemmingsplan.
De wijkraad stelt voor om de drijvende groenvoorzieningen te bestemmen als 'Groen'.
Merenstoren
De wijkraad merkt op dat het perceel aan het Zuider Buiten Spaarne 84 onterecht is aangeduid met de naam 'Merenstoren'. De bedrijven van Merens en van Allard zijn juist beschreven. Van het bedrijf Merens rest slechts het vernoemde Merensplein. De toren behoorde tot de voormalige ijs- en pilsfabiek, waarvan alleen de brouwerij over is. De wijkraad meent dat de doelstelling moet zijn om de toren in oude luister te herstellen en het toevoegen van bouwrechten buiten de bestaande bebouwing slechts daarop te richten. De wijkraad verzoekt daarom de bouwrechten aan de achterzijde van de toren, die uitbouw met een trappenhuis mogelijk zouden maken, te laten vervallen en de nu aangegeven bouwgrond toe te voegen aan de openbare ruimte. Dit is volgens de wijkraad mogelijk doordat de horecafunctie niet mogelijk wordt gemaakt. De wijkraad dringt er op aan dat zij en direct omwonenden worden betroken bij het opstellen van een programma van eisen bij eventuele verkoop van het pand. Herstel in de oorspronkelijke staat moet volgens de wijkraad worden opgenomen in het programma van eisen.
Kamperstraat 2
De bebouwing tussen de Kamperstraat 2 en 4 bestaat uit twee bouwlagen maar heeft de bestemming 'Tuin - 2' met de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2'. De wijkraad vindt deze aanduiding ongebruikelijk en onwenselijk voor de bestemming 'Tuin - 2' en verzoekt om een motivering.
Overige opmerkingen
De wijkraad meent dat de aanduiding op de waarderingskaart 'ensembles en seriebouw' niet ter plaatse van het Zuider Buiten Spaarne 140-146 moet staan maar ter plaatse van het Zuider Buiten Spaarne 114 - 130.
De wijkraad wil niet dat in de toelichting wordt opgenomen dat de rugligging van de wijk naar het Spaarne als problematisch zou worden ervaren. Verder verzoekt de wijkraad om in het bestemmingsplan op te nemen dat de afwezigheid van groen en bomen als problematisch wordt ervaren.
Antwoord overlegreactie
Bouw- en goothoogtes
In de regels is bepaald dat op een aantal locaties moet worden aangesloten bij een trend. Veelal legt een trend beperkingen op voor de maximale hoogte van de toegestane kap. Hierdoor kan op een aantal locaties slechts een beperkt aantal dakvormen worden gerealiseerd zonder onevenredige aantasting van de woonkwaliteit van direct omwonenden. Voor de overige panden is een maximale contour aangegeven waarbinnen een kap moet worden gebouwd. Een dergelijke contour mag maximaal 4 meter hoog zijn met een hellingshoek tussen 30 en 60 graden. Deze systematiek maakt het opnemen van een maximale bouwhoogte naast een maximale goothoogte overbodig omdat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de woonkwaliteit van direct omwonenden en/of de stedenbouwkundige kwaliteit. Deze methodiek sluit aan bij de Nota dak en is een voortzetting van de rechten uit het geldende bestemmingsplan.
Koningstein
Ten tijde van het opstellen van het conceptontwerp van het bestemmingsplan was het nog onduidelijk hoe de herontwikkeling van het pand aan het Zuider Buiten Spaarne 22 uitgevoerd zou gaan worden. Daarom is in in het conceptontwerp de geldende planologisch-juridische situatie opgenomen. Ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan is er inmiddels voldoende duidelijkheid over een aanvaardbare planologisch-juridische herontwikkeling van deze gronden. De benodigde onderzoeken zijn uitgevoerd zodat aangetoond is dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening. De opgenomen planregeling is in overleg met een afvaardiging van de wijkraad Rozenprieel tot stand gekomen.
Perceel Edelweiss
Er is begin 2015 een uitgebreide bouwhistorische verkenning uitgevoerd. Deze verkenning is recenter dan de studie van bureau Entremedio. Naar aanleiding van de verkenning is gebleken dat het volledige hoofdgebouw een beeldbepalend gebouw is. Ook het voormalige wasserijgedeelte is op grond van de verkenning aan te merken als beeldbepalend gebouw.
Tussen het conceptontwerp en het ontwerp van het bestemmingsplan is de systematiek voor orde-panden aangepast. In het ontwerp geldt voor orde-panden dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' en specifieke bouwaanduiding - orde 2' de bestaande goot- en/of bouwhoogte veelal gehandhaafd dient te blijven. Om echter de bestaande bouwrechten binnen het plangebied zoveel mogelijk te respecteren, is voor alle ordepanden die nog aanzienlijke onbenutte bouwmogelijkheden hebben, ervoor gekozen om deze nog onbenutte bouwmogelijkheden vooralsnog te handhaven. Deze gebouwen zijn dan voorzien van een hoogteaanduiding. Voor het Edelweiss-complex betekent dit dat de hoofdbebouwing aan de voorzijde voorzien is van de aanduiding 'maximale goothoogte'. Voor het voormalige wasserijgedeelte geldt een te handhaven bouwhoogte. Dit ligt vast in de regels van het bestemmingsplan.
