KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Recreatie
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Tuin - 1
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen - 1
Artikel 11 Leiding - Riool
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Visie Op Gewenste Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleidende Regels
3.2 Bestemmingsregels
3.3 Algemene Regels
3.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Overleg
4.2 Zienswijzen
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Rijksbeleid
5.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
5.3 Gemeentelijk Beleid
5.4 Conclusie
Hoofdstuk 6 Onderzoek
6.1 Bodem
6.2 Water
6.3 Ecologie
6.4 Archeologie
6.5 Milieuzonering
6.6 Horeca
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Planologisch Relevante Leidingen
6.9 Luchtkwaliteit
6.10 Luchtvaartcontour
Bijlage 1 Categorie I Uit De Vng Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Overlegreactie

Assumburg / Oud Haerlem

Bestemmingsplan - gemeente Heemskerk

Vastgesteld op 22-12-2011 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Assumburg - Oud Haerlem van de gemeente Heemskerk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een beroep , dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundig en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, waaronder niet wordt gerekend nachtverblijf en kamperen.

1.27 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.31 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.32 keur

de keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken.

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.34 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.35 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.36 mantelzorg

langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis.

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.39 paardrijvereniging

een vrijwillige organisatie die een gezamenlijk doel nastreeft, namelijk het beoefenen van sport met paarden.

1.40 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.41 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.42 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.43 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.44 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.45 waterbouwkundige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voorzover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik.

1.46 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': meerdaagse evenementen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en kunstobjecten.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

3.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 1' zodanig wijzigen dat horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca activiteiten, een camping en een manege zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de manege is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  2. b. de oppervlakte van de manege, inclusief de bedrijfswoning, bedraagt ten hoogste 4.500 m²;
  3. c. de oppervlakte van de horeca-activiteiten bedraagt ten hoogste 3.500 m²;
  4. d. het totaal oppervlak aan bebouwing bedraagt ten hoogste 8.000 m²;
  5. e. het parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  6. f. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  7. g. de functies dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  8. h. er dient aangetoond te worden dat de beoogde activiteiten niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de omliggende functies;
  9. i. uit onderzoek externe veiligheid moet blijken dat vanuit het oogpunt externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de beoogde functies;
  10. j. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);
  11. k. uit onderzoek moet blijken dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat;
  12. l. een besluit tot wijziging is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

3.3.2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 3' wijzigen tot de bestemming Sport, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uit onderzoek moet blijken dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat;
  2. b. een besluit tot wijziging is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': een jeugdherberg, gastenverblijf, hotel en zalenverhuur uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2': een restaurant uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1:

  1. a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 4.1 genoemd;
  2. b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 4.1genoemd.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensieve dagrecreatie;
  2. b. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  3. c. verenigingsleven;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': parkeerterrein en standplaatsen voor campers;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden;
  2. b. verenigingsleven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': een ijsbaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'skibaan': een skibaan met ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1': een paardrijvereniging;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 2' zodanig wijzigen dat tevens een skeelerbaan en ondergeschikte horeca-activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  2. b. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. uit onderzoek externe veiligheid moet blijken dat vanuit het oogpunt externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de beoogde functies;
  4. d. uit onderzoek moet blijken dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat;
  5. e. een besluit tot wijziging is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

Artikel 7 Tuin - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waaronder inritten en paden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': parkeerterrein en standplaatsen voor campers;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. waterpartijen, oevers en groenvoorzieningen;
  4. d. water ten behoeve van recreatief (mede) gebruik.

9.2 Bouwregels

9.2.1. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. waterbouwkundige bouwwerken;
  2. b. steigers voor het gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemming;
  3. c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  4. d. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals bermen.

9.2.2 voor het bouwen als bedoeld in lid 9.2.1 sub b en c gelden de volgende regels:

  1. a. steigers als bedoeld in lid 9.2.1 sub b dienen in overeenstemming te zijn met de ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende bepalingen van de Keur;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van oevers:

  1. a. het ophogen van gronden;
  2. b. het wijzigen van het profiel van de gronden;
  3. c. het plaatsen van oeverbeschoeiingen hoger dan 0,2 m gemeten vanaf het (gemiddelde) waterpeil, voor zover dit geen bouwwerken zijn;
  4. d. het ontgronden of het afgraven van de gronden.

9.3.2 Het in lid 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. a. het normale onderhoud betreffen;
  2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. c. noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer van de gronden.

9.3.3 De in lid 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige en landschappelijke functie van de gronden.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregel

10.3.1. De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:

  1. a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  2. b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  3. c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  4. d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  5. e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2;
    2. 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
  6. f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden en dergelijke;
  7. g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  8. h. er mag geen horeca plaatsvinden;
  9. i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

10.3.2. Het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  1. a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    1. 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 10.3.1 onder a t/m i;
    2. 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
    3. 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    4. 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  2. b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:
    1. 1. de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 10.3.1, met uitzondering van lid 10.3.1 onder e1.;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  3. c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    1. 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 3' wijzigen tot de bestemming Sport, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uit onderzoek moet blijken dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat;
  2. b. een besluit tot wijziging is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding met een diameter van ten hoogste 150 cm en de bijbehorende zakelijk rechtstrook.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de sloop- en bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de sloop- en bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

16.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de planregels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  4. d. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  5. e. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

17.2 De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt indien:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig wordt geschaad;
  2. b. onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

18.2 Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. c. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen .

Artikel 19 Overige Regels

19.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

19.2 Werking wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

20.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Assumburg - Oud Haerlem'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heemskerk wil de bestaande bestemmingsplannen in vier tranches actualiseren en reduceren tot tien bestemmingsplannen die voldoen aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het doel van de actualiseringoperatie is vóór 2013 over digitale bestemmingsplannen te beschikken.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de tweede tranche: bestemmingsplan Woongebied I, bestemmingsplan De Trompet/Tolhek en bestemmingsplan Assumburg - Oud Haerlem.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Assumburg - Oud Haerlem ligt aan de oostkant van Heemskerk. Het plangebied wordt omsloten door de Tolweg, de Communicatieweg, de spoorlijn Haarlem-Uitgeest, de Laan van Broekpolder en de Hoflaan en beslaat een oppervlakte van circa 84 ha (zie figuur 1.1).

Het plangebied omvat het rijksmonument slot Assumburg en de daar omliggende sportvelden, het skicentrum, de volkstuinen, het recreatief gebied, het stijlbos en het archeologisch monument Kasteel Oud-Haerlem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden momenteel de bestemmingsregels zoals opgenomen in de onderstaande bestemmingsplannen.

  • Plan in Hoofdzaak (1964);
  • Kasteel Assumburg Oud-Haerlem (1977);
  • Kasteel Assumburg Oud-Haerlem, 1e herziening (2000).

Het grootste deel van het plangebied wordt beslagen door het bestemmingsplan Kasteel Assumburg Oud-Haerlem, 1e herziening (2000).

1.4 Planvorm

Het op te stellen bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen in de regels en verbeelding opgenomen wanneer de planologische, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid in voldoende mate zijn aangetoond en hierover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Andere mogelijke of gewenste ontwikkelingen worden enkel in de toelichting beschreven of in een uitzonderlijk geval ook als wijzigingsbevoegdheid in de regels en verbeelding opgenomen. Voor deze initiatieven zal een afzonderlijke procedure worden doorlopen.

De geactualiseerde bestemmingsplannen van de gemeente Heemskerk zullen een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling bieden, met voldoende waarborging voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit, maar ook ruimte bieden voor de (beperkte) gewenste ontwikkelingen.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten: regels, verbeelding en toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter motivering en verduidelijking van hetgeen in de verbeelding is geregeld.

