Jan van Polanenstraat
Bestemmingsplan - gemeente Heemskerk
Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Jan van Polanenstraat van de gemeente Heemskerk;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPjanpolanen2013-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 bedrijf aan huis:
een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
1.4 aan huis gebonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschaparchitect, verloskundig en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 automatenhal:
Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag:
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, met dien verstande dat een souterrain of kelderverdieping niet als bouwlaag wordt beschouwd indien de bovenkant van de vloer waarmee het souterrain wordt afgedekt maximaal 2 meter boven (straat)peil ligt;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 erven:
al dan niet verharde privé ruimte, zoals schoolpleinen, niet zijnde parkeervoorzieningen;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;
1.21 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 omgevingsvergunning voor het aanleggen:
omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.23 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddelijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.24 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.25 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.26 verkeersareaal:
gronden die als verkeersruimte worden gebruikt, bestaande uit rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.
1.27 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel wordt niet meegenomen bij het bepalen van de goothoogte;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. erftoegangswegen;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
- g. water;
- h. waterberging;
- i. voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. voet- en fietspaden;
- c. verblijfsgebied;
- d. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
- e. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. bermen en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen voor gemotoriseerd verkeer;
- b. verblijfsgebied;
- c. voet- en fietspaden;
- d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- e. bermen en groenvoorzieningen;
- f. in- en uitritten;
- g. speelvoorzieningen;
- h. geluidswerende voorzieningen;
- i. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
- j. water;
- k. waterberging;
- l. voorzieningen voor de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. waterpartijen, oevers en groenvoorzieningen;
- c. steigers kleiner dan 6 m2;
- d. steigers groter dan 6m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- e. water ten behoeve van recreatief (mede) gebruik;
met de daarbij behorende:
- f. waterbouwkundige bouwwerken;
- g. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals bermen.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van oevers;
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het wijzigen van het profiel van de gronden;
- 3. het plaatsen van oeverbeschoeiingen hoger dan 0,2 meter gemeten vanaf het (gemiddelde) waterpeil, voor zover dit geen bouwwerken zijn;
- 4. het ontgronden of het afgraven van de gronden.
- b. Het in lid 6.3 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer van de gronden.
- c. De in lid 6.3 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige en landschappelijke functie van de gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen al dan niet met garages;
- b. bergingen en andere nevenruimten;
- c. aan huis verbonden beroep;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
a. omgevingsvergunning te verlenen voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis, mits:
- 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 7.3.1 onder a t/m h;
- 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
b. omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in lid 7.3.1 onder e.1. tot een oppervlak van maximaal 55 m2, mits:
- 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 7.3.1, met uitzondering van 7.3.1 onder e.1;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
c. omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen heeft een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Toegestane overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden:
- a. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
- b. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,3 meter;
- c. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1,0 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bebouwing te gebruiken en te doen gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.
11.2 Gebruiksverbod
- a. Als een verboden gebruik, als bedoeld in lid 1, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van de onbebouwde gronden en / of bebouwing:
- ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
- als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden;
- als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
- ten behoeve van seksinrichtingen, prostitutie en automatenhallen;
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
- a. Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het college van B&W bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
- 1. het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximaal vloeroppervlak van 25 m²;
- 2. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, fonteinen, plastieken, vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, bruggen en andere waterbouwkundige constructies en ondergrondse vuilstortcontainers;
- 3. het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 meter voor erkers, serres, uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
- 4. de in de regels toegestane maximum bouwhoogten, anders dan bedoeld onder 5., met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van centrale verwarmingsinstallaties, liftschachten, dakopbouwen en trappenhuizen en met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, antennes, ventilatie-inrichtingen, antennemasten voor mobiele telefonie, zonnepanelen, zonneboilers en dergelijke en windmolens.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan worden verleend, mits de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kan het bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- c. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Parkeren
- a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 7 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
Wonen Zorgeenheid/kamerverhuur 0,6 (incl. bezoeknorm 0,3) Seniorenwoning 1,0 (incl. bezoeknorm 0,3) Woningen: - Woning < 80 m2 1,6 (incl. bezoeknorm 0,3) - Woning 80-110 m2 1,8 (incl. bezoeknorm 0,3) - Woning > 110 m2 2,0 (incl. bezoeknorm 0,3) Bedrijven en kantoren per 100 m2 bvo Loods/opslag 0,9 Industrie, bouw en transport 1,5 Bedrijfsverzamelgebouw 1,4 Garage/servicestation 3,2 Autoshowroom 1,0 Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2) 2,8 Kantoorfuncties 2,0 Horeca per 100 m2 bvo Cafe, bar 6,0 Restaurants 13,0 Discotheek 6,0 Hotel 1,3 per kamer Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo Winkels, detailhandel 4,0 Supermarkt 4,0 Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2 3,0 Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2 2,5 Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum 2,5 Showroom (meubels, keukens etc..) 1,5 Onderwijs Kinderdagverblijf 0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen Basisonderwijs 1,0 per leslokaal excl halen/brengen Voortgezet onderwijs 1,0 per leslokaal incl halen/brengen Hoger onderwijs (MBO/HBO) 5,0 per leslokaal incl halen/brengen Halen/brengen 0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen per auto, bezettingsgraad 1,5, ongelijktijdigheidsfactor 0,5) Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo Museum, bibliotheek 1,0 Schouwburg, theater, concertzaal 3,0 Arts, maatschap, therapeut 2,0 per behandelkamer Overig sociaal-medisch 0,6 Sport en recreatie per 100 m2 bvo Gymnastieklokaal 2,5 Sportschool/-studio 3,5 Sporthal 2,7 Squashbaan 1,5 per baan Tennisbaan 3,0 per baan Sportveld 18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats Speel- en ligweide 0,25 per bezoeker Zwembad 9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl Manege 0,5 per box Bowlingbaan, biljartzaal 2,0 per baan/tafel - b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 14.1 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
- c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
- d. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
- e. voor niet onder lid 14.1 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3egewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
- f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder a indien:
- 1. het gebruik niet wijzigt en
- 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
- 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
- h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 14.1 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
- i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
- j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
- k. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
- l. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
- m. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
- n. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
- o. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 14.1 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
- p. het bevoegd gezak kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 14.1 onder e, i, k en l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het college van B&W kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen, de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Jan van Polanenstraat van de gemeente Heemskerk.