De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' betreft een bouwaanduiding. Voor een tuin wordt in principe geen bouwaanduiding toegekend. Voor bebouwing in een tuin is dat wel mogelijk. Maar op basis van de uitgevoerde bouwhistorische verkenning is er geen aanleiding om voor bouwwerken in de binnentuin een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' op te nemen.
Om ongewenste bebouwing voor de bijzondere zijgevel van het Edelweiss-complex niet mogelijk te maken wordt een groot deel van de binnentuin bestemd als 'Tuin - 1'. Aan de voormalige machinekamer en ter plaatse van mogelijke bebouwing aan de zuidwestzijde van het perceel wordt de bestemming 'Tuin - 3' toegekend. Deze bestemming staat volledige bebouwing toe met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
Tot slot wordt opgemerkt dat parkeren niet mogelijk is op onbebouwde gronden van de binnentuin.
Hannie Schaftschool
Tussen het conceptontwerp en het ontwerpbestemmingsplan is de systematiek voor orde-panden aangepast. In het ontwerpbestemmingsplan staat er bij de meeste panden geen hoogteaanduiding meer aangegeven. In plaats daarvan staat in de planregels dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' de bestaande goot- en/of bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Dit geldt ook voor de Hannie Schaftschool. Voor wat betreft de oostelijke tuinmuur op het schoolplein zijn er geen aanwijzingen dat het hier een monumentale muur betreft.
Voortingplantsoen
Het Voortingplantsoen is al jarenlang een volledig verhard plein. Het plein is op dit moment voor het grootste gedeelte in gebruik als speelplek. Het toekennen van de bestemming 'Groen' doet geen recht aan het feitelijke gebruik van het plein. De bestemming 'Groen' maakt namelijk alleen groenvoorzieningen, stadslandbouw, voet- en fietspaden en bij de bestemming behorende voorzieningen mogelijk. Het huidige gebruik is daarin niet passend. Wij onderschrijven dat sommige pleinen in de buurt belangrijk zijn om te behouden als verblijfsgebied. Voor deze gebieden, waaronder het Voortingplantsoen, nemen wij daarom de aanduiding 'parkeren uitgesloten' op. Ter plaatse van deze aanduiding zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan.
Palmplein
Het plein tussen de Klaverstraat en de Palmstraat is voor een groot deel verhard. Het toekennen van de bestemming 'Groen' doet geen recht aan het feitelijke gebruik van het plein. De bestemming 'Groen' maakt namelijk alleen groenvoorzieningen, stadslandbouw, voet- en fietspaden en bij de bestemming behorende voorzieningen mogelijk. Het huidige gebruik is daarin niet passend. Wij onderschrijven dat sommige pleinen in de buurt belangrijk zijn om te behouden als verblijfsgebied. Voor deze gebieden, waaronder het plein tussen de Klaverstraat en de Palmstraat, nemen wij daarom de aanduiding 'parkeren uitgesloten' op. Ter plaatse van deze aanduiding zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan.
Stadslandbouw
De gemeente Haarlem wil waar mogelijk stadslandbouw stimuleren binnen de gemeente. Daarom is stadslandbouw mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Verkeer'. Om de ontwikkeling van stadslandbouw verder te stimuleren kan stadslandbouw ook binnen de bestemming 'Groen' mogelijk worden gemaakt.
Bomen
Op meerdere manieren biedt het bestemmingsplan bescherming voor groen en bomen in het plangebied. De openbare ruimtes met een voornamelijk groene inrichting krijgen de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming gelden strikte bouwregels. Daarnaast biedt het bestemmingsplan bescherming aan de groeiplaats van de monumentale plataan in de Voorhelmstraat nabij het kruispunt met de Schneevoogtstraat door hier een dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' voor op te nemen. De boom zelf geniet bescherming op basis van de Bomenverordening. De drijftuinen waar de wijkraad op doelt zijn positief bestemd in dit bestemmingsplan binnen de bestemming 'Water'. Gelet op het hiervoor vermelde zijn wij van mening dat groen binnen het plangebied in voldoende mate wordt beschermd op basis van dit bestemmingsplan.
Met iedere boom, ongeacht opname op de monumentale bomenlijst, dient zorgvuldig te worden omgegaan. Monumentale bomen kunnen alleen tot dat stadium zijn gegroeid doordat zij de kans hebben gehad om tot volle wasdom te komen. Van de bomen die de wijkraad aanbeveelt, is er één geregistreerd in de monumentale bomenlijst. Het betreft de plataan in de Voorhelmstraat nabij het kruispunt met de Schneevoogtstraat. Deze boom is gekwalificeerd als waardevol. Dat betekent dat deze boom op een buitengewone manier bijdraagt aan stads- en landschapsschoon (beeldbepalende waarde) en heeft een buitengewone waarde voor recreatie en leefbaarheid.