In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling (hoofdstuk 2). Vervolgens wordt de koppeling gemaakt naar het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels (hoofdstuk 3). De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt besproken in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 6 bevat de toetsing van het plan aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem, archeologie en ecologie.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied Assumburg - Oud Haerlem wordt omzoomd door de woonwijken Zuidbroek, Harteheem, Assumburg, De Wadden en de bedrijventerreinen De Trompet en Tolhek. Het plangebied omvat park Assumburg, waar veel ruimte is voor sport, recreatie en cultuur. Binnen het plangebied liggen onder andere sportpark Assumburg, skicentrum, sportpark Odin, slot Assumburg en het archeologisch monument kasteel Oud-Haerlem. Verenigingen zoals het Biergilde, een jeu de boules vereniging, een modelbotenclub, volkstuinen Akkermaat, een schaatsclub en een hondentrainingclub hebben ieder een eigen plek in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0002.png"

Figuur 2.1 Ligging verschillende voorzieningen

De gemeente Heemskerk is sinds 2003 actief met het herinrichten van park Assumburg. Er is extra waterberging met natuurlijke waterzuivering gerealiseerd, een manifestatieveld aangelegd, de kasteeltuin van het slot Assumburg is gerestaureerd en er is extra groen, extra speelvoorzieningen en natuurontwikkeling gerealiseerd. Voor het archeologisch monument kasteel Oud-Haerlem en omgeving is in 2009 door H+N+S Landschaparchitecten een nieuw ontwerp gemaakt, dat in de komende jaren zal worden gerealiseerd. De ontwikkeling aangaande Oud Haerlem en andere ontwikkelingen in het plangebied worden verderop in dit hoofdstuk beschreven.

Het plangebied is aan de meeste zijdes door groen omzoomd. Ter hoogte van het bedrijventerrein de Trompet en de nieuwe woonwijk Broekpolder ontbreekt een groene omlijsting waardoor de nieuwe bedrijfs- en woonbebouwing een erg harde rand vormt. Tussen de bedrijventerreinen Tolhek en De Trompet bevindt zich een groene corridor, die het plangebied met het landelijk gebied van de gemeente Uitgeest verbindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0003.png"

Figuur 2.2 Ruimtelijke opzet (ontwerp omgeving kasteel Oud-Haerlem, H+N+S landschaparchitecten)

Het plangebied is in drie verschillende gebieden in te delen: de formele landgoederenzone rondom het slot Assumburg, het informele romantische oostelijk deelgebied rondom de ijsbaan en het op natuur- en cultuurgerichte zuidelijk deelgebied rondom het archeologisch monument kasteel Oud-Haerlem (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0004.png"

Figuur 2.3 Ligging verschillende gebieden (ontwerp omgeving kasteel Oud-Haerlem, H+N+S landschaparchitecten)

Noordwestelijk deel; omgeving slot Assumburg

Het noordwestelijk deel, in de omgeving van slot Assumburg, heeft een meer formeel karakter en is meer gericht op intensieve recreatie. Het slot Assumburg met de gerestaureerde tuin, de sportvelden en de in aanleg zijnde woonbuurt de Assumerhof liggen binnen vrij strakke maar groene kaders. Het stijlbos en het manifestatieveld met hun strakke bomenlanen passen perfect binnen dit strakke groene kader.

Het slot Assumburg is het meest markante gebouw in het plangebied. Het slot is gebouwd in 1546. Bij de bouw is gebruikgemaakt van oude bouwmaterialen van het kasteel Oud-Haerlem. Sinds 1911 is het in eigendom van het Rijk, waarna het werd gerestaureerd en in 1933 de bestemming als jeugdherberg kreeg. Tegenwoordig is er een hotel van Stayokay in het slot gevestigd. Daarnaast wordt het slot gebruikt voor diverse feestelijke gelegenheden. Op het voorterrein net voor de voorgevel ligt een kleine camperstandplaats zonder verdere voorzieningen.

Binnen het gebied zijn twee sportparken gelegen, sportpark Odin in het zuiden en sportpark Assumburg in het noorden. Het sportpark Odin is ingericht voor voetbal. Ten noorden van dit sportpark ligt het oefenterrein voor de ruitervereniging De commandeurs. Het sportpark Assumburg daarentegen bestaat uit meerdere sportvoorzieningen waaronder een tennispark, handbalvelden, een korfbalaccommodatie, een schietsportaccommodatie, een hondentrainingclub en een skicentrum met daarnaast een horecagelegenheid. Net buiten het sportpark Assumburg is aan het water de modelbotenclub gevestigd.

Assumerhof

Ingesloten in het strakke groene kader tussen het stijlbos en het sportpark Assumburg wordt de nieuwe woonbuurt Assumerhof ontwikkeld. Het is een symmetrisch opgezette woonbuurt die door een weg vanaf de Tolweg wordt ontsloten. De symmetrische klassieke opzet, het vele groen, water en de architectuur van de bebouwing met torentjes verwijzen naar het nabijgelegen park en slot Assumburg. Op de kruising van het water van het stijlbos met de interne wegenstructuur staat als een oud landhuis een appartementengebouw. Het appartementengebouw beëindigt de zichtlijn vanuit zowel het stijlbos als de woonbuurt zelf en verdeelt het woonbuurtje in twee kleinere hofjes. Het parkeren gebeurt voor een groot gedeelte op eigen terrein. Daarnaast zijn er in de brede middenberm in het groen enkele parkeerkoffers gelegen.

Oostelijk deel; omgeving ijsbaan

Het noordelijk deel, rondom de speelplek en de ijsbaan is ook ingericht voor intensieve recreatie maar heeft een meer 'romantisch' landschappelijk karakter. Dit gebied is meer gericht op natuur en landschapsbeleving (geromantiseerd wandelpark). Door het gebied slingeren de wandelpaden over de eilanden die door een raamwerk van water bijeen wordt gehouden. Het gebied is vrij open op enkele verspreide boomgroepen na. Het heeft daardoor visueel een relatie met het zuidelijk gedeelte rondom het kasteel Oud-Haerlem.

Ook in dit gebied zijn enkele recreatieve voorzieningen gevestigd. Iedere voorziening ligt op een apart eilandje. In het oosten ligt naast de spoorlijn het volkstuinencomplex. Daarnaast is de natuurijsbaan gevestigd die in de winter onder water wordt gezet. Naast de natuurijsbaan is het clubhuis van het Biergilde en de jeu de boulesvereniging (met de twee jeu de boulesbanen) gelegen.

Zuidelijk deel; omgeving kasteel Oud-Haerlem

Ten slotte onderscheidt het zuidelijke deel rond het kasteel Oud-Haerlem zich door de grote landschappelijke eenheden met naast natuur vooral cultuur als thema. Momenteel bestaat dit gedeelte uit een typisch Hollands weidegebied. In het midden van het weidegebied ligt het archeologisch rijksmonument kasteel Oud-Haerlem. Het archeologisch beschermde gebied van het monument beslaat een groot gedeelte van het weidegebied maar ook een deel van het voormalige crossterrein. In de loop der jaren heeft het crossterrein zich ontwikkeld tot een ruig natuurgebiedje. Zoals eerder is aangegeven, is in 2009 door H+N+S Landschaparchitecten een ontwerp gemaakt voor dit deelgebied. Dit ontwerp wordt in paragraaf 2.2 toegelicht.

2.2 Visie Op Gewenste Ontwikkeling

In het voorliggende bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • ruimere bouwmogelijkheden voor de bebouwing bij de sportvelden;
  • realisatie van een helofytenfilter ten zuiden van de ijsbaan en volkstuinen;
  • een nieuwe camperstandplaats met parkeermogelijkheden ten westen van slot Assumburg;
  • een nieuwe camperstandplaats met parkeermogelijkheden ten oosten van sportpark Assumburg.

Ter plaatse van de natuurijsbaan en de gronden noordelijk hiervan, zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In de toekomst kan op de aangewezen locaties met behulp van de betreffende wijzigingsbevoegdheid een manege met bijbehorende bedrijfswoning, een camping, een restaurant en/of skeelerbaan worden gebouwd. De ontwikkeling van de manage en het restaurant was in het kader van het bestemmingsplan 'Kasteel Assumburg Oud-Haerlem, 1e herziening' al voorzien. De bevoegdheid tot ontwikkeling van deze functies is overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Bouwmogelijkheden bij de sportparken

Om beperkte toekomstige uitbreiding en/of upgrading van de bebouwing op de sportparken mogelijk te maken, is het bouwvlak vergroot. Op deze manier is er meer flexibiliteit in het voorliggend bestemmingsplan en hoeven er voor kleine uitbreidingen geen aparte ruimtelijke procedures te worden doorlopen.

Helofytenfilter kasteel Oud-Haerlem

De ontwikkeling van het Zuidelijk deel; omgeving kasteel Oud-Haerlem bestaat uit twee principes. Het stille weidegebied met in het middelpunt het archeologisch monument kasteel Oud-Haerlem en daarnaast als een afschermende rand een landschappelijke parkzone. Om de belevingswaarde van het monument te vergroten worden de oude grachten weer onder water gezet en is er een uitkijktoren gepland. De uitkijktoren wordt bereikbaar vanuit de rand en verbindt beide plandelen. De randzone verenigt de behoefte aan water, waterzuivering door helofytenfilters, nieuwe natuur en werkt als visuele afscheiding (groene omlijsting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0005.png"

Figuur 2.4 Ontwerp omgeving kasteel Oud-Haerlem en impressie nieuwe waterpartij en achtergelegen helofytenfilters langs de Zuidermaatweg

Bron: ontwerp omgeving kasteel Oud-Haerlem, H+N+S landschaparchitecten

Camperstandplaats slot Assumburg

Momenteel is op het voorterrein van het slot Assumburg een kleine camperstandplaats en parkeerterrein gelegen. Omdat de camperstandplaats een ontsierend element is in de aanblik van het slot, wordt de camperstandplaats en het parkeerterrein verplaatst naar het naastgelegen terrein. De nieuwe camperstandplaats zal bestaan uit een parkeerterrein (circa 100 parkeerplaatsen) dat tevens gebruikt kan worden als overnachtingplaats voor campers. Er wordt geen bebouwing of andere voorzieningen toegevoegd. Het parkeerterrein/camperstandplaats wordt via een nieuwe weg tussen de 'oprijlaan' en het parkeerterrein/camperstandplaats ontsloten. Aan de zuidzijde van het parkeerterrein/-camperstandplaats wordt een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd. De oude camperstandplaats zal betrokken worden bij de tuin van het slot Assumburg.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in hoofdstuk 2 beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. De Wro en de onderliggende regelgeving stellen eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Conform de SVBP bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. In de onderstaande paragrafen wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht.

3.1 Inleidende Regels

Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten.

3.2 Bestemmingsregels

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn eventuele nadere eisen, afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met eventueel bijbehorende bebouwingspercentages, bouwvolumes en/of aanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door het aangeven van de maximale goot- en bouwhoogte.


Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.

Groen

Het grootste deel van het plangebied is bestemd als Groen. De gronden zijn onder andere bestemd voor extensieve dagrecreatie en kleinschalige dagvoorzieningen. Wat hieronder wordt verstaan, is uitgelegd in artikel 1 van de regels. De bestemming kent beperkte bouwmogelijkheden. Het oppervlak van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m² en de bouwhoogte maximaal 4 m. Dit laatste met uitzondering van de toekomstige uitkijktoren, waarvan de hoogte maximaal 15 m mag bedragen.

De eerste wijzigingsbevoegdheid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de gronden ten noorden van de ijsbaan (gronden ter plaatse van aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 1', te wijzigen naar horeca-activiteiten, een camping en/of een manage. In de bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten' zoals opgenomen in de regels, is aangegeven wat precies onder 'horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca activiteiten' wordt verstaan. Indien men gebruik wenst te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, dient vooraf aan de ontwikkeling een wijzigingsplan te worden opgesteld. In dit wijzigingsplan zal ten minste aandacht worden besteed aan de externe veiligheid, de bodemkwaliteit en de Flora- en faunawet. Daarnaast is - vanwege een toename van verhard oppervlak - overleg met de waterbeheerder (de 'watertoets') noodzakelijk. De tweede wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het laatste lid, geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied - 3' te wijzigen naar de bestemming Sport.

Daar waar de dubbelbestemming 'Waarde - Acheologie' is opgenomen, geldt ook het bepaalde in het bijbehorende artikel Waarde - Archeologie.

Horeca

Het restaurant aan de communicatieweg, slot Assumburg en de Oranjerie zijn bestemd als Horeca. Voor de beheerderwoning in de Oranjerie is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. De genoemde toegestane horeca-activiteiten zijn begrensd met behulp van de Staat van Horeca-activiteiten. In de bijlagen 'Staat van Horeca-activiteiten' zoals opgenomen in de regels, is aangegeven wat precies onder 'ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca activiteiten' wordt verstaan.

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning horeca-activiteiten toelaten die hoger zijn ingeschaald dof die in het geheel niet zijn ingeschaald, voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met horeca-activiteiten uit categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.

Recreatie

De scheepsmodelbouwgroep, jeu de boulesbanen, Biergilde, volkstuinencomplex en de (nieuwe) camperstandplaats ten westen van slot Assumburg kennen de bestemming Recreatie. Voor de volkstuinen zijn specifieke bouwregels opgenomen onder lid 'gebouwen en overkappingen ten behoeve van de volkstuinen'.

Sport

De tennisclub, de handbalvereniging, de voetbalvereniging, de korfbalvereniging, de schietsportvereniging, het hondentrainingscentrum, het skicentrum met bijbehorende bedrijfswoning, de ruitervereniging en de schaatsvereniging zijn bestemd als Sport. Voor de bedrijfswoning zijn specifieke bouwregels opgenomen onder lid 'Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning'.

Met behulp van de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders op termijn de functie 'ijsbaan' verruimen met de functie skeelerbaan en eventuele daarbij behorende ondergeschikte horeca. Indien men gebruik wenst te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, dient vooraf aan de ontwikkeling een wijzigingsplan te worden opgesteld. In dit wijzigingsplan zal ten minste aandacht worden besteed aan de externe veiligheid en de Flora- en faunawet. Daarnaast is - vanwege een toename van verhard oppervlak - overleg met de waterbeheerder (de 'watertoets') noodzakelijk.

Tuin - 1

De voortuinen van de woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Tuin - 1'. Over het algemeen zijn ter plaatse van de bestemming 'Tuin - 1' uitbouwen, luifels, erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Voor deze bouwwerken zijn regels opgenomen met betrekking tot de maximumhoogte, diepte en/of de afdekking.

De voortuinen van de woonbuurt Assumerhof kennen een bijzondere bouwregeling: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn geen uitbouwen en geen luifels zijnde toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenstroken, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Ten behoeve van de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m toegestaan. Voor de geluidswerende voorzieningen is een maximumhoogte van 4,5 m opgenomen.

Water

Deze bestemming staat water, oevers en groenvoorzieningen toe. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor verkeer te water en water ten behoeve van recreatief gebruik. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'terras' en 'steiger' zijn vlonders en steigers toegestaan. De bijbehorende maximale afmetingen zijn opgenomen in de bouwregels.