Een boom wordt op de monumentale bomenlijst van de gemeente Haarlem opgenomen als de boom aan twee voorwaarden voldoet. Ten eerste is de leeftijd van de boom minimaal 50 jaar. Een uitzondering kan gemaakt worden voor bijvoorbeeld een herdenkingsboom, een boom met een grote dendrologische waarde en toekomstbomen. De bomen mogen niet in een onherstelbare slechte conditie verkeren en volledig verval van de boom mag niet binnen tien jaar te verwachten zijn. Ten tweede moet er sprake zijn van minimaal één van de volgende specifieke kenmerken:
- buitengewone natuur- en milieuwaarde;
- buitengewoon stads- en landschapsschoon en beeldbepalende waarde;
- buitengewone cultuurhistorische waarde;
- buitengewone waarde voor recreatie en leefbaarheid;
- dendrologische zeldzame soort;
- toekomstbomen;
- geregistreerd op de nationale lijst van monumentale bomen van de Bomenstichting.
Los van de plataan in de Voorhelmstraat nabij het kruispunt met de Schneevoogtstraat voldoen de overige genoemde bomen niet aan de criteria zoals hiervoor genoemd.
Tuin van Jonker
De Tuin van Jonker is een prominente plek in de buurt. Omdat het een reeds afgeronde ontwikkeling betreft is een uitgebreide beschrijving van het project niet noodzakelijk. Gelet op het belang van de Tuin van Jonker is extra aandacht hiervoor in de toelichting echter op zijn plaats.
Rafelranden en rommelstukjes grond
De inrichting van de openbare ruimte regelt een bestemmingsplan niet. Het bestemmingsplan geeft slechts aan welke functies in de openbare ruimte mogelijk zijn en welke bouwregels er gelden.
Er worden slechts bij uitzondering stukjes openbare grond aan particulieren verkocht, het gemeentelijke beleid is erop gericht deze stukjes openbare grond (bij particulieren) in beheer te geven.
Uit nader onderzoek is gebleken dat het binnenterrein achter de panden aan het Zuider Buiten Spaarne 36-56 met name wordt gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen. Deels betreft het parkeren voor de bewoners van de woningen aan het Zuider Buiten Spaarne 36-56, en deels voor de aan het binnenterrein gevestigde bedrijfsfuncties. De bestemming 'Gemengd - 1' is voor dergelijk gebruik de meest geëigende. Om te voorkomen dat op het binnenterrein bebouwing wordt opgericht, krijgt het binnenterrein met uitzondering van bestaande legale bebouwing geen bouwvlak.
De onderdoorgang tussen de panden aan het Zuider Buiten Spaarne 44 en 50 was foutief niet opgenomen in het conceptontwerp. Dit is hersteld in het ontwerpbestemmingsplan.
Woonschepen
Ingevolge de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) worden woonschepen(ligplaatsen) binnen de bestemming 'Water' opgenomen met een functieaanduiding 'woonschepenligplaats'. Nu in de huidige bestemmingsbepaling slechts aangegeven wordt dat binnen de bestemming 'Water' een woonschepenligplaats mogelijk is, ontbreekt in feite de relatie met de functie wonen. In het ontwerpbestemmingsplan zal dan ook in de regels worden aangegeven dat onder de bestemming 'Water', wonen op een woonschip is toegestaan, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep, gastouderopvang of bed en breakfast.
De verbeelding is ter verificatie nogmaals naar de Havendienst gestuurd. Geconstateerd is dat de werkelijke maten van de schepen zijn weergegeven. In overleg met de Havendienst is bepaald dat het opnemen van de maximaal toegestane afmetingen inderdaad een betere keuze is. Wel staat de Havendienst op het standpunt dat de ligplaatsen op de juiste plaats zijn ingetekend. Uiteraard is de ligplaats tegenover Zuider Buiten Spaarne 56 van de verbeelding verwijderd, het betreft hier inderdaad geen woonschip.
Betreft de drijvende groenvoorzieningen is aangesloten bij de systematiek die ook voor de woonschepenligplaatsen geldt. De hoofdbestemming is water, waarbinnen een drijvende groenvoorziening mogelijk is, naast de andere onderdelen van de bestemmingsomschrijving.
Binnen bestemmingsplan Rozenprieel staat de bestemming van de oever (Verkeer) niet in de weg aan het huidige gebruik.
Merenstoren
Het gebouw aan het Zuider Buiten Spaarne/Van Marumstraat 84 is bij velen bekend als de 'Merenstoren'.