Wonen - 1

De gronden binnen Wonen - 1 zijn bestemd voor diverse type woningen inclusief de mogelijkheid om een aan-huis-gebonden beroep uit te oefenen. Een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis en mantelzorg is enkel via een omgevingsvergunning toegestaan. Ten aanzien van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden diverse bouwregels.

De wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het laatste lid, geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied - 3' te wijzigen naar de bestemming Sport.

Leiding - Riool

In het plangebied bevinden zich twee rioolpersleidingen. Parallel aan het spoor ligt een leiding met een diameter van 45 cm en ter hoogte van slot Assumburg ligt een oostwest georiënteerde leiding met een diameter van 100 tot 150 cm. Ter bescherming van deze leidingen wordt een zakelijk rechtstrook bestemd van 5 m aan weerszijden van de leiding.

Waarde - Archeologie

Het archeologische rijksmonument Oud-Haerlem (in figuur 6.4 met een arcering aangegeven) wordt beschermd via de Monumentenwet. Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de bestemming Waarde - Archeologie opgenomen. In hoofdstuk 6, paragraaf 6.4, wordt uitgelegd waarom voor bepaalde gronden een beschermingsregeling is opgenomen. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning.

Het onderscheid tussen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 4' is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart (zie paragraaf 6.4.3).

3.3 Algemene Regels

Flexibiliteit

Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is in hoofdstuk 3 van de regels voorzien in afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden. Met de ontheffingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 m te overschrijden, waarbij het bestemmingsvlak met ten hoogste 10% mag worden vergroot.

3.4 Overgangs- En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Overleg

Het conceptontwerpbestemmingsplan 'Assumburg - Oud Haerlem' is op 5 oktober 2010 verzonden aan de onderstaande instanties ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

  1. 1. provincie Noord-Holland, directie SHV;
  2. 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft een reactie ingediend op het conceptontwerpbestemmingsplan. Deze reactie is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. De opmerkingen van het hoogheemraadschap zijn verwerkt tot een ontwerpbestemmingsplan dat na besluitvorming door het college ter inzage is gelegd voor het indienen van zienswijzen.

4.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 3 februari 2011 zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het ontwerpbestemmingsplan.

In de Nota Zienswijzen zijn de binnengekomen reacties samengevat en beantwoord. Per zienswijze is aangegeven of de zienswijze aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast is het plan op enkele punten aangepast als gevolg van nieuwe of gewijzigde inzichten. Ook zijn enkele onjuistheden in het plan hersteld. Deze ambtshalve wijzigingen zijn weergegeven in hoofdstuk 3 van de Nota Zienswijzen.

4.3 Economische Uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een deel van de ontwikkelingen zijn direct uit te voeren na inwerkingtreding van het bestemmingsplan: uitbreiding van de bebouwing bij de sportvelden, twee camperstandplaatsen en de ontwikkelingen rondom het archeologisch monument Oud-Haerlem en slot Assumburg. Voor deze gronden geldt dat de gemeente Heemskerk eigenaar is en blijft. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd.

Voor de overige ontwikkelingslocaties is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor deze locaties geldt dat in het kader van het wijzigingsplan de economische uitvoerbaarheid dient te worden aangetoond.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor ontwikkelingen binnen de gemeente Heemskerk beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal beleid en gemeentelijk beleid.

5.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

In deze Rijksnota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp 2011) & AMvB ruimtelijke ordening (ontwerp 2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het ontwerp AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar onderstaande nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het ontwerp AMvB ruimtelijke ordening, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen.

  1. 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie.
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies. Daarom doet het Rijk richtinggevende uitspraken over de gebruiksmogelijkheden van een beperkt aantal locaties.
  5. 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  6. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  7. 7. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  8. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  9. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  10. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  11. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  12. 12. Ruimte voor militaire activiteiten.
  13. 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

5.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040. Kwaliteit door veelzijdigheid (juni, 2010)

In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid aan. Het bevat de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd.

Visie

Noord-Holland is een mooie provincie om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De provincie is veelzijdig met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schets ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.

De provincie kiest ervoor vooral de bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.

Voor het plangebied is het volgende van belang:

  • de provincie gaat voorzichtig om met uitleg buiten bestaande kernen, vanwege de bevolkingskrimp op langere termijn;
  • realiseren duurzame energie op eigen grondgebied ten behoeve van de CO2-reductie;
  • versterken waterkeringen en aanleggen van calamiteitenbergingen tegen wateroverlast.

Bestaand bebouwd gebied

Het plangebied is door de provincie aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'. Dit betekent dat de provincie mogelijkheden ziet voor:

  • innovatief ruimtegebruik;
  • intensiveren en herstructureren;
  • mengen wonen en werken;
  • kwaliteitsverbetering;
  • kennisintensieve en creatieve milieus.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (juni 2010)

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie - naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke - diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de provinciale ruimtelijke verordening.

De provinciale verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Uiteraard moet altijd het provinciale belang de inzet van de verordening rechtvaardigen.

Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het gebied ten noorden van de Zuidermaatweg is aangeduid als aardkundig waardevol gebied.

Het beoogde bestemmingsplan voldoet aan de provinciale verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0006.png"

Figuur 5.1 Uitsnede kaart verordening ruimte, provincie Noord-Holland (juni 2010).

Stelling van Amsterdam

Conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie maakt het plangebied geen onderdeel uit van het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam. Provincie Noord-Holland is beheerder van de Stelling van Amsterdam en heeft het streefbeeld toetsingskader voor de ruimtelijke en landschappelijke vormgeving van de Stelling opgenomen in het provinciaal Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam. De gemeente volgt het provinciale beleid.

5.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit' (2003)

Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit' vastgesteld. De structuurvisie is het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief tot 2015 en wordt als richtinggevend document gebruikt voor de actualisatie van bestemmingsplannen.

Assumburg - Oud Haerlem

Het park Assumburg - Oud Haerlem heeft een belangrijke functie voor Heemskerk:

  • het park Assumburg - Oud Haerlem is een van de twee groene recreatiegebieden binnen de bebouwde kom;
  • in het park Assumburg - Oud Haerlem zijn twee grote sportcomplexen (sportcomplex Odin en Assumburg), een jeugdherberg (in slot Assumburg), het archeologische monument Oud-Haerlem en een volkstuinencomplex gevestigd.

Het resterende deel van het park moet een overwegend landschappelijk-ecologische inrichting krijgen met wandelpaden. De gemeente Heemskerk wil tevens onderzoeken hoe de relatie tussen het park Assumburg - Oud Haerlem en het groene buitengebied versterkt kan worden.

Groenbeleidsplan Heemskerk 2009, Mooi groen in de IJmond (2009)

Heemskerk is een groene gemeente en wil een groene gemeente blijven. Om te 'houden wat we nu hebben' en dus 'mooi groen in de IJmond' te blijven, is het uitgangspunt dat de totale oppervlakte groen en de kwaliteit van het groen binnen het bestaand stedelijk gebied zoveel mogelijk gelijk moeten blijven.

Beleidsuitgangspunten grote parken en groenstructuren

Park Assumburg/Oud Haerlem behoort tot Heemskerks grootste parken. Deze parken zijn net als de bovenwijkse groenstructuren niet enkel van belang voor de groene uitstraling, sport, spel en recreatie, maar ook voor de natuur en de ecologie. Voor deze parken is het uitgangspunt dat hier geen nieuwe ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

De bovenwijkse groenstructuren zijn van grote waarde voor Heemskerk. Niet alleen geven ze Heemskerk zijn groene uitstraling en bieden ze mogelijkheden tot recreatief gebruik, ze verbinden ook diverse groengebieden en zones met elkaar en met het buitengebied, en zijn daarmee van grote waarde voor de natuur en ecologie. Het zijn als het ware de 'groene aders' van Heemskerk. De groenstructuren hebben ieder een eigen karakter waar het gaat om openheid en dichte begroeiing.

Vanwege de grote waarde voor het stedelijk gebied van deze groene zones moeten deze zoveel mogelijk gerespecteerd en behouden blijven. Genoemde groenstructuren mogen dan ook enkel gebruikt worden voor de doelen waarvoor ze bedoeld zijn: groen, natuur, ecologie, sport, spelen en recreatie. In deze groene zones mogen geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden die niet onder voornoemde gebruiken vallen. Ontwikkelingen die hier wel onder vallen mogen plaatsvinden, mits ze zorgvuldig in de groenstructuur worden ingepast, waarbij het groen er niet op achteruit mag gaan. Ook het specifieke karakter van de verschillende groenstructuren moet behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0007.png"

Figuur 5.2 Bovenwijkse groenstructuren

Op de luchtfoto in figuur 5.2 zijn de bovenwijkse groenstructuren en de grote groene elementen weergegeven.

Kwantiteit groen

Voor het weghalen van openbaar groen binnen het stedelijk gebied, bijvoorbeeld voor het realiseren van bebouwing, wegen of parkeerplaatsen, is het uitgangspunt dat dit op of in de directe nabijheid van de locatie gecompenseerd moet worden.

Kwaliteit groen

Bij het aanleggen van nieuw groen in uitleglocaties of inbreidingen is het uitgangspunt dat het groen een toegevoegde waarde of functie moet hebben voor de recreatie, ecologie en/of esthetiek en/of beleving. Het moet onderdeel uitmaken van een groenstructuur. Dit zorgt niet alleen voor een goede invulling van groen met een meerwaarde voor omwonenden, gebruikers en/of de natuur, het zorgt er ook voor dat er bij nieuwe projecten niet onnodig snippergroen wordt gecreëerd.

De beeldkwaliteit van het bestaande groen is op locatieniveau vastgelegd in het vastgestelde 'Beeldkwaliteitsplan, januari 2006'. In het beeldkwaliteitsplan zijn een aantal kwaliteitsniveaus vastgesteld, lopend van A+ (hoogste niveau) tot D (laagste niveau). In dit plan is vervolgens vastgelegd dat het kwaliteitsniveau van het bestaande groen minimaal gelijk moet blijven aan het niveau dat tijdens de inventarisatie is vastgesteld.

Compensatie bomen

Ook voor bomen is het uitgangspunt 'Houden wat we nu hebben'. Om de achteruitgang van het bomenbestand tegen te gaan en om het groenniveau, c.q. het aantal bomen zoveel mogelijk gelijk te houden geldt er voor het verwijderen van gemeentelijke bomen binnen het bebouwd gebied een compensatieplicht. Dit houdt in dat voor elke gemeentelijke boom die verwijderd wordt er een boom moet worden teruggeplant. Indien mogelijk op dezelfde locatie, of in hetzelfde gebied. Indien dit beide niet mogelijk blijkt, kan dit in overleg met de betrokken disciplines ook elders binnen het stedelijk gebied plaatsvinden.

Afweging groen met andere functies

De ruimte in het stedelijk gebied is beperkt. Binnen deze openbare ruimte moet plaats worden geboden aan diverse functies en gebruiken, waaronder: verkeer, parkeren, recreatie, spelen, natuur, water en niet op de laatste plaats ook aan groen. Uitgangspunt is dat groen niet zomaar vervangen mag worden door andere functies.

Tussen vloedlijn en vuurlinie, Toeristisch-recreatieve nota gemeente Heemskerk 2008-2012 (2008)

Missie

De gemeente Heemskerk heeft zichzelf de volgende missie gesteld voor het te voeren toeristisch-recreatieve beleid: Het bevorderen van recreatie en toerisme met oog voor het behoud van het karakter van het dorp en het vasthouden van de diversiteit aan landschappelijke en authentieke gebieden.

De gemeente streeft naar het aanbieden van een breed assortiment voor verschillende doelgroepen binnen de opgestelde kaders van met name rust en ruimte. Daarnaast dient het toeristisch-recreatieve beleid als input voor bestemmingsplannen.

Beleidsstrategieën

Heemskerk wil zich op toeristisch en recreatief gebied op gepaste wijze verder ontwikkelen en heeft de volgende beleidsstrategieën om dit te bereiken:

  1. 1. respecteren van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het Noord-Hollands Duinreservaat;
  2. 2. stimuleren van kleinschalige duurzame verblijfsaccommodaties;
  3. 3. stimuleren van kwaliteitsverbetering van bestaande accommodaties en voorzieningen;
  4. 4. opstellen uniforme kampeerregelgeving;
  5. 5. uitbreiden dagrecreatieve mogelijkheden;
  6. 6. optimaliseren van de toeristische promotie en marketing;
  7. 7. verbeteren van de toeristische organisatie en samenwerking.

Het plangebied speelt nu al een belangrijke rol bij het invullen van beleidsstrategie 2, 3, 5 en 6. Dit wordt in de toekomst nog verder versterkt.

Zonering

De gemeente ziet ruimte voor nieuwe recreatieve ontwikkelingen binnen de mogelijkheden die het bestaande landschap biedt en met respect voor de ecologische waarden en het cultuurhistorische erfgoed. Om ongebreidelde groei te voorkomen, heeft de gemeente drie zones aangewezen waarvan één restrictieve zone en een tweetal zones waar de toeristische ontwikkelingen in meer of mindere mate kunnen plaatsvinden. Het plangebied ligt in Zone 3: ontwikkelingsgebied.

Zone 3 wordt gevormd door het oostelijke gebied van Heemskerk. Het gebied biedt goede kansen voor recreatieve ontwikkelingen. Daarbij kan het gaan om zowel de realisatie van nieuwe voorzieningen als ook uitbreiding of verbetering van bestaande faciliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0008.png"

Figuur 5.3 De drie ontwikkelingszones in kaart (Tussen vloedlijn en vuurlinie, 2008)

Ontwikkeling informatiepunt slot Assumburg

Slot Assumburg dateert oorspronkelijk uit de 12e eeuw. In 1933 werd het een van de eerste jeugdherbergen van Nederland. Momenteel is een Stayokay hostel in het slot gehuisvest. Om het gebied nog aantrekkelijker te maken voor toeristen, kan in slot Assumburg een historisch informatiecentrum ontwikkeld worden, waar men geïnformeerd wordt over de ontstaansgeschiedenis van Heemskerk en omgeving. Dit zou gecombineerd kunnen worden met een toeristisch informatiepunt, zodat Assumburg een belangrijke toeristische trekker wordt.

Uitbreiding recreatieve voorzieningen en zichtbaar maken Oud Haerlem

Rondom slot Assumburg zijn veel recreatieve voorzieningen. De gemeente heeft een plan ontwikkeld om in het gebied meer recreatieve voorzieningen te ontwikkelen, in samenhang met extra waterberging en het opnieuw aanleggen van de oorspronkelijke kasteeltuin. Een aantal van deze voorzieningen zijn inmiddels al gerealiseerd.

Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007)

Het Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007) is in samenwerking tussen gemeenten en hoogheemraadschap tot stand gekomen. De in het waterplan geformuleerde doelstellingen voor het watersysteem zijn:

  • het waarborgen van een goed functionerend watersysteem in kwantitatief en kwalitatief opzicht;
  • het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat nu en in de toekomst aan de wettenregelgeving voldoet en dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied;
  • het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor recreatie.

Hierdoor krijgt het water de aandacht die het verdient.

5.4 Conclusie

De beoogde recreatieve ontwikkeling binnen het plangebied passen binnen het vigerende beleid. Hiermee wordt verder invulling gegeven aan de belangrijke recreatieve functie van het gebied en er wordt voldoende rekening gehouden met de wateropgave.