Voor de Merenstoren zelf is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' opgenomen. Voor dit deel is bepaald dat de bestaande hoogte, dakvorm en gevelindeling gehandhaafd dienen te blijven. Voor de omliggende bebouwing perken wij, net als voor de toren zelf, de bestaande bouwrechten fors in. In het geldende bestemmingsplan mochten zowel de toren als de omliggende bebouwing 15 meter hoog worden. Voor de omliggende bebouwing staan wij nog slechts een maximale bouwhoogte van 8 meter toe. De omliggende bebouwing blijft op deze manier ondergeschikt aan het volume van de toren waardoor de cultuurhistorische waarden optimaal beschermd worden.
Kamperstraat 2
De bebouwing ter plaatse van het adres Kamperstraat 2a is in het conceptontwerp bestemd volgens het geldende bestemmingsplan. Gelet op de in 2013 verleende omgevingsvergunning voor deze bebouwing doet de bestemming 'Wonen' meer recht aan de feitelijke situatie. Aan deze bebouwing wordt een maximale bouwhoogteaanduiding toegekend van 6 meter.
Overige opmerkingen
De groene lijn op de waarderingskaart ter plaatse van het Zuider Buiten Spaarne 140 -146 dient een ensemble voor te stellen. Deze lijn dient ingetekend te worden ter plaatse van de panden Zuider Buiten Spaarne 114-130.
Paragraaf 2.3 beschrijft de feitelijke ruimtelijke structuur van het plangebied. Het Spaarne en de aanwezige groengebieden in de buurt staan beschreven in paragraaf 2.3.4 en spelen een belangrijke rol in deze structuur. Deze paragraaf is tekstueel aangepast om dit beter te benadrukken. Het bestemmingsplan maakt het zeer wel mogelijk dat er meer groene locaties gerealiseerd worden in het plangebied. Het nadrukkelijk aangeven dat bepaalde aspecten wel of niet problematisch zijn achten wij verder niet noodzakelijk. Wel benoemt paragraaf 3.5.9 nog uitdrukkelijk dat het Rozenprieel verdicht en versteend is.
Wijzigingen in het bestemmingsplan
- het voormalige wasserijgedeelte van het Edelweiss-complex krijgt de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' waarvan de bestaande hoogte wordt gehandhaafd;
- een groot deel van de binnentuin achter het Edelweiss-complex krijgt de bestemming 'Tuin - 1';
- aan de voormalige machinekamer en ter plaatse van mogelijke bebouwing aan de zuidwestzijde van het perceel wordt de bestemming 'Tuin - 3' toegekend met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
- de herontwikkeling van het pand aan het Zuider Buiten Spaarne 22 (Koningstein) en de omliggende gronden is direct in het bestemmingsplan opgenomen. De toelichting (met de daarbij behorende bijlagen), regels en verbeelding zijn hierop aangepast;
- de bestemming 'Verkeer' wordt als volgt aangepast; aan het eerste lid sub a wordt toegevoegd 'pleinen' en aan het eerste lid sub b wordt 'met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding parkeren uitgesloten parkeervoorzieningen zijn uitgesloten' toegevoegd;
- het Voortingplantsoen en het plein tussen de Klaverstraat en de Palmstraat krijgen de aanduiding 'parkeren uitgesloten';
- binnen de bestemming 'Groen' wordt 'stadslandbouw' toegevoegd bij de bestemmingsomschrijving in artikel 8, eerste lid sub b.
- paragraaf 2.3.4 over de water- en groenstructuur is tekstueel op diverse punten aangepast om de verbinding tussen de buurt en het Spaarne beter weer te geven. Ook gaat deze paragraaf uitvoeriger in op de de reeds gerealiseerde Tuin van Jonker;
- aan artikel 14, eerste lid sub e is toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gewoond mag worden op een woonschip, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
- de functieaanduiding 'woonschepenligplaats' tegenover het pand aan het Zuider Buiten Spaarne 56 is verwijderd;
- de bebouwing ter plaatse van het adres Kamperstraat. De bestaande hoogte van deze bebouwing wordt vastgelegd;
- de groene lijn op de waarderingskaart die een ensemble voorstelt wordt verplaatst van de panden aan het Zuider Buiten Spaarne 140 -146 naar de panden Zuider Buiten Spaarne 114-130.
7.2.2 Ambtshalve wijzigingen van het concept
Ten opzichte van het conceptontwerp is een aantal wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen zijn hierna vermeld. Daarnaast is in zowel de toelichting als de regels een aantal ondergeschikte redactionele wijzigingen aangebracht ter verbetering van de leesbaarheid. Deze ondergeschikte wijzigingen zijn niet uitdrukkelijk vermeld.
7.2.3 Zienswijzenprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan lag van 16 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 ter inzage en is tegelijkertijd elektronisch beschikbaar gesteld via de landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl). Deze periode wijkt af van de wettelijk vastgelegde zes weken omdat na de eerste publicatie het plan wegens een technisch probleem niet op ruimtelijkeplannen.nl gepubliceerd kon worden en vervolgens de rectificatie niet op tijd is gepubliceerd. Van het ter inzage leggen en het elektronisch beschikbaar stellen is op 15 oktober 2015 mededeling gedaan in het huis-aan-huisblad de Haarlemmer, in de Staatscourant en op de site met de officiële bekendmakingen van de gemeente www.overheid.nl.