Hoofdstuk 6 Onderzoek

In dit hoofdstuk wordt het voor dit bestemmingsplan relevant onderzoek beschreven.

6.1 Bodem

Uitgangspunt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde bestemming. In het bestemmingsplan worden geen grootschalige functiewijzigingen direct mogelijk gemaakt waarvoor een bodemonderzoek noodzakelijk is. Voor een aantal ontwikkelingen wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In die gevallen dient in het kader van het wijzigingsplan een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie

Uit het oogpunt van bodemkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Water

6.2.1 Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied wordt gevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud aan de riolering.

In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier verwerkt in het plan.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water(NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. Door de komst van de Wet op de ruimtelijke ordening klopte de informatie in handreiking 2 niet meer. Deze handreiking is, ten opzichte van de Handreiking Watertoets 2, aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening ((Wro) 1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking Watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.

Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen dienen nader uitgewerkt te worden in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast en de kwaliteit van het water te verbeteren. Het Waterplan heeft het motto 'Beschermen, benutten, beleven en beheren'.

Het provinciale Waterplan zet in navolging van het rijksbeleid in op het versterken van de Noordzeekust door verbreding van de kuststrook.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

De waterbeheerder en de gemeente streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het beleid is geënt op de filosofie van Waterbeheer 21e eeuw (WB21), waarbij onder andere rekening moet worden gehouden met de gevolgen van klimaatverandering. Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten hebben het beleid van WB21, naast het Europees beleid van de Kaderrichtlijn Water, omgezet tot afspraken in het Nationaal Bestuursakkoord Water.

In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Het kerndoel is vierledig:

  1. 1. het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
  2. 2. de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar te houden;
  3. 3. het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
  4. 4. het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

Op 18 november 2009 is de nieuwe Keur vastgesteld. De Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 vervangt de Keur van het Hoogheemraadschap uit 2006. Aanpassing van de Keur was noodzakelijk in verband met de inwerkingtreding van de Waterwet eind 2009.

De Keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de Keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen.

Belangrijkste wijziging in de Keur is dat voor verhardingstoenames boven de 800 m² nu ook volgens de Keur compenserende maatregelen uitgevoerd moeten worden.

Het Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007) is in samenwerking tussen gemeenten en Hoogheemraadschap tot stand gekomen. De in het waterplan geformuleerde doelstellingen voor het watersysteem zijn:

  • het waarborgen van een goed functionerend watersysteem in kwantitatief en kwalitatief opzicht;
  • het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat nu en in de toekomst aan de wettenregelgeving voldoet en dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied;
  • het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor recreatie.

Hierdoor krijgt het water de aandacht die het verdient.

6.2.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern Heemskerk. Het plangebied bestaat uit sportvelden, stadspark, volkstuinen, slot Assumburg, verruigde graslandpercelen en nieuw woongebied.

Bodem en grondwater

De bodem van het plangebied bestaat uit zand. De maaiveldhoogte varieert van circa NAP -0,1 m tot circa NAP -0,8 m. Het plangebied ligt in Polder de Uitgeester- en Heemskerkerbroek. In het plangebied is geen sprake van grondwateroverlast.

Oppervlaktewater

Door het hele plangebied liggen watergangen en waterpartijen. Het betreft geen primaire wateren.

Voor de polder de Uitgeester- en de Heemkerkerbroek is in het waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest een wateropgave berekend. Dat wil zeggen dat de polder niet voldoet aan de gestelde werknormen voor het voorkomen van wateroverlast door inundaties. Binnen het plangebied zelf ligt geen wateropgave.

Waterkeringen

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig, ook in de omgeving zijn geen waterkeringen die van invloed zijn op het plangebied.

Riolering

Het plangebied is voorzien van een gemengd rioleringsstelsel, waarbij hemelwater samen met het huishoudelijke afvalwater wordt afgevoerd naar de RWZI. Binnen het plangebied zijn tevens een aantal rioolpersleidingen aanwezig.

Waterkwaliteit

Het plangebied ligt niet in een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied.

Toekomstige situatie

Het grootste deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het geïsoleerde watersysteem van parkgebied Assumburg Oud-Haerlem (AOH) en het stedelijke gebied Broekpolder. Het parkgebied AOH fungeert daarbij als schoonwaterbuffer voor het stedelijke gebied Broekpolder. Het gemaal van de Broekpolder verpompt het uitgeslagen water naar het parkgebied. Binnen het parkgebied kan het water met behulp van een circulatiepomp worden rondgepompt langs de aangelegde en nog aan te leggen helofytenfilters. Vervolgens kan het water in tijden van droogte via een retourleiding worden teruggepompt naar de Broekpolder. De buffer binnen AOH wordt gecreëerd door een flexibel waterpeil tussen NAP -1,45 m en NAP -1,1 m. Op die manier kan in de winter een watervoorraad worden gecreëerd ten behoeve van de drogere tijden in de zomer.

Een groot deel van AOH is inmiddels ingericht en voorzien van nieuwe waterlopen en helofytenvelden. Met name het watersysteem rond het restant van kasteel Oud-Haerlem moet nog worden ingericht. In het recent opgestelde ontwikkelingsplan voor het gebied worden de grachten rondom het restant van kasteel Oud-Haerlem weer watervoerend. Aan de hand van dit ontwikkelingsplan is een ontwerp opgesteld voor de omgeving van het kasteel. In het ontwerp (welke afwijkt van figuur 6.1) wordt de ontbrekende schakel in de watercirculatie van Park Assumburg en Broekpolder gerealiseerd: de ontbrekende retourleiding loopt via een te verbreden watergang langs de Zuidermaatweg en een nieuwe watergang langs de Hoflaan en Laan van Broekpolder richting de tunnelbak Hoflaan. Hiervandaan zal het water middels een gemaal en persleiding richting de Broekpolder verpompt gaan worden. Daarnaast wordt voor de waterzuivering een fors helofytenfilter aangelegd aan de noordoostzijde van het gebied. Uiteindelijk zal er minimaal 5,5 ha waterberging aanwezig zijn binnen het parkgebied Assumburg Oud Haerlem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0009.png"

Figuur 6.1 Ontwerp omgeving kasteel Oud-Haerlem

(H+N+S Lanschaparchitecten, juli 2007)

Toelichting bij het ontwerp
Aan de noordzijde van het gebied wordt 1,3 ha water en krap 1 ha helofytenfilters gerealiseerd met een flexibel peil (-1,1/-1,45 m NAP). Dit sluit functioneel aan op de rest van park Assumburg. De grachten van Oud Haerlem worden weer watervoerend gemaakt door hier het waterpeil te verhogen tot -0,4 m NAP. Een gemaal, dat onderdeel is van de uitkijktoren, zal het water oppompen. Dit gebeurt computergestuurd, zodat het vaste hoge peil kan worden gegarandeerd. De exacte locatie van de aan- en afvoerende watergangen/leidingen zal nader bepaald worden in overleg met gemeente en Hoogheemraadschap. In verband met de retourleiding wordt de watergang in het noordoosten verbreed tot circa 2,5 m.

Andere ontwikkelingen in het plangebied zijn het mogelijk maken van een parkeer- en camperstandplaats bij slot Assumburg, een camperstandplaats bij sportpark Assumburg en flexibele bouwmogelijkheden bij de sportvelden.

Bij de camperstandplaatsen mogen geen gebouwen gerealiseerd worden. Voor de camperstandplaats bij slot Assumburg is nieuwe verharding nodig. De bouwmogelijkheden bij de sportvelden zijn beperkt met behulp van een bebouwingspercentage. Toename van de verharding in het totale plangebied is minimaal. Door het realiseren van extra water rond Oud Haerlem is compensatie niet aan de orde.

In het bestemmingsplan worden een manege, horeca en skeeler-/schaatsbaan mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. In de wijzigingsregels wordt opgenomen dat een besluit tot wijziging pas is toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

Concreet is het belangrijk om bij ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Nieuwe bebouwing dient tevens voorzien te worden van een gescheiden rioolsysteem.

Voor aanpassingen in het watersysteem (zoals het aanleggen van nieuw oppervlaktewater en waterstaatkundige werken) is een watervergunning noodzakelijk. Het verhogen van een waterpeil wordt geregeld in een peilontheffing of een peilbesluit.

6.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Wel moet de retourleiding tussen het parkgebied en de Broekpolder nog gerealiseerd worden waardoor het watersysteem Broekpolder kan gaan functioneren als bedoeld. Het plan voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

6.3 Ecologie

In een bestemmingsplan moet aannemelijk worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.

6.3.1 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplanting- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

6.3.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0010.png"

Figuur 6.2 Uitsnede van Verordeningskaart 4, Provinciale Ruimtelijke Verordening, provincie Noord-Holland (juni 2010).

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van recente foto's, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens. Tevens heeft voor het ontwerpplan omgeving kasteel Oud-Haerlem (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009) een flora- en faunaonderzoek plaatsgevonden, deze soortgegevens zijn in de onderstaande tekst verwerkt.

Flora

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vaatplanten slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Mogelijke groeiplaatsen van licht beschermde soorten die in het plangebied kunnen voorkomen zijn: grote kaardenbol, dotterbloem en gewone vogelmelk.

Het voormalige crossterrein dat deel uitmaakt van park Assumburg is ooit opgehoogd met kalkrijk, schraal duinzand en door de crossactiviteiten zeer geaccidenteerd, met een kleinschalige afwisseling van zeer droge tot zeer natte plekken. Het terrein wordt nu zo'n 6 jaar niet meer gebruikt en niet meer beheerd. Planten als rietorchis (zwaar beschermd), droge zandige koppen met duinriet en graslandjes van duizendguldenkruid (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009) hebben zich hier ontwikkeld. Overige zwaar beschermde soorten zijn gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen hier niet te verwachten.

Vogels

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vogels goed onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In het plangebied zijn broedvogels waargenomen als fitis, tjiftjaf, braamsluiper, merel (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009), winterkoning, ekster, buizerd, boerenzwaluw, ijsvogel, spotvogel, steenuil, kievit, scholekster, graspieper en grote gele kwikstaart. De diverse biotopen in het plangebied bieden voldoende mogelijkheden voor vaste rust-, verblijf- en broedplaatsen voor al deze soorten. De opgaande begroeiing biedt mogelijk ook leefgebied aan kraaiachtigen en spechten. Binnen de watergangen in het plangebied komen naar verwachting veel algemene watervogels voor zoals wilde eend, knobbelzwaan, meerkoet, blauwe reiger en waterhoen.

Zoogdieren

Zoogdieren zijn volgens de gegevens van het Natuurloket slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. De gebieden met veel opgaande begroeiing en open water, voldoen aan de biotoopeisen van veel vleermuissoorten, zoals gewone dwergvleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Mogelijk biedt het plangebied dan ook vaste rust-, verblijf- en paarplaatsen en zeer geschikt foerageergebied en belangrijke vliegroutes voor deze soorten.

Ook biedt het plangebied geschikte biotopen voor algemene grondgebonden zoogdieren, zoals bosmuis, bunzing, wezel, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat.

Amfibieën

Amfibieën zijn volgens de gegevens van het Natuurloket niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Door de grote hoeveelheid water in en rondom het plangebied, zijn er verschillende algemene soorten in het plangebied te verwachten zoals gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en groene kikker.

Op het voormalig crossterrein dat deel uitmaakt van park Assumburg is tijdens het veldbezoek (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009) de rugstreeppad aangetroffen, evenals op de woningbouwlocatie Assummerhof. Aangezien de rugstreeppad recent is waargenomen in het plangebied, is het aannemelijk dat er vaste verblijfplaatsen van de rugstreeppad aanwezig zijn in het plangebied op de zandige terreinen en de watergangen.

Reptielen

Volgens het Natuurloket zijn reptielen matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Gezien de verspreidingsgegevens zijn reptielen hier niet te verwachten.

Vissen

Volgens de gegevens van Natuurloket zijn vissen niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In het plangebied zijn algemene soorten als paling, brasem, blankvoorn, snoek en snoekbaars te verwachten. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied, is de kans dat zwaar beschermde soorten als de bittervoorn en kleine modderkruiper hier voorkomen, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

In tabel 6.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 6.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Flora- en faunawet tabel 1 dotterbloem, gewone vogelmelk en zwanenbloem

bosmuis, bunzing, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, veldmuis en woelrat

gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en groene kikker
ontheffingsregeling Flora- en faunawet tabel 2 kleine modderkruiper
tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn
bijlage IV HR alle vleermuizen
en rugstreeppad
vogels cat. 1 t/m 4 buizerd, steenuil en grote gele kwikstaart
cat. 5 ekster, boerenzwaluw, blauwe reiger en ijsvogel

6.3.3 Toetsing en conclusie

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter enkele (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in het plangebied werkzaamheden plaatsvinden zoals het dempen van sloten, kappen van opgaande begroeiing (bomen en struiken), sloop van gebouwen en overige verstorende werkzaamheden, dan dient rekening te worden gehouden met het onderstaande.

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Soortenbescherming

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van toekomstige ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Nader onderzoek naar vleermuizen, rugstreeppad (beide tabel 3, bijlage IV HR), de kleine modderkruiper (tabel 2) en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk.
    1. 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen, rugstreeppad en/of broedvogels aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
    2. 2. In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Indien blijkt dat de soort aanwezig is, dient voor de werkzaamheden aan de watergang een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. De nieuwe watergang is eveneens geschikt als leefgebied voor deze soort zodat verwacht mag worden dat de ontheffing zal worden verleend. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

6.4 Archeologie

6.4.1 Regelgeving en beleid

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit Verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

6.4.2 Onderzoek

Op kaart nummer 10 vande provinciale verordening is een groot deel van het plangebied aangewezen als aardkundig waardevol gebied (zie figuur 6.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0011.png"

Figuur 6.3 Uitsnede van Verordeningskaart 10, provincie Noord-Holland (juni 2010)

De gemeente Heemskerk heeft voor de bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden eigen beleid ontwikkeld, waarbij de (verwachtings)waarde per locatie inzichtelijk is gemaakt met behulp van een gemeentelijke archeologische waardenkaart. In figuur 6.4 is te zien dat het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan binnen drie verschillende zones is gelegen. Afhankelijk van de locatie (rode, blauwe of grijze zone) en omvang van de werkzaamheden (oppervlak en diepte) is voorafgaand aan werkzaamheden archeologisch onderzoek en/of een vergunning benodigd:

  • rode zone gearceerd, archeologisch rijksmonument: monumentenvergunning benodigd;
  • rode zone, (beoogd) gemeentelijk archeologisch monument dan wel archeologisch waardevol gebied van de eerste categorie: bij alle bodemroering archeologisch onderzoek benodigd;
  • licht groene zone, waardevol gebied van de eerste categorie: bij alle bodemroering archeologisch onderzoek benodigd;
  • blauwe zone, waardevol gebied van de tweede categorie: indien plan groter dan 60 m² en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd;
  • donker groene zone, waardevol gebied van de derde categorie: indien plan groter dan 500 m²en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd;
  • grijze zone, waardevol gebied van de vierde categorie: indien plan groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd;
  • witte zone: archeologievrij gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0012.png"

Figuur 6.4 Gemeentelijke archeologische waardenkaart

6.4.3 Conclusie

Het archeologische rijksmonument Oud-Haerlem (in figuur 6.4 met een arcering aangegeven) wordt beschermd via de Monumentenwet. Voor het overige deel van het plangebied is een beschermde regeling in het voorliggend bestemmingsplan opgenomen. De kaart en regels maken onderscheid in de volgende dubbelbestemmingen:

  • 'Waarde - Archeologie - 1' voor de (beoogde) monumenten 'HEEM 14A', 'HEEM 48A' en 'HEEM 44A';
  • 'Waarde - Archeologie - 2' voor de blauwe zone: de volkstuinen;
  • 'Waarde - Archeologie - 4' voor de met grijs aangegeven gronden.