Gedurende deze periode kon iedereen een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren brengen. Het eindverslag van deze zienswijzeprocedure maakt onderdeel uit van het raadsbesluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan.
7.3 Handhaving
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid over de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, wat een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan ook plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningsplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
Bijlage 1 Waarderingskaart
Bijlage 2 Trendkaart
Bijlage 3 Redengevende Omschrijving
bijlage 3 Redengevende omschrijving
Bijlage 4 Milieuonderzoek Bodem
bijlage 4 Milieuonderzoek bodem
Bijlage 5 Milieuonderzoek Inventariserende Berekeningen Geluid
bijlage 5 Milieuonderzoek inventariserende berekeningen geluid
Bijlage 6 Milieuonderzoek Luchtkwaliteit
bijlage 6 Milieuonderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 7 Cultuurhistorisch Onderzoek
bijlage 7 Cultuurhistorisch onderzoek
Bijlage 8 Milieuonderzoek Geluid Bestemmingswijziging Bakkerstraat, Kleine Houtweg En Rustenburgerlaan
Bijlage 9 Achter Onze Tuinen
Bijlage 10 Milieuonderzoek Hogere Waardeprocedure Zuider Buiten Spaarne 22
bijlage 10 Milieuonderzoek hogere waardeprocedure Zuider Buiten Spaarne 22
Bijlage 11 Milieuonderzoek Bodem Zuider Buiten Spaarne 22
bijlage 11 Milieuonderzoek bodem Zuider Buiten Spaarne 22
Bijlage 12 Milieuonderzoek Luchtkwaliteit Zuider Buiten Spaarne 22
bijlage 12 Milieuonderzoek luchtkwaliteit Zuider Buiten Spaarne 22
Bijlage 13 Milieuonderzoek Flora En Fauna Zuider Buiten Spaarne 22
bijlage 13 Milieuonderzoek flora en fauna Zuider Buiten Spaarne 22
Bijlage 14 Klic-melding Zuider Buiten Spaarne 22
bijlage 14 Klic-melding Zuider Buiten Spaarne 22
Bijlage 15 Bouwhistorische Verkenning Kantoorgebouw Koningstein, Haarlem
bijlage 15 Bouwhistorische verkenning kantoorgebouw Koningstein, Haarlem
Bijlage 16 Milieuonderzoek Archeologie Zuider Buiten Spaarne 22
bijlage 16 Milieuonderzoek archeologie Zuider Buiten Spaarne 22
Bijlage 17 Orienterende Studie Edelweiss
bijlage 17 Orienterende studie Edelweiss
Bijlage 18 Bouwhistorische Verkenning Edelweiss
bijlage 18 Bouwhistorische verkenning Edelweiss
Bijlage 19 Ruimtelijke Onderbouwing Binnenterrein Zuider Buiten Spaarne
bijlage 19 Ruimtelijke onderbouwing binnenterrein Zuider Buiten Spaarne
Bijlage 20 Protocol Halen En Brengen Kleine Houtweg 13
bijlage 20 Protocol halen en brengen Kleine Houtweg 13
Bijlage 21 Akoestisch Onderzoek Kleine Houtweg 13
bijlage 21 Akoestisch onderzoek Kleine Houtweg 13
Bijlage 22 Vooroverlegreacties
bijlage 22 Vooroverlegreacties
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-verbonden-beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 aanbouw en uitbouw:
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanlegvergunning:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.6 achtergevelrooilijn:
bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.
1.7 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
1.9 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.10 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.11 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.12 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
1.13 atelier:
een gebouw of deel daarvan, dat bestemd is voor de uitoefening van een beroep in de kunstzinnige en/ of culturele sector.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.16 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen.
1.17 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.18 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.19 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.20 beschermd stads- of dorpsgezicht:
beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.
1.21 bestaande:
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of rechtens mag bestaan.
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.27 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.35 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen, trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
1.36 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.37 dakhelling:
de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.
1.38 dakkapel:
een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.
1.39 dakopbouw:
een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.
1.40 dakterras:
een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca en supermarkt.
1.42 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.
1.43 ensemble:
twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.
1.44 evenement:
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.
1.45 evenement categorie 1:
evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties. Bij categorie 1 evenementen horen ook straat/buurtfeesten, georganiseerde picknicks, kinderfeesten etc.
1.46 evenement categorie 2:
evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live)muziek met kleinschalig karakter, orkest, taptoe, etc.
1.47 evenement categorie 3:
evenementen zoals popconcerten, live optredens, houseparty, dj's, rap, dance-event en muziekprogramma's van radio en tv-omroepen, etc.
1.48 garagebox:
afgeschermde ruimte die dient voor het stallen van voertuigen en/of als berging.
1.49 gastouderopvang:
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.52 horeca 1:
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.53 horeca 2:
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.54 horeca 3:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.55 horeca 4:
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten / vergaderingen / congressen.
1.56 horeca 5:
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.57 horecaschip:
een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.
1.58 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.
1.59 kantoor:
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
1.60 kap:
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.
1.61 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.62 lessenaarsdak:
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.
1.63 nieuwbouw:
nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.
1.64 oeverlijn:
de scheidingslijn tussen water en land.
1.65 onderdoorgang/overbouwing:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.66 orde 1 bouwwerken:
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.
1.67 orde 2 bouwwerken:
orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
1.68 orde 3 bouwwerken:
orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
1.69 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil;
- in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage 1' de bovenzijde van het dak van de bestaande parkeergarage als peil.
1.70 plan:
het bestemmingsplan Rozenprieel met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP4120013-va01 van de gemeente Haarlem.
1.71 plantsoen:
met bomen en heesters beplant terrein.
1.72 plat dak:
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
1.73 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.74 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.75 seriebouw:
twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.
1.76 stadslandbouw:
het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van een stad. Kenmerkend is dat deze vorm van landbouw gebruik maakt van producten en diensten uit de stad en vervolgens weer producten en diensten terug levert aan de stad. Dit kan zowel commercieel als niet-commercieel zijn.
1.77 supermarkt:
een specifieke vorm van detailhandel in de vorm van een zelfbedieningszaak in goederen met (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan algemene en verse levensmiddelen (eventueel aangevuld met huishoudelijke artikelen) met een verkoopvloeroppervlakte van 500m2 of meer.
1.78 trend:
binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).
1.79 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
1.80 verblijfsgebied:
een voor een ieder toegankelijke verblijfsruimte die is bestemd voor (de aanleg van) erfontsluitingswegen, pleinen, voet- en fietspaden, voorzieningen van openbaar nut, waterlopen en -partijen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair en dergelijke.
1.81 verkoopvloeroppervlakte:
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.82 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.
1.83 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.84 waterberging:
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
1.85 wet:
1.86 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.87 woonschepenligplaats:
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
1.88 woonschip:
een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
2.2 Overschrijden bouwgrenzen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
- gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
- hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen van openbaar nut;
- bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen gebouwen en 'bouwwerken geen gebouw zijnde', ten dienste van de bestemming worden gerealiseerd onder de volgende voorwaarden:
- de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
- de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2;
- de bouwhoogte van overige 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mag niet meer bedragen dan 6 m.
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor atelier.
4.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
Strijdig gebruik
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.1, ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieuzonering categorieën.
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
Strijdig gebruik
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.1, ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieuzonering categorieën.
Artikel 7 Gemengd - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 4' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
Strijdig gebruik
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.1, ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieuzonering categorieën.
Artikel 8 Gemengd - 6
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
8.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 6' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 % van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
Strijdig gebruik
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1, ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieuzonering categorieën.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- openbare groenvoorzieningen;
- stadslandbouw;
- evenementen categorie 1;
- voet- en fietspaden;
- bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, fietsparkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
9.2 Bouwregels
- de bouwhoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde', mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de oppervlakte per 'bouwwerk geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 10 m² bedragen;
- de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7,0 m bedragen.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheek, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen, buitenschoolse opvang, levensbeschouwelijke voorzieningen, openbare dienstverlening, gezondheidszorg (incl. apotheek), peuterspeelplaatswerk, praktijkruimte, welzijnsinstellingen;
- alsmede een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
- alsmede wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden horeca-activiteiten tot en met categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
- bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, kunstobjecten, wegen en paden, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor waterhuishouding; (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
Artikel 11 Tuin - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- alsmede een bestaande in- en uitrit parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage';
- alsmede een bestaande ondergrondse of halfverdiepte parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage 1' .
- alsmede parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
- bijbehorende voorzieningen zoals erkers, fietsenberging/cubes, speeltoestellen, erfafscheidingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
11.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
- de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.
erker
- uitsluitend bestaande erkers zijn toegestaan tot maximaal de bestaande maatvoering.
fietsenberging
- het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
- er is geen achterom aanwezig bij de woning;
- de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 meter;
- de hoogte van de berging/cube mag maximaal 1,4 meter bedragen;
- de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
- de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, met uitzondering van die gronden met de aanduiding 'parkeerterrein'.
Artikel 12 Tuin - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- parkeren binnen bebouwing;
- bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
- alsmede een bestaande ondergrondse of halfverdiepte parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage 1';
- alsmede bestaande garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- alsmede een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'kinderdagverblijf';
- bijbehorende voorzieningen, speeltoestellen en erfafscheidingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
12.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
12.3 Afwijken van de bouwregels
kap op bijgebouw
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 en toestaan dat de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximum hoogte van 2 m.
dakterrassen
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 en toestaan dat een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;
afwijkingscriteria
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in 12.3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik van:
- bijgebouwen als zelfstandige woning;
- het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
- dakterrassen voor horeca.