De nummers van deze dubbelbestemmingen komen overeen met de waardecategorie van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

6.5 Milieuzonering

Bij het mogelijk maken van nieuwe functies dient aandacht te worden besteed aan de afstemming met bestaande functies. In het voorliggende bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • ruimere bouwvlakken voor de bebouwing op de sportcomplexen: aangezien het gaat om een beperkte uitbreiding ten opzichte van de bestaande gebouwen zal deze ontwikkeling niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder. Tussen de nieuwe woonwijk die binnen het plangebied in aanbouw is en de omliggende sportvelden wordt een geluidsafschermende voorziening gerealiseerd om geluidshinder te voorkomen. De afstand van de bebouwing op de sportcomplexen tot woningen in de omgeving van het plangebied is dermate groot dat in geen geval sprake zal zijn van een toename van milieuhinder als gevolg van de beperkte uitbreidingsmogelijkheden;
  • een camperstandplaats: aangezien er geen bebouwing wordt gerealiseerd en de afstand tot omliggende woningen aanzienlijk is, zal deze ontwikkeling niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder;
  • helofytenfilter: deze functie leidt niet tot milieuhinder;
  • een manege, restaurant en skeelerbaan (door middel van een wijzigingsbevoegdheid): in de wijzigingsregels wordt opgenomen dat in het kader van het wijzigingsplan dient te worden aangetoond dat deze functies uit milieuoogpunt inpasbaar zijn.

Conclusie

De uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan leidt niet tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van gevoelige functies. Ook worden geen bedrijven door de uitvoering van het plan in hun bedrijfsvoering beperkt.

6.6 Horeca

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregels is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de horecabedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

6.7 Externe Veiligheid

6.7.1 Bevi-inrichtingen

Volgens de informatie op de provinciale risicokaart zijn binnen het plangebied geen risicovolle inrichting aanwezig. Wel bevindt zich net buiten het plangebied aan de Communicatieweg een tweetal tankstations met lpg-verkoop. Volgens de risicokaart liggen de PR10-6-contouren die rond het vulpunt liggen (110 m) gedeeltelijk over het plangebied. Datzelfde geldt voor de invloedgebieden voor het groepsrisico (150 m tot het vulpunt). Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe beperkt-kwetsbare of kwetsbare objecten mogelijk binnen de PR10-6-risicocontouren. Ook de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden liggen geheel buiten het invloedsgebied voor het groepsrisico.

Conclusie

De risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

6.7.2 Externe veiligheid vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de spoorlijn direct ten oosten van het plangebied vindt op zeer beperkte schaal vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de risicoatlas spoor blijkt dat de PR10-6-contour niet buiten het spoor ligt en het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde. Ook over de Communicatieweg zal op beperkte schaal vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden, met name om de lpg-tankstations te bevoorraden. Gezien het beperkte aantal transportbewegingen zal de PR10-6-contour niet buiten de weg zijn gelegen en het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde. Aangezien het bestemmingsplan geen relevante toename van personendichtheden in het gebied langs de spoorlijn of de Communicatieweg mogelijk maakt, heeft het plan geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico.

Ten noordoosten van het plangebied zijn volgens de informatie op de provinciale risicokaart verschillende risicovolle leidingen gelegen. De minimale afstand tussen de leidingen en het plangebied bedraagt circa 300 meter. Het gaat om hogedruk aardgastransportleidingen. Er is geen sprake van PR10-6-contouren langs deze leidingen. Een klein deel van het plangebied valt binnen de inventarisatieafstand voor het groepsrisico van een van de leidingen. Binnen deze inventarisatieafstand is in het plangebied echter geen bebouwing gelegen. Ook buiten het plangebied zijn de bebouwingsdichtheden langs de leidingen (en daarmee ook het groepsrisico) laag.

Verder vindt binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Conclusie

Het vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

6.8 Planologisch Relevante Leidingen

Normstelling en beleid

Planologisch relevante leidingen zijn bijvoorbeeld rioolpersleidingen met een grote diameter en waterleidingen met een regionale transportfunctie. Voor deze leidingen wordt rekening gehouden met een zakelijke rechtstrook. Door binnen deze strook een bouwverbod op te nemen, wordt beschadiging van de leiding voorkomen. De zakelijk rechtstrook geldt aan weerszijden van de leiding.

Onderzoek en conclusie

Door het plangebied lopen twee planologisch relevante leidingen. Het gaat om rioolpersleidingen, zoals genoemd in paragraaf 6.2. Parallel aan het spoor ligt een leiding met een diameter van 45 cm en ter hoogte van slot Assumburg ligt een oostwest georiënteerde leiding met een diameter van 100 tot 150 cm. Ter bescherming van deze leidingen wordt een zakelijk rechtstrook bestemd van 5 m aan weerszijden van de leiding.

6.9 Luchtkwaliteit

De ontwikkelingen in het voorliggende bestemmingsplan hebben slechts zeer beperkte gevolgen voor de verkeersintensiteiten op de ontsluitende wegen. In geen geval zal het plan 'in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aandacht te worden besteed aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof binnen het plangebied. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de saneringstool (www.saneringstool.nl) blijkt dat langs de Communicatieweg, de Tolweg en de (op enige afstand gelegen) A9 zowel in de huidige situatie als in de toekomst wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. Aangezien direct langs deze wegen wordt voldaan aan de grenswaarden, zal dit binnen het gehele plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de weg af ligt.

Conclusie

De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

6.10 Luchtvaartcontour

Het meest zuidelijke deel van het plangebied ligt op de grens van het beperkingengebied voor Schiphol zoals dat is vastgelegd in het Luchthavenindelingbesluit. Daarbinnen geldt een hoogtebeperking van 150 m. In dit gedeelte van het plangebied is geen bestaande bebouwing aanwezig en ook geen bebouwing geprojecteerd.

Conclusie

Het Luchthavenindelingbesluit voor Schiphol staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Bijlage 1 Categorie I Uit De Vng Bedrijvenlijst

VNG bedrijvenlijst: selectie van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder categorie 1 van de VNG bedrijvenlijst en in aanmerking komen voor het afwijken van de gebruiksregels ingevolge van artikel 10.4 in lid a van deze regels.

omschrijving bedrijfsmatige activiteit onderstaande afstanden in meters
geur stof geluid gevaar verkeer afstand cat.
uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 1 10 1
grafische afwerking 10 0 10 0 1 10 1
reproduktiebedrijven opgenomen media 10 0 10 0 1 10 1
handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 10 1
reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 10 0 10 10 1 10 1
vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 2 10 1
reisorganisaties 0 0 10 0 1 10 1
verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 0 1 10 1
computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 0 0 10 0 1 10 1
artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 10 0 10 0 2 10 1
consultatiebureaus 0 0 10 0 1 10 1
bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 0 0 10 0 2 10 1
schoonheidsinstituten en kappers 0 0 10 0 1 10 1

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Overlegreactie

Bijlage 1 Overlegreactie