Artikel 13 Tuin - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
- bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
- parkeren binnen bebouwing;
- bijbehorende voorzieningen, speeltoestellen en erfafscheidingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
13.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
13.3 Afwijken van de bouwregels
kap op bijgebouw
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.2 en toestaan dat de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximum hoogte van 2 m;
- het bepaalde in 13.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw wordt verhoogd naar maximaal 4 m.
dakterrassen
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.3 en toestaan dat een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
afwijkingscriteria
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in 13.3 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
- bijgebouwen als zelfstandige woning;
- onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
- dakterrassen voor horeca.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- straten, wegen, pleinen, voet- en fietspaden;
- alsmede een bestaande ondergrondse of halfverdiepte parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage 1';
- parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeren uitgesloten' parkeervoorzieningen zijn uitgesloten;
- stadslandbouw;
- evenementen categorie 1;
- terrassen, standplaatsen en uitstallingen;
- alsmede bruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- alsmede bestaande garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, reclame-uitingen, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.
14.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
14.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'plantsoen' geldt dat minimaal 30% van de gronden onverhard wordt en dient te worden ingericht als plantsoen.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
- waterlopen en waterpartijen;
- verkeer te water;
- aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers, (passanten)ligplaatsen;
- alsmede wonen op een woonschip, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- alsmede een drijvende groenvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening';
- waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, steigers, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
- bij de bestemming behorende groenvoorzieningen en kunstobjecten.
15.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
bouwhoogte
- de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 4 meter bedragen;
- de bouwhoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 1 m bedragen.
doorvaarthoogte
- de doorvaarthoogte van bruggen dient minimaal 1,5 meter te bedragen;
steiger
- de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
- de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
- 2,5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
- 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m;
- 10 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 m;
- 15 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 m;
- in afwijking van het bepaalde onder d en e geldt ter plaatse van de aanduiding 'steiger' de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.
woonschepenligplaats
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' mogen woonschepen worden aangelegd, mits:
- de lengte niet meer bedraagt dan 18,5 m;
- de breedte niet meer bedraagt dan 7 m, gemeten haaks op de oeverlijn, inclusief gangboorden en dakoverstekken;
- bij woonschepen met een plat dak de hoogte niet meer bedraagt dan 3,85 meter boven de waterlijn;
- bij woonschepen met een schuin of bol dak de hoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter boven de waterlijn.
- in afwijking van het hierboven bepaalde in sub 1 tot en met 4 mogen woonschepen, die op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds een vergunde ligplaats met afwijkende maatvoering hebben, deze ligplaats blijven innemen;
- per aanduiding 'woonschepenligplaats' is maximaal 1 ligplaats voor woonschepen toegestaan.
15.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 en een afwijkende maatvoering toestaan.
afwijkingscriteria
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken als ligplaats voor hotel- en horecaschepen en als ligplaats voor woonschepen anders dan bedoeld in artikel 15.1 onder e.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' wordt gewijzigd door het verkleinen van de aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande dat toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid alleen is toegestaan indien:
- de betreffende woonboot naar een andere ligplaats is verplaatst dan wel is verwijderd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat deze op de ligplaats zal terugkeren;
- dan wel dat er overeenstemming met de betreffende eigenaar is bereikt over het verplaatsen/verwijderen van de woonboot.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, gastouderopvang of bed&breakfast;
- alsmede buitenschoolse opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang';
- alsmede een bestaande in- en uitrit parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage';
- alsmede een bestaande ondergrondse of halfverdiepte parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage 1';
- alsmede onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².
Strijdig gebruik
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
- bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 17 Woongebied - Koningshof
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Koningshof' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
17.2 Bouwregels
- binnen de bestemming 'Woongebied - Koningshof' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 23;
- aanvullend op het bepaalde onder a gelden de volgende specifieke bouwregels:
- parkeervoorzieningen als bedoeld in lid 1 onder f mogen tot maximaal 1,5 m boven peil worden gebouwd;
- het bepaalde onder 1 geldt niet voor in- en uitritten en toegangen van deze parkeervoorzieningen.
- Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de minimale vrije doorgangshoogte 4 m te zijn;
- ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 17.4 onder e de volgende bouwregels:
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing, mag (per tuin per adres) niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag op een afstand van niet meer dan 2,5 m gemeten vanaf de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
- de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
- de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet dan 3 m bedragen.
- een dakterras is toegestaan, mits:
- gesitueerd op een aan- of uitbouw;
- het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
- privacyschermen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
- de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 20 m bedraagt;
- de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
- voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
- er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
17.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 onder b en toestaan dat de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximum hoogte van 2 m;
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.4 onder f en toestaan dat een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in 17.3 onder a en b of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
- het aantal woningen mag niet meer dan 18 bedragen;
- een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
- het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
- de functies genoemd in lid 1 onder b tot en met e zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
- ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' dient minimaal 50% van de gronden te worden ingericht als verblijfsgebied.
Strijdig gebruik
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
- bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een ondergrondse drinkwaterleiding en een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
- bij de dubbelbestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde'.
18.2 Bouwregels
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht, onder de voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.4 zijn slechts toelaatbaar, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 19 Waarde - Archeologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
19.2 Bouwregels
- In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1b' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' gelden geen archeologische verplichtingen.
- Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- Het bepaalde in 19.2 onder 1, is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
19.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
19.4 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 onder 1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in 19.2 die voor die gronden van toepassing is;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in 19.4 bedoeld, is verleend;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, of deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in 19.2 , in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 20 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
20.2 Bouwregels
In aanvulling, en met voorrang, op het bepaalde bij de andere voorkomende bestemming(en) en artikel 23, gelden voor bouwwerken de volgende regels:
bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling
- er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
- gebouwen mogen niet worden samengevoegd.
kap / vorm
- boven de goothoogte mag uitsluitend worden afgedekt met een kap waarvan:
- de maximum hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de (maximum) goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
- de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen.
dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
- dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlakworden opgericht, mits:
- de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
- de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt.
20.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
20.4 Afwijken van de bouwregels
kap / vorm
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 onder c. en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het (historisch) daklandschap betreft.
samenvoegen (parcellering)
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 onder b.en toestaan dat gebouwen, worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
- niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd;
- de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 11 m is;
- de individuele voorgevels van de gebouwen intact blijven;
- de samenvoeging omkeerbaar is;
- door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt.
afwijkingscriteria
- Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in dit lid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de cultuurhistorische waarden;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 21 Waarde - Groeiplaats Monumentale Boom
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de groeiplaats van monumentale bomen.
21.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat het verboden is om op deze gronden te bouwen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, mits de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt geschaad. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond door een groentoets.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- het wijzigen van de grondwaterstand en/of waterhuishouding door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
- Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- plaatsvinden op het moment de monumentale boom niet meer aanwezig is;
- werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden.
- Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
- de waarde die de boom monumentaal of waardevol maakt niet langer aanwezig is en deze niet kan worden hersteld;
- de boom niet in onevenredige mate worden aangetast; waarbij de gemeente desgewenst aan de aanvrager kan verzoeken een onderzoek aan te leveren waarin dit aangetoond wordt;
- de mogelijkheden voor het behoud van de boom niet worden verkleind.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom':
- geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien:
- bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
- de boom niet meer aanwezig is;
- de levensverwachting van de betreffende monumentale boom minder dan 10 jaar bedraagt;
- zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
- bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
- toe te voegen voor bomen in het plangebied die een monumentale status hebben verkregen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:
23.1 Bouwregels
23.2 Afwijken van de bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
- prostitutie en seksinrichtingen;
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 Overige zone - ontwikkeling 1
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkeling 1' geldt in aanvulling op het bepaalde voor op die gronden aangewezen bestemmingen het volgende:
- de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting van het bij deze regels behorende inrichtingsplan in bijlage 2;
- het terrein kan worden heringericht tot parkeerterrein waarbij er maximaal 15 garageboxen worden gebouwd en maximaal 14 parkeerplekken voor onbebouwd parkeren worden gerealiseerd;
- er mag tevens één overkapping ten behoeve van de stalling van motoren en fietsen worden gerealiseerd;
- de maximale hoogte van een garagebox bedraagt 3 m, waarbij daken dienen te worden afgedekt met groenvoorzieningen;
- ten aanzien van de positionering, inrichting en situering geldt dat het initiatief dient te voldoen aan de in bijlage 2 opgenomen situering en positionering;
- een omgevingsvergunning wordt pas verleend zodra is zeker gesteld dat er aan het inrichtingsplan in bijlage 2 wordt voldaan;
- naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 24, wordt tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo in elk geval gerekend het gebruik van gronden in afwijking van het inrichtingsplan dat als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van deze regels, met dien verstande dat dit verbod uitsluitend geldt vanaf 1 jaar vanaf de verlening van de eerste omgevingsvergunning voor het bouwen op deze gronden.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,75 m;
- van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat er WMO-voorzieningen zoals stallingen van scootmobielen worden gerealiseerd mits:
- de hoogte van de voorziening niet meer bedraagt dan 1,4 m;
- de oppervlakte van de voorziening niet meer bedraagt dan 4 m².
- Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in 26 lid 1, sub a tot en met e voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeerssituatie ter plaatse;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- de privacy en bezonning van de omwonenden;
- cultuurhistorische waarden.
Artikel 27 Overige Regels
27.1 Parkeren, laden en lossen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat overeenkomstig de gemeentelijke “Beleidsregels parkeernormen” zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor:
- het parkeren van auto's;
- het laden of lossen van goederen.
27.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die zijn vastgelegd in de in dat lid bedoelde “Beleidsregels parkeernormen”.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
28.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
28.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
28.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 28.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
28.6 Verboden hervatten gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 28.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
28.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
28.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Rozenprieel.